Rotterdamse adaptatiestrategie
THEMARAPPORT STEDELIJK WATERSYSTEEM
Daniël Goedbloed / oktober 2013
Voorwoord Voor u ligt een themarapport dat is opgesteld in het kader van de ontwikkeling van de Rotterdamse klimaatadaptatiestrategie (RAS). Er zijn themarapporten opgesteld voor de thema’s Waterveiligheid, Stadsklimaat, Bereikbaarheid & infrastructuur en Stedelijk watersysteem. Deze themarapporten bieden een gedetailleerdere toelichting op de inhoud van de RAS. Daarmee vormen zij de schakel tussen de onderzoeksrapporten van onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat en de beleidslijn waarin dit voor Rotterdam is vertaald. De Rotterdamse klimaatadaptatiestrategie is een resultaat van het Rotterdamse klimaatadaptatieprogramma Rotterdam Climate Proof (RCP) dat onderdeel is van het Rotterdam Climate Initiative (RCI). De RAS is het gemeentelijke kader voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de stad. Duidelijk is echter dat dit geen activiteit kan zijn van de gemeente alleen. Alle stedelijke partners die aan Rotterdam bouwen en in de stad activiteiten verrichten binnen hun eigen verantwoordelijkheden zijn nodig om stappen te zetten naar een klimaatbestendige stad. De gemeente heeft hierin een kaderstellende, maar bovenal faciliterende en waar nodig een verantwoordelijke, initiërende rol. De RAS is voor de gemeente het startpunt en de voortzetting van het gesprek met deze partijen. De RAS is een richtinggevend gemeentelijk kader waarin de ambitie en de strategie voor een klimaatbestendige stad staan verwoord. De voorstellen en maatregelen uit de Rotterdamse klimaatadaptatiestrategie geven de door de gemeente Rotterdam gewenste koers aan. Hoe, waar en wanneer dit concreet wordt ingevuld vindt in overleg met alle verantwoordelijke stedelijke partners plaats en resulteert in gezamenlijke afspraken over specifieke invulling van maatregelen en activiteiten. De inhoud van de themarapporten is een momentopname (voorjaar 2013). Het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat eindigt in 2014 en de definitieve resultaten van veel onderzoeken komen dan ook beschikbaar. Wel is er nu voldoende kennis beschikbaar om de Rotterdamse adaptatiestrategie als richtinggevend kader voor een klimaatbestendige ontwikkeling van Rotterdam op te stellen. Hoe en met welke snelheid de klimaatverandering zich daadwerkelijk gaat manifesteren, weet niemand. Daarom zal de RAS regelmatig tegen het licht van de actuele (kennis)ontwikkeling worden gehouden en zonodig worden bijgesteld. Een eerste ijkmoment zal 2015 zijn, als zowel het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat en het Deltaprogramma zijn afgerond. De hoofdrichting van de strategie zal dan naar verwachting niet wijzigen, wel zal de aanvullende kennis gebruikt worden om verdieping aan te brengen in de RAS en om in de realisatie van de strategie de juiste keuzes te maken. Tenslotte nog een kanttekening bij de inhoud van de themarapporten. De planning van het ontwikkelingsproces van de RAS is, mede om bestuurlijke redenen, in een stroomversnelling gekomen waardoor resultaten eerder zijn opgeleverd. Dit heeft invloed gehad op de inhoud van de themarapporten. Naast kennishiaten zijn er nog maar beperkt dwarsverbanden gelegd tussen de verschillende thema’s. Ook is duidelijk dat terminologie in de rapporten en de RAS niet altijd eenduidig is. In een geactualiseerde versie zal hier uiteraard meer aandacht voor zijn. De themarapporten geven echter een goede beschrijving van de tot nu toe opgedane inzichten en de vertaling in handelingslijnen voor de gemeente Rotterdam op weg naar een klimaatbestendige stad. Rotterdam Climate Proof, Oktober 2013
Inhoud Voorwoord 3 Inleiding 7 1.1 Rotterdam klimaatbestendig in 2025 1.2 Thema’s en achtergronddocumenten 1.3 Onderliggend onderzoek 1.4 Andere relevante documenten 1.5 Leeswijzer
7 7 7 8 8
2.
Klimaatverandering in het algemeen
9
2.1 2.2
Klimaatscenario’s Deltascenario’s
9 10
3.
Stedelijk watersysteem en klimaatveranderingen
11
3.1 3.2
Gevolgen voor het regionale watersysteem Gevolgen voor het stedelijk watersysteem (neerslag en droogte)
11 13
4.
Rotterdam en toename extreme neerslag, droogte en temperatuur 17
4.1 Toename extreme neerslag in Rotterdam 4.1.1 Toename neerslag per dag 4.1.2 Toename maximale neerslagintensiteit 4.1.3 Wateroverlast in de praktijk van Rotterdam 4.1.4 Toename extreme neerslag en urgentie 4.1.5 Lessen uit het Cloudburstplan Kopenhagen 4.1.6 Opgave omgaan met extreme neerslag Rotterdam 4.2 Toename droge perioden 4.2.1 Huidige Rotterdamse situatie 4.2.2 Urgentie van toename droge perioden 4.3 Toename temperatuur 4.3.1 Invloed stijging temperatuur op de waterkwaliteit 4.3.2 Urgentie toename temperatuur 4.4 Conclusies
4
17 17 18 20 22 25 26 26 27 27 28 28 28 29
Rotterdamse adaptatiestrategie
5.
Doelen en ambities stedelijk watersysteem
30
5.1 Huidige regelgeving, beleid en ambities 5.2 Visie Klimaatbestendig Rotterdam 5.3 Doelen 5.4 Raakvlakken en kansen met andere beleidsterreinen
30 30 31 32
6.
Aanpak en strategie
33
6.1 6.2
De stad kan extreme neerslag opvangen De stad is bestand tegen droogte
33 36
7.
Uitvoeringsstrategie en borging
38
7.1 Verantwoordelijkheden 7.2 Samenwerking en borging 7.3 Uitvoeringsstrategie 7.4 Wat levert het op?
38 38 38 40
Bijlage 1 Overzicht onderzoeksrapporten en beleidsdocumenten
41
Overzicht onderzoeksrapporten Artikelen Overzicht beleidsdocumenten
41 41 41
Bijlage 2
42
Bijlage 3 Realisatiestrategie Herijking Waterplan
44
Waterkwantiteit 44 Waterkwaliteit 44 Waterketen 44 Grondwater 45
Rotterdamse adaptatiestrategie
5
6
Rotterdamse adaptatiestrategie
1. Inleiding 1.1 Rotterdam klimaatbestendig in 2025
1.2 Thema’s en achtergronddocumenten
Het klimaat verandert. Op zich is dat niets nieuws. De reden om toch aandacht te besteden aan klimaatverandering en de mogelijke effecten ervan, is de snelheid waarmee klimaatveranderingen de laatste dertig tot veertig jaar hebben doorgezet. In het bijzonder in combinatie met de aanzienlijke toename van het aantal bewoners, de economische waarde van de fysieke gebouwde omgeving en de onderlinge afhankelijkheden in de maatschappij de laatste 150 jaar. Hierdoor kunnen de gevolgen voor het functioneren van de samenleving verstrekkend zijn. Ook voor de regio Rotterdam, laaggelegen in de delta van Rijn en Maas in de nabijheid van de zee, zijn de negatieve effecten van klimaatverandering naar verwachting groot. Tegelijkertijd kunnen veranderingen in het klimaat juist deze dynamische regio ook kansen bieden.
De RAS is aangevlogen vanuit vijf thema’s die met het oog op klimaatverandering belangrijk zijn voor de stad. Dit zijn: • Waterveiligheid • Stedelijk watermanagement • Adaptief bouwen • Stadsklimaat • Bereikbaarheid & infrastructuur
De ambitie van Rotterdam is om in 2025 klimaatbestendig te zijn. Dit betekent dat in 2025 de maatregelen zijn getroffen om minimaal last en maximaal profijt te hebben van klimaatverandering op dat moment én in de decennia daarna. Bovendien betekent dit dat bij de (ruimtelijke) ontwikkelingen in de stad vanaf dat moment structureel rekening wordt gehouden met de voorziene klimaatverandering. Teneinde deze ambitie ook daadwerkelijk gestalte te geven, wordt anno 2012 gewerkt aan het opstellen van een zogenaamde Rotterdamse adaptatiestrategie (RAS). Het uitgangspunt van de RAS is dat een klimaatbestendige stad ons ook economisch sterker en aantrekkelijker maakt. De regio Rotterdam en omstreken is één van de belangrijkste economische motoren van Nederland en zelfs Europa. Inzicht in het effect dat klimaatverandering heeft op de regio is van groot belang voor het voortbestaan ervan. Tegelijkertijd is de regio nu veilig en leefbaar. De vragen die in het kader van de RAS beantwoord worden, luiden daarom vooral: “Hoe kan de regio Rotterdam ook in de toekomst veilig, leefbaar en aantrekkelijk blijven voor bewoners, bedrijven en (internationale) investeerders? Wat zijn de risico’s voor de stad ten gevolge van klimaatverandering? Welke risico’s vinden we acceptabel en welke niet? En wat is vervolgens de beste aanpak en welke besluiten zijn er dan nú nodig?
1. Inleiding
De RAS geeft voor ieder van deze thema’s weer wat de opgave is voor Rotterdam, welke maatregelen er genomen kunnen worden en wie daarbij betrokken zijn. Tegelijkertijd is de RAS een overkoepelend document, waarin met het oog op de leesbaarheid geen ruimte is voor uitgebreide onderbouwingen of beschouwingen op onderzoeksresultaten. Daarom is per thema een achtergronddocument opgesteld dat de keuzes en conclusies die gepresenteerd worden in de RAS nader toelicht en onderbouwt en aangeeft op welke wijze resultaten van diverse (wetenschappelijke) studies en projecten meegenomen zijn in de uiteindelijke strategie. Dit specifieke achtergronddocument richt zich op het thema Stedelijk watersysteem. Andere achtergronddocumenten zijn beschikbaar voor: Bereikbaarheid & infrastructuur, Stadsklimaat, Waterveiligheid en Adaptief bouwen.
1.3 Onderliggend onderzoek Voor het beantwoorden van een aantal specifieke vragen rondom klimaatverandering en de mogelijke effecten en maatregelen voor Rotterdam, is onder andere gebruik gemaakt van resultaten uit onderzoek dat mede is gefinancierd door het nationaal onderzoeksprogramma : Climate Proof Cities (CPC). Daarnaast werkt Rotterdam nauw samen met het nationaal Deltaprogramma, in het bijzonder de Deltadeelprogramma’s Rijnmond-Drechtsteden en Nieuwbouw & Herstructurering en zet de gemeente zelf ook onderzoek uit naar innovatieve oplossingen van Rotterdamse klimaatvraagstukken. Onder andere in het kader van de (herijking van het) Waterplan 2 Rotterdam. Voor zover relevant zijn resultaten uit deze projecten en onderzoeken meegenomen in dit achtergronddocument.
7
1.4 Andere relevante documenten
1.5 Leeswijzer
De RAS, de achtergronddocumenten en de verschillende onderzoeksrapporten vormen slechts een deel van de totale hoeveelheid producten en rapporten die in het kader van het Rotterdam Climate Proof programma opgesteld worden. Zo wordt er in regionaal verband bijvoorbeeld een adaptatiestrategie Rotterdam opgesteld (ARR). Bovendien zijn er diverse instrumenten in ontwikkeling zoals: • Een (regionale) klimaateffectatlas: kaartbeelden afgeleid van de nationale klimaateffectatlas, vertaald voor de regio Rotterdam. • Een (regionale) klimaatadaptatietoolbox: een overzicht van mogelijke maatregelen om met de effecten van klimaatverandering om te gaan. • Een klimaatadaptatiebarometer: methodiek voor het inzichtelijk maken van de stand van zaken rondom het klimaatbestendig maken van de stad, inclusief invulling voor Rotterdam. Voor meer informatie rondom deze en andere producten wordt verwezen naar het Programmabureau Duurzaam (www.rotterdamclimateinitiative.nl).
Hoofdstuk 2 betreft een algemeen verhaal rondom te verwachten veranderingen in het klimaat naar aanleiding van scenario’s van het KNMI en het Deltadeelprogramma Rijnmond-Drechtsteden. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op de gevolgen van klimaatverandering voor het regionaal en stedelijk watersysteem. In hoofdstuk 4 wordt dit specifiek voor Rotterdam uitgewerkt. Uiteindelijk is klimaatverandering pas een probleem als daardoor het realiseren van de doelen en ambities van de stad Rotterdam in gevaar komt. Bovendien zijn er niet alleen nadelen aan klimaatverandering verbonden, maar ook kansen. Hoofdstuk 5 vat daarom de doelen en ambities van de stad samen. In hoofdstuk 6 komen vervolgens de opgaven en kansen in beeld. In hoofdstuk 7 wordt meer aandacht besteed aan de aanpak en de gekozen strategische richting. Hoofdstuk 8 beschrijft tenslotte de voorgestelde uitvoeringsstrategie en maakt duidelijk welke bestuurlijke keuzes er liggen, welke actoren betrokken zijn en wat de timing is van de gewenste actie. In de bijlagen volgen nog enkele opsommingen onder meer wat betreft gebruikte (onderzoeks-)rapporten en staand beleid. Veel inspiratie gewenst!
8
Rotterdamse adaptatiestrategie
2 Klimaatverandering in het algemeen De verandering van het klimaat heeft invloed op steden en in het bijzonder op steden in delta’s zoals Rotterdam. Hoe groot die invloed is, op welke terreinen die zich laat gelden en wanneer deze leidt tot ongewenste effecten op het functioneren van de stad is onderzocht. Hiermee is de urgentie van een gerichte aanpak duidelijk geworden. Die gerichte aanpak is vertaald in de Rotterdamse adaptatiestrategie. De sociale en economische ontwikkeling van de stad zijn bepalend voor de invloed van klimaatverandering op Rotterdam en daarmee ook voor de te volgen strategie. Klimaatverandering manifesteert zich nu al maar gaat ook over de lange termijn en gaat daarmee gepaard met onzekerheid. Ook de sociale en economische ontwikkeling op de lange termijn zijn onzeker. Door met scenario’s te werken kan met deze onzekerheid worden omgegaan.
is dat steeds rekening wordt gehouden met alle vier de scenario’s en dat bijvoorbeeld niet gezocht wordt naar een soort middenscenario. Wat voor het ene klimaatverschijnsel een extreem scenario is, is namelijk niet ook het meest extreme scenario voor een ander verschijnsel. Bovendien geldt in beginsel dat alle vier de scenario’s even waarschijnlijk zijn1. Enkele kenmerkende veranderingen in het Nederlandse klimaat die in alle scenario’s voorkomen en waar dus in ieder geval rekening mee gehouden moet worden, zijn: • De opwarming van Nederland zet door. Hierdoor krijgen we vaker te maken met zachte winters en warme zomers. • De winters worden gemiddeld natter. Bovendien is er vaker sprake van extreme neerslaghoeveelheden.
