Rotterdamse ambtenaren onderweg Het reisgedrag van de medewerkers van het concern Rotterdam in het kader van woon-werkverkeer en dienstverkeer
Frans Moors
Rotterdamse ambtenaren onderweg Het reisgedrag van de medewerkers van het concern Rotterdam in het kader van woon-werkverkeer en dienstverkeer
April 2010
Frans Moors
© 2010 dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid [SoZaWe], Sociaal-wetenschappelijke Afdeling, Rotterdam Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever
Inhoudsopgave
Managementsamenvatting A. B. C. D. E. 0
1
2
5
Woon-werkverkeer 6 Dienstreizen 8 De e-fiets: gebruik en behoefte 10 Reizen voor het werk: wensen en behoeften van de medewerkers 10 Aanbevelingen 11
Inleiding
13
0.1
13
Onderzoeksmethode
Woon-werkverkeer
15
1.1 1.2 1.3
20 24 30
Het aantal afgelegde kilometers woon-werkverkeer per week Vervoermiddelen die worden gebruikt voor het woon-werkverkeer Milieuvriendelijke alternatieven voor het woon-werkverkeer
Dienstreizen
33
2.1 2.2 2.3 2.4
34 35 41 43
Het aantal afgelegde kilometers voor dienstreizen per maand Vervoermiddelen die worden gebruikt voor het dienstverkeer Milieuvriendelijke alternatieven voor het dienstverkeer Dienstreizen naar het buitenland
3
Thuiswerken
45
4
Ideeën van medewerkers
49
5
De e-fiets: nulmeting gebruik en behoefte
51
5.1 5.2
51
5.3 BIJLAGE
Het gebruik van de e-fiets in het woon-werkverkeer De e-fiets als milieuvriendelijk alternatief voor de auto of het openbaar vervoer in het woon-werkverkeer Het gebruik van de e-fiets in het dienstverkeer
Aanvullende tabellen
52 53 55
Managementsamenvatting In opdracht van het Programmabureau Klimaat heeft de Sociaal-wetenschappelijke afdeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een mobiliteitsonderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in het reisgedrag van de medewerkers van het concern Rotterdam in het kader van het woon-werk- en dienstverkeer. Dit met het oog op het verduurzamen van de mobiliteit van medewerkers. De centrale vragen van het onderzoek waren: 1. welke afstanden worden er afgelegd in het kader van woon- werk en dienstverkeer; 2. welke middelen van vervoer worden hiervoor gebruikt; 3. welke alternatieven zien de medewerkers van het concern zelf om het reizen milieuvriendelijker te maken? Om de eerste vraag te beantwoorden voor het woon-werkverkeer werd met behulp van een kilometerregistratieprogramma voor iedere medewerker van het concern berekend wat de afstand tussen woon- en werklocatie is. Om deze vraag voor het dienstverkeer, en de vragen twee en drie te beantwoorden, werd een enquête gehouden onder een aselecte steekproef van alle medewerkers van het concern Rotterdam. In deze samenvatting worden de antwoorden op de centrale vragen en de conclusies geformuleerd. Hierin worden de vragen apart beantwoord voor het woon-werkverkeer en het dienstverkeer.1 Daarnaast is er in dit nulhoofdstuk speciale aandacht voor het gebruik van de efiets.
1
Hierbij moet worden benadrukt dat het aantal kilometers woon-werkverkeer per week wordt beschreven, terwijl het aantal dienstkilometers per maand wordt gerapporteerd.
5
A.
Woon-werkverkeer
A1.
Welke afstanden worden er door de medewerkers van het concern Rotterdam afgelegd in het kader van woon- werkverkeer?
In de figuur hiernaast is de afstand wonen en werken in categorieën verdeeld. Uit de postcodegegevens van woon- en werklocatie blijkt dat rond de helft van de medewerkers (47%) van het concern in de stad woont. Bijna 40% woont buiten Rotterdam, maar nog binnen het Rijnmondgebied. 15% van de medewerkers woont buiten de Rijnmond. Hoe hoger de salarisschaal van de medewerkers, hoe groter het aandeel medewerkers dat buiten Rotterdam of buiten de Rijnmond woont. Gemiddeld leggen de medewerkers 67 kilometer per week af om naar en van hun werk te reizen. Dat betekent dat er voor het woon-werkverkeer per week rond de 875.000 kilometer door de medewerkers van het concern worden afgelegd.
A2.
>=60 km 3%
30-45 km 7% 0-5 km 26%
15-30 km 23%
5-10 km 22% 10-15 km 17%
Afstand tussen woon- en werklocatie in klassen
Welke middelen van vervoer worden voor het woon-werkverkeer gebruikt?
Rond de 80% van het totaal aantal kilometers woon-werkverkeer wordt afgelegd met de auto of met het openbaar vervoer. Rond de 15% van de kilometers wordt overbrugd met de fiets. In de figuur hiernaast is deze verdeling te zien. De keuze voor de (combinatie van) vervoermiddelen wordt sterk beïnvloed door de afstand tussen de woon- en werklocatie. Op een afstand tot vijf kilometer wordt veruit het meest voor de fiets gekozen, in sommige gevallen in combinatie met het openbaar vervoer of de auto. Tussen de vijf en vijftien kilometer heeft het openbaar vervoer de grootste voorkeur, vaak in combinatie met de fiets. Vanaf vijftien kilometer valt de keuze het vaakst op de auto. Openbaar vervoer,
6
45-60 km 2%
B ro mfiets/sco o ter 2%
M o to r 2% 0
Fiets 14%
A uto 42%
Openbaar vervo er 39%
Gebruik van vervoermiddelen voor woon-werkverkeer als percentage van het totaal aantal afgelegde kilometers per week
vaak in combinatie met de fiets, blijven in de afstandsklassen boven de vijftien kilometer daarna het meest gekozen alternatief.
A3.
Welke alternatieven zien de medewerkers van het concern zelf om het woonwerkverkeer milieuvriendelijker te maken?
Aan de medewerkers die niet uitsluitend lopend of per (e-)fiets van en naar hun werk reizen, werd gevraagd welk vervoermiddel ze zouden kiezen als ze milieuvriendelijker zouden willen of moeten reizen. Ruim de helft van deze medewerkers kiest dan voor het openbaar vervoer, nog eens rond de 40% voor de fiets en ruim een derde voor een escooter of e-fiets. Precies 40% van deze medewerkers geeft aan dat een hogere vergoeding voor het reizen met het openbaar vervoer hen zou kunnen stimuleren het openbaar vervoer te nemen. Rond een kwart zegt dat een hogere fietsvergoeding hen zou stimuleren de fiets als alternatief te kiezen. Hierbij moet worden aangetekend dat deze vergoedingen vooral bepleit worden door medewerkers die al (deels) gebruik maken van openbaar vervoer of fiets. De betekenis van de beantwoording van de vraagstelling moet daarom, als het gaat om maatregelen die het reisgedrag van de medewerkers kan veranderen, worden genuanceerd. Thuiswerken als alternatief voor het woonwerkverkeer Iets minder dan een vijfde van de medewerkers werkt wel eens thuis in de reguliere Thuisw erken is werkuren. Thuiswerken wordt vooral gedaan niet mogelijk; door medewerkers in de hogere salarisklas30% Thuis w erken is sen: vanaf salarisklasse 11 werken meer mogelijk; 50% dan twee keer zoveel medewerkers als gemiddeld wel eens thuis. Een ruime meerderThuisw erken is heid (85%) van de medewerkers die wel misschien eens thuis werken, zegt dit (misschien) meer mogelijk; 20% uren te willen doen als de werkgever dat zou faciliteren. Van de medewerkers die niet thuis werken, zegt 70% te denken dat hun Percentage medewerkers dat denkt dat het werk (misschien) deels thuis zou kunnen mogelijk is om (deels) thuis te werken (van de medewerkers die nu nooit thuis werken) worden verricht. Van deze driekwart geeft een ruime meerderheid aan ook deels thuis te willen werken. Hoe verder de medewerkers van hun werk wonen, hoe groter het aandeel dat zegt (deels) thuis te willen werken. Van de medewerkers die thuis willen werken, geeft rond 70% aan dat ze een verbinding met de werkcomputer nodig zouden hebben om thuis te kunnen werken. Veel van deze medewerkers geven aan dat toegang tot het webmailaccount alleen onvoldoende is: alle relevante programmatuur en bestanden zouden vanuit huis bereikbaar moeten zijn. Daarnaast zou er volgens een
7
deel van de medewerkers financiële ondersteuning moeten zijn voor het inrichten van een arbo-verantwoorde werkplek in huis.
B.
Dienstreizen
B1.
Welke afstanden worden er door de medewerkers van het concern Rotterdam afgelegd in het kader van dienstverkeer? 500 kilometer of meer 5%
minder dan 10 kilometer 13%
100-500 kilometer 16%
10-20 kilometer 16%
60-100 kilometer 13%
20-30 kilometer 14%
50-60 kilometer 6% 40-50 kilometer 8%
30-40 kilometer 9%
Afstand die maandelijks voor dienstreizen wordt afgelegd door medewerkers die minimaal één dienstreis per maand maken (geclassificeerd in procent)
Ruim een derde van de medewerkers maakt minimaal één keer per maand een dienstreis. Hiervan maakt rond de helft uitsluitend dienstreizen binnen de stad. Tweederde van deze medewerkers legt niet meer dan zestig kilometer per maand aan dienstreizen af, het overige derde doet dat wel. De meeste kilometers in dienstverband worden gemaakt door medewerkers van Roteb, dS+V, Gemeentewerken en Stadstoezicht. Per maand wordt er ruim 500.000 kilometer in het kader van binnenlands dienstverkeer gereisd. B2.
Welke middelen van vervoer worden voor het dienstverkeer gebruikt?
De auto is in het dienstverkeer veruit het meest gebruikte vervoermiddel, zoals is te zien in de figuur hiernaast. Van alle kilometers die voor het dienstverkeer worden afgelegd, wordt 68% met de auto afgelegd, en slechts 17% met het openbaar vervoer. De afstand die de medewerkers maandelijks in het kader van het dienstverkeer afleggen, is sterk bepalend voor de keuze van het vervoermiddel. Meer dan de helft van de medewerkers die meer dan zestig kilometer per maand reizen, kiest voor de auto of wisselt auto en
8
openbaar vervoer af. De meeste autokilometers in het diensverkeer worden afgelegd door medewerkers van Gemeentebelastingen, Gemeentewerken, Roteb, Stadstoezicht en dS+V. Dit zijn ook de diensten waarvan de medewerkers gemiddeld de meeste kilometers in het kader van dienstverkeer maken. Medewerkers van de deelgemeenten, de Bestuursdienst, de Gemeentebibliotheek en Jeugd, Onderwijs en Samenleving maken minder gebruik dan gemiddeld van de auto in het dienstverkeer. Rond 4% van de medewerkers maakt (ook) wel eens dienstreizen naar het buitenland. Deze worden vooral gemaakt door medewerkers in de salarisklassen 11 en hoger. Ruim driekwart van het totaal aantal kilometers die worden gemaakt voor buitenlandse dienstreizen, worden in het vliegtuig afgelegd. B3.
Motor; 2%
E-fiets; 0% Bromfiets/scoot er; 0%
Anders; 3%
Lopend; 1% Fiets; 9%
Openbaar vervoer; 17% Auto; 68%
Gebruik van vervoermiddelen voor binnenlands dienstverkeer als percentage van het totaal aantal afgelegde kilometers per maand
Welke alternatieven zien de medewerkers van het concern zelf om het binnenlands dienstverkeer milieuvriendelijker te maken? Geen, ik zou gaan lopen 1%
Anders 15%
E-fiets 3% Carpoolen met een collega 6%
Openbaar vervoer 46% Elektrische scooter 10%
Fiets 19%
Vervoermiddel waarvoor de medewerkers zouden kiezen als ze voor het dienstverkeer milieuvriendelijker zouden willen of moeten reizen
9
Net als bij het woon-werkverkeer werd de medewerkers die zich niet uitsluitend te voet of per (e-)fiets verplaatsen, gevraagd welk vervoermiddel ze zouden kiezen als ze milieuvriendelijker zouden moeten of willen reizen. Bijna de helft van de medewerkers die dienstreizen maken, zou dan kiezen voor het openbaar vervoer, en nog eens rond een vijfde voor de fiets. Een tiende noemt de e-scooter als goed alternatief. Een relatief groot aandeel van deze medewerkers geeft aan dat ze door de afstand en kwaliteit van de verbindingen in Rotterdam en daarbuiten zijn aangewezen op de auto. Zij zien de elektrische of hybride auto als enige alternatief om milieuvriendelijker te kunnen reizen, omdat openbaar vervoer voor hen geen optie is. Gevraagd naar maatregelen die hen zouden kunnen stimuleren om voor een andere wijze van vervoer te kiezen, zegt ruim 40% dat geen enkele maatregel dit effect zou hebben, omdat ze, aantal dienstreizen, afstanden en verbindingen in acht genomen, geen manier zien om milieuvriendelijker te reizen. Rond 40% van de medewerkers pleit voor een hogere vergoeding voor het openbaar vervoer of de fiets. Rond een vijfde pleit voor een gratis openbaar vervoerabonnement voor gemeenteambtenaren, of voor het ter beschikking stellen van elektrische of hybride vervoermiddelen om dienstreizen te kunnen maken.
