RONDJE WESTERSCHELDE De route als motortoerist tijdens het MZV rondje Westerschelde 2013: We rijden langs het spoorwegstation van Terneuzen. Station Terneuzen (Tnz) was van 1 april 1869 tot 7 oktober 1951 een station aan het eindpunt van zowel spoorlijn 54 als spoorlijn 55. De eerste spoorlijn is nu opgebroken, de andere wordt enkel nog voor goederen tussen Dow Chemical en Gent gebruikt. Zeeuws-Vlaanderen was zonder spoor- en buurtspoorwegen nooit het Zeeuws-Vlaanderen van nu geworden. Het spoor -de lijnen Mechelen - Terneuzen, Gent - Terneuzen de stoomtram Breskens - Maldegem en de Zeeuwsch-Vlaamsche TramwegMaatschappij (ZVTM)- zorgde ervoor dat het gebied werd opengelegd. De industrialisatie van de Kanaalzone kreeg door de ligging aan diep water, maar vooral ook door de spoorwegverbindingen met het achterland, een enorme impuls. De landbouw kon graan en bieten goedkoop vervoeren naar België. De lijn Mechelen - Terneuzen kwam slecht uit de Tweede Wereldoorlog. Het tracé was zwaar beschadigd en moest vrijwel opnieuw worden aangelegd. De maatschappij was bovendien armlastig. Het was dan ook niet zo vreemd dat de maatschappij in 1951 overging in handen van de Nederlandse Spoorwegen. Tegenwoordig is een deel van het oude tracé het domein van fietsers. De rails hebben plaatsgemaakt voor glad asfalt en fijn grind. Het spoor in Zeeuws-Vlaanderen bleef na de sluiting meer dan twintig jaar liggen, omdat Defensie dacht dat de lijn ooit nog wel eens gebruikt kon worden voor Navodoeleinden. Via de Beneluxweg komen we in de Nieuw Zevenaar- en Koegorspolder. NIEUW ZEVENAAR EN KOEGORSPOLDER: De Nieuw Zevenaar en Koegorspolder is een polder tussen Terneuzen en Axel, behorende tot de Polders tussen Axel, Terneuzen en Hoek. De polder werd ingedijkt in 1648 en meet 959 ha. Ze vormde de verbinding tussen de Terneuzense en Axelse polders. De polder wordt in het oosten begrensd door de Graaf Jansdijk. Veel recenter is de begrenzing aan westelijke en zuidelijke zijde. Hier vindt men het Kanaal Gent-Terneuzen aangelegd in 1827, respectievelijk Zijkanaal C, van dezelfde datum. Het noorden van de polder wordt tegenwoordig door het haven- en industriegebied van de stad Terneuzen in beslag genomen, terwijl ook het westelijke deel van de polder sterk is geïndustrialiseerd. In 1911 werd hier een cokesfabriek gebouwd en in 1929 een stikstofbindingsbedrijf. Andere industriële activiteit betreft een goederenspoorlijn en een windmolenpark. Momenteel wordt de nieuwe verbinding met de Tractaatweg en de Westerscheldetunnel, via de Sluiskiltunnel aangelegd. AXELSCHE SASSING: Axelsche Sassing is een voormalige buurtschap in de gemeente Terneuzen, tussen Sluiskil en Axel. Door inundaties in de 80-jarige oorlog, 1568-1648, is een uitgebreid krekenstelsel ontstaan. Binnenvaartschepen konden via dit stelsel Axel bereiken. Het krekengebied is in de 18e eeuw verzand. In de periode 1825-1827 heeft men het kanaal van Terneuzen naar Sas van Gent verlengd tot aan Gent. In deze periode is ook de vaarweg naar Axel (Axelsevaart) verbeterd. Hieruit is Zijkanaal C ontstaan. De buurtschap was genoemd naar de in 1827 aangelegde sluizen (sassen) tussen de Axelse kreek en het zijkanaal C, een zijtak van het Kanaal Gent-Terneuzen. De sluizen zijn in 1827 aangelegd in een zijtak van het Kanaal van Terneuzen, lopend van Sluiskil naar Axel, dienende tot uitwatering van enkele polders en tot het schutten van de schepen die het kanaal van Axel naar Hulst bevaren. "Bij het in staat van verdediging stellen van het 5e distrikt der provincie Zeeland, in het begin van het jaar 1831, zijn op dit punt eenige werken aangelegd, ten einde den toegang tot het
Land van Axel, aan die zijde, voor de Belgen af te snijden, welk punt dan ook, met dat oogmerk, door eenen sterken militairen post is bezet geweest." Sinds 1952 is Axelsche Sassing van grote afstand herkenbaar aan de grote silo's op het bedrijventerrein in het westen van het voormalige buurtschap. In 1989 werd besloten de woonbebouwing van de buurtschap te slopen om verdere uitbreiding van de industrie langs het Kanaal Gent-Terneuzen mogelijk te maken. In 2008 werden de laatste woningen gesloopt. Het bedrijventerrein aan de zuidzijde van het Zijkanaal C is het enige wat nog rest van de buurtschap. Zijkanaal C is een ondiepe, smalle en doodlopende klasse II vaarweg. Het is zo smal dat binnenvaartschepen niet kunnen keren. Aan het eind (Axelse Sassing) van het kanaal bevinden zich enkele bedrijven. Op dit moment is er een beperkte nautische toegang voor binnenvaartschepen tot de bedrijven aan de kanaalarm. Door de komst van de Seine-Schelde verbinding (medio 2016) wordt verwacht dat overslag op binnenvaartschepen in de kanaalzone toeneemt. AXELSE GAT: Het Axelse Gat (ook Kanaal van Axel genoemd) was een zijarm van de Braakman. Deze liep in oostelijke richting en voorzag de plaats Axel van een verbinding met zee. Ten zuidwesten en ten zuidoosten van Axel bevond zich nog een uitgestrekt schorregebied. Het Axelse Gat ontstond tegelijk met de Braakman, in 1375 en het stond, mede door de inundaties die omstreeks 1585 plaatsvonden, in verbinding met het Hellegat en via deze waterweg met Hulst. Vooral in 1790 werd, door de totstandkoming van de Beoosten-Blijpolder, deze waterweg afgesneden. Toen in 1827 het Kanaal Gent-Terneuzen tot stand kwam werd daartoe het Axelse Gat ter hoogte van Sluiskil afgedamd met de Kapitale Dijk. Aan de oostzijde werd het Zijkanaal C aangelegd, dat de scheepvaart naar Axel mogelijk moest maken. Dat verliep via een sluis, de Axelsche Sassing, welke uitkwam op de Axelse Kreek. De vaarweg werd doorgetrokken als het Zijkanaal naar Hulst, opdat ook Hulst weer een haven zou kunnen verkrijgen. Dit laatste zijkanaal is door allerlei verwikkelingen nooit gereedgekomen. Aan de oostzijde ontstond nu, als overblijfsel van het Axelse Gat, een ondiep water: de Axelse Vlakte. Er liep hier nog een aftakking van het Axelse Gat naar de Zwartenhoekse Zeesluis, een spui/inundatiesluis die de uitwatering verzorgde naar deze aftakking. De aftakking werd echter in 1825 ingepolderd (Smidsschorrepolder), met openlating van de geul. De geul werd echter in 1845 eveneens ingepolderd, waarbij de Emmapolder ontstond. Deze werd gebruikt om zand te bergen dat bij het graven van het Kanaal Gent-Terneuzen vrijkwam. Bij de verbreding van dit kanaal, uitgevoerd van 1900-1910 kwam zodoende de Dekkerspolder tot stand, die echter geen polder is in de eigenlijke zin van het woord, daar ze door ophoging tot stand is gekomen. Ook aan de westzijde van het Kanaal Gent-Terneuzen werd het Axelse Gat geleidelijk ingepolderd. Zo ontstonden -van oost naar west- de Louisapolder (1844), de Pierssenspolder (1864), de Visartpolder (1869) de Bontepolder (1887) en de van Wyckhuisepolder (1912). Sluitstuk was de inpoldering van de Braakman in 1952. De Axelse Gatweg in het zuidoostelijk deel van de Braakmanpolder herinnert nog aan de naam van dit water. ZUIDDORPE: Via de Smidsschorrepolder met daarin de kassencomplexen die met grote inspanning van Yara, Zeeland Seaports en Gemeente Terneuzen tot stand kwamen rijden we, de Zwartenhoekse Zeesluis rechts van ons latend naar Zuiddorpe. Zuiddorpe is sinds 1406 als naam van het dorp bekend uit de bronnen. Daarvoor heette het mogelijk Moere of Nieuwerkerke. Het dorp ligt op een zandrug en had daardoor weinig last
van de overstromingen die het grootste deel van Zeeuws-Vlaanderen teisterden. Ten noorden van het dorp lagen een veengebied (of "moer") en de Axelse kreek waardoor het vanuit Axel slecht bereikbaar was. Hierdoor bleef het dorp tijdens de Nederlandse Opstand lange tijd in Spaanse handen tot het in 1646 door het Staatse leger veroverd werd. Tot 1 april 1970 was Zuiddorpe een zelfstandige gemeente. Daarna ging het dorp op in de gemeente Axel. Sinds 1 januari 2003 is Zuiddorpe onderdeel van de gemeente Terneuzen. Het Zeeuws-Vlaamse dorp heeft jaarlijks in augustus een boekweitfeest, een gewas dat hier vroeger veel verbouwd werd. Tevens organiseert de plaatselijke carnavalsvereniging De Pott'nstampers hun jaarlijks terugkerende 'AfterSun Party' als afsluiting van de zomer. Dit feest vindt altijd in het tweede weekend van september plaats en trekt honderden bezoekers. Verder kent Zuiddorpe een actief verenigingsleven.
