COMMISSIE WATERVEILIGHEID Delft,9 september 2014 AAN DE VERENIGDE VERGADERING VAN DELFLAND Advies van de commissie Waterveiligheid, tevens conceptverslag van de vergadering op 9 september 2014 over het aan haar voorgelegde voorstel van het college van dijkgraaf en hoogheemraden, ter behandeling in de Verenigde Vergadering op 25 september 2014. Aanwezig: mevr. mr. A.W. Bom-Lemstra dhr. A. van den Berg mevr. N.J. Dijkshoorn-van Dijk mevr. drs. J. Engels dhr. ir. G.A. van der Wedden dhr. drs. A.P. Ranner dhr. J. de Jong dhr. C. Kuijvenhoven RA dhr. R. Reijn dhr. J. Th. Overmeer mevr. mr. A.I.L. Kooiman
hoogheemraad, voorzitter hoogheemraad Ongebouwd Water Natuurlijk AWP PvdA Bedrijfsgebouwd CDA VVD PvdD secretaris
Locatie: Gemeenlandshuis te Delft, Vijverzaal 01.
Opening, vaststellen agenda
De voorzitter opent om 13.30 uur de vergadering en heet iedereen welkom. Ze stelt het nieuwe afdelingshoofd strategie en innovatie voor: de heer Gijsbert de Boer en wenst hem succes. Mevrouw Engels wil vragen stellen bij de Ackerdijkse polder (H.06) en bij de evaluatie beleidsnota Grondwaterbeheer (5.02). De heer Van der Wedden heeft vragen over H.06, H.07 en H.09. De heer De Jong heeft vragen over H.07. De heer Ranner heeft vragen over H.09. Mevrouw Dijkshoorn heeft vragen over de Rapportage Provincie N468 (5.01). 02. Vaststellen notulen en toezeggingenlijst van de vergadering van 24 juni 2014, inclusief toezeggingenlijst De heer Overmeer merkt op dat beide afwezigen met kennisgeving afwezig waren (pagina 1). De heer Ranner merkt op dat het extra bedrag van 4000 euro voor de duiker bij de TU-Delft niet door de commissie kan worden toegezegd omdat de VV dat zou moeten doen. Daarmee staat de rechtszekerheid van het bedrag ter discussie (pagina 2). De heer Van den Berg antwoordt dat hij het juist op deze manier heeft willen vastleggen om die rechtszekerheid te borgen.
2
De heer De Jong wil voor de duidelijkheid toegevoegd hebben dat door uitbreiding van de poldermaalcapaciteit de robuustheid van het boezemsysteem afneemt (pagina 4). Met deze wijzigingen wordt het verslag vastgesteld. 03.
Mededelingen
De heer Van den Berg deelt mee dat hij, naar aanleiding van de motie op 10 juli, kan toezeggen dat er bij de aanleg van natuurvriendelijke oevers ook aandacht zal zijn voor faunauittreedplaatsen. Mevrouw Engels vraagt of de heer Van den Berg dat in een A4 toe kan lichten. De heer Van den Berg geeft die toelichting bij de volgende commissievergadering. De heer Overmeer bespreekt dit punt in zijn fractie en komt er nog op terug. De heer Van den Berg deelt verder mee dat de commissie uitgenodigd is voor een workshop over het peilbesluit bij ’s-Gravenzande (23 september 15.00-16.00 uur). Het is de bedoeling dat voor polders die zich daarvoor lenen in het vervolg deze bijeenkomsten worden gehouden. Als er maar een paar individuele belangen op het spel staan, dan wordt alleen met die belanghebbenden overlegd. 03.a Terugkoppeling gemeenschappelijke regelingen De heer Overmeer vraagt of er iets te melden valt over de gemeenschappelijke regeling voor het muskusrattenbeheer. Mevrouw Bom antwoordt dat dat niet het geval is. De heer Poelmann (Stichtse Rijnlanden), die de organisatie leidt en hier onlangs op werkbezoek was, meldt dat de samenwerking met Delfland tot nu toe goed verloopt. Volgende week is er weer ambtelijk overleg. Er is bij de start van de regeling afgesproken om na twee jaar te evalueren. Als het zover is, zal die informatie in deze commissie worden geagendeerd. 