Rotterdam weer sterk en sociaal!
Naast schoon en veilig verdienen scholing, werk en aantrekkelijk wonen de hoogste prioriteit. Door Dominic Schrijer; kandidaat lijsttrekker voor de PvdA in Rotterdam
Leefbaar Rotterdam van Pim Fortuyn zorgde in 2002 voor een politieke omwenteling. De PvdA werd door de kiezers afgestraft en na 50 jaar uit het college van B&W gegooid. Op zichzelf een verfrissend gegeven als anderen het heft eens in handen kunnen nemen. De Leefbaren zouden de stad samen met het CDA en de VVD weer op orde brengen. Maar de resultaten zijn niet voldoende. De stad is schoner en iets veiliger, maar steeds meer mensen lopen er werkloos doorheen, vallen uit op school en wonen onplezierig. Rotterdam moet de komende jaren massief investeren in scholing, werk en gevarieerde, aantrekkelijke woonwijken. Alleen dan zal de stad haar jeugdige kracht hervinden in de smeltkroes die ze altijd is geweest. Nieuwe balans nodig Rotterdam is de afgelopen dertig jaar sterk veranderd. De bevolking is jonger en kleurrijker geworden. De rijkere bewoners zijn weggetrokken naar de buurgemeenten, waar meer duurdere woningen met tuin en carport staan. In de jaren tachtig en negentig is door het gemeentebestuur zwaar geïnvesteerd in een nieuw stadshart, waar wonen en werken weer samen opgaan. In deze collegeperiode is vooral ingezet op schoon en veilig. Negatieve verschijnselen zijn daardoor verminderd, maar in de oude wijken zijn wel concentraties van arme mensen ontstaan, die weinig uitzicht hebben op verbetering van hun kansen in de samenleving. Er is behoefte aan een nieuw evenwicht in Rotterdam. Erken dat Rotterdam veranderd is Onze samenleving is verscheidener geworden. Meer mensen willen vaker daadwerkelijk tonen dat ze uniek zijn. Dit levert zowel verrassende, aangename ervaringen op, maar ook storende. Voor de politiek is het niet eenvoudig in deze veranderende samenleving passende antwoorden te vinden, want burgers claimen maximale vrijheid voor zichzelf én grote bescherming tegen de vrijheden van de ander. Het huidige college van Rotterdam concentreert zich bijvoorbeeld sterk op de moslimgemeenschap in de stad en begint daarover een groot debat. Dat is op zichzelf goed als je van mening bent dat de afstand tot die gemeenschap te groot is, maar het is de vraag of in die afstand het probleem wel zit. Langzaam maar zeker komt het huidige gemeentebestuur daar ook achter. Het heeft echter wel tijdelijk geleid tot een oplopende spanning in de stad en verloren tijd voor beter beleid. Een feit is dat de overheid te maken heeft met meer nieuwe culturen in de stad. Dat is lastig voor een stadsbestuur, dat graag wil werken met eenduidige getallen en voorspelbare gedragingen.
