JAARGANG 46 • NUMMER 4 • AUGUSTUS 2011
Roeping en zending Zending en roeping, hoe verhouden die zich tot elkaar? Kun je weten wanneer je geroepen bent? En hoe gaat dat dan? In dit nummer van het Contactblad een viertal ervaringsverhalen. Ans en Frans Hoogendijk-Wilbrink hopen binnenkort uitgezonden te worden voor Wycliffe-Bijbelvertalers naar Maleisië. Zij vertellen in een persoonlijk relaas hoe zij tot het besluit om uitgezonden te worden, zijn gekomen.
Eerste beelden Frans: “Jarenlang liep ik in de hal van de kerk voorbij aan een foto van Jaap van der Ham: staand in een kring van donkere mannen en vrouwen om hem heen, met een Bijbel in zijn hand. Jaap werkte voor de GZB in Turkana, Kenia. Familie van hem woonde in Krimpen aan den IJssel waar ik opgroeide. Zij hadden een witte Lada met de sticker “I love Turkana”.
ROEPING EN ZENDING • PAGINA 1
JAARGANG 46 • NUMMER 4 • AUGUSTUS 2011
Dat vonden we thuis wel wat overdreven. Ik herinner mij de plaatjes van de vrouwen met de op elkaar gestapelde en felgekleurde halsbanden en de mannen die hun gezichten met witte klei beschilderden. Maar ook de zondagschoolverhalen met Pinksteren: over veediefstallen, en de manier waarop het evangelie een einde maakte aan de eindeloze spiraal van wraak en vergelding.” Ans: “Mijn oom en tante werkten in de zending en elke keer keek ik weer met veel plezier naar de foto’s die ze stuurden van hun kinderen met hun vriendjes. Wat leek het me mooi om tussen die bruine kinderen te wonen.” Vroege betrokkenheid Ans: “Als kind gingen mijn ouders heel trouw naar de zendingsdag, met ons als kinderen. Daar werd elke keer een oproep gedaan tot meer zendingswerkers. “De velden zijn wit om te oogsten, bid dat Hij arbeiders uitstoot in de wijngaard.” Elke keer als dat gezegd werd, dacht ik, ja er zijn echt mensen nodig om over God te vertellen! Misschien mag ik later ook gehoor geven aan deze oproep. Het raakte me sterk.” Frans: “Zo sterk kan ik mij dat van vroeger niet herinneren. We collecteerden voor de zending op school en de zondagschool, we deden ons best met allerlei spaaracties, we gingen naar de zendingsdagen in Driebergen. Zending was altijd dichtbij, maar ook weer ver weg. Het was altijd wel ergens aanwezig, maar het werd nooit persoonlijk.” Ans: “Wel begreep ik altijd dat zendelingen op een speciale manier geroepen werden. Ze werden dan stilgezet bij een bijbeltekst die zich meerdere keren en op verschillende manieren herhaalde. Ik vond dat altijd indrukwekkend. Ik hoorde zelfs verhalen van mensen die eigenlijk niet wilden en toch geroepen werden, waarna een soms lange strijd volgde. En ze uiteindelijk gehoor gaven aan Gods roeping.” Bijzondere ontmoetingen Frans: “Tijdens mijn studie theologie zijn er verschillende ontmoetingen geweest die zending voor mij levend maakten. Zo bezocht ik verschillende conferenties in Leicester in Engeland. Ik ontmoette er christenen uit alle uithoeken van de wereld: Sri Lanka, Zimbabwe, Zambia, Servië, Litouwen, Pakistan, India, Maleisië en Frankrijk. Op woensdagmiddag wisselden we ervaringen en laatste ontwikkelingen uit van ieders land. Ik kan de opwinding van die middagen nog steeds voelen. Het was voor het eerst dat ik iets begon te beseffen van de reikwijdte van het christelijk geloof. Niet een lokale minderheidsgroepering, ergens aan de rand van de Noordzee, in het defensief en bezig om te overleven. Maar een wereldwijde gemeenschap die zich actief uitstrekt naar alle hoeken van de wereld. Tijdens één van de conferenties brachten we ook een bezoek aan het kerkje waar Hudson Taylor, de zendeling voor China, was opgegroeid. Ian Murray, voorzitter van de conferentie, vertelde er beeldend over