C.
De e-fiets: gebruik en behoefte
Het Programmabureau Klimaat bereidt een pilot voor om e-fietsen in te zetten voor het dienstverkeer. Daarom is in het kader van dit onderzoek het gebruik van en de behoefte aan de e-fiets in woon-werk- en dienstverkeer gepeild. Op dit moment wordt de e-fiets door een half procent van de medewerkers gebruikt in het woon-werkverkeer. De e-fiets wordt gebruikt op een maximale afstand tussen de woon- en werklocatie van dertig kilometer. Gebruikers van de e-fiets zijn in meerderheid 45 jaar of ouder. Vijftien procent van de medewerkers die niet uitsluitend lopend of per (e-)fiets van en naar hun werk reizen, zien de e-fiets eventueel als een milieuvriendelijk alternatief voor het woonwerkverkeer. Met name bij afstanden woon-werkverkeer tot dertig kilometer wordt de efiets als alternatief genoemd. Een kwart van de medewerkers die de e-fiets voor woon-werkverkeer gebruikt, zet deze ook in voor het dienstverkeer. Dat betekent dat de e-fiets door drie tiende procent van alle medewerkers die wel eens een dienstreis maken, wordt gebruikt voor het dienstverkeer. Slechts 4% van de medewerkers die wel eens een dienstreis maken, en die nog niet milieuvriendelijk reizen, noemen de e-fiets als alternatief voor het dienstverkeer. Het openbaar vervoer, de gewone fiets of de elektrische scooter worden duidelijk vaker als milieuvriendelijk alternatief gezien.
D.
Reizen voor het werk: wensen en behoeften van de medewerkers
De medewerkers kregen de mogelijkheid om wensen en behoeften uit te spreken als het gaat om het zoeken naar milieuvriendelijker vormen van vervoer voor woon-werkverkeer 10
en dienstverkeer. Ten behoeve van de rapportage werden deze opmerkingen gegroepeerd rond verschillende ideeën gericht op het aantrekkelijker maken van fietsen, en het openbaar vervoer, het ontmoedigen van het autorijden en flexibilisering van de werktijden en het mogelijk maken van thuiswerken.
E.
Aanbevelingen
Meer dan de helft van de medewerkers van het concern Rotterdam woont buiten de stad. Gezien het feit dat de keuze voor het vervoermiddel in het woon-werkverkeer vooral afhangt van de afstand, verdient het aanbeveling te onderzoeken hoe medewerkers van het concern kunnen worden gestimuleerd om in de stad te (blijven) wonen. Omdat met name de hoger ingeschaalde medewerkers vaker verder van hun werk wonen, zou dit niet alleen betekenen dat een bijdrage kan worden geleverd aan de klimaatdoelstelling door het terugdringen van het autogebruik, maar dat tevens een bijdrage wordt geleverd aan de economische doelstelling om de midden- en hogere inkomens aan de stad te binden; Naast een te grote afstand weerhouden factoren als slechte verbindingen in het openbaar vervoer met als gevolg een te lange reistijd een niet onaanzienlijk deel van de medewerkers te kiezen voor een milieuvriendelijker vorm van vervoer. Met name medewerkers met (jonge) kinderen vinden het moeilijk om eerst de kinderen naar school te brengen en dan op tijd op hun werk te komen zonder voor de auto te kiezen. Het hanteren van, waar mogelijk, meer flexibele begin en eindtijden voor het werk zouden hiervoor een oplossing kunnen bieden. Dit zou tevens betekenen dat de verkeersspits in de ochtend en avond zou kunnen worden ontlast, waarmee ook een bijdrage geleverd kan worden aan de klimaatdoelstelling; Thuis- of telewerken is op dit moment vooral voorbehouden aan medewerkers in de hogere salarisschalen. Rond driekwart van de medewerkers die nu nooit thuiswerken in de reguliere werktijd, denken dat het mogelijk is om een deel van hun werkzaamheden thuis te verrichten. Een groot deel hiervan zegt tevens thuis te willen werken. Het verdient daarom aanbeveling verder te verkennen of, en op welke wijze, thuis- of telewerken een rol zou kunnen spelen in het terugbrengen van het woonwerkverkeer; Het belang van financiële prikkels om medewerkers te laten kiezen voor een milieuvriendelijker vorm van vervoer ten behoeve van het woon-werkverkeer moet niet worden overschat. Veel medewerkers die pleiten voor hogere vergoedingen voor fiets of openbaar vervoer, gebruiken al het vervoermiddel waarvoor ze een hogere vergoeding voorstellen. Het verhogen van vergoedingen moet dus eerder als een beloningsinstrument worden gezien, dan als een instrument om gedrag te veranderen;
11
Ruim tweederde van al het binnenlandse dienstverkeer wordt met de auto afgelegd. Rond de 40% van de medewerkers ziet ook geen alternatief voor het vervoermiddel 2 dat ze voor het dienstverkeer kiezen. Het terugbrengen van de CO -uitstoot zou voor dit deel met name gezocht kunnen worden in het voor het dienstverkeer beschikbaar stellen van milieuvriendelijker alternatieven voor de auto, zoals hybride auto’s (voor de langere afstanden) of e-scooters en e-fietsen voor de kortere afstanden; Veel medewerkers die wel milieuvriendelijke alternatieven voor het dienstverkeer aandragen, geven aan dat een OV-abonnement of een OV-chipkaart hen zou kunnen stimuleren om voor het openbaar vervoer te kiezen. Daarbij wijzen deze medewerkers er op dat dit tevens een besparing zou kunnen betekenen in de administratieve verwerking van reisdeclaraties. Het verdient aanbeveling te onderzoeken in hoeverre het verstrekken van een OV-abonnement of OV-chipkaart aan gemeenteambtenaren bij kan dragen aan het terugdringen van het autogebruik voor binnenlands dienstverkeer; Op dit moment wordt e-fiets door een kleine minderheid van de medewerkers als een alternatief gezien voor andere, milieuonvriendelijker vervoermiddelen in het dienstverkeer. Als het concern er voor kiest om de dienstfiets in te zetten als alternatief vervoermiddel, verdient het aanbeveling deze mogelijkheid veel duidelijker onder de aandacht van de medewerkers te brengen en deze actief te promoten.
12
0
Inleiding In het kader van de klimaatdoelstelling wil het concern Rotterdam door de inzet van 2 alternatieve vervoermiddelen de CO -uitstoot als gevolg van woon-, werk en dienstverkeer verminderen. Het Programmabureau Klimaat van de Bestuursdienst heeft de sociaal-wetenschappelijke afdeling (SWA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd een mobiliteitsonderzoek uit te voeren. Het doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in het reisgedrag van de medewerkers van het concern Rotterdam in het kader van het woon-werk- en dienstverkeer. Dit met het oog op het verduurzamen van de mobiliteit van medewerkers. De centrale vragen van het onderzoek waren: 1. welke afstanden worden er afgelegd in het kader van woon- werk en dienstverkeer; 2. welke middelen van vervoer worden hiervoor gebruikt; 3. welke alternatieven zien de medewerkers van het concern zelf om het reizen milieuvriendelijker te maken? De e-fiets is één van deze alternatieven. Het Programmabureau Klimaat bereidt een pilot voor om e-fietsen in te zetten voor het dienstverkeer. Daarom zijn in dit brede onderzoek naar het reisgedrag van de medewerkers van de gemeente Rotterdam ook enkele vragen gesteld over het gebruik van de e-fiets, en de eventuele behoefte aan deze als alternatief, milieuvriendelijker vervoermiddel. De resultaten van dit deelonderzoek, die worden gepresenteerd in paragraaf 5, worden gebruikt als nulmeting ten behoeve van een vervolgonderzoek om het effect van stimuleringsmaatregelen rond de e-fiets vast te kunnen stellen.
0.1
Onderzoeksmethode
Voor het onderzoek is op de eerste plaats op basis van het volledige personeelsbestand van het concern Rotterdam (november 2009) een berekening gemaakt van de afstand tussen de woon- en werklocatie van alle medewerkers van het concern. Met behulp van een speciaal rekenprogramma is deze berekend op basis van de postcodegegevens van beide locaties. Vervolgens is een enquête gehouden onder een representatieve steekproef van het personeelsbestand van de gemeente Rotterdam. In de enquête werden vragen gesteld over de vervoermiddelen die de medewerkers gebruiken voor het woon- werkverkeer en hoeveel keer per week ze deze afstand afleggen. Daarnaast werd geïnventariseerd hoeveel kilometers de medewerkers afleggen in het kader van dienstverkeer in binnen- en buitenland, en met welke vervoermiddelen dit gebeurt. Tenslotte werd geïnventariseerd welke alternatieven de medewerkers zien voor milieubelastend vervoer. Ten behoeve van de enquête kregen 3.563 medewerkers een
13
vragenlijst toegezonden via het e-mailadres op hun werk. Nog eens 906 medewerkers kregen via de post een vragenlijst, omdat ze geen e-mailadres op hun werk hebben. De respons op de e-mailenquête bedroeg 58%, op de postenquête 30%. Het brengt de totale respons op 52%. De respons wordt traditioneel sterk beïnvloed door het salarisniveau van de medewerker: hoe hoger deze is, hoe hoger de respons. De responscijfers per salarisklasse staan weergegeven in de onderstaande tabel.
Tabel 0.1
Respons op enquête per salarisklasse, in procenten
Salarisklasse > Non-respons Respons Totaal N=
1-3 % 82 18 100 486
4-6 % 58 42 100 1.171
7-8 % 44 56 100 900
9-10 % 37 64 100 915
11+ % 36 64 100 1.028
Alle medewerkers % 48 52 100 4.500
Duidelijk is te zien dat de respons in de salarisklassen 1 tot en met 3 bijzonder laag is. Ook in de klassen 4 tot en met 6 is zij nog benedengemiddeld. Deze onevenwichtige responscijfers betekenen dat medewerkers in de lagere salarisklassen in de onderzoeksresultaten zijn ondervertegenwoordigd. Om de betrouwbaarheid van de gegevens te waarborgen is er daarom een weging in de resultaten aangebracht, waarbij de antwoorden van de medewerkers in de lagere salarisklassen in de berekening van de eindresultaten een hoger gewicht in de schaal leggen dan die van de medewerkers in de hogere salarisklassen. In de volgende tabel staat de verdeling van het totale personeelsbestand, de oorspronkelijke steekproef, en die van de enquête vóór en na weging.
Tabel 0.2
Verdeling van de oorspronkelijke steekproef, en van de enquête vóór en na weging naar salarisklasse, in procenten Personeelsbestand %
1-3 4-6 7-8 9-10 11+ Totaal N=
12 26 20 20 22 100 14.823
Steekproef % 11 26 20 20 23 100 4.500
Respons Vóór weging Na weging % % 4 11 21 26 22 20 25 20 29 23 100 100 2.324 2.319
De verdeling na weging maakt de responsgroep, ook gezien de hoogte van de respons, voldoende representatief voor het hele personeelsbestand van de gemeente Rotterdam.
14
1
Woon-werkverkeer In dit hoofdstuk komt het woon-werkverkeer van de medewerkers van het concern Rotterdam aan de orde.2 Op de eerste plaats is met de hulp van een kilometerregistratieprogramma voor alle medewerkers waarvan de postcodes van woon- en werkadres bekend waren, berekend wat de afstand tussen woon- en werkadres is. Van de 19.431 medewerkers die in november 2009 in het personeelsbestand stonden geregistreerd, werden er 14.558 geselecteerd voor de steekproeftrekking.3 Van 14.416 van deze medewerkers zijn beide postcodes geregistreerd en dus bekend, en kon de afstand tussen woon- en werkadres worden berekend. Van deze medewerkers staat in tabel 1.1 een geclassificeerd overzicht van de afstand tussen woon- en werklocatie.