1
Andere rol stadsbestuur Het probleem zit dus niet in de islam, maar in de uitsluiting van groepen mensen in de samenleving. De overheid moet daarom ingrijpen als de vrijheid en het geluk van de één leidt tot onvrijheid, pijn, uitsluiting en discriminatie van ander. Niemand in dit land mag leven in een situatie van onveiligheid, onleefbaarheid en onvrijheid. De overheid moet hiervoor borg staan met voldoende geld en middelen. Ze moet ook controleren of het daadwerkelijk gebeurt. Onder het mom van gedogen zijn grenzen in de afgelopen jaren te vaak zijn overschreden. De overheid moet zorgen voor goede regels die ook nageleefd kunnen worden en als dat niet gebeurt moet er worden opgetreden. Rechten en plichten burgers Maar hiermee zijn we er niet. De taak van de overheid gaat veel verder dan de oproep in een overheidscampagne ‘Fatsoen, gewoon doen’. De overheid moet zorgen voor een gerichte ondersteuning bij de opvoeding, goed onderwijs (waarbij ook het leren van de Nederlandse taal hoort), stimulering van sport en beter jeugd- en jongerenwerk, een sterkere stedelijke economie en nieuwe werkgelegenheid. Dit is vooral belangrijk in kwetsbare wijken van de grotere steden waar de verschillen tussen mensen groot zijn en de vaardigheden om met deze verschillen om te gaan beperkt. Als de overheid in deze wijken alleen repressief optreedt, creëert ze de problemen van de toekomst. Dat is nu al aan de orde. Maar er is niet alleen een taak voor de overheid. Burgers moeten ook meer rekening houden met elkaar en zich steeds afvragen waar de grens ligt tussen plezier en overlast. Ze hebben ook de plicht om voldoende vaardigheden te verwerven om aan het normale maatschappelijke verkeer te kunnen deelnemen. Ze moeten ten minste kunnen lezen en schrijven en bekend zijn met algemeen aanvaarde gebruiken. Ook moeten ze door middel van een eerlijk verkregen inkomen in hun eigen onderhoud en huisvesting kunnen voorzien. Hulp voor wie het echt nodig heeft Maar er is ook een groep mensen die – door wat voor omstandigheden dan ook - tijdelijk of permanent niet in staat is om zelfstandig deel te nemen aan deze veelvormige samenleving. Die groep mensen bestaat ook in Rotterdam. De overheid heeft voor deze mensen de taak om mede zorg te dragen voor hun opvang, hulp en begeleiding. (Te) veel mensen zijn namelijk door huiselijk geweld, verslaving of armoede op zoek naar een plek van rust, veiligheid en geborgenheid. Als gezin, familie, vrienden of particuliere instanties deze plek niet kunnen bieden, mag de overheid hen niet aan hun lot op straat en in parken overlaten. De overheid moet haar verantwoordelijkheid willen nemen voor deze groepen en hun een dak, normale voeding en basale gezondheidszorg bieden. Zo kan de verzorgingsstaat weer inhoud krijgen: versterk de vaardigheden van velen en bescherm de kwetsbaren. Niet alles wat kan moet ook Ieder individu moet zich in zo’n samenleving kunnen ontplooien, emanciperen en ontwikkelen in een richting die hij of zij wil. De overheid heeft daarbij dan wel de taak om burgers het besef en de vaardigheden bij te brengen dat ze ook rekening houden met de grenzen van de ander. Het is goed voor de samenleving om de verschillen tussen
2