2.1 Klimaatscenario’s
Figuur 1: KNMI scenario’s 2006
Inspelen op klimaatverandering betekent leren omgaan met onzekerheden. Een belangrijk hulpmiddel betreffen de zogenaamde klimaatscenario’s die het KNMI in 2006 heeft opgesteld (zie figuur). Uitgaande van twee belangrijke klimatologische stuurvariabelen (de stijging van de wereldtemperatuur en de mogelijke wijziging van luchtstromingspatronen) zijn er vier plausibele beelden geconstrueerd over de veranderingen in het klimaat in Nederland, te weten: Gematigd (G), Gematigd met gewijzigde luchtstroom (G+), Warm (W) en Warm met gewijzigde luchtstroom (W+). Deze scenario’s worden vaak gebruikt om een groot deel van de mogelijke veranderingen op te spannen. Van belang
BRON: KNMI,2006
Tabel 1: Toelichting klimaatscenario’s KNMI
BRON: KNMI, 2006
1. Gezien ontwikkelingen in de afgelopen decennia lijkt de temperatuurstijging in W en W+ waarschijnlijker dan die in G of G+. Voor neerslag kunnen hierover echter geen uitspraken worden gedaan. (bron: Klimaatverandering in Nederland, aanvullingen op de KNMI’06-scenario’s, juli 2009)
2. Klimaatverandering in het algemeen
9
Figuur 2: Deltascenario’s
BRON: DELTARES, 2011 bron: Deltares 2011 Tabel 2: Toelichting Deltascenario’s
Sociaal-economische
Referentie RUST
WARM
DRUK
STOOM
ontwikkeling
Aantal inwoners NL (miljoen)
Zichtjaar 2000 16
Economische groei (% per jaar)
2050
2100
2050
2100
2050
2100
2050
2100
15
12
15
12
20
24
20
24
0,7
0-0,5
0,7
0-0,5
2,6
2,0-2,6 2,6
2,0-2,6
Verstedelijking (% oppervlak)
16
17
10
17
10
20
25
20
25
Landbouwareaal (% oppervlak)
67
62
67
62
67
59
70
59
70
Natuur (% oppervlak)
17
21
23
21
23
21
5
21
5
BRON: DELTARES, 2011
• Ook in de zomer neemt de frequentie en de hevigheid van extreme regenbuien toe. Het aantal zomerse regendagen neemt echter af. • De zeespiegel blijft voorlopig stijgen. • De kans op bepaalde extreme weersituaties neemt toe. Bijvoorbeeld in de vorm van hittegolven of extreme buien (kans op extreme koude neemt overigens af). Een afgeleid effect is voorts dat in de winter de afvoer van de grote rivieren toeneemt en in de zomer juist lagere waterstanden voor kunnen komen. In hoofdstuk 2 en verder wordt uiteengezet wat de negatieve gevolgen én mogelijke kansen van deze veranderingen zijn voor het thema Stedelijk watersysteem. De exacte gevolgen en kansen hangen echter niet alleen af van de veranderingen in het klimaat alleen, maar ook van een aantal sociaaleconomische ontwikkelingen.
2.2 Deltascenario’s In het kader van het nationaal Deltaprogramma zijn twee van de vier klimaatscenario’s van het KNMI gecombineerd met twee van de vier Welvaart en Leefomgevingsscenario’s (WLO) van het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) uit 2006. Dit levert wederom vier scenario’s op, te weten Rust, Warm, Druk en Stoom (zie figuur 2).
10
Over het algemeen komt uit deze scenario’s het volgende beeld naar voren voor de regio Rotterdam: • Het aantal inwoners zal tot 2100 waarschijnlijk blijven groeien aangezien de trend laat zien dat deltasteden aantrekkelijke vestigingsplaatsen zijn, ook op de lange termijn. • Door stedelijke verdichting vindt de toename van het inwonertal naar verwachting grotendeels plaats binnen de huidige stadsgrenzen: de stad breidt zich fysiek nauwelijks uit. • De waarde van de roerende en onroerende goederen blijft toenemen als gevolg van toename van aantallen. • Stedelijke verdichting vindt met name plaats in voormalige havengebieden. Dit betekent dat in de hele regio de bevolkingsdichtheid in buitendijks gebied toeneemt. • Ook de uitbreiding van de Tweede Maasvlakte zorgt voor een forse toename van bebouwd oppervlak en economische waarde buitendijks. Voor het thema Stedelijk watersysteem betekenen bovenstaande scenario’s dat door de verdichting de druk op de buitenruimte toeneemt en daarmee een toename van de verharding. In combinatie met een toename van de frequentie en intensiteit van extreme regenbuien, zal de kans op wateroverlast en schade in de toekomst toenemen. Maar ook perioden van langdurige droogte zullen hun weerslag hebben in de stedelijke omgeving. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op wat de gevolgen van de klimaatveranderingen precies betekenen voor het Rotterdamse watersysteem.
Rotterdamse adaptatiestrategie
3. Stedelijk watersysteem en klimaatveranderingen Rotterdam is een laaggelegen deltastad gelegen aan de monding van de Rijn en de Maas. Door de stad lopen de boezemwateren de Schie en de Rotte. Daarmee wordt Rotterdam letterlijk vanuit vier kanten (zee, rivier, regen en grondwater) beïnvloed door water en haar grillig karakter. Dit betekent dat een wijziging van één van deze elementen door klimaatverandering directe gevolgen heeft voor de stad en haar watersysteem. Voor het stedelijk watersysteem van de deltastad Rotterdam zijn de volgende klimaateffecten in meer of mindere mate van invloed: • toename neerslagextremen • toename droge periodes • toename gemiddelde temperatuur • zeespiegelstijging • grotere fluctuatie rivierafvoer Intensieve regenval (veel regen in een korte periode) zal in de zomermaanden vaker voorkomen. In de wintermaanden is de verwachting dat het langduriger kan regenen (meer volume). Maar ook langdurige perioden zonder neerslag zullen vaker en extremer voorkomen. Toename van de gemiddelde temperatuur, zeespiegelstijging en een grotere fluctuatie van de rivierafvoer hebben vooral invloed op de waterkwaliteit. Dit vanwege de opwarming van de temperatuur, een mogelijk verdere intrusie van de zouttong, zowel in rivier als het grondwater en een
afname van mogelijkheden om zoet water in te laten door een lagere rivierafvoer in de zomermaanden. In dit hoofdstuk worden de algemene effecten van de klimaatverandering op het stedelijk watersysteem van Rotterdam beschreven. Eerst wordt het regionale watersysteem beschouwd, dat zorgt voor de wateraanvoer naar de stad. Daarna wordt ingezoomd op het stedelijk watersysteem, dat met name is ingericht op de opvang, afvoer en berging van water. Beide systemen worden op verschillende manieren beïnvloed door de gevolgen van de klimaatverandering maar hebben onderling invloed op elkaar.
3.1 Gevolgen voor het regionale watersysteem Aan de noordzijde van Rotterdam zijn de Rotte, de Schie en het Oranjekanaal belangrijke wateren voor de aan- en afvoer van water. Op de zuidoever gebeurt dit direct vanuit de Nieuwe en Oude Maas. Als de klimaatverandering doorzet, stijgen in bepaalde perioden de waterstanden in de rivier. Hierdoor wordt de afvoer van polderwater bemoeilijkt. In tijden van overvloedige neerslag wordt daarmee het vasthouden van water in
Figuur 3.1 Rotterdam Deltastad staat van vier kanten onder invloed van water
BRON: DE URBANISTEN
3. Stedelijk watersysteem en klimaatveranderingen
11
Figuur 3.2 Regionaal watersysteem
BRON: DE BOSATLAS VAN NEDERLAND WATERLAND, NOORDHOFF UITGEVERS
het regionale watersysteem van zeer groot belang (“bergen aan de bron”) om de druk op het afwateringsstelsel te verminderen. Een voorbeeld hiervan is de waterberging bij de Rotte. Deze is aangelegd in de Eendragstpolder en dient tevens als recreatiegebied en internationale roeibaan. Als gevolg van klimaatverandering neemt ook de kans op langdurig droge perioden met neerslagtekort toe. Een eerste direct gevolg voor Rotterdam en haar omgeving is dat er door droogte een neerslagtekort in de bodem ontstaat en het grondwaterpeil na verloop van tijd zal dalen. Rotterdam bestaat grotendeels uit polders. Deze polders strekken zich uit tot buiten de gemeentegrenzen en omvatten ook grote delen van het omliggende landelijke gebied. Uitdroging van de bodem kan in de veenpolders leiden tot het inklinken van de bodem en dus tot bodemdaling. Bijkomend probleem is de grote waterbehoefte van de intensieve tuinbouwgebieden rondom Rotterdam. Langdurige droogte heeft ook gevolgen voor de ecologische kwaliteit van het open water, omdat de concentraties van voedingsstoffen toenemen die de waterkwaliteit, waterflora en microfauna negatief beïnvloeden. Om deze gevolgen te beperken is het regionale watersysteem voornamelijk ingericht op de aanvoer van voldoende zoet water.
12
De wateraanvoer voor de verversing van het regionale watersysteem van Rotterdam wordt aan de zuidkant van de rivier voornamelijk verzorgd door inlaatpunten gelegen aan de Maas. Deze inlaatpunten zijn in de huidige situatie al regelmatig verzilt (chloridegehalte > 250 mg/l). Rotterdam ligt aan de monding van de Maas en ter hoogte van de stad komen het zoute zeewater en het zoete rivierwater bij elkaar. Deze overgang van zout naar zoet wordt ook wel de zouttong genoemd. De ligging van de zouttong is afhankelijk van het debiet in de Rijn en Maas en ligt bij lagere rivierafvoeren in de zomer verder landinwaarts. Om het Zuiderpark en het watersysteem op Zuid van zoet water te voorzien wordt daarom de Blauwe Verbinding aangelegd waarbij schoon water vanuit de Oude Maas, waar minder sprake is van zoutindringing, naar de stad wordt geleid. Aan de noordkant van de stad wordt het water via het boezemsysteem aangevoerd vanaf de Hollandse IJssel en de Zuidplaspolder. In droge perioden kan deze aanvoer onvoldoende zijn en bestaat de mogelijkheid om water vanuit het Brielsemeer via het Delflandse boezemsysteem aan te voeren. Dit staat bekend als de `Kleinschalige Water Aanvoer`. In beide systemen is de stad Rotterdam het eindpunt van de watervoorziening waardoor de kwaliteit sterk is afgenomen. In de praktijk wordt ook water met een verhoogd chloride-
Rotterdamse adaptatiestrategie
Figuur 3.3 Zouttong huidige situatie, aantal dagen met te hoog chloridegehalte
Figuur 3.4 Zouttong toekomstige situatie, aantal dagen met te hoog chloridegehalte
BRON: BARNEVELD ET AL., 2013 IN PREP
gehalte ingelaten via het Oostplein. Als er geen water wordt ingenomen dalen namelijk de singelpeilen waardoor het risico op grondwater- en bodemdaling in de stad toeneemt. Nadeel is dat het hogere zoutgehalte negatieve gevolgen kan hebben voor de flora en fauna. Zoals gesteld: door de zeespiegelstijging en de afname van de rivierafvoer in droge periodes zal de zouttong verder landinwaarts opschuiven. Het aantal dagen dat het chloridegehalte boven de 250 mg/l ligt zal dan ook toenemen (zie figuur 3.4). Voor de watervoorziening zal in de toekomst meer worden gekeken naar de gebruiksfuncties binnen het gebied en de eisen die daarvoor worden gesteld aan de waterkwaliteit. Niet alleen het chloridegehalte is daarbij van belang, maar ook de temperatuur en het fosfaat- en zuurstofgehalte. Daarbij stelt het stedelijk watersysteem andere eisen aan de waterkwaliteit dan landbouwgebieden. Voor het stedelijk watersysteem is het op peil houden van het oppervlaktewater en het daaraan gekoppelde grondwaterniveau zodanig
3. Stedelijk watersysteem en klimaatveranderingen
belangrijk, dat een mindere waterkwaliteit toelaatbaar is. Het voorkomen van zettingen en droogvallende houten paalkoppen in de funderingen heeft dan een hogere prioriteit dan de ecologie in de stadswateren. Vanuit het Deltaprogramma en de waterschappen wordt geschreven aan de zogenoemde ‘ambitiedocumenten watervoorziening’, waarin deze afwegingen verder worden uitgewerkt.
3.2 Gevolgen voor het stedelijk watersysteem (neerslag en droogte) Neerslag Het Rotterdamse stedelijk watersysteem bestaat voornamelijk uit binnendijks gelegen polders. Al het regenwater dat binnen de polder valt moet worden afgevoerd, of tijdelijk geborgen. De manier waarop dat gebeurt verschilt. Op de zuidoever wordt overtollig water direct uitgemalen
13
Figuur 3.5 Rotterdamse poldersysteem
BRON: DE URBANISTEN
op de rivier. In het noorden is daarvoor een uitgebreid afwateringsstelsel met poldersloten en boezemwateren aanwezig. Het stedelijk watersysteem van Rotterdam houdt de polders op peil en droog. Het is een robuust systeem dat bestaat uit oppervlaktewater (singels, plassen, vaarten, boezems) voor de aan- en afvoer van water en een rioolstelsel voor de opvang en afvoer van regen- en afvalwater. Het watersysteem is een volledig in elkaar vervlochten systeem van riolen, singels en pompen.
• onderlopen van kelders en souterrains • onderlopen van tunnels in verkeersroutes en verdiept gelegen hoofdwegen • onderlopen van woningen, winkels en kantoor- en bedrijfspanden door lage ligging en/of geringe drempelhoogte • onderlopen van transformatorhuisjes en daardoor verstoring van het elektriciteitsnetwerk • verstoring van het communicatienetwerk
Droogte Grote delen van Rotterdam kenmerken zich als dicht stedelijk gebied met veel verharding, relatief weinig oppervlaktewater en een rioolstelsel met in het algemeen een grote berging en afvoercapaciteit. Bij de aanleg van het watersysteem van 1850 is de nadruk gelegd op het rioolstelsel. Via het rioolstelsel werd al het overtollige water uit de stad direct naar de rivier gepompt. Ditzelfde gold voor het water vanuit de singels. Het watersysteem is inmiddels deels ontvlochten maar toch wordt het meeste regenwater nog door het gemengde rioolstelsel afgevoerd. Het rioolstelsel heeft een relatief grote afvoercapaciteit en berging, waardoor alleen bij extreme buien vervuild regenwater wordt geloosd op het oppervlaktewater.
Droogteproblematiek binnen het stedelijk watersysteem is een complex probleem met veel aspecten.
Problemen en mogelijke schades ten gevolge van toename extreme neerslag zijn:
Verdamping door vegetatie zorgt voor een grote waterafvoer uit het stedelijk gebied en heeft een belangrijke rol in het ontstaan van droogte. Hierbij is de verdamping door stedelijke vegetatie in gebieden als Rotterdam hoger dan die door vegetatie in landelijk gebied. De aanvulling van water door neerslag wordt in stedelijk gebied beperkt door de aanwezigheid van veel verhard oppervlak, waardoor het water via riolering en afvalwaterzuivering wordt afgevoerd naar de rivier in plaats van infiltratie in de bodem.
• verslechtering van de waterkwaliteit door overstortingen vanuit het rioolstelsel • water op straat in de vorm van plassen en het onderlopen van tuinen en achterpaden • onderlopen van verkeerstunnels voor voetgangers en fietsers • afvalwater op straat uit de gemengde riolering
14
In figuur 3.6 en 3.7 zijn de droogteprocessen in het stedelijk watersysteem op straatniveau afgebeeld en ook de mogelijke typen schade die door droogte kunnen optreden. Meteorologische droogte wordt veroorzaakt door een gebrek aan neerslag, terwijl de verdamping van oppervlaktewater en vegetatie doorgaat. Daarnaast kan meteorologische droogte versterkt worden door wegzijging van grondwater naar diepere lagen, drainage, grondwateronttrekking en door oppervlaktewaterafvoer.
Rotterdamse adaptatiestrategie
Figuur 3.6 Gevolgen droogteproces
BRON: DELTARES 2012
Figuur 3.7 Locale grondwatercyclus
BRON: DELTARES 2012
3. Stedelijk watersysteem en klimaatveranderingen
15
In droge perioden neemt bij niet ingrijpen het bodemvochtgehalte af en dalen de grondwaterstanden en oppervlaktewaterpeilen in de singels. Door droge omstandigheden kunnen verschillende schades optreden. De belangrijkste zijn: Paalrot van houten paalfunderingen, die wordt veroorzaakt door het langdurig dalen van het grondwaterpeil tot onder het niveau van de paalkop. Momenteel wordt dit naar verwachting vooral veroorzaakt door lekke, drainerende riolen en niet zozeer door meteorologische droogte. De kwetsbaarheid van funderingen vormt een groot potentieel risico voor oude wijken. Zetting wordt vooral veroorzaakt door de ontwatering en de daarop volgende daling van de grondwaterstand en inklinking van de bodem. De polders van Rotterdam kennen namelijk een sterk samendrukbare ondergrond. In het zuiden voornamelijk klei en het noordoosten overwegend veen. Dit proces wordt in beperkte mate versterkt door het uitzakken van het grondwater in droge perioden. Uiteindelijk zal de maaivelddaling leiden tot verzakking van bebouwing en buitenruimte en de toename van (grond)wateroverlast.