Tabel 1.1 0-5 km 5-10 km 10-15 km 15-30 km 30-45 km 45-60 km >=60 km Totaal
Woon-werkverkeer: afstand tussen woon-en werkadres in klassen Aantal medewerkers 3.771 3.232 2.470 3.285 949 348 361
% 26 22 17 23 7 2 3
14.416
100
Ruim een kwart van de medewerkers woont op een afstand van vijf kilometer of minder van het werk. Nog eens ruim een vijfde woont op een afstand van vijf tot tien kilometer, terwijl iets minder dan 20% tussen de tien en vijftien kilometer van het werk woont. Bij rond een kwart bedraagt die afstand tussen de vijftien en dertig kilometer. Rond tweederde van de medewerkers woont dus niet verder dan vijftien kilometer van het werk; bijna 90% woont niet verder dan dertig kilometer. Gemiddeld wonen de werknemers van het concern Rotterdam op 14,9 kilometer van hun werk. In de onderstaande figuur is de afstand wonen-werken nog eens in categorieën verbeeld.
2 3
De belangrijkste bevindingen in de rapportage worden cursief afgedrukt Medewerkers van de Centrale Administratie, voormalige organisaties in liquidatie, GOM, Griffiie, SBO, SPR, Stadsregio en B&W, Wijkraad Pernis, Raad en Veiligheidsregio Rijnmond zijn in de bestandsselectie voor het trekken van de steekproef niet meegenomen, omdat het hier zeer specifieke en/of kleine organisaties betreft.
15
Figuur 1.1
Woon-werkverkeer: afstand tussen woon-en werkadres in klassen >=60 km 45-60 km 3% 2% 30-45 km 7% 0-5 km 26%
15-30 km 23%
5-10 km 22% 10-15 km 17%
De afstand tussen woon- en werklocatie wordt sterk beïnvloed door de salarisklasse van de medewerker: hoe hoger deze is, hoe verder de medewerker van het werk woont. In de navolgende tabel staat hiervan een overzicht.
Tabel 1.2
Woon-werkverkeer: afstand tussen woon- en werkadres in klassen, naar salarisklasse
0-5 km 5-10 km 10-15 km 15-30 km 30-45 km 45-60 km >=60 km Totaal Gemiddelde afstand (km) Aantal medewerkers *)
16
1-3 % 49 30 11 9 1
4-6 % 28 27 20 20 4 1 1
7-8 % 22 22 20 25 7 2 2
9-10 % 18 20 17 29 9 3 3
11+ % 16 17 17 28 11 5 6
Totaal % 25 23 18 23 7 2 3
100 7,4
100 11,7
100 15,3
100 17,7
100 20,8
100 15,2
1.568
3.662
2.755
2.741
3.077
13.803
Niet van alle medewerkers staat de salarisklasse in het personeelsbestand geregistreerd. De analyse per salarisklasse is gedaan over de 13.803 cases waarbij dit wel het geval is. Hierdoor wijkt de gemiddelde afstand tussen woon- en werkadres gemeten over het totaal aantal medewerkers enigszins af.
Bijna de helft van de medewerkers in de laagste salarisklassen woont op vijf kilometer afstand of minder van het werk. Bijna 90% van de medewerkers in deze salarisklassen woont niet verder dan vijftien kilometer. Met de salarisklasse neemt de afstand van het werk toe. Van de medewerkers in de salarisschalen 11 en hoger woont de helft vijftien kilometer of verder van het werk. Medewerkers in de hoogste salarisklassen wonen gemiddeld 21 kilometer van hun werk, terwijl de medewerkers in de laagste salarisklassen gemiddeld rond de zeven kilometer van hun werk wonen. Doordat in de hogere salarisschalen verhoudingsgewijs meer mannen werken, wonen mannelijke medewerkers gemiddeld op grotere afstand van hun werk dan vrouwen: de afstand tussen wonen en werken bedraagt voor mannen gemiddeld zestien kilometer, voor vrouwen dertien kilometer. Als we de afstand tussen woon- en werklocatie indelen in de medewerkers die in Rotterdam wonen, die buiten Rotterdam wonen maar in de Rijnmond wonen en medewerkers die buiten de Rijnmond wonen, ontstaat het navolgende beeld.
Figuur 1.2
Woonlocatie van de medewerkers naar salarisklasse 11+
9-10
7-8
4-6
37%
35%
39%
42%
43%
53%
13%
39%
80%
38%
25%
50% Rotterdam
8%
18%
47%
0%
19%
44%
1-3
Alle medew erkers
28%
Rijnmond
2%
15%
75%
100%
Buiten Rijnmond
In de onderste staaf is te zien dat rond de helft van de medewerkers van het concern in Rotterdam woont. Nog eens rond de 40% woont buiten Rotterdam, maar nog in de Rijnmond. Vijftien procent van alle medewerkers woont buiten het Rijnmondgebied. Aan de hand van de andere staven in het diagram is te zien dat hoe hoger de salarisschaal van de medewerkers is, hoe groter het aandeel medewerkers dat buiten
17
Rotterdam of buiten de Rijnmond woont. Van de medewerkers met schaal 11 of hoger woont bijna 60% buiten Rotterdam, waarvan rond de helft buiten de Rijnmond. Ter vergelijking: van de medewerkers met schaal 1 tot en met 3 woont 20% buiten Rotterdam, waarvan 2% buiten het Rijnmondgebied. In de bijlage staat een overzicht van de afstand tussen woon- en werkadres per dienst/deelgemeente, en is tegelijkertijd de gemiddelde afstand per dienst of deelgemeente berekend. Hier wordt een grafiek gepresenteerd met een overzicht van het percentage medewerkers dan in Rotterdam, buiten Rotterdam maar nog binnen de Rijnmond en buiten de Rijnmond woont. De grafiek is van boven naar beneden gesorteerd naar het percentage medewerkers dat in Rotterdam woont. Het concernonderdeel met de meeste medewerkers die in Rotterdam wonen staat dus bovenaan.
18
Figuur 1.3
Woonlocatie van de medewerkers van het concern Rotterdam naar dienst/deelgemeente (%)
Deelgemeente Hoek van Holland
9%
77%
Deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek
74%
Deelgemeente Overschie
73%
Roteb
72%
15%
15%
11% 4%
24%
5%
23%
Deelgemeente Feijenoord
70%
23%
6%
Stadstoezicht
69%
25%
6%
Deelgemeente Delfshaven
68%
Deelgemeente Noord
68%
11%
21%
18%
13%
Gemeentebibliotheek
66%
25%
9%
Sport en Recreatie
66%
26%
8%
Deelgemeente Kralingen-Croosw ijk
65%
Gemeentearchief Rotterdam
65%
Dienst Kunst en Cultuur
64%
Deelgemeente Prins Alexander
64%
Deelgemeente Charlois
61%
Dienst Publiekszaken
60%
Deelgemeente Hoogvliet
60%
10%
24%
15%
21%
21%
14% 24%
11%
30%
9% 13%
27%
6%
34%
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
57%
30%
13%
Jeugd, Onderw ijs en Samenleving
56%
31%
14%
Gemeentebelastingen Rotterdam
51%
Bestuursdienst
13%
35%
53%
21%
28%
dS+V
49%
30%
21%
Ontw ikkelingsbedrijf Rotterdam
48%
31%
21%
Servicedienst
47%
33%
20%
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
45%
35%
20%
43%
Rekenkamer Rotterdam Gemeentew erken
36%
36%
33%
30%
30%
56%
Concern Rotterdam 0%
20%
21%
40%
39%
Audit Services Rotterdam
Binnen Rotterdam
21%
40%
Buiten Rotterdam, binnen Rijnmond
60%
14%
80%
100%
Buiten Rijnmond
19
Opvallend is dat medewerkers van de deelgemeenten relatief vaak binnen de gemeentegrenzen wonen. Dat geldt ook voor de medewerkers van Stadstoezicht, Roteb, het Gemeentearchief en Sport en Recreatie. De medewerkers van Audit Services Rotterdam en Gemeentewerken wonen relatief vaak buiten de stad. Van Audit Services en de Rekenkamer woont een relatief groot deel van de medewerkers buiten de Rijnmond.
1.1
Het aantal afgelegde kilometers woon-werkverkeer per week
De afstand tussen wonen en werken zegt nog niets over de daadwerkelijke afstand die de medewerkers iedere week afleggen. Dit is immers afhankelijk van het aantal arbeidsuren, en het aantal dagen dat van en naar de werklocatie wordt gereisd. Aan de medewerkers werd daarom gevraagd hoeveel keer per week ze de afstand afleggen, en hoeveel kilometer in totaal de afstand bedraagt. In de onderstaande tabel staat het gemiddeld aantal afgelegde kilometers per week naar de afstand tussen wonen en werken. Daarnaast is berekend hoeveel kilometers in totaal per klasse wekelijks worden afgelegd.4
Tabel 1.3
Woon-werkverkeer: gemiddeld en totaal aantal afgelegde kilometers per week
Afstand woonwerkverkeer 0-5 kilometer 5-10 kilometer 10-15 kilometer 15-30 kilometer 30-45 kilometer 45 tot 60 kilometer 60 kilometer of meer Totaal (gemiddeld)
Gemiddeld aantal kilometers per medewerker per week 14 35 60 91 154 183 252
Totaal aantal kilometers per week 34.000 117.000 153.000 283.000 134.000 75.000 80.000
N
%N
381 524 398 488 136 64 50
19 26 20 24 7 3 2
(67)
876.000
2.041
100
Gemiddeld leggen de medewerkers 67 kilometer per week af om van en naar het werk te komen. Bij de medewerkers die vijftien kilometer of minder van het werk wonen, ligt de wekelijks afgelegde afstand beneden dit gemiddelde. Vanaf vijftien kilometer ligt het boven het gemiddelde. Medewerkers die dertig kilometer of meer van hun werk
4
20
Het totaal aantal kilometers is geschat door het aantal opgegeven kilometers van iedere medewerker in de responsgroep te vermenigvuldigen met de factor 6,4 (=het totaal aantal medewerkers van het concern Rotterdam:het aantal medewerkers in de responsgroep). Omdat het totaal aantal kilometers is gebaseerd op schattingen van de respondenten, moet dit als een indicatie worden beschouwd.
wonen, leggen wekelijks gemiddeld meer dan honderd kilometer af om van en naar hun werk te reizen. Doordat de meeste medewerkers tussen de 5 en 30 kilometer van hun werk wonen, worden in deze klassen de meeste kilometers afgelegd. In totaal leggen de medewerkers van het concern Rotterdam wekelijks rond de 875.000 kilometer af in het kader van het woon-werkverkeer. Zoals gezegd is het aantal arbeidsuren van invloed op het aantal daadwerkelijk afgelegde kilometers. In de onderstaande tabel staat hiervan een overzicht. Hierbij is het gemiddeld en totaal aantal afgelegde kilometers uitgesplitst naar het geslacht van de medewerker.
Tabel 1.4
Man
Vrouw
Totaal
*)
Woon-werkverkeer: gemiddeld en totaal aantal kilometers per week naar geslacht en aantal arbeidsuren
<32 uur 32-35 uur
Gemiddeld aantal kilometers per medewerker per week 69 85
Totaal aantal kilometers per week *)
N
% binnen geslacht
36 uur en meer
79
23.000 39.000 495.000
51 72
5 7
974
89
Totaal
79
557.000
1.098
100
<32 uur 32-35 uur
48 49
280 171
32 19
36 uur en meer
55
86.000 54.000 153.000
433
49
Totaal
52
294.000
885
100
<32 uur 32-35 uur
52 60
109.000
331 244
17 12
36 uur en meer
72
1.407
71
Totaal
67
648.000 851.000
1.982
100
93.000
Het aantal arbeidsuren is niet van alle medewerkers bekend. Omdat het totaal aantal kilometers is berekend over de medewerkers waarvan dit wel bekend is, wijkt het totaal aantal kilometers enigszins af van dat in de vorige tabel. Het aantal kilometers is gebaseerd op extrapolatie, en dus indicatief.
In de rechterkolom van het onderste vak is te zien dat ruim 70% van de medewerkers fulltime werkt. Gemiddeld leggen zij 72 kilometer per week af om van hun woonadres naar werklocatie te komen. Doordat veel meer vrouwen parttime werken (meer dan de helft werkt minder dan 36 uur), leggen zij iets meer dan de helft van het aantal kilometers af die mannen afleggen. Van de mannen werkt immers bijna 90% fulltime. Doordat, zoals we eerder zagen, vrouwen vaak dichter bij hun werk wonen dan mannen, leggen zij gemiddeld ook minder kilometers af, ongeacht het aantal gewerkte uren. Zo leggen mannen die fulltime werken gemiddeld rond de 80 kilometer per week af, tegen vrouwen
21
55 kilometer. In de onderstaande tabel wordt een beeld gegeven hoeveel kilometers met de verschillende middelen van vervoer worden afgelegd. Ook hier is het totaal aantal kilometers geëxtrapoleerd naar de hele onderzoekspopulatie en afgerond naar duizendtallen.