mensen te laten bestaan, maar dan is er ook een opgave én plicht tot zelfbeperking. Pim Fortuyn zei: “Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg.” Als iedereen volgens die regel gaat leven, is het einde zoek en wordt de samenleving een a-sociale jungle, waarin alleen de sterkste kan overleven. Isolement en uitsluiting Op het terrein van integratie zijn de gevolgen van de verschillen in de samenleving en de vaardigheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer zichtbaar. Bepaalde groepen migranten trekken zich terug in eigen kring. Ze raken geïsoleerd en sommigen radicaliseren zelfs. Ook bij groepen autochtone Nederlanders is een tendens naar isolatie en zelfverheerlijking zichtbaar. Ze plaatsen de ‘eigen’ cultuur en christelijke tradities als dominant en meerwaardig boven die van anderen. Verschillen worden niet meer erkend, maar bij voorbaat afgewezen. De autochtone groep eist van nieuwe groepen dat ze minder ruimte nemen voor het uiten van hun eigen culturele en religieuze identiteit. Dat was in Rotterdam aan de orde toen de minaretten van de nieuwe moskee bij de Kuip van het gemeentebestuur niet hoger mochten worden dan de lichtmasten van de voetbaltempel. Een opmerkelijke benadering, die tot veel verwarring aanleiding kan geven. Het gaat er naar mijn mening om dat allochtonen en autochtonen erkennen dat er verschillen zijn en dat die gehonoreerd kunnen worden. De maatstaf moet dan niet liggen in de hoogte van lichtmasten, maar in de vraag of de minaretten passen bij het gebouw en in het nieuwe beeld van de stad. Integratie is vooral meedoen en vooruitgaan! Het begrip integratie leidt in de praktijk tot veel verwarring. Integratie is voor mij, als sociaal-democraat, vooral participatie en emancipatie, oftewel meedoen en vooruitgaan. Dat lukt veel Rotterdammers nu niet. Uit cijfers blijkt dat vooral Rotterdammers van Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse afkomst bovengemiddeld slecht scoren als het gaat om werkloosheid, opleiding, inkomen, gezondheid en criminaliteit. Gezien de sociaaleconomische en sociaal-culturele achtergronden van veel nieuwkomers, de grote aantallen en hun concentratie in de kwetsbare wijken van de grote steden, kan en mag er niet meer van worden uitgegaan dat het vanzelf wel goed gaat. Voor mij houdt integratie dus niet in dat mensen hun culturele of religieuze identiteit moeten verloochenen. Meedoen kan ook in een brassband, een gospelkoor, een moskee en met een hoofddoek om. Het gaat dus ook niet om verschillen in afkomst en religie: wit versus zwart, allochtoon versus autochtoon of islamiet versus niet-islamiet. De nieuwe scheidslijnen hangen in de stad vooral samen met het wel of niet beschikken over voldoende vaardigheden en een redelijk inkomen om mee te doen in de hedendaagse samenleving. Om aan deze achterstanden een eind te maken is een massief programma noodzakelijk.
3
PROGRAMMA ONDERDEEL I 100.000 Rotterdammers vooruit Dit is een programma op hoofdlijnen, dat in 4 tot 6 jaar uit te voeren moet zijn en de genoemde aantallen zijn wat mij betreft een minimum. •
•
•
•
•
•
20.000 kinderen naar de voorschool . Als er in de komende vier jaar 10.000 extra plaatsen op de voorschool komen, kunnen 20.000 kinderen een plaats krijgen. Een zogenoemde voorschool voor kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar heeft een zeer positief effect op het inlopen van taal en leerachterstanden bij jonge kinderen. Daar is tot nu toe geen programma voor. Voorrang zou gegeven moeten worden aan scholen met leerlingen met de grootste leerachterstanden. 10.000 moeders betrekken bij de voorschool. Als moeders de Nederlandse taal niet machtig zijn, moet op dezelfde school taalonderwijs en zo nodig ondersteuning bij de opvoeding worden aangeboden. Veel van deze moeders zijn mogelijk ook bereid aan andere activiteiten op school mee te doen. Taalles voor 30.000 Rotterdammers in de komende vier jaar. Voorzichtige schattingen geven aan dat 60.000 Rotterdammers het Nederlands niet of nauwelijks beheersen. Het is dus maar een begin. Voor deze lessen hoeven geen nieuwe scholen te worden gebouwd, want bijna 20% van de bestaande schoolgebouwen staat leeg. Ook de meeste wijk- en buurtgebouwen in de stad worden slecht gebruikt. Aan ruimte dus geen gebrek, net zo min als aan leraren. Waarom langer wachten? 