het christelijk perspectief op de wereldgeschiedenis. Niet de geschiedenis zoals wij die in de kranten kunnen lezen, van grote namen en machtige landen. Maar een geschiedenis van eenvoudige mensen die eenvoudig hun geloof leven, die hun leven geven voor het geloof, die hitte, storm en regen trotseren om medemensen te laten delen in het evangelie. Een geschiedenis waaraan onbewust de gewone geschiedenis meewerkt. En dat God zo, onttrokken aan het oog van deze wereld, rusteloos op zoek is naar mensen, en bouwt aan een koninkrijk dat de wereld omspant. Deze en andere ontmoetingen zorgden ervoor dat zending en missionair werk mij nooit meer hebben losgelaten.” Roeping Ans: “Toen de tijd kwam dat ik zelf grote keuzes moest maken in mijn leven, dacht ik: waar is die roeping nu, waar mensen zo beeldend over kunnen vertellen? Ik kon geen duidelijke teksten aanwijzen waarmee ik me geroepen wist. De vraag kwam op: waarom zou een zendeling anders geroepen zijn dan mensen die gewoon hun dagelijks beroep uitoefenen? Gaandeweg heb ik een antwoord op deze vragen leren geven. Ik denk dat God mensen inzet op de plek waar ze passen, met hun interesses en capaciteiten. Voor ieder is die plek anders. Al met al ben ik biddend hier mee om gegaan, en werd het me duidelijk dat ik de weg mocht gaan van vertrouwen dat Gods weg leidde naar werk op het gebied van zending. Hoe mijn leven gegaan was, mijn interesse voor zending van kinds af, daarna mijn beroep (verpleegkundige) en studie (taalwetenschap). Het past in het werk dat nodig is in ontwikkelingslanden en zendingsgebieden waar de Bijbel nog niet vertaald is in de moedertalen. En daarbij komt ook de noodzaak van de opbouw van Gods koninkrijk.” Frans: “De betrokkenheid bij zending en missionair werk was er al, maar hoe en waar ik daar een eigen plaats in kon vinden, lag nog open. Toen leerde ik Ans kennen, opgeleid als bijbelvertaler. Dat gaf richting in de zoektocht naar een plaats. Gedurende die zoektocht zijn we
ROEPING EN ZENDING • PAGINA 2
JAARGANG 46 • NUMMER 4 • AUGUSTUS 2011
ons samen steeds meer gaan herkennen in het verhaal van Jesaja. Hij was eigenlijk toeschouwer van een visioen dat zich voor hem afspeelde. Maar toen God zijn plannen ontvouwde en vroeg wie Hij naar de mensen zou zenden, wist hij zich aangesproken en stapte hij naar voren.” Bevestiging door anderen Ans: “Veel mensen wisten dat ik deze interesse had, en toen Frans en ik dan ook daadwerkelijk de stap zetten om te gaan, kregen we van veel mensen te horen: “Ja, dat past wel bij jullie.” Ook dat gaf bevestiging. Daarnaast is er natuurlijk ook het vertrouwen van de achterban die we nu hebben, nu we van giften moeten leven. Dat is wederzijds, zij vertrouwen ons het werk toe en wij steunen op hun gaven en meeleven, onder andere door gebed. We hebben ook tegen elkaar gezegd: als blijkt dat er niet voldoende is aan financiële middelen om daadwerkelijk te gaan, dan moeten we daar misschien ook uit concluderen dat het niet de weg is die God wil dat we gaan. We zien nu het voordeel in van die (wederzijdse) afhankelijkheid, we zijn er heel bewust van dat mensen meeleven met het werk. Ik heb ook de indruk dat mensen meer betrokken zijn, doordat ze zelf op deze manier deel van het werk uitmaken. Zo zijn er verschillende momenten geweest waarin we in onze roeping bevestigd zijn.” Twijfels Ans: “Wat me nog wel aan het nadenken zet, is dat er ook benadrukt wordt: als je daar zit en het wordt moeilijk, dan moet je wel weten dat God je daar wilt hebben, anders hou je het niet vol. Ik hoop en bid dat dat ver-
trouwen mag blijven, dat we de weg gaan die naar Gods wil is. Het zou mooi zijn als we terug kunnen vallen op een persoonlijke tekst, die heel direct tot ons gericht is geweest. Maar we kunnen terugvallen op Hem, op zijn Woord, onder andere door hoe Hij de discipelen en apostelen leidde in het brengen van het evangelie en het opbouwen van zijn kerk. Het is opvallend hoeveel van hun ervaringen ook nu nog actueel zijn.” Frans: “Nu je dit zo zegt, moet ik ineens denken aan wat de dominee vroeger op catechisatie eens zei over de zekerheid van het geloof. “Soms”, zei hij, “kun je ernaar verlangen om als Paulus tot geloof te komen: op een duidelijk moment, met een stem uit de hemel. Maar als je over dat moment later wordt aangevochten, gaat de twijfel gelijk ook diep. Geleidelijk tot geloof komen geeft daarom meer zekerheid met meerdere momenten waarop je God bent tegengekomen en bent bevestigd.” Zo hoop ik er ook mee om te kunnen gaan: levend vanuit de overtuiging dat ik door God geroepen ben en met de verwachting naar die momenten waarop Hij mij tegenkomt en daarin bevestigt.” Ans en Frans zijn te volgen via www.ansenfrans.com.
