Roeping & Beweging Gespreksnotitie over de mobiliteit van predikanten in de Protestantse Kerk
Mobiliteitsbureau Predikanten & Kerkelijk Werkers oktober 2013
-
Inhoudsopgave 1.
Inleiding – over mobiliteit van predikanten ...........................................................................2
2.
Bloeien voor de Heer.............................................................................................................. 4
3.
Mobiliteit als noodzaak? ........................................................................................................ 6
4.
Enkele ontwikkelingen in het predikantencorps ................................................................. 10
5.
Oorzaken van stagnerende mobiliteit.................................................................................. 13
6.
Over roeping en beweging - een beschouwing .................................................................... 19
7.
Stellingen ...............................................................................................................................25
8.
Gespreksvragen .................................................................................................................... 26
1
1. Inleiding – over mobiliteit van predikanten ‘Dat was God niet, dat waren de eenden!’ Wanneer de vader van Annie M.G. Schmidt in 1927 een beroep ontvangt naar de Hervormde gemeente Sittard, staat hij al bijna achttien jaar in het Zeeuwse Kapelle. Annies biografe Annejet van der Zijl, schrijft dat de sfeer in de pastorie er in de jaren daarvoor niet vrolijker op was geworden. In 1909 was ds. Johan Schmidt met enthousiasme begroet na een tamelijk lange vacante periode en gaf zijn komst een nieuwe impuls aan het gemeenteleven. De nieuwe predikant blijkt ook nog andere aspiraties te hebben want in 1916 promoveert hij. Maar daarna lijkt het er op dat de vader van Annie in vaste patronen terechtkomt – zowel wat ‘werk’ betreft als privé - waar weinig verrassingen meer inzitten. Van der Zijl roept in haar beschrijving het beeld op van een dominee die zich in zijn eigen territorium heeft teruggetrokken en zich daarin kwijt van zijn plichten. Totdat er vanuit Sittard een beroep op hem wordt gedaan, met een ruimer traktement en een rianter huis, in een dynamischer, want stedelijke omgeving. ‘Maar Johan hechtte aan zijn dorp, aan zijn koster, en vooral aan zijn tuin en zijn eenden. (…) Aan de kerkvoogden meldde hij te zullen blijven, mits de kerkenraad de door Trui [zijn vrouw] vurig gewenste verbouwing aan de pastorie zou financieren. Na veel vijven en zessen gaven de notabelen op 6 juli van dat jaar hun consent, en daags erna meldde de dominee na afloop van zijn preek dat God hem gevraagd had in Kapelle te blijven. ‘Dat was God niet, dat waren de eenden!’ dacht zijn zestienjarige dochter verontwaardigd…’1
Andere tijden? Dit is uiteraard een verhaal2 uit andere tijden, waarin een predikant (nog) aanzien heeft en bij de notabelen van het dorp hoort. Dominees reflecteren nog niet op een advertentie, ze wonen niet in een eigen woning en in financieel opzicht zijn er aanzienlijke verschillen mogelijk tussen gemeenten. Toch zitten er in deze geschiedenis ook herkenbare elementen voor vandaag. Het lijkt er op dat dominee Schmidt – die op dat moment midden vijftig is - niet meer de energie op kan brengen om in beweging te komen. Misschien wel omdat die beweging al in Kapelle tot stilstand is gekomen. Wat vertrouwd is, wat rust en houvast biedt weegt in dat geval kennelijk zwaarder dan het nieuwe, onbekende. Dat de gemeente Kapelle hem beslist nog niet kwijt wil is daarbij een steun in de rug. En dan is er ook nog die ambivalentie rond zijn geroepen zijn. De onderhandelingen met de kerkvoogden getuigen van een zakelijke benadering. Maar aan de gemeente meldt ds. Schmidt in geestelijk vocabulaire dat hij in Kapelle blijft; dat is de wens van God. Dochter Annie heeft nog een ander gezichtspunt: het zijn de eenden. Dit verhaal illustreert het thema mobiliteit van predikanten en maakt ook even invoelbaar hoe complex dit onderwerp is. Een beroep – maar ook het uitblijven daarvan – kan grote gevolgen hebben voor predikanten, hun partners en eventuele kinderen. Er is de gemeente die een beroep uitbrengt, vaak na grondige voorbereidingen en met hooggestemde verwachtingen; er is een gemeente die haar dominee niet kwijt wil óf juist heel graag ziet vertrekken. Er is het loopbaanperspectief van predikanten; het verlangen – of het gebrek daaraan - te willen groeien in ambt, beroep en persoonlijkheid; en er is het besef te leven voor Gods aangezicht met ‘roeping’ als kernwoord. En daarmee is het aantal aspecten die op de mobiliteit van predikanten betrekking hebben nog niet uitgeput.
1 2
Annejet van der Zijl, Anna Het leven van Annie M.G. Schmidt, Amsterdam 2002, blz. 49. Met dank aan Annemieke Bastiaans voor de verwijzing.
2
Dubbele beweging De aanleiding voor deze gespreksnotitie, die geschreven is in opdracht van het Mobiliteitsbureau3 van de Protestantse Kerk in Nederland en mogelijk is gemaakt door de stichting Ruimzicht4, ligt in het vermoeden van stagnatie in de mobiliteit van predikanten binnen de Protestantse Kerk. Daarnaast lijkt er sprake van een tendens bij predikanten om juist niet van standplaats te willen wisselen. Het MB wordt regelmatig benaderd door predikanten die uitdrukkelijk niet op een advieslijst geplaatst willen worden omdat zij zich prima op hun plek voelen en naar eigen zeggen ‘niet weg hoeven van hun gemeente’. Deze notitie is er op uit het gesprek over de mobiliteit te bevorderen binnen de beroepsgroep van predikanten in het besef dat het een onderwerp is waaraan kwetsbare kanten zitten die raken aan je eigen plek als predikant en de verhouding met de gemeente en soms ook met collega’s. Reden te meer om het met elkaar over de mobiliteit te hebben. Omdat mobiliteit geen doel in zichzelf is, worden er in deze notitie verbindingen gelegd met de roeping tot het ambt en de bloei van de voorgangers. Verder zijn er enkele stellingen en vragen toegevoegd. Dit alles in de hoop dat het onderlinge - en ook innerlijke – gesprek over roeping en beweging bijdraagt aan de opbouw van de gemeente van Jezus Christus. Ds. H.J. (Jan) Oortgiesen Hoofd Mobiliteitsbureau Predikanten en Kerkelijk werkers.
Deze gespreksnotitie is een uitgave van het Mobiliteitsbureau Predikanten en Kerkelijk Werkers van de Protestantse Kerk in Nederland en werd mogelijk gemaakt door de Stichting Ruimzicht. Vragen en andere reacties op deze notitie zijn welkom via
[email protected] Tel. 030 880 1505
3
4
http://www.pkn.nl/actueel/vacatures/mobiliteitsbureau/Paginas/Default.aspx www.ruimzicht.nl
3
2. Bloeien voor de Heer Ministerial flourishing Het is verleidelijk om in te zetten bij de problemen die een gebrekkige mobiliteit met zich mee kan brengen, bijvoorbeeld: demotivatie, burn-out en losmaking van de gemeente. Een bredere en positieve insteek is ontleend aan de Church of England. Het diocees Durham formuleerde in haar beleidsplan Growing the Kingdom, dat het in de Missio Dei, gaat om het tot bloei brengen van heel de geschapen werkelijkheid. Daartoe wordt de kerk van Godswege ingezet5. ‘Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid’ zegt Jezus (Joh.10 NBV). Met een woord van Irenaeus van Lyon: ‘de glorie van God is de levende mens’. Deze nadruk op het floreren van de geschapen werkelijkheid impliceert dat de kerk zelf uit deze visie leeft en de hieruit voortvloeiende waarden ernstig neemt. Ook in de manier waarop zij omgaat met haar dienaren en hun welbevinden. Persoonlijke bloei van de voorgangers beoogt de eer van God en is er ten dienste van het volk van God, in haar dienst aan de wereld. Dit accent op ministerial flourishing neemt daarmee de persoonlijke ontwikkeling van de voorgangers serieus en tevens impliciet ook hun roeping met het oog op de gemeente in de wereld. Dat gebeurt in het vertrouwen dat de nadruk op geestelijke bloei gevolgen heeft voor de effectiviteit van het ambtelijke werk.6 Employment Life Cycle De Anglicaanse priester Adam Lowe (Milton, Australië) heeft zich in een casestudy beziggehouden met de geestelijkheid (clergy) binnen het diocees Durham van de Church of England en hun kerkelijke loopbaan.7 Hij hanteert daarbij het model van The Employment Life Cycle (ELC), een ontwerp dat in de organisatie-wetenschap wordt gebruikt om de verschillende fasen van iemands loopbaan te conceptualiseren. De meeste mensen die als werknemer werkzaam zijn, gaan in hun werkzame leven door een aantal gemeenschappelijke fasen; grofweg aangeduid als: werving en selectie, uitoefening en ontwikkeling in het werk en beëindiging van de loopbaan. Deze benadering is behulpzaam in het begrijpen van lange termijn patronen van de arbeidsmarkt, en de beschikbaarheid van human resources in de verschillende fasen van de loopbaan. Het voert te ver om gedetailleerd op de studie van Lowe in te gaan, de Engelse kerkelijke situatie is ook een andere dan die in de Protestantse Kerk in Nederland. Niettemin bevat het artikel een aantal aanzetten van belang voor het thema mobiliteit: Lowe laat zien dat de loopbaan van de clergy verschillende fasen kent en verschillende mijlpalen. Vertaald naar de Nederlandse situatie kan men aan het volgende denken: Fase PThU Master incl. vicariaat en Hydepark Nadere praktijkervaring/ beroepingsprocedure Werkbegeleiding in PE Verdere ontwikkeling/specialisatie Afbouw van het werk
Mijlpaal Kerkelijk examen/ colloquium Bevestiging in het ambt Afscheid 1e gemeente/verbintenis 2e gemeente Andere werkvelden binnen Lichaam van Christus Emeritaat (al of niet gefaseerd)
Het model van de levenscyclus kan niet alleen behulpzaam zijn voor de kerk in het nadenken over de toekomst, het kan ook voor proponenten en predikanten nieuwe inzichten opleveren en bewustwording stimuleren over de eigen positie en de toekomst in het werk. 5
‘The church of God doesn’t have a mission; the God of mission has a church’. In: Ministerial Flourishing, The report and recommendations of the CMD Review Group May 2010, p.1 6 ‘We believe that an ‘effectiveness agenda’ on its own is theologically and practically inadequate’. Ibidem, p.1 7 Adam M. Lowe, The Employment Life Cycle and Clergy in the Church of England: A Case Study of the Diocese of Durham, in: K. Niemelä (ed.), Church Work and Management in Change (Finland: Church Research Institute, 2012), p. 132-155.