04.B Bespreekstukken 04.B.012e Bestuursrapportage 2014 (voorstel 34820) De heer Reijn heeft complimenten voor de goede leesbaarheid van het stuk. Hij constateert dat het geheel goed op de rit staat en dat er weinig verschuivingen te zien zijn. Hij heeft geen vragen. De heer De Jong heeft complimenten voor de rapportage. Hij constateert dat Delfland voor minder dan begroot op koers ligt. Hij heeft geen vragen. Mevrouw Dijkshoorn heeft complimenten voor de goede leesbaarheid van het stuk en het positieve resultaat. Ze merkt nog wel op dat bij Voldoende Water bij de 12 genoemde knelpunten voor wateroverlast de vergunningverlening door de gemeenten hapert. Ze vraagt of op die manier de planning wel kan worden gehaald. Verder vraagt ze waarom bij Stevige Dijken in de rapportage het buitengewoon onderhoud nog niet is opgenomen. Dat was al toegezegd voor april. Mevrouw Engels vindt het een goed leesbaar stuk, maar ziet nog wel grote verschillen tussen investeringen en exploitatie. Die worden wel goed toegelicht. Bij Voldoende Water leest ze dat het goed gaat met de aanpak van de knelpunten (pagina 17), maar vervolgens wordt wel gesteld dat de aanpassing voor de termijn van 2050 mogelijk niet worden gehaald. Ze vraagt daarop een toelichting. Bij Stevige Dijken staat dat er beperkte vertragingen op kunnen treden bij het toetsen van nietwaterkerende objecten bij primaire en regionale keringen. Ze vraagt hoe groot die vertraging kan worden en hoe dat risico zal worden beheerst. Ten slotte vraagt ze hoe de stand van zaken is bij de gemalen van Harnaschpolder en Kerstanjewetering. De heer Overmeer is tevreden met de rapportage en heeft geen vragen.
3
De heer Van der Wedden geeft complimenten voor de prettige leesbaarheid van het stuk, de duidelijke informatie over de programma’s en de taalkundige kwaliteit. Hij vraagt een toelichting op de verlaging van de prestatie-indicator (paragraaf 3.2.2.)voor oppervlaktewaterpeilen van 90% naar 86%. Verder leest hij dat in 2050 mogelijk niet kan worden voldaan aan de normen voor wateroverlast die door de provincie zijn opgelegd (pagina 17). Hij vraagt zich af wat dan bedoeld wordt met de oplossing om in overleg met de provincie het tijdstip voor het halen van de norm uit te stellen. Hij ziet liever dat gewoon technisch wordt ingegrepen i.p.v. technisch zodat schade door wateroverlast beperkt blijft. De heer Kuijvenhoven geeft complimenten voor de transparante voorstelling van zaken. Hij constateert dat het een rustige rapportage is die bijna hetzelfde bedrag laat zien als Burap 1. Bij Stevige Dijken(paragraaf 3.3.2) staat dat bij de primaire dijken van een lengte van 900 m naar een lengte van 50 m terug kan worden gevallen. Hij vraagt wat dat inhoudt en of dat meevallers oplevert omdat er dan dingen niet worden gedaan. De heer Ranner geeft complimenten voor de rapportage voor beide programma’s. Hij wil nog wel weten wat wordt bedoeld met het ‘bod’ van Delfland wat betreft de zoetwatervoorziening in het Deltaprogramma (pagina 14). Verder vraagt hij of Delfland het voornemen heeft om beleid te gaan maken voor wegen op kades zoals dat bij Hollandse Delta het geval is (pagina 23). Hij vraagt of er geen risico’s zijn voor de primaire keringen. Mevrouw Bom bedankt voor de complimenten en geeft die graag direct door aan de organisatie. Ze antwoordt dat er nog maar twee stukjes van de primaire kering op orde moeten worden gebracht. Beide vallen onder het HWBP. Het gaat om een stuk van 900 m dat volgens onze toetsing goedgekeurd kan worden en dan is er nog een stuk van 50 m dat wel