Maria Hemelvaartkerk Het huidige kerkgebouw dateert van 1865 en staat aan de met linden omzoomde dorpsstraat. Zuiddorpe: een dorp op een zandrug Zuiddorpe doet een middagdutje. Alleen de lindenbomen op het dorpsplein fluisteren. Uit hun herfstlover torent de kerkspits omhoog. De linden kunnen veel vertellen. Over een oud dorp bijvoorbeeld pal aan de grens van Zeeuws-Vlaanderen en het echte Vlaanderen. De linden verbergen ook veel, zoals het verfomfaaide, lege herenhuis dat al tientallen jaren staat te verinteresten. Vervlogen rijkdom, rottend verleden. Niet echt een sieraad voor dit veel bezongen dorpsplein. Naast dat vervallen herenhuis loopt een verhard pad, de Monnikendreef. Dat is het pad naar de Middeleeuwen. Daar aan het eind van dit pad had ene Maria van Axel 'landerijen en moeren, gelegen in de parochie Zuiddorpe'. Die vermelding in een oud geschrift is het eerste levensteken van deze nederzetting. De eerste Zuiddorpse bewoning zal niet veel voorgesteld hebben: eenvoudige hutten van arbeiders die sliepen op de lemen vloer met hun hoofd op hun arm. Kippen, mensen, varkens, alles in één ruimte, leven van roggebrood, bonen en pap of de restjes ervan. Wie het dorp nu binnenrijdt, bemerkt nog steeds een lichte verhoging in het terrein. Zuiddorpe ligt, zoals zoveel dorpen van de Zeeuws-Vlaamse grenskant, op een dekzandrug. Nu ligt het te midden van gronden die later, rond 1600, na militaire overstromingen met klei
bedekt werden. Die lagere gronden waren oorspronkelijk veengebieden. De middeleeuwers wisten daar wel weg mee. Ze groeven het veen weg en gebruikten de turf als brandstof. Zodoende ontstonden er rond Zuiddorpe grote stukken uitgemoerde grond. Ten zuiden van Axel lag in het midden van de dertiende eeuw het klooster Ter Hagen. Dat klooster en de directe omgeving kreeg in 1252 een overstroming te verwerken. Na herstel van de dijken bleek het Gentse Bijlokehospitaal met 68 hectare moer een van de grootgrondbezitters in deze omgeving. Die eigendommen lagen vermoedelijk ook direct ten zuiden van Zuiddorpe. Het ging daarbij om een veengebied dat al door een vaart doorsneden was zodat de aanwezigheid van een typische veennederzetting voor de hand ligt. Het veengebied ten noorden van Zuiddorpe heet in een Franstalige tekst van 1311 'Neufville'. Mogelijk wordt daar Zuiddorpe mee bedoeld, want dat komen we in 1320 tegen als Nieuwerkerk. We kunnen aannemen dat er toen op de zandrug van Zuiddorpe juist een kerk gebouwd was. Die zandrug heette De Heerste, een naam die gebruikelijk is in deze streek. Het was trouwens wel tobben met de naam. Zuiddorpe wordt in de bron van 1236 als parochie genoemd onder de naam Moere. Ook Overslag behoorde daarbij, aldus de vermelding. In 1406 komen we Moere alias Sudorp tegen. In latere bronnen krijgt de naam Zuiddorp de overhand. Dat Zuiddorpe ook wel Moere heette, kan het resultaat zijn van de aanwezigheid ter plaatse van de plaatselijk invloedrijke heren van het Hof Ter Moeren. Hun landgoed lag iets oostelijk van het dorp. In het dorp lagen in 1420, aan de zuidzijde van het dorpsplein De Plaatse, zes hofsteden. Deze boerderijen hoorden tot het eigendom van de abdij van Baudelo in Hulst. Blijkbaar lag De Plaatse min of meer oost-west en niet noord-zuid. Het huidige prachtige dorpsplein met de eeuwenoude bomen bij de kerk, komt er voor in aanmerking, maar niet de noord-zuidstructuur van het veendorp. Die nederzetting is blijkbaar rond 1600 in de golven verdwenen. De moeren ten zuiden van Zuiddorpe werden afgegraven. De kanalen naar Axel en de vaart die via Moerkerke en Overslag naar Gent liep, vormden de turftransportroute. Eenmaal het veen afgegraven, was de weg vrij om de vrijkomende zanderige grond agrarisch te ontginnen. Die verandering in bodemgebruik is terug te vinden in de belastinginning uit die dagen. Rond 1450 worden de meeste betalingen van moercijns vervangen door grondcijns. Dat duidt op de voltooiing van een ingrijpende landschappelijke verandering. De moeren ten noorden van de rug van Zuiddorpe zijn na 1262 enkele jaren verdronken geweest. Dat betekent dat dit terrein ook met zout water doordrongen is geraakt. Dat er in deze omgeving zout gewonnen wordt, mag blijken uit de aanwezigheid van de Zeldijk in 1311. Nog in 1438 moeten er in Zuiddorpe verplicht zoutketen worden afgebroken omdat ze een oneerlijke concurrentie betekenen voor de zoutindustrie van Biervliet. De door afgraving verlaagde streek rond Zuiddorpe blijft tot ver in de vijftiende eeuw veilig achter de dijken liggen. Maar dan, tijdens een overstroming in 1488, breidt de Braakman belangrijk uit. Enkele jaren later reikt het vloedwater van deze agressieve binnenzee tot aan de noordkant van de rug van Zuiddorpe. De militaire inundaties van de Tachtigjarige Oorlog brengen ook het gebied ten zuiden van Zuiddorpe onder getijdeninvloed. Op de verdronken, leeggemoerde gronden wordt een kleilaag van wisselende dikte afgezet. Op uit het water stekende ruggen en dijkresten bouwen de strijdende partijen om het hardst forten en verdedigingslinies. Pas na 1634 wordt er in deze streek gewerkt aan het herdijken tot kleipolders. Omdat Zuiddorpe door het water van het protestantse, Staatse Axel is afgesneden, kan de bevolking er katholiek blijven. Tot 1646, want dan valt het dorp in handen van Frederik Hendrik. De
kerk raakt in handen van de protestanten. De katholieken zien zich gedwongen om in Wachtebeke en Overslag te gaan kerken. In 1788 beschikken de katholieken van Zuiddorpe over een schuurkerkje. Het staat er nu nog, aan de Monnikendreef, totaal vervallen, in de verwilderde parktuin van het eerder genoemde lege herenhuis. Uit het ingestorte dak groeien wilde bloemen. Pas in 1807, onder Lodewijk Napoleon, krijgen de katholieken van Zuiddorpe hun kerk terug. Het gebouw is in zodanig slechte staat dat er in 1817 een nieuwe kerk wordt gebouwd. Ook die is geen lang leven beschoren. De huidige kerk dateert uit 1855. Terwijl het veen van Zuiddorpe al eeuwen geen moer meer gaf, bleven de familienamen die aan de bedrijvigheid ontleend waren in de streek zwerven. Zo ook de naam Moerdijk, al in 1696 getraceerd in Lamswaarde. Ene Adriaan Moerdijk trok in 1784 naar Zuiddorpe. Zijn zoon Pieter bracht het tot geheimschrijver van koning Willem I. Zijn nakomelingen vervulden tientallen jaren lang het secretarisambt van de gemeente Zuiddorpe, opgeheven in 1970. Zijn achter-achter-kleindochter Marie Cécile zou bekend worden als de nachtegaal van Zuiddorpe. Haar vader Jozef deed in zijn jeugd nog een poging om van de oude moergronden een vliegveld te maken. Hoe dat ging, vertelt Zuiddorpe-kenner Etien Waelput: "Het zal rond 1920 geweest zijn dat de oude Moerdijk dacht dat hij kon vliegen. Dat was mode in die tijd, de eerste vliegtuigen weet je wel. Hij maakte een paar vleugels en ging naar het Boerengat, een kreek buiten het dorp. Daar klom hij hoog in een afgeknotte wilg en bond de vleugels aan zijn arm. Mijn vader hielp hem en deed Jozef een touw om zijn middel. Want stel je voor, als hij te ver vloog, dan zou hij aan de andere kant van de kreek op de harde grond landen. Eer het zover was, moesten zijn helpers hem terugtrekken zodat hij in het water zou vallen. Afijn Jozef beweegt zijn armen en springt klapwiekend als een meeuw uit die boom. Hij haalde niet eens het water, maar dook recht omlaag, Moerdijk met zijn kop in de modder. Geen zand gelukkig, maar nog een beetje venig misschien. Later heeft hij het nog eens op de motor geprobeerd, met een oplopende stellage en dan een aanloop met vleugels aan de motor. Hij dook zo naar beneden. Jozef was secretaris van de gemeente. Hij heeft na die noodlanding veertien dagen niet kunnen schrijven." Sommige verhalen zwerven door de geschiedenis om zich vast te klampen aan een plaatselijk gegeven om zodoende dorps- of stadhistorie op te tuigen. De sage van Vliegende Hollander, geclaimd door Terneuzen, is er een voorbeeld van. Net als de landing van de missionaris Willibrord bij Westkapelle op Walcheren, een landing die ook opgeëist wordt door Egmond aan Zee. Zo'n zwerfverhaal leeft in Zuiddorpe. Het gaat om de introductie van het gewas boekweit in West-Europa. Waar kwam het vandaan? Wie heeft het meegebracht? De Tataren zeggen sommigen? West-Brabant had een kandidaat met ene Peter Martin uit Steenbergen. Zuiddorpe, het dorp van de Boekweitfeesten, heeft een eigen versie van het antwoord. In de Hedendaagse Historie uit 1740 verschijnt voor het eerst de opvatting dat Jan van Ghistel, heer 'van den Moere en van Axel' boekweit in Nederland heeft geïmporteerd. De herkomst van het gewas wordt in 1787 aan het verhaal toegevoegd. Dan weet de Axelse dominee Jan Scharp te melden dat Zuiddorpse Jan in zijn zakboekje een paar zaadjes boekweit heeft meegesmokkeld uit Italië of Duitsland. Scharp memomeert ook het graf van Jan van Ghistel. Hij noemt een gebeeldhouwde zerk in de in 1817 gesloopte kerk. Later vond de geograaf Van der Aa deze deksteen bij de achterdeur van de sacristie. In zijn verslag citeert hij het grafschrift met Jan's sterfjaar: 1426 of 1429. Hij vond er nog twee stenen, waaraan ooit marmeren platen bevestigd waren geweest. Hij vermoedde dat op die platen het verhaal van de boekweit moet hebben gestaan.
Tegenwoordig staat tegen de noordgevel van de laat-negentiende eeuwse kerk van Zuiddorpe een zeer verweerde middeleeuwse grafzerk. Op de steen zijn twee ridderlijke figuren te onderscheiden, maar de randtekst is onleesbaar geworden. Nader onderzoek in de archieven leert dat de zerk die tegen de kerk staat die van Jan van Ghistel is en dat die uit 1437 dateert. De schriftelijke bronnen tonen ook aan dat de door Van der Aa beschreven brokken stenen van het monument afkomstig moeten zijn. Zelfs de teksten van de platen, van koper, kwamen weer boven water. Over boekweit gingen ze niet... Het verhaal van Jan van Ghistel is al in vroeg stadium verbasterd. Zo wordt Jan in 1775 verwisseld met zijn avontuurlijke kleinzoon Joos. Deze Joos van Ghistel staat te boek als een Nederlandse Marco Polo. In de periode 1481-1485 maakte hij een wereldreis waarvan het verslag uitvoerig in druk werd gepubliceerd. Voor die dagen was dat een noviteit. Joos was in ieder geval de eerste Zuiddorpenaar die zegt een draak te hebben gezien. Nog wel in een hem bekend voorkomend landschap: in een moeras in de buurt van Beiroet. Een latere schrijver weet te melden dat niet Jan maar de ondernemende Joos het boekweit meenam uit het Heilige Land. Hoe dan ook, het boekweit ontwikkelde zich tot, om de woorden van ds. Jan Scharp te gebruiken 'tot het brood voor de smalle gemeente.' Boekweit deed het goed op arme zandgronden, maar verdween in de Nederlanden tussen 1870 en 1930 uit de agrarische productie. Het Zuiddorpse boekweitverhaal kan met archiefgegevens makkelijk ontzenuwd worden. Al vanaf 1390, dus lang voor de tijd van Joos, vindt er een snelle introductie van boekweit plaats in de Nederlanden. De centra zijn de Kempen en de IJsselvallei. Taalkundige gegevens doen vermoeden dat de boekweit langs drie zijden West-Europa binnenkwam: een noordelijke route, mogelijk via de Hanze met als naamtype boekweit, een oostelijk handelsweg met naamtype Heidenkorn of Pohanka en een zuidelijke route met als naamtype Saraceens of Moors graan. Dat boekweit exclusief via het lieflijke zandrugdorpje in Zeeuws-Vlaanderen geïmporteerd is, berust op een kleine mishandeling van de geschiedenis. Het belet Zuiddorpe overigens niet om elk jaar in augustus vol overgave de Boekweitfeesten te vieren. Al eeuwen blijft het inwonertal van Zuiddorpe ongeveer stabiel rond de duizend inwoners. Nooit zijn er impulsen of omstandigheden geweest die dit dorpje tot stad deden uitgroeien. Pastoor en boer beheersten het leven. Wie gezelligheid zocht ging 'op café': vijftig cafés op 258 huizen in 1926. Na een bezoek aan Zuiddorpe schreef koningin Juliana: "De schoonheid van uw eeuwenoude linden heeft ons zeer bekoord." Aan dat dorpsgezicht is sindsdien niet veel veranderend. Sluimerend op de grens van Zeeland en Vlaanderen reikt Zuiddorpe naar het eind van de eeuw. Om verder te lezen: -De vijftiende-eeuwse Gentse kunst in de Vier Ambachten door R.D.A. van den Elslande in Over den Vier Ambachten (1993). Zuiddorpe en de boekweit door K.A.H.W Leenders in Over den Vier Ambachten (1993). Via Kruisstraat bereiken we Moerbeke: Moerbeke is een gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. De gemeente telt meer dan 6000 inwoners, waarvan 133 inwoners met de Nederlandse nationaliteit. De inwoners worden Moerbekenaars genoemd. Moerbeke was in de omstreken vooral bekend om zijn suikerfabriek, die deel uitmaakte van de groep Iscal Sugar. Op tweede kerstdag 2007 kondigde het bedrijf echter aan dat het de vestiging in Moerbeke sloot.