4
In dat verband valt te denken aan het belang van de Permanente Educatie en aan het pleidooi in het in juli 2012 gepubliceerde Manifest van de groep Dominee 2.0 om te komen tot een ingroeifase in het predikantschap.8 ‘veel afgestudeerde theologen durven het niet aan om de gemeente in te gaan. Na een stage van tien weken, is vier jaar lang. (..) Er is behoefte aan iets tussen stage en baan.’9
Lowe en anderen hebben nadrukkelijk oog voor de unieke positie van de clergy. In het artikel wordt gesproken over een ‘theologie van roepingen’ (theology of vocations) . Rond de kruispunten/mijlpalen van de ELC komt steeds weer de vraag naar de persoonlijke roeping op tafel: waar is mijn plek in het lichaam van Christus? Deze punten laten zich goed verbinden met de ministerial flourishing. Door de nadruk op de kerk als het lichaam van Christus wordt daarbij de focus mede naar eventuele werkplekken buiten de plaatselijke gemeente verlegd als nieuwe uitdaging. Met het bovenstaande is het thema mobiliteit nog niet aan de orde gesteld. Het perspectief van de levenscyclus in relatie tot het predikantschap helpt echter wel om de mobiliteitsvraag niet geïsoleerd aan de orde te stellen. Mobiliteit, opgevat als verandering van standplaats, is geen panacee voor alle kwalen. Het maakt deel uit van de beweging die in het predikantschap zit – er in zou moeten zitten – en die door de ELC inzichtelijk wordt gemaakt.
8
Vgl. dominee2punt0.wordpress.com. De aanleiding voor het manifest ligt in het afwijzen van de Generale Synode van de Protestantse Kerk van de zgn. juniorfase. 9 Een van de initiatiefnemers van facebookcommunity Dominee2punt0 in een gesprek n.a.v. het zgn. Manifest.
5
3. Mobiliteit als noodzaak? Niet alleen binnen de Protestantse Kerk en evenmin alleen in Nederland staat de laatste jaren de mobiliteitsvraag op de agenda. De kerkorde van de Protestantse kerk (PKO) bepaalt dat predikanten na vier jaar door een andere gemeente kunnen worden beroepen. Soms gebeurt dat ook, maar lang niet altijd. Wat zijn de voors en tegens van een korte of juist langere ambtstermijn op eenzelfde plaats? Daarover wordt verschillend gedacht. Twee stemmen Om er in te komen volgen hier fragmenten uit de ervaringen van twee ‘jonge’ emeritus-predikanten: ‘Zelf heb ik zeven keer afscheid genomen van een gemeente. Zeker viermaal speelde daarbij de omslag van Hand. 16:6-10 een rol: stremming in het werk mag je soms duiden als een mogelijk teken van de Geest en daarom als een kans op een droom en een nieuwe ‘roep van over water’. Daarbij heb ik nooit eigen activiteit geschuwd (je naam laten noemen, het mobiliteitsbureau laten tippen, enz.), zonder roeping en leiding uit het oog te verliezen.’ ‘Een tijdige verandering van standplaats of werkveld kán dienstig zijn. Maar daar zit de oplossing voor ‘groei en bloei’ niet volgens mij. (…) Voorwaarden [om zo lang, bijna 30 jaar, ergens te staan- GvM] vind ik dat er collega’s zijn (vanwege de afwisseling en het werken in teamverband) en dat je innerlijk creatief blijft. (…) ‘Lerend omgaan met jezelf en je werk’ lijkt mij een belangrijker voorwaarde om het met vreugde en vrucht vol te houden dan tijdige verandering van standplaats of werkveld. (…) Ergens langer blijven vraagt misschien juist wel meer aan verdieping en verandering dan het veranderen van standplaats, dat juist het risico heeft van het herhalen van zichzelf.’
De sleutelpositie van de dominee De leiding van de gemeente berust niet bij een geestelijk leider maar bij de kerkenraad. Daarin zijn de ambten tezamen vertegenwoordigd. Alle drie de ambten zijn ‘gelijkmatig’ ambt. In de kerkenraad is er collegiaal beraad. Predikanten hebben een eigen verantwoordelijkheid als dienaar des Woords. Zij zijn niet in dienst van de gemeente, maar geroepen tot dienst aan de gemeente. Tegelijkertijd zijn predikanten de enige vrijgestelden in een gemeente, die voor hun ambtelijke werkzaamheden een traktement ontvangen. Als zodanig nemen zij een sleutelpositie in binnen de gemeente. Scherp gezegd: ‘Zij kunnen de kerk maken en breken.’10 Welke ambtstermijn past bij deze positie? Het geestelijke aspect In november 2010 schreef de gereformeerd-vrijgemaakte predikant Jos Douma een blog11 over een rapport van het deputaatschap Dienst en Recht van de GKV. In dat rapport wordt gepleit voor een evaluatiegesprek tussen kerkenraad (of begeleidingscommissie) en predikant na zes jaar ambtelijke dienst. Het rapport stelt o.a. dat predikanten niet langer dan zo’n zes jaar in een zelfde gemeente zouden moeten werken. ‘Anders ontstaat er eenzijdigheid, een tunnelvisie, dynamiek wordt belemmerd, groei wordt beperkt en de eigen ontwikkeling wordt geremd. Bovendien voorkomt het sneller rouleren binnen kerkelijke functies het ontstaan van bepaalde culturen en opvattingen.’12 Over de periode van zes jaar schrijft Douma: ‘Het is best herkenbaar trouwens die tijdspanne van zes jaar, of zeven – het zal niet om een precies aantal jaren gaan. Want er kan na een bepaald aantal jaren een soort verzadigingspunt optreden bij zowel de gemeente als de predikant. Je kunt vanuit een perspectief van professionaliteit de vraag stellen wat er dan aan de hand is. Maar moet niet minstens ook, of misschien zelfs eerst vanuit spiritualiteit, vanuit een geestelijke benadering, de vraag gesteld worden wat er dan aan de hand is? Kan een verzadigingspunt, en de problematiek die daarvan 10
Gerben Heitink, Een kerk met karakter - Tijd voor heroriëntatie, Kampen 2007, p. 287-288. http://josdouma.wordpress.com/2010/11/05/niet-langer-dan-zes-jaar-mobiele-predikanten/ 12 http://www.gkv.nl/dienst-en-recht/316/ het rapport: Dienst_en_Recht_def._29-10-2010.pdf Vgl. ook ds. Tom Viezee (NGK), ND 12-06-2013: ‘Zes tot uiterlijk acht jaar is een verantwoorde termijn, daarna moet een predikant wegwezen. Dat is gezond, verfrissend en dynamisch voor zowel de predikant als de gemeente.’ 11
6
een uitdrukkingsvorm is, niet ook een moment van loutering zijn, een proces waar je met elkaar doorheen gaat, een doorgang naar een nieuwe fase van verdieping waarin je ontdekt dat het niet gaat om ‘tunnelvisies’, ‘eigen ontwikkeling’, ‘mobiliteit’ en ‘toegevoegde waarde’ maar om de vraag of er een echt hartelijk verlangen is om de Geest zelf te laten werken boven allerlei menselijke overwegingen uit? In dit verband wijst Douma op de z.i. cruciale rol van het geestelijk leiderschap van de voorgangers.
Het veranderingspotentieel Dr. Sake Stoppels stelt het veranderingspotentieel van gemeenten aan de orde in zijn boek Voor de verandering. Om fundamentele veranderingen in geloofsgemeenschappen te realiseren moeten pastores langer dan vier jaar aan een gemeente verbonden zijn. Stoppels citeert o.a. Ploeger en Ploeger-Grotegoed die spreken over 6 tot 8 jaar en de managementdeskundige John. P. Kotter die zegt dat blijvende veranderingen binnen organisaties in de regel niet binnen zeven jaar tot stand worden gebracht. ‘Al deze gegevens wijzen in dezelfde richting: het kost jaren om werkelijke veranderingen te implementeren. Binnen veel protestantse kerken is er een soort fatsoenscode die stelt dat een voorganger niet binnen vier jaar weer vertrekt. Bezien vanuit het veranderingspotentieel van gemeenten zou een langere minimumperiode beter zijn’.13
De pastorale factor In het Reformatorisch Dagblad verscheen in februari 2012 een serie over aspecten van het beroepingswerk in de kring van de gereformeerde gezindte. Dr. W. van ’t Spijker, christelijk gereformeerd predikant en emeritus-hoogleraar kerkgeschiedenis wordt ook aan het woord gelaten14: ‘In de periode na de Synode van Dordrecht was het meer dan tegenwoordig gebruikelijk dat een predikant gedurende zijn hele ambtelijke loopbaan één of twee gemeenten diende (…). Onder invloed van een toenemend aantal vacante gemeenten ontstond op den duur een situatie waarin veel voorgangers achtereenvolgens op diverse plaatsen werkzaam waren. Een predikant dient een gemeente (…) niet alleen in de prediking, maar ook in het pastoraat. Dat laatste is vaak een zaak van de lange adem. Dat pleit ervoor om langere tijd in een gemeente werkzaam te zijn.”