opgeknapt moet worden en dat Delfland zelf voor wil financieren. Verder antwoordt ze dat Delfland niet net als Hollandse Delta of Schieland wegbeheerder is en daarvoor ook geen plannen heeft. Wel moet Delfland voor het verhogen van een deel van de regionale keringen samenwerken met gemeentes en de provincie die op die keringen wegbeheerder zijn. Omdat planningen voor groot onderhoud op elkaar afgestemd moeten worden, wordt het een hele tour om dat voor 2020 voor elkaar te krijgen. Ze antwoordt verder dat het buitengewoon onderhoud nog niet is meegenomen in deze rapportage omdat de programmanager tijdelijk uit roulatie is geweest. Die is weer terug, dus wordt het dit najaar opgepakt en gaat het daarna meelopen in de reguliere P&C-cyclus. Ze antwoordt verder dat waar sprake is van vertraging we onderzoeken waar dat aan ligt en we in ieder geval via de kadernota en door tijdelijke inhuur ervoor zorgen dat we voldoende personele capaciteit hebben. Verder heeft Delfland voor 2015 wel de meest risicovolle keringen op orde, maar kunnen de wegen op kades die voor 2020 af moeten zijn nog voor vertraging zorgen. Delfland heeft daarvoor eventueel wel juridische middelen, maar werkt liever goed samen met de gemeentes waarom het gaat omdat het vaak om complexe trajecten gaat, bijvoorbeeld in de historische binnenstad van Maassluis. Ze vindt het verstandiger om die kades in onderling overleg aan te pakken om ook draagvlak bij de omwonenden te behouden. De heer Van den Berg stelt dat de prestatie-indicator van deze polder in dit geval voor 2014 naar beneden is bijgesteld omdat er nu nog een peilscheiding ligt, maar dat voor 2015 weer de 90%norm zal gelden. In het algemeen is Delfland met de provincie in gesprek over of je normen koste wat het kost moet halen of dat je in bepaalde gebieden schade accepteert of groene diensten toestaat. Die afweging zou je op grond van een maatschappelijke kosten-batenanalyse moeten maken. Omdat dit een andere benadering is, komt dan ook de inspanningsverplichting voor 2050 in een ander licht te staan. Hij antwoordt verder dat er niks verandert aan de aanpak van de wateroverlastknelpunten en dat nog steeds, indien mogelijk, wordt versneld door knelpunten naar voren te halen. Verder antwoordt hij dat onder het bod moet worden verstaan dat de waterschappen bij het Deltaprogramma duidelijk hebben gemaakt welke voorzieningen zij vragen als er bij verzilting van de Hollandse IJssel water vanuit de binnenlanden moet worden aangevoerd.
4
Ten slotte antwoordt hij dat bij de voorbereiding van het Kerstanjeweteringgemaal enige vertraging is opgetreden omdat er ook een booster(riool)pomp in het gemaal is opgenomen. Het kostte meer tijd dan verwacht om voor deze ongewone constructie het programma van eisen helder te krijgen. Dat is met enige vertraging gelukt en ondertussen is de uitvoering gestart. Mevrouw Bom antwoordt dat Delfland bestuurlijk alles heeft geprobeerd om de gemeente zover te krijgen om de vergunning te verlenen zodat het gemaal van de Harnaschpolder kan worden gebouwd. Dat heeft niet mogen baten en daarom is via de pers aan de bewoners duidelijk gemaakt dat Delfland klaarstaat, maar dat het de gemeente niet lukt om de vergunning te verlenen. Besluit: het voorstel wordt aan de VV voorgelegd als bespreekstuk zonder discussiepunten voor de programma’s Voldoende Water en Stevige Dijken. 