Rotterdamse adaptatiestrategie
THEMARAPPORT WATERVEILIGHEID
Nick van Barneveld / augustus 2013
Voorwoord Voor u ligt een themarapport dat is opgesteld in het kader van de ontwikkeling van de Rotterdamse klimaatadaptatiestrategie (RAS). Er zijn themarapporten opgesteld voor de thema’s Waterveiligheid, Stadsklimaat, Bereikbaarheid & infrastructuur en Stedelijk watersysteem. Deze themarapporten bieden een gedetailleerdere toelichting op de inhoud van de RAS. Daarmee vormen zij de schakel tussen de onderzoeksrapporten van Kennis voor Klimaat en de beleidslijn waarin dit voor Rotterdam is vertaald. De Rotterdamse klimaatadaptatiestrategie is een resultaat van het Rotterdamse klimaatadaptatieprogramma Rotterdam Climate Proof (RCP) dat onderdeel is van het Rotterdam Climate Initiative (RCI). De RAS is het gemeentelijke kader voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de stad. Duidelijk is echter dat dit geen activiteit kan zijn van de gemeente alleen. Alle stedelijke partners die aan Rotterdam bouwen en in de stad activiteiten verrichten binnen hun eigen verantwoordelijkheden zijn nodig om stappen te zetten naar een klimaatbestendige stad. De gemeente heeft hierin een kaderstellende, maar bovenal faciliterende en waar nodig een verantwoordelijke, initiërende rol. De RAS is voor de gemeente het startpunt en voortzetting van het gesprek met deze partijen. De RAS is een richtinggevend gemeentelijk kader waarin de ambitie en de strategie voor een klimaatbestendige stad staan verwoord. De voorstellen en maatregelen uit de Rotterdamse klimaatadaptatiestrategie geven de door de gemeente Rotterdam gewenste koers aan. Hoe, waar en wanneer dit concreet wordt ingevuld, vindt in overleg met alle verantwoordelijke stedelijke partners plaats en resulteert in gezamenlijke afspraken over specifieke invulling van maatregelen en activiteiten. De inhoud van de themarapporten is een momentopname (voorjaar 2013). Het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat eindigt in 2014 en de definitieve resultaten van veel onderzoeken komen dan ook beschikbaar. Wel is er nu voldoende kennis beschikbaar om de Rotterdamse adaptatiestrategie als richtinggevend kader voor een klimaatbestendige ontwikkeling van Rotterdam op te stellen. Hoe en met welke snelheid de klimaatverandering zich daadwerkelijk gaat manifesteren, weet niemand. Daarom zal de RAS regelmatig tegen het licht van de actuele (kennis)ontwikkeling worden gehouden en zonodig worden bijgesteld. Een eerste ijkmoment zal 2015 zijn als zowel het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat en het Deltaprogramma zijn afgerond. De hoofdrichting van de strategie zal dan naar verwachting niet wijzigen. Wel zal de aanvullende kennis gebruikt worden om verdieping aan te brengen in de RAS en om in de realisatie van de strategie de juiste keuzes te maken. Tenslotte nog een kanttekening bij de inhoud van de themarapporten. De planning van het ontwikkelingsproces van de RAS is, mede om bestuurlijke redenen, in een stroomversnelling gekomen waardoor resultaten eerder zijn opgeleverd. Dit heeft invloed gehad op de inhoud van de themarapporten. Naast kennishiaten zijn er nog maar beperkt dwarsverbanden gelegd tussen de verschillende thema’s. Ook is duidelijk dat terminologie in de rapporten en de RAS niet altijd eenduidig is. In een geactualiseerde versie zal hier uiteraard meer aandacht voor zijn. De themarapporten geven echter een goede beschrijving van de tot nu toe opgedane inzichten en de vertaling in handelingslijnen voor de gemeente Rotterdam op weg naar een klimaatbestendige stad.
Inhoud Voorwoord 3 Samenvatting 6 1.
Inleiding
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Rotterdam klimaatbestendig in 2025 Thema’s en themarapporten Onderliggend onderzoek Andere relevante documenten Leeswijzer
9 9 9 10 10
2.
Waterveiligheid en veranderingen in klimaat en stad
11
2.1
Waterveiligheid in de huidige situatie 2.1.1 Zee domineert waterstanden en waterkwaliteit 2.1.2 Binnen- en buitendijkse gebieden
11 11 11
2.1.3 Het huidige beleid 2.2 Veranderingen in klimaat en socio-economie 2.2.1 Veranderingen in de zeespiegel en rivierafvoer 2.2.2 Socio-economische ontwikkelingen en de Deltascenario’s 2.2.3 Betekenis van de scenario’s voor Rotterdam 2.3 Conclusies
12 13 13 14 14 14
3.
15
Consequenties voor de stad
3.1 Het water stijgt 3.1.1 Stijging van “maatgevende” waterstanden 3.1.2 Sluitfrequentie Maeslantkering neemt toe 3.2 Binnendijkse waterveiligheid onder druk 3.2.1 Primaire keringen voldoen lokaal niet aan de norm 3.2.2 Regionale keringen lopen risico 3.2.3 Gevolgen van een overstroming nemen toe 3.3 Buitendijkse waterveiligheid onder druk 3.3.1 Kans op buitendijkse overstroming neemt toe 3.3.2 Gevolgen van een overstroming nemen toe 3.4 Overstromingsrisico’s buitendijks zijn “anders” dan binnendijks 3.5 Voortzetting van huidig beleid heeft grote consequenties 3.6 Urgentie 3.7 Pallet aan mogelijke maatregelen is groot 3.8 Conclusies
4
9
15 15 15 15 15 16 18 21 21 21 23 23 24 24 24
Rotterdamse adaptatiestrategie
4.
Visie en doelen
25
4.1 Visie klimaatbestendig Rotterdam 4.2 Doelen
25 25
5.
Adaptatiestrategie voor waterveiligheid
27
5.1 5.2 5.3
Hoofdstrategie 5.1.1 Waterveiligheid 5.1.2 Zoet water 5.1.3 Kosten en baten van hoofdkeuzes Deelstrategie inzake stormvloedkeringen 5.2.1 Beschrijving deelstrategie 5.2.2 Motivatie Deelstrategie inzake nieuwe basiselementen in het systeem 5.3.1 Beschrijving deelstrategie
27 27 29 30 30 30 32 32 32
5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
5.3.2 Motivatie Deelstrategie inzake primaire keringen 5.4.1 Beschrijving deelstrategie 5.4.2 Motivatie Deelstrategie inzake regionale keringen 5.5.1 Beschrijving deelstrategie 5.5.2 Motivatie Deelstrategie inzake bestaand buitendijks gebied 5.6.1 Beschrijving deelstrategie 5.6.2 Motivatie Deelstrategie inzake nieuw te ontwikkelen buitendijks gebied 5.7.1 Beschrijving deelstrategie 5.7.2 Motivatie Deelstrategie inzake calamiteitenorganisatie en crisisbeheersing 5.8.1 Beschrijving deelstrategie 5.8.2 Motivatie
33 33 33 34 36 36 37 38 38 39 40 40 40 41 41 41
6 Operationalisering
42
6.1 6.2
42 44
Wanneer, hoe en met wie? Wat levert het op?
Bronnen 45
Rotterdamse adaptatiestrategie
5
Samenvatting Klimaatverandering leidt tot opgaven Klimaatverandering leidt tot hogere waterstanden op zee en rivieren. Hierdoor neemt de druk op de dijken toe en is er op enkele plaatsen sprake van normoverschrijding. Lokaal zullen deze primaire keringen versterkt moeten gaan worden om aan de huidige wettelijke normen te voldoen. Omdat de waarden en het aantal inwoners zijn gestegen in de laatste halve eeuw is daarnaast op veel locaties aanscherping van de norm noodzakelijk. Ook dit kan lokaal leiden tot extra opgaven in termen van dijkversterkingen, ruimtelijke aanpassingen (2e laag) of crisisbeheersing (3e laag). De Maeslantkering zal vaker sluiten bij een ongewijzigd sluitregime. Klimaatverandering leidt ook via toenemende neerslag en droogte tot vergroting van de overstromingsrisico’s vanuit de regionale keringen (polders en boezemstelsel). Doorbraken van regionale keringen zijn minder extreem in vergelijking met de primaire keringen (kleinere kans op slachtoffers), maar kunnen desalniettemin tot grote ontwrichting (schade) leiden op regionale tot nationale schaal. Bijvoorbeeld door overstroming van nationale verbindingen voor auto- en treinverkeer. In buitendijks gebied neemt de kans op een overstroming door klimaatverandering toe. Door de hogere ligging van buitendijks gebied (ten opzichte van binnendijks) blijven de waterdieptes echter beperkt. De kans op slachtoffers is daardoor eveneens beperkt en de gevolgen bestaan vooral uit (toename van de kans op) economische schade (direct en indirect) en milieuschade. Uitval van vitale functies als gas, water, elektriciteit kunnen in potentie zorgen voor een meer grootschalige ontwrichting. Toename van bevolking en waarden in buitendijks gebied, achter primaire en regionale keringen leidt – ook zonder klimaatverandering – tot vergroting van overstromings risico’s, doordat de potentiële gevolgen van een overstroming toenemen.
(op z’n vroegst in de tweede helft van de eeuw) kan via vervanging van de Maeslantkering of plaatsing van een tweede kering de bescherming structureel verbeterd worden. Primaire dijken: robuust, multifunctioneel en met de juiste instrumenten. Binnen de dichtbebouwde stad worden de dijken multifunctioneel ingericht, zodat zij een integraal en aantrekkelijk onderdeel uitmaken van de stedelijke leefomgeving. Tevens zijn de dijken robuust om de waarden erachter optimaal te beschermen. Huidige instrumenten (financieringsarrangementen, toetsingsinstrumenten) dienen tegen het licht te worden gehouden om ruimtelijke ontwikkelingen en dijkversterkingen met elkaar mee te laten liften wanneer zich de kans voordoet. Regionale keringen: uitvoering Waterplan Rotterdam en calamiteitenbestrijding. Uit het Waterplan Rotterdam komen maatregelen voort die gericht zijn op het vasthouden, bergen en afvoeren van overtollig neerslagwater. Extra open water graven, groene daken, waterpleinen, waterbergingen (onder- en bovengronds) zijn maatregelen waarvan uitvoering noodzakelijk is om toename van overstromingsrisico’s vanuit de boezemstelsels te voorkomen. Wanneer zich onverhoopt toch een dijkdoorbraak voordoet, worden de gevolgen van een overstroming beperkt door het lokaal afsluiten van het boezemstelsel. Versterking van de crisisbeheersing. Calamiteitenplannen moeten verder uitgewerkt worden. Het moet duidelijk zijn wat er waar moet gebeuren en door wie in geval er toch een dijk doorbreekt. De huidige evacuatieplannen worden daarom herzien. Indien nodig moet er bij de veiligheidsregio ook meer geld en mankracht worden ingezet om dit te kunnen realiseren.
Wanneer
De adaptatiestrategie in binnendijks gebied Hoe In binnendijks gebied is de klimaatadaptatiestrategie primair gericht op preventie van overstroming via sterke dijken. Omdat er in deltagebieden altijd een kans op een overstroming is (hoe klein dan ook), is het noodzakelijk om naast sterke dijken de restrisico’s te ondervangen via maatregelen op het terrein van crisisbeheersing.
Wat Optimaliseren van de bescherming via stormvloedkeringen. De huidige faalkans van de stormvloedkeringen is laag, maar kan nog lager door optimalisatie. Op langere termijn
6
De snelheid van klimaatverandering bepaalt het moment waarop maatregelen moeten worden doorgevoerd. Bij een snelle klimaatverandering zijn tot 2050 lokaal dijkversterkingen nodig bij Hoek van Holland, Maasboulevard en Merwe-Vierhavens (deze laatste al per direct in het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma). Tot 2100 breiden de opgaven zich op dezelfde locaties verder uit (grotere dijktrajecten) en komen er nieuwe locaties bij: Merwe-Vierhavens (westkant ter hoogte van Schiedam) en Rozenburg. Aanscherping van normen kan leiden tot extra opgaven waarvan de locaties nog bepaald moeten worden. Deze opgaven zullen echter uiterlijk in 2050 gerealiseerd moeten zijn (standpunt minister Schultz). De stormvloedkering Maeslantkering kan onder een snel klimaatscenario tot 50 centimeter zeespiegelstijging tot 2070-80 nog mee. Daarna is aanpassing noodzakelijk of de bouw van
Rotterdamse adaptatiestrategie
nieuwe keringen. Uitvoering van de waterplanmaatregelen loopt nu al en draagt per direct bij aan de reductie van overstromingsrisico’s vanuit de boezems. Verbetering van de crisisbeheersing dient per direct opgepakt te worden.
Met wie Het versterken van dijken en duinen, aanpassingen aan stormvloedkeringen en dergelijke zijn taken van de waterbeheerders Rijkswaterstaat en waterschappen. Om integraliteit en multifunctioneel ruimtegebruik te bereiken, is samenwerking nodig met de gemeente, corporaties, ontwikkelaars, eigenaren van gebouwen, mogelijk ook met het Havenbedrijf Rotterdam n.v. en niet-gouvernementele organisaties. De veiligheidsregio heeft de lead waar het gaat om de verbetering van de crisisbeheersing, maar vereist de betrokkenheid van alle overheden (gemeente, provincie, waterschappen, alarmdiensten en leger).
Adaptief bouwen en inrichten. Differentiatie in beschermingsniveau en daarmee de bouwwijze is per functie mogelijk: ophogen (al dan niet lokaal) van gronden of kades of overstromingsbestendige bebouwing. Belangrijke functies als ziekenhuizen, bejaardenhuizen en chemische bedrijven worden maximaal beschermd tegen overstroming. Floodproof of drijvend bouwen helpen om de verbinding van huizen en buitenruimte met het water en daarmee de aantrekkelijkheid van de leefomgeving te vergroten zonder in te boeten op de bescherming. Robuuste vitale infrastructuur. Vitale infrastructuur is onmisbaar voor het wonen en werken in buitendijks gebied en dient te allen tijde te blijven functioneren. Van elektriciteitscentrales tot aan “tvkastjes”: alle infrastructuur blijft ook na een overstroming functioneren. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor de instandhouding van het beleidsstandpunt dat gebruikers buitendijks primair verantwoordelijk zijn voor eigen risico’s.
De adaptatiestrategie in buitendijks gebied Hoe In buitendijks gebied is de strategie gericht op een combinatie van preventie en veerkracht. Bescherming door ophoging van gronden en sluiten van stormvloedkeringen bij stormvloed op zee blijft een belangrijke basis. Dit wordt echter aangevuld met maatregelen die gericht zijn op de toename van de veerkracht: adaptieve inrichting van buitendijks onroerend goed (huizen, bedrijven, industrieën) en infrastructuur, en tevens voorlichting aan inwoners en bedrijven om hen beter in staat te stellen zich voor te bereiden op een eventuele overstroming. De beoogde maatregelen dragen naast veiligheid ook bij aan een aantrekkelijke woon- en werkomgeving en een sterke economie.
Wat Optimaliseren van de bescherming via stormvloedkeringen. De stormvloedkeringen gaan formeel bescherming bieden aan de buitendijkse gebieden van Rotterdam. De huidige faalkans is laag, maar kan nog lager door optimalisatie. Op langere termijn (op z’n vroegst in de tweede helft van de eeuw) kan via vervanging van de Maeslantkering of plaatsing van een tweede kering de bescherming structureel verbeterd worden. Verantwoord toetsen. Nieuwe ontwikkelingen in buitendijks gebied worden in bestemmingsplannen getoetst op de veiligheid ten aanzien van overstromingen. Voorlichting en geldende bouwregels worden vroegtijdig meegegeven aan ontwikkelaars. Bij de verstrekking van milieuvergunningen maakt de afweging van overstromingsrisico’s onderdeel uit van de procedure.
Samenvatting
Bewoners en bedrijven: risicobewust. Via communicatie worden bewoners en bedrijven gewezen op risico’s en mogelijke maatregelen in buitendijks gebied (eigen handelingsperspectief). Integraal beleid. De bovengenoemde onderdelen worden opgenomen en nader uitgewerkt in een “integraal beleidskader buitendijks”. Het integrale beleid vormt het formele, gemeentelijke toetsingskader voor alle activiteiten in buitendijks gebied. Hierin worden de doelstellingen, de ambitieniveaus ten aanzien van beschermingsniveaus en verantwoordelijkheden vastgelegd.