De praktisch theoloog F.O. van Gennep wijst nog op een ander aspect als het om de rol van de pastor gaat: ‘Dat is het fascinerende van zijn positie, dat hij staat in een lange reeks van pastores en dat het werk dat hij heeft gedaan, zal worden opgevangen en aangevuld door anderen’ 15
Een ander effect brengt langdurige pastorale zorg op eenzelfde plek teweeg: ‘Ik heb in de acht jaar dat ik daar stond verschillende kinderen moeten begraven. Je energie heeft een plafond bij jezelf. Na verloop van tijd is het ‘vat’ bij jezelf vol. Toen ik hier dominee werd, kon ik weer met een schone lei beginnen.’16
Vertrouwen – vrijheid - macht In de Evangelische Kirche in Duitsland (EKD) wordt al langere tijd nagedacht over het termineren van de periode waarin een pfarrer aan een gemeente verbonden is (i.v.m. de invoering van een nieuw Pfarrerdienstrecht). Wat zijn de voor- en nadelen van een begrenzing van de ambtstermijn? Hoogleraar én predikant Dr. Christoph Dinkel (Stuttgart) heeft in verschillende publicaties daar zinnige dingen over gezegd.17 Enkele kernpunten:
13
Sake Stoppels Voor de verandering, Werken aan vernieuwing in gemeente en parochie, Zoetermeer 2009, p. 118-119. http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/prof_van_t_spijker_beroepingswerk_is_voluit_geestelijke_zaak_1_620516 15 Dr. F.O. van Gennep De brief in het pastoraat, een fenomenologische studie als bijdrage tot de praktische theologie, Amsterdam 1965, p. 149. 16 Een oudere dorpsdominee die na 8 jaar veranderde van standplaats. 14
7
-Er is tijd nodig om een vertrouwensband te ontwikkelen tussen een predikant en de gemeente. Een te snelle wisseling van plaats is daarom niet aan te bevelen. -Het is echter bedenkelijk wanneer predikanten te lang op hun plek blijven. Na meer dan tien jaar dreigt vertrouwdheid om te slaan in verveling en lethargie. Als dominee heeft men niets nieuws meer te zeggen. Grote uitdagingen biedt de gemeente niet meer en verrassingen zijn er nauwelijks. Ook als de voorganger geliefd is, zullen er gemeenteleden zijn die niet met zijn stijl overweg kunnen. Het risico bestaat dat zij de aansluiting met de gemeente gaan verliezen. -De plaatselijke dominee is het gezicht van de kerk, maar hij is niet de kerk. Een te langdurige versmelting van ambt en persoon verdoezelt dit gegeven. De dominee heeft de taak het evangelie in verschillende situaties en in verschillende vormen te verkondigen, maar zij is niet het evangelie in eigen persoon. Anderen kunnen het evangelie ook verkondigen en mogelijk andere groepen in de gemeente aanspreken. -In het ambt draait het om vertrouwen en vrijheid. Deze beide componenten geven aan de voorganger ook een niet onbelangrijke mate van macht binnen de gemeente. Deze macht neemt toe naarmate de ambtstermijn toeneemt.
Uitweiding - over macht In de Bijbelse traditie strekken de jaren iemand tot eer. Je zou dit de ‘macht van de ouderdom’ kunnen noemen. Deze macht is echter niet beperkt tot leeftijd en kan ook worden doorvertaald naar jarenlange ervaring in de context van die ene gemeente. Een belangrijk element van ‘dienend leiderschap’ is de bevordering van de groei van mensen die je dient. Worden ze vrijer en zelfstandiger of steeds afhankelijker van de dominee die als stabiele factor fungeert. Ook met de beste bedoelingen kan iemand toch een ‘machtsfiguur’ worden.18 Daarvoor hoef je geen dominante persoonlijkheid te zijn. -Geestelijke mobiliteit: verandering van standplaats leidt tot groei in ervaring. Een nieuw werkveld met de uitdagingen die daarbij horen, verhoogt de geestelijke mobiliteit. Predikanten, gemeenten en de hele kerk zouden ermee geholpen zijn wanneer gemeentepredikanten na 10-15 jaar (in een ander, later artikel noemt hij 8-12 jaar) van plaats wisselen. -Wanneer de dominee weet dat na een bepaald aantal jaren van standplaats gewisseld zal worden, kan hij de eigen ‘levensplanning’ daar op afstemmen. Wanneer alle predikanten na een bepaalde periode van standplaats wisselen, is een verandering geen persoonlijke ramp meer. Dinkel is geen voorstander van dwang, evenmin van de mogelijkheid dat na ca. acht jaar voorgangers door de gemeente kunnen worden herkozen. Hij pleit voor een Kultur des Stellenwechsels.
Predikantsbeelden Dinkel brengt in de discussie over de begrenzing van de ambtstermijn van de predikant nog een theologische verdieping aan. Achter de thematiek van de mobiliteit schuilt een conflict tussen verschillende predikantsbeelden (Leitbilder). Herder – Eeuwenlang was het beeld van de herder/pastor voor het predikantsberoep leidend. ‘Im Horizont des Hirtenleitbilds sind Stellenwechsel und Berufskarriere nicht vorgesehen.’ Als er sprake was van ontwikkeling, dan was het naar een grotere kudde. In de jaren 70 en 80 is het beeld van de (gekwalificeerde!) herder nieuw leven ingeblazen door de opkomst van de pastorale psychologie en KPV-trainingen. In plaats van de kudde/gemeente kwam het individu/cliënt centraal te staan. Manager – In de jaren 90 en het begin van de 21e eeuw komt er een nieuw beeld in zwang, dat van de dominee als manager. Competenties, leiderschapstrainingen, zelfmanagement worden nieuwe 17
O.a. Christoph Dinkel, Die Unverzichtbarkeit der Pfarrerin und des Pfarrers vor Ort; Facetime – Chancen direkter Begegnung, in: Deutsches Pfarrerblatt - Heft: 2/2007; Dinkel, Besetzung von Pfarrstellen auf Zeit, in: Deutsches Pfarrerblatt – Heft 4/2010 18 Martina und Volker Kessler Die Machtfalle. Machtmenschen in der Gemeinde, Giessen 2012.
8
deugden. De kerk/gemeente wordt als een onderneming beschouwd. De charismata-lijsten van Paulus worden herontdekt en nopen tot het ontwikkelen van talenten. Deze ontwikkeling past in de samenleving waar transparantie, verantwoordelijkheid en media-presentie steeds belangrijker worden. Dinkel stelt dat de kerk, wil zij serieus genomen worden, zal moeten voldoen aan standaarden die in de maatschappij aanvaard zijn. De consequentie van deze insteek is een vermanagerung van het predikantschap. De houdbaarheidstermijn van managers is in de regel beperkt (3-5 jaar). Prediker – Wanneer dit beeld op de voorgrond staat, gaat het veel minder om management e.d. Vroeger was de predikant een geleerde die God en de wereld voor de gemeente verklaarde. Die tijd is voorbij. De eisen aan de preekvoorbereiding worden hoger, alsook de eisen aan de presentatie. In plaats van geleerdheid is de gemeente meer en meer in de performance geïnteresseerd, mede onder invloed van de moderne media. Tegelijkertijd wordt er van de predikant uiteindelijk verlangd dat deze iets te zeggen heeft dat er toe doet. Maar hoe lang kan iemand op eenzelfde plaats voor dezelfde mensen iets interessants, dat wil zeggen iets nieuws vertellen? Ook dit predikantsbeeld staat haaks op een lang verblijf op een zelfde standplaats. Mensen van de weg – De nieuwtestamenticus Gerd Theissen omschrijft de volgelingen van Jezus als Wanderradikalen, mensen die onderweg zijn, in beweging, net als hun Heer (Matth.8:20). Deze opvatting staat ver af van de huidige praktijk in de christelijke gemeenten. Maar – zegt Dinkel – als dan in ieder geval de dominees hier eens een beetje naar zouden leven, dan zou dat niet slecht zijn. In de geloofstraditie zitten in ieder geval impulsen voor flexibiliteit en mobiliteit. Uitgerekend de Reformatie – stelt Dinkel - is verantwoordelijk voor de breuk met het ideaal van het ‘onderweg’ zijn. Met de nadruk op de deskundigheid en de professie van de dominees, kwamen ook de arbeidsvoorwaarden in beeld, met name das Pfarrhaus en daarbij gevoegd de Pfarrfamilie en nog weer later de werkende partner. Voor het gezin is een verandering van standplaats een risico en reden tot stress19; zoiets kan niet worden afgedwongen door regels.