10.000 Rotterdammers aan de slag in moeilijk vervulbare vacatures. De klacht van werkgevers is dat veel schoolverlaters en werkzoekenden onvoldoende gekwalificeerd zijn voor hun vacatures. We leiden blijkbaar nog steeds op voor de WW. Betere opleidingen en een strengere begeleiding op scholen moeten in de komende vier jaar leiden tot geschikte kandidaten voor de 10.000 moeilijk vervulbare vacatures in Rotterdam. Voor ongemotiveerde jongeren geldt hierbij: aan het werk of in een opleiding, maar in ieder geval geen uitkering voor je 23ste. Deze regel kan allang worden toegepast, maar dat gebeurt in Rotterdam nog niet. 10.000 nieuwe banen in de haven en de stad. De komende jaren zit de groei van werkgelegenheid in de petrochemie, de logistiek en distributie, de zorg, het onderwijs en in de vrije-tijdseconomie. Met de grootste werkgevers in deze sectoren moet het mogelijk zijn afspraken te maken over 10.000 nieuwe banen in de komende vier jaar. Tegelijkertijd moeten met de onderwijsinstellingen afspraken worden gemaakt over de aansluiting van de opleidingen op de arbeidsmarkt. Naar 10.000 gesubsidieerde banen voor kansarmen op de arbeidsmarkt. We zullen moeten accepteren dat een behoorlijk grote groep Rotterdammers niet op de reguliere arbeidsmarkt een plek kan vinden. Het om zeep helpen van veel gesubsidieerde, maar zeer nuttige banen is mij nog steeds een doorn in het oog. Daarom is het zaak de 6.000 ID-banen die Rotterdam heeft te behouden en met
4
•
jaarlijks 1.000 nieuwe door te groeien naar 10.000. Wist u dat bij de ROTEB bijvoorbeeld jaarlijks 300.000 fietsen worden gemaakt? Hoezo de maakindustrie uitbesteden aan de lage lonen landen. Veel van het laaggekwalificeerde werk kan met wat financiële compensatie prima hier gebeuren. 10.000 extra vrijwilligers betrekken bij verenigingen en clubs. Het is zaak nu eindelijk serieus werk te maken van het koppelen van vraag en aanbod rond vrijwilligerswerk. Veel jonge en oudere mensen met een uitkering, maar ook een grote afstand tot de arbeidsmarkt willen best bij een vereniging, club of school iets doen. Hiervoor moet je echter wel vraag en aanbod goed op elkaar afstemmen en goede begeleiding bieden.
PROGRAMMA ONDERDEEL II Aantrekkelijk wonen voor iedereen Aantrekkelijk wonen houdt twee dingen in: wonen in een buurt die leefbaar en veilig is en wonen in een buurt die aansluit bij de eigen woonwens. • Leefbare en veilige buurten Iedereen die woont, werkt of investeert in Rotterdam heeft recht op een schone en veilige buurt! Echter naast de fysieke aanpak zal een grotere inzet nodig zijn om buurten in sociaal opzicht leefbaar en vitaal te maken. Het gaat dan onder meer om het verbeteren van het sociale klimaat in de straat, meer rekening met elkaar houden en het op peil houden van buurt- en wijkvoorzieningen. Niet voor alle zaken kun je immers de Roteb of politie bellen. De bestaande inzet voor de veiligheid van de wijk zal daarom aangevuld moeten worden met sociale maatregelen. Niet alleen voor de onveilige wijken, maar ook voor de overige wijken moet het leefbaarheidniveau op peil blijven. Voorkomen moet worden dat de niet-probleemwijken er op achteruit gaan en daarvoor moeten op maat gesneden programma’s worden opgesteld. Naast politie, Roteb en Gemeentewerken moeten ook de andere grote diensten zich aan deze wijkprogramma’s committeren. Een discussie over bevoegdheden tussen stad en deelgemeenten is hierbij niet nodig. De hoofdlijnen van het beleid worden stedelijk bepaald en de invulling en uitvoering vindt plaats in samenwerking met de lokaal gewortelde deelgemeenten. Op basis van goede voorbeelden van gebiedsgericht werken binnen en buiten Rotterdam zal ik eind augustus in een artikel nader aangegeven hoe een en ander concreet vorm te geven.