De officieuze naam "Moerbeke-Waas" wordt soms gebruikt om onderscheid te maken met het andere Moerbeke, deelgemeente van Geraardsbergen. Moerbeke is een karakteristieke landelijke gemeente. In het zuidelijke deel van de gemeente, onder de Moervaart, bestaat het landschap uit meersen gevormd tijdens de laatste ijstijd, ingedeeld in akkers die afgezoomd worden door typische rijen canadapopulieren. Boven de Moervaart ligt een zandrug, die tussen de naaldbossen ruimte biedt aan het unieke natuurdomein Heidebos, dat zich uitstrekt over Moerbeke en Wachtebeke. Noordelijker (boven de Expressweg Antwerpen-Knokke) bestaat het landschap uit uitgestrekte polders met twee kreken, de Grote Kreek en het Pereboomsgat. Hoewel Moerbeke in tegenstelling tot de meeste andere nu overblijvende gemeenten geen extra territorium heeft bij gekregen bij de fusie van '77, bestaat het toch uit drie aparte woonkernen die voor de duidelijkheid geen deelgemeenten zijn, aangezien ze nooit zelfstandig geweest zijn. Moerbeke is van de drie het grootst en zo goed als alle diensten zijn dan ook daar gevestigd. Koewacht is een grensdorp dat deel uitmaakt van drie verschillende bestuurlijke eenheden: naast het deel op het grondgebied van Moerbeke bevinden er zich ook nog delen van het dorp in de buurgemeente Stekene en de Nederlandse gemeente Terneuzen. Als laatste is er Kruisstraat, een lintdorp gelegen langs de Oost- en Weststraat, beiden zijstraten van de Kruisstraat naar welke de woonkern vernoemd is. Koewacht als geheel is veel groter dan Kruisstraat maar als de delen van Stekene en Terneuzen buiten beschouwing worden gelaten zijn beide kernen ongeveer gelijkwaardig. De gemeente Moerbeke grenst aan volgende deelgemeenten: a. Stekene b. Sinaai (Sint-Niklaas) c. Eksaarde (Lokeren) d. Wachtebeke
EKSAARDE: Eksaarde is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Lokeren. In het zuidwesten ligt het gehucht Doorslaar.
Eksaarde (oude schrijfwijzen Eksaerde of Exaerde) is waarschijnlijk ontstaan langs de heerweg tussen Antwerpen en Brugge. Het werd rond 1230 een aparte parochie met eigen kerk, waar het tot dan een onderdeel van de parochie Waasmunster was. De nabijheid van de abdij van Boudelo heeft ongetwijfeld een grote rol gespeeld doorheen de geschiedenis van dit dorp. De oude heerweg die nu Rechtstraat heet, wordt vermoedelijk bedoeld met de woorden "rechte strate" uit Van de vos Reinaert. Bij de gemeentelijke fusies van 1977 werd Eksaarde een deelgemeente van Lokeren. De Kruiskapel of Verre Kapel werd gebouwd in 1632 op de plaats waar volgens de legende in 1317 twee miraculeuze kruisbeelden werd gevonden. De gemetselde put in de nabijheid van de Kruiskapel geeft de exacte plaats van de kruisen aan waar ze destijds door Boudewijn met de Negen Ponden werden opgegraven. De parochiekerk en de Kruiskapel zijn verbonden door de 14 statiekapelletjes van de kruisweg, die is 2 km lang en bestaat sinds 1878. Eksaarde telt enkele prachtige stukken natuur, waaronder de Fondatie, het gebied rond de Moervaart en het Etbos.
De Kruiskapel of Verre Kapel te Eksaarde. De rivier Zuidlede en de Moervaart lopen door Eksaarde. Eksaarde is een typisch straatdorp dat zich lintvormig heeft ontwikkeld tussen de kerk en het station. Het provinciaal domein Puyenbroeck bevindt zich voor een heel klein stukje op grondgebied Eksaarde. Elk jaar organiseert men de Gezôarse feesten. Op het einde van de zomer zijn er dan in het hele dorp allerlei evenementen te beleven zoals een rommelmarkt, een fuif, verschillende spelen en optredens. Op kermiszondag (zondag na de 14e of de 14e) in september, heeft rond de kerk, één van Vlaanderens grootste oldtimer evenementen plaats: De Blauwbuik Toerrit Bij de grote fusie-operatie van 1976 werden Daknam en Eksaarde deelgemeenten van de stad Lokeren. Beide woonkernen waren tussen 1867 en 1971 met mekaar verbonden door een spoorlijn met nummer 77A die vanuit Lokeren naar Moerbeke en Zelzate leidde. Deze spoorlijn had vooral nut voor de suikerfabriek van Moerbeke. Nu is deze spoorwegzate een fietspad dat kaarsrecht van Lokeren tot Eksaarde leidt. Je kruist de meersen van de vroegere Durme, die een natuurlijke hindernis vormde tussen Daknam en Eksaarde. Lang voor er van deze spoorweg sprake was lag hier 1 km noordelijker reeds een voetveer klaar om je over te zetten. Het Pieter Heydensveer over de Moervaart, want zo heet hier de bovenloop van de Durme. Deze bovenloop is heden ten dage niet meer rechtstreeks met de Schelde verbonden. In de stad Lokeren zelf is er een barrière gemaakt die de Moervaart afsluit van de vroegere benedenloop (Daar rijden we overheen tijdens de Zomerrit 2013). Pleziervaart is op de Moervaart wel nog mogelijk: er is een toegang vanuit het kanaal Gent – Terneuzen. In de zomer kan je ook met een passagierscheepje van Lokeren naar het provinciaal domein Puyenvelde op het grondgebied van Wachtebeke. Elk van deze sporadische schepen wordt begeleid door een bruggenwachter per auto, die onderweg de nodige bruggen open zet. LOKEREN: Lokeren is een stad in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. De stad, gelegen aan de rivier de Durme en de autoweg E17, telt meer dan 40.000 inwoners, die Lokeraars worden genoemd.
Lokeren beschikt over een ruime en gevarieerde economische en sociaal-culturele infrastructuur: industrieparken, een cultureel centrum, sportaccommodaties, kunstgalerijen en een museum, een waaier van kleine en grootwinkelbedrijven. Jaarlijkse evenementen als de Lokerse Feesten met de Fonnefeesten, de Kovekensstoet, de tentoonstellingen van eigentijdse sculpturen in het Park Ter Beuken, een erkend streekgerecht (Lokerse paardenworsten) en Eerste-klassevoetbalclub Sporting Lokeren dragen bij tot de promotie van Lokeren buiten de eigen regio. Lokeren heeft ook een eigen dialect, nl. het Lokers. Over de etymologische oorsprong van de naam Lokeren bestaan twee aparte versies. In de middeleeuwen was het aantal wolven in Lokeren flink gestegen. Buitenkomen was op eigen risico omdat de kans groot was een wolf tegen te komen die mensen genadeloos verscheurde. Daarom moesten inwoners ook hun luiken sluiten. Van dit woord (luiken) zou Lokeren uit voortkomen. Een tweede versie beweert dat Lokeren aan het Latijnse woord locus ontleend zou zijn. Van in het neolithicum tijdperk werden archeologische vondsten gedaan op het huidige grondgebied van Lokeren. Dit bewijst dat er menselijke activiteit was rond die tijd. Later heeft men ook nog restanten van een Romeinse weg lang de rivier de Durme teruggevonden. De naam 'Waas' gaat etymologisch misschien terug op het Germaanse 'wasu', dat 'drassige grond betekent', of op een oud Teutoons woord met de betekenis van 'slijk'. Een andere mogelijkheid is het Middelnederlandse woord 'wastin(n)e', wat 'woeste grond, woestenij' betekent (vgl. Engelse 'wasteland'). De eerste keer dat Lokeren genoemd werd is in 1114. In tegenstelling tot oudere nederzettingen werd het nieuwe dorp gebouwd in een bocht op de rechterzijde van de Durme. In het midden van de 12e eeuw was het een onafhankelijke gemeenschap met landbouw en vlas als twee hoofdactiviteiten van de economie. De textielnijverheid bleef belangrijk ver tot in de 20ste eeuw. In 1555 gaf Keizer Karel V Lokeren de rechten om een markt te organiseren. In de 16e en 17e eeuw, was het Land van Waas in de vuurlinie tussen het protestantse Nederland en het Katholieke Spanje vaak met verschrikkelijke gevolgen voor de Lokeraar. Na de Franse Revolutie werd het gebied deel van het departement “Escaut” of Schelde, met Lokeren als hoofdstad van het kanton. Dit heeft echter niet zolang geduurd. In 1800 werd het departement opgesplitst en werd Lokeren deel van het arrondissement Dendermonde. In 1804 gaf Napoleon Bonaparte Lokeren de status van stad door middel van stadsrechten Tot diep in de jaren 70 waren haarfabrieken (een industriële activiteit waarvan het vel van konijnen werd gehaald. Dit wordt gebruikt als basis voor hoeden) en slacht- en textielfabrieken de belangrijkste activiteit in Lokeren. Vandaag kent de stad een grote en gevarieerde economische en culturele infrastructuur. Sinds 1 januari 1977 maken de deelgemeenten Eksaarde en Daknam deel uit van de stad Lokeren. De gemeente telt buiten het stadscentrum nog verschillende wijken en gehuchten, die door verkavelingen en lintbebouwing met het centrum vergroeid zijn geraakt, zoals Spoele, Heiende, Bergendries, Heirbrug, Everslaar, Bokslaar, Staakte en Naastveld. Het gehucht Oudenbos sluit aan op Zeveneken in buurgemeente Lochristi. In deelgemeente Eksaarde ligt nog het dorp Doorslaar. Daknam is zowel in inwonersaantal als in oppervlakte de kleinste van de drie terwijl Lokeren net de grootste is. De zuidelijke grens van de stad en deelgemeente Lokeren loopt volledig gelijk met de E17autosnelweg (Tijdens de MZV Zomerrit 2013 rijden we hier langs, stukje onverhard). WAASMUNSTER: In de brons- en ijzertijd vestigden zich de eerste mensen aan de oevers van de Durme (de vroegste vondsten dateren van ca. 2000 jaar voor Chr.) Tijdens de Gallo-Romeinse periode ontstond een belangrijk handelscentrum niet ver van de huidige dorpskern, de “Vicus