19
Vgl. Hannie Vink en Piet Schelling Verhuizen met kinderen een praktische gids, Kampen 1997
9
4. Enkele ontwikkelingen in het predikantencorps Het is niet eenvoudig een gedetailleerd beeld van de mobiliteit onder gemeentepredikanten in de Protestantse Kerk te schetsen. Toch zijn er wel enkele lijnen te trekken. Predikantenaantallen en samenstelling De statistische jaarbrief 201120 laat zien dat de ontwikkeling van de aantallen gemeentepredikanten een daling vertoont vanaf 2197 predikanten in 2005 naar ca. 2018 per 01-01-2011. Andere tabellen maken inzichtelijk hoe de samenstelling van het predikantencorps is naar leeftijd en geslacht. Het aantal vrouwen neemt toe, het aantal jonge dominees – tot en met 34 jaar – blijft klein. Normbezetting Verder biedt de jaarbrief een overzicht van wat genoemd wordt de normbezetting (aantal fte predikantsplaatsen) ten opzichte van het aantal dienstdoende predikanten in fte en het aantal vacatures in fte. Hieruit blijkt een gestage afname van het aantal benodigde gemeentepredikanten. Een daling die samenhangt met de ‘krimpende’ kerk waarin het aantal leden en gemeenten terugloopt. In- en uitstroom gemeentepredikanten In 2007 liet het rapport ‘Werk in de wijngaard’ zien dat het aantal personen dat colloquium deed zo rond de 53 per jaar lag over de periode 2000 – 2006. Het gaat hier – vermoedelijk – om het aantal proponenten dat daadwerkelijk als predikant aan de slag is gegaan. De website dominees.nl vermeldt over de periode 2004 (het jaar van de vorming van de Protestantse Kerk) tot en met 2011 een aantal van gemiddeld 63 personen per jaar die zijn toegelaten tot de evangeliebediening. Tot 1 juli 2012 zijn dat er 3921. Uit de praktijk van de afgelopen jaren blijkt dat deze proponenten lang niet allemaal gemeentepredikant worden. Ook duurt het soms geruime tijd voordat een bevestiging plaatsvindt (hetzij als gemeentepredikant, hetzij als predikant met bijz. opdracht). 120 100 proponenten aanwas
80 60 40
Proponenten bevestigd
20
Uitstroom predikanten
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
0
Aan de ‘uitstroomkant’ kan worden nagegaan welke predikanten 65 jaar worden en met emeritaat gaan. Daarbij moet bedacht worden dat er predikanten zijn die door ontheffing uit het ambt, arbeidsongeschiktheid, sterfte of vervroegd uittreden de 65 jaar als emeritaatsdatum niet halen. Ook is er een vooralsnog kleine groep predikanten die na het 65e jaar wil doorwerken. Verder is de verhoging van de pensioenleeftijd buiten beschouwing gelaten. In onderstaande grafiek is de 20
http://www.pkn.nl/Lists/PKN-Bibliotheek/Statistische%20Jaarbrief%202011.pdf Vervaardigd door het Expertisecentrum t.b.v. de kleine synode, AZ 11-39, 25 november 2011. Inmiddels verscheen de Statistische Jaarbrief 2013 http://www.pkn.nl/Lists/PKN-Bibliotheek/Statistische%20Jaarbrief%202013.pdf 21 http://www.dominees.nl/kandidaten.php?q=hui2012 Het aantal zal in 2012 waarschijnlijk flink hoger zijn dan gemiddeld in verband met de sluiting van de opleidingen van de PThU in met name Utrecht.
10
instroom van gemiddeld 63 proponenten ‘meegenomen’ en de gemiddelde uitstroom van 86 gemeentepredikanten die met emeritaat gaan per jaar.22 120
proponenten aanwas
100 80
Uitstroom predikanten
60
Lineair (proponenten aanwas)
40 20
Lineair (Uitstroom predikanten)
0
De instroom van proponenten die daadwerkelijk gemeentepredikant worden zal waarschijnlijk lager zijn. Daarbij is de tendens van structureel lagere studentenaantallen bij opleidingen theologie nog buiten beschouwing gebleven. Het aantal predikanten dat uitstroomt is groter dan hierboven geschetst wanneer de predikanten met bijzondere opdracht of in algemene dienst mee worden geteld. Gezien bovenstaande trends in instroom en uitstroom is er reden te verwachten dat de vraag naar gemeentepredikanten zal toenemen ondanks de krimpende kerk en de ontwikkeling naar de inzet van meer HBO-theologen.23 Dat biedt ook perspectief voor de mobiliteit van predikanten. Mobiliteit Om scherper te krijgen hoe het gesteld is met de mobiliteit van gemeentepredikanten is gekeken naar het aantal jaren dat predikanten in hun huidige gemeente staan na hun laatste bevestiging. Voor de gegevens is gebruik gemaakt van cijfers van het team arbeidsvoorwaarden24 waarbij wordt uitgegaan van 1996 predikanten voor gewone werkzaamheden per ultimo 2011. Aantal jaren in huidige gemeente na laatste bevestiging 0 t/m 4 Jaar >4 t/m 7 jaar >7 t/m 10 jaar >10 t/m 12 jaar >12 t/m 20 jaar >20 t/m 34,1 jaar
901 396 226 105 269 109
= = = = = =
44,9 % van 1996 19,8 % 11,3 % 5,2 % 13,4 % 5,4 %
Volgens Ord. 3.4.2 van de PKO zijn predikanten voor gewone werkzaamheden beroepbaar wanneer zij ten minste vier jaar de gemeente waaraan zij verbonden zijn, hebben gediend.
22
Voor zover kon worden nagegaan is de samenstelling van het aantal gemeentepredikanten dat de komende jaren met emeritaat zal gaan als het gaat om werktijd (pt/ft) vrijwel in evenwicht. 23 Deze verwachting past bij de conclusies uit het rapport De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016, (ROA-R2011/8), van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, Maastricht University, School of Business and Economics, Maastricht, december 2011. ‘Andere HBO- en WO-opleidingstypen waarvoor een relatief hoge vervangingsvraag van gemiddeld jaarlijks ca. 5% of meer wordt verwacht zijn terug te vinden bij (…) WO theologie. ‘ (p. 44) ‘Binnen WO letteren en sociaal-cultureel is het arbeidsmarktperspectief voor WO theologie zelfs zeer goed door de hoge vervangingsvraag.’ (p.74-75) 24 Met dank aan Hans Runherd, Team Arbeidsvoorwaarden DO.
11
Binnen de kerk zijn er verschillende opvattingen over de vraag wat een passende periode is om als gemeente en predikant aan elkaar verbonden te zijn: het Bijbelse getal van 7 jaar, het psychologisch belangrijke 10 jaar, of – net als diakenen en ouderlingen naar de Protestantse Kerkorde – 12 jaar. Al naar gelang deze begrenzing wordt het belang van mobiliteit meer benadrukt. Helder is in ieder geval dat eind 2011 709 predikanten langer dan 7 jaar in hun gemeente stonden, waarvan 378 meer dan 12 jaar (zie onderstaande grafiek). Als het om percentages gaat is ultimo 2011 24% van de gemeentepredikanten langer dan tien jaar in zijn gemeente; 36% langer dan zeven jaar. 250 200 150 aantal 100
leeftijd
50 0 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18 20 22 24 26 28 30 32 34
Ontwikkelingen
In het licht van voorgaande cijfers, zit er voor de komende jaren waarschijnlijk behoorlijk wat ruimte tussen de instroom van proponenten en de uitstroom van predikanten. Deze ruimte biedt kansen voor mobiliteit, ook voor predikanten met veel ervaring 25. Het predikantencorps bestaat op dit moment namelijk voor meer dan de helft uit personen die ouder zijn dan vijftig jaar. 26
Tegelijkertijd is er sprake van een krimpende kerk waarin meer in deeltijd gewerkt zal worden en waarin de werktijdpercentages kleiner worden. Per 1 januari 2011 is 68% van de dienstdoende predikanten fulltime aan het werk; 32 % parttime. 23% van de predikanten is vrouw. Van de vrouwelijke predikanten heeft 68% een parttime dienstverband. De gemiddelde werktijd van alle dienstdoende predikanten is 88%.27 In het toekomstbeeld zal ook de vermoedelijk toenemende inzet van kerkelijk werkers betrokken moeten worden.
Dit alles heeft gevolgen voor de aard van de ambtelijke werkzaamheden. In principe worden studenten opgeleid tot generalist. In de praktijk dreigt de breedheid van het werk verloren te gaan, met consequenties voor de aantrekkelijkheid van het beroep. ‘Ik wil heel graag naar een andere gemeente. In de afgelopen vier jaar heb ik nog nooit een trouwdienst geleid en ook nog nooit kinderen gedoopt. Catechisanten zijn er niet.’ 28
De doorstroming in de kerk lijkt in absolute getallen mee te vallen. Toch geldt van 1 op de 4 gemeentepredikanten dat deze langer dan tien jaar aan zijn gemeente verbonden is.
25
In de regel is er bij het Mobiliteitsbureau veel vraag naar jonge dominees met ervaring in de leeftijd tot 45 jaar. Vgl. ds. H.J. (Jan) Oortgiesen op de website reliwerk.nl http://www.reliwerk.nl/2012/06/ook-voor-de-kerk-geldt-onderdruk-worden-de-dingen-vloeibaar 27 Cijfers ontleend aan team arbeidsvoorwaarden DO in Rein Brouwer, Een kwestie van karakter. Predikantschap in een seculiere tijd, Kerk en theologie 62/3, juli 2011, noot 9. 28 Predikant die in deeltijd werkt in haar eerste gemeente. 26
12
5. Oorzaken van stagnerende mobiliteit 1.
Waarom predikanten niet beroepen willen worden
Pastorie / eigen huis Nog in 2007 stond boven een artikel in Trouw : ‘Pastorie wordt straks blok aan ieders been’. Hierin werd betoogd dat door de stijgende huizenprijzen het voor dominees die met emeritaat gaan onmogelijk wordt om zich een ‘knap huis’ te veroorloven. Gemeenten doen er beter aan hun pastorie te verkopen. Inmiddels is het beeld drastisch gewijzigd. De woningmarkt zit op slot, de prijzen van woningen dalen en deze ontwikkelingen zijn van negatieve invloed op de mobiliteit van predikanten met een eigen woning. Het ligt voor de hand dat bezitters van een eigen huis hun woning pas na een aantal jaren (ca. 10?) willen verkopen om geen verliezen te lijden. Een predikant met een eigen huis is in de regel ook minder snel in staat op korte termijn te reageren op een uitgebracht beroep.29 Rol van de partner / kinderen/ ouders In vrijwel de gehele Protestantse Kerk is het een vertrouwd beeld geworden dat de partner van de predikant een eigen werkkring heeft. Ook dit is een factor die meespeelt in het beroepingswerk. Daar komt bij dat predikanten die in deeltijd werken vaak een andere verdeling van werk en zorgtaken hebben met hun partner dan dominees die voltijds werkzaam zijn. De jaren door is ook de plaats van de kinderen in relatie tot het beroepingswerk toegenomen. Hun behoeften en wensen rond bijvoorbeeld onderwijs en opleiding worden serieus genomen. Hierdoor kan een mogelijke verandering van standplaats worden opgeschort. Een aantal predikanten geeft bij het Mobiliteitsbureau aan dat zij vanwege de zorg voor hun ouder wordende ouders niet kunnen ‘bewegen’ naar een ander deel van het land. Het is goed denkbaar dat dit motief door de te verwachten vergrijzing een grotere rol gaat spelen. Parttime/ fulltime De advertenties in Kerkinformatie wekken de indruk dat er vrijwel alleen parttime plekken in de kerk zijn waar predikanten aan de slag kunnen. Dat beeld is eenzijdig. Anderzijds loopt het aantal fulltime vacatures – waar doorgaans veel belangstelling voor is - wel terug (zie de cijfers in het vorige hoofdstuk). Voor fulltime predikanten en proponenten die niet in deeltijd kunnen werken, vormt deze ontwikkeling een complicatie om naar een (nieuwe) gemeente te gaan. Daar komt nog iets bij: Als predikant sta je niet parttime in het ambt, je werkt in deeltijd. En de vraag is of dat besef binnen de gemeente leeft. ‘Deeltijdpredikanten kiezen meestal voor vrijheid, vrije tijd en ruimte voor hun gezin. Gemeenten daarentegen beroepen een deeltijdpredikant omdat het ledenaantal afneemt en de financiële middelen navenant. Dat botst.’30
Zekerheid / onzekerheid De ervaring leert dat er ook predikanten zijn die om andere redenen geen beroep in overweging willen nemen hoewel zij kerkordelijk gezien beroepbaar zijn. Een bepaald project is bijvoorbeeld nog niet afgerond, of een traject van verandering. Ook komt het voor dat predikanten honkvast blijven vanuit een grote verantwoordelijkheid voor de toekomst van de gemeente die zij dienen. Bij hun vertrek wordt de afname van de grootte van de gemeente misschien wel doorvertaald in percentage formatieplaats. 29 30
Aldus ds. R. Holwerda in Centraal Weekblad 16 mei 2008. Gerben Heitink, Een kerk met karakter - Tijd voor heroriëntatie, Kampen 2007, p. 284-285.