Geroepen en gezonden zijn … Na zes en een half jaar Pakistan is het goed om weer eens stil te staan bij wat ‘geroepen en gezonden zijn’ nu betekent in de praktijk. Daarbij gaat het bij mij vooral om de vraag hoe dit ‘geroepen zijn’ uiteindelijk in de praktijk zichtbaar wordt. Na zes en een half jaar is het nieuwe en opwindende idee van het leven in een land als Pakistan er een beetje af. Het ‘bijzondere’ gevoel dat je mag leven en God dienen in een ander land gaat soms, of ook vaak, een beetje schuil achter alle beslommeringen van alle dag. Het leven gaat immers gewoon door: het werk, de contacten, een avondje uit eten, frustraties soms over geen elektriciteit en alle apparaten die stuk gaan als gevolg van slechte kwaliteit en weersomstandigheden. Toch raak je aan veel dingen ook gewend. Wat betekent roeping nu na zes jaar praktijk? De tweede vraag die ik me daarbij stel is of dit nu zo anders zou zijn wanneer ik in Nederland zou verblijven? Een belangrijke notie in het ‘geroepen zijn’ is te weten
dat ik mag werken op een plaats waar ik mijn talenten en eigenschappen het beste kan gebruiken tot eer van God en in dienst van anderen, in de wetenschap dat God erbij is en met mij mee gaat. Daarnaast ben ik me soms extra bewust van alle tekortkomingen in mijn werk en in de omgang met mensen. Voel ik me verantwoordelijk voor het goed gebruiken van de tijd die God mij gegeven heeft. Door zo duidelijk te kiezen om ‘de zending’ in te gaan, staat die notie waarschijnlijk meer op de voorgrond dan wanneer ik in Nederland was blijven wonen. Toch denk ik niet dat het verschil zo groot is. Op iedere plaats, bij ieder werk en in alle contacten God de eer te geven en te proberen zijn wil te volgen, zijn elementen die al een plaats hadden in mijn leven voordat ik mij geroepen wist om naar Pakistan te gaan. Ook in het leven van veel andere Christenen die ik ken, spelen die elementen een belangrijke rol.