04.B.02 Investeringsplan bergingsgebied en vispaaiplaats Molenvlietpark (Hoge Broekpolder, Den Haag) (voorstel 37221) De heer Ranner stelt dat de informatieve VV nuttig was, maar toch nog wat vragen onbeantwoord laat: - Maakt de compensatie voor de kadeverbetering deel uit van dit voorstel? - Is de partij die de grond levert dezelfde als die een jaar geleden grond van een van de landgoederen heeft verkocht en hoe is de gemeente Den Haag hierbij betrokken? - Is het voorstel in overeenstemming met de Delflandnota waarin wij vragen om een duidelijke kosten-batenuitleg? - Wordt niet te veel uitgegeven voor een vispaaiplaats en een bescheiden uitbreiding van de waterberging terwijl mee wordt betaald aan de aanleg van een park? - Is de natuurvriendelijke oever een alternatief voor de vispaaiplaats? De heer Kuijvenhoven ziet wel in dat Delfland moet proberen mee te liften met andere projecten als zich kansen voordoen, maar hij vraagt zich af of dat hier wel echt het geval is. Hij vraagt of er alternatieven zijn ten noorden of ten zuiden van deze locatie. Hij rekent voor dat de berging in de Hoekpolder 27 euro per kubieke meter kost terwijl dat voor deze berging 130 euro zou zijn. Daarbij vraagt hij zich ook af of een peildaling van maar 3 à 5 cm op de boezem wel de moeite waard is. Verder leest hij dat pas in 2018 duidelijk wordt of het risico van 1,7 miljoen euro op gaat treden en ook dat de gemeente Den Haag verder alle risico’s zou dragen terwijl die meestal worden gedeeld in dit soort constructies. Hij vraagt een toelichting. De heer Van der Wedden vindt het een duidelijk verhaal. Hij berekent zelf dat een kubieke meter 100 euro zou gaan kosten. Hij vraagt hoe deze kosten in verhouding staan tot de volledige kosten van de Rotterdamse baan. Verder vraagt hij of de aanleg van het park doorgaat als Delfland niet meedoet. Ten slotte vraagt hij of de fly-overs bij knooppunt Ypenburg in de Lage Broekpolder nog als alternatief zijn beschouwd. De heer Overmeer stemt in met het voorstel. Mevrouw Engels is kritisch omdat het om een kleine berging gaat. Ze vraagt of die wel voldoende peilverlaging oplevert. Verder vraagt ze waarom Delfland het risico van 1,7 miljoen euro voor zijn rekening neemt. Ze vraagt verder of de waterberging niet alsnog later kan worden aangelegd. Ten slotte vraagt ze of al nagedacht is over de suggestie van de heer Hombergen op de informatieve VV om een tweede aanvoerleiding aan te leggen. Mevrouw Dijkshoorn vraagt of nut en noodzaak goed zijn doordacht. Ze krijgt verder de indruk dat Den Haag niet echt zijn best doet om aan waterberging te komen terwijl daar toch grote problemen zijn. Ze vraagt verder of aan alternatieven is gedacht zoals aan voetbalvelden (voorbeeld Westland) en de parkeergarage die Drievliet wil bouwen. De heer De Jong deelt niet de mening dat 60.000 m3 weinig is want in de Oranjepolder zouden ze daar blij mee zijn.
5
Hij vraagt wel of het mogelijk is om de kades verder te verhogen en de afvoerpompen ook voor aanvoer te gebruiken. Verder vraagt hij of de Molensloot die daar ongeveer 9 m breed is niet kan worden gebruikt voor aanvoer en of polder Ypenburg die erachter ligt als afvoermogelijkheid is meegenomen. De heer Reijn vraagt een toelichting op de bewering dat Den Haag verder de risico’s draagt. Mevrouw Bom licht toe dat de heer Haersma-Buma portefeuillehouder is van dit project, maar dat hij op vakantie is en dat het onderwerp in deze commissie wordt behandeld omdat het zwaartepunt ligt bij Voldoende Water. Voor de vragen die zij en de heer Van den Berg niet kunnen beantwoorden, wordt ambtelijke hulp ingeroepen. Ze antwoordt dat zij niet zwart op wit kan aantonen dat dit de beste kans is omdat het risico