Pontrave”. Uit de Frankische en Merovingische tijd zijn weinig cultuursporen overgebleven, nochtans hebben de woonkernen van Waasmunster, Sombeke en Sint-Anna de typische driehoekige ‘Dries’-structuur. Tijdens de vroege middeleeuwen, omstreeks het jaar 800, voltrok zich ten tijde van Karel de Grote de eerste kerstening van het Waasland. De vroege aanwezigheid van een kloostergemeenschap is dan ook de etymologische verklaring van de naam van de gemeente (Wasiae – Monasterium). Als gevolg van deze pioniersrol was Waasmunster, samen met Beveren, Rupelmonde en Temse één van de vier kerkelijke centra van het Waasland. Op verzoek van de Doornikse bisschop Walter de Marvis stichtten enkele zusters van het klooster ‘Les Prez-Porchins in 1237-1238 op een plaats langs de rivier de Durme die toponymisch ‘Hoogendonck’ genoemd werd, de eerste abdij van Roosenberg (Monte Rosarium). Onder het rechtstreeks gezag van de graaf van Vlaanderen vervulde Waasmunster als één van de negentien keurdorpen van het Waasland zijn rol als administratief centrum. Samen met het naburige Elversele vormde Waasmunster een Vierschaar, die door zeven schepenen werd bestuurd. De schout of baljuw vervulde een louter administratieve taak en trad op als contactpersoon tussen de Vierschaar en de graaf van Vlaanderen. Bovendien bevonden er zich op het grondgebied een twintigtal heerlijkheden en lenen die afzonderlijk werden bestuurd, zoals Pontrave (1165), Ten Reyen (1311) Van Roden (1420) en Sombeke (1418). Met de Franse bezetting kwam er een einde aan dit feodaal stelsel van de middeleeuwen. Waasmunster werd ingedeeld bij het arrondissement Dendermonde. Tijdens de 19de eeuw verloor Waasmunster aan belang. De industriële revolutie ging ook aan deze gemeente voorbij. Hierdoor behield Waasmunster haar landelijk karakter. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw genoten mensen van meer vrije tijd en zochten rust en ontspanning tijdens de weekends. Waasmunster werd een residentiële woongemeente met verschillende horecazaken op de Heide. Met de aanleg van de autoweg E17 in 1971 werd Waasmunster een toeristische trekpleister voor de “dagjestoerist” die houdt van ontspanning, rust en een gezellige groene omgeving. (Website Waasmunster) Waasmunster is een groene woongemeente in Oost-Vlaanderen, gelegen tussen de E17 Antwerpen-Gent en de Durme. Waasmunster ligt op korte afstand van zowel Lokeren als Sint-Niklaas. De hoogteverschillen in de gemeente variëren van 5 m aan de oever van de Durme tot 34 m op de beboste cuësta aan de E17. De gemeente is toeristisch interessant door de aanwezigheid van wandel- en fietspaden langs kastelen en door heide-, bos- en natuurgebieden. Waasmunster wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde van de Gentse Sint-Pietersabdij uit de vroege 12de eeuw. De omvang van de gemeente, die zich op een gegeven ogenblik uitstrekte tot voorbij Sint-Niklaas en Lokeren, werd in de volgende eeuwen aanzienlijk gereduceerd. In 1237 werd de Roosenbergabdij gesticht op de oevers van de Durme. De abdij zou tot aan de Franse Revolutie een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van Waasmunster. Vanaf de 15de eeuw werden ook enkele kastelen gebouwd. Het kasteel van Sombeke is het oudste, het kasteel Blauwendael dateert uit 1607, het kasteel Ortegat werd in de vroege 19de eeuw gebouwd. Onder het motto 'Het Land van Waas verzameld!' hebben musea en heemkringen van het Waasland hun krachten gebundeld in 'muwa'. Ze werken samen met het provinciaal museumconsulentschap voor het uitwisselen van informatie, kennis en voorwerpen. Wist je dat er in Waasmunster 2 musea zijn ? Heemmuseum Waasmunster Het Heemmuseum is ondergebracht in het kasteel Blauwendael, midden in een publiek wandelpark. Het geeft een overzicht van de sociale en culturele geschiedenis van Waasmunster. Ambachten, volksdevotie en huisraad zijn enkele van de thema’s. Het kasteel
Blauwendael en het park zijn op zich al een bezoekje waard. Het kasteel dateert van 1607, maar werd in 1889 bijna volledig vernieuwd in neo-Vlaamse-renaissancestijl. Open elke tweede zondag van de maand van 10 tot 12 u. en van 14 tot 17 u. Ook na afspraak. Museum van de Abdij Roosenberg In het nieuwe abdijgebouw, een modern ontwerp uit 1975 van de hand van Dom Hans Van der Laan, werd een museum ingericht dat de geschiedenis van de oorspronkelijke abdij Roosenberg in ere houdt. Eeuwenoude oorkonden, kaarten, meubilair, religieuze kunst- en gebruiksvoorwerpen en boeken schetsen een beeld van de abdij van de stichting in 1237 tot op vandaag. Te midden van de rust van de bossen vervult het gebouw vandaag een eigentijdse functie als bezinningscentrum. Open van februari tot oktober elke zondag van 14.30 tot 16.30 u., gesloten op kerkelijke feestdagen. Ook na afspraak. 'muwa' heeft een mooie brochure uitgegeven over de Wase musea. In Waasmunster valt nog veel meer te zien. Spring op je fiets en trek op ontdekkingstocht of neem alvast een kijkje op de site van de toeristische dienst van Waasmunster. Waasmunster/Belsele-vliegveld: Belgische Militaire Luchtvaart (Hulpvliegveld) Op 10 mei 1940 werden elf Battles vanop Evere naar het hun toegewezen hulpvliegveld Belsele overgevlogen. Maar de Belgische bommenwerpers waren nog maar net in de lucht, of de Brusselse basis werd aangevallen door kleine formaties Heinkel 111 van het Kampfgeschwader 27. Een Kette van drie toestellen bleef echter in de lucht – zij hadden de vluchtende Battles nog gezien en zetten de achtervolging in, richting Waasland. Op het moment dat de Belgen op Belsele landden, het was omstreeks kwart voor zes ’s ochtends, zetten de twee Heinkels de aanval in – ze wisten één toestel (Battle T.65) uit te schakelen. Nu de basis Belsele bij de Duitsers gekend was, gaf Majoor Piot om 10.15 uur de opdracht de motoren te starten en koers te zetten naar hulpvliegveld nr. 26, Aalter, waar ze na enkele minuten vliegen neerstreken. N°3 Base Recovery Unit (februari-oktober 1945) Door het toenemende aantal noodlandingen in bevrijd gebied werden vanuit Groot-Brittannië enkele bergingseenheden naar het continent gestuurd. Deze Recovery Units waren gespecialiseerd in het demonteren van gecrashte vliegtuigen. Het vliegveld Waasmunster kreeg na de bevrijding nog een functie toegewezen als tijdelijke thuishaven voor de N°3 Base Recovery Unit. Deze kwam van een vliegveld bij Ieper (Dikkebusse ?) en verbleef in het Waasland van februari tot oktober 1945. Het werkterrein van de 3 B.R.U strekte zich over een groot gedeelte van België uit. Dat het wel erg druk was die dagen illustreren we met een lijst van vliegtuigen die de 3 B.R.U. tijdens de maand februari 1945 onder handen nam : 7 Lancasters - 3 Halifaxes - 2 Stirlings - 1 B-17 - 4 Dakota's - 10 Mosquito's - 7 Ansons - 2 Sparrows - 1 Oxford - 1 Boston - 1 Mitchell - 2 Mustangs - 13 Spitfires - 2 Austers - 1 Proctor - 1 Focke Wulf - 1 ongeïdentificeerd vijandelijk toestel. De eenheid moest vanop Waasmunster ook instaan voor het opzetten van diverse tentoonstellingen die in de grote steden georganiseerd werden. Op de Antwerpse Meir zette de 3 B.S.U. een Horsa-zweefvliegtuig in elkaar, terwijl in Luik een Spitfire gemonteerd werd. Ook moesten de voormalige Luftwaffe-vliegvelden opgeruimd worden. Eén van die voormalige “Fliegerhorste” was Maldegem, waar de meeste sporen van de bezetter na een bezoek van de 3 B.S.U. verdwenen waren. Zo werden maar liefst twintig Messerschmitts Bf 109 vanuit diverse hoeken van het land naar het vliegveld Deurne gebracht. In oktober 1945 werd de 3 B.R.U. van Waasmunster naar het Duitse Osdorf overgeplaatst.
Na de bevrijding werd Waasmunster niet meer als vliegveld gebruikt. De uitgestrekte vlakte was de ideale plaats om legervoertuigen te parkeren, mede door de nabijheid van de weg richting Antwerpen. Na de oorlog kreeg de natuur weer de vrije hand. Er ontwikkelden zich interessante biotopen. In de jaren ’90 werd het voormalige vliegveld, ondanks protest van natuurverenigingen, door een privé-persoon opgekocht om er een gigantische paardenstoeterij onder de brengen. Net als tijdens de Duitse bezetting is het Vliegveld van Waasmunster terug “Verboden gebied”. TIELRODE: Tielrode is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Temse. Het dorp ligt aan de samenvloeiing van de Durme en de Schelde. De naam "Tielrode" betekent letterlijk "gerooid bos waar tegels gevonden werden" en is een samenstelling van tegel en rode. De oudste schrijfwijze luidt dan ook Tigelrodo. Provinciaal domein De Roomakker Hofstraat 9140 Tielrode (Temse) De Roomakker is iedere dag open van zonsopgang tot zonsondergang. De toegang is gratis. Het domein van 12 ha, dat bestaat uit drie voormalige kleiputten met een randzone, wordt als wandelgebied beheerd. Er is een beheerplan in opmaak. Na de aankoop van De Roomakker in 1993 sloten het provinciebestuur Oost-Vlaanderen en het gemeentebestuur Temse een overeenkomst af, om de taken te verdelen. Samengevat, zorgt het provinciebestuur voor de uitvoering van eerder grootschalige werken terwijl het gemeentebestuur instaat voor het dagelijks toezicht en beheer. De naam Roomakker is terug te vinden in historische documenten en verwijst mogelijks naar de familie Van Roome, die in de 16e eeuw in Tielrode woonde en vermoedelijk het gebied in eigendom had. In 1929 werd de nv Antwerpse Machiensteenbakkerij opgericht, die tot in de jaren '80 ter plaatse aan kleiwinning deed. In de loop der jaren werden zo drie putten gegraven. Tielrode is één van de oudst bekende dorpen in het Waasland. In de beschrijving van de staat der goederen van de abdij van Lobbes vind men de namen Tigelroda (Tielrode), Ham (Hamme) en Durbecca (onbekende plaats). Over de betekenis van de uitgang “rode” bestaat weinig twijfel. Het Oud-Nederlandse “roden” betekent rooien. Rode wijst dus op een open plaats in een bos die door het rooien van bomen en struikgewas ontstaan is. Over de oorsprong van het eerste naamsgedeelte bestaat wel onenigheid. “Tiel” zou afkomstig kunnen zijn van Tijl of Tillo. Omdat het rooien van een stuk bos in de eerste eeuwen van onze jaartelling een krachttoer was, werden de open plaatsen die zo in het woud ontstonden, genoemd naar de mensen die dit werk uitvoerden. Tillo was de rechterhand van Sint-Elooi bij de kerstening van Vlaanderen. Hij stierf in 702. Het is dus niet onmogelijk dat het dorp zijn naam draagt. “Tiel” zou echter ook afkomstig kunnen zijn van het Saskische “tilicui” wat bebouwen betekent. Tielrode zou dan zijn naam danken aan het bebouwen van een gerooid bos. “Tiel” zou echter ook kunnen wijzen op een goede aanmeerplaats voor vissers op een hoogte langsheen een rivier. Deze verklaring past zeer goed bij Tielrode. Het dorp is gelegen op een helling nabij de Durme. Een laatste verklaring wijst naar het “teel” of “teil”, het Franksiche woord voor tegel of dakpan. Reeds in de Romeinse tijd werden er te Tielrode dakpannen gebakken.