Tabel 1.5
Woon-werkverkeer: totaal en gemiddeld aantal afgelegde kilometers per week per vervoermiddel Aantal kilometers *)
% alle kilometers
Gemiddeld aantal kilometers
Aantal medewerkers
% medewerkers
Auto Openbaar vervoer Fiets Bromfiets/scooter Motor Lopend E-fiets Anders
366.000 342.000 124.000 21.000 19.000 4.000 3.000 2.000
42 39 14 2 2 0 0 0
81 55 24 53 78 4 29 37
708 979 808 63 37 169 15 9
30 42 34 3 2 7 1 0
Totaal aantal kilometers
881.000
100
67
2055
87
*)
Het vervoergebruik is niet van alle medewerkers bekend. Omdat het totaal aantal kilometers is berekend over de medewerkers waarvan dit wel bekend is, wijkt het totaal aantal kilometers enigszins af van dat in de vorige tabellen. Het aantal kilometers is gebaseerd op extrapolatie, en dus indicatief.
Met het openbaar vervoer en de auto worden elk wekelijks rond de 350 duizend kilometer afgelegd. Ruim 40% van alle kilometers wordt per auto afgelegd, terwijl nog eens rond de 40% gaat per openbaar vervoer. Veertien procent van alle kilometers worden op de fiets afgelegd. De andere vervoermiddelen hebben slechts een klein aandeel in het totaal aantal afgelegde kilometers. In de figuur op de volgende pagina staat weergegeven welk aandeel ieder vervoermiddel heeft in het totale aantal kilometers dat voor een dienst of voor de deelgemeenten in het kader van het woonwerkverkeer wekelijks wordt afgelegd.
22
Figuur 1.4
Woon-werkverkeer: aandeel van de verschillende vervoermiddelen in het totaal aantal kilometers dat voor dienst/deelgemeenten wordt afgelegd
Concern Rotterdam
Overige kleine diensten Servicedienst Stadstoezicht Sport en Recreatie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Jeugd, Onderw ijs en Samenleving
Lopend Fiets
Bestuursdienst
E-fiets Openbaar vervoer
Roteb
Bromfiets/scooter Motor
Dienst Publiekszaken
Auto Gemeentelijke Gezondheidsdienst
Anders
Ontw ikkelingsbedrijf Rotterdam Gemeentew erken dS+V Gemeentebibliotheek Gemeentebelastingen Rotterdam Gemeentearchief Rotterdam Deelgemeenten 0%
20%
40%
60%
80%
100%
23
1.2
Vervoermiddelen die worden gebruikt voor het woonwerkverkeer
De medewerkers werd gevraagd welk(e) vervoermiddel(en) zij gebruiken om tussen hun huisadres en werklocatie te reizen. Een derde van de medewerkers combineert verschillende vervoermiddelen om tussen wonen en werken te reizen, of kiest al naar gelang de (weers)omstandigheden voor verschillende alternatieven. In de onderstaande tabel staat weergegeven hoe vaak een bepaald vervoermiddel door de medewerkers wordt genoemd. Daarnaast is het aantal gepercenteerd over het aantal malen dat het vervoermiddel werd genoemd, en het over het aantal medewerkers.
Tabel 1.6
Woon-werkverkeer: vervoermiddelen die worden gebruikt (in aantallen en procenten) Aantal
% genoemd
% medewerkers
Openbaar vervoer Fiets Auto Lopen Brommer/scooter/snorfiets Motor E-fiets Anders
1148 901 795 227 64 47 12 10
35 28 24 7 2 1 0 0
49 38 34 10 3 2 1 0
Totaal
3270
100
*)
*)
Deze kolom telt niet op tot 100%, omdat een deel van de medewerkers meerdere vervoermiddelen noemt
Het openbaar vervoer wordt door bijna de helft van de medewerkers (onder andere) gebruikt om van huis naar werk te reizen. Bijna 40% neemt (onder andere) de fiets, terwijl ruim een derde (onder andere) van de auto gebruik maakt. Een tiende van de medewerkers gaat (ook) lopend naar het werk. Andere middelen van vervoer worden veel minder frequent gebruikt. Onder de categorie ‘anders’ zijn vooral carpoolers te vinden en medewerkers die (onder andere) met de taxi reizen. Eén medewerker moet onder meer gebruik maken van de veerpont om op zijn werk te komen. In tabel 1.7 zijn de combinaties van vervoermiddelen samengebracht. Leesvoorbeeld: in de eerste kolom is te zien dat 4% van alle medewerkers fietsen en lopen naar het werk combineert. De conclusie uit de tabel is dat de combinatie openbaar vervoer en fiets het meest voorkomt. Dat komt doordat een deel van de medewerkers die met de trein reizen, hun reis vanaf het station voortzet op de fiets. Een kleiner deel doet dit lopend. Andere meer voorkomende combinaties zijn openbaar vervoer en auto, waarbij er vanuit mag worden gegaan dat de auto hier in sommige omstandigheden fungeert als alternatief voor het openbaar vervoer, of omgekeerd. Ook de combinatie auto en fiets komt vaker voor; ook
24
hier geldt dat in de meeste gevallen (weers)omstandigheden de keuze voor de één of ander zullen bepalen.
Fiets
E-fiets
Openbaar vervoer
Brommer/ scooter/ snorfiets
Motor
Auto
Anders
Woon-werkverkeer: combinatie van gebruikte vervoermiddelen (in procenten van alle medewerkers) Lopend
Tabel 1.7
%
%
%
%
%
%
%
%
Lopend
X
4
Fiets E-fiets
4
X 0
Openbaar vervoer Brommer of scooter
6
Motor Auto Anders
1
6 0 X
1
16 0
1
0
8 0
0
16 1
X 0
0 X
0
8 1
0
0 8
0 8
X 1
1 X
0
0
0
0
X
1
In de tabel 1.8 zijn de combinaties nogmaals in beeld gebracht, maar nu is het gebruik van de vervoermiddelen gepercenteerd over het aantal medewerkers dat een ander vervoermiddel gebruikt. Een leesvoorbeeld: van de medewerkers die (een deel van) de reisafstand lopen, neemt 40% ook (wel eens) de fiets, 65% het openbaar vervoer, en 15% de auto. De kolommen in de tabel kunnen uitsluitend in verticale richting worden gelezen,
25
N=
X 40
10 X 0 42 2 1 20 0
65
15
227
901
%
17 X 15
39
12
%
%
%
%
%
4 22
20
Anders
Auto
Motor
E-fiets
Fiets %
Brommer of scooter
Lopend Fiets E-fiets Openbaar vervoer Brommer of scooter Motor Auto Anders
%
Openbaa r vervoer
Woon-werkverkeer: vervoermiddelen die worden gebruikt (in procenten van andere vervoermiddelen die (ook) worden gebruikt voor woon-werkverkeer) Lopend
Tabel 1.8
14 33 0 X 1 1 17 0
22
22
13 X 2 25 2
21 2 X 26
25 2 2 X 1
50 X
1148
64
47
795
10
20 10
In de tabel op de volgende pagina staat weergegeven hoeveel de verschillende vormen (en combinaties) van vervoer voorkomen onder de medewerkers. Openbaar vervoer, de auto en de fiets zijn de meest gebruikte vervoermiddelen.
26
Tabel 1.9
Woon-werkverkeer: combinaties van gebruikte vervoermiddelen Aantal medewerkers
%
Alleen openbaar vervoer Alleen auto Alleen fiets Openbaar vervoer+fiets Openbaar vervoer+auto Auto+fiets Openbaar vervoer+lopen Openbaar vervoer+auto+fiets Alleen lopen Alleen brommer Alleen motor Openbaar vervoer+auto+lopen Openbaar vervoer+auto+fiets+lopen Brommer/fiets Alleen e-fiets Auto+brommer Auto/motor Alleen anders Andere combinaties Totaal Onbekend
554 495 371 267 157 98 77 47 43 37 24 13 13 8 6 6 5 3 50 2273 79
24 22 16 12 7 4 3 2 2 2 1 1 1 0 0 0 0 0 2 100
Totaal
2352
Uiteraard is de afstand tussen wonen en werken van grote invloed op de uiteindelijke keuze van het vervoermiddel. Medewerkers die minder dan vijftien kilometer van hun werk wonen kiezen vaker voor milieuvriendelijke vervoermiddelen (lopen, fiets of openbaar vervoer) dan medewerkers die op grotere afstand wonen. Zo neemt 20% van de medewerkers die minder dan vijftien kilometer van het werk wonen uitsluitend de fiets, tegen 1% van de medewerkers die op grotere afstand wonen. Aan de andere kant neemt bijna een kwart van de medewerkers die op grotere afstand wonen uitsluitend de auto, tegen ruim 10% van de medewerkers die op kortere afstand wonen. Bij de keuze voor het openbaar vervoer zien we niet zo’n groot verschil: rond de 20% van de medewerkers in beide afstandsklassen kiest uitsluitend voor het openbaar vervoer. In de navolgende figuur staat een overzicht van de verschillende vervoerskeuzes per afstandsklasse. De exacte cijfers waarop de grafiek is gebaseerd is terug te vinden in tabel B.2 in de bijlage.
27
Figuur 1.5
Woon-werkverkeer: gebruikte vervoermiddelen (in procenten per afstandsklasse)
>60 km
45-60 km
30-45 km
15-30 km
10-15 km
5-10 km
0-5 km 0%
25% Alleen OV
Alleen auto
50% Alleen fiets
OV+fiets
75% OV+auto
100%
Overige combinaties
Op een afstand tot vijf kilometer wordt de fiets veruit het meest gebruikt, in sommige gevallen in combinatie met het openbaar vervoer of met de auto. Ook bij een afstand tussen de vijf en tien kilometer speelt de fiets nog een belangrijke rol, maar wordt het openbaar vervoer door de meesten gekozen. Vanaf vijftien kilometer heeft de auto de grootste voorkeur. De combinatie van openbaar vervoer en de fiets speelt in alle afstandsklassen een vrij grote rol. In de tabel op de volgende pagina staat een overzicht de vervoersmiddelen die de medewerkers gebruiken voor het woon-werkverkeer, uitgesplitst naar dienst/deelgemeenten. Het cijfermatig overzicht is opgenomen in tabel B.3 van de bijlage.
28
Figuur 1.6
Woon-werkverkeer: gebruikte vervoermiddelen en combinaties daarvan per dienst/deelgemeenten (%)
17
Co ncern Ro tterdam
Overige kleine diensten
0
5
19
31
12
Stadsto ezicht
1
Spo rt en Recreatie
18
So ciale Zaken en Werkgelegenheid
18
Jeugd, Onderwijs en Samenleving
25
18
Ontwikkelingsbedrijf Ro tterdam
18
25
10
0
5
27
15
20
1
0% A lleen e-fiets
25
27
1
20
25% A lleen OV
29
8
26
50% OV+fiets
26
14
19
9
17
9
11
23
20
28
21
43
16
30
19
16
4
30
35
20
4
11
21
11
27
22
41
13
16
25
14
2
20
Gemeentebiblio theek
Deelgemeenten
25
25
20
21
19
Gemeentearchief Ro tterdam
18
20
33
13
30
50
Gemeentelijke Gezo ndheidsdienst
dS+V
6
7
15
11
26
28
25
19
Gemeentewerken
21
20
27
Dienst P ubliekszaken
26
5
16
20
Ro teb
23
14
36
1
B estuursdienst
A lleen fiets
12
47
Servicedienst
Gemeentebelastingen Ro tterdam
23
A lleen auto
24
25
75%
100%
A ndere co mbinatie
29
De medewerkers van Gemeentebelastingen reizen vaker met het openbaar vervoer (43% zegt uitsluitend het openbaar vervoer te gebruiken in het woon-werkverkeer), terwijl de medewerkers van Roteb, Gemeentewerken dS+V vaker voor de auto kiezen (respectievelijk 41, 35 en 25% van de medewerkers van deze diensten gebruiken uitsluitend de auto in het woon-werkverkeer). Opvallend is het bovengemiddelde aandeel medewerkers van de Bestuursdienst en de Gemeentebibliotheek (meer dan een kwart) dat uitsluitend per fiets naar het werk gaat.