• Meer aantrekkelijke woonmilieus In plaats van alleen te focussen op 3.000 nieuwe woningen per jaar is het van belang te denken vanuit woonmilieus (plek bepaalt de gewildheid). Mensen willen niet tussen beton wonen, maar in een aantrekkelijke buurt. Drie groepen woningzoekenden komen op dit moment onvoldoende aan hun trekken in Rotterdam. Voor hen moeten met voorrang aantrekkelijke woonmilieus worden gecreëerd. Allereerst gezinnen. Zij zijn op zoek naar betaalbare eengezinswoningen, in een rustige buurt, met goede voorzieningen, in de luwte van de grote stad. De voor- en na-oorlogse tuinsteden in de stad zijn hiervoor uitermate geschikt te maken.
5
De (creatieve) stedelingen. Zij zoeken de stedelijke woonmilieus rondom het centrum met eigentijdse uitgaansvoorzieningen en plekken voor ontmoeting. Wijken als het Oude Westen, Middelland en Oude Noorden zijn voor deze groep veel aantrekkelijker te maken. Hiervoor hoeft weinig gesloopt te worden en kan volstaan worden met de verkoop en verbouw van oude huurwoningen en kantoren. Tot slot de vitale ouderen. Zij zoeken comfortabele appartementen (al dan niet met zorg) op unieke plekken in de stad. Zoals aan de Maas of in Hillegersberg of IJsselmonde en nabij voorzieningen. Het huidige college ziet over het hoofd dat de bestaande woningvoorraad veel te bieden heeft, maar ook kwetsbaar is. Door achteruitgang in buurten met oude particuliere woningen, wordt de vooruitgang als gevolg van de nieuwbouw tenietgedaan. Waarom dweilen met de kraan open? Daarom moeten jaarlijks 2.000 bestaande woningen worden verbeterd. De uitvoering Is dit allemaal uitvoerbaar? Natuurlijk wel. Steeds duidelijker wordt dat wanneer een bestuur veel aandacht, menskracht en wat extra geld geconcentreerd inzet het wel degelijk lukt stroperige processen te doorbreken en zichtbare vooruitgang te boeken. Maar dit gaat niet vanzelf. De gemeentelijke diensten moeten gebiedsgericht gaan werken. Politie, Roteb en gemeentewerken verbeterden hun prestaties pas toen ze een bepaalde buurt of wijk als hun werkgebied gingen zien. Zo moet het ook bij het versterken van de vaardigheden van mensen. Biedt de bewoners één loket voor al hun vragen. In iedere deelgemeente moet minimaal een vestiging komen van Rotterdam Vooruit: een loket waar de bewoners met al hun vragen over onderwijs, taal, opleiding, (vrijwilligers)werk en inkomen terecht kunnen. Tegelijkertijd is het nodig dat de instellingen beter met elkaar samenwerken. Daar is ook een nieuw slag ambtenaren (‘op gymschoenen’) voor nodig die hun klanten persoonlijk kennen en de professionele vrijheid krijgen om te doen waarvoor ze zijn, namelijk mensen vooruithelpen door ze (weer) mee te laten doen. De kosten Is dit allemaal betaalbaar? Ja. Ik schat dat Programma I ‘100.000 Rotterdammers vooruit’, de komende periode zo’n 60 miljoen euro per jaar extra zal kosten. Dit geld zou voor het komende jaar al te vinden zijn uit de 64 miljoen euro die in 2004 is overgebleven op de post Uitkeringen. Voor de jaren daarna is het op de volgende manier op te hoesten: allereerst door veel slimmer gebruik te maken van alle mensen en gebouwen die nu al beschikbaar zijn. Een groot deel van de capaciteit van menskracht en gebouwen wordt namelijk nu niet goed gebruikt. Ten tweede met geld uit Europa. Amsterdam laat zien dat het kan: 26 miljoen euro uit Brussel voor o.m. extra taallessen. Daarnaast kan eenvoudig worden berekend welke kosten op termijn worden uitgespaard als het programma wordt gerealiseerd en minder mensen een uitkering hebben, minder mensen hulp nodig hebben, minder mensen crimineel zijn etc. en dus ook minder ambtenaren en politie nodig zijn om die vele 10.000-den mensen die anders niet mee zouden doen achter hun vodden aan te zitten. En tenslotte zal, schat ik in, een kwart tot een derde van dit bedrag inderdaad binnen de bestaande begroting moeten worden gevonden. Zo’n 20 miljoen extra per jaar, om 100.000 Rotterdammers vooruit te helpen