Wanneer Nu: • optimalisatie van het functioneren van de Maeslantkering • waterrobuust maken van vitale infrastructuur (gas, water, elektriciteit) • toetsen van ruimtelijke functies op overstromingsrisico’s in formele beleids- en vergunningsprocedures: bestemmingsplannen, milieuvergunningen • adaptief bouwen bij herstructurering en nieuwbouw • communiceren over overstromingsrisico’s, verantwoordelijkheden en mogelijke schadebeperkende maatregelen aan inwoners en bedrijven Later: • besluit nemen of bestaande gebieden actief beschermd gaan worden middels keringen, omdijkingen • aanleg van nieuwe stormvloedkeringen of vervanging van oude (Maeslantkering, Hartelkering, Hollandse IJsselkering; niet eerder dan tweede helft van deze eeuw)
7
Met wie Optimaliseren van het functioneren van de Maeslantkering en het waterrobuust maken van vitale infrastructuur is een verantwoordelijkheid van de beheerders: respectievelijk Rijkswaterstaat en netbeheerders. De gemeente ontwikkelt een integraal beleidskader voor buitendijks gebied. Dit biedt een kader voor risicocommunicatie, adaptief bouwen en toetsen van de ruimtelijke functies op de waterveiligheid. Ontwikkeling van een dergelijk beleidskader of toetsingskader behelst mede verantwoordelijkheid van alle andere overheden: waterschappen, provincie, veiligheidsregio, rijksoverheid. Het Havenbedrijf Rotterdam n.v. is een belangrijke partner voor het havengerelateerde deel van het integrale beleid. Ontwikkelaars, woningcorporaties en gemeente zijn belangrijk voor de borging en praktische uitvoering van het beleid: realiseren van waterbestendige of waterveilige bebouwing en buitenruimte. Aangezien de verantwoordelijkheid voor de overstromingsrisico’s bij de gebruikers ligt, hebben ook bedrijven en inwoners een hoofdtaak in het treffen van schadebeperkende maatregelen. De gemeente heeft hierin een belangrijke faciliterende rol door te communiceren over risico’s en mogelijke maatregelen.
Wat levert het op? Het belangrijkste resultaat van de adaptatiestrategie voor waterveiligheid is een veilige woon-, werk- en leefomgeving
8
voor waterbewuste inwoners en bedrijven. Rotterdam is nu al een van de veiligste deltasteden en dat blijft zo in de toekomst. Dit biedt een belangrijke basis voor een sterke stad en economie en schept vertrouwen bij investeerders. Het is belangrijk om de planning van de dijkversterkingsmaatregelen zoveel mogelijk af te stemmen op andere ruimtelijke plannen. Meeliften op elkaars plannen bevordert integraliteit, werkt kostenbesparend en werkt innovatie in de hand. Via deze weg kan de ruimtelijke kwaliteit van de deltastad worden vergroot. Adaptief bouwen en meeliften met ruimtelijke ontwikkelingen brengen kostenbesparingen met zich mee. Floodproof en drijvend bouwen, een op water gerichte openbare ruimte verlevendigen de stad en maken van Rotterdam een internationale showcase. Ontwikkeling en export van kennis over klimaatadaptatie en waterveiligheid (deltatechnologie) biedt nationaal en internationaal kansen aan studenten, overheden en bedrijven. Sluiting van de stormvloedkeringen is – ook bij geringe toename van de sluitfrequentie in de toekomst – geen bedreiging, maar juist een belangrijk concurrentievoordeel ten opzichte van andere havens die veel minder veiligheid kunnen bieden. Rotterdam is letterlijk en figuurlijk een veilige havenstad voor iedereen!
Rotterdamse adaptatiestrategie
1. Inleiding 1.1 Rotterdam klimaatbestendig in 2025
1.2 Thema’s en themarapporten
Het klimaat verandert. Op zich is dat niets nieuws. De reden om toch aandacht te besteden aan klimaatverandering en de mogelijke effecten ervan is de snelheid waarmee klimaatveranderingen de laatste decennia optreden. In het bijzonder in combinatie met de aanzienlijke toename van het aantal bewoners, de economische waarde van de fysieke omgeving en de onderlinge afhankelijkheden in de maatschappij de laatste 150 jaar. Hierdoor kunnen de gevolgen voor het functioneren van de samenleving
De basis voor de RAS is een kwetsbaarheids- en risicoanalyse voor vijf thema’s die met het oog op klimaatverandering belangrijk zijn voor de stad. Dit zijn: • Waterveiligheid • Stedelijk watermanagement (inclusief droogte) • Stadsklimaat • Bereikbaarheid & infrastructuur
verstrekkend zijn. Ook voor de regio Rotterdam, laaggelegen in de delta van Rijn en Maas in de nabijheid van de zee, zijn de gevolgen van klimaatverandering naar verwachting groot. Tegelijkertijd kunnen veranderingen in het klimaat juist deze dynamische regio kansen bieden.
van een kansenanalyse. De RAS geeft voor elk primair klimaateffect weer wat de opgave is voor Rotterdam, welke maatregelen er genomen kunnen worden en wie daarbij betrokken zijn. De RAS is een overkoepelend document waarin de hoofdlijn van de klimaatadaptatiestrategie is beschreven en bevat geen uitgebreide onderbouwingen of beschouwingen op onderzoeksresultaten. Daarom is per thema een document opgesteld dat de keuzes en conclusies die gepresenteerd worden in de RAS nader toelicht en onderbouwt. En aangeeft op welke wijze resultaten van diverse (wetenschappelijke) studies en projecten meegenomen zijn in de uiteindelijke strategie.
De ambitie van Rotterdam is om in 2025 klimaatbestendig te zijn. Dit betekent dat in 2025 de maatregelen zijn getroffen om minimaal last en maximaal profijt te hebben van klimaatverandering op dat moment én in de decennia daarna. Bovendien betekent dit dat bij de (ruimtelijke) ontwikkelingen in de stad vanaf dat moment structureel rekening wordt gehouden met de voorziene klimaatverandering. Teneinde deze ambitie ook daadwerkelijk gestalte te geven, is de Rotterdamse adaptatiestrategie (RAS) opgesteld. Deze adaptatiestrategie geeft aan wat er nodig is voor een klimaatbestendig Rotterdam. Het uitgangspunt van de RAS is dat een klimaatbestendige stad ons ook economisch sterker en aantrekkelijker maakt. De regio Rotterdam en omstreken is één van de belangrijkste economische motoren van Nederland en zelfs Europa. Inzicht in de effecten die klimaatverandering heeft voor de regio is van groot belang voor het voortbestaan ervan. Tegelijkertijd is de regio nu veilig en leefbaar. De vragen die in het kader van de RAS beantwoord worden, luiden daarom vooral: “Hoe kan de regio Rotterdam ook in de toekomst veilig, leefbaar en aantrekkelijk blijven, voor bewoners, bedrijven en (internationale) investeerders? Wat zijn de risico’s voor de stad ten gevolge van klimaatverandering? Welke risico’s vinden we acceptabel en welke niet? En wat is vervolgens de beste aanpak en welke besluiten zijn er dan
Voor het thema Adaptief bouwen heeft dit feitelijk de vorm
Dit specifieke themarapport richt zich op het thema Waterveiligheid. Andere themarapporten zijn beschikbaar voor: Bereikbaarheid & infrastructuur, Stedelijk watermanagement en Stadsklimaat. Over adaptief bouwen zijn specifieke onderzoeksresultaten beschikbaar en er wordt in het “beleidskader Waterveiligheid Buitendijks”, dat in ontwikkeling is, aandacht aan gegeven.
1.3 Onderliggend onderzoek Voor het uitvoeren van de kwetsbaarheids- en risicoanalyse en inventarisatie van mogelijke maatregelen voor Rotterdam is onder andere gebruikgemaakt van resultaten uit onderzoek dat mede is gefinancierd door het nationale onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat.
nú nodig?”
1. Inleiding
9
Van de volgende Kennis voor Klimaat onderzoeken is in het bijzonder gebruikgemaakt bij het opstellen van dit themarapport: • Buitendijkse waterveiligheid (HSRR02) • Afsluitbaar Open Rijnmond (HSRR03b) • Multifunctionele waterkeringen (HSRR06) • Perceptie van overstromingsrisico (HSRR07) • Adaptief bouwen buitendijks (HSRR09) • Thema 1 Waterveiligheid Tranche 2 • Adaptief bouwen buitendijks Tranche 3 Daarnaast werkt Rotterdam nauw samen met het nationale Deltaprogramma. In het bijzonder het Deltadeelprogramma Rijnmond-Drechtsteden. Ook zet de gemeente zelf onderzoek uit naar oplossingen van Rotterdamse klimaatvraagstukken. Voor zover relevant zijn resultaten uit het nationale Deltaprogramma en deze projecten en onderzoeken meegenomen in dit themarapport.
1.4 Andere relevante documenten De RAS, de themarapporten en de verschillende onderzoeksrapporten vormen slechts een deel van de totale hoeveelheid producten en rapporten die in het kader van het Rotterdam Climate Proof programma opgesteld zijn. Zo wordt er in regionaal verband bijvoorbeeld een Adaptatie Strategie Regio Rotterdam opgesteld (ARR). Bovendien zijn er diverse instrumenten ontwikkeld zoals: • Een (regionale) interactieve klimaateffectatlas: kaartbeelden afgeleid van de nationale klimaateffectatlas, vertaald voor Rotterdam. • Een (regionale) klimaatadaptatietoolbox: een overzicht van mogelijke maatregelen om met de effecten van klimaatverandering om te gaan. • Een klimaatadaptatiebarometer: methodiek voor het inzichtelijk maken van de stand van zaken rondom het
10
klimaatbestendig maken van de stad, inclusief invulling voor Rotterdam. • Een economisch afwegingsinstrument (MKBA-tool): hiermee kunnen van (sets van) adaptatiemaatregelen de maatschappelijke kosten en baten worden berekend en onderling worden vergeleken. • Een Climate Game: deze serious game kan gebruikt worden om belanghebbende partijen, in een gebiedsontwikkeling waar klimaatadaptatie een opgave is, (spelenderwijs) te informeren over de consequenties van adaptatiemaatregelen in de praktijk. Tegelijkertijd ontstaat meer inzicht in elkaars belangen en de game kan helpen om in bepaalde fases van een gebiedsontwikkeling draagvlak te creëren. Voor meer informatie rondom deze en andere producten wordt verwezen naar het Programmabureau Duurzaam (www.rotterdamclimateinitiative.nl).
1.5 Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige organisatie van de waterveiligheid in en rond Rotterdam. Tevens wordt ingegaan op de verwachte veranderingen in het klimaat en de socio-economie, geprojecteerd op de stad. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op de specifieke gevolgen van klimaatverandering voor de stad in relatie tot het thema Waterveiligheid. Hoofdstuk 4 geeft de visie en doelen voor de toekomst weer. Vervolgens besteedt hoofdstuk 5 aandacht aan de concrete maatregelen die deel uitmaken van de klimaatadaptatiestrategie voor waterveiligheid. In hoofdstuk 6 zijn alle partijen beschreven met wie Rotterdam de komende jaren samen wil werken om tot uitvoer van de strategie te komen. Dit is mede noodzakelijk omdat een gemeente in feite maar beperkte bevoegdheden heeft op het terrein van de waterveiligheid.
Rotterdamse adaptatiestrategie
2. Waterveiligheid en veranderingen in klimaat en stad 2.1 Waterveiligheid in de huidige situatie 2.1.1 Zee domineert waterstanden en waterkwaliteit Rotterdam ligt middenin het deltagebied waar de Noordzee en de rivieren Maas, Rijn en Waal samenkomen. Van oudsher loopt Rotterdam risico op overstroming en in het verleden is het ook meerdere malen misgegaan. Na de grote stormvloedramp van 1953 is het water beteugeld door de aanleg van de Deltawerken. Tot de dag van vandaag is dit de basis van het watersysteem. Doordat Rotterdam aan en dichtbij de zee ligt (havens Maasvlakte, Hoek van Holland, Centrum stad, oude havens) worden de waterstanden bij Rotterdam met name bepaald door de zee. De meeste extreme waterstanden ontstaan als gevolg van stormvloed op zee (met name bij noordwesterstorm op de Noordzee). Stroomopwaarts vanaf de Van Brienenoordbrug en de Hartelkering ligt een overgangsgebied waar de waterstanden het gevolg zijn van getijdenwerking en rivierafvoer. Achter de lijn BergambachtSliedrecht-Geertruidenberg worden de waterstanden geheel bepaald door de hoogwaterafvoer van de rivier. De ligging aan zee heeft ook tot gevolg dat zout water de zoete rivieren binnendringt. Een zogeheten “zouttong”
infiltreert de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe en Oude Maas. Bij een lage rivierafvoer kan zout water tot in de Hollandse IJssel en het Spui bij Spijkenisse dringen als gevolg van de beperkte tegendruk door zoet rivierwater. Hierdoor kunnen belangrijke inlaatpunten bij het Brielse Meer en Gouda verzilten, waardoor tijdelijke sluiting nodig is.
2.1.2 Binnen- en buitendijkse gebieden Rotterdam wordt structureel beschermd door primaire keringen bestaande uit dijken langs de rivieren en de zandsuppleties, stranden en duinen langs de kust. Daarnaast worden flexibele keringen ingezet ten tijde van (verwachte) stormvloed op zee: de Maeslantkering, de Hartelkering en de Hollandse IJsselkering. Rotterdam beschikt daarnaast over een groot oppervlak buitendijks gebied. De oude en nieuwe havengebieden liggen voornamelijk buiten de primaire keringen als ook de stedelijke gebieden als Kop van Feijenoord, Zeemans- en Lloydkwartier en het Noordereiland. Nergens in Nederland werken en wonen zoveel mensen buitendijks als in Rotterdam. Nu al wonen circa 40.000 Rotterdamse inwoners buiten de dijken. Mede door ontwikkeling van het Stadshavensgebied zal dit aantal nog fors toenemen. De buitendijkse gebieden zijn echter niet onbeschermd. Van oudsher wordt het gebied bij ontwikkeling opgehoogd, waardoor de kans op wateroverlast en overstroming beperkt wordt. Sinds 1997 heeft ook de Maeslantkering
Figuur 2.1: Overzicht van waterstaatswerken als dijkringen, stormvloedkeringen en dammen in de omgeving van Rotterdam.
BRON: DEELPROGRAMMA RIJNMOND-DRECHTSTEDEN, 2012
2. Waterveiligheid en veranderingen in klimaat en stad
11
een reducerend effect op de (extreme) waterstanden, maar formeel heeft deze kering geen doel in het beschermen van buitendijkse gebieden. De aanwezigheid van de Maeslantkering heeft tot doel de kustlijn te verkorten, waardoor de keringen achter de Maeslantkering minder hoog hoeven te zijn om overstroming van binnendijks gebied te voorkomen. Achter de primaire keringen bevindt zich een groot pallet van polders, deels in de stad, en boezemstelsels die water aan- en afvoeren van en naar de polders. Ook deze watergangen worden geflankeerd door regionale waterkeringen1 die overstroming van de lagergelegen polders dienen te voorkomen. Grote boezemwaterstelsels in Rotterdam zijn de Schie, de Rotte en de Ringvaart ter hoogte van Capelle aan den IJssel en de Kreekse Boezem. In Rotterdam bestaat een groot aandeel van de regionale keringen uit veen; de zogenoemde veendijken. Sinds de doorbraak van een veendijk in Wilnis (2009) wordt dit type kering bij langdurende droogteperioden in nederland extra bewaakt op onder andere droogtescheuren en daarmee gepaard gaande ondermijning van de sterkte. De primaire en secundaire keringen zijn genormeerd. Rotterdam overlapt met verschillende primaire keringen – de dijkringen – die elk een eigen norm hebben (zie figuur 2.1). De norm varieert van een overschrijdingskans van 1:2.000 tot 1:10.000. Ondanks de lage ligging van de binnendijkse delen van de stad ten opzichte van de zeespiegel kent
1 Een regionale kering is een niet-primaire waterkering die is genormeerd door de provincie op basis van een provinciale verordening en/of is opgenomen in de legger of keur van het waterschap.
Rotterdam wel een van de hoogste veiligheidsnormen ter wereld. De buitendijkse gebieden liggen in Rotterdam hoger dan de (meeste) polders achter de primaire keringen (zie figuur 2.2). De hoogte van de buitendijkse gebieden varieert van ongeveer 3 meter + NAP in de stad tot ongeveer 6 meter + NAP op de Maesvlakte in de Noordzee. Daarmee steken de buitendijkse gebieden hoog uit boven de polders die soms wel tot -6 meter NAP dalen (Prins Alexanderpolder).