ROEPING EN ZENDING • PAGINA 3
JAARGANG 46 • NUMMER 4 • AUGUSTUS 2011
Een van de grote voorbeelden die ik voor ogen heb als het gaat om roeping gestalte te geven in het praktische leven, is mijn schoonzus. Zij woont met haar familie in een dorp van ongeveer duizend inwoners. In dit dorp heeft ze een spilfunctie, samen met haar man. Zij zijn de enigen die hoger opgeleid zijn en veel mensen komen haar om raad vragen. Dat betekent dat ze veel kopjes thee maakt op een houtvuurtje, want gasleidingen zijn er nog niet. Ze luistert naar de verhalen van anderen en probeert daarbij onenigheden bij te leggen. Dat doet ze ’s winters bij een temperatuur van 5 tot 15o C, zonder verwarming, en ’s zomers in de hitte zonder airco of ventilator, want er is geen elektriciteit. Dit alles altijd in een goed humeur. Daarbij is haar levensfilosofie: ‘wat is de waarde van geld en goed, wanneer het leven zo kort is. Het is belangrijk dat we anderen dienen. Het zijn onze daden die er toe doen, later bij God mogen we uitrusten’. Dat is voor mij roeping, namelijk datgene doen wat je hand vindt om te doen, op iedere plaats ter wereld. Wat het is om ‘geroepen te zijn’, ben ik pas beter gaan beseffen nadat ik in Pakistan was aangekomen. Het is bijzonder om te zien hoe mensen hier in moeilijke omstandigheden zonder te klagen en met toewijding voor anderen zorgen. Dat maakt dat ik mij als ‘geroepene’ door God niet zo bijzonder en zeker niet verheven kan voelen. Vaak kan ik met bewondering kijken naar het vele werk dat hier verzet wordt. Geroepen zijn is duidelijk een door God geroepen zijn. Gezonden zijn echter heeft meerdere kanten. Geroepen door God, betekent voor mij ook gezonden door God. Maar ik voel me niet enkel door God gezonden. Ik voel mij ook gezonden door degenen in Nederland die mij daarbij met gebed en financiën ondersteunen. De gemeente van Christus in Nederland, die zich via mij en mijn werk inzet voor de gemeente van Christus in Pakistan. Dat betekent verantwoording afleggen van het werk dat gedaan wordt en verantwoording afleggen van
de resultaten die geboekt zijn. Dat staat soms haaks op wat er hier gebeurt. Want hoe kun je allerlei opgebouwde relaties ‘boeken’ als een behaald resultaat. Tegelijkertijd is het ook goed om verantwoording af te leggen van het werk dat gedaan wordt. Het is belangrijk om resultaten te laten zien, om erop te wijzen dat het werk daadwerkelijk iets oplevert. Dat de mensen hier in Pakistan echt een stap verder worden geholpen door middel van training en opleiding. Dat blijkt soms ook positief door te werken in hun relatie met anderen en met God. Ook dit is tweerichtingsverkeer. Toen ik naar Pakistan ging, was ik van plan om wat te brengen. Nu ik hier zes en een half jaar zit, kan ik ook zeggen dat ik veel ontvangen en veel geleerd heb. Ik kan hier niet alleen geven, maar ik moet hier ook ontvangen. Bij alles wat ik hier heb mogen doen, gaat het niet enkel om de resultaten die ik geboekt heb. Wat ik hier geleerd heb, moet ik als verrijking door kunnen geven aan de gemeente van Christus in Nederland. Ik voel mij nu gezonden door zowel de Pakistaanse gemeente hier, als zijnde deel van hen, en door de Nederlandse gemeente voor Pakistan. Ook in Pakistan zijn er mensen die mij (en ik kan nu ook zeggen ons, mijn man en ik) met gebed en zorg ondersteunen. Zo werd ik van geroepene hier in Pakistan, ook gezonden naar Nederland. Inmiddels voel ik mij namelijk ook door God geroepen om de Pakistaanse boodschap van het Christendom over te brengen aan de gemeente van Christus in Nederland. Toen ik dit stuk begon te schrijven, was ik er niet zeker van waar ik uit zou komen. Maar ik realiseer me nu dat de vraag naar roeping en zending werkt vanuit twee kanten. Onbewust ervaar ik dat al langer als een grote verrijking in mijn leven. Van die rijkdom hoop ik naar beide kanten iets door te mogen geven, zowel in Pakistan als in Nederland. Corien Waheed, Pakistan, Lahore.