6
en zo te werken aan een sterke en sociale stad. Dat is toch eigenlijk een schijntje. Een financiële doorrekening van Programma II dient nog plaats te vinden, maar veel hiervan kan gewoon binnen de bestaande financiële kaders worden uitgevoerd. Bestuursstijl De focusaanpak van dit college werkt. Maar de focus zal moeten worden verbreed naar maatregelen waarmee de stad structureel sterker en socialer wordt. Naast duidelijke prestatieafspraken voor schoon en veilig, dus ook die voor onderwijs en opleiding, de stedelijke economie en aantrekkelijke woonmilieus. Maar het is wel zaak vooraf met de gemeenteraad en de rekenkamer vast te stellen hoe de maatregelen om te zetten in meetbare en volgbare prestaties. Dat voorkomt misverstanden achteraf. Het halen van de afspraken zal niet eenvoudig zijn en daarom zal beter moeten worden aangesloten bij goede en krachtige bewegingen die nu al in de stad zichtbaar zijn. Dit vraagt om een gemeentebestuur dat haar kerntaken goed uitvoert (zonder zichzelf daarvoor continu op de borst te slaan), maar vooral ook een bestuursstijl waarin ‘zelf doen’ minder centraal staat. Respect voor iedereen die iets positiefs wil bijdragen aan deze stad moet het uitgangspunt zijn. Concreet betekent dit bondgenootschappen sluiten met mensen en organisaties die hetzelfde gevoel van urgentie hebben en hen ruimte bieden om creatieve en onorthodoxe ideeën en oplossingen te ontwikkelen en uit te voeren. 10 CONCRETE VOORSTELLEN VOOR HET EERSTE JAAR Van een betrouwbaar stadsbestuur mag verwacht worden dat het zich inzet om de stad structureel te verbeteren. Dat neemt niet weg dat met heel concrete en praktische maatregelen ook op korte termijn het leven aantrekkelijker kan worden. Hieronder staan hiervoor in willekeurige volgorde 8 voorstellen. De komende maanden kunnen inwoners hun eigen voorkeur aangeven en ook zelf voorstellen toevoegen. Zo ontstaat een lijst van 10 concrete voorstellen die binnen 1 jaar tot zichtbare resultaten moeten leiden. 1. Beloon trouwe Rotterdammers met korting op OZB. Veel bewoners vragen zich wel eens of de overheid er alleen is voor mensen die ziek, zwak en misselijk zijn. Mensen in een kwetsbare positie verdienen inderdaad bescherming, maar dat wil niet zeggen dat trouwe Rotterdammers vergeten mogen worden. Voorstel is om mensen die langer dan 10 jaar in Rotterdam wonen een jaarlijks oplopende korting te geven op hun OZB-aanslag. 2. De Boem-Boem auto van straat Anders dan Groen Links in Nijmegen vinden de meeste Rotterdammers het geen probleem als mensen die eerlijk aan hun geld komen in grote auto’s rijden. Veel inwoners storen zich echter wel aan opgevoerde en geblindeerde auto’s die, doordat de uitlaat bewust verkeerd is aangepast en de muziek idioot hard staat, enorme herrie maken. Alhoewel deze auto’s niet aan de geldende regels voldoen worden ze zelden aangepakt. Het is tijd voor een offensief van politie en justitie om de boem-boem auto’s van de straat te krijgen (vergelijkbaar met de succesvolle scooter aanpak).