2.1.3 Het huidige beleid Het huidige beleid – in andere woorden de huidige veiligheidsstrategie – om Rotterdam zoveel als mogelijk te vrijwaren van het overstromingsgevaar komt samengevat op het volgende neer: Binnendijks gebied wordt beschermd door middel van: a) stormvloedkeringen die het gebied afschermen bij stormvloed (via de Maeslantkering en Hartelkering). Hiermee wordt de kustlijn verkort en hoeven achterliggende dijken langs de rivier (stroomopwaarts) minder hoog aangelegd te worden b) zandsuppleties voor de kust, stranden en duinen: via permanent onderhoud van deze structuren wordt de golfwerking beperkt en het water bij storm gekeerd c) dijkringsystemen (primaire keringen): genormeerde ringdijken beschermen achterliggende gebieden tegen overstroming vanuit zee, meer of rivier. De norm is gebaseerd op het aantal potentiële slachtoffers en waarden in het gebied. Deze normen dateren uit ongeveer 1960. d) boezem- en polderwaterkeringen (secundaire keringen) die polders binnen dijkringen beschermen tegen over-
Figuur 2.2: Hoogtebeeld in 3d van de buitendijkse gebieden (rood) en omliggende polderlandschappen (rood en blauw). Rood landschap ligt hoger dan het blauwe.
BRON: I. BOBBINK, TU DELFT IN OPDRACHT VAN GEMEENTE ROTTERDAM
12
Rotterdamse adaptatiestrategie
stroming vanuit het boezemwaterstelsel (onder andere aan- en afvoerkanalen van zoet water) e) crisisbeheersing: restrisico’s van een overstroming worden ondervangen door middel van een crisisorganisatie en evacuatieplannen van de veiligheidsregio’s (dit bestaat veelal uit protocollen die in werking treden ten tijde van een ramp). Dit is onvoldoende uitgewerkt voor specifieke situaties. De verantwoordelijkheid voor de afweging van risico’s en het beheer en onderhoud aan waterwerken is in handen van waterschappen en rijksoverheid. Buitendijks gebied wordt beschermd door middel van: a) ophogen van gebieden bij nieuwbouw (via het zogenoemde uitgiftepeil) b) hoogwaterprocedure: risicocommunicatie en het plaatsen van afzettingen bij overstroomde kades ten tijde van hoogwater
c) verantwoordelijkheid voor het “beheer ” en de afweging van risico’s is in handen van gemeenten Bij zowel binnendijks als buitendijks gebied is de strategie hoofdzakelijk gebaseerd op preventie (voorkomen van overstromen). Aandacht voor gevolgbeperking bij een overstroming was tot voor kort ondergeschikt.
2.2 Veranderingen in klimaat en socio-economie 2.2.1 Veranderingen in de zeespiegel en rivierafvoer In 2006 heeft het KNMI vier klimaatscenario’s ontwikkeld die wisselen in onder andere neerslagwaarden, mate van verandering in zeespiegelstijging en rivierafvoer: G en G+
Figuur 2.3: Schets van de waterstaatkundige inrichting van rivier-, polder- en boezemsystemen. In West-Nederland liggen de polders veelal beneden zeeniveau, waardoor overtollig water via diverse gemalen opgepompt wordt en afgevoerd naar zee.
BRON: INTERNETSITE HOOGHEEMRAADSCHAP VAN DELFLAND
Figuur 2.4: Zeespiegelstijging volgens verschillende klimaatscenario’s tot 2100.
2. Waterveiligheid en veranderingen in klimaat en stad
13
Tabel 2.1: Zeespiegelstijging en Rijnafvoer bij verschillende klimaatscenario’s. Klimaatscenario KNMI
Zeespiegelstijging 2050 (onder- en bovengrens)
Zeespiegelstijging 2100 (onder- en bovengrens)
Maatgevende rivierafvoer 2100 (Lobith)
W+ (Warm en Stoom)
20 - 35 centimeter
40 - 85 centimeter
18.000 kubieke meter per seconde
G (Rust en Druk)
15 - 25 centimeter
35 - 60 centimeter
17.000 kubieke meter per seconde
BRON: VAN DER HARST, 2011
en W en W+. Deze scenario’s hebben een gelijke kans van voorkomen. Binnen de G- en de W-scenario’s is er geen verschil tussen de waarden voor veranderingen in zeespiegelstijging en rivierafvoer (zie figuur 2.4 en tabel 2.1). Het Deltaprogramma hanteert sinds 2010 de KNMI-scenario’s als uitgangspunt. Voor de RAS is hetzelfde uitgangspunt gekozen.
2.2.2 Socio-economische ontwikkelingen en de Deltascenario’s Door toename van het aantal mensen en de waarde van onroerend goed nemen de potentiële gevolgen van een overstroming toe. Voor de langetermijninschatting van de overstromingsrisico’s is het daarom van belang niet alleen te kijken naar de ontwikkeling van het klimaat, maar ook naar de ontwikkeling van de economie en de demografie. Het Deltaprogramma heeft om deze reden de zogenoemde Deltascenario’s geïntroduceerd. Deze Deltascenario’s zijn gebaseerd op de bandbreedtes in de klimaat- en de socio-economische-scenario’s. Aan de basis liggen twee klimaatscenario’s van het KNMI (het zogenoemde G- en W+-scenario) en twee sociaaleconomische scenario’s van de planbureaus (“Regional Communities” en “Global Economy”). Deze laatste geven een bandbreedte aan variërend van sociaaleconomische krimp tot sociaaleconomische groei. Meer informatie hierover is opgenomen in hoofdstuk 2.
Rotterdam kan het volgende worden gezegd: 1. Verwachting is dat het aantal inwoners tot 2100 zal groeien vanwege de trend dat deltasteden aantrekkelijke vestigingsplaatsen zijn en zullen blijven op langere termijn. 2. Wel is er waarschijnlijk een onderscheid tussen de stad en het omliggende gebied. De stad zal groeien qua inwoner aantal, maar fysiek zal deze zich nauwelijks uitbreiden. Door stedelijke verdichting vindt de toename van inwoners grotendeels plaats binnen de huidige stadsgrenzen. 3. De waarde van de roerende en onroerende goederen zal blijven toenemen, enerzijds door toename in aantal, anderzijds door inflatie. 4. Een belangrijk Rotterdams kenmerk is dat de stedelijke verdichting vooral ook plaatsvindt in de oude havengebieden. Met herontwikkeling van buitendijkse gebieden als Stadshavens (1.600 hectare) en Kop van Feijenoord betekent dit dat de bevolkingsdichtheid in buitendijks gebied toeneemt. 5. Daarnaast zorgt ook de uitbreiding met de Tweede Maasvlakte voor forse toename van bebouwd oppervlak en economische waarde buitendijks. Kortom, Rotterdam zal op de lange termijn meer inwoners en waarde herbergen dan nu al het geval is. Dit heeft consequenties voor de overstromingsrisico’s, omdat de potentiële gevolgen van een overstroming toenemen.
2.2.3 Betekenis van de scenario’s voor Rotterdam Ten aanzien van de klimaatscenario’s zijn voor Rotterdam twee belangrijke conclusies te trekken: 1. De boodschap van alle klimaatscenario’s is dezelfde: de zeespiegel stijgt (>35 centimeter) en de rivierwaterstand stijgt ten opzichte van het huidige hoge afvoeren en daalt ten opzichte van het huidige lage afvoeren. Er zijn dus GEEN scenario’s die uitgaan van daling van de zeespiegel. 2. Er is een behoorlijk grote onzekerheidsmarge tussen de scenario’s (35-85 centimeter met mogelijke uitschieter naar 130 centimeter (Veerman2)). Het omgaan met deze onzekerheden is een opgave op zichzelf. Ten aanzien van de sociaaleconomische ontwikkeling van
2. In 2008 heeft de commissie Veerman deze waarden nader beschouwd en concludeerde op basis van de laatste wetenschapsinformatie dat de absolute bovengrens voor de zeespiegelstijging op 130 centimeter lag (Deltacommissie, 2008).
14
2.3 Conclusies • Internationaal gezien heeft Rotterdam één van de hoogste beschermingsniveaus voor dijken: 1:4.000 tot en met 1:10.000. • Nergens in Nederland wonen meer mensen (40.000) buitendijks dan in Rotterdam. Ook ligt de grootste haven van Europa geheel buiten de dijken. • De zeespiegel neemt 35-85 centimeter toe tot 2100. En ook de rivierafvoeren wijzigen. De kans op een overstroming vanuit zee of rivier neemt hierdoor toe. • Naast klimaatverandering nemen ook de gevolgen van een overstroming toe door economische groei en verdichting van de stad. Dit geldt in het bijzonder voor het buitendijkse gebied. • Er zijn grote onzekerheden in de scenario’s: hiermee omgaan is deel van de opgave.
Rotterdamse adaptatiestrategie
3. Consequenties voor de stad 3.1 Het water stijgt 3.1.1 Stijging van “maatgevende” waterstanden In figuur 3.1 zijn de gevolgen van het W+-scenario weergegeven voor de maatgevend hoogwaterstanden (MHW). Uit dit beeld blijkt dat de waterstanden in 2100 in het meest extreme scenario tot een meter hoger zullen zijn dan nu het geval is (bron: Deltaprogramma 2010; Stijnen & Slootjes, 2010).
3.1.2 Sluitfrequentie Maeslantkering neemt toe Als gevolg van de stijgende waterstanden zal de Maeslantkering vaker gaan sluiten waardoor de bereikbaarheid van de haven onder druk komt te staan (bron: Stijnen & Slootjes, 2010). Hierdoor ontstaat ook economische schade, omdat scheepvaart en de doorvoer van goederen belemmering ondervindt. In de huidige situatie is de verwachting dat de Maeslantkering eens in de twaalf jaar sluit. In het Veerman-scenario blijkt dit explosief te stijgen tot circa 30 keer per jaar, waardoor schade als
gevolg van stremming van de haven eveneens explosief stijgt. Aanpassing van de sluitcriteria waardoor de havens beter bereikbaar blijven, is uiteraard mogelijk. Echter, dit heeft wel tot gevolg dat de lagergelegen buitendijkse gebieden (Noordereiland, Kop van Feijenoord) vaker onder water zouden komen te staan.
3.2 Binnendijkse waterveiligheid onder druk 3.2.1 Primaire keringen voldoen lokaal niet aan de norm Door de verhoogde waterstanden op de rivier worden de normstellingen voor de dijken op verschillende plaatsen overschreden. Door het dijkhoogtetekort neemt de kans dat de dijk breekt of overstroomt toe. De overstromingsrisico’s worden hierdoor groter. Figuur 3.2 laat zien op welke locaties tekorten in dijkhoogte ontstaan tot 2100 bij het W+-scenario. De grootste opgaven zitten in de
Figuur 3.1: Toename van maatgevende hoogwaterstanden in 2100 bij het W+-klimaatscenario. .
Tabel 3.1: Sluitfrequentie van de Maeslantkering bij verschillende (klimaat)scenario’s. Klimaatscenario
Sluitfrequentie (per jaar)
Huidig
1 x per 12 jaar
G-scenario (60 centimeter zeespiegelstijging)
1 x per jaar
Veerman-scenario (130 centimeter zeespiegelstijging)
30 x per jaar
3. Consequenties voor de stad
15
Figuur 3.2: Tekort aan dijkhoogte in 2100 in scenario Warm en Stoom (W+-scenario) inclusief de mate van bebouwing. Hierbij is rekening gehouden met zetting en overhoogte van dijken.
BRON: DELTAPROGRAMMA PROBLEEMANALYSE, 2012
stroomopwaartse gebieden langs de Lek en de Merwedes (Krimpenerwaard en Alblasserwaard). Rondom Rotterdam zouden de volgende locaties onvoldoende hoog zijn in 2100 en het W+-scenario: Hoek van Holland, Merwe-Vierhavens (grens Schiedam/Rotterdam), Maasboulevard (tussen Boerengat – De Esch) en zuidelijk deel dijkring Rozenburg. Het dijkhoogtetekort loopt van nul tot meer dan 80 centimeter. In het G-scenario geven in 2100 minder locaties problemen en zijn de tekorten ook minder groot, maar dit breidt zich na 2100 uit tot de locaties die bij W+ niet voldoen (feitelijk doen dezelfde opgaven zich in G-scenario voor als in W+, alleen dan later in de tijd). Buiten Rotterdam zijn de Hollandse IJssel dijken (zogenoemde C-keringen) grotendeels afgekeurd vanwege het feit dat deze voor het eerst meegenomen zijn in de formele toetsing. Belangrijk om te vermelden, is dat de opgaven nog groter kunnen worden als ook “sterkte” (naast hoogte) meegenomen wordt in de toetsing. Deze informatie komt binnen afzienbare tijd vrij vanuit Veiligheid Nederland in Kaart (rijksprogramma). De druk op de ruimte en de problemen met de uitvoering van de versterking van waterkeringen in stedelijke en havengebieden nemen toe, doordat de dijken hier bebouwd zijn.
16
3.2.2 Regionale keringen lopen risico De klimaatopgave voor regionale keringen is tweeledig. Enerzijds wordt meer neerslag verwacht, anderzijds grotere perioden van droogte. Beide effecten kunnen er in potentie voor zorgen dat de overstromingskans vanuit het boezemstelsel groter wordt (door doorbraak van de regionale keringen). Overtollig neerslagwater afvoeren vanuit de polders naar de boezem kan namelijk zorgen voor te hoge stijging van de waterstanden op de boezem. Hierdoor komen de keringen onder druk te staan. Normoverschrijding zou het gevolg zijn. In een worst-case-situatie breekt een kering door. Perioden van droogte kunnen daarnaast het effect van uitdroging van veenkaden tot gevolg hebben. De uitwerking hiervan op de sterkte van de Rotterdamse veenkeringen is niet exact bekend, maar het verleden (Wilnis, 2009) leert dat het risico wel degelijk aan de orde is. Figuur 3.4 en tabel 3.2 laten zien dat de potentiële schade bij een dijkdoorbraak in de polder Zestienhoven-Schiebroek enorm kan zijn en divers van aard. Naast schade aan de bebouwing treedt ook schade op aan het boezemstelsel, het vliegveld en de scheepvaart. Belangrijke infrastructuur als de A13 (verbinding Rotterdam – Den Haag/Amsterdam), de Hogesnelheidslijn (HSL) en de RandstadRail lopen eveneens onder en dat resulteert in ontwrichting op grotere schaal
Rotterdamse adaptatiestrategie
Figuur 3.3: Locatie en typen primaire en regionale waterkeringen in Rotterdam.
Figuur 3.4: Overstromingsbeeld van polder Zestienhoven-Schiebroek na een dijkdoorbraak (rode stip) in de boezem van de Schie (eindbeeld tien dagen na dijkdoorbraak).
BRON: BARNEVELD ET AL., 2013 IN PREP.
3. Consequenties voor de stad
17
dan alleen de polder. Deze schadebepaling betreft de huidige situatie; er is geen rekening gehouden met toekomstige veranderingen in klimaat of stedelijke ontwikkeling.
kans dat aanscherping van de norm op langere termijn niet nodig zou zijn (en misschien zelfs tot normverlaging kan leiden). Het Deltaprogramma heeft bepaald welke normtypen en -hoogten mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn op de dijkringen in de regio (dijkringen Rotterdam in blauw) wanneer vanuit de overstromingsrisico’s wordt geredeneerd en met een doorkijk van ruimtelijke ontwikkelingen tot 2040. In tabel 3.3 is af te leiden dat de “Rotterdamse” dijkringen geen optimale bescherming bieden. Het gaat er hierbij om een vergelijking te maken tussen de overstromingskans van de 2e referentie3 met de overstromingskans bij Lokaal individueel (overlijdens) risico (LIR) en economische optimale overstromingskans (MKBA). LIR representeert een potentieel “nieuwe norm” voor slachtofferrisico en MKBA voor “economische schade”.
3.2.3 Gevolgen van een overstroming nemen toe In de figuren 3.5 en 3.6 zijn de gevolgen van overstromingen in termen van slachtoffers en schade weergegeven voor de regio Rijnmond-Drechtsteden in de huidige situatie. Uit de donkergekleurde zones (“hotspots”) in en om Rotterdam wordt duidelijk dat de potentiële gevolgen van een overstroming in Rotterdam en omgeving groot kunnen zijn. Relatief groter dan in omliggende gebieden. De verklaring hiervoor is de hoge dichtheid van gebouwen en mensen in de stad. Wanneer socio-economische ontwikkeling in het W-scenario leidt tot groei van de economische waarde en bevolking, nemen de gevolgen van de overstromingen verder toe. Aanscherping van de norm zal -zeker in het Stoom-scenarioin dat geval nog eerder voor de hand liggen. Het omgekeerde is op de langere termijn echter ook mogelijk: in scenario Rust nemen groei en bevolkingsdichtheid af. Hierdoor bestaat de
3. Overschrijdingskans is de kans op een bepaalde waterstand. Overstromingskans is de feitelijke “doorbraakkans” van de dijk. Het gaat dus om verschillende typen kansen. De (Water)wet en de primaire dijken zijn momenteel gebaseerd op overschrijdingskansen voor een per dijkring vastgestelde “maatgevende” waterstand. Actuele beleidsontwikkeling is gericht op de overstap naar overstromingskansen.