ROEPING EN ZENDING • PAGINA 4
JAARGANG 46 • NUMMER 4 • AUGUSTUS 2011
Antwoord op een impliciete vraag Malawi... een land in zuidelijk Afrika, ongeveer drie keer zo groot als Nederland, met een bevolking van 14 miljoen inwoners waarvan 75% onder de armoedegrens leeft. In 2008 besloten Arjan en Ilse Visser om voor een periode van zes jaar in Malawi te gaan wonen en werken. Ilse: “In Nederland studeerde ik theologie met een specialisatie in Bijbelvertalen. Hoe ik tot die keuze kwam? Hoewel zending altijd mijn interesse had gehad, wilde ik tot in het begin van mijn examenjaar van de middelbare school diergeneeskunde gaan studeren. Echter tijdens een kerkdienst werd de vraag gesteld waarom zo weinig jongeren kiezen voor de studie theologie. Dat zette me aan het denken en aan het einde van het schooljaar besloot ik theologie te gaan studeren. Op dat moment wist ik nog niet wat ik in de toekomst met mijn studie moest doen... Tijdens de eerste jaren studeren ‘ontdekte’ ik dat ik talen boeiend vond. Toen iemand de opmerking maakte dat Bijbelvertaalwerk misschien iets voor mij zou zijn, ben ik daarover gaan nadenken. De Bijbel is voor mij persoonlijk heel waardevol en het liet me niet meer los dat ruim 2000 taalgroepen nog geen toegang hebben tot Gods woord in hun eigen taal. Zo kwam ik na mijn studie theologie in Leiden, bij de masteropleiding Bijbelvertaling in Amsterdam terecht. En, terwijl ik nog aan mijn scriptie bezig was, kreeg ik een telefoontje, of ik in een Bijbelvertaalproject in Malawi wilde werken. Dat leidde er uiteindelijk toe dat ik in juli 2008 via de GZB naar Malawi vertrok. Momenteel werk ik voor het Malawiaanse Bijbelgenootschap in twee projecten om de Bijbel te vertalen in het Elhomwe en Tumbuka, Malawiaanse talen die in totaal door zo’n twee miljoen mensen worden gesproken.” Arjan: “In Nederland werkte ik als strategie consultant, met name in de energiesector. Voordat Ilse en ik een relatie kregen, had zij het contract om naar Malawi te gaan al getekend. In eerste instantie is Ilse alleen vertrokken. Na een aantal maanden besloot ik een ‘leave of absence’ te nemen en ook naar Malawi te gaan, hoewel ik op dat moment nog geen idee had of en op welke manier ik daar aan het werk kon . Het was een stap in geloof. Vanaf de eerste week in Malawi heb ik Gods leiding ervaren. Ik kreeg een project aangeboden voor een omvangrijke studie naar de energiesector in Malawi. Minder dan 10% van de Malawiaanse bevolking heeft elektriciteit, terwijl het een basisvoorwaarde is voor de ontwikkeling van het land. Daarom werk ik nu als zelfstandig consultant waarbij ik me focus me op verbetering van de elektriciteitsvoorziening in Malawi en de omringende landen.” Wat heeft onze komst naar Malawi met ‘roeping’ te maken? Alles. Maar wat houdt ‘roeping’ eigenlijk in?
Ilse: “Mijn eerste reactie ‘zoveel mensen, zoveel meningen’. Ik wil dus niet proberen een algemene visie op ‘roeping’ te geven, maar iets delen van mijn gedachten over ‘roeping’ op grond van onze ervaringen van de afgelopen jaren. In mijn werk draait alles om taal: Hebreeuws, Grieks, Engels, Nederlands, Chichewa, Elhomwe, Tumbuka... Gedurende de dag bestudeer ik de Bijbel in verschillende talen en vanuit diverse culturele contexten, om vervolgens samen met mijn Malawiaanse collega’s de beste woorden en zinsconstructies te vinden voor de vertaling van de Bijbel in hun moedertalen. Vaak ben ik verrast door de rijkdom van talen, bijvoorbeeld door het scala aan betekenissen dat een woord kan hebben of door hoe een bepaalde term een sleutel vormt tot het begrijpen van cultuur. Tegelijk loop ik ook op tegen de beperkingen van talen en vertaling. In het vertaalproces gaat er vaak een bepaalde rijkdom van het origineel verloren. Voor wat Paulus in één Griekse zin schrijft, zijn in het Elhomwe soms wel drie zinnen nodig; en dan nog zullen de Malawiaanse lezers veel meer moeite hebben om te begrijpen wat Paulus bedoelde dan de eerste lezers van zijn brieven. Soms heb ik het gevoel dat het begrip ‘roeping’ in de kerkelijke cultuur waar onze wortels liggen, ook iets van z’n rijkdom heeft verloren. Het ‘hebben van een roeping’ lijkt vaak beperkt tot een klein groepje christenen, die vervolgens predikant worden of naar het buitenland vertrekken.