16
De schade die optreedt, komt tot uiting in kosten voor het ophogen van straten en tuinen. Door (ongelijke) zetting kan schade aan wegen en leidingen optreden. Dit is potentieel een groot risico door de grote investeringen in infrastructuur. Hittestress en het ‘urban heat island effect’ worden versterkt door droogte doordat er minder water beschikbaar is voor verdamping door vegetatie. De schaderamingen lopen sterk uiteen, maar het effect van hitte op de gezondheid en arbeidsproductiviteit is aantoonbaar negatief. Dit onderdeel valt onder het thema Stadsklimaat en is daarin verder uitgewerkt. De waterkwaliteit zal afnemen als er minder aanvulling door neerslag voorhanden is. Minder water zorgt voor een grotere concentratie van (voedings)stoffen, snellere opwarming van het water en minder zuurstof in het watersysteem. Hierdoor is de kans op vissterfte en algenbloei groter. Door gebiedsvreemd (zouter) water in te laten wordt water van een andere (mindere) kwaliteit ingelaten. Dit komt de flora en fauna niet ten goede. De kwaliteit van inlaatwater en de robuustheid van de flora en fauna is bepalend voor de te verwachten effecten. Op locaties waar door een slechte waterkwaliteit nu al overlast optreedt, zullen de problemen erger worden.
Rotterdamse adaptatiestrategie
4. Rotterdam en toename extreme neerslag, droogte en temperatuur 4.1 Toename extreme neerslag in Rotterdam
Figuur 4.1 Landelijk aantal dagen per jaar met 15 millimeter neerslag of meer
4.1.1 Toename neerslag per dag Ten opzichte van de rest van Nederland zien we aan de kust en met name ook het stedelijk gebied van Rotterdam een sterkere toename van het aantal dagen per jaar waarin meer dan 15 millimeter regen valt (zie figuur 4.1, 4.2 en tabel 4.1) Afhankelijk van het klimaatscenario betekent dit voor Rotterdam dat het aantal dagen met meer dan 15 millimeter toeneemt van 10-12 per jaar, naar 12-14 of 14-16 maal per jaar. Figuur 4.2 Aantal dagen per jaar met 15 millimeter neerslag of meer in Zuid Holland.
BRON KNMI
Tabel 4.1: Aantal dagen per jaar met meer dan 15 millimeter neerslag 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Aantal dagen > 15 mm
12
10
13
14
16
11
16
12
12
Maximale dagneerslag [mm]
42
51
47
35
45
29
27
70
22
4. Rotterdam en toename extreme neerslag, droogte en temperatuur
17
4.1.2 Toename maximale neerslagintensiteit Naast de toename van het aantal dagen met extreme neerslaghoeveelheden, is uit onderzoek van het KNMI gebleken dat de temperatuurstoename ook leidt tot een toename van extreme neerslag intensiteiten. Bij toenemende temperaturen en gelijkblijvende relatieve vochtigheid zal er meer waterdamp in de atmosfeer komen. Daarnaast zorgt de warme lucht ook voor een toename in de opwaartse luchtstroming tijdens een bui (zie figuur 4.3). Dit effect versterkt de vorming van waterdruppels en daarmee de toename van extreme neerslagintensiteit.
1906-2003 en op dertien getransformeerde meetreeksen, die samen representatief zijn voor De Bilt) voor verschillende herhalingstijden en neerslagperioden.
Figuur 4.3 Versterkte buivorming door opwaartse luchtstroming
Het KNMI concludeert dat de toename van de maximale uurintensiteit ongeveer gelijk is aan 14% per graad temperatuursstijging. Ofwel, bij een extreme bui met een herhalingsperiode van T=100 jaar, neemt de intensiteit van 43 millimeter in een uur toe naar 53 millimeter. Door het KNMI zijn de jaarstatistieken voor de neerslagextremen (millimeter) in het huidige klimaat en het toekomstige klimaat rond 2050 bepaald, welke in tabel 4.2 zijn opgenomen. Deze zijn gebaseerd op de meetreeks van De Bilt
BRON: KNMI
Tabel 4.2 Jaarstatistiek voor de neerslagextremen (millimeter) De Bilt in het huidige klimaat en het toekomstige klimaat rond 2050 Neerslagperiode Herhalingstijd 1 jaar 10 jaar 10 jaar
1 uur
huidig
14 27 43
G
15 30 48
G+
-
W
17 33 53
W+
-
1dag
huidig
33 54 79
G
36 60 88
G+
35 57 84
W
39 66 98
W+
36 60 88
10 dagen huidig
80 114 143
G
85 122 154
G+
81 116 146
W
89 130 164
W+
82 119 150
BRON: BUISHAND ET AL., 2009
Figuur 4.4 Regenduurlijnen en de invloed van temperatuursstijging
BRON: GEMEENTE ROTTERDAM
18
Rotterdamse adaptatiestrategie
Wanneer deze transformatie wordt toegepast op de verschillende regenduurlijnen ontstaat een beeld van de verschuiving van herhalingsperiode. In figuur 4.4 zijn de regenduurlijnen voor het huidige klimaat en het toekomstig klimaat naast elkaar gepresenteerd. Elke herhalingsperiode
heeft een kleur gekregen, waarbij het huidige klimaat een dunne lijn heeft en het toekomstig klimaat een vette lijn. In de figuur is te zien dat een bui met een herhalingstijd van T=5 jaar in de toekomst ongeveer overeenkomt met een herhalingstijd van T=10 jaar in de huidige situatie.
Figuur 4.5 Kusteffect op dag extremen en uurextremen
BRON: KNMI
Figuur 4.6 Illustratie toename extreme neerslag uitgezet tegen een mensenleven
BRON: ROTTERDAM WATERSTAD 2035
4. Rotterdam en toename extreme neerslag, droogte en temperatuur
19
Uit recent onderzoek blijkt dat in de zomer de neerslag in de kuststreek relatief toeneemt ten opzichte van het binnenland, mogelijk vanwege de snel oplopende temperatuur van de Noordzee. Naarmate Nederland verder opwarmt, zal dit effect sterker worden. In figuur 4.5 is dit kusteffect duidelijk te zien. Ook komt hieruit naar voren dat het kusteffect minder sterk is voor de uurextremen. De algemene conclusie is dan ook dat het aantal dagen waarop veel neerslag valt (>15millimeter) toeneemt, evenals de maximale uurintensiteit. In figuur 4.6 is dit geïllustreerd.
4.1.3 Wateroverlast in de praktijk van Rotterdam Wanneer gaat mis? Rotterdam heeft in de afgelopen jaren een aantal keren te maken gehad met flinke wateroverlast ten gevolge van hevige neerslag. De gevallen waarbij er sprake is geweest van klachten en ook schade, zijn opgenomen in tabel 4.3. Daarbij waren de gevallen in 1999 en 2001 aanleiding voor het opstellen van het Waterplan Centrum. De doelstelling van dit plan was het analyseren van het probleem en het opstellen van een maatregelenplan dat binnen
Tabel 4.3 Gevallen van extreme neerslag in Rotterdam in de periode 1999 – 2012
BRON: GEMEENTE ROTTERDAM
Figuur 4.7 Kaart met brandweermeldingen regenbui 14 juli 2011
BRON: GEMEENTE ROTTERDAM
20
Rotterdamse adaptatiestrategie
Figuur 4.8 Kaart verhouding verhard/onverhard
BRON: GEMEENTE ROTTERDAM
Figuur 4.9 Kaart drooglegging per peilgebied
BRON: GEMEENTE ROTTERDAM
4. Rotterdam en toename extreme neerslag, droogte en temperatuur
21
vijf jaar kon worden uitgevoerd. Zo zijn de Ondergrondse Waterbergingen Museumpark (10.000 kubieke meter) en Kruisplein (2.400 kubieke meter) inmiddels gerealiseerd. Uit de inventarisatie van extreme buien in Rotterdam blijkt dat wateroverlast vooral optreedt bij buien met een hoge intensiteit in een korte periode (20 min - 1 uur). Daarbij wordt vaak de afvoercapaciteit van het rioolstelsel overschreden en cumuleert het water in de buitenruimte. In een aantal gevallen is het een combinatie van hoeveelheid en intensiteit, waarbij zowel de bergings- en afvoercapaciteit van het rioolstelsel als die van het oppervlaktewater worden overschreden. Waar gaat het mis? Om inzicht te krijgen in de Rotterdamse gebieden waar in dit soort gevallen problemen optreden zijn alle watergerelateerde brandweermeldingen bij een recente hevige regenbui op kaart weergegeven (figuur 4.7). Daarnaast is een tweetal kaarten met gebiedskenmerken zoals de verhouding verhard/ onverhard oppervlak en de drooglegging (afstand tussen het waterpeil en het maaiveld) opgenomen (figuur 4.8 en 4.9). De conclusies zijn helder: er is een duidelijke relatie tussen de meldingen van wateroverlast en de mate van verharding. In gebieden met een grote mate van verharding en een tekort aan oppervlaktewaterberging komt wateroverlast vaker voor. Ook gebieden waar de drooglegging beperkt is, zijn gevoelig voor wateroverlast. Hoe groot is de schade? Hoe groot de schade door regen is, hangt niet zozeer af van de regenduur maar vooral van de intensiteit van de bui, oftewel: het aantal millimeters per uur. Als er in een uur twintig millimeter neerslag valt, is de schade groter dan wanneer dezelfde hoeveelheid verspreid over een hele dag valt. Dat komt doordat de straatkolken en rioleringen die enorme hoeveelheid water niet in zo’n korte tijd kunnen verwerken. Uit cijfers van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS) blijkt dat neerslag voornamelijk schade toebrengt aan opstallen, en in veel mindere mate aan inboedels. Verzekeringsmaatschappijen maken onderscheid tussen ‘water van boven’ en ‘water van opzij’. Volgens het Verbond van Verzekeraars wordt vergoeding voor schade door overvloedig hemelwater in de uitgebreidere polis genoemd. Schade door neerslag via daken, balkons en vensters wordt dan vergoed. Schade door overstromingen vanuit zee en rivieren wordt gezien als een technisch onverzekerbaar risico. Deze situatie is bij wet geregeld sinds de Watersnoodramp in 1953. Uit de schadecijfers blijkt dat neerslag voornamelijk schade toebrengt aan de opstallen. De schadelast op inboedel-
22
verzekeringen is ongeveer een factor tien kleiner dan die bij opstalverzekeringen. Op basis van gegevens van de afgelopen twintig jaar, concludeert het CVS dat de maximale schadelast van één dag extreme neerslag enkele miljoenen euro’s bedraagt. Met een piek van acht miljoen schade op één dag aan particuliere woonhuizen. Schade in Rotterdam Uit de gegevens van twee schadeverzekeraars (FBTO en Centraal Beheer Achmea) is gebleken dat in de periode van 2007 t/m 2011 in 460 gevallen van schade ten gevolge van hevige neerslag is uitgekeerd. Gesommeerd betreft het een bedrag van circa € 450.000 ofwel € 1.000 per geval. De helft van al deze meldingen waren het gevolg van de neerslaggebeurtenis op 14 juni 2011. Mogelijke toename van schade Het CVS heeft in haar onderzoek doorgerekend wat een zeer extreme regenbui voor de schadelast doet. In totaal zijn circa anderhalf miljoen particuliere huishoudens in het onderzoek betrokken. Zo heeft het CVS op basis van de klimaatscenario’s van het KNMI een scenario doorgerekend van regenbuien in de Randstad. Bij een gematigd klimaatscenario (G en G+), waarbij de gemiddelde temperatuur één graad omhoog gaat, zal de waterschade bij opstalverzekeringen tussen de zes en elf procent toenemen. Bij het warme KNMI-scenario, waarbij de gemiddelde temperatuur tot 2050 met twee graden oploopt (W en W+), kan de schadelast zelfs met negentien tot tweeëntwintig procent stijgen. De stijging wordt met name veroorzaakt door een toename van het aantal schadegevallen. De hoogte van de schadelast per claim neemt echter niet toe.
4.1.4 Toename extreme neerslag en urgentie De urgentie van de wateropgave ten gevolge van extreme neerslag is onder andere zichtbaar vanuit de problematiek van bodemdaling. Doordat in bepaalde delen van Rotterdam de zetting van het maaiveld relatief groot is, variërend van één centimeter per jaar tot zelfs twee centimeter per jaar, neemt op deze plekken de wateropgave (in combinatie met heviger neerslag) versneld toe. Dit wordt veroorzaakt doordat ze relatief steeds lager komen te liggen ten opzichte van het oppervlaktewater (zie figuur 4.10). Hierdoor kan een gebied dat nu geen wateropgave kent, deze over een aantal decennia wel hebben of kan de wateropgave in de tijd groter worden. Op het moment dat gebieden worden teruggebracht naar het uitgiftepeil zal de wateropgave reduceren of verdwijnen. Echter, bepaalde gebieden in Rotterdam kunnen slecht (of niet) worden opgehoogd tot het uitgiftepeil vanwege omliggende gebouwen die niet gefundeerd zijn. Voorbeelden van dit soort gebieden zijn Kralingse Veer, Vreewijk, grote delen van Bloemhof en Hillesluis. Daarnaast zijn er nog ongefundeerde panden
Rotterdamse adaptatiestrategie
Figuur 4.10 Kaart bodemdaling en kwetsbare gebieden
BRON: DE URBANISTEN
Figuur 4.11 Functies bebouwing Rotterdam Noord
BRON: KVK, K. STONE
4. Rotterdam en toename extreme neerslag, droogte en temperatuur
23
in Tarwewijk, Oud-Charlois, Carnisse, Zuidwijk, Hoogvliet, Pernis, IJsselmonde en Overschie. In de toekomst verdienen deze gebieden extra aandacht met betrekking tot de wateropgave en inrichting van de buitenruimte. Potentieel kwetsbaar zijn daarnaast de weg- en railinfrastructuur. Deze zijn, afhankelijk van de ligging, ook gevoelig voor veel neerslag. Voornamelijk laaggelegen wegen behorende tot de hoofdinfrastructuur (zoals de ’s-Gravendijkwal, Matlingeweg, Kleinpolderplein en de Boompjes) en tunnels (bijvoorbeeld de Maastunnel, Statentunnel en de HSLtunnel) kunnen risico lopen (zie figuur 4.10). De urgentie om maatregelen te nemen wordt niet alleen bepaald door de overlast of schade die kan optreden. De urgentie kan ook worden beïnvloed vanuit het benutten van kansen. Ingrepen in de buitenruimte zijn het meest (kosten)effectief als ze gelijk opgaan met maatregelen die worden genomen ten behoeve van bijvoorbeeld onderhoud, renovatie of overige ruimtelijke projecten. Door de mogelijkheden om mee te koppelen optimaal te benutten kunnen maatregelen eerder op de uitvoeringsagenda komen dan
vanuit de wateropgave noodzakelijk zou zijn. Gevoeligheid en Kwetsbaarheid Binnen het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat is door W. Veerbeek en K. Stone onderzoek verricht naar gevoeligheid en kwetsbaarheid van steden voor een toename van extreme neerslag. In beide onderzoeken is de wijk ‘het Oude Noorden’ in Rotterdam gebruikt als case studie. Met een grof 2D-stromingsmodel is voor een aantal extreme neerslaggebeurtenissen gekeken naar de gebieden waar water zich verzamelt en tot welke hoogte. De berekende waterhoogte is gebruikt om een uitspraak te doen over het aantal straten en objecten (woningen, winkels en souterrains) dat onderloopt en de optredende schade. Uit het onderzoek komt naar voren dat Rotterdam Noord redelijk goed beschermd is tegen waterschade als gevolg van hevige neerslag. De reden hiervoor is waarschijnlijk dat de wijk weinig hoogteverschillen kent en het water zich over de gehele wijk kan verspreiden. Wel is de wijk gevoelig voor verstoring van de bereikbaarheid gedurende hevige regenval.