Tabel 3.2: Schatting van de kwalitatieve en kwantitatieve schade in de polder Zestienhoven-Schiebroek na tien dagen bij een dijkdoorbraak in het boezemstelsel van de Schie. Schadecategorie
Te verwachten schade bij doorbraak van de Schie
Landgebruik (HIS-model Vrije Universiteit Amsterdam)
€ 230.000.000
Schade aan het vliegveld en vliegtuigen
€ 42.600.000
Dichten van de bres en aanleggen nieuw wegdek
€ 50.000
Bedrijfsuitval vliegveld
€ 70.000 per dag
Bedrijfsuitval in de polder
€ 5.100.000 per dag
Slachtoffers
3
Schadecategorie, kosten onbekend Uitval van de beroepsscheepvaart
27 schepen per dag
Uitval van de recreatiescheepvaart
24 recreatievaartuigen per dag
Schade aan het boezemsysteem
Schie: 398 kilometer kade in het geding (Rotte: 249 kilometer)
Schade aan woningen op en om de kering
schade aan funderingen, niet-gekwantificeerd
Schade door uitval doorgaande infra (A13 & HSL)
niet-gekwantificeerd
Schade vitale infrastructuur
schade en mogelijke uitval van 500 straatkasten
Milieuschade
2 locaties met verontreinigde bovenlaag
Schade aan woonboten en vaartuigen
2 locaties met verontreinigde bovenlaag Schie: circa 10 woonboten Rotte: 135 woonboten en meer dan 1.000 pleziervaartuigen
BRON: BARNEVELD ET AL., 2013 IN PREP.
18
Rotterdamse adaptatiestrategie
Figuur 3.5: Verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers (per hectare per jaar) in de regio Rijnmond-Drechtsteden.
BRON: BIJ 2E REFERENTIE ZONDER SYSTEEMWERKING; DELTPROGRAMMA PROBLEEMANALYSE, 2012
Figuur 3.6: Verwachtingswaarde van de maximale schade (per hectare per jaar) in de regio Rijnmond-Drechtsteden.
BRON: DELTAPROGRAMMA PROBLEEMANALYSE, 2012
Voor de regionale keringen gelden dezelfde principes. Wanneer in een polder demografische groei plaatsvindt, zal de schade bij overstroming toenemen. Krimp verlaagt daarentegen de schade. Hierdoor kunnen omliggende keringen op termijn in een hogere of lagere normklasse terechtkomen. Voor Rotterdam is de verwachting conform alle scenario’s
3. Consequenties voor de stad
dat de stad en de haven (en daarmee dijkringen en polders) zullen verdichten (zie figuur 3.7). Hierdoor nemen ook de gevolgen van een overstroming verder toe. Toename van overstromingsgevolgen en eventuele aanscherping van de norm zijn voor Rotterdam dan ook een relevante opgave.
19
Tabel 3.3: Bandbreedtes beschermingsniveaus (met betrekking tot primaire dijken) voor de aandachtsgebieden binnen Rijnmond-Drechtsteden. Dijkring
Overschrijdingskans Overstromingskans (onafgerond) Huidige norm
2e referentie
LIR*
MKBA**
14-2 Zuid-Holland (Hoek van Holland)
10.000
10.000
200
1.700
14-3 Zuid-Holland (Rotterdam)
10.000
10.000
22.000
13.700
17 IJsselmonde
4.000
2.000
9.600
4.200
18 Pernis
10.000
5.000
72.000
12.300
19 Rozenburg
10.000
5.000
3.800
500
*LIR: LOKAAL INDIVIDUEEL (OVERLIJDENS)RISICO. **MKBA: ECONOMISCHE OPTIMALE OVERSTROMINGSKANS.
Figuur 3.7: Nieuwbouwprogramma 2030 Rotterdam.
BRON: GEMEENTE ROTTERDAM, 2012
20
Rotterdamse adaptatiestrategie
3.3 Buitendijkse waterveiligheid onder druk
Lloyd- en Müllerpier en Katendrecht heeft de stijgende zeespiegel ook invloed. Deze gebieden hebben bij de huidige waterstanden een kleine kans op waterschade (meer dan 1:10.000), maar dit zal bij een zeespiegelstijging van 60 centimeter stijgen naar een kans tussen de 1:4.000 en 1:1.000.
3.3.1 Kans op buitendijkse overstroming neemt toe Door klimaatverandering neemt de kans op overstroming van het buitendijkse gebied toe (figuur 3.8). Bij de verwachte stijging van de waterstanden zullen de laaggelegen gebieden als het Noordereiland, Heijplaat, delen van de Kop van Feijenoord en het Scheepvaartkwartier niet alleen vaker te maken krijgen met waterschade als gevolg van een overstroming, maar ook zal het getroffen gebied in de tijd groter worden. Voor de gebieden als Merwe-Vierhavens en Waal-Eemhaven betekent een zeespiegelstijging van 60 centimeter (W+-scenario) dat de kans dat een groot deel van het gebied overstroomt in 2100 verschuift van een zeer kleine kans (1:10.000) naar een kans van ongeveer 1:1.000. Voor enkele delen wordt de kans zelfs 1:100. Op de gebieden die recent zijn ontwikkeld en reeds zijn opgehoogd, zoals delen van de Kop van Zuid, de Wilhelminapier,
3.3.2 Gevolgen van een overstroming nemen toe Toename overstromingsschade. Er is onderzoek verricht naar de gevolgen van klimaatverandering op de overstromingsschades in stedelijk gebied en op infrastructuur (bron: Veerbeek et al., 2010; hierbij zijn de huidige bebouwing en infrastructuur als vaste parameter genomen en de klimaatverandering als variabele). Dit onderzoek heeft aan het licht gebracht dat (directe) overstromingsschades zullen verviervoudigen indien het Veerman-scenario zich zal voltrekken (figuur 3.9). Wanneer de intensivering van het stedelijk gebied zich – zoals nu voorzien – in buitendijks gebied zal voltrekken, zullen de schadebedragen hoger uitpakken (indien geen aanvullende maatregelen worden genomen).
Figuur 3.8: Overstroming in het buitendijkse gebied bij verschillende herhalingstijden. Huidige situatie (boven) en het jaar 2100 (onder) volgens het W+-scenario.
BRON: DELTAPROGRAMMA PROBLEEMANALYSE 2012, MEDE OP BASIS VAN HUIZINGA, 2010
3. Consequenties voor de stad
21
Toename van risico’s op slachtoffers, maatschappelijke ontwrichting en milieu Het effect van klimaatverandering op andere aspecten dan het schadebeeld is niet of nauwelijks onderzocht. Wel mag geconcludeerd worden dat met toename van de kans op overstroming als gevolg van klimaatverandering, ook een vergroting van de effecten op andere aspecten te verwachten is, zoals kans op maatschappelijke ontwrichting, slachtoffers en milieuschade. De grootte van de effecten zijn sterk afhankelijk van de locale condities zoals hoogteligging, bereikbaarheid, vluchtroutes en aard en leeftijd van de bebouwing. De risico’s voor het milieu komen voort uit de aanwezigheid van woongebieden, industrie- en bedrijfsterreinen in de buitendijkse gebieden van Rotterdam en Dordrecht, evenals een aantal bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO). Daarnaast ligt er een groot aantal potentieel ernstige en urgente bodemsaneringslocaties die nog moeten worden gesaneerd. Bij de overstroming van New Orleans in 2005 door de orkaan Katrina is bijvoorbeeld ern-
stige bacteriële vervuiling opgetreden door overstroming van het rioleringssysteem inclusief de zuiveringsinstallaties. Ook zijn toxische stoffen vrijgekomen uit industriële activiteiten en is het drinkwater verontreinigd (bron: Nijs et al., 2010). Toename risico’s door verdichting. De gevolgen van overstromingen nemen ook door de ruimtelijke en economische ontwikkelingen in het buitendijkse gebied toe. In figuur 3.10 zijn de ontwikkelingen in het stadscentrum weergegeven waar onder andere 1.600 hectare herstructurering plaatsvindt in het kader van Stadshavens, maar ook de ontwikkeling van de Kop van Feijenoord draagt bij. Ook de havengebieden ontwikkelen verder volgens alle scenario’s (in elk geval tot 2040), waardoor in potentie de gevolgen ook toenemen. Hoe groot de invloed van de ruimtelijke en economische ontwikkeling daadwerkelijk is op potentiële directe en indirecte schade is nog niet gekwantificeerd.
Figuur 3.9: Toename van jaarlijkse schadeverwachting in buitendijks gebied in Rijnmond-Drechtsteden als gevolg van overstroming bij verschillende klimaatscenario’s. Scenario
Gemiddelde jaarlijkse overstromingsschade (k€)
Procentuele toename (%)
Huidig
158
2050 G+
277
75
2100 Veerman
683
147
BRON: VEERBEEK ET AL., 2010
Figuur 3.10: Verstedelijkingsambitie tot 2040 in de buitendijkse gebieden van Rotterdam. Rood omkaderd grote gebiedsontwikkelingen die (deels) buitendijks liggen.
22
Rotterdamse adaptatiestrategie
3.4 Overstromingsrisico’s buitendijks zijn “anders” dan binnendijks
3.5 Voortzetting van huidig beleid heeft grote consequenties
De kans op overstroming buitendijks is van oudsher groter dan binnendijks. Buitendijks draineert echter vanzelf: door hogere ligging is de overstroming slechts van tijdelijke aard en de waterdiepten blijven enigszins beperkt. Binnendijkse overstroming is van een andere orde. De kans van optreden is weliswaar laag (door de hoge normen), maar de gevolgen kunnen desastreus zijn. Een dijkdoorbraak kan gepaard gaan met grote stroomsnelheden direct achter de dijk en grote waterdiepten tot ver achter de dijk. In potentie levert dit grote aantallen slachtoffers en hoge schadegetallen op. Bovendien moet een eenmaal volgelopen gebied leeggepompt worden. Overstroomd binnendijks gebied kan hierdoor weken of zelfs maanden of jaren onbruikbaar zijn of geheel onbruikbaar worden. Het totale overstromingsrisico – kans maal gevolg – lijkt daardoor beperkter voor buitendijkse gebieden.
Voortzetting van het huidige beleid (paragraaf 2.1.3) om de beschreven opgaven in dit hoofdstuk aan te pakken, brengt hoge kosten met zich mee. Dit wordt mede veroorzaakt, doordat veel dijken (primair en regionaal) in dichtbebouwde gebieden liggen. Voor het buitendijkse gebied is er geen norm. Voortzetting van het huidige beleid betekent hier in principe dat de hoogwaterprocedure vaker doorlopen moet worden (vaker afzettingen, meer communicatie). Burgers en bedrijven moeten vaker hun eigendommen beschermen (zandzakken, vloedschotten) of schade accepteren. Bij nieuwe, buitendijkse ontwikkelingen kan het uitgiftepeil naar boven moeten worden bijgesteld (ofwel meer zand aanbrengen om het maaiveld op te hogen). Dit kan in principe eindeloos
Figuur 3.11: Voorbeeld van de primaire kering in dichtstedelijk gebied in Rotterdam. Locatie: De Boompjes.
BRON: VEELEN ET AL., WATERKERINGEN 2010
3. Consequenties voor de stad
23
doorgaan, maar ontwikkelaars lopen nu tegen voor hen hoge kosten aan. De Maeslantkering zal daarnaast onder het huidige sluitingsregime vaker sluiten, waardoor de scheepvaart economische schade oploopt (bron: Deltares, 2011). Cruciaal vraagstuk bij dit alles is waar en wanneer de bestuurlijke en/of maatschappelijke grens van “het acceptabele” ligt. Wat is een “acceptabel risico, schade of kosten voor maatregelen”?
3.6 Urgentie Bovendien zijn de snelheid en de mate van klimaatverandering onzeker. Grootschalige ingrepen kunnen overbodig blijken te zijn. Of minstens zo erg: te vroeg gerealiseerd zijn waardoor bijvoorbeeld flexibele keringen (zoals een Maeslantkering) bouwkundig afgeschreven zijn tegen de tijd dat ze echt nodig worden. Desalniettemin is de opgave om de volgende redenen wel degelijk urgent: 1. De huidige beschermingsniveaus van de primaire dijken zijn niet optimaal. 2. Projectontwikkelingen vragen om duidelijke richtlijnen en randvoorwaarden voor het bouwen, met name bij projecten bij waterkeringen en in buitendijks gebied. Met onzekere en vooral verschillende klimaatscenario’s kunnen de bouwprojecten niet uit de voeten. 3. Indien op termijn grote deltawerken uitgevoerd zouden moeten worden om de delta te beschermen, dient rekening te worden gehouden met de lange realisatietermijn die dit soort werken met zich meebrengt (het eerste deltaprogramma was na ruim 50 jaar voltooid). 4. Daarnaast moet er nu al zicht zijn op eventueel benodigde ruimtelijke reserveringen (bijvoorbeeld voor dijkversterkingen). 5. Het moet duidelijk zijn wanneer er eventueel overgestapt moet worden naar een andere strategie, dit om misinvesteringen te voorkomen. 6. Evenzo kan nu meeliften met ontwikkelingen kansen (win-win) opleveren, waardoor de kosten lager uitvallen.
3.7 Pallet aan mogelijke maatregelen is groot Op verschillende schalen en niveaus zijn vele maatregelen
24
mogelijk om het hoofd te bieden aan klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande stijging van de waterstanden op zee en rivier. Rivierwaterstanden bij Rotterdam kunnen bijvoorbeeld worden verlaagd door bij Arnhem/Nijmegen meer water over of de IJssel of de Waal af te voeren of door meer waterberging te creëren in de buurlanden. Inzet van flexibele keringen aan zeekant en stroomopwaarts in de rivier (zoals het advies van Veerman) kunnen de regio ook vrijwaren van verhoogde waterstanden. Lokale oplossingen kunnen worden gevonden door blijvend in te zetten op dijkversterkingen of meerlaagsveiligheid. Tot op heden is de strategie van Nederland vooral gericht op preventie en technische, fysieke maatregelen (dijken, Deltawerken). Niet of minder civieltechnisch gedreven oplossingen zijn bijvoorbeeld normverlaging of ruimtelijk beleid ter voorkoming van bouwen op risicovolle locaties. In combinatie met de vele onzekerheden in de scenario’s (hoofdstuk 2) rond klimaat en socio-economie maakt het grote aantal mogelijke oplossingen van de opgaven en het te ontwikkelen adaptatiepad een complex vraagstuk.
3.8 Conclusies • Stijgend water op zee en rivier maken dat de dijken lokaal niet meer aan de wettelijke normen zullen voldoen. Risico’s op dijkdoorbraken van primaire keringen nemen daardoor toe. • De normen voor de dijkringen dateren daarnaast uit 1960 en zijn niet meer actueel, doordat de bevolking en economische waarde zijn gegroeid. • De Maeslantkering zal vaker gaan sluiten als gevolg van de stijgende zeespiegel. • Het buitendijkse gebied zal vaker onderlopen, allereerst op de meest laaggelegen plaatsen. • De kans op een overstroming vanuit regionale keringen neemt toe door toename van neerslag en droogte. • Nieuwbouw vindt overal plaats in Rotterdam, maar vooral ook in het buitendijkse gebied. Los van het effect van klimaatverandering neemt door deze verdichting het overstromingsrisico ook toe. • Buitendijkse overstromingsrisico’s zijn van een andere aard dan binnendijks. De kans op een overstroming is groter, maar de gevolgen beperkter. • De opgaven zijn urgent. • Grote onzekerheden in aard en snelheid van de klimaatverandering en de vele denkbare maatregelen maken van de opgaven een complex vraagstuk.