13
Daarnaast zijn er predikanten die zich op hun plek weten in de gemeente die zij dienen. Waarom zou je veranderen als je weet wat je hebt en niet wat je krijgt? ‘Is het wel een verbetering als ik ga?’ ‘Hier heb ik mijn balans gevonden.’ Daarbij spelen de krimp van de kerk en het gemis aan perspectief een belangrijke rol en de onzekerheden die daarmee samenhangen in een nieuwe context. In dit verband is een waarneming uit de Werkbegeleiding (WB)31 van belang. In de jaren ’90 signaleerde de WB onder predikanten het verlangen om niet te lang in een gemeente te blijven (bijv. niet > 6 jaar). Inmiddels lijkt dit beeld precies omgekeerd. Het risico voor deze categorie dominees is dat zij te lang op hun (veilige?) plek blijven en na verloop van tijd niet meer van standplaats kunnen wisselen. Veel predikanten die niet weg willen geven dat door aan het Mobiliteitsbureau, zodat zij niet op een advieslijst worden geplaatst. In toenemende mate gebeurt dat ook in de kring van de Gereformeerde Bond. Teleurstelling Verschillende predikanten hebben op het MB aangegeven (voorlopig) niet meer te reageren op advertenties. Dit besluit werd ingegeven door teleurstelling over de maandenlange procedure die uiteindelijk op niets uitliep: ‘ik werd nummer twee, en dat hoor je dan na 9 maanden op de dag voor Kerst!’ Een andere predikant (eind vijftig) die nooit ver kwam in beroepingsprocedures gaf aan dat advertenties en het klimaat in de kerk suggereren dat ‘er altijd nieuwe kansen zijn, als je maar wil. Maar dat is onzin. Ik doe daar niet meer aan mee’. Ook de opstelling van beroepingscommissies – ‘te zakelijk’, ‘amateuristisch’ – speelt daarbij een rol. ‘Soms denk ik: beroepingscommissies moeten ook vanuit het geloof handelen. Ik hoor van commissies die uit 12-18 mensen bestaan. Absurd. Als je je huiswerk hebt gedaan, dan is er ook nog zoiets als het waagstuk van het geloof.’32 ‘Ik voelde me als een kwajongen behandeld en dacht heb je eigenlijk wel kaas gegeten van wat kerk is?’33 Doorgroeimogelijkheden Ook het ontbreken van mogelijkheden om jezelf verder te ontwikkelen stimuleert predikanten niet om naar een nieuwe gemeente te gaan. ‘Ik ben toe aan een nieuwe uitdaging. Maar in een volgende gemeente blijft het werk ten diepste hetzelfde. Daarom heb ik gemeenten die zich bij mij meldden tot nu toe afgehouden’.34 Financieel motief Het financiële motief is met de invoering van de nieuwe traktementsregeling weggevallen. Inkomsten spelen voor een predikant geen rol meer bij het verhuizen naar een grotere gemeente omdat er geen financiële verschillen meer zijn tussen gemeenten. Het nieuwe traktementsstelsel werd ingevoerd o.a. om de mobiliteit in de kerk te bevorderen. Onvoldoende helder is of de regeling op dit punt aan zijn doel beantwoordt.35
31
Gesprek met de werkbegeleiders, 27 sept. 2012. Oudere predikant, praatpaal van jongere collega’s. 33 Ervaren predikant, tweede helft vijftig, midden van de kerk. 34 Predikant, 48 jaar, confessioneel/evangelisch. 35 Vgl. Theo Pleizier, De bolwerken van de Protestantse Kerk, consequenties van synodebeleid voor kleine gemeenten in een krimpende kerk in Kerk en Theologie, 62 (2011) 110-122. Hij wijst m.n. op de gevolgen van het traktementsstelsel voor kleinere gemeenten. Zij zien de kosten voor predikantstraktementen sterk stijgen en kunnen geen fulltime dominee meer betalen. 32
14
Verscheidenheid in aantrekkelijkheid van gemeenten is in ieder geval decennialang een belangrijke factor geweest in de mobiliteit van predikanten.36 Rode draad? Is er in bovenstaande motieven een rode draad te bespeuren? Dr. Rein Brouwer37 heeft gewezen op een meer zakelijke benadering van het predikantschap door de predikanten. Hij signaleert dat tijd en beschikbaarheid geseculariseerd zijn. Ook voor dominees zijn individualiteit en privacy een groot goed geworden. De aanschaf of huur van een ‘eigen’ huis zorgt ervoor dat werk en privé meer op afstand komen te staan. Hij signaleert dat ook predikanten zich bevinden binnen een ‘immanent raamwerk’ (Charles Taylor). Brouwer verbindt aan zijn waarnemingen ook kritische vragen: In hoeverre rekenen predikanten nog met de realiteit van externe krachten, die de immanentie te boven gaan? Is roeping niet geworden tot een intrinsieke motivatie die zich slechts onderscheidt door de verwijzing naar een religieuze traditie?
36
Peter van Rooden, Religieuze regimes, Over godsdienst en maatschappij in Nederland, 1570-1990, Amsterdam 1996, schetst hoe in de 18e eeuw de kerk van de Republiek in principe een ideale structuur voor mobiliteit kende. De predikantsplaatsen waren zeer verscheiden in (financiële) aantrekkelijkheid. 37 Rein Brouwer, Een kwestie van karakter, p. 242-243.
15
2. Willen is (lang niet altijd) kunnen In het voorgaande is aandacht geschonken aan predikanten die niet weg willen uit hun gemeente. Niet vergeten mag worden dat er ook een groep van dominees is die wel degelijk openstaan voor een beroep maar niet beroepen worden. ‘In menig pastorie is er op dit gebied een stuk zorg. En ‘the man in the street’ heeft daar geen weet van.’38 Predikanten die wel weg willen maar dat niet kunnen, zien vaak uit naar een verandering van standplaats vanwege de zwaarte van het werk. Het is geen sinecure om vandaag aan de dag in een sterk veranderende wereld kerk te zijn. De afgelopen jaren is de diversiteit in gemeenten sterk toegenomen met alle spanningen van dien. Het staande blijven in het krachtenveld van de gemeente vergt grote spankracht. En een krimpende kerk legt op deze predikanten die langdurig op eenzelfde plek werken, een zware last. ‘Ik loop leeg van de leegloop’ is een quote die de moedeloosheid en machteloosheid verwoordt. Naar het ambt solliciteer je niet In verband met het bovenstaande speelt ook nog een principiële kwestie. Veel gemeenten gaan via een advertentie in Kerkinformatie op zoek naar een nieuwe predikant. Op zo’n advertentie kan men reflecteren of solliciteren39 en het is niet uitzonderlijk dat zo’n advertentie tientallen reacties genereert. In een substantieel deel van de Protestantse Kerk kent men deze praktijk niet40 en heeft men daar zelfs bezwaren tegen. Overigens leven die bezwaren niet alleen bij hen die zich tot de gereformeerde belijders rekenen. In een artikel op zijn weblog41schrijft de Groninger predikant Ynte de Groot waarom hij niet mee doet aan sollicitatieprocedures: ‘Inhoudelijk (…) vind ik het grootste bezwaar dat het ambt niet iets is waarnaar je solliciteert, maar waartoe je geroepen wordt. Het klinkt misschien zwaarwichtig, maar zo voel ik het toch. Natuurlijk is dominee zijn gewoon een vak en een predikant moet niet ergens werken waar hij of zij zich niet thuis voelt. Maar als in het beroepingswerk de predikant het initiatief moet nemen is het gevaar groot dat hij of zij meer oog krijgt voor de eigen carrière, dan voor wat nodig is voor een gemeente. In het ‘oude’ systeem kon je in contact komen met een gemeente waarnaar je nooit zou hebben gesolliciteerd, maar die een appèl op je doet, dat je als een werkelijke roeping kan ervaren.’