Figuur 4.12: Berekende overstroming Rotterdam Noord bij Bui10 + 10 % klimaateffect
BRON: KVK, W. VEERBEEK
24
Rotterdamse adaptatiestrategie
Bij een water-op-straatsituatie (figuur 4.12) wordt de mate van overlast en schade voornamelijk bepaald door de inrichting van de buitenruimte en aanwezige functies binnen een gebied (figuur 4.11). Generieke bepaling voor de kwetsbaarheid op het niveau van Rotterdam is lastig omdat zeer lokale inrichting (op straatniveau) hiervoor bepalend is. Zo is een reguliere straat waar het trottoir met stoepbanden is gescheiden van de lager gelegen straat, minder kwetsbaar, dan een winkelgebied waar de straat naadloos aansluit op de dorpelloze entree van de winkels.
Met een herhalingsperiode van ongeveer één keer per 500 jaar is de kans op een dergelijk bui zeer klein, maar de ontstane overlast en schade waren immens. Dit was dan ook aanleiding voor Kopenhagen om het Cloudburstplan en een Climate Adaptation Plan op te stellen. Hierin is een risicoanalyse uitgevoerd voor extreme neerslaggebeurtenissen. Daarbij is gekeken naar de kans van optreden, de schade en de gevoeligheid van het systeem. Hieruit heeft men geconcludeerd dat de huidige gehanteerde normering dient te worden aangescherpt en dat daardoor de afmetingen van het stedelijke watersysteem moeten worden vergroot. Om te bepalen wat een optimale uitbreiding is, is een vergelijking gemaakt tussen de benodigde investeringen passend bij een bepaald beschermingsniveau, ten opzichte van de kosten van de daarbij vermeden schade. De norm is vastgesteld op het punt waarop de investeringskosten niet meer leiden tot een evenredige daling van de schade. Hieruit is naar voren gekomen dat in Kopenhagen bij gebeurtenissen met een herhalingsperiode van één keer per 100 jaar er tien centimeter water op straat kan worden geaccepteerd.
Uit het onderzoek van het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat kan worden geconcludeerd dat de urgentie ten aanzien van extreme neerslag voor Rotterdam Noord niet heel hoog is. Dit is zeer indicatief en gebaseerd op een grof model waarin de interactie met het rioolstelsel en oppervlaktewater ontbreekt. De aanbeveling is om de gevoeligheid en kwetsbaarheid van de buitenruimte nader te onderzoeken met een modelinstrumentarium waarin ook de interactie met het stedelijk watersysteem verwerkt is. Tevens moeten de gebruikte schadefuncties worden gevalideerd met praktijkgegevens. Deze gegevens ontbreken nu nog, waardoor het aanbeveling verdient om deze in toekomstige voorvallen van extreme neerslag te verzamelen. Daarnaast verdient het in kaart brengen van de locale situatie met betrekking tot dorpelhoogte extra aandacht.
Kernpunten uit de beide plannen van Kopenhagen zijn: • als het risico groot is (kans x gevolg), voorkom de schade • als preventie onmogelijk is, reduceer de schade • reduceer de kwetsbaarheid van de stad Daarbij wordt de volgende strategie gehanteerd: • vergroten van de riolering, aanleg ondergrondse bergingsbassins en verhogen van de pompcapaciteit • vasthouden van regenwater in plaats van afvoer via het riool • inrichting van het gebied, zodanig dat overstroming alleen plaatsvindt waar het geen schade aanricht
4.1.5 Lessen uit het Cloudburstplan Kopenhagen Op 25 juli 2011 werd Kopenhagen overvallen door een extreme regenvalgebeurtenis waarbij in totaal circa 150 millimeter regen viel, met een piek van 100 millimeter in één uur. Grote delen en met name lager gelegen delen van de stad (wegen, kelders, woningen, winkels en kantoren) kwamen onder water te staan. Er waren 90.000 meldingen van schade, wat bij elkaar ongeveer één miljard euro bedroeg.
Hoewel Kopenhagen meer geaccidenteerd is dan Rotterdam, is de kans op voorkomen van een dergelijke extreme gebeurtenis redelijk vergelijkbaar. De les die we hier voor de Rotterdamse adaptatiestrategie uit trekken, is dat ook
4. Rotterdam en toename extreme neerslag, droogte en temperatuur
25
bekeken moet worden hoe gevoelig de stad is voor dit soort extreme gebeurtenissen. Daarbij is het stedelijk watersysteem (oppervlaktewater en riolering) overbelast en accumuleert het overtollige water op straat. Zolang er geen schade optreedt of bereikbaarheid wordt belemmerd (wat ook is uit te drukken in schade) is dat geen probleem. Beter inzicht in de gevoeligheid van de stad voor waterschade bij extreme neerslag is nodig om te kunnen bepalen welke maatregelen waar moeten worden doorgevoerd en tot op welk niveau.
4.1.6 Opgave omgaan met extreme neerslag Rotterdam Door de klimaatverandering komen gevallen van extreme neerslag vaker voor en zal de intensiteit van de buien heviger zijn. Daardoor neemt de kans op wateroverlast en schade door overstroming toe. Dit geldt met name voor gebieden waar nu al een tekort is aan waterberging, met name de dichtstedelijke gebieden met veel verharding. In figuur 4.13 zijn de gebieden met een riolerings- en oppervlaktewateropgave weergegeven. Extremen De afvoer- en bergingscapaciteit van het stedelijk watersysteem dient te worden aangepast om de toename van extreme neerslag op te vangen. Desondanks neemt de kans toe op buien die het systeem niet kan verwerken. De oplos-
singsrichting om waterschade te voorkomen verschuift door de effecten van klimaatverandering dan ook meer van het nemen van maatregelen in oppervlaktewater en de riolering naar aanpassingen in de buitenruimte (zie bijlage 2 voor een uitgebreide beschrijving). Op dit moment is nog onvoldoende in beeld welke buitenruimtelocaties in Rotterdam gevoelig zijn voor waterschade bij extreme neerslag. Evenals de precieze mate waarin het water hier accumuleert en schade optreedt. Op gevoelige locaties moet mogelijk de inrichting van de buitenruimte worden aangepast zodat deze waterbestendig is. Ofwel ingericht om tijdelijk water op te vangen zonder dat er schade ontstaat. De opgave ligt niet alleen op het openbare gebied, maar ook bij particulieren.
4.2 Toename droge perioden Volgens de klimaatscenario’s van het KNMI nemen langdurige droge perioden in de zomer toe. Droge perioden die nu eens per vijf à tien jaar voorkomen zullen in de toekomst jaarlijks voorkomen. Behalve de frequentie zullen ook de extremen in droge perioden toenemen.
Figuur 4.13 Wateropgave Rotterdam
BRON: WATERPLAN 2 ROTTERDAM
26
Rotterdamse adaptatiestrategie
Voor de groenvoorziening is in de huidige situatie geen sprake van duidelijke schade. Op openbaar terrein hebben alleen jonge aanplant en verplante vegetatie irrigatie nodig gedurende lange droge perioden. In particuliere tuinen worden planten vaak besproeid, veelal met leidingwater. Bij toenemende droogte zal de irrigatiebehoefte toenemen. Naast het financiële risico kan ook de kwaliteit van de leefomgeving in gevaar komen, wat moeilijk in geld is uit te drukken, maar bij veelvuldige klachten wel als urgent kan worden ervaren. Verdorring van vegetatie (in openbaar of particulier groen) is een zichtbare schade die de waardering van de groenvoorziening en recreatie beïnvloedt. Ook stankoverlast en drijflagen op oppervlaktewater vallen hieronder. Dit kunnen redenen zijn om toch maatregelen te nemen.
4.2.1 Huidige Rotterdamse situatie Het inventariserend onderzoek [lit. 7] dat Deltares in het kader van het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat heeft uitgevoerd, heeft geen antwoord gegeven op de vraag hoe groot het effect van klimaatverandering is op droogteproblemen in stedelijk gebied. Het lijkt erop dat de grondwatergerelateerde schades (paalrot, bodemdaling en verschilzetting) vooral bepaald worden door de huidige inrichting van het stedelijk gebied: • Paalrot wordt momenteel meer beïnvloed door drainerende lekke riolen dan door het extra diep uitzakken van het grondwater in een droge periode. • Door de gehanteerde drooglegging van meer dan één meter gedurende het hele jaar heeft de drooglegging voor Rotterdam Noord de eerste decennia nog een groter effect op de bodemdaling en verschilzetting dan het extra diep uitzakken van het grondwater in een droge periode. Droogte verergert de bodemdaling wel, zeker in veengebieden waar veenoxidatie optreedt als gevolg van droogstand. • De watervraag van vegetatie zal toenemen door een toename van verdamping door een hogere luchttemperatuur als gevolg van klimaatverandering. Rotterdam heeft een vergroeningsstrategie, maar tegelijkertijd zal hierdoor ook de watervraag door vegetatie toenemen. Gecombineerd met een afname in neerslag zorgt dit voor een groter neerslagtekort. Veel oude wijken zoals Rotterdam Noord zijn als gevolg van de huidige inrichting op het gebied van droogte zonder ingrijpen momenteel niet duurzaam ingericht en daarmee beperkt toekomstbestendig. Het effect van klimaatverandering zal dit verergeren. Lokale omstandigheden Het ontstaan van schades is afhankelijk van lokale omstandigheden. Infiltratiegebieden zijn extra gevoelig voor droogte doordat er geen grondwatertoevoer is.
4. Rotterdam en toename extreme neerslag, droogte en temperatuur
Schade aan houten funderingen wordt in eerste instantie bepaald door de aanwezigheid van dit type fundering en eventuele hoogte van houten paalkoppen en daarnaast door de grondwaterstand onder het huis. Bodemdaling treedt vooral op in gebieden met klei en veen in de ondergrond. Schade aan vegetatie hangt af van vegetatie en lokale groeiomstandigheden, zoals ondergrondse leefruimte en bodemsoort. Vermindering van de oppervlaktewaterkwaliteit is afhankelijk van de hydrologische uitgangssituatie, het ontwerp van het systeem en het beheer. Rotterdam vervangt drainerende lekke riolen op locaties waar een groot risico bestaat voor schade aan rioleringen. Hierdoor zal de blootstelling voor met name paalrot en in mindere mate bodemdaling afnemen. Dit lijkt effectief, maar het is wenselijk om dit met monitoring te onderbouwen.
4.2.2 Urgentie van toename droge perioden Ondanks de potentieel grote gevolgen voor het particulier eigendom en openbare ruimte in Rotterdam is het huidige gevoel voor urgentie binnen de gemeente laag. Dit komt doordat het onderwerp relatief nieuw is (traditioneel watermanagement doen we al eeuwen), meerdere disciplines betreft, de effecten niet direct zichtbaar zijn en veel processen langjarig zijn. Van een aantal effecten is niet bekend hoe erg het is als deze optreden. Verzilting en inlaten van gebiedsvreemd water zorgen voor een mindere waterkwaliteit. Wat hiervan precies de effecten zijn voor het stedelijk watersysteem van Rotterdam en de ecologische gevolgen, is moeilijk te voorspellen. Dit komt mede doordat de natuur zelf een bepaalde mate van flexibiliteit en adaptieve capaciteit heeft waardoor de gevolgen mee kunnen vallen. De waterschappen hebben een Actieteam en Calamiteitenteam Droogte. Deze worden gemobiliseerd als bepaalde signaalwaarde worden overschreden. Door het actie- of calamiteitenteam wordt zolang mogelijk gezorgd dat er voldoende kwalitatief goed oppervlaktewater in de watergangen en singels beschikbaar is. Ook het reduceren en verbieden van het gebruik van oppervlaktewater door particulieren en bedrijven is in sommige gevallen onderdeel van de calamiteitenprocedure. Dit betreft dan met name het watertekort op korte termijn. Er is geen beleid voor structurele daling van grondwaterstanden of toename van zoutconcentraties. Ook Rotterdam heeft zelf geen beleid of normering voor het omgaan met dit onderwerp. Wel wordt maaivelddaling in de buitenruimte veelal gecompenseerd met ophoging van het betreffende gebied, met uitzondering van ongefundeerde panden en particuliere tuinen.
27
4.3 Toename temperatuur De waterkwaliteit van singels en plassen in Rotterdam is van veel aspecten afhankelijk. Met name de gebiedseigenschappen als inrichting van oevers, afstroming van vuil water, kwelsituaties en mate van inlaat zijn van belang voor de waterkwaliteitspotentie van een watergang. Ook klimaatverandering heeft invloed op de waterkwaliteit. Zowel de temperatuur als de veranderingen in het neerslagpatroon zijn de relevante factoren hierbij. Voor de ecologische kwaliteit wordt flora, fauna en kroosvorming onderscheiden.
4.3.1 Invloed stijging temperatuur op de waterkwaliteit Klimaatverandering zorgt voor een stijging van de gemiddelde temperatuur. Dit heeft een direct effect op de temperatuur van het water, zij het dat die gevoeligheid afhankelijk is van het type watergang. Ondiepe, stilstaande watergangen warmer sneller op dan stromende, diepe watergangen. Maar ook bij beschaduwde sloten zijn de fluctuaties in temperatuur kleiner. Flora De stijging van de temperatuur heeft verschillende gevolgen. Enerzijds neemt het zuurstofgehalte in het water af, waardoor er minder verscheidenheid in soorten flora en fauna mogelijk is. Anderzijds heeft de stijging ook invloed op de snelheid van chemische processen in het water, waardoor er grotere kans is op eutrofiering. Dit is vergroting van de voedselrijkdom, die in het algemeen leidt tot vermeerdering van bepaalde (ongewenste) soorten. De meest bekende is de (overmatige) algenbloei, die als een drijflaag op het water komt te liggen en de lichtinval beperkt. Hierdoor neemt het zuurstofgehalte verder af. Bij voldoende hoge temperaturen kan bovendien blauwalg ontstaan, een soort die giftige stoffen afscheidt en schadelijk is voor mensen en dieren. Versnelling van processen in het water kan echter ook zorgen voor een vermindering van het vrijkomen van nitraat. Dit kan een positief effect hebben op de ontwikkeling van planten. Ook de ontwikkeling van hogere planten wordt beïnvloed door de temperatuurstijging. Warmere winters en een warmer voorjaar kunnen leiden tot veranderingen in het moment waarop zaden ontkiemen, waardoor planten niet meer tot bloei komen. Drijvende planten en overwoekerende exoten hebben grotere kans zich te vestigen in de watergangen, wat in het algemeen gezien wordt als een ecologisch negatieve ontwikkeling. Fauna Stijging van de temperatuur zal leiden tot een verlaging van de zuurstofconcentratie in het water. Dit betekent dat watergangen kwetsbaarder worden voor bijvoorbeeld
28
overstortingen vanuit het riool. Overstortsituaties leiden tot daling van de hoeveelheid zuurstof met vissterfte als gevolg. Een verhoging van de temperatuur kan dit proces versterken. Daarnaast heeft de temperatuur ook invloed op de groei van vissen, maar het is afhankelijk van het type vis of dit positief of negatief is. De verwachting is dat er meer kleine soorten en minder warmtegevoelige soorten zullen ontstaan. Het effect op ongewervelde dieren is niet direct aan te geven. Wel kan gezegd worden dat door de verandering in temperatuur en de daling van de zuurstofconcentratie de soortensamenstelling zal veranderen en er meer soorten komen die passen bij de veranderde omstandigheden. Door de beschreven gevolgen van klimaatverandering wordt de kans op (te) lage zuurstofconcentraties groter. De lagere zuurstofconcentratie heeft een negatief effect op de ecologische waterkwaliteit. Kroosvorming Uit onderzoek van E. Peeters et al. (bron: H2O, augustus 2013) blijkt dat hogere temperaturen zullen leiden tot meer kroosvorming, wat de kwaliteit van het oppervlaktewater negatief beïnvloed. Kroosdekken zijn een gevolg van overbelasting door voedingsstoffen (nutriënten), die leiden tot verlaging van de biodiversiteit en verhoging van interne nutriëntenbelasting vanuit het sediment. Veel waterbeheerders in Nederland ervaren een kroosdek in het landelijke gebied niet als problematisch. Zolang ophoping van kroos niet voor hydraulische problemen zorgt en niet leidt tot klachten, ondernemen zij geen actie. Bij gemalen zijn vaak wel zogenaamde krooshekken, die regelmatig worden ontdaan van drijfvuil en waarmee kroos wordt verwijderd. Bij langere perioden van kroosbedekking en zuurstofloosheid zullen echter meer sloten ongeschikt worden voor vissen. Van vissoorten uit de boezemwateren die sloten nodig hebben om te paaien zal de populatie achteruitgaan. Hierdoor zal de ecologische kwaliteit van het waterlichaam verslechteren. Hoewel kroosvorming in het landelijk gebied vaak niet als problematisch wordt gezien, kan dit voor het stedelijk watersysteem wel het geval zijn. Kroosvorming kan leidt tot klachten van burgers over bijvoorbeeld stankoverlast, vissterfte en onveiligheid. Ook in de stedelijke omgeving zullen kroosproblemen toenemen als gevolg van de klimaatverandering, en zelfs sterker dan in het landelijk gebied, omdat in de stad de luchttemperaturen hoger zijn dan in het buitengebied. Ervaringen uit het landelijke gebied leren dat een andere inrichting van de watergangen (groter en dieper maken) kan leiden tot beduidend minder kroosproblemen. Belangrijk zijn het wegwerken van baggerachterstanden en dan meteen extra diep te baggeren.