Rotterdamse adaptatiestrategie
4. Visie en doelen 4.1 Visie klimaatbestendig Rotterdam In 2025 en daarna zien we een havenstad die gericht is op de kwaliteiten die het water te bieden heeft. Met een buitendijks gebied aan weerszijde van de Nieuwe Maas dat divers is qua bebouwing, waar de bestaande woningen zijn beschermd door een scala aan maatregelen variërend van een klimaatboulevard en kademuurtjes tot aanpassingen aan en in de woningen zelf. Een gebied dat aantrekkelijk is, mede door klimaatadaptieve gebouwen en drijvende werk- en woonwijken. Er is sprake van een goede bereikbaarheid met name door een duurzaam vervoer over water en diverse overstappunten (waterhubs). Overstromingen ten gevolge van extreme rivierafvoeren en een hoge zeespiegel worden opgevangen door bovenstaande maatregelen en door de uitvoering van de maatregelen uit het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden. De bestaande stad zelf wordt beschermd door een primaire waterkering die geen barrière vormt, maar uitnodigend is. Deze multifunctionele waterkeringen worden tevens gebruikt als ontsluiting van de stad in het dagelijks leven en als evacuatieroutes tijdens calamiteiten. De keringen kunnen onderdeel zijn van stadsparken (stadsduinen) of juist geïntegreerd zijn in het stedelijk weefsel, in ieder geval zodanig dat er ruimte blijft voor aanpassingen. Extra beveiliging van de bestaande stad is het stelsel van secundaire keringen dat zorgt voor compartimentering in noodsituaties. Het intermezzo beschrijft een visie, geen eindplaatje, die door de uitvoering van de Rotterdamse adaptatiestrategie de komende decennia werkelijkheid kan worden. De adaptatiestrategie is geen uitvoeringsplan, maar een strategie die een proces in gang zet. De effecten van klimaatverandering of welke ontwikkeling dan ook stoppen tenslotte niet in 2050 of in 2100. We liften mee met de dynamiek van de stad en de maatschappij om zo de stad toekomstbestendig te houden.
4.2 Doelen De kerndoelen van klimaatadaptatie en specifiek “een waterveilige stad” gaan hand in hand met de kerndoelen van de stad: een goede leefkwaliteit en een sterke economie. In 2025 wil Rotterdam 100% klimaatbestendig zijn. Dit betekent dat Rotterdam in 2025 en daarna niet alleen minimale overlast van de effecten van klimaatverandering
4. Visie en doelen
ondervindt, maar dat de stad ook maximaal profiteert van haar inspanningen om klimaatbestendig te zijn en kansen creëert. De kerndoelen van de Rotterdamse adaptatiestrategie zijn achtereenvolgens: 1. De stad en haar inwoners zijn veilig voor het water van buiten. We willen dat Rotterdam en haar inwoners beschermd blijven tegen het water uit zee en rivieren en dat het investeringsvertrouwen in deze stad en regio in stand blijft. Bovendien profiteert de stedelijke economie ervan dat de stad (inter)nationaal bekend staat om haar vooruitstrevende toepassing van waterkennis. 2. Klimaatadaptatie draagt bij aan een comfortabele, leefbare en aantrekkelijke stad. Onze ambitie is dat Rotterdam een stad blijft met een aantrekkelijk verblijfsklimaat waar klimaatverandering minimale invloed heeft op de gezondheid en productiviteit van haar bewoners. De maatregelen die dit garanderen dragen direct bij aan een aantrekkelijkere, leefbare stad en dragen bij aan een sterkere en groene stedelijke economie. 3. De Rotterdamse haven blijft veilig en bereikbaar. Onze inspanningen zijn erop gericht dat Rotterdam een bereikbare stad blijft voor mensen, goederen en dienstverlening. De vitale stedelijke (nuts)netwerken zijn robuust en ook extreme weergebeurtenissen leiden niet tot onbeheersbare situaties. 4. De stad en haar inwoners ondervinden minimale hinder van te veel of te weinig neerslag. We willen dat Rotterdam is opgewassen tegen extreme weergebeurtenissen, zoals heftige regenbuien en perioden van hitte en droogte. Daar werken we al aan samen met de partners van het Waterplan Rotterdam en dat zullen we voortzetten. De koppeling van robuuste, flexibele maatregelen aan projecten en plannen voor de stad dragen bij aan een aantrekkelijkere, leefbare stad en creëert bewustwording bij de bewoners dat ze leven in een mooie deltastad. 5. De inwoners van Rotterdam zijn zich bewust van de effecten van klimaatverandering en weten wat zij zelf kunnen doen. Inwoners en bedrijven in Rotterdam zijn zich bewust van de gevolgen van klimaatverandering, kennen hun eigen verantwoordelijkheden en weten welke handelingsmogelijkheden zij zelf hebben. De gemeente stelt
25
hen in staat hun verantwoordelijkheid te nemen en faciliteert hen hierin. Zij pakt deze handschoen op samen met de andere overheden. 6. Klimaatadaptatie versterkt de Rotterdamse economie en haar imago.
26
De inspanningen om een klimaatbestendige stad te worden, zorgen voor nieuwe economische impulsen in de stad. Ondernemers in de water- en deltatechnologie zien Rotterdam als een stad waar zij willen investeren. Buitenlandse overheden zien Rotterdam als voorbeeld voor hun eigen land of stad.
Rotterdamse adaptatiestrategie
5. Adaptatiestrategie voor waterveiligheid In onderstaande paragrafen wordt allereerst de hoofdkoers van de Rotterdamse adaptatiestrategie (RAS) beschreven. Dit is zowel voor waterveiligheid als (op hoofdlijnen) voor zoetwatervoorziening, omdat die elkaar beïnvloeden. Vervolgens wordt ingegaan op onderdelen daarvan, de zogenoemde “deelstrategieën”. Voor deze deelstrategieën wordt kort beschreven wat de deelstrategie inhoudt en vervolgens wat de motivatie is geweest voor de desbetreffende deelstrategie (bijvoorbeeld beleidsmatige, maatschappelijke, economische of bestuurlijke overwegingen en/ of kennis).
5.1 Hoofdstrategie 5.1.1 Waterveiligheid In figuur 5.1 zijn de hoofdbestanddelen van de Rotterdamse adaptatiestrategie voor de waterveiligheid aangegeven. Deze bestaan feitelijk uit de verschillende, fysiek te onderscheiden gebieden en systeemelementen binnen het watersysteem: stormvloedkeringen, buitendijks gebied en binnendijks gebied met primaire en regionale keringen. Het is gebaseerd op de risicoanalyse (hoofdstuk 3) en de daarvoor meest effectief geachte handelswijze (los van de huidige verantwoordelijkheden van partijen). De belangrijkste parameters die het systeem beïnvloeden en daarmee de RAS bepalen, zijn de (stijgende) waterstanden op de rivier, op zee en op het boezemwaterstelsel (deze laatste indirect via overtollig neerslagwater). Deze parameters zijn weer afhankelijk van de klimaatscenario’s, G/G+ en W/ W+. W-klimaatscenario is het meest extreem: de waterstanden stijgen het hoogst en het snelst in dit scenario. Het W-scenario bepaalt daarmee primair de mate van de urgentie en de snelheid waarmee de maatregelen genomen moeten worden. Belangrijkste technische knikpunt in het huidige systeem is de Maeslantkering. Tot 50 centimeter zeespiegelstijging is bijstelling van de huidige strategie mogelijk. De Maeslantkering kan 50 centimeter zeespiegelstijging aan, waarmee in het W-scenario de inzet van de stormvloedkering tot ongeveer 2080 mogelijk blijft. Daarna is een nieuwe strategie of verbetering van de huidige strategie noodzakelijk. De sluitfrequentie van de Maeslantkering is tot dat moment toegenomen tot ongeveer één stormsluiting per jaar, waardoor de bereikbaarheid van de haven nauwelijks negatief beïnvloed wordt. Sterker nog, feitelijk versterkt Rotterdam hiermee
5. Adaptatiestrategie voor waterveiligheid
haar status als veilige haven (ten opzichte van havens aan een open zee zonder enige bescherming). Onder een G-klimaatscenario zullen zich dezelfde situaties en keuzemomenten voordoen maar dan later in de tijd. Onder een W-scenario zullen vanaf 2080 nieuwe, grote maatregelen noodzakelijk zijn om weerstand te kunnen bieden aan de stijgende waterstanden op zee en/of rivier. Hierbij gaat het om maatregelen die de afvoerverdeling van de rivieren beïnvloeden en/of direct weerstand bieden aan het buitenwater op zee of rivier: hoge dijken, nieuwe of verbeterde flexibele keringen (stormvloed- of rivierkeringen), of permanente afsluitingen (bijvoorbeeld dammen en sluizen). In feite zijn er vier uitersten te onderscheiden: 1. een verbeterd huidig systeem, met middelhoge dijken en verbeterde stormvloedkering op de huidige locaties 2. een open systeem zonder stormvloedkering, maar wel (zeer) hoge dijken 3. een gesloten systeem waarbij de zeekant of bepaalde riviertakken afgesloten zijn door dammen of sluizen 4. een flexibel systeem waarbij extra, beweegbare stormvloed- en/of rivierkeringen worden ingezet Alle vier hoofdopties vergen aanleg van grote, infrastructurele waterstaatswerken. Dit vergt een lange voorbereiding- en aanlegtijd van doorgaans tientallen jaren (realisatie van het eerste Deltaprogramma na de stormvloed van 1953 nam ongeveer 60 jaar in beslag). Dit houdt in dat – in geval van het W-scenario – ruimschoots voor 2080 gestart moet worden met de voorbereiding van de aanleg, bijvoorbeeld 2030/40. Dit bepaalt daarmee mede de urgentie van de RAS. Tot aan 2080 zullen diverse, minder grootschalige aanpassingen nodig zijn om de effecten van klimaatverandering te verlichten. Hierbij gaat het vooral om meer lokale maatregelen die weerstand bieden aan stijgende waterstanden en grotere overstromingsrisico’s: 1. Versterking van bestaande, primaire keringen: om aan de wettelijke normering te blijven voldoen zullen op verschillende plaatsen dijkversterkingen nodig zijn en blijven. Alternatief is het inzetten op meerlaagsveiligheid, waarbij meer aandacht uitgaat naar de 2e of 3e laag. 2. Handhaven of versterken van regionale keringen (binnendijks gebied), gepaard gaande met de realisatie van de wateropgave in de stad (neerslag vasthouden, bergen, afvoeren). Alternatief is het inzetten op meerlaagsveiligheid binnen polders, waarbij meer aandacht uitgaat naar de 2e of 3e laag. 3. Acceptatie van toenemende wateroverlast in bestaand buitendijks gebied, opgevolgd door lokale aanleg van beschermende elementen als verhoogde kades of
27
Figuur 5.1: Schema RAS waterveiligheid en zoet water.
Variabelen: • Tijd • Snelheid van klimaatverandering (zeespiegelstijging, et cetera) • Snelheid van veranderingen in de socio-economie (bevolkingstoename) 2014 Waterveiligheid
2040
2080
2100
Benutting stormvloedkeringen tot 50 centimeter zeespiegelstijging. Sluitfrequentie: 1 x per jaar (acceptabel) Ontwikkeling en aanleg nieuwe systeemelementen
Nieuwe flexibele kering Flexibele zee- en rivierkeringen Dam (gesloten systeem) Open systeem
Dijkversterking bestaande primaire keringen
Acceptatie toename wateroverlast bestaand buitendijks gebied
Lokale bescherming buitendijkse risicolocaties (stad en haven)
Adaptief bouwen nieuw buitendijks gebied (stad en haven)
Handhaven of versterken regionale keringen en oplossen wateropgave in de stad (neerslagwater vasthouden, bergen en/of afvoeren) Verbetering van crisisbeheersing en calamiteitenorganisatie (opstellen evacuatieplannen)
Zoet water Handhaving beheer inlaatlocaties inclusief huidige streefwaarden zout Verhoging inlaat “norm” zout Verplaatsing inlaatpunten Aanleg buffers + pijpleidingen Terugdringing zouttong
28
Rotterdamse adaptatiestrategie
toepassing van meerlaagsveiligheid. 4. Nieuw te ontwikkelen buitendijkse gebieden zullen vanaf nu adaptief worden aangelegd: drijvende woningen, bouwen op palen, dry-/wetproof bouwen (inclusief gedeeltelijk ophogen van het maaiveld). Zowel in stedelijke als havengebieden. 5. Verbetering van crisisbeheersing en calamiteitenorganisatie. Ondanks de geringe kans van optreden dient Rotterdam voorbereid te zijn op overstroming. Hiervoor zijn calamiteitenplannen en een goede calamiteitenorganisatie noodzakelijk. Bovenstaande strategie is vooral ingegeven door de klimaatverandering. Het is echter ook zaak om rekening te houden met de ontwikkelingen op socio-economisch gebied: die kunnen dezelfde aanleiding geven tot versterking van het huidige systeem. In een verdichtende stad neemt het overstromingsrisico toe door toename van de gevolgen van
een overstroming (ook zonder klimaatverandering). In een gebied waar de bevolking en economische waarde afnemen, zou er geen of minder aanleiding kunnen zijn om de dijken te versterken in verband met klimaatverandering.
5.1.2 Zoet water Maatregelen op het vlak van de waterveiligheid kunnen direct invloed uitoefenen op (het huidige systeem van) de zoetwatervoorziening. Een openwaterveiligheidssysteem zal de toestroom van zout vanuit zee de rivier op versterken. Een gesloten systeem brengt mogelijkheden met zich mee om zoet water te bufferen. Het knikpunt voor zoet water zal in een W-scenario al rond 2040 opgetreden (zie schema 5.1): op dat moment zullen de concentraties van zout in het rivierwater dusdanig hoog zijn en frequent optreden, waardoor de inlaat ervan in het binnendijkse systeem belemmerd zal worden. De zoetwatervoorziening lijkt daarmee eerder een knikpunt te bereiken dan watervei-
Figuur 5.2: Kosten-batenvergelijking van grote systeemingrepen in Rijnmond-Drechtsteden. Netto contante waarde tot 2100 van grote systeemingrepen, uitgesplitst in verschillende effecten. Boven: bij scenario W+/Regional communities, onder bij W+/Global economy.
BRON: DELTARES, 2011
5. Adaptatiestrategie voor waterveiligheid
29
ligheid en is daarmee feitelijk urgenter dan waterveiligheid. Mogelijke maatregelen om de zoetwaterproblemen aan te pakken zijn: 1. Verhoging van de inlaat”norm”: een hogere streefwaarde maakt het mogelijk het inlaatpunt langer open te laten. Gevolg is wel dat er meer zout in het systeem komt. 2. Verplaatsing van inlaatpunten: huidige inlaatpunten zouden nog verder stroomopwaarts kunnen worden geplaatst. 3. Aanleg alternatieve aanvoerroutes, buffers en pijpleidingen: Het Brielse Meer en de Biesbosch zijn reeds voorbeelden van buffers die op grotere schaal zouden kunnen worden ingezet en van waaruit - desnoods met pijpleidingen water naar andere gebieden kan worden gevoerd. Verbeterde inzet van de kleinschalige water aanvoer voorzieningen, aanvoer van IJsselmeerwater. 4. Terugdringing van de zouttong: door maatregelen als trapjeslijn en bellenscherm kan de indringing van zout worden tegengegaan. Alle genoemde zoetwatermaatregelen vertegenwoordigen vooralsnog geen grote consequenties of bedreiging voor de bovengenoemde adaptatiestrategie voor waterveiligheid. Andersom is het wel mogelijk dat de adaptatiestrategie nadelen met zich meebrengt voor zoet water.