1.3
Milieuvriendelijke alternatieven voor het woon-werkverkeer
Aan de medewerkers die niet uitsluitend lopend, per fiets of per e-fiets reizen, werd gevraagd welke maatregelen hen zouden stimuleren om een milieuvriendelijker vervoermiddel te kiezen. Veruit de meeste medewerkers (40%) noemt dan een hogere vergoeding voor reizen met het openbaar vervoer of een hogere fietsvergoeding (23%). Andere alternatieven die zijn genoemd staan weergegeven in Tabel 1.10.
Tabel 1.10
Woon-werkverkeer: maatregelen die de medewerkers naar eigen zeggen zouden stimuleren om een milieuvriendelijker vervoermiddel te kiezen Aantal malen genoemd
% *)
Een hogere vergoeding voor reizen met het openbaar vervoer Een hogere fietsvergoeding Eén pas voor verschillende milieuvriendelijke vervoersmiddelen Veiliger parkeer- of stallingplaatsen voor fiets, bromfiets of scooter Meer parkeer- of stallingplaatsen voor fiets, bromfiets of scooter Mogelijkheid om te kunnen douchen op het werk Een lagere vergoeding voor woon-werkverkeer met de auto Hulp bij het vinden van medecarpoolers Een op maat gemaakt reisadvies Anders
740 420 239 155 152 124 62 49 48 190
40 23 13 8 8 7 3 3 3 10
Geen enkele maatregel
543
34
*)
Deze kolom telt niet op tot 100% omdat de medewerkers meerdere mogelijkheden konden noemen
Opvallend is dat een groot deel van de medewerkers die ondersteuning voor een bepaalde vervoerssoort noemen, deze vervoerssoort al gebruiken. Zo maken veel medewerkers die een hogere vergoeding voor het openbaar vervoer noemen al (deels) gebruik van het openbaar vervoer om van en naar het werk te gaan. Hetzelfde geldt voor de fietsvergoeding: vooral fietsers vragen om een hogere vergoeding. De betekenis van de antwoorden voor de vraag hoe vervoersalternatieven moeten worden gestimuleerd, moet 30
dus enigszins worden genuanceerd. Daar komt nog eens bij dat ruim een derde van de medewerkers die deze vraag beantwoorden, aangeeft in geen enkele maatregel een alternatief te zien voor de manier waarop ze zich nu verplaatst van huis naar werk. De redenen hiervoor zijn divers: een aantal medewerkers vindt de verbindingen te slecht, waardoor het teveel tijd zou kosten om op het werk te komen. Medewerkers met kinderen wijzen op het feit dat ze ’s ochtends hun kind(eren) naar school moeten brengen, waardoor ze te weinig tijd overhouden om naar het werk te reizen met een milieuvriendelijker vervoermiddel. Opmerkelijk is dat de afstand tussen wonen en werken in de afweging geen rol van betekenis speelt, maar het soort vervoermiddel wel. Medewerkers die gebruik maken van de fiets, de motor of de auto zien het minst vaak een alternatief voor de wijze van vervoer. Een tiende van de medewerkers noemt een andere stimuleringsmaatregel dan in de vragenlijst werd genoemd. Een overzicht van de genoemde maatregelen staat in de bijlage. Door verschillende medewerkers worden betere en snellere verbindingen met het openbaar vervoer als een oplossing genoemd. Anderen pleiten voor het goedkoop of gratis beschikbaar stellen van een elektrische auto of fiets. En andere medewerkers pleiten voor beter weer. Voorts werd aan de medewerkers gevraagd voor welk vervoermiddel ze zouden kiezen, als ze op een milieuvriendelijker manier zouden willen of moeten reizen. Ruim de helft van de medewerkers die deze vraag beantwoorden zouden dan kiezen voor de trein, en ruim 40% voor de fiets. De elektrische scooter wordt door 20% van de medewerkers als een milieuvriendelijk alternatief gezien, de elektrische fiets door 16%.
Tabel 1.11
Woon-werkverkeer: vervoermiddel waarvoor de medewerkers zouden kiezen als ze milieuvriendelijker zouden willen of moeten reizen
Openbaar vervoer Fiets Elektrische scooter Elektrische fiets Carpoolen met een collega Geen, ik reis al zo milieuvriendelijk mogelijk Geen, ik zou gaan lopen Elektrische/hybride of zuiniger auto Anders
Aantal medewerkers
% medewerkers
883 676 303 253 134 58 55 50 108
54 41 20 16 9 4 4 4 7
31
De keuze voor het soort milieuvriendelijke alternatief hangt vooral af van de afstand tussen wonen en werken. De fiets en de elektrische fiets en lopen worden vooral als een alternatief gezien op de relatief kleinere afstanden. Het openbaar vervoer en de elektrische scooter worden vaker als alternatief genoemd voor de relatief grotere afstanden.
32
2
Dienstreizen Ruim een derde van de medewerkers (37%) maakt minimaal één keer per maand een dienstreis. Onder een dienstreis wordt een reis onder werktijd in dienst van het werk verstaan, en die niet onder woon- werkverkeer valt. In de vragenlijst werd expliciet aangegeven dat het niet om verplaatsingen gaat met voertuigen die worden gebruikt voor de uitoefening van het werk, zoals bijvoorbeeld een motormaaier, een vuilniswagen of een veegmachine. Van de medewerkers die regelmatig dienstreizen maken, maakt iets meer dan de helft uitsluitend dienstreizen binnen Rotterdam. In de onderstaande figuur is de bestemming van de medewerkers die minstens één dienstreis per maand maken te zien. De exacte cijfers waarop de grafiek is gebaseerd, zijn terug te vinden in tabel B.4 in de bijlage.
Figuur 2.1
Dienstverkeer: bestemming(en)van de medewerkers die minimaal één keer per maand een dienstreis maken Overig/onbekend 10%
Binnen Rotterdam/binnen Randstad/binnen Nederland 9%
Alleen buiten Rotterdam, maar binnen Randstad 11%
Alleen binnen Rotterdam 54%
Binnen Rotterdam/buiten Rotterdam, maar binnen Randstad 16%
33
2.1
Het aantal afgelegde kilometers voor dienstreizen per maand
Er is een grote spreiding in de afstanden die de medewerkers per maand ten behoeve van het dienstverkeer afleggen. In de navolgende figuur staat hiervan een weergave. De exacte cijfers waarop de figuur is gebaseerd, zijn te vinden in tabel B.5 in de bijlage.
Figuur 2.2
Dienstverkeer: afgelegde afstand per maand in klassen van de medewerkers die minimaal één keer per maand een dienstreis maken
500 kilometer of meer 5%
minder dan 10 kilometer 13%
100-500 kilometer 16%
10-20 kilometer 16%
60-100 kilometer 13%
20-30 kilometer 14%
50-60 kilometer 6% 40-50 kilometer 8%
30-40 kilometer 9%
Rond 40% van de medewerkers reist maandelijks niet meer dan 30 kilometer in het kader van dienstverkeer. Daar staat tegenover dat rond een kwart 60 kilometer of meer per maand aflegt. Tweederde van de medewerkers die dienstreizen maken, leggen tot 60 kilometer per maand af. Tweederde reist maandelijks dus meer dan 60 kilometer. In tabel 2.1 staat dit nog eens weergegeven.
Tabel 2.1
Dienstverkeer: afgelegde afstand per maand in twee klassen van de medewerkers die minimaal één keer per maand een dienstreis maken
<=60 kilometer >60 kilometer Totaal Onbekend Totaal
34
Aantal medewerkers 562 297 858 5 863
% 65 34 100 0 100
Mannen leggen significant meer kilometers aan dienstreizen af dan vrouwen: bijna de helft van de mannen (46%) legt meer dan 60 kilometer per maand af, tegen 18% van de vrouwen. Dat heeft op de allereerste plaats te maken dat veel buitenfuncties voor het merendeel worden bezet door mannen. Voor dergelijke functies wordt het meeste dienstverkeer gemaakt: daarom worden voor ROTEB, dS+V, Gemeentewerken en Stadstoezicht de meeste kilometers in dienstverband gemaakt. Ook voor Gemeentebelastingen wordt veel gereisd. Op de tweede plaats maken fulltimers veel meer dienstkilometers dan parttimers; onder de parttimers zijn vrouwen sterk oververtegenwoordigd. Bij de afstanden die voor het dienstverkeer worden afgelegd speelt salarisklasse, zoals wel bij de afstand woon-werkverkeer het geval was, geen enkele rol.
2.2
Vervoermiddelen die worden gebruikt voor het dienstverkeer
In de onderstaande tabel staat een overzicht van de vervoermiddelen die voor het dienstverkeer worden gebruikt.
Tabel 2.2
Dienstverkeer: gebruikte vervoermiddelen in aantallen en procenten
Openbaar vervoer Auto Fiets Lopend Motor Bromfiets/scooter Greenwheels Carpool Segway E-fiets Anders Totaal *)
Aantal genoemd
% genoemd
% medewerkers *)
517 426 288 93 14 11 4 4 3 2 3
38 31 21 7 1 1 0 0 0 0 0
60 49 33 11 2 1 0 0 0 0 0
1365
100%
N=863
Deze kolom telt niet op tot 100%, omdat een deel van de medewerkers meerdere vervoermiddelen noemt
Rond een kwart van de medewerkers kiest uitsluitend voor de auto als het om dienstverkeer gaat. Ruim een vijfde kiest alleen voor het openbaar vervoer, terwijl nog ruim een tiende soms voor de één, en soms voor de ander kiest. Andere middelen van vervoer worden veel minder frequent gebruikt. De auto is in het dienstverkeer veel belangrijker dan in het woon-werkverkeer. In de navolgende tabel is nog eens te zien, dat als we de verschillende combinaties van vervoer in beeld brengen, de auto verreweg het belangrijkste vervoermiddel is. 35
Tabel 2.3
Dienstverkeer: combinaties van gebruikte vervoermiddelen in aantallen en procenten Aantal medewerkers
%
Alleen auto Alleen OV Auto/openbaar vervoer OV en fiets OV/auto en fiets Alleen fiets Auto/fiets OV en lopen Auto/openbaar vervoer en fiets/lopend Alleen brommer Alleen motor Alleen anders Brommer/fiets Brommer en lopen Alleen e-fiets Andere combinatie Onbekend
221 191 106 101 50 43 30 28 18 4 3 3 1 1 1 42 19
26 22 12 12 6 5 4 3 2 ,5 ,4 ,4 ,1 ,1 ,1 ,1 2
Totaal
863
100
In de figuur op de volgende pagina staat een overzicht van de gebruikte vervoermiddelen of combinaties daarvan per dienst of deelgemeenten. Gelet op het relatief kleine aantal respondenten per deelgemeente zijn de deelgemeenten tot één categorie samengevoegd. Ook drie relatief kleine diensten, te weten Audit Services Rotterdam, de Rekenkamer Rotterdam en Kunst en Cultuur zijn om die reden samengevoegd.
36
Figuur 2.3
Dienstreizen: gemiddeld aantal afgelegde kilometers, en gebruikte vervoermiddelen en combinaties daarvan per dienst/deelgemeenten (in procenten) Concern Rotterdam
Overige kleine diensten Servicedienst Stadstoezicht Sport en Recreatie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Jeugd, Onderw ijs en Samenleving Bestuursdienst Roteb Dienst Publiekszaken Gemeentelijke Gezondheidsdienst Ontw ikkelingsbedrijf Rotterdam Gemeentew erken dS+V Gemeentebibliotheek Gemeentebelastingen Rotterdam Gemeentearchief Rotterdam Deelgemeenten 0% Alleen fiets Auto/openbaar vervoer
Alleen OV Alleen auto
25%
50%
OV en fiets Anders/onbekend
75%
100%
OV en lopen
In de figuur is in één oogopslag te zien in welke diensten minder of meer dan gemiddeld van bepaald(e) (combinaties van) vervoer in het kader van het binnenlands dienstverkeer gebruik wordt gemaakt. Binnen het concern maakt 5% van de medewerkers voor het 37
dienstverkeer uitsluitend gebruik van de fiets, terwijl dit bij de deelgemeenten en de gemeentebibliotheek respectievelijk 16 en 11% van de medewerkers doet. Duidelijk is te zien dat medewerkers van Gemeentebelastingen, Gemeentewerken, Roteb en Stadstoezicht veel vaker dan gemiddeld de auto gebruiken voor dienstverkeer dan de medewerkers van andere diensten of deelgemeenten. Medewerkers van de Bestuursdienst en Publiekszaken kiezen voor het dienstverkeer vaker dan gemiddeld voor het openbaar vervoer. De exacte cijfers waarop deze grafiek is gebaseerd zijn te vinden in tabel B.6 in de bijlage. In die tabel is duidelijk te zien dat de afstand die de medewerkers gemiddeld maandelijks voor het dienstverkeer afleggen, sterk bepalend is voor de keuze van het vervoermiddel. Medewerkers die gemiddeld de meeste dienstkilometers per maand maken, kiezen vaker voor de auto. In tabel 2.4 is te zien dat bijna 40% van de medewerkers die maandelijks meer dan 60 kilometer per maand afleggen, uitsluitend voor de auto kiest. Dit terwijl rond de helft van de medewerkers die minder dan 60 kilometer per maand reizen dezelfde keuze maakt. Duidelijk is te zien dat 60 kilometer een duidelijke grens markeert: als medewerkers gemiddeld meer reizen dan 60 kilometer per maand, nemen ze veel vaker de auto dan als ze minder kilometers in het kader van het dienstverkeer maken.