ROEPING EN ZENDING • PAGINA 5
JAARGANG 46 • NUMMER 4 • AUGUSTUS 2011
De verantwoordelijkheid wordt bij God gelegd: als Hij ons niet heel persoonlijk roept tot een bepaalde taak, dan hoeven wij daar verder ook niet over na te denken. Maar is dat zo? Als ik de Bijbel lees met de begrippen ‘roeping’ en ‘zending’ in m’n achterhoofd, lijkt die van begin tot eind vol te staan met roepings- en zendingsverhalen, of aansporingen daartoe. Ik wil graag ‘inzoomen’ op één Bijbelgedeelte dat mij onlangs aan het denken zette in relatie tot het begrip ‘roeping’, namelijk Mattheüs 9:36-37: Toen hij de mensenmenigte zag, voelde hij medelijden met hen, omdat ze er uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder. Hij zei tegen zijn leerlingen: “De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders. Vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.” Tot een paar maanden geleden had ik niet zoveel met het bovenstaande Bijbelgedeelte. In de context van zending wordt het zoveel aangehaald, dat de inhoud mij weinig meer deed. Maar onlangs kwam dit gedeelte tijdens het vertaalwerk ter sprake en werd ik geraakt door twee dingen.
Ten eerste het verfrissende perspectief dat Jezus geeft: waar wij een uitgeputte, hulpeloze menigte zien, ziet Hij een oogst. En ten tweede de manier waarop Jezus tegen zijn leerlingen spreekt. Eigenlijk zou je verwachten dat Hij hen stuk voor stuk roept en een opdracht geeft, maar dat doet Hij niet. In plaats daarvan doet Hij een constatering: een grote oogst en weinig arbeiders. Vervolgens geeft Hij hen de opdracht te bidden voor arbeiders. En daarmee ligt de vraag bij hen. Want hoe kunnen ze bidden zonder zich af te vragen of ze zelf bereid zijn zo’n arbeider te zijn? Alleen al op basis van wat Arjan en ik zien in Nederland en Malawi kunnen we zeggen dat deze verzen uit Mattheüs nog steeds van kracht zijn en daarmee ook de opdracht om te bidden en de vraag die daarbij impliciet is. Soms vraag ik me af: Gaan we misschien te snel voorbij aan de roeping die al 2000 jaar door deze verzen heen spreekt, door op een ‘bijzondere’ roeping te wachten? Arjan & Ilse Visser, Malawi
Zendingslessen Doe alles wat Ik u heb geleerd en overgedragen, wat Ik u heb verteld en laten zien. Doe het, en de God van de vrede zal met u zijn. Naar Fil. 4:9 (cursivering Gerdien) De afgelopen twee jaar heb ik doorgebracht in Oekraïne als ‘specialist kinderwerk’ bij zendingsorganisatie Operatie Mobilisatie (OM). Momenteel ben ik hier mijn werk aan het afronden en waarschijnlijk ben ik al weer in Nederland als u dit leest. Nadat ik door de redactie gevraagd werd om een bijdrage te schrijven over mijn periode hier, heb ik even nagedacht over de insteek die ik zou kiezen. Moest het een meer theoretisch verhaal over zending worden? Zoals de (on)zin van korte termijn zending, voor- en nadelen van werken in een team en met een ‘geloofszending’; er valt zoveel te zeggen. Uiteindelijk heb ik gekozen voor een meer persoonlijke insteek, ik voel me namelijk op geen enkele manier ‘specialist’. Uiteraard heb ik veel werk kunnen doen, maar ik heb ook (harde) lessen geleerd. Operatie Mobilisatie (OM) OM is een interkerkelijke zendingsorganisatie, vooral bekend van zendingschepen, waarvan momenteel de ‘Logos Hope’ nog in de vaart is. Minder bekend is dat OM ook actief is met landenteams in meer dan 110 landen ter wereld. OM ziet voor zichzelf de rol om de kerk waar ook ter wereld te mobiliseren om de kennis en liefde van Jezus te delen met elke generatie (www.om.org). Wereldwijd werken er meer dan 5500 mensen in kerkplanting,