5.1.3 Kosten en baten van hoofdkeuzes Vanwege de lange termijn is het eigenlijk niet mogelijk in te schatten welke hoofdstrategie na het knikpunt 2080 de voorkeur zal hebben. Vanuit bestuurlijke, maatschappelijke en economische overwegingen heeft een open systeem in de tegenwoordige tijd absoluut geen voorkeur (zie de eigenlijk vrij recente aanleg/keuze voor de flexibele Maeslantkering). In 2100 zouden echter andere voorkeuren leidend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld het herstel van estuariene dynamiek. Hetzelfde principe geldt voor een gesloten systeem: nu economisch zeer onwenselijk, maar een overstromingsramp zou de maatschappelijke weerstand kunnen doen omslaan, waardoor een voorkeur ontstaat voor een afsluiting van de Nieuwe Waterweg. Los van de genoemde, niet te voorspellen invloeden, is het wel mogelijk een feitelijke kosten-batenanalyse te maken van de hoofdkeuzes. Een dergelijke kosten-batenanalyse is uitgevoerd in het kader van het deelprogramma RijnmondDrechtsteden (bron: Deltares, 2011). Hierbij is rekening gehouden met effecten van de varianten op de (vermeden) overstromingsrisico’s binnen- en buitendijks, schade voor de zoetwatervoorziening, kosten van keringen en dijkversterkingen en schade voor scheepvaart en gevolgen voor natuur en ruimtelijke kwaliteit. Tevens is rekening gehouden met socio-economische ontwikkelingen. Uit deze afweging blijkt (figuur 5.2) dat de huidige strategie en het huidige systeem het ten opzichte van de andere varianten (flexibel, open,
30
gesloten) zeer goed doet. Dit geldt zowel bij matige als grote economische groei (respectievelijk bovenste en onderste grafiek). Wellicht opmerkelijk te noemen, maar aan de andere kant is het huidige systeem al de resultante van een eerdere integrale afweging tussen verschillende functies en belangen (de Maeslantkering is flexibel van aard om zoveel mogelijk alle functies te faciliteren). Deze studie is grofmazig uitgevoerd en moet met de nodige voorzichtigheid worden gebruikt. Desondanks levert het wel zeer waardevolle inzichten op en levert een belangrijke motivatie op om voorlopig op het huidige systeem te blijven inzetten. Dit biedt ook de mogelijkheid tijd, inzicht en daarmee zekerheid te winnen over het verloop van de (snelheid van) klimaatverandering en flexibel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in bijvoorbeeld de economie.
5.2 Deelstrategie inzake stormvloedkeringen 5.2.1 Beschrijving deelstrategie Huidige stormvloedkeringen blijven tot in de tweede helft van de eeuw belangrijk. Het huidige waterveiligheidssysteem verschaft een goede en veilige basis. Aangezien de Maeslantkering 50 centimeter zeespiegelstijging aankan, is het niet nodig om op korte termijn grondige wijzigingen door te voeren in de huidige strategie of beleid ten aanzien van stormvloedkeringen. Benutting partieel functioneren Maeslantkering. Het moet mogelijk worden om partieel functioneren formeel te betrekken bij de berekeningen van de maatgevende hoogwaterstanden. Lagere waterstanden resulteren namelijk in verlaging van en overstromingsschades in buitendijkse gebieden. Inzetten op kennisontwikkeling faalkans stormvloedkeringen. Er moet kennis ontwikkeld worden over stormvloedkeringen met faalkansen kleiner of gelijk aan 1 op 1.000 (dit is tien keer veiliger dan de huidige Maeslantkering). Deze veiligere keringen kunnen vervolgens de huidige Maeslantkering in de tweede helft van deze eeuw vervangen. Visie ontwikkelen op aard en locatie van toekomstige stormvloedkeringen. De winkans bij stormvloedkeringen ligt niet alleen in de vergroting van de betrouwbaarheid van deze systemen. Er is ook meerwaarde te halen uit multifunctioneel medegebruik (baten!) of bijvoorbeeld in het gebruik van goedkopere of duurzame materialen.
Rotterdamse adaptatiestrategie
Figuur 5.3: Verlaging van de faalkans van de stormvloedkering heeft een grote invloed op de maatgevende hoogwaterstanden (MHW). Een faalkans van 1:1.000 reduceert de MHW bij Rotterdam tussen de 40-80% afhankelijk van het klimaatscenario.
BRON: STIJNEN & SLOOTJES, 2010
Figuur 5.4: Innovatieve stormvloedkeringen. Boven: parachutekering – duurzaam materiaalgebruik. Onder: waterslot – mogelijkheden van de synergie van architectuur en civiele kunstwerken.
BRON: ZIEL & DIJK, 2010
5. Adaptatiestrategie voor waterveiligheid
31
De locatie van de vervangende stormvloedkering in de tweede helft van deze eeuw hoeft niet dezelfde locatie te zijn als die van de huidige Maeslantkering. Een nieuwe of tweede kering ter hoogte van de Waalhaven in Rotterdam (zie figuur 5.5) zou bijvoorbeeld bij kunnen dragen aan verlaging van het risico (door reductie van de faalkans). Als ook aan de bescherming van de achterliggende buitendijkse gebieden. Juist aan de oostkant van die kering liggen oud-stedelijke, buitendijkse gebieden die het meest laaggelegen zijn: Noordereiland, Heijplaat, Kop van Feijenoord (bron: Hoog, M. de et al., 2010).
5.2.2 Motivatie De volgende overwegingen en kennis hebben een rol gespeeld bij de keuze voor deze deelstrategie: • De Maeslantkering heeft een belangrijke rol in de verkorting van de kustlijn bij stormvloed. Aan achterliggende dijken kunnen daardoor minder zware eisen worden gesteld ten opzichte van een situatie zonder stormvloedkering. • De Maeslantkering is reeds de resultante van een integrale afweging, waarbij zoveel als mogelijk balans is gezocht tussen de verschillende ruimtelijke ordeningsfuncties. • De kering brengt het grote voordeel met zich mee dat de haven meestal open en dus bereikbaar is. Slechts in stormvloedsituaties is sprake van een gesloten haven, maar wel een die zeer veilig is. • De Maeslantkering kan 50 centimeter zeespiegelstijging aan. Onder een W+-scenario kan de kering tot 20702080 mee voor die grens bereikt wordt. • Bij een gelijkblijvend sluitingscriterium (van 3 meter + NAP) zal de Maeslantkering rond 2070-2080 “slechts”
één keer per jaar sluiten (theoretisch ligt dit in de huidige situatie op één keer per twaalf jaar). • Uit recente studies door het Deltaprogramma blijkt het huidige systeem met de stormvloedkeringen zeer gunstig uit te pakken wanneer de klimaateffecten worden beschouwd (bron: Deltaprogramma RijnmondDrechtsteden, Mogelijke strategieën, 2012). • De Maeslantkering heeft een “formele” faalkans van één op 100 wat inhoudt dat de kering een keer per honderd sluitingen niet sluit. De aanwezigheid van de faalkans werkt door in de berekende (maatgevende) waterstanden. Deze vallen hierdoor hoger uit. Dit beïnvloedt weer berekeningen van dijkhoogte en overstromingsschades buitendijks. Ook deze vallen hoger uit. • Recent onderzoek wijst uit dat het “partieel functioneren” (bijvoorbeeld één gesloten arm in plaats van twee) van de Maeslantkering een dempende (dus positieve) werking heeft op de maatgevende waterstanden (bron: Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden, Mogelijke strategieën, 2012).
5.3 Deelstrategie inzake nieuwe basiselementen in het systeem 5.3.1 Beschrijving deelstrategie Volledig open of gesloten systeem is geen optie. Het huidige basissysteem met stormvloedkeringen is voor dit
Figuur 5.5: Ontwerp van een nieuwe of tweede stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg ter hoogte van de Waalhaven.
BRON: HOOG, M. DE ET AL., 2010
32
Rotterdamse adaptatiestrategie
moment de beste optie voor Rotterdam. Een open systeem zonder stormvloedkeringen of een gesloten systeem (met dammen of sluizen) is niet goed voor Rotterdam. Deze leiden namelijk tot gigantisch hoge dijken in een open situatie of een slechte bereikbaarheid van de haven in een gesloten situatie. Rivierkeringen: niet op korte termijn. Rivierkeringen (onder andere het Veerman-idee; bron: Veerman, 2009) liggen met de huidige technische kennis niet voor de hand en zijn op korte termijn ook niet nodig. Optimalisatie van de afvoerverdeling over de rivieren. Optimalisatie van de afvoerverdeling is noodzakelijk om de meest zwakke plekken te ontzien. Onderzoek is nodig naar de mogelijkheid om de Lekdijken te ontzien via vergroting van de afvoer via de Waal.
•
•
Deltaprogramma, 2012), mede vanwege de faalkansen van deze systemen. Rivierkeringen helpen het gebied Rijnmond-Drechtsteden ook onvoldoende: de grootste opgaven voor de dijken ligt met name stroomopwaarts (Midden-Nederland). Een doorbraak bij de Lekdijken zou Rotterdam van achteruit kunnen bedreigen (via de zogeheten systeemwerking. bron: Deltaprogramma 2013, Probleemanalyse). Via de optimalisatie van de afvoerverdeling zou de dijkopgave van de Lekdijken kleiner kunnen worden (door meer water over de Waal of IJssel af te voeren, bron: Deltaprogramma, 2012).
5.4 Deelstrategie inzake primaire keringen 5.4.1 Beschrijving deelstrategie
5.3.2 Motivatie De volgende overwegingen en kennis hebben een rol gespeeld bij de keuze voor deze deelstrategie: • De kosten-batenanalyse wijst uit dat het huidige stelsel met stormvloedkeringen de meest gunstige is bij gelijkblijvende bescherming (bron: Deltares, 2011). • Op z’n vroegst zijn pas in de tweede helft van deze eeuw grote systeemingrepen noodzakelijk wanneer de Maeslantkering aan het eind van zijn levensduur is. • Rivierkeringen zijn bij de huidige technische kennis niet effectief in het beschermen van het RijnmondDrechtsteden gebied (bron: Stijnen & Slootjes, 2010;
Hoge normen voor de overstromingskans van primaire keringen. De basis van de bescherming van Rotterdam ligt in de preventie van een overstroming. Hoge en sterke dijken en duinen (in combinatie met stormvloedkeringen) helpen om dit te realiseren en dienen te voldoen aan strenge eisen. Normen dienen hierbij te worden uitgedrukt in overstromingskansen die rekening houden met hoogte en sterkte van dijken, de mogelijke gevolgen van dijkdoorbraak en een afweging op basis van kosten en haalbaarheid van versterkingen. Waar voorlanden in het buitendijks gebied of overhoogte van
Figuur 5.6: Uitwerking van het concept van een Afsluitbaar Open Rijnmond (met zee- en rivierkeringen), overgenomen door de Deltacommissie Veerman in 2009.
BRON: RIJCKEN, 2010
5. Adaptatiestrategie voor waterveiligheid
33
dijken bijdragen aan de veiligheid dient dit behouden en zo nodig geformaliseerd te worden. Meerlaagse oplossingen alleen als dat kan. Daar waar de gevolgen van een overstroming in binnendijks gebied relatief groter zijn dan elders (meer slachtoffers of schade) is het logisch om lokaal een hogere bescherming te bieden. Hetzij door een (nog) hogere norm of deltadijk, hetzij door in laag 2 (ruimtelijke ordening) of 3 (crisisbeheersing) maatregelen te treffen. 2e en 3e laag zijn alleen mogelijk als dit praktisch haalbaar en doelmatig is. Inzetten op multifunctionele dijken. Bij benodigde versterking (om aan de norm te blijven voldoen) zal worden ingezet op realisatie van robuuste, multifunctionele dijken. Hierbij is winst te behalen door kosten van dijkversterking en ruimtelijke ontwikkeling te integreren. Tevens wordt hiermee een aantrekkelijkere stad gerealiseerd (zie bijvoorbeeld figuur 5.7 waar de dijk geïntegreerd is met een stadspark en ondergrondse ontsluitingsweg). Oplossen systeemwerking. Systeemwerking tussen dijkringen 15, 44 en 14 bedreigt Rotterdam van achteruit. Dit moet worden opgelost door dijkring 15 te versterken. Het versterken van de keringen langs het gekanaliseerde deel van de Hollandse IJssel is hiervoor niet kosteneffectief. Aanpassen van instrumenten en processen (technisch, financieel). In de berekening van dijksterktes worden de buitendijkse gebieden formeel nog niet meegenomen, simpelweg omdat
de kennis ontbreekt of omdat het beheertechnisch lastig is voor waterschappen. Hiervoor dient kennis te worden ontwikkeld om dit wel mogelijk te maken. Tevens dienen mogelijkheden te worden geschept om multifunctionele keringen in een vroegtijdig stadium van ruimtelijke plannen (onder andere structuurvisies, bestemmingsplannen) te agenderen. Wanneer zich een ruimtelijke ontwikkeling voordoet bij/op een dijk dan wordt beoordeeld of deze dijk direct versterkt kan of moet worden. Ook wanneer de dijk formeel nog niet is afgekeurd. Hierbij moet het mogelijk zijn om te schuiven met financiële middelen uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma (een dijk moet nu eerst worden afgekeurd, alvorens financiële middelen kunnen worden toegekend).
5.4.2 Motivatie De volgende overwegingen en kennis hebben een rol gespeeld bij de keuze voor deze deelstrategie: • Een dijkdoorbraak van een primaire kering levert hoge stroomsnelheden en grote volumes water bij de bres waardoor het stoppen van de overstroming niet of nauwelijks mogelijk is. Bovendien moet rekening worden gehouden met getijdenwerking (nieuwe oploop van waterstanden). • Er zijn slechts enkele dijktrajecten binnen Rotterdam die versterkt moeten worden om stijging van zee- en rivierwater (klimaatverandering) veilig te kunnen keren. Dit is mede te danken aan de voormalige open connectie met de zee (voor de komst van de Maeslantkering). Lokale opgaven: Merwe-Vierhavens, gedeelte van de Boompjes, dijktraject bij Hoek van Holland. Daarnaast is
Figuur 5.7: Voorbeeld van een multifunctionele dijk: “het Stadsbalkon”.
BRON: VEELEN ET AL., 2010
34
Rotterdamse adaptatiestrategie
een deel nog in onderzoek, onder andere bij Rozenburg. • Tevens beschikt Rotterdam over grote buitendijkse gebieden die als “voorlanden” fungeren voor de dijk en daarmee bijdragen aan de sterkte van de dijken. • De Rotterdamse dijken zijn dichtbebouwd. Versterking volgens traditionele methodes (zand/klei) wordt daardoor bemoeilijkt. Alternatieve methodes (bijvoorbeeld damwanden) zijn duur. • Overstappen naar meerlaagsveiligheid in binnendijks gebied lijkt voor Rotterdam weinig kansen te bieden. Bovendien is het niet noodzakelijk. De huidige dijken zijn hoog en sterk (veel overhoogte) en het achterliggende land ligt laag en er zijn weinig grootschalige ontwikkelingen om in de 2e laag effectieve maatregelen
te treffen. (bron: Deltaprogramma 2013, Kansrijke strategieën). Wel heeft het zin om in de 3e laag maatregelen (crisisbeheersing zoals evacuatie) te treffen. • Systeemwerking is een bedreiging voor Rotterdam. Een overstroming in de minder hooggenormeerde dijkring 15 en/of 44 kan resulteren in een overstroming van dijkring 14 (bron: Deltaprogramma Probleemanalyse, 2012; Deltaprogramma Kansrijke strategieën, 2013). • Een dijkdoorbraak in Rotterdam heeft desastreuze gevolgen. Vanwege het lage maaiveld achter de dijk (tot -6 meter NAP) zouden er veel slachtoffers, getroffenen en schade zijn. Diepliggende polders zouden onherstelbaar beschadigd zijn en inwoners zouden voor jaren niet terug kunnen keren.
Figuur 5.8: Voorbeelden van de trits “water vasthouden, bergen, en afvoeren”.
Water vasthouden op groene daken
Aanpassing beheer afvoergemalen (voorbemalen, aanleg nieuwe gemalen)
Waterbergingen ondergronds en waterpleinen
5. Adaptatiestrategie voor waterveiligheid
35
5.5 Deelstrategie inzake regionale keringen 5.5.1 Beschrijving deelstrategie Uitvoering van Waterplan 2 maatregelen (neerslag vasthouden, bergen, afvoeren). De klimaatopgave die volgt uit de toename van de neerslag veroorzaakt een toenemende druk op het regionale watersysteem. De strategie om dit proces tegen te gaan, is reeds in uitvoering en betreft de strategie van vasthouden/ bergen/afvoeren uit het Rotterdams Waterplan 2 (zie figuur 5.8). Door extra open water te graven, waterpleinen en groene daken aan te leggen en ondergrondse bergingen te creëren wordt een groot deel van de overtollige neerslag geborgen in, om en onder de stad. Door deze maatregelen en door daarnaast in te zetten op voorbemaling van en noodbergingen in het boezemstelsel wordt de potentiële druk op de boezem beheerst. Uitvoering van de beoogde maatregelen uit het Waterplan Rotterdam heeft tot gevolg dat de opgave vanuit neerslagtoename voor regionale keringen verholpen wordt. Strategie ontwikkeling voor de toekomstige verdichting van de stad. Met uitvoering van het Waterplan Rotterdam wordt het effect van neerslagtoename in de toekomst opgevangen. Wanneer de stad verder verdicht (wat in de lijn van alle Deltascenario’s
ligt), ontstaat een andere opgave: de normering van de regionale keringen kan ondermaats worden. Het is daarom zaak een strategie te ontwikkelen die dit effect het hoofd kan bieden. Binnen de mogelijke risico’s zal het hierbij vooral gaan om de economische schade, aangezien de kans op slachtoffers waarschijnlijk slechts beperkt zal groeien (waterstanden bij overstromingen in de toekomst blijven vrijwel dezelfde als in de huidige situatie, maar een groter aantal mensen kan daar in potentie overlast van ondervinden). Onderzoek naar mogelijke strategieën voor regionale keringen in de polder Zestienhoven-Schiebroek laat zien dat oplossingen voor het toenemende overstromingsgevaar divers kunnen zijn (bron: Van Barneveld et al., 2013 in prep.): • Dijkversterking: waterveiligheid kan worden geborgd door het stellen van hogere normen en het versterken van een dijk. • Compartimentering binnen een polder: aanleggen van “tussendijken”, waardoor het oppervlak van de overstroming beperkt wordt. • Compartimentering van de boezem: noodkleppen of -dammen in het boezemstelsel inzetten tijdens een dijkdoorbraak, waardoor slechts een deel van het boezemwater de polder instroomt. • Adaptief bouwen van nieuwe huizen, bedrijven, et cetera: het verhoogd of waterrobuust aanleggen van nieuwbouw. • Aanleggen van waterrobuuste infrastructuur: zowel droge als vitale infrastructuur zou waterrobuust aangelegd kunnen worden, zodat het kan doorfunctioneren tijdens een overstroming.