4.3.2 Urgentie toename temperatuur Een toename van de omgevingstemperatuur en daarmee het opwarmen van het oppervlaktewater wordt niet als urgent beschouwd. In het Waterplan Rotterdam is als
Rotterdamse adaptatiestrategie
doelstelling voor optimale waterkwaliteit gesteld: “helder en plantenrijk water ”. Vele maatregelen zijn nodig om dit robuuste en veerkrachtige watersysteem te bereiken. Een toename van de temperatuur zal hierin kunnen worden opgevangen.
4.4 Conclusies Met name de toename van extreme neerslag, waarbij de intensiteit van de buien heviger zal zijn, is van invloed op het watersysteem van Rotterdam. De kans op wateroverlast en schade door overstroming neemt toe. Dit geldt met name
4. Rotterdam en toename extreme neerslag, droogte en temperatuur
voor gebieden waar nu al een tekort aan waterberging is. Dit zijn vaak de dichtstedelijke gebieden met veel verharding. Het verruimen van de afvoer- en bergingscapaciteit alleen zal niet afdoende zijn. De oplossingsrichting om waterschade te voorkomen moet niet alleen in het oppervlaktewater en de riolering worden gezocht, maar meer ook in de inrichting van de buitenruimte. Meer inzicht is nodig in welke Rotterdamse buitenruimtelocaties gevoelig zijn voor waterschade. Waar nodig moeten deze worden aangepast zodat ze waterbestendig zijn. De opgave ligt niet alleen op het openbare gebied, maar ook bij particulieren. De gevolgen van de toename van droogte worden wellicht als minder urgent beschouwd, maar dat komt vooral omdat de gevolgen minder goed zichtbaar zijn, het een geleidelijk proces is en er nog relatief weinig over bekend is.
29
5. Doelen en Ambities stedelijk watersysteem 5.1 Huidige regelgeving, beleid en ambities Binnen de landelijke regelgeving en beleid, is op hoofdlijnen invulling gegeven aan de taken en verantwoordelijkheden van de overheidsinstanties binnen het stedelijk waterbeheer. Deze taken zijn met name beschreven in de Waterwet en de Wet milieubeheer. Invulling van de wettelijke taken en de ambities die Rotterdam op dit vlak heeft, zijn verder uitgewerkt en beschreven in (de herijking van) Waterplan 2 Rotterdam en het Gemeentelijk Rioleringsplan 3. In deze documenten hebben de organisaties en diensten die binnen Rotterdam in het stedelijk watersysteem actief zijn, afspraken gemaakt over de doelen en maatregelen op de korte en lange termijn. Dit alles is gebaseerd op de verwachte ontwikkeling van de stad Rotterdam zoals deze beschreven is in de Stadsvisie 2030 en de gevolgen van de klimaatverandering. Deze drie documenten worden hieronder besproken Stadsvisie 2030 De hoofddoelen uit de Stadsvisie Rotterdam 2030 zijn het realiseren van een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad. De Stadsvisie geeft hier vorm aan via een ontwikkelingsstrategie, een gebiedsgerichte uitwerking van de visie en een uitvoeringsstrategie. Een van de kernbeslissingen in de Stadsvisie is dat de wateropgaven worden gebruikt om de kwaliteit van de leefomgeving en woonmilieus te verbeteren. In Waterplan 2 is hier verder invulling aan gegeven. Waterplan 2 Rotterdam (2007) Waterplan 2 Rotterdam beschrijft de gezamenlijke visie op het toekomstige stedelijk watersysteem. Die blikt vooruit tot 2030. Deze komt overeen met die van de Stadsvisie, om nogmaals te onderstrepen dat de ruimtelijke uitdagingen en die voor water aan elkaar gekoppeld zijn. Waterplan 2 omvat ook een ambitieus uitvoeringsprogramma voor de kortere termijn, bestaande uit lopende projecten, studieopgaven en uitvoeringsprojecten tot en met 2012. Allen met het doel de stedelijke wateropgaven (waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid) zodanig op te lossen dat Rotterdam gesteld staat voor de toekomst en de stad tegelijkertijd aantrekkelijker en economisch sterker wordt.
30
Motto van Waterplan 2 is dan ook: “Werken aan water voor een aantrekkelijke stad”. Herijking Waterplan Rotterdam (2013) De termijn van het uitvoeringsprogramma van het Waterplan 2 is eind 2012 verlopen. Hoewel vele waterprojecten zijn gerealiseerd ,die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de doelstellingen van het Waterplan 2, zijn de opgaven nog niet opgelost. De laatste vijf jaar hebben daarnaast diverse maatschappelijke, beleidsmatige en technische ontwikkelingen plaatsgevonden die van invloed zijn op de opgave en de wijze waarop deze moet worden aangepakt. Zo ligt de focus in de komende periode niet meer op de uitbreiding van de stad, maar juist op versterken van het bestaand stedelijk gebied. Dit houdt in dat meeliften met grote ontwikkelingsprojecten een stuk lastiger is. Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijk om de realisatiestrategie en de focus van het waterplan te herijken en het uitvoeringsprogramma voor de komende periode te actualiseren. Daarbij blijven de visie en doelstellingen van het Waterplan 2 overeind en ongewijzigd. Een belangrijke wijziging ten opzichte van het Waterplan 2 is dat de nadruk komt te liggen op effectgericht werken in plaats van puur normgericht. Daarnaast zal steeds meer gebiedsspecifiek (op klein schaalniveau) worden gekeken wat de meest effectieve oplossingen zijn, de zogenoemde haarvatenbenadering. Tenslotte zal in de uitvoering van maatregelen uitdrukkelijk gekeken worden naar meekoppelmogelijkheden met andere (ruimtelijke) programma’s en ingrepen. Gemeentelijk Rioleringsplan 3 Het beleid van de gemeente rondom afvalwater, hemelwater en grondwater is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Het belangrijkste doel van riolering is in eerste instantie nog altijd een goede hygiëne voor de volksgezondheid. Daarbij draagt een goed rioolsysteem ook bij aan een goede kwaliteit van onze leefomgeving door het beperken van wateroverlast en het creëren van schone singels.
5.2 Visie Klimaatbestendig Rotterdam In de ruim uitgelegde buitenwijken van Rotterdam is volop ruimte voor waterpartijen en groenstructuren. Deze zijn aangenaam om te verpozen op hete zomerse dagen en bieden
Rotterdamse adaptatiestrategie
grote waterbergingscapaciteit tijdens en na hevige piekbuien. Door voldoende aandacht voor de inrichting en het beheer en onderhoud van wegen en riolering wordt wateroverlast voorkomen. Deels doordat het systeem de extreme neerslag kan opvangen, deels ook door het ‘sturen’ van afstromend regenwater naar plekken die hiertoe speciaal zijn ingericht (lager gelegen groene berging). Daarnaast zijn er blauwe verbindingen aangelegd, waternetwerken naar het ommeland, die de stad verfraaien, geschikt zijn voor recreatie, maar ook zorgen voor de aanvoer van voldoende zoet water in tijden van langdurige droogte. De dicht bebouwde (binnen)stad heeft een transformatie ondergaan waardoor het aantal inwoners van de binnenstad sterk is toegenomen. Dit heeft geleid tot een bruisend en sociaal sterk centrum met een hoge buitenruimtekwaliteit. De versteende stad is aangevuld met groenblauwe lokaties en netwerken zodat in hete droge perioden mensen verkoeling kunnen zoeken en voldoende water kan worden aangevoerd voor de hittebestendige groenstructuren. Zichtbaar groen, zoals groene daken en gevels en kleinschalige stadsparken, functioneert als spons tijdens perioden van extreme neerslag en voorkomt dat al het regenwater direct afstroomt naar de riolering. De bergingscapaciteit in de binnenstad is uitgebreid met waterpleinen en ondergrondse bergingsvoorzieningen. Maar ook zijn straten en overige plekken in de buitenruimte zodanig ingericht dat ze regenwater kunnen bergen en afvoeren. Oppervlakkige afvoer van regenwater via aantrekkelijk vormgegeven molgoten is de oplossing voor de behoefte om het rioolstelsel uit te breiden om de neerslag tijdens moesson-achtige buien te kunnen inzamelen en afvoeren. En doorlatende verharding is toegepast waar mogelijk, mede om de grondwaterspiegel tijdens langdurige droogte op peil te houden. Bovenstaande beschrijving is geen eindplaatje, die door de uitvoering van de Rotterdamse adaptatiestrategie de komende decennia werkelijkheid kan worden. De adaptatiestrategie is geen uitvoeringsplan, maar een strategie die een proces in gang zet. De effecten van klimaatverandering of welke ontwikkeling dan ook stoppen tenslotte niet in 2050 of in 2100. We liften mee met de dynamiek van de stad en de maatschappij om zo de stad toekomstbestendig te houden.
5.3 Doelen De kerndoelen van de klimaatadaptatie gaan hand in hand met de kerndoelen van de stad: een goede leefkwaliteit en een sterke economie. In 2025 wil Rotterdam 100% klimaatbestendig zijn. Dit betekent dat Rotterdam in 2025 en daarna niet alleen minimale overlast van de effecten
5. Doelen en Ambities stedelijk watersysteem
van klimaatverandering ondervindt, maar dat de stad ook maximaal profiteert van haar inspanningen om klimaatbestendig te zijn en kansen creëert. De kerndoelen van de Rotterdamse adaptatiestrategie zijn achtereenvolgend: 1. De stad en haar inwoners zijn veilig voor het water van buiten We willen dat Rotterdam en haar inwoners beschermd blijven tegen het water uit zee en rivieren en dat het investeringsvertrouwen in deze stad en regio in stand blijft. Bovendien profiteert de stedelijke economie ervan dat de stad (inter)nationaal bekend staat om haar vooruitstrevende toepassing van waterkennis. 2. Rotterdam is een comfortabele, leefbare en aantrekkelijke stad om in te wonen Onze ambitie is dat Rotterdam een stad blijft met een aantrekkelijk verblijfsklimaat waar klimaatverandering minimale invloed heeft op de gezondheid en productiviteit van haar bewoners. De maatregelen die dit garanderen dragen direct bij aan een aantrekkelijkere, leefbare stad en dragen bij aan een sterkere, groene stedelijke economie. 3. Rotterdam is een bereikbare havenstad met minimaal risico op ontwrichting Onze inspanningen zijn erop gericht dat Rotterdam een bereikbare stad blijft voor mensen, goederen en dienstverlening. De vitale stedelijke (nuts)netwerken zijn robuust en ook extreme weergebeurtenissen leiden niet tot onbeheersbare situaties. 4. De stad en haar inwoners ondervinden minimale hinder van teveel of te weinig neerslag We willen dat Rotterdam is opgewassen tegen extreme weergebeurtenissen zoals heftige regenbuien en perioden van hitte en droogte. Daar werken we al aan samen met de partners van het Waterplan van Rotterdam en dat zullen we voortzetten. De koppeling van robuuste, flexibele maatregelen aan projecten en plannen voor de stad draagt bij aan een aantrekkelijkere, leefbare stad en creëert bewustwording bij de bewoners dat ze leven in een mooie deltastad. 5. De inwoners van Rotterdam zijn zich bewust van de effecten van klimaatverandering en weten wat zij zelf kunnen doen Inwoners en bedrijven in Rotterdam zijn zich bewust van de gevolgen van klimaatverandering, kennen hun eigen verantwoordelijkheden en weten welke handelingsmogelijkheden zij zelf hebben. De gemeente stelt hen in staat hun verantwoordelijkheid te nemen en faciliteert hen hierin. Zij pakt deze handschoen op samen met de andere overheden.
31
6. Adaptatie aan de klimaatverandering maakt de stad economisch sterker en versterkt haar imago als vooruitstrevende deltastad De inspanningen om een klimaatbestendige stad te worden, zorgen voor nieuwe economische impulsen in de stad. Ondernemers in de water- en deltatechnologie zien Rotterdam als een stad waar zij willen investeren. Buitenlandse overheden zien Rotterdam als voorbeeld voor hun eigen land of stad. Voor het stedelijk watersysteem betekent dit het ontwikkelen en uitvoeren van een adaptatiestrategie waarmee het Rotterdamse Watersysteem in 2025 volledig klimaatbestendig is, voldoet aan de gestelde waterkwaliteitsbeelden en beantwoordt aan de belevingswaarde die past bij een aantrekkelijke stad. De belangrijkste doelstellingen voor het stedelijk watersysteem zijn verwoord in Waterplan 2, de Herijking Waterplan Rotterdam en het Gemeentelijke Rioleringsplan. De visie en doelstellingen uit deze plannen blijven centraal staan, ook voor het toekomstige waterbeheer, rekening houdend met de verwachte klimaateffecten. • Door het goed inzamelen van afval- en hemelwater worden de risico’s voor de volksgezondheid voorkomen en wordt wateroverlast zoveel mogelijk beperkt. • De waterrobuustheid van de buitenruimte is inzichtelijk en waar nodig wordt de inrichting waterbestendig gemaakt en/of wateroverlast geaccepteerd. • Daarnaast zorgt de inrichting van watergangen en de kwaliteit van het water voor een prettige leefomgeving. • De nadelige effecten van droogte wordt zoveel mogelijk voorkomen, waarbij er scherp naar nationale en regionale prioriteiten gekeken wordt. Bij het behalen van deze doelstellingen wordt zoveel mogelijk vanuit een risicobenadering gehandeld (van normgericht naar effectgericht werken). Daar waar de knelpunten en de kwetsbaarheden het grootst zijn, worden de eerste maatregelen genomen. Er wordt gebiedsgericht gewerkt en er worden duidelijke prioriteiten gesteld om de overlast op de meest kwetsbare locaties zoveel mogelijk te beperken. Ook vanuit waterkwaliteit wordt gediffundeerd en krijgen de watergangen met de hoogste opgave of potentie de hoogste prioriteit.