pas later gaat optreden. Wel weet ze dat er in Den Haag in dit gebied maar heel weinig ruimte en mogelijkheden liggen om tot waterberging te komen. Verder is aangetoond met doorstroomstudies dat de beperking van de peilstijging op de boezem met 3 à 5cm door het bergen van deze 60.000 m3 wel de moeite waard is. De kritieke stijging van de boezem is daar namelijk ongeveer 20 cm. De afvoer van een piekbui op het gebied zou met de berging gedurende 4 à 5 uur kunnen worden opgevangen. Verder antwoordt ze dat met deze berging niet het probleem van de binnenstad van Den Haag wordt opgelost. Een stad als Rotterdam is met die grootstedelijke problematiek verder op streek met waterpleinen en groene daken, maar die heeft ook een sterkere ambitie om klimaatbestendig te worden. Verder antwoordt ze dat het lastig kwantitatief uit te drukken is wat precies het nut van deze waterberging is omdat dat van meerdere variabele factoren afhangt. Wel kan worden gesteld dat het hele boezemsysteem flexibeler wordt als op meerdere plaatsen gebruik kan worden gemaakt van berging. Verder antwoordt ze dat de Molensloot niet groot genoeg is om voor aanvoer te zorgen en een verbinding met Ypenburg van 700 m zou het project nog een stuk duurder maken. Hogere kades zitten er niet in omdat de waterberging in een parklandschap wordt aangelegd. De landschapsarchitecten hadden ook al moeite met de kades en brede sloten die nu worden aangelegd. De mogelijkheid van de tweede aanvoerleiding onder de Molensloot door wordt wel nog nader bekeken. Alternatieven in dit stedelijk gebied zijn schaars en zullen altijd duur zijn omdat de grond duurder is. De parkeergarage bij Drievliet is ook geen mogelijkheid omdat die een veel kleinere orde van grootte heeft dan de 5,5 ha oppervlakte van deze berging. Bij de fly–overs van Ypenburg is misschien wel plaats, maar dan moet er weer een lange aanvoerleiding naartoe worden gelegd en dat wordt duur. De vispaaiplaats combineren met de natuurvriendelijke oever is geen goed idee omdat de oever te ver ligt van de boezem om die functie goed te kunnen vervullen. Het onderzoeksrapport hiervan is beschikbaar. Verder antwoordt ze dat er nog geen uitspraak van de Raad van State is op de bezwaren van de omwonenden. Echter moet nu de beslissing worden genomen omdat het programma van eisen onderdeel moet zijn van de aanbesteding zodat de aannemer dat mee kan nemen in zijn inschrijving. Als Delfland individueel zou gaan handelen, betaalt het altijd de hoofdprijs en is het de vraag of het voor elkaar komt. Nu maakt de berging deel uit van het hele project waardoor de uitkomst zekerder is. 28 augustus is hierover het laatste overleg met de gemeente Den Haag gevoerd. Ze antwoordt verder dat het hele project weliswaar 600 miljoen euro gaat kosten, maar dat er niet nog meer financiële ruimte is om er dingen bij te doen. Een deel van de omwonenden vindt het een goed idee om de waterberging aan te leggen omdat daarmee de groene (park)bestemming van het gebied ook voor de langere termijn zekerder wordt. Ze concludeert dat er een bestuurlijke afweging plaats moet gaan vinden in de diverse fracties en vraagt of men daarvoor nog nadere informatie of hulp nodig heeft vanuit D&H/Organisatie. Daar wordt ontkennend op gereageerd. Ten slotte antwoordt ze dat volgens de planning vorig jaar vergunning is verleend voor de Rotterdamse Baan, dat eind dit jaar de vraagspecificatie voor het werk openbaar wordt, dat op 1 januari 2016 opdracht wordt verleend voor de aanleg en dat er in 2019 auto’s overheen rijden.