Figuur 5.9: Voorbeelden van ruimtelijke ontwikkelingen in de polder Zestienhoven-Schiebroek, waarmee de overstromingsrisico’s beheerst kunnen worden.
BRON: MUST, 2013
36
Rotterdamse adaptatiestrategie
De studie naar de regionale keringen in de polder Zestienhoven-Schiebroek laat zien dat er diverse mogelijkheden zijn om de overstromingsrisico’s te beperken door waterveiligheid en ruimtelijke ontwikkeling te integreren (figuur 5.9): • Bij de bochtafsnijding van de Schie bij Overschie kan de nieuwe dijk versterkt worden aangelegd dankzij de vrijkomende ruimte. • De nieuwbouwwijk Zestienhoven-Schiebroek kan verhoogd worden aangelegd. • De verbinding A13-A16 kan verhoogd worden aangelegd, waardoor het als compartiment gaat dienen. Alternatief is het juist verlaagd aanleggen, waardoor overstromingswater richting het agrarisch land kan afstromen en minder schade aanricht. Basis van de Rotterdamse deelstrategie inzake regionale keringen is een ruimtelijke ordening die integraal en bewust omgaat met de overstromingsrisico’s. Dijkversterking langs de hele polder is kostbaar en ruimtelijk levert dit beperkingen op door de dichte bebouwing in de stad. Toepassing van een risicobenadering voor overstroming en het meerlaagsveiligheidconcept kunnen helpen om maatwerk per polder te leveren. Net als bij de primaire keringen zullen ook hier instrumenten en (ruimtelijke) processen moeten worden aangepast om dit mogelijk te maken. De vraag hierbij is echter of het zoeken naar een oplossing in de polders zelf (door maatregelen in de 2e of 3e laag) kosteneffectieve methoden zijn om de risico’s te beheersen. Mogelijk is het veel doelmatiger en efficiënter om bij doorbraak nooddammen aan te brengen, zodat de hoeveelheid overstromings-
water wordt beperkt (zie het voorbeeld in figuur 5.10). Dergelijke systemen bestaan al, maar worden nog niet formeel meegenomen in de normbepaling van de keringen. Bewaking van veendijken bij droogteperioden. In extreme droogteperioden worden de veendijken nu al extra bewaakt. Zonodig worden de keringen nat gehouden en scheurvorming wordt ter plaatse verholpen. Ook in de toekomst is dit een strategie die effectief is en relatief weinig kosten met zich meebrengt. Nader onderzoek. Nader onderzoek wordt geadviseerd naar: • Faalmechanismen van regionale keringen en in het bijzonder het droogte-effect bij veenkeringen. Net als bij de primaire keringen zijn bij regionale keringen de mogelijke faalmechanismen van een kering nog onvoldoende bekend. • Overstap van overschrijdings- naar overstromingskansen. Net als bij de primaire keringen is het de vraag of overstromingskansen (doorbraakkansen) van regionale keringen betere uitgangspunten vormen dan de overschrijdingskansen. • Nader onderzoek schadecategorieën: onderzoek starten naar de grootte van de verschillende schadeposten. • Overstromingsrisico’s van andere polders dan Zestienhoven-Schiebroek.
5.5.2 Motivatie De volgende overwegingen en kennis hebben een rol gespeeld bij de keuze voor deze deelstrategie:
Figuur 5.10: Voorbeeld van een compartimentering in de boezem: bij een dijkdoorbraak kan een schip dwars op de watergang worden afgezonken en de overstroming stoppen.
BRON: MUST, 2013
5. Adaptatiestrategie voor waterveiligheid
37
• Klimaatverandering brengt meer neerslag. De afvoer bij extreme neerslag zet het systeem van boezems en polders onder druk. • Ook droogte vormt een mogelijke bedreiging via verzwakking van met name veenkeringen. • De kans op een doorbraak van een regionale kering is groter dan van een primaire kering. • Bij een doorbraak van bestaande regionale keringen kan de potentiële directe en indirecte schade groot zijn, zowel binnen de overstroomde polder als aan en om het hele boezemsysteem heen (door wijzigingen in grondwaterstanden). • Maatschappelijke ontwrichting kan zich nationaal uitstrekken, doordat nationale infrastructuur overstroomd en beschadigd raakt, bijvoorbeeld snel-, spoor- en vaarwegen en nutsnetwerken. • De kans op slachtoffers bij een doorbraak van een regionale kering is relatief laag. • Het ligt in de lijn der verwachting dat bij een doorbraak van de boezem de overstroming beperkt wordt door het zo snel mogelijk afdammen van de boezem (zie Wilnis; Barneveld et al., 2013). • De mogelijkheden van preventieve evacuaties zijn in polders beperkt, omdat een doorbraak veelal onverwacht zal optreden. • De normering van regionale keringen in Rotterdam loopt op tot overschrijdingskansen van 1:1.000. Afgewogen ten opzichte van de mogelijke gevolgen van een overstroming en mogelijkheid tot het versneld stoppen van overstroming (door afdammingen) lijkt de hoogte van deze norm voldoende toegesneden op de huidige situatie. • Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot verdichting van de stad en kunnen het overstromingsrisico binnen een individuele polder doen toenemen. De vraag is of de normering in de toekomst ook nog voldoende zal zijn.
5.6 Deelstrategie inzake bestaand buitendijks gebied 5.6.1 Beschrijving deelstrategie Inwoners en bedrijven: risicobewust. Het risicobewustzijn van inwoners en bedrijven dient te worden vergroot. Daardoor nemen de risico’s tijdens een overstroming af (minder kans op schade en/of slachtoffers). Risicocommunicatie kan via verschillende informatiekanalen: brieven, websites (aanpassing Rotterdams Waterloket), et cetera. Mensen en bedrijven worden hiermee geïnformeerd over de eigen verantwoordelijkheden en die van de overheden. De overheid informeert over de manier waarop eigendommen effectief beschermd kunnen worden. Intensivering van de hoogwaterprocedure. Naast de structurele communicatie wordt ook ten tijde van incidenteel hoogwater effectiever gecommuniceerd en gehandeld vanuit de gemeente. Nu al worden in het kader van de hoogwaterprocedure bij verwacht hoogwater bedrijven en inwoners lokaal geïnformeerd. Auto’s worden indien nodig weggesleept van de laaggelegen kades. Bewoners kunnen zandzakken afhalen bij gemeentelijke depots. In extremere situaties kan eventueel gebruik worden gemaakt van smsalerts. Toekomst: preventie of adaptatie in bestaande gebieden. Bestaande gebieden zullen op langere termijn vaker geconfronteerd worden met wateroverlast. Inzet van de hoogwaterprocedure zal in eerste instantie aan de orde zijn, mogelijk gedurende enkele decennia. In de loop van deze eeuw zal de mate van “wateroverlast” mogelijk dusdanig groot worden dat een knikpunt wordt bereikt. Potentiële maatregelen zijn
Figuur 5.11: Potentiële maatregel in bestaand buitendijks gebied: verhoging van de kade om overstroming te voorkomen.
BRON: HOOG ET AL., 2010
38
Rotterdamse adaptatiestrategie
lokaal te treffen, zoals vloedschotten in huizen. Maar ook op wijkniveau door bijvoorbeeld kades te verhogen (zie voorbeeld in figuur 5.11). Aandacht voor wie waarvoor verantwoordelijk is (inclusief kosten) is noodzakelijk en vergt nadere discussie. Bescherming van vitale en/of kwetsbare functies. Ook wanneer burgers en bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor het voorkomen van schades aan eigendommen is het zaak dat vitale infrastructuur in buitendijks gebied operationeel blijft tijdens of direct na een overstroming. Alleen op die manier kan de overlast beperkt worden gehouden en niet omslaan naar maatschappelijke ontwrichting. Dit betekent dat vitale infrastructuur vanaf nu “waterrobuust” moet worden aangelegd. Dit geldt voor alle installaties op het gebied van riolering, ICT/ telecom, elektriciteit, gas en drinkwater. In overleg met nutsproviders dienen hiertoe eisen te worden opgesteld. Tevens gaat het hier zowel om kleine voorzieningen als ook grote (transformatorhuizen, energiecentrales et cetera). Juist in het havengebied liggen veel bedrijven die vallen onder het BRZO-besluit (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) en genieten daarmee een bijzondere status op grond van de externe veiligheid. In de huidige situatie zijn er geen formele toetsingskaders of mogelijkheden om de overstromingsrisico’s afdoende te toetsen. Hiertoe dienen nationaal kennis en toetsingskaders in bijvoorbeeld vergunningsprocedures ontwikkeld te worden. Aansluiting bij de onlangs opgestelde EU-richtlijn – Sevezo-richtlijn – ligt hier voor de hand.
5.6.2 Motivatie De volgende overwegingen en kennis hebben een rol gespeeld bij de keuze voor deze deelstrategie:
• Hoogwater in buitendijks gebied is een “natuurlijk” verschijnsel. • Het water in ondergelopen gebieden zal na hoogwater of stormvloed vanzelf weer terugstromen door de hogere ligging van het gebied en de getijdenwerking. • Recenter aangelegde haventerreinen in het westen van Rotterdam liggen hoger dan het oostelijk deel, doordat deze terreinen later zijn opgehoogd. • Overstroming buitendijks brengt een relatief lage kans op slachtoffers met zich mee. • Directe en indirecte economische schade als gevolg van een overstroming kan fors oplopen. Door de aanwezigheid van 40.000 inwoners en de grootste haven van Europa kan maatschappelijke ontwrichting zich tot ver over de grens uitstrekken. • Vitale infrastructuur en kwetsbare functies (onder andere chemische bedrijven) houden nu geen rekening met een overstromingskans. • Het risicobewustzijn van inwoners en bedrijven is laag (bron: onder andere Boer et al., 2012). • In bestaande (soms monumentale) gebieden zonder herstructurering zijn er geen kansen om klimaatadaptatie met ruimtelijke ontwikkelingen mee te laten liften. Dit in tegenstelling tot herstructureringsgebieden. • Buitendijkse waterveiligheid is niet belegd in wettelijke kaders (er zijn geen normen). Burgers en bedrijven zijn in de huidige situatie zelf verantwoordelijk voor het beschermen van eigendommen tegen hoogwater. • De haven van Rotterdam is internationaal gezien een van de meest veilige havens dankzij de opgehoogde terreinen en de aanwezigheid van de Maeslantkering (bron: Tretjakova, 2012).
Figuur 5.12: Overstroming in buitendijks gebied treft verschillende soorten infrastructuur.
BRON: KORT, R. DE, 2011
5. Adaptatiestrategie voor waterveiligheid
39
5.7 Deelstrategie inzake nieuw te ontwikkelen buitendijks gebied 5.7.1 Beschrijving deelstrategie Veiligheid vergroten via ophogen en/of adaptief bouwen. Bouwen buitendijks gebeurde in het verleden in Rotterdam door gronden op te hogen. Dit is een robuuste strategie gebleken. Ondanks de ligging in het stroomgebied van de rivier zijn hierdoor veel plaatsen superveilig geworden. Tevens leveren deze hoge gebieden een positieve bijdrage aan de bescherming van het achterliggende, binnendijkse gebied (de belasting van de primaire kering is lager). Deze strategie en traditie van ophogen zal worden voortgezet, echter wel met meer maatwerk. Dit laatste gebeurt vanuit de overstromingsrisicobenadering. Toepassing van meerlaagsveiligheid is juist in buitendijks gebied zeer kansrijk. Meerlaags, adaptief bouwen biedt tevens kansen om het buitendijkse gebied zowel qua uiterlijk als economisch aantrekkelijk te maken en te houden. Ontwikkelingen op het gebied van drijvend bouwen, floodproof bouwen kunnen van Rotterdam een stad van allure maken. Veiligheidseisen stellen via formele planprocedures (onder andere bestemmingsplan). Bij nieuwe ontwikkelingen is een aanleghoogte dat correspondeert met het provinciaal beleid (met basisveiligheid en klimaatscenario G+) het uitgangspunt. Daarbovenop zullen aanvullende eisen gaan gelden, afgeleid op basis van verwachte overstromingsgevolgen (bijvoorbeeld economische of milieuschade). Aan belangrijke functies als vitale infrastructuur, energiecentrales, zieken- en bejaardenhuizen en chemische bedrijven (onder andere BRZO) zullen scherpere eisen worden gesteld om grootschalige ontwrichting of schade te voorkomen. Via bestemmingsplanprocedures
en eventueel andere, bestaande planprocedures zullen deze eisen worden doorgevoerd. Bestaande en nieuwe gebieden: een integraal beleid buitendijks. Om alle (bovengenoemde) strategische besluiten uit te voeren en te formaliseren in beleid zal er een integraal beleidskader worden opgesteld, waarbij waterveiligheid en ruimtelijke ontwikkeling beide meewegen. Maatwerk per locatie zal de basis zijn, waarbij voor de adaptatiestrategie onderscheid gemaakt wordt in: • bestaande en nieuwe gebieden • stedelijke en havengebieden • kleine en grote ontwikkellocaties Dit beleid omvat tools/procedures voor het aan de voorkant verantwoord kunnen afwegen van buitendijkse bouwinitiatieven, bedrijfsactiviteiten, wonen en werken. Aan de achterkant tools voor het snel en adequaat kunnen handelen bij hoogwatersituaties door overheid, burgers en bedrijven door verbetering van hoogwaterprocedures en risicocommunicatie. Verduidelijking van taken, verantwoordelijkheden en handelingsperspectief is hierbij noodzakelijk.
5.7.2 Motivatie De overwegingen voor nieuw te ontwikkelen buitendijkse gebieden zijn grotendeels dezelfde als voor bestaande gebieden (zie paragraaf 6.7.1). Er zijn echter ook een aantal kenmerkende verschillen met bestaande gebieden: • Bouwen in buitendijks gebied (op land of in oude havenbekkens) heeft geen negatieve invloed op de afvoer in de rivier of op de binnendijkse veiligheid. • Voor nieuwe ontwikkelingen is in 2013 provinciaal beleid opgesteld waarmee het mogelijk is geworden om te toetsen op overlijdensrisico als gevolg van een overstroming. Hiervoor geldt een basisveiligheid van 10-5 (als streefwaarde, niet een norm) en wordt rekening gehouden met klimaatverandering (G+-scenario als een soort “gemiddelde” van de uitersten van de klimaatscenario’s).
Figuur 5.13: Besef van inwoners ten aanzien van het binnen- of buitendijks wonen.
BRON: BOER ET AL., 2012
40
Rotterdamse adaptatiestrategie
• Het is van belang om verder te kijken dan alleen het overlijdensrisico als maatstaf. Andere aspecten van overstromingsgevolgen, zoals economische schade (direct, indirect), milieuschade en ontwrichting zijn in buitendijks gebied eerder en in grotere mate aan de orde. • Nieuwe uitleg- en herstructureringsgebieden bieden grote kansen om klimaatadaptatie met ruimtelijke ontwikkelingen mee te laten liften, waarbij tegelijkertijd voldaan wordt aan de basisveiligheid conform provinciaal beleid.
Figuur 5.14: Voorbeelden van bouwen buitendijks: ophogen (Maasvlakte), drijvend bouwen (icoon drijvende bollen in de Rijnhaven), floodproof bouwen.