Op het grondgebied van Tielrode werden naast schelpenbanken, ook herten- en rendierengeweien, de rechterhelft van een mammoetbekken aangetroffen. De vondst van een gepolijst stenen snijvoorwerp wijst op een menselijke aanwezigheid tijdens het Neoliticum (stenen tijdperk, 6500-3000 voor Christus). Gallische periode Ook de Galliërs hielden zich op te Tielrode. In het Broek werd onder andere een bijltje gevonden dat door de druïden werd gebruikt om maretakken van eiken af te houwen. Ook Gallische munten werden aangetroffen. Romeinse periode Tijdens de Romeinse tijd bestaat er een nederzetting te Tielrode. Tielrode wordt door twee Romeinse wegen begrensd. De eerste “Hoge Heirweg” verloopt langs de noordelijke grens. De “Lage Heirweg” verloopt over Lokeren, Waasmunster, Elversele, Tielrode,… langsheen de oevers van de Durme richting oosten naar Temse. In april 1904 doen arbeiders in de kleigroeven op het oud gelaag (nu Waesmeer) tijdens graafwerken een spectaculaire vondst; een Romeinse waterput met een schacht van 14 meter diep. In de put worden aardewerk, ijzeren voorwerpen, potscherven en dierenbeenderen teruggevonden. De put wordt gedateerd in de periode van keizer Trajanus, eerste leider van het Rijnleger en versterker van de rijksgrenzen (98-117 na Christus). Ook worden resten gevonden van een vijftal woningen uit de tweede en derde eeuw na Christus. Men treft er overblijfselen aan van een hypocaustum, de Romeinse voorloper van de centrale verwarming. In 1952 en 1953 worden nog drie dergelijke Romeinse putten teruggevonden. Deze zijn overgebracht naar de musea van Sint-Niklaas en het jubelpark te Brussel. Hun aanwezigheid wijst op het bestaan van een steenbakkerij tijdens de Romeinse bezetting. Frankische periode Uit de Frankische periode stammen de eerste schriftelijke verwijzingen naar “Tigelrotha” dat toebehoorde aan de abdij van Lobbes (Henegouwen). De benedictijnenabdij van Lobbes, de Roosenbergabdij van Waasmunster en de abdij Baudelo van Klein-Sinaai bezaten eigendommen te Tielrode. De abdij van Lobbes droeg steeds de pastoor van de parochie Tielrode voor en stelde de baljuw aan die de vierschaar leidde. De Baudeloabdij genoot het visrecht op de Durme en verwezenlijkte waarschijnlijk de inpoldering van het Broek. Middeleeuwen Tijdens de middeleeuwen treft men op het grondgebied van Tielrode diverse heerlijkheden aan. De eigenaar van een dergelijke heerlijkheid regeert als een absoluut vorst over zijn onderdanen. Op zijn eigendom is hij de wetgever, rechter en bestuurder en geniet hij een zekere onafhankelijkheid tegenover zijn leenheer, de abdijen of de graaf van Vlaanderen. De heren genieten van voorrechten als het jacht- en visrecht, recht van veer en tol, recht van malen, recht op hand- en spandiensten, recht op een eendenkooi, duiventil,…. De belangrijkste heerlijkheden te Tielrode zijn: Appelsvoorde, Schuylaerde, Ter Meghem, Het Roelandts, Ten Bouckele en ’s Gravenleen. De heerlijkheden Ter Elst (Elversele) en Cauwerburg of Coudenborch (Temse) strekken zich uit tot in Tielrode. Tielrode krijgt door de keure van Waes, gegeven door gravin Johanna van Constantinopel, de status van keurdorp. In het Waasland worden door deze keure 19 dorpen erkend als rechtstreeks vazal van de vorstin. Zo genieten ze de bescherming van de vorst maar hebben ze anderzijds wel enkele verplichtingen waaronder het betalen van belastingen en het leveren van manschappen in oorlogstijd.
Tielrode situering kerken Tielrode wordt bestuurd door een meier, vijf schepenen en een griffier. Het meierambt te Tielrode wordt op 15 januari 1373 afgekocht van de graaf door Hendrik Reyniers waardoor het ambt erfelijk wordt. Een hoofdcollege dat zetelt in Sint-Niklaas oefende de (lijfstraffelijke) rechtsmacht uit over het ganse Waasland. De rechtspleging heeft aanvankelijk plaats onder een linde op de markt van Sint-Niklaas, later in het Landhuis. Een baljuw, aangesteld door de graaf van Vlaanderen, houdt toezicht. In 1618 worden de “Costumen van Waes” afgekondigd als uitbreiding en nadere omschrijving van de bestuurlijke inrichting van de 19 keurdorpen. Hierdoor krijgt het hoofdcollege ook meer bestuurlijke macht. Het hoofdcollege houdt toezicht op de gemeenterekeningen en oordeelt over intergemeentelijke geschillen. Het heeft de bevoegdheid om ordonnantiën (wetten) uit te vaardigen en
afgevaardigden te sturen naar de Staten van Vlaanderen en bij de aanstelling van nieuwe vorsten te Gent. Tijdens de 16de en 17de eeuw ligt het Waasland in de vuurlinie tussen de Nederlanders en de Spanjaarden. In 1646 vallen de Hollanders en de Fransen opnieuw het Waasland binnen nadat ze Hulst hebben ingenomen. Op 10 augustus plunderden ze de kerk van Tielrode. Onder leiding van Maarschalk Grammond vallen ze het kasteel van Temse aan dat ze veroveren op Hans Frekest, gouverneur van den “Luysenbosch” te Tielrode. Deze gouverneur is een echte gesel voor het dorp. Zijn troepen stelen vee en fruit bij de boeren van de streek en omdat de gouverneur de belastingsinkomsten te laag vindt laat hij de kerk met een kanon beschieten. Franse overheersing Op 10 september 1794 beveelt de commissaris van de Franse Republiek de ontbinding van het hoofdcollege. De Fransen erkenden het bestaan van “municipaliteiten” (gemeenten) vertegenwoordigd door een “agent” of zijn “adjoint”. Tielrode wordt ingedeeld bij het kanton Sint-Niklaas. Het Waasland telt nog 4 andere kantons: Lokeren, Beveren, Vrasene en Haasdonk. Het gebied is nu een onderdeel van het “Département de l’Escaut”. In 1800 werd dit departement ingedeeld in arrondissementen en wordt het Waasland onderdeel van het arrondissement Dendermonde. Lokeren en Sint-Niklaas worden door Napoleon gepromoveerd tot stad. Op het einde van 1798 komt in het Waasland en elders de landelijke bevolking in opstand tegen de Franse bezetter. Vooral Haasdonk levert tijdens de Boerenkrijg een verbeten strijd. Verenigde Nederlanden Na de definitieve nederlaag van de Fransen (slag van Waterloo 1815) komt België onder Nederlands bewind. De Nederlanders voeren een nieuw gemeentebestuur in: burgemeester, assessoren (schepenen) en raadsleden (gekozen 1/3 uit de belangrijkste grondeigenaars en 2/3 uit de voornaamste inwoners) Deze bestuursvorm blijft gehandhaafd na de Belgische onafhankelijkheid in 1830. Midden de 19de eeuw werd Vlaanderen na meerdere mislukte oogsten getroffen door grote hongersnood. Als gevolg van de hongerdood en emigratie daalde de bevolking van Tielrode sterk. Eerste wereldoorlog Uit de nota's van pastoor Sadones blijkt duidelijk dat de oorlog voor de bevolking een ware beproeving is geweest. Ze geven ons een goed beeld van het dagelijkse leven in Tielrode tijdens deze Eerste Wereldbrand. Hierbij slechts enkele markante feiten: Op 29 juli 1914 levert Tielrode in de aanloop van de Eerste Wereldoorlog 90 soldaten (waaronder 5 vrijwilligers) Op 1 augustus vallende Duitsers België binnen. Op 4 september wordt Dendermonde ingenomen door de Duitsers, men ziet de stad vanuit Tielrode branden. Belgische troepen verschansen zich aan de Durme. Op de Roomakkers (de top van de cuesta) worden 4 kanonnen op het zuiden gericht. Deze troepen vertrekken op 28 september en vanaf 10 oktober trekken de Duitsers het dorp binnen. In 1915 heerst er een schrijnende hongersnood. De kindersterfte is hoog. Op 30 november 1916 worden 60 mannen opgeëist en afgevoerd naar Duitsland. In 1916 lag de grens tussen het etappengebied en het Generaal Gouvernement tussen Elversele en Tielrode. Omdat de kostprijs van voedsel in het Generaal Gouvernement veel hoger was, gingen smokkelaars regelmatig naar Elversele om zich te bevoorraden. Hierbij kwam het in januari 1917 tot een gevecht tussen een Duitse patrouille en 4 smokkelaars. Eén Duitser werd hierbij gedood. Tielrode werd omsingeld en alle mannen moesten zich met opgestroopte mouwen komen melden. Men had onder de nagels van het slachtoffer immers vel en vlees ontdekt. De daders kwamen zich niet aanmelden, maar werden te Temse aangehouden. Twee personen, een Tielrodenaar en een Temsenaar werden op 9 januari 1917 om 08:56 geëxecuteerd nabij de plaats van het gebeuren. Al eerder, op 15 december 1916 hadden de Duitsers een vluchtende man neergeschoten.
Nog twee geboren Tielrodenaren werden oorlogsslachtoffer: Kamiel Van Buynder, veldwachter en polderwachter te Steendorp en te Temse en Theofiel Maes werden aangehouden voor het overbrengen van berichten over de Schelde en werden veroordeeld wegens spionage. Van 24 januari tot 15 februari 1917 is het ijskoud (-10 – -15°C). Klederen worden bedeeld aan de arme kinderen. In maart en april 1918 worden 450 Beierse soldaten ingekwartierd in Tielrode. In de bossen van Sint-Niklaas worden ze opgeleid. Na juli 1918 breekt de weerstand van Duitsland. Als het Duitse leger op 11 november capituleert is er nog een aanzienlijke legermacht in Tielrode. De Duitse soldaten vieren feest, hun officieren niet, want in Antwerpen is er revolutie in het leger uitgebroken. Op de 13 november verdwijnen de laatste pinhelmen en de 14 worden meisjes die omgang hadden met Duitsers kaalgeschoren. Acht Tielroodse soldaten sneuvelen tijdens deze oorlog. Tweede wereldoorlog Amper 21 jaar later startte Duitsland opnieuw een vreselijke oorlog en werd de bevolking opnieuw getroffen door rampspoed. In mei 1940 werd de meisjesschool enkele dagen bezet door Franse troepen. In de winter van 1943-1944 werden 4 klassen gebruikt als gevangenis voor Russische krijgsgevangenen. Fusie Op 1 juli 1977 houdt Tielrode op te bestaan als zelfstandige gemeente en wordt het met Elversele en Steendorp gefusioneerd met Temse. Kerk Oude kerk
Sint-Jozefheiligdom postkaart 1911 De abdij van Lobbes in Henegouwen, die hier tijdens de middeleeuwen tiendenheffer was, heeft in de buurt heel wat kerken gesticht. De parochie Tielrode word voor het eerst vermeld
in 868-869 met eigen kerk in het bezit van deze abdij. De oudste vermelding van de gotische kruiskerk dateert van 1385. Tijdens de periode van de reformatie in de 17de eeuw blijft ook Tielrode niet gespaard van plunderingen door de Geuzen. In 1602 wordt ze na de beeldenstorm opnieuw ingewijd. Door de noodzakelijke herstellingen diende tijdelijk de eredienst door te gaan in een in "Het Veer" tijdelijk ingerichte kapel. De oude kerk wordt diverse keren verbouwd. In 1643 wordt ze uitgebreid met twee zijkoren. De benedenkerk wordt in 1672 herbouwd in barokstijl, getuige de bewaarde deurstijl aan de huidige Sint-Jozefkapel. In 1771 wordt de kerk andermaal uitgebreid. Doordat de oude kerk gesitueerd was in het overstromingsgebied van Durme en Schelde wordt zij regelmatig geteisterd door wateroverlast. In 1715 wordt hierdoor een groot gedeelte van de inboedel vernietigd. Sint-Jozef heiligdom
Sint-Jozef heildom fronton uit oude kerk Tielrode kent sinds mensenheugenis een grote verering voor Sint-Jozef. In 1903 wordt een vriendenkring opgericht die zich de bouw van een heiligdom tot doel stelt. Als in 1902 E. H. pastoor Roossens de toelating krijgt tot het bouwen van een nieuwe kerk wordt het mogelijk de oude kerk hiertoe te verbouwen. De oude kerk wordt in 1911 gedeeltelijk afgebroken waarbij koor en kruisbeuk verwijderd worden en alleen de middenbeuk behouden blijft. De middenbeuk wordt verlengd in oostelijke richting. In 1913 wordt ze opnieuw in gebruik genomen. Het omliggende kerkhof wordt omgevormd tot beeweg met zeven kapelletjes waarin vreugde en smart uit het leven van Sint-Jozef uitgebeeld worden. In 1990 wordt onder E. H. pastoor Herman Dewulf (1986-1994) het interieur verrijkt met 13 brandglasramen, een ontwerp van Paul de Bruyne uit Gent. Nieuwe kerk
Sint-Petrukerk bouw 1904 Rond de eeuwwisseling 19de naar 20ste eeuw zijn aan de oude kerk nieuwe grondige herstellingen noodzakelijk geworden. Omwille van het overstromingsgevaar wordt beslist het nieuwe gebedshuis hogerop en meer centraal in het dorp te situeren. De nieuwe laatneogotische bakstenen kruiskerk wordt op 20 december 1906 ingewijd. Het interieur van de nieuwe kerk wordt verrijkt met ornamenten afkomstig uit de oude, o.m. de barokke zijaltaren. Reconstructie toren 1933