creatieve vormen van evangelisatie, kinder- en jeugdwerk, trainingsprogramma’s, maar ook diaconale vormen van werk als microfinanciering en praktische hulp. Context in Oekraïne OM werkt met kleine teams in drie verschillende plaatsen in Oekraïne. Een enorm land op het snijvlak van ‘oost en west’ met grote problemen waarvan corruptie en werkeloosheid er twee zien. Het communistische verleden is nog steeds niet uit het hart van veel mensen verdwenen. Er is veel neiging elkaar te willen controleren en manipulatie onder de gewone man (ook in de kerk) is niet iets vreemds. Het leven voor de bewoners van de vele duizenden kleine dorpen die Oekraïne rijk is, wordt getekend door uitzichtloosheid en alcoholisme. In schril contrast leeft een kleine ‘nouveau riche’, rijk geworden dankzij de corruptie, die een weelderig leven leidt in de hoofdstad waar alle voorzieningen aanwezig zijn als je maar geld hebt. Dit is de context waar ik de afgelopen twee jaar kinderwerk heb mogen doen en iets van Gods liefde en genade heb mogen doorgeven. Mijn werk kende een enorme variatie: het geven van (Bijbelse) Engelse les aan tienermeiden en het verzorgen van allerlei soorten kinderclubs en zondagschoolprogramma’s. Ook hebben we heel wat rondgetoerd met het ‘puppetshow-team’. Verder waren er de zomerkampen, waarvoor vrijwilligers getraind moeten worden en de conferenties voor kinderwerkers. Ook heb ik de contacten gedaan voor mensen die voor
ROEPING EN ZENDING • PAGINA 6
JAARGANG 46 • NUMMER 4 • AUGUSTUS 2011
korte acties naar Oekraïne kwamen en ben ik nog steeds bezig met het schrijven van een zondagschoolprogramma. Al met al heb ik heel wat kunnen doen en hebben we in deze periode met ons team meer dan 1000 kinderen bereikt met het evangelie. Het was een goede tijd, maar het was voor mij ook niet de makkelijkste periode van mijn leven. Er waren momenten dat ik geen idee had waarom ik in Oekraïne was. Maar ik ben dankbaar, want juist door de moeilijke momenten heb ik zoveel geleerd. Zendingslessen 1. Lessen in vertrouwen en afhankelijkheid We leren al jong in theorie dat vertrouwen op God belangrijk is, maar hoe leer je dat in een land waar alles geregeld en georganiseerd is, waar elke maand geld op je rekening wordt gestort, waar de overheid het (meestal) goed met de burger voor heeft? Weinig is zeker in Oekraïne; de sociale zekerheid is minimaal en de overheid corrupt. Christenen hebben hier daarom een heel basis geloofsvertrouwen. Ze weten zich in alle kleine details afhankelijk van God. Hier heb ik gezien dat God zorgt in allerlei kleine situaties als we het zelf allemaal niet meer kunnen organiseren. Vooral in mijn beginperiode begreep ik niets van de taal en had ik geen idee wat voor werk ik zou kunnen doen. Toch bracht Hij altijd weer dingen op mijn pad en leerde Hij mij trouw te zijn in allerlei kleine taken.
2. Lessen in leven in een gemeenschap Er zijn weinig momenten geweest in deze twee jaar dat ik echt helemaal alleen was. Ik leefde in het OM huis met verschillende mensen samen; altijd mensen, altijd geluiden. Voor een introvert persoon als ik is dat niet makkelijk. Zoveel mensen die anders zijn dan jij qua nationaliteit, (kerkelijke) achtergrond, karakter, taal. Je moet er voor kiezen om niet voortdurend de negatieve kanten daarvan te zien, maar het te zien als Gods veelkleurigheid. Het is geweldig om te zien hoe God een team kan gebruiken als het in eenheid bij elkaar is en ieder zijn eigenheid en talenten meebrengt. 3. Lessen in cultuur Ik snapte niet dat een collega van mij haar hele dagplanning in de war lieten brengen, doordat er een vage kennis die langskwam voor wat ik zag als een ‘kletspraatje’. Later ging ik me pas realiseren dat Oekraïne een veel meer relatiegerichte cultuur heeft, waarbij relaties belangrijk zijn dan taken. Uiteraard heeft dit meer kanten, maar het heeft mij wel erg aan het denken gezet: hebben we echt tijd en aandacht voor mensen, mogen mensen soms onze planning overhoop gooien? Is er ruimte voor spontaan, ongepland contact zonder dat er zes weken daarvoor een afspraak in de agenda is geschreven? Onze God is een God van relaties!