5.8 Deelstrategie inzake calamiteitenorganisatie en crisisbeheersing 5.8.1 Beschrijving deelstrategie Opstellen van calamiteitenplannen. Er dienen op maat toegesneden calamiteitenplannen te worden opgesteld, rekening houdend met de diversiteit aan mogelijke bressen en lokale omstandigheden (infrastructuur, aantal inwoners en bedrijven). Dit beperkt zich niet alleen tot evacuatieplannen, maar ook tot overige zaken die bij calamiteitenbestrijding komen kijken: het uit voorzorg afsluiten van vitale netwerken, de opvang van personen, nazorg en herstel in getroffen gebieden. Hiermee kan de mate van maatschappelijke ontwrichting worden verminderd. Versterking van de veiligheidsregio. De aandacht voor overstromingsrisico’s, calamiteitenbestrijding en nazorg/herstel bij de veiligheidsregio’s en overheden moet worden vergroot. Kennis moet worden ontwikkeld, plannen voor evacuatie en nazorg moeten worden opgesteld. De capaciteit van de veiligheidsregio’s dient op dit punt te worden versterkt.
5.8.2 Motivatie De volgende overwegingen en kennis hebben een rol gespeeld bij de keuze voor deze deelstrategie: • Het waterveiligheidsbeleid in Nederland focust zich op preventie van overstromingen. Er is daardoor te weinig aandacht voor de gevolgen van een overstroming. • De huidige coördinatieplannen voor evacuatie zijn algemeen van opzet. Kennis- en beleidsontwikkeling zijn noodzakelijk om deze meer toe te snijden op individuele gebieden.
5. Adaptatiestrategie voor waterveiligheid
41
6. Operationalisering 6.1 Wanneer, hoe en met wie? In voorgaand hoofdstuk is de adaptatiestrategie van Rotterdam voor het thema Waterveiligheid beschreven. “Van Rotterdam” dient te worden gelezen als van de stad, van haar inwoners en publieke en private organisaties. De strategie heeft namelijk betrekking op iedereen en niet alleen op “de gemeente”. Bovendien heeft een gemeente in algemene zin slechts beperkte bevoegdheden op het gebied van waterveiligheid.
In tabel 6.1 zijn alle onderdelen van de adaptatiestrategie (hoofdstuk 5) met betrekking tot waterveiligheid nader uitwerkt in: • Wanneer actie ondernomen moet worden; • Hoe dat dient te gebeuren; • Wie de lead heeft al of niet in samenwerking met andere partijen.
Tabel 6.1: Overzicht van adaptatiemaatregelen voor waterveiligheid. Aangegeven is welk onderdeel het betreft, wanneer de maatregel wordt uitgevoerd, hoe het wordt uitgevoerd en door wie. Wat
Wanneer
Hoe
Wie
Huidige stormvloedkeringen blijven tot in de tweede helft van de eeuw belangrijke basiselementen
Nu
Door advies Deltaprogramma (via Rijnmond-Drechtsteden)
Deltaprogramma, Rijkswaterstaat
Benutten partieel functioneren Maeslantkering
Nu
Opnemen in: • procedures Maeslantkering • Waterwet • Protocollen berekeningen hydraulische randvoorwaarden, deltamodel
Rijkswaterstaat Zuid-Holland, Waterdienst
Inzetten op kennisontwikkeling faalkans stormvloedkeringen
Nu
Kennisontwikkeling
Universiteiten, kennisinstellingen, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Visie ontwikkelen op aard en locatie van toekomstige stormvloedkeringen
Vanaf 2015
Uitwerking Deltaprogramma
Deltaprogramma
Volledig open of gesloten systeem is geen optie
Nu
Uitwerking Deltaprogramma
Deltaprogramma
Rivierkeringen: niet op korte termijn
Nu
Uitwerking Deltaprogramma
Deltaprogramma
Optimalisatie van de afvoerverdeling over de rivieren
2030
Uitwerking Deltaprogramma
Deltaprogramma
Preventie op basis van robuuste, multifunctionele dijken
Nu- 2100
Uitwerking Deltaprogramma Rijk, waterschappen, Hoogwaterbeschermingsprogramma gemeente Rotterdam
Strenge normen voor de overstromingskans van primaire keringen
2017
Uitwerking Deltaprogramma
Rijk, waterschappen, gemeente Rotterdam
Meerlaagse oplossingen alleen als dat kan
2017
Uitwerking Deltaprogramma
Rijk, waterschappen, gemeente Rotterdam
Inzetten op multifunctionele dijken
Nu
Uitwerking Deltaprogramma Rijk, waterschappen, Hoogwaterbeschermingsprogramma gemeente Rotterdam
Stormvloedkeringen
Nieuwe basiselementen
Primaire keringen
42
Rotterdamse adaptatiestrategie
Wat
Wanneer
Hoe
Wie
Oplossen systeemwerking
Nu
Uitwerking Deltaprogramma
Deltaprogramma
Aanpassen van instrumenten en processen (technisch, financieel)
Nu
Uitwerking Deltaprogramma
Deltaprogramma, rijk, waterschappen, gemeente Rotterdam
Uitvoering van Waterplan 2 maatregelen (neerslag vasthouden, bergen, afvoeren)
Nu
Waterplan Rotterdam
Gemeente Rotterdam, waterschappen
Strategie uitwerken voor de toekomstige, ruimtelijke verdichting in de stad
Nu
Plannen ruimtelijke ordening gemeente, Waterplan Rotterdam, uitwerking Deltaprogramma
Deltaprogramma, gemeente Rotterdam, waterschappen
Bewaking van veendijken bij droogteperioden
Nu
Calamiteitenbestrijding waterschap- Waterschappen pen
Regionale keringen
Buitendijks Bestaand en nieuwe gebieden: een integraal Nu beleid buitendijks
Integraal beleid (algemeen beleid, aanpassing ruimtelijke procedures, milieutoetsingen, risicocommunicatie)
Gemeente Rotterdam in samenwerking met Haven bedrijf Rotterdam n.v., DCMR. Afstemming met Provincie Zuid-Holland, waterschappen, Rijkswaterstaat, inwoners en bedrijven, rijksoverheid (wet- en regelgeving, milieutoetsingen)
Inwoners en bedrijven: risicobewust
Nu
Communicatie (brief, internet)
Gemeente Rotterdam in samenwerking met Havenbedrijf
Intensivering van de hoogwaterprocedure
Nu
Aanpassing hoogwaterprocedure
Gemeente Rotterdam
Toekomst: preventie of adaptatie in bestaande gebieden
Nu: strategie/ tactiek Nu tot en met 2050: uitvoering
Strategie/tactiek bepalen via Deltaprogramma (financiering via Deltafonds) Uitvoering fysieke maatregelen in bestaand gebied (vloedschotten, verhoging kades, ophogen buitenruimte)
Deltaprogramma, gemeente Rotterdam in samenwerking met inwoners, Havenbedrijf, bedrijven, woningcorporaties
Aantrekkelijkheid vergroten via ophogen en/ Nu of adaptief bouwen
Meeliften met ruimtelijke ontwikkelingen buitendijks
Gemeente Rotterdam, woningcorporaties, investeerders, bedrijven, Havenbedrijf
Bescherming van vitale en/of kwetsbare functies
Nu
Stapsgewijs doorvoeren via regulier beheer en onderhoudscyclus
Nutsbedrijven in samenwerking met gemeente Rotterdam
Veiligheidseisen stellen via formele planprocedures
Nu
Veiligheidseisen (ruimtelijke maatregelen) meegeven aan ontwikkelingen via ruimtelijke procedures (onder andere bestemmingsplan)
Stedelijke gebieden: gemeente Rotterdam havengebieden: gemeente Rotterdam in samenwerking met Havenbedrijf Rotterdam n.v.
Calamiteitenorganisatie en crisisbeheersing Opstellen van calamiteitenplannen
Nu
Nadere uitwerking Deltaprogramma Deltaprogramma, en aanpassing bestaande calamitei- Veiligheidsregio Rijnmond in tenplannen samenwerking met gemeente Rotterdam
Versterking veiligheidsregio
Nu
Betere samenwerking overheden (gemeenten, alarmdiensten, waterschappen). Inzetten op beleids- en kennisontwikkeling
6. Operationalisering
Deltaprogramma, veiligheidsregio en rijksoverheid in samenwerking met gemeente Rotterdam
43
6.2 Wat levert het op? Het belangrijkste resultaat van de klimaatadaptatiestrategie is uiteindelijk een veilige woon-, werk- en leefomgeving. Rotterdam is nu al een van de veiligste deltasteden en ddat blijft zo in de toekomst. Dit biedt een belangrijke basis voor een sterke stad en economie en schept vertrouwen bij investeerders. Het bij de uitvoering meeliften op elkaars plannen bevordert integraliteit, werkt kostenbesparend en werkt innovatie in de hand. Via deze weg kan de ruimtelijke kwaliteit van de deltastad worden vergroot en verzilverd. Multifunctionele dijken, floodproof en drijvend bouwen en een op water gerichte openbare ruimte verlevendigen de stad en maken van Rotterdam een internationale showcase. Ontwikkeling
44
en export van kennis over klimaatadaptatie en waterveiligheid (deltatechnologie) biedt nationaal en internationaal kansen aan studenten, overheden en bedrijven. Sluiting van de stormvloedkeringen is geen bedreiging, maar juist een belangrijk concurrentievoordeel ten opzichte van andere havens die veel minder veiligheid kunnen bieden. Kortom, Rotterdam is en blijft letterlijk en figuurlijk een veilige havenstad voor iedereen! Een nadere uitwerking inclusief visualisaties van de beoogde resultaten en meerwaarde van de adaptatiestrategie voor de stad is (voor alle thema’s) opgenomen in het hoofdrapport: De Rotterdamse adaptatiestrategie.
Rotterdamse adaptatiestrategie
Bronnen Asselman, N. (2010). Flood risk in unembanked areas. Part B Flooding characteristics: flow velocities in the downstream reaches of the river Rhine and Meuse. Kennis voor Klimaat HSRR02. Barneveld, N. van, Moel, H. de, Weeda, A. (2013). Overstromingsrisico’s regionale keringen. Lange termijn opgaven en mogelijke strategieën. In prep. EU TURAS. Kennis voor Klimaat.
Kort, R. de (2011). Kwetsbaarheid in het buitendijkse gebied. Analyse van de gevolgen van overstroming op vitale infrastructuur en stedelijke functies in Rotterdam. Lansen, A.J., Jonkman S.N. (2010). Flood risk in unembanked areas. Part D Vulnerability of port infrastructure. Kennis voor Klimaat HSRR02. MinVenW & MinVROM (2006). Beleidslijn grote rivieren.
Boer, J. de, Botzen, W., Terpstra, T. (2012). Percepties van burgers over binnen- en buitendijks wonen. KvK/045/2012. Deltacommissie (2008). Samen werken met water. Een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst. Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden (2012). Delta programma 2013. Probleemanalyse Rijnmond-Drechtsteden. Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden (2012). Verkenning mogelijke strategieën voor Rijnmond-Drechtsteden.
Nijs, A.C.M. de, Claessens, J.W. (2010). Afsluitbaar Open Rijnmond – een eerste integrale Verkenning. Effecten op natuur en milieu. Kennis voor Klimaat HSRR03b. Rijcken, T. (2010). Afsluitbaar Open Rijnmond. Een systeembenadering. Kennis voor Klimaat HSRR03b. Rotterdam Climate Proof (2013). Bouwstenen voor de Rotterdamse Adaptatie Strategie. Voor een veilige, aantrekkelijke en economische sterke havenstad. Discussiedocument. Maart 2013.
Deltares, 2011. Eerste generatie oplossingsrichtingen voor klimaatadaptatie in de regio Rijnmond-Drechtsteden. Syntheserapport: verkenning van kosten en baten. 1204302-000.
Stijnen, J., Slootjes, N. (2010). Eerste verkenning waterveiligheid Rijnmond-Drechtsteden. Kennis voor Klimaat HSRR03b.
Goetgeluk, R. (2010). Waterfrontontwikkeling. Kennis voor Klimaat HSRR03b.
Tretjakova, D. (2012). Overstromingsrisico’s in de haven. Gemeente Rotterdam.
Huizinga, H.J. (2010). Flood risk in unembanked areas. Part A Flooding characteristics: flood dept and extent. Kennis voor Klimaat HSRR02.
Veelen, P., Boer, F., Hoijink R., Schelfhout H. and Haselen C. (2010). Veilige en goed ingepaste waterkeringen in Rotterdam, Rotterdam-RCP. KvK026/2010, ISBN/EAN 9789490070304.
Hoog, M. de, Nillesen, A.L., Kleerekoper, L., Balz, V., Gazzola, M., Toorn, A. van der (2010). Stedenbouw & multifunctionele keringen. Kennis voor Klimaat HSRR03b. Jeuken, A., Kind, J., Gauderis, J. (2011). Eerste generatie oplossingsrichtingen voor klimaatadaptatie in de regio Rijnmond-Drechtsteden. Syntheserapport: verkenning van kosten en baten. 1204302-000. Deltares, 2011. Krekt, A.H., Van der Laan, T.J., Meer, van der R.A.E., Turpijn, B., Jonkeren, O.E., Toorn, A. van der, Mosselman, E., Meijeren, J. van, Groen, T. (2011). Climate change and inland waterway transport: impacts on the sector, the Port of Rotterdam and potential solutions. CfK/037/2011. Must stedebouw (2013). Workshop ontwerp en strategie overstromingsrisico’s Zestienhoven-Schiebroek.
Bronnen
Veelen, P. Meyer, H., Tromp, E., Plantinga, S. Batterbee, K. (2010). Klaar voor hoogwater, verkennend onderzoek naar adaptieve strategieën voor het buitendijkse gebied in de hotspot Rotterdam. KVK 025/2010. Veerbeek, W. (UNE SCO IHE), Huizinga, J. (HKV consultants), Asselman, N. (Deltares), Lansen, A.J. (Royal Haskoning), Jonkman, S.N. (Royal Haskoning), Meer, R.A.E. van der (Port of Rotterdam), Barneveld, N. van (Rotterdam Climate Proof) (2010). Flood risk in unembanked areas. Synthesis. Kennis voor Klimaat HSRR02. Veerbeek. W., Zevenbergen, C., Gersonius, B. (2010) Flood risk in unembanked areas. Part C Vulnerability assessment based on direct flood damages. Kennis voor Klimaat HSRR02.
45
Vellinga, T., Jong, M. de (2010). Scheepvaart. Kennis voor Klimaat HSRR03b. Ziel, F. van der, Dijk, A. (2010). Multifunctionele keringen. Kennis voor Klimaat HSRR03b.
46
Rotterdamse adaptatiestrategie
Colofon De Rotterdamse klimaatadaptatiestrategie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het Programmabureau Duurzaam van de gemeente Rotterdam.
Tekst Nick van Barneveld
Vormgeving Ontwerp: De Urbanisten Opmaak: Uit de Kunst!
Foto omslag Rijkswaterstaat
Rotterdam Climate Initiative Het Rotterdam Climate Initiative (RCI) richt zich op 50% CO2-reductie en 100% klimaatbestendigheid in 2025. Het RCI is een initiatief van de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf Rotterdam n.v., DCMR Milieudienst Rijnmond en Deltalinqs, de koepelorganisatie van de Rotterdamse industrie. Als daadkrachtige en innovatieve wereldhavenstad neemt Rotterdam samen met bewoners, bedrijven en instellingen haar verantwoordelijkheid voor een duurzame toekomst. Door zowel de oorzaken en de gevolgen van de klimaatverandering aan te pakken, de luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidoverlast te beperken, werkt Rotterdam voortvarend aan het totale duurzaamheiddossier. Door deze unieke aanpak is Rotterdam een inspirerend voorbeeld voor andere steden. De ambities en resultaten op het gebied van milieu, klimaat, energie en water dragen bij aan een groene, schone, gezonde en economisch sterke stad en maken van Rotterdam de duurzaamste wereldhavenstad.
De Rotterdamse adaptatiestrategie De Rotterdamse adaptatiestrategie zet de koers uit waarlangs Rotterdam zich wil aanpassen aan de veranderingen van het klimaat. Doel is een klimaatbestendige stad voor de Rotterdammers van nu en voor toekomstige generaties. Dat is een stad die bovendien aantrekkelijk en economisch vitaal is.
Meer informatie www.rotterdamclimateinitiative.nl
Uitgave Gemeente Rotterdam, oktober 2013 De auteur heeft gepoogd alle rechthebbenden van beeldmateriaal te achterhalen en te vermelden. Eventuele nietgenoemde rechthebbenden kunnen zich bij de uitgever melden; zij zullen in een volgende druk worden vermeld.