32
De koppeling tussen water en ruimtelijke ontwikkelingen is en blijft van groot belang. Daarnaast wordt ook op andere vlakken nauwer samengewerkt met ontwikkelaars, waterschappen en andere betrokken partijen. Goed beheer en onderhoud is de basis van een goed stedelijk watersysteem.
5.4 Raakvlakken en kansen met andere beleidsterreinen Zoals hierboven beschreven is er vanuit het stedelijk watersysteem een groot raakvlak met de ruimtelijke ordening en met ruimtelijke ontwikkelingen in de stad. Zowel vanuit de Stadsvisie als vanuit Waterplan 2 wordt ingezet op een gezamenlijke uitvoering om de beschikbare gelden zo efficiënt mogelijk in te kunnen zetten en tot een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit te komen. Andere raakvlakken zijn er op de volgende punten: • Buitenruimte: vervanging van riolering wordt vaak gekoppeld aan het onderhoud aan wegen en buitenruimte. Hierdoor hoeft de buitenruimte niet vaker dan nodig opengebroken te worden. • Gezondheid en hygiëne: de riolering zorgt ervoor dat afvalwater veilig wordt afgevoerd naar rioolwaterzuiveringsinstallaties. Gemengde stelsels voeren zowel afvalwater als hemelwater af en storten bij hevige regen over op het oppervlaktewater om water op straat te voorkomen. • Stadsklimaat: de maatregelen die worden ingezet voor het thema stadsklimaat beïnvloeden ook het stedelijke watersysteem. Zo is het aanleggen van groenblauwe netwerken goed tegen de hitte in de stad. Ook wordt de versnelde afstroming van hemelwater naar het watersysteem voorkomen. • Ecologie: de bestaande waterkwaliteit heeft grote invloed op de aquatische ecologie in de stad. Dit geldt ook andersom aangezien de aanwezige soorten ook invloed hebben op de potentiële waterkwaliteit van een watergang. • Bereikbaarheid: afstemming met de afdeling Verkeer en vervoer over de bereikbaarheid van de stad tijdens extreme neerslag. Hoofd- en verzamelwegen dienen een hoger beschermingsniveau te krijgen.
Rotterdamse adaptatiestrategie
6. Aanpak en strategie 6.1 De stad kan extreme neerslag opvangen Opgave samengevat Door de klimaatverandering komen gevallen van extreme neerslag vaker voor en de intensiteit van de buien zal heviger zijn. Daardoor neemt de kans op wateroverlast en schade door overstroming toe. Dit geldt met name voor gebieden waar nu al een tekort aan waterberging is, vaak de dichtstedelijke gebieden met veel verharding. Het verruimen van de afvoer- en bergingscapaciteit alleen zal niet afdoende zijn. De oplossingsrichting om waterschade te voorkomen moet niet alleen in het oppervlaktewater en de riolering worden gezocht, maar meer ook in de inrichting van de buitenruimte en het particuliere terrein.
Kern van de strategie De veranderingen in het neerslagpatroon worden opgevangen door aanpassing van zowel het stedelijk watersysteem als van de buitenruimte (meerlaagse benadering). Schoon regenwater wordt zoveel mogelijk vastgehouden daar waar het valt of anders vertraagd afgevoerd. De ‘sponswerking’ in de haarvaten van de stad wordt vergroot. Daarnaast zorgt duurzaam omgaan met hemelwater ervoor dat wateroverlast wordt voorkomen en de effecten van droogte vermin-
deren. Door middel van voorlichting worden particulieren voorbereid op een eigen verantwoordelijkheid hierbij. Voorkomen van wateroverlast is nooit helemaal mogelijk. Kwetsbare gebieden worden voorbereid om overtollig water op straat te kunnen bergen, zonder dat er schade door ontstaat. Maatregelen worden gebiedsgericht gekozen, passend bij een vastgesteld beschermingsniveau per gebied. Meekoppeling met investerings- en onderhoudsprojecten is uitgangspunt bij de uitvoering.
Strategie Een samenhangende aanpak om de stad te beschermen tegen intensieve neerslag is al gestart met de uitvoering van het Waterplan 2 Rotterdam. Een belangrijke ontwikkeling is het stilvallen van grote bouwprojecten door de economische crisis. Hierdoor liggen grootschalige ingrepen in het systeem niet voor de hand, maar liggen de kansen juist bij het meekoppelen bij de bestaande onderhoudsprogramma´s. Een ander nieuw inzicht is dat voor die bescherming de buitenruimte en bebouwing zelf als ‘oplossingsruimte’ moet worden betrokken, naast de riolering en het oppervlaktewater. Het klimaatbestendig maken van bijvoorbeeld een stadswijk kan effectief worden aangepakt als mogelijke maatregelen in zowel oppervlaktewater en riolering als buitenruimte en bebouwing worden gezocht. Het effect van maatregelen voor de burgers en bedrijven in de stad staat hierbij voorop en zij worden direct betrokken. Een gebiedsgerichte aanpak gericht op
1. De basis op orde • Vergroten bergende en afvoerende capaciteit riolering • Vergroten bergende en afvoerende capaciteit oppervlaktewater
3. Meekoppelen met onderhoudsprogramma’s • Buitenruimte • Vergroeningsprogramma • Weginfrastructuur/bruggen/tunnels • Renovatie vastgoed
2. Ruimtelijk en bouwkundig ontwerp • Aanleg van waterpleinen • Aanleg van groene daken • Vergroenen openbaar gebied • Aanpassen straatprofielen • Vasthouden en vertragen afvoer door toepassen waterpasserende verharding
4. Gedeelde verantwoordelijkheid • Aanleg van groene daken • Ontharden van tuinen • Ontharden en vergroenen buitenruimte
5. Voorlichting en participatie • Campagne `Tegel eruit, groen erin´ • Groen-blauwe speel- en verblijftuinen • Groene daken • Bergen en vasthouden van water op eigen terrein
6. Aanpak en strategie
33
het beoogde effect vergroot de mogelijkheden en biedt ook kansen om de stad aantrekkelijker en leefbaarder te maken. Om de stad klimaatbestendig te maken, worden de volgende sporen gevolgd: 1. De basis op orde houden (preventie): aanpassingen van het bestaande stedelijk watersysteem. 2. Meekoppelen bij de onderhoudsprogramma´s: lopende programma voor vergroening, inrichting en onderhoud buitenruimte bieden kansen om op een geleidelijke manier kleinschalige aanpassingen door te voeren. 3. Ruimtelijk en bouwkundig ontwerp (gevolgbeperking): ontwerp en aanpassing van de buitenruimte en bebouwing, zodat deze bijdraagt aan het voorkomen van wateroverlast en het reduceren van schade. 4. Gedeelde verantwoordelijkheid: het vasthouden en afvoeren van teveel aan neerslag vindt plaats op zowel openbaar als particulier terrein. 5. Voorlichting en participatie: bedrijven en burgers worden voorgelicht over wat een duurzaam stedelijk watersysteem is en de voordelen daarvan. Ze zijn zich bewust wat zij daarin zelf kunnen doen en betrokken bij de realisatie van adaptatiemaatregelen. Deze aanpak vormt de kern van de adaptatiestrategie voor de bescherming tegen teveel neerslag en wordt per gebied uitgewerkt. De adaptatiemaatregelen die het beste passen bij het gebied en de specifieke opgave worden gekozen. Voorbeelden van maatregelen zijn opgenomen in onderstaande tabel.
Voorbeelden maatregelen voor adaptatie aan extreme neerslag Vóór het Waterplan 2 Rotterdam kenmerkte de aanpak zich door een focus op een robuust stedelijk watersysteem dat zich richt op preventie. Sinds Waterplan 2 Rotterdam wordt echter ook ingezet op andere maatregelen die tegelijkertijd een bijdrage leveren aan het verbeteren van de aantrekkelijkheid van de stad. Dit is en blijft een belangrijk uitgangspunt. Maatregelen die op verschillende onderdelen een bijdrage leveren verdienen de voorkeur. Zoals bijvoorbeeld het vergroeningsprogramma, dat een bijdrage levert aan zowel het tegengaan van hittestress en verdroging, als wateroverlast. De komende decennia zullen het ontwerp van bebouwing, de buitenruimte en het bergen en afvoeren van overtollig water op particulier terrein meer en meer gericht worden op mogelijkheden om regenwater te vertragen en tijdelijk op te vangen zonder dat er overlast of schade optreedt. Waar nodig worden de kwetsbare plekken in de stad waterrobuust ingericht om grote wateroverlast en schade te voorkomen. Het gaat om gedeelde verantwoordelijkheid waarbij ingespeeld wordt op de wensen en behoefte van burgers. Het voorlichten en laten participeren van burgers en bedrijven gaat hiermee hand in hand, met de gemeente en de waterschappen in een meer faciliterende rol.
34
Voorkomen van wateroverlast en schade is bij zeer extreme gebeurtenissen niet altijd mogelijk. In specifiek kwetsbare gebieden zullen de adaptatiemaatregelen gericht zijn op het vergroten van de veerkracht. Wanneer er dan overlast of schade optreedt, kan het gebied zich snel herstellen.
Adaptatie in de tijd De onzekerheid in de snelheid van de klimaatverandering en de mate waarin extreme neerslagsituaties toenemen, betekent ook dat onzeker is wanneer een grens is bereikt aan het aanpassen van het stedelijk watersysteem (technisch en financieel knikpunt). Het verruimen van riooldiameters is nog langere tijd mogelijk, maar bereikt uiteindelijk een grens die afhankelijk is van de ruimte in de ondergrond en de kosten-batenverhouding vergeleken met andere maatregelen. Dit verschilt bovendien per gebied. De grens aan het aanpassen van het stedelijk watersysteem met puur waterhuishoudkundige maatregelen zoals rioolverruiming en aanleggen van oppervlaktewater wordt in grote delen van de stad, zoals het binnendijkse open-stedelijke gebied, naar verwachting pas bereikt rond 2080-2100. In sommige delen, zoals bijvoorbeeld het stadscentrum, is die grens in het oppervlaktewater nu al bereikt. Wegens ruimtegebrek is daar dan ook gekozen voor ondergrondse waterbergingen gekoppeld aan parkeergarages (Museumpark, Kruisplein) en groene daken. Alleen richten op het vergroten van riolering en oppervlaktewater is geen duurzame aanpak. Er is weinig sprake van hergebruik en benutten van regenwater. De strategie van Rotterdam is daarom gericht op het lokaal vasthouden van regenwater en alleen af te voeren en te bergen als het niet anders kan. Dit principe geldt ook voor niet-openbare terreinen en gebouwen. Het benutten van particuliere gebouwen en terreinen voor het bergen en afvoeren van overtollig regenwater is afhankelijk van de medewerking van particuliere perceel- en gebouweigenaren. De verwachting is dat de bijdrage van niet-openbare terreinen en gebouwen voor de berging van regenwater op de lange termijn noodzakelijk wordt om overlast en schade door zowel te veel als te weinig neerslag te voorkomen (technisch en financieel knikpunt). Deze gedeelde verantwoordelijkheid vraagt om een bewustwording en veranderingstraject. Rotterdam zet daarom ook in op voorlichting en samenwerking met buurtinitiatieven. Indien dat onvoldoende resultaat oplevert kan worden overgegaan tot een verplichting voor particulieren om een bepaalde hoeveelheid neerslag op eigen terrein vast te houden. Een ‘waterbergingsartikel’ kan bijvoorbeeld na 2025 in een gemeentelijke verordening worden opgenomen.
Maatwerk per gebied De inrichting en fysieke gesteldheid van de Rotterdamse wijken is divers. De mate waarin een grote hoeveelheid neerslag kan worden opgevangen verschilt per gebied.
Rotterdamse adaptatiestrategie
Daarom worden klimaatadaptatiemaatregelen gebiedsgericht gekozen, passend binnen de strategie. Bij de keuze van die maatregelen zijn de gevolgen van extreme neerslag die we in een gebied accepteren en de maatschappelijke kosten-batenverhouding, richtinggevend. De gevolgen voor burgers en bedrijven bepalen het beschermingsniveau van een gebied. Deze beschermingsniveau’s worden gebiedsgericht toegekend. Er is onderscheid gemaakt in zes stadstypes, waarvan drie binnendijks en drie buitenbuitendijks zijn gelegen: 1. Havens 2. Stadshavens 3. Buitendijkse Stadswijken 4. Binnendijkse stadswijken 5. Compacte stad 6. Naoorlogse wijken en buitengebieden Voor het stedelijk watersysteem ligt de uitdaging vooral op de binnendijks gelegen gebieden. Daarbij is met name de beschikbare ruimte voor adaptieve maatregelen sturend. Buitendijks gebied (Havens, Stadshavens en Stadswijken): de afvoer van overtollige neerslag in dit gebied is meestal goed mogelijk. De nadruk in dit gebied ligt op het op orde houden van het bestaande stedelijk watersysteem (riolering) gericht op het gescheiden en effectief afvoeren van schoon overtollig regenwater, rechtstreeks naar de rivier.
Hoog prioritaire gebieden Binnen de stad kan een aantal hoog prioritaire gebieden worden aangewezen. Als er wateroverlast optreedt in deze gebieden is de impact voor de stad groot. Het risico op fysieke schade, overlast, beperkte bereikbaarheid en imago schade is groot. Deze gebieden verdienen dan ook een hoge prioriteit en hoog beschermingsniveau. Voorbeelden zijn: - Hoofdwegen, tunnels en stations - Ziekenhuizen en zorginstellingen - Winkelgebieden met regionale functie - Bedrijfsterreinen met bovenlocale functie
Naoorlogse wijken en buitengebieden: in dit type stedelijk gebied is de aanwezigheid van groen kenmerkend. Veel neerslag wordt via de bodem en watergangen afgevoerd, ook bij intensieve neerslag. In de meeste wijken en buurten is het geleidelijk aanpassen van het stedelijk watersysteem (riolering en oppervlaktewater) door het vergroten van de bergingscapaciteit voldoende om de toename van extreme neerslaggebeurtenissen op te vangen. Het tijdelijk bergen van neerslag op particulier terrein kan op vrijwillige basis plaatsvinden. In enkele deelgebieden is deze strategie niet afdoende en zijn specifieke maatregelen nodig om schade en wateroverlast te voorkomen. Het vergroten van de sponwerking is in deze gebieden goed inzetbaar voor het
Figuur 6.1 Principemaatregelen naar gebied
BRON: HERIJKING WATERPLAN 2 ROTTERDAM
6. Aanpak en strategie
35
verduurzamen van het watersysteem en het voorkomen van droogte gerelateerde problemen. Compacte stad en Binnendijkse Stadswijken: de dichtere bebouwing en grote mate van verharding kenmerken de wijken die in dit type gebied liggen. Om te voorkomen dat de komende decennia schade en wateroverlast frequent gaan optreden bij extreme neerslag, zijn maatregelen via alle genoemde sporen uit de strategie nodig. Zoals bijvoorbeeld het verzachten van de buitenruimte door vergroenen of het toepassen van waterpasserende verharding. De aanleg van geveltuinen via de campagne “Tegel eruit, groen erin!” past hier ook goed in. Het groene daken programma van Rotterdam bijvoorbeeld is primair gericht op dit gebied om een transitie te verkrijgen naar het gebruik van particuliere gebouwen en terreinen voor waterberging. De verschillende gebiedsgerichte principemaatregelen van ‘Vasthouden-Bergen-Afvoeren’ die worden toegepast, staan in figuur 7.2. op de kaart aangegeven.