6
Besluit: het voorstel wordt als bespreekstuk aan de VV voorgelegd. 04.H Hamerstukken 04.H.06 Aanvraag uitvoeringskrediet waterberging en stuw Ackerdijkse Plassen (Pijnacker-Nootdorp) (voorstel 36382) Mevrouw Engels vraagt hoe met de pachters tot overeenstemring is gekomen. De heer Van der Wedden vraagt of Delfland in dit geval betaalt voor een peilaanpassing die voor een andere partij nodig is. De heer Van den Berg antwoordt dat er verschillende peilen in de polder worden gehandhaafd en dat Delfland zelf ook voordeel ondervindt van de peilaanpassing en de stuw. Hij antwoordt verder dat met de ene pachter overeengekomen is dat een ontsluitingsweg naar de rijksweg kan worden aangelegd die aan de eisen van Natuurmonumenten voldoet. Met de andere pachter en Natuurmonumenten vinden nog aanvullende gesprekken plaats en verwacht hij binnenkort overeenstemming. Besluit: het voorstel wordt als hamerstuk aan de VV voorgelegd. 04.H.07 Investeringsplan, ontwerp- en uitvoeringskrediet gemaal Vrijenban (Delft) (voorstel 37294) De heer Van der Wedden vraagt in hoeverre dit project overeenkomt met het project uit 2009 met dezelfde naam dat destijds is wegbezuinigd via het Veegbesluit. Verder vraagt hij of het om visvriendelijke pompen gaat of dat het gemaal vispasseerbaar is. Verder vraagt hij waarom met een UAV-gc-contract is aanbesteed. Ten slotte vraagt hij hoe gecommuniceerd wordt over het project en of dit gebeurt via Twitter (1000 volgers), huis-aan-huisblad, de website van Delfland en de website van de gemeente. De heer De Jong vraagt of hier ruimte is voor waterberging. Hij vraagt dat omdat hij constateert dat op een moeilijke plek met duikers en een gemaaltje een stuw wordt gebouwd en dat daardoor de capaciteit van het gemaaltje met 10 m3 moet worden vergroot. Daardoor wordt de boezem weer zwaarder belast. Hij vraagt of Delfland dit nou moet willen. De heer Van den Berg antwoordt dat het water linksom of rechtsom toch weg moet. Omdat deze maatregel nu wordt uitgevoerd, kan ook de kade daar verder worden opgehoogd. Hij antwoordt verder dat de pompen zelf (in het gemaal) visvriendelijk zijn. Hij antwoordt verder dat hiermee in de polder ook nog een wateroverlastknelpunt wordt opgelost. Verder antwoordt hij dat de plannen uit 2009 veel uitgebreider waren met waterberging en natuurvriendelijke oevers, maar zijn afgevallen omdat de kosten niet in verhouding stonden tot de opbrengsten. Verder antwoordt hij dat de contractvorm simpel is (UAV-gc) omdat de oplossing dat ook is en met de tekening alleen eigenlijk al kon worden aanbesteed. Verder antwoordt hij dat de dijkgraaf portefeuillehouder is voor communicatie, maar dat hij wel wil nagaan of het projectplan voor deze ingreep niet alleen op de website van Delfland staat maar ook op de website van de gemeente. Besluit: het voorstel wordt als hamerstuk aan de VV voorgelegd. 04.H.09 Herziening overeenkomst Brielse Meer (voorstel 36964) De heer Ranner vraagt waarom een herziening van deze overeenkomst, die belangrijk is voor de zoetwatervoorziening, nodig was.
7
De heer Van der Wedden vraagt of tegenwoordig de waterkwaliteit van Rijnland niet zover is verbeterd dat inlaat via Leidschendam weer te overwegen valt. Verder vraagt hij of voor die 20.000 euro ook gepompt wordt en of daarbij ook herstel en schadekosten zijn inbegrepen. De heer Van den Berg antwoordt dat de waterkwaliteit uit Rijnland het bij lange na niet haalt bij die uit het Brielse Meer omdat het water uit Rijnland een stuk zouter is door de zoute kwel in Rijnlands gebied. Verder antwoordt hij dat de 20.000 euro voor alle beheerdingen is die Hollandse Delta voor Delfland uitvoert. Het gemaal zelf, de pompen en de leiding zijn van Delfland. De heer Ranner vraagt of daarmee niet voorgesorteerd wordt op keuzes voor de zoetwatervoorziening in het Deltaprogramma. De heer Van den Berg antwoordt dat dat niet het geval is. Delfland wil met het herzien van de overeenkomst vooral de watervoorziening uit het Brielse Meer zekerstellen omdat er meer partijen zijn die water uit het meer halen. Ook de verdeling bij eventuele droogte moet duidelijk blijven. Besluit: het voorstel wordt als hamerstuk aan de VV voorgelegd. 