In 1933 breekt brand uit in de westelijk georiënteerde toren. De torenspits wordt bij de herstelling iets hoger en slanker dan de oorspronkelijke. In 1943, tijdens de tweede wereldoorlog worden twee klokken daterend van 1906 door de Duitse bezetter uit de toren gehaald om te worden omgesmolten tot wapentuig. De derde grote klok uit 1698 blijft gespaard. Pas in 1954 worden de nieuwe klokken ingewijd. Tussen 2002-2004 wordt de constructie van de kerk grondig gerestaureerd en gereinigd. De oude 17de eeuwse klok wordt hersteld en om een viergelui te verkrijgen wordt een nieuwe vierde klok toegevoegd. Geschiedenis van het motorschip Johanna De Johanna is een uniek vrachtschip dat in 1966 werd gebouwd op de scheepswerf De Durme in Tielrode, België. Frans De Bleecker wou een schip met de afmetingen van een spits (39x5m) maar met een gestroomlijnde boeg. Enkel de scheepswerf van Tielrode was bereid een aanpassing te doen aan de traditionele bouwwijze met ronde voorsteven. De Johanna was dan ook een snel varend schip dat het nadeel van een kleiner laadvermogen compenseerde door een snellere levering. In de jaren '90 ging Frans met pensioen en liet de Johanna inkorten tot de huidige 32m. Hij plaatste nog een boegschroef en verbouwde een deel van het achterste ruim tot woongedeelte. Tot kort voor zijn dood in 2009 woonde hij samen met zijn vrouw Elisabeth aan boord en deed af en toe nog een vaart als uitstapje. In 2012 kochten Kris en Patsie de Johanna en bouwden haar met veel liefde en passie om tot een comfortabel charterschip voor 6 tot 8 passagiers. Scheepswerf De Durme Er is een tijd geweest dat het Waasland het epicentrum was van de scheepsbouw in ons land, met werven in Burcht, Kruibeke, Rupelmonde met zelfs twee, Steendorp, Temse, Tielrode en Moerbeke. Daarvan is nog slechts 1 bedrijf actief: Nieuwe Scheldewerven in Rupelmonde, een scheepsherstellingswerf, waar ca. 50 mensen werken. De werf van Tielrode ging in 1928 van start op initiatief van Achiel Heyman (Tielrode, 18881975). Hij was een gewezen medewerker van big boss Frans Boel, die met enkele goede stielmannen van de Boelwerf zijn bedrijf De Durme startte. Hij was burgemeester van Tielrode van 1947 tot 1970. Zijn naam is vereeuwigd in een straatnaam. De Durme was een bouw- en herstellingswerf, waar alle soorten binnenschepen werden gemaakt, vooral spitsen (38 m), Samberschepen (47 m) en Kempenaars (50-60 m), deze schepen zijn goed te herkennen aan de achtersteven, (eendengat of kontje). Ook kustvaarders, schepen voor Zaïre (o.a. platte schuiten en een woon- en studieschip voor hydrografische dienst), bagger-, passagiersschepen werden op de scheepswerf De Durme gebouwd. De bestellingen kwamen uit België, Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en Nederland. De werf beschikte over een droogdok van 60 x 15 m, waarin 2 schepen tegelijk konden gebouwd worden. Het moment van de tewaterlating moest wel bij hoogwater gebeuren want bij ebbe is de Durme maar een sliksloot. De bloeiperiode was 1955-1965 met 110 werknemers en een productie van 12 schepen per jaar. In 1963, toen het 25-jarig bestaan werd gevierd, telde het palmares 250 schepen. De uitbreiding en de modernisering van de grote werven en de internationale concurrentie leidden mede tot de terugval. Tussen 1967 en 1972 viel het werknemersbestand terug tot 13. De dood van de 87-jarige Achiel Heyman in 1975, bezegelde het lot van de werf. In 1976 sloot zij haar deuren. Scheepswerf De Durme Tielrode Blikvanger op filmavond WAASKRANT.BE 12 november 2008 TEMSE:
Temse is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. Temse ligt aan de Schelde en is bekend van het inmiddels opgeheven scheepsbouwbedrijf Boelwerf en om de Scheldebrug (in de volksmond spreekt men ook van de Temsebrug) de langste brug van België (365 meter). De gemeente telt ruim 28.000 inwoners, die Temsenaars worden genoemd. Temse is sinds 1974 verzusterd met de gemeente Eupen. De naam Temse is afgeleid van het Gallo-Romeinse Tamisiacum of Tamasiacum. Patroonheilige van Temse is Sint-Amelberga die er de eerste parochie stichtte rond 770. Dat was meteen ook de oudste parochie in het Waasland. Spotnaam voor de inwoners van Temse is azijnzekers als gevolg van de vele azijnbrouwerijen die er in de 18e eeuw ontstonden. Deze naam houdt mogelijk verband met het dialectwoord azijnzeiker of azijnpisser, dat "zuurpruim" betekent. Sinds 1977 zijn Steendorp, Tielrode en Elversele deelgemeenten van Temse. Ook de wijken Cauwerburg, Hollebeek en Velle behoren tot Temse. Temse is gelegen langs de Schelde. Langs de oevers van de Schelde is er een groot slik- en schorregebied gelegen ter hoogte van het Kijkverdriet. Samen met onder andere het park van Temse, de Schauselbroekpolder en het Fort van Steendorp vormt dit een groot aaneengesloten natuurgebied met nestgelegenheid voor vele vogelsoorten. Het Fort van Steendorp is eveneens gekend als overwinteringsplaats en vijfsterrenhotel voor vleermuizen. Ons Streven vzw en natuurpunt WAL zijn actieve plaatselijke natuurverenigingen. Ecotest vzw is als onafhankelijke natuurvereniging actief geweest sinds de jaren 1980 voor de bevordering van de natuurwaarden, maar is in de jaren 2000 opgegaan in de regionale afdeling van natuurpunt. Bezienswaardigheden: de Onze-Lieve-Vrouwekerk waarvan de stichting wordt toegeschreven aan Amelberga het gemeentehuis uit 1905, in eclecticistische stijl het huis de Klokke in rococo een standbeeld van Jommeke een standbeeld van Edward Poppe bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk een standbeeld van de kaailopers op de Wilfordkaai De Kaai is een van de ontmoetingsplaatsen van Temse. Jaarlijks worden er verschillende evenementen georganiseerd zoals Temse op wielen en Temse in de wolken(ballonvaart). Temse was vroeger vooral bekend omwille van de Boelwerf. Voor de reconversie van de site van de Boelwerf, voorziet het project de Zaat in een ruimte voor nieuwe bedrijven, het nieuwe gemeentehuis en een gehele nieuwe wijk met park. Scheldebrug Temse is bekend om de Scheldebrug, ook wel Temsebrug genaamd, de dubbele brug over de Schelde. De brug is de langste van België (brug uit 1955 met lengte van 365 meter, brug uit 2009 met lengte van 374 meter) en is tevens een belangrijke transportverbinding tussen OostVlaanderen en Antwerpen voor trein- en wegvervoer. De gemeente Temse is bereikbaar via de autosnelweg E17, afrit 15a (Haasdonk) of 14-15 (Sint-Niklaas, Temse). Bovendien loopt de gewestweg N16 dwars door het hart van de gemeente. Deze laatste weg steekt de Schelde over via de Scheldebrug. In tegenstelling tot de vergelijkbare buurgemeenten Hamme en Kruibeke heeft de gemeente Temse een eigen spoorwegstation. Er zijn rechtstreekse verbindingen met Sint-Niklaas, Mechelen en Leuven BORNEM: Het is algemeen bekend dat bij het begin van de tijdrekening het water veel dieper landinwaarts kwam en dat de bewoners hun hutten bouwden op natuurlijke, hoger gelegen
plaatsen of op door henzelf opgeworpen terpen. De eerste nederzettingen in onze gemeente worden gesitueerd op Wintam-, Hingene-, Bornem-, Luipegem- en Mariekerke kouter, op het Dilftdomein met Kruisberg, deel Barelveld, Boskant, Brandheide en Galgenberg. Archeologische vondsten bevestigen de Romeinse aanwezigheid op sommige van die plaatsen. In de tweede helft van de 4de eeuw begonnen de Franken de reeds bestaande ontginningen over te nemen om daarna nieuwe gronden in cultuur te brengen. Verschillende plaatsnamen verwijzen naar hun Frankische afkomst zoals Doregem, Miedegem (nu Boskant), Luipegem en Kaeneghem en ook Bornem. Volgens sommige auteurs zou Klein-Mechelen, het mahal of de vergaderplaats (meiveld) van de Franken uit KleinBrabant geweest zijn zoals Mechelen dat was voor een ander deel van Brabant. Het Land van Bornem is als zelfstandige heerlijkheid tot stand gekomen in de periode van de plundertochten van de Noormannen (9de eeuw). Het oprichten van de ronde toren en de bijbehorende gebouwen op de plaats waar nu het kasteel van Bornem staat, is terug te brengen tot die tijd. De ligging aan de Schelde, die toen nog haar oude loop volgde, vlakbij de samenvloeiing met de Rupel en de Durme, was goed gekozen. In 910 werd het Land van Bornem, samen met Mechelen, door Karel de Eenvoudige, Koning der Franken, aan de bisschoppelijke kerk van Luik geschonken. Later werd het te leen gegeven aan de Graven van Vlaanderen. In 1057 kwam het definitief onder Vlaanderen door een overeenkomst gesloten door Boudewijn V op een Rijksdag te Keulen. Oorspronkelijk bestond het Land van Bornem uit de moerparochie Bornem met haar afhankelijkheden Havekesdunc en Hinken. In de 10de eeuw werd het land van Dendermonde herverdeeld en werd Mariekerke aan het Land van Bornem toegevoegd onder het beheer van de Heren van Bornem. De eerste Heer van Bornem met die naam is Lambrecht, die in 1007 ook tot Kastelein van Gent benoemd werd. Vanaf 1088 zal Wenemaar, één van zijn opvolgers en ridder van de Orde der Tempeliers, de ontwikkeling van het Land van Bornem in een versnelling brengen. De schenkingsakte (1100) van zijn hand is één van de belangrijkste akten voor de gemeente, door de toegestane vrijheden, giften en de toelating om het hier verblijvende kapittel van kanunniken, verbonden aan de kerk van Bornem, tot abdij te verheffen. Zijn opvolgers Seger I en Seger II, eveneens ridders van de Orde der Tempeliers, zijn ook sterk geïnteresseerd in hun domein en verblijven in Bornem. Zij zijn begraven in de Romaanse crypte (Krochtkapel) van de kerk van Bornem. Van Seger II zijn daar in 1978 restanten van zijn grafzerk teruggevonden. Van de opvolgers verleent Hugo I in 1228 zekere vrijheden aan de inwoners van Mariekerke en van dit ogenblik af spreekt men over: "de Stadt, Poorte ende Vrijheit van Sinte Marie..." In 1250 verkoopt Hugo II de heerlijkheid aan Margaretha van Constantinopel en komt het Land van Bornem rechtstreeks onder de Graven van Vlaanderen. Historische namen als Gewijde van Dampierre, Robrecht van Kassel, die in 1320 de Oude Schelde laat indijken; Yolande van Vlaanderen die het beheer toevertrouwt aan Jacob van Artevelde die de volledige afsluiting van de Oude Schelde verwezenlijkt;; onderstrepen het belang van deze regio. Daarna begint een periode waarin vooral erfopvolgingen leiden tot ingewikkelde verdelingen. De uitheemse heren bekommeren zich minder om hun domein. Vervallen en leeggeplunderd tijdens de Geuzenoorlogen wordt het in 1586 verkocht aan de Spaanse edelman Pedro Coloma. Pedro Coloma, die met het Spaanse leger van Alexander Farnese naar de Nederlanden komt, behoorde toen tot de rijkste adel van zijn land. Hij begint direct met noodzakelijke werken om de heropbloei tot stand te brengen. Hij mag een weldoener voor onze streek worden genoemd. Hij herbouwt het vervallen kasteel. Hij zorgt voor een nieuwe verbinding tussen de Schelde en de Oude Schelde door in 1592 het Sas te bouwen, het oudste waterbouwkundig kunstwerk
van Vlaanderen. Hij laat afvoergrachten graven om de landbouwgronden beter te irrigeren. Hij koopt verwaarloosde gronden op en wordt aldus de samensteller van het grafelijk bezit rond het kasteel van Bornem. Op de Dilftheide (Kloosterstraat) sticht hij een klooster en stelt alles in het werk om onderwijs te organiseren. Pedro Coloma sterft op 27 december 1621. Hij wordt begraven in de Romaanse crypte waar zijn grafzerk nu nog te zien is. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Alexander, petekind van Alexander Farnese. In 1658 wordt het Land van Bornem door de koning van Spanje, Filips IV, tot graafschap verheven en wordt Jan Frans Coloma, kleinzoon van Pedro Coloma de eerste graaf van Bornem. Er volgen nog verschillende leden van de familie Coloma tot Marie-France Coloma huwt met Jean Jacques Alexander Corswarem. Hun zoon, die kinderloos is, duidt de zoon van zijn zuster Bernard François de Marbais als opvolger aan. Ook deze blijft kinderloos en vermaakt zijn domein aan zijn neef Adrianus de Lannoy. Deze aanvaardt de erfenis niet en laat ze over aan zijn zuster Aldegonde de Lannoy. Zij is gehuwd met Baudry de Marnix. Zo komt het domein in 1780 aan de familie de Marnix. Graaf Karel de Marnix, achtste graaf van Bornem vlucht met zijn moeder naar Nederland om te ontkomen aan de Franse revolutie. Het kasteel met het domein wordt verbeurd verklaard en in 1799 in Antwerpen openbaar verkocht. In 1802 koopt Karel de Marnix een deel van het domein terug, komt op het kasteel wonen en wordt burgemeester van Bornem en blijft dat tot in 1832. Tot 1904 zal gedurende 86 jaar een de Marnix burgemeester van Bornem zijn, in drie niet opeenvolgende perioden onderbroken voor een totale duur van 12 jaar. Het domein is dus al meer dan 200 jaar in het bezit van deze familie, die sinds 24 april 1881 ook de naam "de Sainte Aldegonde" mag voeren, waarmee nog duidelijker de binding gemaakt wordt met de voorzeker meest gekende figuur van deze familie namelijk Philips de Marnix, Heer van Sainte Aldegonde. Rond 1890 wordt het kasteel herbouwd naar de plannen van architect Hendrik Beyaert (1823-1894) en krijgt het monumentaal complex het uitzicht van een waterburcht. De huidige graaf, John de Marnix de Sainte Aldegonde is de veertiende graaf van Bornem. BOOM: Boom is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Antwerpen en is de hoofdplaats van het kieskanton en het gerechtelijk kanton Boom. De gemeente ligt aan de rivier de Rupel en telt ruim 16.000 inwoners.