38
Uit een e-mail van een betrokken gemeentelid uit de kring van de Gereformeerde Bond. ‘In feite solliciteert een gemeente naar een nieuwe predikant’ stelt ds. Jan Oortgiesen (MB). De vraag is wel of een kerkenraad/beroepingscommissie dat ook zo beleeft. 40 Vgl. de brochure Vacant, en dan…? uit 2007, van de hand van ds. M.A. Kuijt, geschreven ter bezinning op het beroepingswerk binnen de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk 41 http://www.ynte.nl/artikelen/kiesmij.html 28 febr. 2002. 39
16
3. Waarom predikanten niet beroepen worden Het leeftijdsmotief In 2005 schreef dr. Sam Janse in Woord & Dienst dat wie vijftigplus is zich moet voorbereiden op het rangeerterrein van de kerk en niet meer meetelt bij vacante gemeenten. Janse merkte dat gemeenten op zoek zijn naar frisse dertigers met een jeugdige uitstraling. Deze gedachte heeft inderdaad in het beroepingswerk postgevat. Oudere dominees – zo wordt gedacht – zijn minder herkenbaar voor kinderen en jongeren en de categorie van de zgn. middengeneratie. Bij beroepingscommissies is er twijfel of senioren nog wel initiatiefrijk zijn, of zijn zij vooral op weg naar het emeritaat? Dat oudere predikanten levenservaring hebben opgedaan, toegenomen zijn in vaardigheden en hun theologische kennis hebben verdiept, daaraan wordt in deze redenering voorbij gegaan. Het lijkt er overigens op dat hier enige verandering in komt. Een groot deel van de dienstdoende predikanten is boven de vijftig, dertigers zijn schaars. Verder zullen er de komende jaren vermoedelijk meer vacatures komen. De verhoging van de AOW-leeftijd kan ook een signaalfunctie hebben: wie boven de vijftig is wordt geacht nog volop mee te doen in het arbeidsproces. Er is iets aan de hand Er bestaat bij gemeenten huiver om een predikant te beroepen waarmee ‘iets aan de hand’ is. Wat daarmee precies wordt bedoeld, varieert. Binnen de kring van de Gereformeerde Bond en in mindere mate bij confessionele gemeenten wordt het al geruime tijd beroepbaar zijn (van proponenten) of al langere tijd aan gemeente verbonden zijn (van predikanten) soms opgevat als een indicatie dat er iets aan de hand moet zijn. Hierbij speelt de vorm van het beroepingswerk – je wordt beroepen en reageert niet op een advertentie – een belangrijke rol. Spanningen binnen de gemeente waar de predikant werkt, bevorderen het beroepingswerk niet. In toenemende mate lijkt daarbij ook het internet van betekenis, waar in veel gevallen kerkbodeberichten, weekbrieven en officiële mededelingen vrijelijk te lezen zijn. In ord. 3.20 PKO wordt kerkordelijk mogelijk gemaakt dat een predikant na gerezen spanningen ontheven wordt van werkzaamheden en losgemaakt van de gemeente. In de betreffende situatie spreekt het generale college voor de ambtsontheffing uit dat de predikant de gemeente niet langer met stichting kan dienen. In dit oordeel wordt de schuldvraag niet aan de orde gesteld. Hoewel deze inzet ruimte lijkt te scheppen voor een nieuw begin, wijst de praktijk uit dat het erg moeilijk is voor ‘losgemaakten’ om een nieuwe verbintenis aan te gaan. De schuldvraag is in juridische zin weliswaar niet in het geding maar daarmee ook niet beantwoord. Hierdoor blijft predikanten die met een losmakingsprocedure te maken hadden hun voortijdige afscheid aankleven: ‘waar rook is, is vuur’. In de provincie Zuid-Holland is de laatste jaren ervaring opgedaan met het sluiten van een convenant tussen predikanten en kerkenraden die gebrouilleerd zijn geraakt. Zolang de predikant in het reguliere dienstwerk kan functioneren is er nog enige kans op een beroep, zo leert de ervaring. Het top-tien effect In dat deel van de kerk waar men niet werkt met advertenties lijkt er soms sprake van een top-tien effect. Proponenten of predikanten die een bepaalde naam hebben opgebouwd en pas net (of nog net niet) beroepbaar zijn, ontvangen meerdere beroepen tegelijk of na elkaar. Een grote groep predikanten die relatief onbekend zijn, blijven onbemind. Zij ontvangen bij hoge uitzondering een beroep. En dat zij nooit in de kolommen van de beroepingsberichten staan getuigt dan ook weer tegen hen. ‘Het beroepingswerk voltrekt zich grotendeels in kleine circuits met een bevoorrechte binnenste cirkel.’42 42
Vacant, en dan…?, blz. 61.
17
De dominee past niet bij de gemeente (1) Tijdens de beroepingsprocedure wordt duidelijk dat predikant en gemeente niet matchen waardoor de beroepingscommissie afziet van verder contact. Het is zeker van wezenlijk belang dat de predikant en de gemeente bij elkaar passen. Er zijn in dit verband twee tendensen te bespeuren: Modalitaire grenzen zijn vager geworden, modalitaire profielen zijn op plaatselijk vlak minder eenduidig (vgl. m.b.t. bijvoorbeeld: liturgische tradities, theologische accenten, ambtsvisie, ethische thema’s als homoseksualiteit). De opkomst van de evangelische beweging binnen de Protestantse Kerk zorgt voor meer diversiteit binnen gemeenten. Gemeenten die gescheurd of gedecimeerd raakten bij de vorming van de Protestantse Kerk zoeken een nieuwe balans. Aan de context (bijv. stad) wordt meer belang gehecht. Door al deze ontwikkelingen wordt het beroepen van een predikant steeds specifieker. Beroepingswerk is maatwerk. Omdat de predikant een belangrijke plaats inneemt binnen de –gevarieerd samengesteldegemeente en het nauw luistert, gaan beroepingscommissies en kerkenraden niet over een nacht ijs maar op safe. Langdurige (maandenlange) beroepingsprocedures zijn het gevolg. Wie niet exact in het profiel past, wordt niet beroepen. De dominee past niet bij de gemeente (2) In 2006 beschreef Eline Baggerman- van Popering haar Lesefrucht van 48 advertenties van predikantsvacatures in Kerkinformatie43. Het predikantsbeeld dat uit deze advertenties oprijst bestaat uit zes thema’s: een leider, met uitstraling, die goed kan samenwerken en kan omgaan met de leefwereld en pluriformiteit van de gemeente, en die beschikt over bepaalde deskundigheid. Kernwoord is ‘uitstraling’. Er is weinig fantasie voor nodig om te veronderstellen dat het verlangen naar een inspirerende, verbindende predikant met uitstraling en leidinggevende capaciteiten eerder is toegenomen dan afgenomen. Ook in gemeenten waar men op klassieke wijze het beroepingswerk vormgeeft is er vraag naar ‘ondernemende’ predikanten die zich goed kunnen presenteren. ‘Een dominee wordt steeds sterker beoordeeld op zijn persoonlijke kwaliteiten. In de drieslag ambtpersoon-beroep geeft de persoon de doorslag.’44
Op deze punten passen veel gemeenten en predikanten niet bij elkaar, zo leren de ervaringen op het Mobiliteitsbureau. Predikanten maken ten aanzien van dit predikantsprofiel (graag) een theologisch voorbehoud: zij zijn ten principale dienaren van het Woord. De kerkenraad heeft de leiding over de gemeente, niet de predikant. Om bezieling en uitstraling kan men alleen bidden, het zijn geen competenties. Ofschoon deze gezichtspunten op zichzelf allemaal theologisch correct zijn is daarmee de vraag van gemeenten niet van tafel. Beroepingscommissies maken gewag van inertie bij predikanten, tobberigheid en het uit de weg gaan van heikele beleidsthema’s. ‘Zij [enkele predikanten die al lange tijd aan die gemeente verbonden zijn– GvM] zijn op geen enkele manier proactief en nemen geen initiatieven. Als er gesproken wordt over de krimp in hun wijkgemeenten, reageren ze uiterst defensief. Bij hen denk ik: dan wordt het leven watertrappelen.’45 ‘Dat iemand zich zo kleedt voor een gesprek. Ik dacht: is dat nou een dominee?’’46
43
‘De X-factor van de predikant’, in Woord en Dienst, mei 2006, p.3 Aldus prof. dr. G. Heitink in een klein exploratief onderzoek Predikant en kerkenraad: een spanningsveld, sept. 2012. 45 Voorzitter AK in een stedelijke context. 46 Voorzitter beroepingscommissie uit het midden van de kerk. 44
18
Moeten de dominees met hun uitstraling in hun eentje de leegloop van de gemeente tegengaan? Dat is als motief bij gemeenten denkbaar. Maar achter de vraag naar zo’n type predikant is – op zijn best – ook het verlangen te proeven naar vernieuwing van de gemeente met het oog op de toekomst, waarin de predikant het voortouw zou moeten nemen. Aan geloofwaardig leiderschap47 is in de kerk – en niet alleen daar – een groeiende behoefte. Daarin speelt de veranderde plaats van de christelijke gemeente in onze postmoderne cultuur een belangrijke rol48. Rode draad? Door grotere nadruk te leggen op de persoon van de dominee verdwijnt de overtuiging naar de achtergrond dat het ambt een gave van God is aan de geloofsgemeenschap. Door de manier waarop sommige beroepingscommissies te werk gaan en de wijze waarop het predikantsprofiel is geformuleerd, wekken zij de indruk een nieuwe werknemer te zoeken voor de job van dominee.