38
5 2
6 2
6 3
100 109
100 135
100 118
100 79
Alle medewerkers
6 2
% 17 26 11 13 10 4 3
% 25 16 8 16 12 6 4 4 4
% 29 26 7 20 6 2 3 1 1
% 45 14 6 13 6
% 79 2
3 1 1
2
8 1
6
4 2
11 1
5 2
6 2
100 72
100 51
100 116
100 141
100 42
100 863
7
>500 km
% 19 19 19 10 9 5 3 3 5
100-500 km
% 16 31 14 12 5 5 4 3 3
60-100 km
% 14 27 17 9 4 7 7 6 1
50-60 km
% 10 23 17 10 5 14 2 11 2
40-50 km
30-40 klm
Totaal N=
20-30 km
Alleen auto Alleen OV OV en fiets Auto/openbaar vervoer OV/auto en fiets Alleen fiets Auto/fiets OV en lopen Auto/openbaar vervoer en fiets/lopend Overige combinaties Onbekend
10-20 km
Dienstverkeer: gebruikte vervoermiddelen en combinaties daarvan in procenten naar maandelijks afgelegde afstand in klassen
<10 km
Tabel 2.4
7 2
% 26 22 12 12 6 5 4 3 2
Aan de medewerkers werd gevraagd hoeveel dienstreizen per maand ze maken, met welk vervoermiddel ze dan reizen, en met welk vervoermiddel ze die afstand afleggen. In de navolgende tabel staat een overzicht.
Tabel 2.5
Dienstreizen: totaal aantal reizen per maand, het totaal aantal afgelegde kilometers en het gemiddeld aantal kilometers per vervoermiddel Totaal aantal dienstreizen per maand
Totaal aantal kilometers per maand *)
% alle kilometers
De auto Het openbaar vervoer De fiets Lopend De motor De bromfiets/scooter De elektrische fiets Anders
21.000 13.000 10.000 3.000 600 600 0 1300
352.000 90.000 48.000 4.000 10.000 1.000 400 15.000
68 17 9 1 2 0 0 3
Totaal
49.500
520.000
100%
*)
Gemiddeld aantal kilometers per medewerker per maand 143 30 29 8 127 21 19 74
Het totaal aantal dienstreizen en kilometers is gebaseerd op extrapolatie, en daarom indicatief
De medewerkers die minimaal één keer per maand een dienstreis maken, maken in totaal bijna 50.000 dienstreizen per maand. Hierbij wordt ruim 500.000 kilometer afgelegd. Tweederde van die afstand wordt met de auto afgelegd, en nog geen 20% met het openbaar vervoer. Er zijn nogal wat verschillen als we het gebruik van vervoer bekijken over de verschillende diensten en deelgemeenten. In de navolgende grafiek is te zien welk aandeel ieder vervoermiddel heeft in het totaal aantal afgelegde kilometers voor dienstverkeer, uitgewerkt per dienst.
39
Figuur 2.4
Dienstreizen: aandeel van de verschillende vervoermiddelen in het totaal aantal kilometers dat voor dienst/deelgemeenten wordt afgelegd
Concern Rotterdam
Overige kleine diensten Servicedienst
Stadstoezicht
Sport en Recreatie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Jeugd, Onderw ijs en Samenleving
Lopend Fiets
Bestuursdienst
E-fiets Openbaar vervoer
Roteb
Bromfiets/scooter Motor
Dienst Publiekszaken
Auto Anders
Gemeentelijke Gezondheidsdienst Ontw ikkelingsbedrijf Rotterdam Gemeentew erken
dS+V
Gemeentebibliotheek Gemeentebelastingen Rotterdam Gemeentearchief Rotterdam Deelgemeenten 0%
40
20%
40%
60%
80%
100%
Opmerkelijk genoeg is het aantal dienstjaren van de medewerker het meest van invloed op het aantal dienstkilometers dat wordt afgelegd. Medewerkers die minder dan een jaar voor het concern werken, leggen gemiddeld 50 kilometer per maand af tegen medewerkers die meer dan 30 jaar in dienst zijn meer dan 200 kilometer. Met dit verschijnsel hangen enkele factoren sterk samen: mannen leggen gemiddeld meer dan twee keer zoveel dienstkilometers af dan vrouwen (gemiddeld 124 om 52), medewerkers in de salarisschalen 4 tot en met 6 maken meer kilometers dan de overige medewerkers, ouderen maken meer dienstkilometers dan jongeren en fulltimers leggen meer dienstkilometers af dan parttimers. De diensten waarvoor de meeste dienstkilometers worden gemaakt zijn achtereenvolgens Gemeentebelastingen, Gemeentewerken, Roteb en dS+V. De medewerkers van deze diensten die dienstreizen maken, leggen gemiddeld meer dan 100 kilometer per maand voor hun werk af. De enige deelgemeente waarbij dit ook het geval is, is de deelgemeente Hoek van Holland.
2.3
Milieuvriendelijke alternatieven voor het dienstverkeer
Aan de medewerkers die niet uitsluitend lopend, per fiets of per e-fiets reizen, werd gevraagd welke maatregelen hen zouden stimuleren om een milieuvriendelijker vervoermiddel te kiezen om hun dienstreizen te maken. Net als bij het woon-werkverkeer noemen veruit de meeste medewerkers (19%) dan een hogere vergoeding voor reizen met het openbaar vervoer of een hogere fietsvergoeding (14%). En net als bij het woonwerkverkeer worden hogere vergoedingen vooral bepleit door medewerkers die al van het betreffende vervoermiddel gebruik maken. Ook hier geldt dus dat het toekennen van hogere vergoedingen niet automatisch betekent dat veel meer medewerkers ook voor het openbaar vervoer of de fiets zullen kiezen. Andere alternatieven die zijn genoemd staan weergegeven in de onderstaande tabel. Ruim 40% van de medewerkers die deze vraag beantwoorden, geven voor het dienstverkeer aan geen enkel alternatief te zien voor het vervoermiddel dat ze nu gebruiken. Ruim een vijfde geeft een ander antwoord dan gekozen kon worden. De meesten van hen geven aan dat het beschikbaar stellen van een gratis OV-abonnement voor ambtenaren hen zou kunnen stimuleren om vaker dienstreizen via het openbaar vervoer te maken. Anderen suggereren dat de gemeente milieuvriendelijke vervoermiddelen voor dienstverkeer beschikbaar zou moeten stellen, zoals elektrische of hybride auto’s, elektrische dienstfietsen of scooters.
41
Tabel 2.6
Dienstverkeer: maatregelen die de medewerkers naar eigen zeggen zouden stimuleren om een milieuvriendelijker vervoermiddel te kiezen Aantal malen genoemd
% *)
Een hogere vergoeding voor reizen met het openbaar vervoer Een hogere fietsvergoeding Eén pas voor verschillende milieuvriendelijke vervoersmiddelen Veiliger parkeer- of stallingplaatsen voor fiets, bromfiets of scooter Meer parkeer- of stallingplaatsen voor fiets, bromfiets of scooter Een lagere vergoeding voor woon-werkverkeer met de auto Hulp bij het vinden van medecarpoolers Een op maat gemaakt reisadvies Anders
160 124 143 51 49 22 49 27 190
19 14 17 6 6 3 6 3 22%
Geen enkele maatregel
358
41%
*)
Deze kolom telt niet op tot 100% omdat de medewerkers meerdere mogelijkheden konden noemen
Aan de medewerkers die zelf kunnen bepalen met welk vervoermiddel ze hun dienstreizen maken, en die niet uitsluitend lopend of per (e-)fiets hun dienstverkeer afleggen, werd gevraagd welk vervoermiddel zij zouden kiezen als zij op een milieuvriendelijker manier zouden moeten of willen reizen. Bijna de helft van deze medewerkers zou dan opteren voor het openbaar vervoer, terwijl nog eens rond de 20% de fiets zou nemen.
Tabel 2.7
Dienstverkeer: vervoermiddel waarvoor de medewerkers zouden kiezen als ze milieuvriendelijker zouden willen of moeten reizen Aantal
%
Openbaar vervoer Fiets Elektrische scooter Carpoolen met een collega Elektrische fiets Geen, ik zou gaan lopen Anders
204 85 46 27 14 5 65
46 19 10 6 3 1 15
Totaal Onbekend
445 5 450
100
42
Een belangrijk deel van de medewerkers in de groep ‘anders’ geven aan dat ze door de afstand en de kwaliteit van de verbindingen in Rotterdam, Randstand en Nederland zijn aangewezen op de auto. Zij zien de elektrische of hybride auto als het enige alternatief om milieuvriendelijker te kunnen reizen, omdat openbaar vervoer voor hen geen optie is.
2.4
Dienstreizen naar het buitenland
Rond de 4% van de medewerkers maakt (ook) wel eens dienstreizen naar het buitenland. Reizen naar het buitenland worden bijna uitsluitend gemaakt door medewerkers in salarisschalen 11 en daarboven. Daarmee hangt samen dat mannen significant vaker over de grenzen gaan voor een dienstreis dan vrouwen. Meer dan 80% van de medewerkers die wel eens een dienstreis naar het buitenland maakt, doet dat (ook) per vliegtuig. De andere gebruikte vervoermiddelen staan weergegeven in de onderstaande tabel.
Tabel 2.8
Dienstreizen naar het buitenland: gebruikte vervoermiddelen in aantallen en procenten Aantal dienstreizen
Vliegtuig Trein Auto Dienstauto Anders Totaal *)
% genoemd
% medewerkers *)
61 28 7 4 3
59 27 7 4 3
82 40 10 6 5
103
100
(n=79)
Deze kolom telt niet op tot 100%, omdat een deel van de medewerkers meerdere vervoermiddelen noemt
Meer dan driekwart van alle kilometers die voor buitenlandse dienstreizen worden afgelegd, worden besteed in het vliegtuig. In de navolgende tabel staat weergegeven hoeveel dienstreizen de medewerkers per jaar maken, met welk vervoermiddel en hoeveel kilometers met dat vervoermiddel worden afgelegd.
43
Tabel 2.9
Dienstreizen naar het buitenland: totaal aantal reizen, totaal aantal afgelegde kilometers en gemiddeld aantal kilometers per jaar *) Totaal aantal buitenlandse dienstreizen per jaar
Het vliegtuig De trein De eigen auto Een dienstauto Anders Totaal *)
44
Totaal aantal kilometers per jaar
% alle kilo- Gemiddeld aantal meters per jaar kilometers per jaar
600 500 100 50 10
515.000 103.000 38.000 8.000 0
77% 16% 6% 1% 0%
1.861 652 1.043 343 253
1.260
664.000
100%
4.152
Het totaal aantal dienstreizen en kilometers is gebaseerd op extrapolatie, en daarom indicatief
3
Thuiswerken Om te peilen of thuiswerken door de medewerkers als een serieus alternatief wordt gezien voor woon-werk- en/of dienstverkeer, werd aan de medewerkers een aantal vragen voorgelegd. Rond een vijfde van de medewerkers zegt desgevraagd wel eens thuis te werken in de reguliere werkuren. Het aandeel thuiswerkers wordt groter naarmate de salarisschaal stijgt. In de navolgende grafiek is dat duidelijk te zien.
Figuur 3.1
Aandeel medewerkers dat wel eens thuis werkt in de reguliere werktijd naar salarisklasse (%)
40
11+
9-10
23
7-8
4-6
60
77
9
91
4
96
1-3
0%
100
25%
50% Werkt w el eens thuis
75%
100%
Werkt nooit thuis
Van de medewerkers in schaal 11 of hoger werkt 40% wel eens thuis in de reguliere werktijden. Dat aandeel is bijna twee keer zo groot als bij de medewerkers in schaal 9 en 10. In de schalen daaronder werkt nog geen tiende deel wel eens thuis. Opvallend genoeg heeft de afstand tussen wonen en werken of het aantal dienstkilometers maar een beperkte invloed op de vraag of de medewerker al dan niet thuis werkt.