Vermoedelijk bestond Boom al in de Romeinse periode. Boom behoorde aanvankelijk tot de parochie Kontich, waarvan het voor 1309 werd gescheiden. Boom maakte deel uit van de bezittingen van de familie Berthout en hun jongere tak, de Heren van Grimbergen. In 1290 werd Boom, samen met Rumst, Terhagen, Willebroek, Ruisbroek en Heindonk afgescheiden van het Land van Grimbergen en verenigd in een aparte heerlijkheid, het Land van Rumst. Boom kwam samen met de rest van het Land van Rumst in handen van de geslachten van Vianden. Zo kwam het Land van Rumst in opeenvolgende periodes in verschillende handen terecht onder andere de Ligne, de Béthune, Huis Bourbon, Huis Nassau. Tot Karel van Baume in 1663 de gemeente Boom verkocht aan Joris Boschart als een afzonderlijke entiteit los van het Land van Rumst. Omstreeks 1410 werd, naar aanleiding van de stapelkwestie tussen de havens Antwerpen en Mechelen, door Anton van Bourgondië een bolwerk opgeslagen te Boom om de Rupel en de vaart op Mechelen te controleren. Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog lagen de Oostenrijkers in mei 1766 in de twee forten tussen Rumst en Boom om de Rupellinie tegen de Fransen te verdedigingen. Boom werd tijdens de Boerenkrijg van 20 tot 27 oktober 1798 het hoofdkwartier van de "Brigands" van het land van Boom. Boom heeft geen deelgemeenten. De dorpskern ligt in het zuiden, aan de Rupel. Langs die rivier liggen ten westen, tegen de grens met het Hellegat in Niel, de vroegere industriële wijk Noeveren, ten oosten de wijk Hoek. Het afzonderlijke gehucht Bosstraat ligt een kilometer verder oostwaarts. Bezienswaardigheden
PIDPA-watertoren van Boom Steenbakkerijen: Boom kende al steenbakkerijen in de 14de eeuw en kalkovens in de 15de eeuw, die in de 15de en 16de eeuw tot hoge bloei kwamen ingevolge de voortdurende vraag vanuit de Antwerpse bouwwerven. Daarnaast droeg ook het graven van het Kanaal RupelBrussel, die vanaf 1561 Antwerpen met het binnenland verbond, ertoe bij om van Boom het centrum te maken van de steennijverheid vanaf de tweede helft van de 16de eeuw. Aan het EMABB-museum kon je tot 2007 een ambachtelijke steenbakkerij in werking zien (site Lauwers). De oude Steenbakkerij Frateur wordt volop gerestaureerd en kan bezichtigd worden na reservering bij vzw 't Geleeg. Natuur provinciaal recreatiedomein De Schorre.
Gemeentepark van Boom Gedurende de Eerste Wereldoorlog verwierven de Boomenaars de bijnaam 'hondenfretters'. Dit kwam doordat ze bij gebrek aan ander vlees, honden slachtten om te eten. Alleen werd dit hondenvlees niet in Boom gegeten, want men verkocht dit namelijk in Mechelen en Antwerpen. Er is een fietsroute, het hondefretterspad, hiernaar vernoemd. DUFFEL: Duffel is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Antwerpen. De gemeente is de hoofdplaats van het kieskanton Duffel en behoort tot het gerechtelijk kanton Lier. Duffel ligt aan de rivier de Nete en telt 17.000 inwoners. De naam Duffel is afgeleid van de verouderde vorm Duffla. Deze werd voor het eerst vermeld in het jaar 1059. Later veranderde de naam naar Duffle (voor 1350) en Duffele (na 1350). Vanaf 1684 dragen alle documenten de huidige naam. Het toponiem Duffel is vermoedelijk een tweeledige naam (Duff en le). Duff zou volgens deskundigen afgeleid zijn van het Keltische woord dubro (water). le zou een verwijzing zijn naar lo dat op haar beurt afgeleid zou zijn van het Latijnse locus (plaats). Duffel betekent dan plaats bij het water. Deze stelling schijnt te kloppen aangezien er verschillende bewijzen van Keltische bewoning zijn gevonden. (cfr. de vondst van een bladvormige bronzen lanspunt en een ijzeren haardketting). Andere bronnen beweren echter dat het eerste lid van de naam (Duff) zou verwijzen naar de Frankische uitdrukking ten (h)uffel, wat ten heuvel zou hebben betekent. Ook dit is een mogelijkheid aangezien de gemeente ontstond uit twee op heuvels gelegen verhevenheden. (cfr. de Kwakkelenberg te Duffel-Oost en de Rooienberg te Duffel-West) Over de aller-vroegste geschiedenis van Duffel is erg weinig geweten, hoewel er verschillende artefacten op het grondgebied gevonden werden. Zo trof men tal van gefossiliseerde skeletresten uit de laatste IJstijd aan tijdens de aanleg van de bezinkbekkens van de Antwerpse Waterwerken (AWW - 1952 - 1955). De eerste sporen van menselijke bewoning stammen uit de Bronstijd (1600-500 v. Chr.). Vermoedelijk woonde er in deze periode een Keltische stam op het grondgebied van het huidige Duffel, nabij een doorwaadbare plaats van de Nete. Uit deze periode stamt namelijk de vondst van een bronzen lanspunt van 38 bij 8 cm, een typisch onderdeel uit de traditionele wapenuitrusting van de Kelten. Deze werd ontdekt tijdens graafwerken van een nieuwe bedding voor de Nete in 1932. In 1954 vond een arbeider in het Voogdijbroek, tijdens de graafwerken voor de AWW een ijzeren haardketting (die vermoedelijk uit de La Tène IIIperiode stamt) en een eiken mikstok (waarvan de herkomst en het nut onbekend zijn). De Romeinen hebben geen diepgaande invloed uitgeoefend op Duffel. Tot op heden werd er slechts één scherf van Romeins aardewerk opgediept (tijdens een uitzaveling langs de Mechelsebaan in 1950). Daarnaast werd er tijdens dreggingswerken in 1963 in de Nete een zilveren pannetje met een rijk versierde steel gevonden. De steel van het pannetje was versierd met een vrouwengezicht geflankeerd door het profiel van twee panters, een bladmotief met een afbeelding van Mercurius, een bok en ten slotte twee vogels met een lange bek. De oude naam van Duffel (Duffla) duikt voor de eerste maal in de annalen der geschiedenis op in 1059 en was eertijds verdeeld in drie heerlijkheden, namelijk Duffla Hoogheid, Duffla Voogdij en ten slotte Duffla Perwijs. Duffla Hoogheid: Deze heerlijkheid was, zo weten we uit de oudst-gekende bronnen, in handen van de gebroeders Hildincshusen, heren van Ter Elst (destijds eigenaars van het nog bestaande Kasteel ter Elst). Vervolgens kwam ze in handen van de Heren van Grimbergen en nog later werd het gebied eigendom van de Mechelse Berthouts.