47
Vgl. dr. Joke van Saane, Geloofwaardig leiderschap, Zoetermeer 2012. Te denken valt aan het pleidooi van Robert Doornenbal voor missionair leiderschap met een sterke nadruk op spirituele vorming. Zie R.J.A. Doornenbal, Crossroads. An Exploration of the Emerging-Missional Conversation with a Special Focus on ‘Missional Leadership’ and Its Challenges for Theological Education, Delft 2012. 48
19
6. Over roeping en beweging - een beschouwing ‘Tot voor kort verklaarde menige dominee bij zijn afscheid dat hij als hij het over mocht doen, terstond weer dominee zou worden. Dat zeg ik die collega’s niet zo vlot na.’ Want: ‘daarvoor is er in de laatste generatie rondom het ambt teveel veranderd (…)’ 49
Met deze woorden leidde dr. Paul Oskamp in 1994 zijn afscheid in als rector van het theologisch seminarium Hydepark. Het predikantschap is aan grote veranderingen onderhevig en daarmee om te aan is geen sinecure. Gerben Heitink schetst in zijn Biografie van de dominee50 de ontwikkeling van geestelijke stand naar beroepsgroep. In de jaren zestig en zeventig veranderde het karakter van de samenleving sterk en daarmee ook van de kerk. De rol van de kerk werd bescheiden(er) en de status van de dominee boette in. Democratisering maakte de gemeenteleden mondiger en kritischer. En dan is de krimpende kerk nog buiten beschouwing gebleven. Meer nog dan in 1994 hebben veel gemeenten met teruggang te kampen. Hierdoor dreigt het predikantswerk in zijn breedheid te verschralen. De vraag dient zich aan: ‘Ben je in staat het vol te houden in de confrontatie met afbraak en negativiteit om je heen?’51 De marginale positie die kerk en geloof innemen in de samenleving, het wegvallen van gevestigde structuren, ze werpen de dominee meer en meer terug op zichzelf. Bekend en bruikbaar is het onderscheid in de persoon, het ambt en het beroep van de predikant. Droeg vroeger het ambt de persoon52, in de breedte van de kerk is dat veranderd in het tegenovergestelde beeld: een predikant wordt in toenemende mate op persoonlijke kwaliteiten beoordeeld en daarop afgerekend. De persoon draagt het ambt. ‘Dit persoonlijke element spreekt aan en kan pastorale contacten verdiepen. Het kan zich ook tegen de predikant keren. Op de persoon zijn we meestal gauw uitgekeken en populariteit kan zo omslaan in bikkelharde kritiek.’53 Wie alles op zijn of haar persoon moet waarmaken, wordt kwetsbaar want op een persoon raken mensen snel uitgekeken. Naast het accent op het persoonlijke is er sprake van professionalisering. Het predikantschap als beroep vraagt ook om deskundigheidsbevordering en profilering. Een min of meer noodzakelijk ‘kwaad’ (Heitink). Maar ook hier liggen grenzen. Want wat betekent die nadruk op het beroep voor het ambtelijke karakter van het predikantschap, voor de roeping van de dominee? ‘Hoorde je vroeger bij de ‘stand van Latijn-kenners’, door de huidige invulling van het beroep als zodanig heeft het vooral iets burgerlijks gekregen. Dominees zijn gewoon hele keurige mensen, ze gaan stralend, of gewild ernstig hun weg, net naar gelang in welke hoek van de kerk ze zich bevinden. (…) Het beroep (…) vraagt nog steeds heel veel. Daarbij zou je bijna de roeping vergeten waarmee God je weg riep uit al het keurige kerkelijke (…) en je een beetje wereldvreemd maakte, een vuur in je aanstak dat je dreef richting het predikantschap. (…) Beroep voelt veiliger. Je bent net als vele anderen gewoon met nuttig werk bezig. Het is een beroep als andere geworden. Bij vacatures verschijnen er advertenties. Daar kun je op reageren. Een beroepingscommissie functioneert als ballotagecommissie. Zij bepalen of je bij de eerste drie zit en of je het wordt. Zo gaat het op het moment in grote delen van de kerk eraan toe bij het zoeken van een predikant of het zoeken van een gemeente.’ 54
49
Priester en nar. Rede bij het afscheid van dr. Paul Oskamp, 2-9-94, blz. 1 Gerben Heitink, De biografie van de dominee, Baarn 2001. 51 Predikant, half veertig, midden van de kerk. 52 Overigens kan ook de vraag gesteld worden of het ambt de ‘persoon’ in het verleden misschien wel te veel beschermd heeft ten koste van de innerlijke vrijheid en de karaktervorming van de predikant. 53 Gerben Heitink, Predikant en kerkenraad: een spanningsveld. Lezing voor visitatoren in de Protestantse Kerk, 2 oktober 2012. 54 Drs. P.L. de Jong, Predikant tussen roeping en beroep, in Kontekstueel, juli 2007 21-6. 50
20
Ook anderen55 signaleren een crisis in het roepingsbesef onder voorgangers, mede onder invloed van functionalistische tendensen in onze samenleving. ‘Het ambt wordt daarom vaak gezien als niets meer dan een klus die moet worden geklaard en die bovendien in de ogen van mensen gebukt gaat onder een groot ‘dat kan ik ook’ gehalte.’ 56
Onderzoek57 lijkt deze waarnemingen te bevestigen. Predikanten ervaren hun taak niet eenduidig als een ambt waartoe ze geroepen zijn. Het roepingsbesef is aan slijtage onderhevig. En de vraag komt op tafel: predikant, voor even of het leven?58 De Jong gaf al aan waar hij deze ontwikkelingen in het beroepingswerk vertaald ziet. Beroepingscommissies onderscheiden zich vaak maar weinig van seculiere werving- en selectiecommissies. Onbekommerd wordt er gesproken van longlists en shortlists waar dominees op prijken. En aan de kant van de predikant is er een grotere nadruk gekomen op de arbeidsvoorwaarden, zoals een werkweek van 40 uur. Dominees benaderen het predikantschap zelf ook meer zakelijk. Op zichzelf zijn dat ontwikkelingen die verdedigbaar of begrijpelijk zijn. Ook het predikantschap heeft een duidelijk beroepsmatige kant die zich niet onderscheidt van andere arbeidssituaties en waar een professionele insteek nuttig is. En niet alleen in de kerk is de nadruk op het persoonlijke sterk toegenomen, ook op andere terreinen zoals in de politiek is daarvan sprake. Maar dat laat onverlet dat de predikanten zelf én de kerk, weer zouden moeten herontdekken wat de implicaties zijn van het begrip roeping. De Amerikaanse theoloog A.J. Conyers schreef een boek over de crisis in onze moderne cultuur waaruit het bewustzijn van ‘roeping’ zo goed als verdwenen is. Conyers stelt dat roeping als levensoriëntatie essentieel is om een humane gemeenschap te vormen. Ooit was de westerse wereld doortrokken van een gevoel van roeping59, ‘a view in which human life is drawn toward some purpose that is greater than the individual, one that stands above national interests, that invests life with nobility and beauty, and that creates “room” for the common life.’60 Maar dat is veranderd. In plaats van roeping - ‘experiencing life as a pilgrimage’ - staat onze vrije keuze centraal. Roeping is inherent aan het kerk-zijn. In het woord ekklesia klinkt het werkwoord ‘roepen’ door. Het Nieuwe Testament spreekt van mensen die weggeroepen zijn uit de duisternis naar het wonderbaar licht (1 Petr.2 ) en in andere brieven worden de leden van de gemeente van Christus uitdrukkelijk ‘geroepenen’ genoemd (o.a. Rom. 1 en 8, I Kor. 1). In de Schrift is ‘roeping’ geen doel in zichzelf. Zij staat in dienst van de toewijding aan God en de verwachting van het Koninkrijk. 55
Eugene H. Peterson, Dragende delen. Pastor zijn op authentieke wijze, Gorinchem z.j., beschrijft hoe een groot aantal Amerikaanse predikanten hun roeping verzaken en zich van hun kerntaken verwijderen. 56 Dr. Henk Bakker, Geroepen, niet gekozen, Openingscollege Baptistenseminarium 3 september 2010. 57 O.a. dr. Rein Brouwer, Pastor tussen macht en onmacht. Een studie naar professionalisering van het hervormde predikantschap, Zoetermeer, 1995; dr. Johan van Holten, Rol & roeping. Een praktisch-theologisch onderzoek naar de rolopvatting van aanstaande, beginnende en oudere predikanten gerelateerd aan hun roepingbegrip, Zoetermeer 2009. 58 Titel van het themanummer van Michsjol, februari 2001, 10-1. 59 Vgl. Gerard Reve, Roeping (1973) voor de Zusters van Liefde, te Weert: Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar verlamde oude mensen wast, in bed verschoont, en eten voert, zal nooit haar naam vermeld zien. Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert, ziet savonds reeds zijn smoel op de tee vee. Toch goed dat er een God is. 60 A.J. Conyers, The Listening Heart. Vocation and the Crisis of Modern Culture, Waco, 2009, blz. 6. En dr. Henk Bakker, a.w.
21
De eerste christenen worden niet voor niets ‘mensen van de Weg’ genoemd. Als ‘vreemdelingen en bijwoners’ (1 Petr. 2) zijn het vreemde eenden in de bijt van de samenleving, onderweg naar Gods toekomst. In de Visienota van de Protestantse Kerk wordt in dat verband gesproken over ‘velen die wereldwijd de weg van het geloof gaan’ (blz. 9) en over de Geest die ons helpt om kerk te zijn voor onze tijdgenoten, ook in de toekomst (blz. 20-21).’61 Daar klinkt beweging in door. Wijlen dr. Gerrit de Kruijf schreef: ‘Geloven is toekomstgericht leven, zoals pelgrims doen. (…) Wij zijn onderweg van oud naar nieuw.’62 Roeping is kenmerkend voor de kerk. En wie de Stem gehoord heeft, wordt in beweging gezet. ‘Onze stad is immers niet blijvend. Wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt’ (Hebr. 13). Zo worden mensen door God geroepen en in beweging gebracht. Wat van de ekklesia geldt, geldt ook – en misschien wel juist – van hem of haar die geroepen is voorganger te zijn. Binnen de Protestantse Kerk, speelt roeping in ieder geval nog steeds een belangrijke rol als het om het predikantschap gaat: ‘Roeping heeft ook te maken met geloven in het grote verhaal zelf van God in de geschiedenis. Je wordt er door geraakt en geboeid. Je kunt er niet van loskomen. Je wilt er tolk en getuige van zijn. Je wilt ook meelopen in deze estafette. Met andere woorden: je moet er echt zin in hebben. Anders moet je het niet doen. Want daarvoor is het ambtswerk een leven lang veel en veel te zwaar. Het is ook allerminst een schande, om géén dominee te worden. Men staat dan niet een trede lager. Integendeel. Het ambt is een noodmaatregel van God. Ik wil niet zeggen: een lagere vorm van mens- en christen-zijn. Maar in ieder geval: niet de normale vorm. (…) Aan de abnormaliteit van het geestelijk ambt moet men echt zin hebben. Het laatste dat je erover kunt zeggen is dat de Heilige Geest die zin aanmaakt. Het kan vanzelfsprekend worden: helder en zeker: ik hoef er eigenlijk niet meer over te praten, of ik dominee word – want ik word het.’