45
Ruim een derde van de medewerkers die thuiswerken, schat in dat ze gemiddeld 5% van de werktijd per maand thuis werkt. Nog eens een vijfde denkt dat dit 10% van de werktijd is. 15% van de medewerkers die wel eens thuis werken, zegt meer dan een tiende van de reguliere werktijd thuis te werken. Overigens zegt 60% van de medewerkers die nu thuis werken, meer uren thuis te willen werken als dat door de werkgever mogelijk zou worden gemaakt. Nog eens een ruim een kwart zegt ‘misschien’ meer uren thuis te willen werken. Het wil zeggen dat 85% van de medewerkers die nu wel eens thuis werken, er in elk geval voor open staan om meer uren thuis te werken dan ze nu al doen. Aan de medewerkers die niet thuis werken, werd gevraagd of het volgens hen wel mogelijk zou zijn om (deels) hun werkzaamheden thuis te verrichten. Precies de helft van de medewerkers die nu nooit thuis werken, zegt dat dit wel mogelijk zou zijn. Nog eens 20% zegt dat dit ‘misschien’ het geval is. Het betekent dat bijna driekwart van de medewerkers die op dit moment nooit thuis werken, open staan voor de mogelijkheid om een deel van hun werk thuis te verrichten. Ook hier is een sterke invloed van de salarisklasse te zien: ruim 90% van de medewerkers vanaf schaal 9 antwoorden in overgrote meerderheid ‘ja’ of ‘misschien’ op deze vraag, terwijl dit aandeel in de schalen daaronder veel kleiner is. In de schalen 6 en lager denkt minder dan de helft van de medewerkers dat thuiswerken tot de mogelijkheden behoort. Meer dan driekwart van de medewerkers die zeggen dat thuiswerken mogelijk zou zijn, zegt ook zonder meer (deels) thuis te willen werken. Nog eens 17% zegt dit ‘misschien’ te willen. Van degenen die inschatten dat het gezien de aard van hun werk niet mogelijk is om thuis te werken, zegt toch nog ruim 20% wel thuis te willen werken als de werkgever daarvoor toestemming zou geven. Hier is wel een verband tussen woon-werkafstand en de wens om thuis te werken te zien: hoe verder de medewerkers van hun werk wonen, hoe groter het aandeel dat zegt thuis te willen werken als dat mogelijk zou zijn; van de medewerkers die 45 kilometer of meer van hun werk wonen, bedraagt dat aandeel 80%. Een groter deel van de vrouwen, ongeacht of zij parttime of fulltime werken, staat (nog) positiever tegenover thuiswerken dan van de mannen. En tenslotte is te zien dat net als bij de beantwoording van voorgaande vragen de invloed van salarisklasse groot is, maar nu omgekeerd. In de schalen 1 tot en met 3 zegt niemand ‘nee’ tegen thuiswerken, tegen 10% van de salarisklassen 11 en hoger. Aan de medewerkers die naar hun eigen inschatting thuis zouden kunnen werken, en ook (meer) thuis zouden willen werken, werd gevraagd welke faciliteiten ze thuis nodig zouden hebben om thuis te kunnen werken. In de vraagstelling werd aangegeven dat het ging om zaken die op dat moment thuis nog niet aanwezig waren.
46
Tabel 3.1
Thuis werken: faciliteiten die de medewerkers zeggen nodig te hebben om (meer) thuis te kunnen werken
Verbinding met computer op het w erk
69%
Computer of laptop
34%
(Mobiele) telefoon
Een eigen w erkruimte
20%
15%
22%
Anders
Niets nodig
0%
16%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Veruit de meeste medewerkers (69%) zeggen op dit moment een verbinding met de computer op het werk te missen om thuis te kunnen werken. Daarnaast zegt rond een derde (ook) thuis een computer of laptop te ontberen om thuis te kunnen werken. Een groot deel van de categorie ‘anders’ heeft betrekking op technische faciliteiten in het kader van de internetverbinding met het netwerk of de computer op het werk. Het zou mogelijk moeten zijn om thuis bij de eigen bestanden te kunnen komen, en Sjaan te kunnen raadplegen. Anderen verwijzen weer naar specifieke software die nodig is om het werk te kunnen doen. Daarnaast zou er toegang moeten zijn tot de digitale werkdossiers. Bovendien wordt gepleit voor (financiële) ondersteuning bij het inrichten van een arboverantwoorde werkplek en bij de internet- en telefoonkosten. Ook wordt er gepleit voor mogelijkheden voor video conferencing en verbinding met collega’s via skype. Tenslotte is één medewerker zeer stellig in wat hij nodig heeft om thuis te kunnen werken: een andere werkgever.
47
4
Ideeën van medewerkers Aan het eind van de vragenlijst kregen de medewerkers de mogelijkheid om opmerkingen te maken en eventueel eigen ideeën met betrekking tot milieuvriendelijker reizen naar voren te brengen. Een baaierd aan opmerkingen is teruggebracht naar enkele vaak terugkerende suggesties en wensen. Deze staan in deze paragraaf beschreven. - Maak fietsen aantrekkelijker door: o Een hogere fietsvergoeding; o De elektrische fiets in het fietsenplan op te nemen; o De aanschaf van een fiets met belastingvoordeel (opnieuw) in te voeren o Op iedere locatie een bewaakte, veilige en toegankelijke fietsenstalling te bouwen, waarin ook de mogelijkheid is voor reparatie; o (Elektrische) dienstfietsen beschikbaar te stellen voor dienstreizen; o Regenpakken van gemeentewege te verstrekken; o Een (gele) fietsenplan te ontwikkelen waardoor op veel locaties binnen de gemeente de fiets kan worden gebruikt door gemeenteambtenaren; o Medewerkers financieel te belonen door middel van belastingvoordeel of bonus op inkomen als ze met de fiets naar hun werk komen; o Als gemeente fietsen in de stad aantrekkelijker te maken door betere fietspaden vanuit deelgemeenten naar centrum aan te leggen, en fietsers bij verkeerslichten sneller voorrang te verlenen. - Maak het openbaar vervoer aantrekkelijker door: o Reizen binnen Rotterdam op werkdagen voor gemeenteambtenaren gratis te maken, of: o De OV-vergoeding te verhogen, of: o Een OV-chipkaart of NS Businesscard voor gemeenteambtenaren in te voeren; o Betere, snellere en frequentere verbindingen en aansluitingen; o Vervoer over water beter te faciliteren, bijvoorbeeld door aanlegplaatsen voor de Fast Ferry in de buurt van Marconiplein of aan Willemskade. - Ontmoedig reizen met de auto door: o Afschaffing of verlaging van de vergoeding woon-werkverkeer met de auto; o Gemeenteambtenaren via beloning of belastingvoordeel te stimuleren om in Rotterdam te gaan wonen; o Gemeenteambtenaren geen parkeerplekken tegen gereduceerd tarief meer aan te bieden;
49
o
Van gemeentewege milieuvriendelijke (elektrische) voertuigen voor dienstverkeer beschikbaar te stellen. Sommige functies zijn aangewezen op de auto omdat zij op een dag veel verschillende locaties moeten bezoeken of op huisbezoek gaan, of omdat zij zware spullen mee moeten nemen. Voor hen zou een elektrische dienstauto beschikbaar moeten zijn.
Maak werktijden op werklocatie flexibeler, door: o
o
50
Bloktijden korter te maken, waardoor medewerkers met kinderen meer tijd hebben om hun kinderen naar school te brengen en daarna naar hun werk te gaan; Thuiswerken mogelijk te maken door volledige toegankelijkheid van het netwerk van de dienst of deelgemeente.
5
De e-fiets: nulmeting gebruik en behoefte Het Programmabureau Klimaat bereidt een pilot voor om e-fietsen in te zetten voor het dienstverkeer. Daarom is in het kader van dit onderzoek het gebruik van en de behoefte aan de e-fiets in woon-werk- en dienstverkeer gepeild. De resultaten van dit deelonderzoek worden gebruikt als nulmeting ten behoeve van een vervolgonderzoek om het effect van stimuleringsmaatregelen rond de e-fiets vast te kunnen stellen.
5.1
Het gebruik van de e-fiets in het woon-werkverkeer
Uit dit onderzoek blijkt dat de e-fiets op het meetmoment (eind 2009) door een half procent van de medewerkers gebruikt wordt in het woon-werkverkeer. Uiteraard wordt deze vaker gebruikt door medewerkers die relatief op korte afstand van hun werk wonen. In de onderstaande tabel staat weergegeven op welke afstand gebruikers en nietgebruikers van de e-fiets van hun werk wonen. De percentages binnen de groep efietsers moeten als indicatief worden gezien, omdat de groep in aantal klein is (n=12).
Tabel 5.1
Gebruik van de e-fiets naar afstand tussen wonen en werken
0-5 kilometer 5-10 kilometer 10-15 kilometer 15-30 kilometer 30-45 kilometer 45 tot 60 kilometer 60 kilometer of meer Totaal Rijpercentage N=
Gebruik e-fiets % 8 25 42 25
Geen gebruik e-fiets % 20 24 20 25 6 3 3
Alle respondenten % 20 24 20 25 6 3 3
100 1 12
100 100 2055
100 100 2067
Precies driekwart van de e-fietsers woont op een afstand van vijftien kilometer of minder van haar werk. Voor het overige kwart bedraagt de reisafstand tussen de 15 en 30 kilometer. De medewerkers die de e-fiets gebruiken doen dit één tot vijf maal per week. Het gebruik van de e-fiets ligt bij medewerkers van 45 jaar en ouder duidelijk hoger dan
51
bij medewerkers tot 45 jaar. Van de oudere groep gebruikt 1% de e-fiets in het woonwerkverkeer, tegen 0,2% van de jongere groep.
5.2
De e-fiets als milieuvriendelijk alternatief voor de auto of het openbaar vervoer in het woon-werkverkeer
Aan de medewerkers die de auto of het openbaar vervoer gebruiken in het woonwerkverkeer werd gevraagd voor welk vervoermiddel ze zouden kiezen als ze op een milieuvriendelijker manier zouden moeten reizen. Vijftien procent van de medewerkers die deze vraag beantwoorden (10% van alle medewerkers), zou dan onder andere de efiets prefereren. Medewerkers met een relatief korte reisafstand zien de e-fiets vaker als vervoersalternatief in het woon-werkverkeer dan medewerkers die verder van hun werk wonen. Rond de 15% van de medewerkers die tot 15 kilometer van hun werk wonen, zegt de e-fiets als alternatief te zien, tegen nog geen 5% van de medewerkers die verder wonen dan die 15 kilometer.
Tabel 5.2
Medewerkers die de e-fiets wel en niet als milieuvriendelijk alternatief zien voor het woon-werkverkeer, naar afstand tussen wonen en werken
0-5 kilometer 5-10 kilometer 10-15 kilometer 15-30 kilometer 30-45 kilometer 45 tot 60 kilometer 60 kilometer of meer Rijpercentage N=
Ziet e-fiets wel als alternatief % 13 21 20 12 5 8 2
Ziet e-fiets niet als alternatief % 87 79 80 88 95 92 98
Totaal
15 239
85 1369
100 1608
% 100 100 100 100 100 100 100
Ook leeftijd speelt een rol: medewerkers vanaf 35 jaar kiezen duidelijk vaker voor de efiets als mogelijk alternatief dan medewerkers tot 35 jaar. Wel zien we hier een duidelijk verschil tussen daadwerkelijk gebruik en uitgesproken behoefte bij de medewerkers in de leeftijdsklasse van 35 tot 45 jaar. Het gebruik van de e-fiets ligt in deze categorie veel lager dan bij de medewerkers in de leeftijdsklassen daarboven, maar het aandeel medewerkers dat over de e-fiets denkt als vervoersalternatief in het woon-werkverkeer is vergelijkbaar met de medewerkers in de hogere leeftijdsklassen. Overigens zien we ook dat medewerkers in de lagere salarisklassen (tot en met FSK 8) vaker de e-fiets als
52
alternatief noemen dan de medewerkers in de salarisklassen daarboven. Dit heeft echter ook te maken met het feit dat lager ingeschaalde medewerkers vaak dichterbij hun werk wonen dan hoger ingeschaalde medewerkers.