ROEPING EN ZENDING • PAGINA 7
JAARGANG 46 • NUMMER 4 • AUGUSTUS 2011
4. Lessen in flexibel en ‘ongeorganiseerd’ zijn Niets in Oekraïne staat vast! Mensen maken niet langer dan drie dagen van tevoren een afspraak en dan kan die nog niet doorgaan. Programma’s werden op het laatste moment gepland of afgeblazen. Voorbereidingen gebeurden vaak onderweg naar een programma. Ik stond verbaasd van mezelf toen ik merkte dat het eigenlijk best uitdagend is. Je hoeft je nooit te haasten om op tijd te zijn, want niets begint op tijd. En het mooie is dat God dwars door alles heen werkt en allerlei onverwachte situaties gebruikt!
vertellen wat het praktische betekent om te gaan geloven in de God van de Bijbel. Vanuit mijn achtergrond was ik altijd een beetje huiverig voor momenten, waarin mensen gevraagd werden naar voren te komen om ‘te kiezen voor Jezus’. Niet dat ik nu daar helemaal achter sta, zeker niet met kinderen, hoewel het in ons laatste kamp wel erg ontroerend was dat er 8 kinderen met stralende ogen voor in de zaal stonden. Maar waarom leren we kinderen vaak niet dat geloven meer is dan een cognitieve aanname, maar dat het een overgave van ons leven is?
5. Lessen in strijd/kracht van gebed Al het werk in Gods koninkrijk levert strijd op, want de tegenstander wil niet dat Gods rijk uitgebreid wordt. Ik heb gezien hoe hij werkte door o.a. corrupte politie, elektriciteit die uitviel, lichamelijke ongemakken. Het was heel duidelijk dat het vaak verband had met het brengen van het evangelie. Hoe komt het dan dat ik dat thuis nooit zo gezien hebt? Misschien zijn we zo tevreden met ons comfortabele, christelijke leventje dat we geen serieuze bedreiging meer zijn voor de tegenstander? Aan de andere kant heb ik ook geleerd wat gebed kan doen; weersomstandigheden die ‘toevallig’ veranderden, geld dat uit onverwachte hoeken kwam als het nodig was. Het was bijzonder om te leren hoe God betrokken was op zelfs kleine details van ons/Zijn werk.
En zo zijn er nog veel meer dingen die ik zou kunnen vertellen. Ik ben heel dankbaar voor de periode die achter mij ligt. God wil ons inschakelen in Zijn werk, maar is daarbij ook voortdurend bezig met ons te vormen en bij te schaven. Aan Hem alle eer! Gerdien Boerhout, Vinnitsa
6. Lessen in kinderwerk In Nederland had ik al veel ervaring opgedaan in het doen van kinderwerk. Veel kinderwerk is vooral gericht op het overdragen van Bijbelverhalen en Bijbelkennis. Op zich niets mis mee, maar naar mijn mening vergeten we kinderen vaak te
Redactieformule In het Contactblad staat de vraag centraal wat het betekent om gemeente van Jezus Christus te zijn in een grote, geseculariseerde stad als Amsterdam en welke rol de gereformeerde traditie daarin speelt. Deze vraag wordt met name belicht vanuit de Noorderkerk- en Jeruzalemkerkgemeente en vanuit de concrete geloofspraktijk en de persoonlijke geloofsbeleving. Het Contactblad verschijnt vijf maal per jaar. De uitgave ervan wordt mogelijk gemaakt door de Afdeling Amsterdam van de Gereformeerde Bond. Het richtbedrag voor een abonnement is 15 euro per jaar. Toezending van een digitaal exemplaar is aan te vragen via
[email protected]. Redactie • G.J. Borger • M.K. Francke • J. Gooijer • J. Kamphuis • D. de Ruiter
Redactieadres • Stigterhof 2 Abonnementenadministratie
• 1391 JC Abcoude •
[email protected] • P. Verhoog • Oostzaanstraat 313 • 1013 WJ Amsterdam • ING 1744363 t.n.v. penningmeester Geref. Bond Amsterdam. Op dit rekeningnummer zijn ook giften welkom.
ROEPING EN ZENDING • PAGINA 8