05. Informatie 05.01 Rapportage Provincie N468 (voorstel 35997) Mevrouw Dijkshoorn vraagt of de tonnages voor de weg omhoog kunnen als de 2,9 km versterking is uitgevoerd. Campina heeft uitgerekend dat ongeveer 10% op transport kan worden bespaard als met 40-tonswagens mag worden gereden. Mevrouw Bom antwoordt dat die vraag door de wegbeheerder, de provincie, en bij overdracht de gemeente moet worden beantwoord. Voor de stabiliteit van de kade is dit geen bezwaar, zo heeft Delfland laten onderzoeken. Zij heeft dit aan zowel de gedeputeerde als de wethouder laten weten. 05.02 Evaluatie beleidsnota grondwaterbeheer (voorstel 27683) Mevrouw Engels vraagt of Delfland met het opzetten van een grondwaterloket ook beleid gaat maken op het gebied van grondwater zoals het in 2010 voornemens was. De heer Ranner vindt dit een interessant onderwerp omdat keuzes in verantwoordelijkheid gevolgen hebben voor organisatie en financiën en dus een VV-onderwerp zijn. De heer Van den Berg antwoordt dat het grondwaterloket is bedoeld als eerste aanspreekpunt voor de burger. Water in kruipruimtes, bijvoorbeeld, blijft een verantwoordelijkheid van de gemeentes. Waar duidelijk het oppervlaktewater invloed heeft, daar is Delfland aan zet. Voor het gebied ertussen moeten keuzes worden gemaakt. Mevrouw Bom vult aan dat daarover met Rijnland en Schieland momenteel wordt overlegd. Er moet wel zorgvuldig worden gehandeld omdat de belangen in zettingsgevoelig veengebied groot zijn. De watertoets en de Omgevingswet in wording spelen daar ook een belangrijke rol in. 06.
Rondvraag en Sluiting
De heer Van der Wedden vraagt of Delfland bekend is met Adviesgroep Born & Huijgens, die vooral inzet op grootschalige systeemingrepen als oplossing voor het klimaatprobleem. Mevrouw Bom antwoordt dat Delfland een brief van die adviesgroep heeft gehad en dat ze heeft doorverwezen naar het Deltaprogramma, dat uitgebreid gereageerd heeft op hun suggesties.
8
De heer Ranner wil graag een toelichting op de Omgevingswet die eraan zit te komen en die grote veranderingen in kan houden voor het werk van Delfland. Mevrouw Bom is het daarmee eens en zegt toe dit onderwerp te agenderen in D&H en met een informatieve VV of iets vergelijkbaars te komen. De heer Van der Wedden vraagt waarom de uitstroomopening van het Holierhoekse gemaal, dat een gemeentelijk monument is en onlangs aan een particulier is verkocht, is dichtgezet. Verder vraagt hij hoe het met de uitvoering van de maatregelen bij De Lier staat waar in 2013 wateroverlast was. Ten slotte vraagt hij of de geruchten over een fusie tussen Delfland, Schieland en Rijnland op waarheid berusten. Mevrouw Bom antwoordt dat zij niets van een fusie weet. De heer Van den Berg zegt toe dat hij nagaat wat er aan de hand is bij het Holierhoekse gemaal. Verder antwoordt hij dat de maatregelen bij De Lier deel uitmaken van een bredere aanpak van het Westland, maar dat eraan gewerkt wordt. Mevrouw Engels merkt op dat door haar inspanningen de molenbiotoop van de molen in Monster weer een tijd van hoogbouw is gevrijwaard omdat dat in de ruimtelijke visie van de provincie is opgenomen. Ze vraagt hoe Delfland invloed heeft gehad op die visie en wat daarvan de gevolgen zijn voor Delfland. Mevrouw Bom antwoordt dat er geen grote wijzigingen zijn optreden door de provinciale visie. Ze vindt het wel jammer dat de provincie niet ingegaan is op het voorstel om meer verantwoordelijkheid te nemen voor het binnenstedelijk waterprobleem omdat dit bovenregionale gevolgen heeft. De voorzitter bedankt de aanwezigen en sluit om 16.05 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de vergadering van de commissie Waterveiligheid d.d. 9 september 2014. De Voorzitter,
De Secretaris,
Mevr. mr. A.W. Bom-Lemstra
Mevr. mr. A.I.L. Kooiman