Kansen voor de stad Het betrekken van de buitenruimte en bebouwde omgeving in de aanpak om Rotterdam robuust te maken voor hevige neerslag, biedt kansen voor een aantrekkelijke stad. Het ontwerp van buitenruimte en waterhuishoudkundige maatregelen levert boeiende nieuwe vormen van stedelijke inrichting. Het waterplein is hiervan een exponent. De behoefte aan ruimte om water vast te houden leidt tot de vraag aan particuliere perceeleigenaren om mee te helpen in het ‘waterbeheer’. De participatiekansen voor burgers en bedrijven worden door deze strategie vergroot en leiden tot een grotere bewustwording.
6.2 De stad is bestand tegen droogte Kern van de strategie Om te anticiperen op de effecten van langere droge perioden zet Rotterdam in op het zoveel mogelijk vasthouden en zonodig aanvullen van grondwater in de meest risicovolle gebieden (preventie). In gebieden en locaties waar dit effectief is, worden maatregelen genomen om de kwetsbaarheid van bebouwing en vegetatie te verkleinen. Tegelijk wordt er ingezet op het vergroten van de kennis over de risico’s van verdroging door onderzoek en monitoring. Om een afnemende ecologische kwaliteit van het water in de stad ten gevolge van neerslagtekort tegen te gaan, wordt de aanpak van het Waterplan Rotterdam, gericht op een goede inrichting, beheer en aanvoer van water, voortgezet.
Strategie Rotterdam wil maatregelen nemen om de stad bestand te maken tegen de gevolgen van lange droge perioden. Welke gevolgen de klimaatverandering precies heeft op het optreden van verdroging in stedelijk gebied van Rotterdam is op dit moment echter nog niet goed aan te geven. De invloed van de huidige inrichting en fysieke gesteldheid van de ondergrond in de stad op de grondwaterhuishouding is slechts op lokale schaal en met gericht onderzoek te bepalen. Het vaststellen wat de effecten van klimaatverandering op het schaalniveau van stadswijken zijn, is alleen met gericht langetermijnonderzoek vast te stellen. Op basis van inventariserend onderzoek wordt verwacht dat het optreden van langere droge perioden bestaande risico’s zal vergroten. De belangrijkste risico’s als gevolg van droogte in Rotterdam zijn:
Figuur 4.4 Waterplein Benthemplein, Rotterdam Noord
BRON: DE URBANISTEN
36
Rotterdamse adaptatiestrategie
• het uitdrogen van veendijken met mogelijk instabiliteit en overstroming tot gevolg (zie achtergronddocumenten Waterveiligheid en Adaptief bouwen) • het inklinken van veenbodems met name in gebieden waar woningen en particuliere terreinen meedalen en er hoogteverschillen ontstaan met openbare wegen • het droogvallen van houten paalfunderingen • het uitdrogen van het groen in de stad • de verzilting van stadswater doordat aanvoerbronnen verzilten Hoewel deze situaties ook nu al kunnen optreden door andere oorzaken, kan de klimaatverandering de kans hierop vergroten. Ook al is nu niet aan te geven wanneer en in welke mate dit gebeurt, is hierop anticiperen gewenst omdat het om potentieel grote en deels onomkeerbare schade gaat. Een neerslagtekort en hoge temperaturen kunnen ook leiden tot achteruitgang van de waterkwaliteit van open water, mede doordat de bronnen waaruit het stadswater wordt aangevuld verzilten. Dit veroorzaakt schade aan de ecologische kwaliteit van het water en leidt tot esthetisch onaangename beelden van de buitenruimte en gezondheidsrisico’s door (blauw)algen.
• Inrichting en beheer, gericht op robuuste watersystemen: het water in de stad wordt zo ingericht dat het een stootje kan hebben en niet snel uit evenwicht raakt, ook niet als er langere tijd geen neerslag valt. Het in stand houden en creëren van mogelijkheden voor doorspoeling en aanvulling hebben hierbij prioriteit. • Aanleg van groen-blauwe netwerkstructuren: op het schaalniveau van Rotterdam wordt op de lange termijn toegewerkt naar een netwerk van watergangen ingebed in groene zones. In dit netwerk is doorspoeling met kwalitatief goed water mogelijk en het netwerk voegt tegelijkertijd recreatieve- en belevingswaarde toe aan de stad. • Voorlichting en participatie: inwoners van Rotterdam worden geïnformeerd over de oorzaken van achteruitgang van de waterkwaliteit in hun omgeving en betrokken bij verbeteringsplannen. Deze strategie wordt al grotendeels in praktijk gebracht door uitvoering van het Waterplan 2 Rotterdam. De adaptatiestrategie bevestigt de gestelde doelen en plaatsT het in het bredere kader van klimaatadaptatie op alle terreinen van de stad.
Adaptatie in de tijd De strategie om de risico’s door langere droge perioden te voorkomen, volgt de volgende sporen: • Monitoren van verdroging: veendijken en gebieden waar verdroging tot aanzienlijke schade kan leiden, worden gemonitord. Hiervoor worden eerst de meest risicovolle gebieden en dijken in beeld gebracht. •. Vasthouden en aanvullen van (grond)water (preventie): het vasthouden van water in sloten en singels en van grondwater is een preventieve maatregel die de kans op schade in droogtegevoelige gebieden verkleint. Dit wordt toegepast in gebieden waar de risico’s van verdroging aanzienlijk zijn. •. Kwetsbaarheid voor verdroging verkleinen (gevolgbeperking): door maatregelen te nemen die de gevoeligheid van vegetatie, funderingen of bodem verkleinen, worden gebieden waar de kans op schade het grootst is, robuust gemaakt. Dit type maatregelen liggen op het terrein van ontwerp, inrichting en beheer en zijn aanvullend op de preventieve maatregelen (meerlaagse benadering). De strategie om het open water in de stad beter bestand te maken tegen langere perioden van watertekort en hoge temperatuur, richt zich op:
6. Aanpak en strategie
Het onderscheid tussen het effect van klimaatverandering en andere oorzaken van te lage grondwaterstanden in de stedelijke ondergrond is op dit moment niet aan te geven. Hiervoor zijn er te weinig gegevens over het grondwatersysteem waarop conclusies kunnen worden gebaseerd. Wel is zeker dat langere perioden van droogte en hogere temperaturen de grondwaterhuishouding zullen beïnvloeden. Risico’s die nu al bestaan, zullen versterkt worden. Meer en langdurig onderzoek wordt aanbevolen.
Maatwerk per gebied De kwetsbaarheid en daarmee de risico’s van verdroging verschillen per gebied. In de sterk verharde gebieden is dit risico (veel) groter dan in de meer open en groene gebieden van Rotterdam. Ook in deze gebieden kunnen echter specifieke eigenschappen van de bodem of het watersysteem aanwezig zijn die maatregelen nodig maken. Een belangrijke vervolgstap in de uitwerking van de adaptatiestrategie ten aanzien van het effect van neerslagtekorten en verdroging is een hydro-geologische analyse voor specifieke gebieden met een potentieel hoger risico. Met de resultaten van een dergelijke analyse kan dan rekening worden gehouden op het moment dat er een gebiedsontwikkeling plaatsvindt.
37
7. Uitvoeringsstrategie en borging 7.1 Verantwoordelijkheden
regelen enerzijds en gebiedsontwikkeling, herstructurering, wegonderhoud en andere beheerstaken anderzijds.
Waterschappen zijn beheerder van het watersysteem. Ze beheren het oppervlaktewater en zijn verantwoordelijk voor de zuivering van het afvalwater. De gemeente voert de zorgplichten voor afval-, hemel-, en grondwater uit volgens de strategie uit GRP3 en is daarnaast trekker van Waterplan 2. In het Waterplan zijn afspraken gemaakt met de waterschappen over hoe om te gaan met water in de stad. Daarnaast is de gemeente ook verantwoordelijk voor goede ruimtelijke ordening, waar water een integraal onderdeel van uitmaakt. Bovendien heeft Rotterdam de ambities rondom klimaatadaptatie verwoord in het programma Rotterdam Climate Proof.
Om de maatregelen verder te borgen is al veel kennis in documenten omgezet. Zo is de hemelwatermatrix ontwikkeld, die ideeën en oplossingen levert voor het omgaan met hemelwater en is er een ideeënboekje beschikbaar over het vasthouden van water in de openbare ruimte. Per deelgemeente is gebiedsgericht de visie op water beschreven in de deelgemeentelijke waterplannen en zijn de mogelijkheden voor het koppelen van werkzaamheden geïnventariseerd in een gebiedsplan riolering per deelgemeente. Recentelijk is bovendien het boek Groenblauwe Netwerken voor duurzame en dynamische steden (bron: opMAAT, 2012) uitgekomen waarin vele duurzame praktijkprojecten genoemd worden op het gebied van water.
7.2 Samenwerking en borging
7.3 Uitvoeringsstrategie
Samenwerking rondom water vindt binnen de gemeente vooral plaats tussen de clusters Stadsontwikkeling en Stadsbeheer. Externe partners zijn vooral de drie Rotterdamse waterschappen. Ook de provincie ZuidHolland kan van belang zijn vanuit droogte en strategische grondwatervoorraden. Dit is echter voor het stedelijk watersysteem van minder belang. Rijkswaterstaat is met name voor de rechtstreekse afvoer vanuit de riolering op de Nieuwe Maas (overstortbemalingen) een belangrijke. Hierover worden in het kader van het GRP afspraken gemaakt.
Het belangrijkste instrument voor de realisatie van Adaptatiestrategie Stedelijk Watersysteem is het Waterplan Rotterdam. De uitvoering is daarom afgestemd met realisatiestrategie van Herijking Waterplan 2 Rotterdam, met als basis de volgende vier uitgangspunten: 1. Basis is op orde: het bestaande watersysteem waar nodig aanpassen met het devies “open water waar het kan, alternatieven waar het moet”. 2. Ruimtelijk en bouwkundig ontwerp: met aanpassing van buitenruimte en bebouwing bijdragen aan de voorkomen en verminderen van wateroverlast en schade. 3. Gedeelde verantwoordelijkheid: Het principe van “Vasthouden-Bergen-Afvoeren” geldt zowel op openbaar als particulier terrein. 4. Voorlichting en participatie: bedrijven en inwoners krijgen informatie over het klimaatbestendig maken van de stad en worden zo goed mogelijk betrokken bij de realisatie van maatregelen Voor de realisatie wordt blijvend aangehaakt bij grootschalige herstructureringen. Voor de min of meer onveranderlijke bestaande stad moet juist bij andere opgaven worden aangehaakt, zoals de programma’s vergroening en kindvriendelijke wijken. De oplossingen moeten verder worden gezocht in de “haarvaten van de stad”.
De meest relevante beleidstukken waarin eventuele strategieën en maatregelen voor water geborgd zullen worden, zijn het Waterplan Rotterdam en het gemeentelijk rioleringsplan. Dit zijn bij uitstek de plannen waarin beschreven wordt hoe nu en in de toekomst moet worden omgegaan met water. Maar ook op andere plekken vindt borging plaats. Bij ruimtelijke plannen wordt water waar nodig vooraan in het planproces geborgd in de ontwerpen voor de stad (Gebiedsplannen etcetera). Vervolgens worden alle formele ruimtelijke plannen aan de waterbeheerders voorgelegd in het kader van de Watertoets. Vanuit de gebiedsgerichte aanpak wordt via deelgemeentelijke waterplannen en gebiedsplannen riolering gekeken naar koppelingen tussen verschillende werkzaamheden. Hierbij wordt gekeken of er in planning en fasering een koppeling gelegd kan worden tussen watermaatregelen en rioolmaat-
38
Opstellen kwetsbaarheidsanalyse extreme neerslag Eén van de eerste stappen die moet worden gezet voor de RAS is het uitvoeren van een kwetsbaarheidanalyse voor
Rotterdamse adaptatiestrategie
Figuur 7.1 Oude Noorden in 3Di met een bui van 90 millimeter in drie uur
BRON: 3DI WATERBEHEER
Figuur 7.2 Inzichtelijk maken kwetsbaarheid en gevoeligheid buitenruimte met 3Di
BRON: 3DI WATERBEHEER
extreme neerslag van de gehele stad, op straat en zelfs op perceelsniveau. Dit is in de Herijking verwoord in de vorm van het opstellen van inundatiekaarten. Nieuwe computermodellen en berekeningswijzen brengen de knelpunten per gebied steeds beter in beeld. Hiervoor wordt gezamenlijk met de gemeente Amsterdam (Waternet), de gemeente Den Haag en het OAS-programma De Groote Lucht (samenwerkingsverband Schiedam, Vlaardingen, Maassluis en Hoogheemraadschap van Delfland) de ontwikkeling gesteund om 3Di Waterbeheer geschikt te maken voor het stedelijk gebied. Dit krachtige en snelle modelinstrumentarium zal in de loop van 2014 beschikbaar zijn, waarna de
7. Uitvoeringsstrategie en borging
kwetsbaarheidanalyses kunnen worden uitgevoerd. Voor de meest kwetsbare gebieden, straten of objecten worden maatregelen opgesteld. Met als uitgangspunt om zoveel mogelijk mee te koppelen aan bestaande onderhoudsprogramma’s. 3Di is een zodanig visuele tool (zie figuur 7.1 en 7.2) dat het de ontwerpers van de buitenruimte in staat stelt om te toetsen of het ontwerp gevoelig is voor extreme neerslag. Daarnaast kan het ontwerp van een waterbestendige buitenruimte direct aangepast worden zodat het hemelwater via de straten en pleinen en via openbaar groen wordt vastgehou-
39
den en daarna langzaam afgevoerd wordt. De verwachting is dat het over een aantal jaar als hulpmiddel wordt gebruikt bij het opstellen van gebieds- en inrichtingsplannen.
7.4 Wat levert het op? Het belangrijkste resultaat van de klimaatadaptatiestrategie is uiteindelijk een veilige woon-, werk- en leefomgeving. Rotterdam is nu al één van de veiligste deltasteden en dat blijft het ook in de toekomst. Dit biedt een belangrijke basis voor een sterke stad en economie, en schept vertrouwen bij investeerders.
40
Het meeliften bij de uitvoering op plannen van andere domeinen bevordert integraliteit, werkt kostenbesparend en werkt innovatie in de hand. Via deze weg kan de ruimtelijke kwaliteit van de deltastad worden vergroot en verzilverd. Multifunctionele dijken, ‘flood-proof’en drijvend bouwen, een op water gerichte openbare ruimte verlevendigen de stad en maken van Rotterdam een internationale showcase. Ontwikkeling en export van kennis over klimaatadaptatie, waterveiligheid (deltatechnologie) biedt nationaal en internationaal kansen aan studenten, overheden en bedrijven. Een nadere uitwerking inclusief visualisaties van de beoogde resultaten en meerwaarde van de adaptatiestrategie voor de stad is (voor alle thema’s) opgenomen in het hoofdrapport: De Rotterdamse adaptatiestrategie.