5.3
Het gebruik van de e-fiets in het dienstverkeer
Een kwart van de medewerkers die hun e-fiets voor het woon-werkverkeer gebruiken, gebruikt deze ook voor het maken van dienstreizen. Dat betekent dat 0,3% van alle medewerkers de e-fiets wel eens gebruikt om dienstreizen te maken. Per maand hebben deze medewerkers twee tot drie dienstreizen, en wordt door hen tot dertig kilometer per e-fiets afgelegd. Gevraagd naar een mogelijk milieuvriendelijk alternatief, wordt de e-fiets door 4% van de medewerkers die milieubelastend reizen genoemd. Het openbaar vervoer, de gewone fiets of de elektrische scooter worden duidelijk vaker als milieuvriendelijk alternatief gezien. In de onderstaande tabel staat hiervan een overzicht.
Tabel 5.3
Door de medewerkers genoemde mogelijke alternatieven voor vervoer ten behoeve van dienstverkeer
Openbaar vervoer Fiets Elektrische scooter Carpoolen met een collega Elektrische fiets Geen, ik zou gaan lopen Anders Totaal
Aantal 357 210 90 43 39 20 135
% 40 24 10 5 4 2 15
894
100
Opmerkelijk is dat de afstand van het maandelijkse dienstverkeer nauwelijks een rol speelt in de vraag of de medewerker in de e-fiets een milieuvriendelijk alternatief ziet. Dit heeft te maken met het feit dat medewerkers die maandelijks grote afstanden afleggen, dit meestal wel binnen de stadsgrenzen doet. Het gaat hier in de meeste gevallen om medewerkers bij Gemeentewerken of dS+V in ‘buitenberoepen’, zoals beheerders of inspecteurs. In de tabel op de volgende pagina staat een overzicht van de voorkeur voor de e-fiets als alternatief voor het dienstverkeer, naar het aantal voor dienstverkeer afgelegde kilometers per maand.
53
Tabel 5.4
Medewerkers die de e-fiets wel en niet als milieuvriendelijk alternatief zien voor het dienstverkeer, naar maandelijkse reisafstand van het dienstverkeer
10-20 kilometer 20-30 kilometer 30-40 kilometer 40-50 kilometer 50-60 kilometer 60-100 kilometer 100-500 kilometer 500 kilometer of meer Rijpercentage N=
Ziet e-fiets niet als alternatief % 96 96 95 92 96 96 97 98
Ziet e-fiets wel als alternatief % 4 4 5 8 4 5 3 3
Totaal
96
4
100
% 100 100 100 100 100 100 100 100
Samenvattend -
-
-
54
De e-fiets wordt door een half procent van de medewerkers gebruikt voor woonwerkverkeer; Driekwart van de e-fietsers woont tot 15 kilometer van haar werk; Medewerkers vanaf 45 jaar gebruiken de e-fiets veel vaker voor woon-werkverkeer dan medewerkers beneden die leeftijd; 15% van de medewerkers die nu de auto of het openbaar vervoer gebruiken voor woon-werkverkeer, zeggen de e-fiets te zien als een milieuvriendelijker alternatief als ze voor de keuze zouden worden gesteld; De e-fiets als alternatief wordt vooral overwogen door medewerkers die niet verder dan 15 kilometer van hun werk wonen; De e-fiets wordt door 0,3% van de medewerkers gebruikt voor dienstverkeer; 4% van de medewerkers die voor dienstreizen nu van de auto of het openbaar vervoer gebruik maken, zouden overwegen om de e-fiets hiervoor te gaan gebruiken; De afstand van de gemaakte dienstreizen per maand is nauwelijks van invloed op deze afweging: veel dienstreizen spelen zich toch binnen de stadsgrenzen af.
BIJLAGE Aanvullende tabellen
10-15 km
15-30 km
30-45 km
45-60 km
>=60 km
%
%
%
%
%
%
%
%
Audit Services Rotterdam Gemeentewerken dS+V Rekenkamer Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam Gemeentelijke Gezondheidsdienst Servicedienst Bestuursdienst Dienst Kunst en Cultuur Gemeentebelastingen Rotterdam Sociale Zaken en Werkgelegenheid Gemeentearchief Rotterdam Dienst Publiekszaken Jeugd, Onderwijs en Samenleving Deelgemeente Noord Deelgemeente IJsselmonde Deelgemeente Charlois Deelgemeente Delfshaven Gemeentebibliotheek Deelgemeente Prins Alexander Sport en Recreatie Deelgemeente Hoogvliet Roteb Stadstoezicht Deelgemeente Feijenoord Deelgemeente Kralingen-Crooswijk Deelgemeente H’berg-Schiebroek Deelgemeente Overschie Deelgemeente Hoek van Holland
17 12 15 21 12 22 22 27 46 25 25 35 29 31 45 45 34 44 36 37 34 45 35 35 46 43 48 57 74
15 19 21 21 25 21 21 18 14 20 24 21 22 19 17 17 27 16 22 27 25 12 26 28 16 25 24 16 2
14 17 15 14 13 21 22 22 7 19 19 18 24 22 7 8 10 17 20 13 16 12 16 17 12 10 8 8 4
32 34 30 14 35 23 22 21 18 25 22 13 16 19 18 18 23 18 16 14 17 21 17 15 18 12 13 12 13
9 11 10 21 9 7 6 6 7 6 5 8 6 6 5 7 2 2 4 4 6 9 4 3 6 7 5 6 6
12 3 3
2 5 5 7 4 4 3 3 4 3 2 2 2 2 2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
21,8 20,3 19,5 19,4 19,1 17,0 16,5 15,6 15,5 15,2 13,9 13,3 13,3 13,2 13,0 12,4 12,1 11,9 11,7 11,4 11,4 11,3 11,1 10,6 10,5 10,4 9,6 8,5 5,3
Concern Rotterdam
26
22
17
23
7
2
100
14,9
3 3 5 3 4 1 3 3 1 1 6 4 3 2 1 4 1 1 2 3
2 2
3
Totaal
5-10 km
Gemiddeld
Woon-werkverkeer: afstand tussen woon-en werkadres in klassen, en gemiddelde afstand woon-werkverkeer per dienst/deelgemeente 0-5 km
Tabel B.1
55
Tabel B.2
Woon-verkeer: gebruikte vervoermiddelen (in procenten per afstandsklasse)
Afstand woonwerkverkeer >
0-5 km
5-10 km
10-15 km
15-30 km
30-45 km
45-60 km
>60 km
Totaal
%
%
%
%
%
%
%
%
Alleen OV
15
23
30
22
24
27
27
23
Alleen auto
13
17
18
30
40
36
32
23
Alleen fiets
41
23
15
4
1
OV+fiets
10
13
10
14
10
19
20
12
OV+auto
3
4
6
12
8
10
13
7
OV+lopen
2
2
5
5
5
2
5
4
Auto+fiets
5
6
4
3
3
2
2
4
OV+auto+fiets
1
4
3
2
1
2
2
2
Alleen lopen
6
1
Alleen brommer
1
1
1
1 1
2
1
1
Alleen motor
1
2
3
OV+auto+lopen
1
1
1
OV+auto+fiets+lopen
1
17
1
2
1 1
2
1
Alleen e-fiets Alleen anders
1
Brommer/fiets
1
Auto+brommer
1
Auto/motor Andere combinaties
1 2
2
5
2
1
Totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
N=
427
462
369
608
172
59
56
2153
56
2
2 2 2
Bestuursdienst
Jeugd, Onderwijs en Samenleving
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
N=
Concern Rotterdam 34
2
3
Servicedienst
Overige kleine diensten
12
1
Stadstoezicht
389
17
5
19
18
Sport en Recreatie
18
20
27
19
1
Roteb
18
15
3
Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam
11
4
1
Gemeentewerken
19
Dienst Publiekszaken
1
dS+V
27
18
3
Gemeentebibliotheek
4
23
6
0
1
1
0
1
521
23
47
31
36
16
25
25
33
13
50
21
20
16
20
16
43
27
20
501
23
6
28
20
25
10
5
41
4
11
21
35
25
9
14
8
26
85
4
5
3
3
1
5
7
3
5
6
5
4
4
2
290
12
21
14
5
20
7
20
14
2
15
20
13
11
19
21
11
19
9
93
4
1
1
9
3
2
1
8
2
4
3
6
3
4
11
7
171
7
16
14
4
4
7
8
13
2
8
12
10
5
4
7
7
12
8
%
54
2
5
1
1
1
2
2
2
4
3
3
2
3
4
3
%
12
1
1
1
1
3
2
1
1
1
4
OV+auto+fiets + lopen
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
7
Gemeentebelastingen Rotterdam
Alleen lopen 8
Alleen e-fiets
Gemeentearchief Rotterdam
Alleen OV
1
Alleen auto %
137
6
7
7
10
5
3
1
14
4
4
8
3
4
4
Andere combinaties
20
OV+lopen %
OV+fiets
%
Auto+fiets
%
OV+auto
%
OV+auto+fiets
%
100
100
2144
19
139
138
100 100
90
265
100 100
60
100
101
133
100 100
48
137
100 100
112
100
462
182
100 100
75
28
100 100
26
129 100
100
%
Totaal
1
%
N=
Deelgemeenten
Alleen fiets
%
Tabel B.3 Woon-werkverkeer: gebruikte vervoermiddelen en combinaties daarvan (in procenten)per dienst/deelgemeenten
57
Tabel B.4
Dienstverkeer: bestemming(en)van de medewerkers die minimaal één keer per maand een dienstreis maken Aantal medewerkers
%
Alleen binnen Rotterdam Binnen Rotterdam/buiten Rotterdam, maar binnen Randstad Alleen buiten Rotterdam, maar binnen Randstad Binnen Rotterdam/binnen Randstad/binnen Nederland Alleen buiten Randstad, maar binnen Nederland Binnen Rotterdam/buiten Randstad, maar binnen Nederland Binnen Randstad/buiten Randstad, maar binnen Nederland Onbekend
476 134 96 78 34 27 14 5
55 16 11 9 4 3 2 1
Totaal
863
100
Tabel B.5
Dienstverkeer: afgelegde afstand per maand in klassen van de medewerkers die minimaal één keer per maand een dienstreis maken Aantal medewerkers
%
minder dan 10 kilometer 10-20 kilometer 20-30 kilometer 30-40 kilometer 40-50 kilometer 50-60 kilometer 60-100 kilometer 100-500 kilometer 500 kilometer of meer Totaal Onbekend
110 135 118 76 73 50 115 139 43 858 5
13 16 14 9 8 6 13 16 5 100 1
Totaal
863
100
58
Gemiddeld aantal kilometers per medewerker 77
Dienst Publiekszaken
59
61 62 70 78 50 29 94
Jeugd, Onderwijs en Samenleving
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Sport en Recreatie
Stadstoezicht
Servicedienst
Overige kleine diensten
Concern Rotterdam
N=
54
Bestuursdienst
141
63
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
Roteb
83
163
Gemeentewerken
Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam
122
42
173
dS+V
Gemeentebibliotheek
Gemeentebelastingen Rotterdam
31
Alleen fiets
Gemeentearchief Rotterdam
20
5
7
6
5
6
4
6
4
3
2
2
6
11
42
22
20
19
25
18
20
27
40
15
36
31
31
13
26
28
18
33
Alleen auto 192
25
14
34
22
23
8
6
49
14
14
10
47
22
11
36
13
OV en lopen
21
220
3
10
2
6
4
6
14
1
3
1
1
18
17
OV en fiets
16
28
12
40
14
6
7
14
31
14
14
17
11
5
18
11
8
18
Auto/fiets 101
4
2
3
16
2
4
4
2
4
3
5
32
12
40
14
3
13
15
12
11
4
14
16
24
9
12
17
9
17
11
%
Auto/openbaar vervoer
%
108
6
7
4
5
15
6
2
7
10
6
4
11
5
%
49
2
5
4
2
6
7
1
3
1
9
25
4
%
Auto/openbaar vervoer en fiets/lopend OV/auto en fiets
%
20
7
7
19
7
6
6
4
1
5
11
6
11
9
2
%
Overige combinaties
%
57
2
3
2
2
17
3
1
1
5
%
Onbekend
%
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
%
Totaal
52
%
869
4
41
32
54
130
25
37
47
12
69
62
186
68
18
10
11
56
N=
Deelgemeenten
Alleen OV
%
Tabel B.6 Dienstreizen: gemiddeld aantal afgelegde kilometers, en gebruikte vervoermiddelen en combinaties daarvan per dienst/deelgemeenten in procenten
Sociaal-wetenschappelijke afdeling Postbus 1024 3000 BA Rotterdam