7
3. Stop de bureaucratie, redt de vakman/vrouw In het welzijnswerk, de thuiszorg, de ouderenzorg, de wijkverpleging en in het onderwijs, overal hebben vakmensen en professionals last van de toenemende werkdruk ten gevolge van allerlei bureaucratie. Nog steeds worden er door het rijk en binnen de gemeente wetten en maatregelen bedacht die het werk van vakmensen bemoeilijken. Stop deze bureaucratie! Nieuwe wetten (zoals de aankomende Wet Maatschappelijke Ondersteuning) zullen door Rotterdam niet uitgevoerd worden als ze niet leiden tot minder regels en meer vrijheid voor de mensen die het echte werk moeten doen. 4. Stop&Shop parkeertarief voor kort parkeren Op plekken in de stad waar een grote parkeerdruk is, blijkt invoering van betaald parkeren de enige mogelijkheid om parkeerchaos te voorkomen. Betaald parkeren werkt in de praktijk vaak goed uit, maar het is niet uit te leggen dat er voor even kort parkeren gelijk een half uur betaald moet worden. Elders in Europa heeft men die nadeel ondervangen door de eerste 12 minuten gratis te houden: het stop & shop tarief. Dit tarief dient in alle winkelgebieden met betaald parkeren te worden ingevoerd. 5. Koester je druktemakers als VIB’s In iedere buurt zijn bewoners die regelmatig aandacht vragen voor zaken die niet in orde zijn. Te vaak worden deze mensen als lastig gezien. Veel beter is het deze mensen te belonen voor hun inzet en ze als VIB’s (very important bewoners) meer te betrekken bij tal van gemeente-bijeenkomsten en evenementen. 6. 80-km op de hele ruit Het invoeren van een 80-km limiet op de A-13 bij Overschie blijkt een groot succes: minder herrie, stof, files en ongelukken. Het is onbegrijpelijk dat dit nog niet is ingevoerd op de hele Rotterdamse ruit. Dat het niet zou mogen van de minister van Verkeer is geen sterk argument. Rotterdam doet wel vaker dingen zonder toestemming van het rijk om de leefbaarheid te verbeteren. 7. In iedere staat horen bomen De meeste wijken zijn gebouwd op moerasgrond. Dit houdt in dat straten verzakken en eens in de veertig/vijftig jaar opgehoogd worden. De meeste bomen kunnen hier niet tegen en worden om die reden gekapt. Vanwege de beperkte ruimte in de ondergrond (kabels en leidingen e.d.) wordt vaak afgezien van herplant. Echter, straten zonder bomen dat kan echt niet. Niet de kabelboeren, maar de bewoners bepalen hoe hun straat eruit ziet. Daarom moet er een programma komen dat er toe leidt dat in alle straten bomen komen te staan. De technische mogelijkheden daartoe bestaan er gewoon! 8. Iedere dag blowen is niet normaal Zonder dat we het in de gaten hebben, groeit er een generatie jongeren op die iedere blowt. Door de zeer hoge THC-waarde en de ruime beschikbaarheid van softdrugs komt er van leren werken niets tot weinig terecht. Eerste schattingen laten zien dat
8
meer dan 50% van het verzuim op het VMBO verband houdt met dagelijks blowen. We mogen niet laten gebeuren dat een grote groep jonge mensen hun toekomst aan het vergooien is. Er moet daarom met scholen een omvangrijk programma worden opgesteld om het dagelijks gebruik van softdrugs aan banden te leggen. De THCwaarde en ook de beschikbaarheid van softdrugs moet omlaag. Dit houdt ook in het verbannen van de coffeeshops uit de woonwijken, een veel strengere aanpak van doorverkoop aan kinderen, de aanpak van grow-shops en thuis teelt. Rotterdam moet het voortouw nemen in de landelijke discussie rond de regulering van de productie. Ook softdrugs maken veel meer kapot dan ons lief is! 9.
Nader te bepalen in samenwerking met bewoners
10.
Idem
Voor meer info:
[email protected]
9