Rotterdamse adaptatiestrategie
Bijlage 1 Overzicht onderzoeksrapporten en beleidsdocumenten Overzicht onderzoeksrapporten 1. Kennis voor Klimaat (2010), Klimaatveranderingen en het Rotterdamse stedelijke watersysteem: Verkennende studie en agenda voor vervolg 2. Kennis voor Klimaat, UNESCO-IHE (2010), Vulnerability to Climate Change: Appraisal of a vulnerability assesment methoud in a policy context, W. Veerbeek, H. Husson 3. Kennis voor Klimaat, TNO, Deltares (2012), Quantifying the sensitivity of our urban systems Impact functions for urban systems, K. Stone, H. Daanen, W. Jonkhoff, P. Bosch 4. Kennis voor Klimaat, CPC (2011), Fysieke bouwstenen voor knelpunten analyse Nieuwbouw en Herstructurering 5. Deltares (2011), Werken met knikpunten en adaptatie paden, Handreiking 6. KNMI (2009), Klimaatverandering in Nederland, Aanvullingen op de KNMI ’06 klimaatscenario’s 7. Deltares (2012), Effecten droogte in stedelijk gebied. 8. Gemeentewerken Rotterdam, (2011), Klimaat en waterkwaliteit, effecten van klimaatverandering op de oppervlaktewaterkwaliteit 9. Witteveen+Bos, Gemeentewerken Rotterdam (2011), Klimaatseffecten waterkwaliteitsbeelden 10. RIONED (2006), Stedelijke Wateropgave, Vergelijking normen voor water op straat en inundatie 11. KNMI, Klimaatschetsatlas (2009) 12. KNMI, Intensiteit van extreme neerslag in een veranderend klimaat (2011), Geert Lenderink, Geert Jan van Oldenborgh, Erik van Meijgaarden Jisk Attema 13. opMAAT (2012), Groenblauwe netwerken voor duurzame en dynamische steden, Hiltrud Pötz, Pierre Bleuzé 14. Gemeente Rotterdam, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Hoogheemraadschap van Delfland, Waterschap Hollandse Delta (2005), Rotterdam Waterstad 2035, Internationale Architectuur Biennale Rotterdam 2005, P. de Greef 15. Stimuleringsfonds voor Architectuur (2007), Lay-Out02 “Waterpleinen”, Urbanisten (voorheen VHP), Urban Affairs, gemeente Rotterdam 16. Urbanisten (2010), De Urbanisten en het Wondere Waterplein, Uitgeverij 010 17. Verbond van Verzekeraars (2010), Neerslag en Schade,
Bijlage
onderzoek naar het verband tussen neerslag en de schadelast voor brandverzekeraars met het oog op klimaatverandering, H.A. Ririassa, A.R. Hoen
Artikelen 18. H2O(Augustus 2013), Meer Kroos in de toekomst, maar doe we er iets aan?, Edwin Peters (WUR), Peter Heuts (HHSR), Jordie Netten (N&S)
Overzicht beleidsdocumenten 19. Gemeente Rotterdam, Stadsvisie 2030 20. Gemeente Rotterdam, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Hoogheemraadschap van Delfland, Waterschap Hollandse Delta (2007), Waterplan 2 Rotterdam – Werken aan water voor een aantrekkelijke stad 21. Gemeente Rotterdam (2011), Gemeentelijk Rioleringsplan Rotterdam 2011-2015
41
Bijlage 2 Het stedelijk watersysteem kan in principe worden opgedeeld in vier onderdelen: 1. het oppervlaktewater 2. de riolering 3. de buitenruimte 4. het grondwater De eerste drie onderdelen van het stedelijk watersysteem zijn op verschillende manieren gevoelig voor de toename van extreme neerslag. Dit zit vooral in de intensiteit en de duur van de bui. Voor elk van de onderdelen geldt een andere normstelling. Het grondwater is met name gevoelig voor de toename van droge perioden. Oppervlaktewater
Bij extreme neerslag functioneert het oppervlaktewater als de voornaamste berging om het overtollige regenwater in de stad tijdelijk op te vangen. Een knelpunt ontstaat als het waterpeil van de singel hoger komt te liggen dan het omliggende maaiveld. Er ontstaat dan op grote schaal inundatie. Problemen kunnen optreden door (combinatie van) onderstaande factoren: • weinig oppervlaktewaterberging (of alternatieve waterberging) in een peilgebied • beperkte drooglegging waardoor weinig peilstijging mogelijk is • veel verharding (afgesloten bovenlaag) waardoor water snel tot afstroming komt • onvoldoende pompcapaciteit om het water uit het gebied te krijgen • toestroom van water uit andere gebieden • niet goed functionerend oppervlaktewatersysteem (verstopte / verzakte duiker)
42
Riolering
Bij extreme neerslag heeft het rioolstelsel voornamelijk een afvoerende functie richting het oppervlaktewater. Een knelpunt ontstaat als de transportcapaciteit van het rioolstelsel richting het oppervlaktewater te gering is. Het water stuwt in het rioolstelsel op en er ontstaat water op straat (inundatie). Afhankelijk van de mate van inundatie kan er overlast en schade optreden. Problemen kunnen optreden door (combinatie van) onderstaande factoren: • transportcapaciteit van het rioolstelsel is te klein • de afstand tussen de locatie van de neerslag en het oppervlaktewater is groot • lokale drooglegging is onvoldoende • veel verharding (afgesloten bovenlaag) waardoor water snel tot afstroming komt • het functioneren van het rioolsysteem is niet optimaal door vervuiling Buitenruimte
Bij zeer kortstondige buien met een extreem hoge neerslagintensiteit ontstaat er een knelpunt omdat het overtollige regenwater lokaal niet kan worden afgevoerd door het rioolstelsel. Het water zal tijdelijk een plek moeten krijgen in de buitenruimte dat letterlijk inundeert.
Rotterdamse adaptatiestrategie
Problemen kunnen optreden door (combinatie van) onderstaande factoren: • transportcapaciteit en berging van het rioolstelsel is te klein • kolken zijn verstopt • lokale lage delen door zettingen • inrichting buitenruimte kwetsbaar voor water op straat (afstand dorpelhoogte en straatpeil is klein) Figuur 3.5 Functioneren onderdelen stedelijk watersysteem bij extreme neerslag
Bijlage
43
Bijlage 3 Realisatiestrategie Herijking Waterplan In deze bijlage zijn de onderdelen van de realisatiestrategie uit het concept van de Herijking Waterplan opgenomen.
Waterkwantiteit • Om zicht te houden op realisatie van de wateropgave in 2027, moet in 2018 stadsbreed een derde deel van de wateropgaven zijn opgelost. • Per gebied met een wateropgave wordt een verdiepingsslag gemaakt van de opgave door middel van een inundatierisicokaart en vervolgens een integraal maatregelenpakket bepaald op basis van maatwerkoverleg tussen gemeente en waterschappen. Alle soorten maatregelen worden daarbij ingezet. • De huidige strategie van iedere kans benutten blijft staan: NBW-maatregelen realiseren in combinatie met RO-plannen (meeliften waar het kan). • Indien urgente knelpunten niet worden opgelost in ruimtelijke projecten, dan moet een apart traject worden ingezet (“plan B”: onderzoeken welke maatregelen haalbaar zijn). • Inzetten op aanpak in de haarvaten: ontwerpen met water in de buitenruimte, meeliften met de vergroeningsopgave. • Focus op knelpuntenbenadering: Van normgericht naar effectgericht. Focus niet alleen op het realiseren van kubieke meter maar ook op andere manieren om knelpunten te verminderen (acceptatie kan hierbij ook een maatregel zijn). • De waterschappen passen de provinciale norm ten aanzien van hoog- en laagwaardig gebied toe bij het bepalen van de NBW-wateropgave. Zij stemmen nader af met de gemeente over wat hoog- en laagwaardig is en welke begrenzing wordt gehanteerd. Daarbij worden consequenties van het beleid in beeld gebracht en worden eventuele alternatieven gezocht. • Innovatieve maatregelen als waterpleinen en groene daken toepassen.
• We focussen op die watersystemen die de potentie hebben voor het bereiken van helder plantenrijk water (zie ambitiekaart) en die qua belasting met voedingsstoffen op orde te brengen zijn. Hiervoor wordt een integraal plan opgesteld. • Binnen de hierboven genoemde categorie krijgen watersystemen met een hoge belevingswaarde (singels, parken) de hoogste prioriteit. • De aanleg van natuurvriendelijke oevers (nvo’s) ter verbetering van de ecologische kwaliteit van het water wordt beperkt tot locaties waar de nutriëntenbelasting zodanig laag is dat een omslag naar helder en plantenrijk water mogelijk is (conform waterkwaliteitsbeelden). • Voor de Rose-singels zijn de ambities aangepast om zo het oorspronkelijk stedenbouwkundig ontwerp en de beoogde belevingswaarde te behouden (geen traditionele aaneengesloten nvo’s maar kleine ‘plukjes’ beplanting verdeeld over de oevers van de singel). • We zetten vanuit het belang voor de waterkwaliteit en de afvalwaterketen in op verantwoord afkoppelen (dus met aandacht voor de waterkwaliteit), niet alleen in de tuinsteden maar ook in het centrum en de oude stadswijken. De gevolgen hiervan voor de NBW-wateropgave moeten wel in beeld worden gebracht en worden afgewogen door middel van een kosten-batenanalyse. Afkoppelen gebeurt conform de Hemelwater Matrix. • Verantwoord omgaan met afwentelen: Bij de aanpak van knelpunten en verbeteringsmaatregelen worden de mogelijke consequenties in benedenstroomse wateren meegenomen in de afwegingen. • (Extra) inzet van overstortbemaling op de Nieuwe Maas ten gunste van overstorten op binnenwater/singels zal alleen worden uitgevoerd als andere oplossingen (randvoorzieningen als BBB, afkoppelen, vergroten afvoer naar RWZI e.d.) niet mogelijk zijn. Vanuit de samenwerking afvalwaterketen worden de mogelijkheden en gevolgen van extra inzet van de OB-bemaling nog nader onderzocht.
Waterkwaliteit
Waterketen
• Het uitvoeren van maatregelen zal zo veel mogelijk gekoppeld worden aan ruimtelijke ontwikkelingen zoals rioolvervanging, gebiedsontwikkelingen en beheer en onderhoudstrajecten zoals baggerwerken.
• Inzetten op slimme sturing van de beschikbare riool- en oppervlaktewater gemalen om overstorten te verminderen en de capaciteit van het stelsel van riolering, gemalen, persleiding en zuivering beter te benutten.
44
Rotterdamse adaptatiestrategie
• •
• •
•
•
Hiervoor zal een business case gemaalsturing (CAS) worden uitgewerkt. Opstellen lange termijnvisie voor de riolering. Behoud van de overcapaciteit van het rioolstelsel in met name het centrum van de stad waar ontvlechten technisch niet uitvoerbaar is. Aanleg (verbeterd) gescheiden stelsels in de gebieden buiten de ring zoals is vastgelegd in het GRP III. Afkoppelen dient waar mogelijk uitgevoerd te worden, ook als dit een negatief effect heeft op de wateropgave. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van de afkoppel beslisboom. Eventueel zal het oppervlaktewatersysteem en/of de gemaalcapaciteit moeten worden uitgebreid om de negatieve effecten op de wateropgave te compenseren. Inzet van overstortbemaling op de Nieuwe Maas ten gunste van overstorten op binnenwater/singels zal alleen worden uitgevoerd als andere oplossingen (randvoorzieningen als BBB, afkoppelen, vergroten afvoer naar RWZI en dergelijke) niet mogelijk zijn. In gebieden waar afkoppelen niet kan, wordt gezocht naar mogelijkheden om water langer vast te houden.
•
•
Grondwater • • Peilaanpassing van het oppervlaktewater moet een bespreekbare maatregel zijn in geval van grondwateroverlast of -onderlast. Bij het vaststellen/wijzigen van peilbesluiten door de waterschappen dienen de gewenste drooglegging en ontwateringsdiepte in een gebied een prominente plaats in te nemen. De gemeente zal nauw betrokken worden in dit proces. • De gemeente houdt bij ruimtelijke plannen vroegtijdig (in initiatieffase van masterplan, bestemmingsplan / inrichtingsplan) rekening met potentiële risico’s op schade door te hoog of te laag grondwater. Bij de inrichting van het stedelijk gebied betrekt de gemeente de waterschappen voor advisering. • De gemeente handhaaft de uitgiftepeilen met behulp van periodieke onderhoudsophogingen van het maaiveld. Als dit niet mogelijk is, b.v. in verzakte gebieden met niet onderheide bebouwing, zal een maatwerk oplossing gezocht moeten worden. Vaak is herstructurering de enige duurzame oplossing. Communicatie tussen gemeente en waterschappen bij het vaststellen van uitgiftepeilen en peilbesluiten is van groot belang. • Waterschappen betrekken bij het opstellen van beleid voor WKO-systemen en lozingen van grondwater op de riolering. • De waterschappen (en de provincie) sturen afschriften van watervergunningen voor grondwateronttrekkingen en -infiltraties en bodemenergiesystemen naar de
Bijlage
• •
gemeente, zodat deze hierop vanuit het belang van de stad zienswijzen kan inbrengen. De gemeente betrekt op haar beurt de waterschappen bij de vergunningverlening voor lozingen op de riolering en/of het oppervlaktewater. De waterschappen (en de provincie) houden bij het beoordelen van onttrekkingsaanvragen rekening met groen in de stad. Indien rekening gehouden moet worden met grootschalige nieuwe groenontwikkelingen, wordt door de gemeente een zienswijze op een vergunning ingediend, of een reactie gegeven op een meldingsafschrift. Waterschappen, gemeente en provincie infomeren elkaar als een lozing van hemelwater in de diepe watervoerende pakketten aan de orde is. Daarnaast wordt nagegaan op welke manier er meer sturing kan komen op dergelijke lozingen. De gemeente werkt aan een grondwateratlas met daarin aangegeven de ontwateringsdiepte in de stad (bepalen risico op grondwateroverlast en -onderlast), grondwaterstijgingsrisicokaarten (invloed rioolvervaging) en een kaart van de grondwaterkwaliteit (beoordelen of drainage van grondwater naar het oppervlaktewater acceptabel is). De randvoorwaarden vanuit grondwater dienen in een vroegtijdig stadium aan ontwikkelaars te worden meegegeven zodat mogelijke invloeden op het grondwater kunnen worden voorkomen of beperkt. De gemeente stelt uitgiftepeilen vast voor nieuw te ontwikkelen gebieden. De waterschappen stellen peilbesluiten vast waarin het singelpeil wordt vastgelegd. Onderzoek moet uitwijzen of afkoppelen van verhard oppervlak gevolgen heeft voor het grondwater. De gemeente werkt aan een bodemenergiebeleid, waarin regels worden gesteld aan gesloten systemen voor warmte- en koudeopslag. Tevens stelt de gemeente beleid op voor tijdelijke lozingen van grondwater op de riolering.
45
46
Rotterdamse adaptatiestrategie
Colofon De Rotterdamse klimaatadaptatiestrategie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het Programmabureau Duurzaam van de gemeente Rotterdam.
Tekst Daniël Goedbloed
Vormgeving Ontwerp: De Urbanisten Opmaak: Uit de Kunst!
Foto omslag Eric Fecken
Rotterdam Climate Initiative Het Rotterdam Climate Initiative (RCI) richt zich op 50% CO2-reductie en 100% klimaatbestendigheid in 2025. Het RCI is een initiatief van de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf Rotterdam NV, DCMR Milieudienst Rijnmond en Deltalinqs, de koepelorganisatie van de Rotterdamse industrie. Als daadkrachtige en innovatieve wereldhavenstad neemt Rotterdam samen met bewoners, bedrijven en instellingen haar verantwoordelijkheid voor een duurzame toekomst. Door zowel de oorzaken en de gevolgen van de klimaatverandering aan te pakken, de luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidoverlast te beperken, werkt Rotterdam voortvarend aan het totale duurzaamheiddossier. Door deze unieke aanpak is Rotterdam een inspirerend voorbeeld voor andere steden. De ambities en resultaten op het gebied van milieu, klimaat, energie en water dragen bij aan een groene, schone, gezonde en economisch sterke stad en maken van Rotterdam de duurzaamste wereldhavenstad.
Rotterdamse adaptatiestrategie De Rotterdamse adaptatiestrategie zet de koers uit waarlangs Rotterdam zich wil aanpassen aan de veranderingen van het klimaat. Doel is een klimaatbestendige stad voor de Rotterdammers van nu en voor toekomstige generaties. Dat is een stad die bovendien aantrekkelijk en economisch vitaal is.
Meer informatie www.rotterdamclimateinitiative.nl
Uitgave Gemeente Rotterdam, oktober 2013 De auteur heeft gepoogd alle rechthebbenden van beeldmateriaal te achterhalen en te vermelden. Eventuele nietgenoemde rechthebbenden kunnen zich bij de uitgever melden. Zij zullen in een volgende druk worden vermeld.