Duffla Voogdij: Deze heerlijkheid was aanvankelijk in handen van de abdij van Nijvel tot ze aan het einde van de 13de eeuw werd toegeëigend door de familie Van Wijsemael. Duffla Perwijs: Deze heerlijkheid, zo leert ons de geschiedenis, was aanvankelijk in handen van de heren van Grimbergen, vervolgens ging het over naar de Mechelse Berthouts en kwam ten slotte in handen van de Duffelse tak van deze familie. Ancien Régime Vanaf de 15de eeuw kent de gemeente een ware bloeiperiode dankzij de weefnijverheid, zo worden de Duffelse lakens uitgevoerd naar onder andere Lübeck, Riga en Keulen en later ook naar Spanje en Portugal. Aldus ontstaat, naast de naam ook het woord "duffel" met de betekenis "zware, ruwe stof". Duffel groeit in deze periode uit tot een zeer vermaard, rijk bewoond gebied met buitengewoon veel mooie huizen. Kasteel Ter Elst, Muggenberg en het hoogkoor van de Sint-Martinuskerk herinneren hier nog aan. Er werden in deze periode ook drie schuttersgilden (de Gilde van de Edele Voet- of Kruisboog van Sint-Joris, de Oude Gilde van Sint-Sebastiaan en de Jonge Gilde van SintSebastiaan) en twee religieuze "broederschappen" (Gulde van Sint-Martinus en de Onse Vrouwe Gulde van Duffele) opgericht. De Duffelse schuttersverenigingen waren zo succesvol dat ze onder andere in 1497 de eerste prijs behaalden in een vermaard schietspel te Mechelen. Dit inspireerde de bewoners om zelf ook een schuttersfeest in te richten. Tijdens deze festiviteiten werd er elke avond een toneelopvoering georganiseerd. Zo ontstonden de rederijkerskamers vanaf de 16de eeuw. De Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648) luidde het verval van de welvaart in. In het begin van de 17de eeuw komen de drie "Duffels" in het bezit van de familie van Merode, markiezen van Deinze. Elk van de heerlijkheden behoudt echter zijn eigen schepenbank en het duurt nog tot 1796 vooraleer de gemeente onder Frans bestuur verenigd wordt. Moderne Tijd De gemeente groeide stilaan uit tot een klein handels- en industriecentrum, in tegenstelling tot de meeste andere dorpen van het Mechelse arrondissement die zich rond 1840 vrijwel uitsluitend bezighielden met de landbouw. Dit was mogelijk dankzij de ligging langs de Nete en de nieuwe spoorlijn Brussel - Antwerpen. Deze zorgde immers voor een vlotte verbinding met de belangrijkste steden en de Haven van Antwerpen. In deze periode floreerde vnl. de handel in kalk, hout en steenkolen. Met de komst van een met stoommachines uitgeruste wollen stoffenfabriek (producent van het vermaarde duffel), deed de industriële revolutie haar intrede in Duffel. Enkele decennia later volgden de steenbakkerijen (met ruim 500 arbeiders één van de belangrijkste werkgevers in die periode in Duffel) en kort na 1900 de papierfabriek G. Morrees en Cie (later de Papeteries Anversoises). De industrialisatie zal zich vanaf dan vooral verder zetten langs de Nete, en brengt in de 20ste eeuw onder andere een nikkelfabriek, Scott, Transpac en Sidal naar Duffel. De Eerste Wereldoorlog ten slotte brengt een golf van verwoesting en vernieling over het Netedorp, waar tijdens de Slag rond de Nete het ganse centrum in puin wordt gelegd. Ook het kasteel Ter Elst heeft hier zichtbaar zwaar onder te lijden gehad. Duffel heeft een uitgebreid hydrografie met de Beneden-Nete, het wachtbekken Eekhoven en vijf bezinkbekkens van de Antwerpse Waterwerken. Daarnaast telt de gemeente nog tal van beken die allen in de Nete afwateren. De Nete doorstroomt de gemeente van het noordoosten naar het zuidwesten, doorheen de geschiedenis zijn er herhaaldelijke pogingen ondernomen om de meanders te verwijderen en alzo de Netebedding rechter te maken. Dit proces blijkt nog uit de benaming ‘Oude Nete’ die gebruikt wordt voor de weilanden (nu woestenijen) in het Voogdijbroek.
Op de oostoever wateren er vijf beken af in de Nete. Met name de Itterbeek, de Galgebeek, de Lekbeek en ten slotte de Goorbosbeek. Daarnaast zijn er nog de Reimeurtersbeek en de Hagebeek (die beide uitmonden in de Itterbeek). Op de westoever wateren er drie beken af in de Nete. Met name de Scheidingsbeek, de Notmeirloop en de Wouwendonksebeek. Daarnaast vinden we op het Duffelse grondgebied nog de Arkelloop, de Babelsebeek en de Roelaardloop die alle afwateren in de Lachenenbeek ter hoogte van het Hof van Lachenen te Lier. Aldaar mondt de Lachenenbeek op haar beurt uit in de Nete. De waterinname voor de wacht- en bezinkingsbekkens van de Antwerpse Waterwerken (AWW) ten slotte gebeurt te Lier op het Netekanaal vanaf de Duffelsluizen, de zuivering gebeurt in Walem, een deelgemeente van Mechelen. De gemiddelde verhevenheid van de bodem schommelt tussen 3 en 15 meter. De verst verwijderde gronden van zowel de oost- als westoever van de Nete liggen het hoogste (12 tot 15 m). Geleidelijk en zeer regelmatig daalt de bodem af naar het Netedal alwaar de bodemverhevenheid nog slechts 3 tot 5 m bedraagt. Het laagste punt van de gemeente is het Abroek (3 m), het hoogste punt (± 31 m) ligt nabij de Vosberg op de grens met Rumst. Duffel heeft geen deelgemeenten. De Nete verdeelt het centrum in twee woonkernen. DuffelWest ligt op de rechteroever van de rivier, Duffel-Oost op de linkeroever. Verder oostwaarts, nabij de grens met Lier en Koningshooikt, liggen nog de landelijke gehuchten Itterbeek en Mijlstraat. Bezienswaardigheden
Cinema Plaza
Gemeentehuis
Kasteel Ter Elst
Onze-Lieve-Vrouw van Goede Wilkerk
Sint-Martinuskerk De Sint-Martinuskerk, ten westen van de Nete, is een neogotische kruiskerk, oorspronkelijk als eenbeukige Romaanse kerk gebouwd in opdracht van de gebroeders Hildincshusen omstreeks 1150. De oudste delen evenwel dateren van een gotische kerk uit 1486. Het grootste deel van de kerk werd echter opgetrokken in de periode 1860-'65. Na de vernieling in de Eerste Wereldoorlog werd de kerk in de jaren '20 naar die plannen heropgebouwd. De parochiekerk gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Goede Wil, ten oosten van de Nete, werd opgetrokken vanaf 1639 en ingewijd in 1646. De Sint-Franciscus van Sales-parochiekerk in het gehucht Mijlstraat dateert uit 1902-1904 Het bioscoopcomplex Cinema Plaza uit het interbellum Het Kasteel van Perwijsbroeck uit het midden van de 19de eeuw De Maltahoeve is een hoevesite uit 1762, met vermoedelijk een nog oudere kern De ruïnes van het Kasteel Ter Elst, waarvan de geschiedenis tot diep in de middeleeuwen teruggaat. Na aanzienlijke schade tijdens de Eerste Wereldoorlog, verviel het kasteel geleidelijk tot een ruïne. Meest markant stukje cultuur was de tot juli 2004 werkende bioscoop 'Cinema Plaza' uit het interbellum (1923) in quasi originele staat. Binnen was de (kleine) affiche te zien van de originele verfilming van De Witte naar het boek van Ernest Claes, met de Duffelse acteur Jefke Bruyninckx in de hoofdrol. Deze cinema werd genomineerd voor een finale-plaats in Monumentenstrijd 2007.
CAFE BEVEREN ANTWERPEN MEEZINGCAFÉ Clochards naast punkers Caroline de Gruyter In café Beveren in Antwerpen, bekend tot in Australië, telt je geld of wie je bent niet meer mee. Maar de eigenaar timmert aan de weg.
Café Beveren Foto Lex van Rossen EEN ANTWERPSE havendirecteur kwam eens café Beveren binnen met een krant die hij in Sydney had gekocht. Moet je kijken wat ze in Australië over je schrijven Michel, zei hij tegen de eigenaar: ,,Café Beveren is the best café in Antwerp''. Van een buurtcafé kun je dus niet echt spreken, al ziet het 150 jaar oude Beveren er wel zo uit: een beetje troosteloze pijpenla aan de Schelde, op de plek waar eens de haven van Antwerpen lag, met witte gehaakte gordijntjes, een gaskachel en een wagenwiel aan het plafond. Aan de wand hangen lichtgevende bierglazen van plastic en handgeschreven spreuken op kartonnetjes, zoals ,,Op verzoek wordt hier ook getoverd''. Bij binnenkomst schalt Oeleboele, Malle Babbe of Wat zien ik uit de jukebox. En daarop kun je, vooral op vrijdag- of zaterdagavond, rechters en clochards en alcoholische buurvrouwen en punkers zien dansen. Als een patjepeeër met een geblondeerde lok of een middelbare man-metkabeltrui een Antwerps modepopje met retro puntkraagjes ten dans vraagt, zegt ze geen nee. En dronken Yvonneke, al op jaren, haakt in met een student. Er groeien vriendschappen voor een paar uur, 's nachts gaat iedereen weer zijns weegs. Het is zoals Vader Abraham al zong: ,,Hier telt je geld of wie je bent niet meer mee.'' Als het vol is, dansen ze gewoon op straat verder. Een keer, zegt Michel van Damme, een bolle vijftiger met een grijze kuif die in een vroeger leven vrachtwagenchauffeur was, ,,tuimelde er een koppel door de ruit en gingen ze gewoon op het voetpad verder''. Pièce de résistance van café Beveren is niet de bar, maar een loeder van een Decap-orgel uit 1937 dat een hele muur in beslag neemt. Vroeger, toen de haven nog in het centrum lag en de hele straat nog bestond uit 'cafeekes' voor dokwerkers en matrozen, hadden alle cafés er zo één. Volgens de gebroeders Decap, die elders in de stad nog hun atelier hebben, is het orgel in Beveren het enige dat nog gebruikt wordt. De rest staat in musea. Het orgel draait op boeken; er zitten veertig smartlappen in. Op aanvraag je doet veertig frank in een groen kastje en schreeuwt je keuze boven het lawaai uit - zwengelt Van Damme het orgel aan. Meestal staat hij op een kruk, zodat hij het slagveld kan overzien; Beveren is zo klein dat je met twintig man al over de hoofden kunt lopen. Het orgel heeft de kracht van oorverdovend hoempaorkest. Horen en zien vergaat je. Het enige wat je kunt doen, is Zo is het leven uit volle borst meezingen, desnoods op een tafel of stoel. En dat is precies waar iedereen voor komt. Bussen vol toeristen leggen hier aan, onder wie ook Nederlanders, wier zaterdagse dronkemansuitjes
niet overal in de stad evenzeer gewaardeerd worden. ,,Maar'', zegt Van Damme, ,,ik heb nog nooit de politie hoeven bellen. Ik krijg zeker alleen de goeie Hollanders.'' Voor hen draait hij ,,Hup Holland Hup''. Hij en zijn vriendin Rachel, die boven de zaak wonen, sluiten pas als de laatste klant vertrekt. In het weekeinde betekent dit meestal dat Beveren open blijft van vrijdagmiddag tot zondagavond. Het loopt er zo storm dat Antwerpse taxibedrijven vechten wie er voor Beveren mag rijden. Vorige week won een vrouw een Belgische radioquiz omdat ze de vraag ,,Waar ligt café Beveren?'' goed beantwoordde. Van Damme zelf is een beroemdheid aan het worden. Niet alleen worden er soms tv-programma's in Beveren opgenomen, hij wordt steeds vaker gevraagd voor rolletjes in soaps en reclamespotjes. ,,Mijnen kop is gekend'', zegt hij. ,,Daarbij, da wordt goed betaald.'' Van Damme is niet alleen een biechtvader voor buurtbewoners-met-miserie, ook onbekende droogstoppels die aanvankelijk verschrikt door de aluminium deur binnenkomen, zullen hem niet licht vergeten. ,,Ik probeer alles. Rap, Fats Domino, Strauss, de Smurfen. Maar ik kríjg ze zover''. De enige keer dat hij ieders vertrouwen zwaar op de proef stelde, was na de aankoop van een nieuwe jukebox, een jaar of wat geleden. De oude, een waar meubel, werkte op vinyl platen. Maar om de hits te volgen, moest hij cd's kopen. Op de dag dat hij een moderne cd-jukebox naast de tap zette, was Beveren te klein: ,,Michel, wat doede gij nou?'' De mensen willen geen luxe hier, zegt Van Damme, ze willen het bruin. Om het misnoegen te compenseren maakt hij nu in eigen beheer verzamel-cd's. Na een nacht stappen kun je zo thuis nog eens Zijn het je ogen horen. Maar zo'n cd blijft surrogaat. Wat je mist, is het café zelf om met een klant te spreken: ,,Ambiance tot en met.'' Café Beveren, Vlasmarkt 2, 2000 Antwerpen, 03-2312225. Open van 12.00 totdat de laatste klant vertrekt. Op dinsdag gesloten. De beschrijving van Antwerpen heb ik achterwege gelaten. In het voorgaande is vooral de invloed van die havenstad op de omgeving te bemerken. Bronvermelding: Veelal Wikipedia en andere vrije bronnen op het wereldwijde web.
VEEL PLEZIER TIJDENS DE MZV ZOMERRIT 2013 GEWENST!