Bovenstaande tekst63 is – vrij naar dr. A.A. van Ruler – afkomstig van de website van de PThU en de Prot. Kerk www.domineeworden.nl 64. Op de site wordt ingegaan op de roeping tot het ambt van predikant. In feite gebeurt die roeping door de kerk, wanneer een gemeente je vraagt hun predikant te worden. Maar voor die tijd komen er nog allerlei andere vragen bij roeping kijken: Zou ik het wel mogen? Zou ik het wel durven? Zou ik het wel kunnen? En ben ik er ook echt toe bereid? Met de inhoud van deze website staan de Protestantse Kerk en Universiteit in een lange traditie. ‘Roeping hoort bij het vak van voorganger, van religieus leider.’ 65 Tot het ambt van dienaar des Woords word je geroepen. En die roeping (vocatio) heeft twee aspecten: een inwendige zijde (verborgen roeping) en een uitwendige (de uiterlijke of officiële roeping genoemd). En van werkelijke roeping is pas sprake als die twee zijden samenkomen.66
61
De hartslag van het leven. Visie op het leven en werken van de Protestantse Kerk in Nederland, Zoetermeer 2012. Gerrit de Kruijf, Ethiek onderweg. Acht adviezen, Zoetermeer, 2008n blz. 13. 63 Een ander eloquent voorbeeld is Discerning a Call to Ministry van hoogleraar NT Susan R. Garrett: http://www.lpts.edu/admissions/Newsltr_Futures_Dec05.pdf 64 Onder het kopje ‘roeping’. http://www.domineeworden.nl/info.aspx?page=13942 65 Dr. Joke van Saane, a.w., blz. 52-58. Zij stelt verder dat ‘De motivatie achter de keuze van voorgangers en religieus leiders voor hun beroep of functie verschilt vaak sterk van de motivatie voor de keuze voor willekeurige andere beroepen.’ 66 Vgl. dr. P. van den Heuvel Het colloquium en het onderzoek naar de roeping, lezing voor gedelegeerden voor de toelating tot de evangeliebediening, Utrecht 24 januari 2002, en P. van den Heuvel (red.) De toelichting op de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, Zoetermeer 2004, blz. 301-302. 62
22
In de traditie van de Reformatie werd ook onder woorden gebracht waaraan men precies kan weten geroepen te zijn. Dat wordt duidelijk aan de hand van drie trefwoorden: er is het verlangen om Christus en zijn kerk te dienen; er is de bekwaamheid voor aanwezig; en in een concreet beroep door een gemeente voltrekt zich ook de gelegenheid in de roeping. Precies zoals op domineeworden.nl wordt beschreven. Verder valt op dat het ambtswerk wordt gezien als een ‘vreemde’ roeping, die betrekking heeft op het gehele leven.67 Nu, samen met de andere ‘geroepenen’ is de predikant ook in beweging gebracht; in de richting van het Koninkrijk. Maar behalve voorganger is de dominee daarin ook voorbijganger. Een kaarsrechte lijn van de apostel Paulus die van gemeente naar gemeente trok en op verschillende plaatsen bouwde aan het lichaam van Christus loopt er niet naar de predikanten van vandaag. Maar in de weg van de navolging van de Heer hebben zij toch ook weet van het onderweg zijn, van het gezonden zijn, van het gaan op de ‘bonnefooi’, van het openstaan voor de verrassingen van de Geest. Net zoals Paulus en andere leerlingen hebben ervaren. Je zou dat kunnen scharen onder de vreemdheid van het ambt. Der Pfarrer ist anders68. De predikant is vreemdeling, vanwege het profetisch getuigenis, de vreemdheid van het Woord.69 En hij is pelgrim. Niet iemand die zich settelt maar die onderweg is. En ‘juist dat maakt dat de predikant een uitzondering blijft te midden van andere professionals’.70 Je zou dat ook de vrijheid van het ambt kunnen noemen. Als het er op aan komt is de dominee vrij van ‘zijn’ gemeente. Vrij om te blijven of om te gaan naar een andere plaats. Vrij om te gaan waar hij geroepen wordt. Huub Oosterhuis dichtte: Hij die ons in zijn dienstwerk heeft gewild, die het gewaagd heeft onze hand te vragen; (…) Hij die verlangen wekt, verlangen stilt – vrees niet, Hij gaat met ons een weg van dagen.71
Verlangen wordt gewekt en verlangen wordt gestild. Maar om op het spoor te komen welke richting het uit gaat, welke ‘weg Hij met ons gaat’, moet je kunnen luisteren, moet er ruimte zijn voor ‘verborgen omgang’. Wanneer geloven in God zeldzamer en meer aangevochten wordt, zal iemand meer moeten investeren in de eigen spiritualiteit. Om zo scherp te krijgen waarop het aankomt. Dat geldt van kerkenraden72 en ook van predikanten. Herman Andriessen73 heeft er daarbij op gewezen dat elke levensfase een eigen vorm van spiritualiteit kent. Zou die spiritualiteit zich niet kunnen verbinden met de mijlpalen die zich in de loopbaan van een 67
Vgl. ook: ‘Misschien is het teveel gezegd om het ambt van predikant zonder meer tot een keuze voor het leven te noemen (…). Maar men vraagt geen toelating tot het ambt onder voorbehoud.’ in Van den Heuvel, Toelichting, blz. 302. 68 Manfred Josuttis, Der Pfarrer ist anders. Aspekte einer zeitgenössischen Pastoraltheologie, München 1982. 69 ‘De predikant is een vreemdeling door de vervreemdende boodschap die hem is opgedragen.’ in Johan Goud, Schrijven in het zand. Predikantschap in de 21ste eeuw, Kamper Oraties 15, Kampen 2000, blz. 18-20. 70 K.J. Holtzapffel, De vrijheid van het ambt in: Wouter Klouwen en Ad van Nieuwpoort e.a. (red.) Dominee of tentenmaker? De predikant als tolk en getuige, Kampen 2007, blz. 134. 71 Tussentijds 113, Hij die gesproken heeft een Woord dat gáát 72 Dr. Sake Stoppels schrijft: ‘Roeping heeft te maken met een Stem die je roept en die kun je alleen maar horen als je luistert. Dat vind ik een van de grootste uitdagingen voor de kerkenraden van nu. Dat er ruimte komt om een en al oor te zijn. Want het luistert heel nauw in onze dagen….’ In: ‘Het luistert nauw…’ Over asymmetrie en eenheid in de kerkenraad, lezing op symposium ‘Roergangers in de kerk’ 13 oktober 2012. 73 Herman Andriessen, Spiritualiteit en levensloop. Over levensfasen en geestelijke bestemming, Zoetermeer 2006. Van belang in dit verband zijn verder de publicaties van de Franciscaan Richard Rohr (met dank aan Egbert van der Stouw, PCTE)
23
predikant aftekenen? (vgl. de Employment Life Cycle) Juist rond de mijlpalen van de ambtelijke loopbaan kan de vraag naar de persoonlijke roeping op tafel komen. Waar is mijn plek in het lichaam van Christus? Vandaag aan de dag wordt er ook in de kerk en de universiteit – terecht- ingezet op competenties, op wat iemand kan. Bij maatschappelijke organisaties en in het bedrijfsleven74 wordt – mede onder invloed van de zgn. ‘positieve’ psychologie75 - inmiddels steeds scherper gezien dat het minstens zo belangrijk is om te focussen op wat iemand bezielt. Wat iemands diepste drijfveren zijn, en de waarden waaruit iemand leeft. Op dat punt heeft de kerk eeuwenlange ervaring en expertise opgebouwd. Roeping sluit hier nauw op aan, al komt daarbij de diepste drijfveer van elders: ‘Gelooft u dat u in uw beroeping door deze gemeente door God zelf tot deze dienst bent geroepen?’76 Essentieel voor het predikantschap is dat het besef van roeping levend wordt gehouden. Niet alleen aan het begin van het werk in de gemeente, maar ook bij voortduur én op gezette tijden. ‘Levend houden van je aanvankelijke motivatie om predikant te worden geeft extra voedingsstof als de bodem dor dreigt te worden.’77
Daarbij zal het waar zijn dat aan het gebruik van het woord ‘roeping’ risico’s kleven78. Iemand kan met de vlag van de roeping de lading van zijn eigen verlegenheid bedekken of zijn eigen wensen legitimeren. Maar het omgekeerde is ook mogelijk: ‘Roeping is voor veel predikanten een beladen begrip. Het is te arrogant om te zeggen dat je je geroepen weet, maar zonder roeping is het ook wel vreemd om pastor te willen zijn.’ 79 Kortom: misbruik heft het goede gebruik niet op. Roeping bepaalt ons bij de eigenheid van het ambt. ‘Wat we doen is uiteindelijk niet maakbaar. Het moet de spirituele kern zijn die motiveert. Die ervaring is de diepste laag.’80 Wanneer de predikant tot taak heeft de gemeente bij haar roeping te bewaren, is het de vraag wie de dominee bij zijn roeping bepaalt. Daar ligt natuurlijk allereerst een taak bij de predikant zelf om de eigen spiritualiteit te onderhouden. Verder is er de collegialiteit van de werkgemeenschap waar deze thematiek een plaats krijgt. Te denken valt ook aan retraites en trainingen die via de Permanente Educatie (zullen) worden aangeboden en contacten met de Werkbegeleiding. Maar het is ook van groot belang dat roeping op vaste momenten aan de orde wordt gesteld, op de weg die de predikant gaat. De lijn die op de drempel van de kerk is ingezet, wordt zo doorgetrokken. Tijdens het colloquium wordt de vraag naar de roeping expliciet gemaakt door andere ambtsdragers van de kerk. Maar daar hoeft het niet bij te blijven. Essentieel is allereerst dat het interne gesprek in de pastorie over deze thematiek gestalte krijgt. Daarmee ligt de nadruk op de innerlijke vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van de predikant. 74
In het bedrijfsleven wordt met competenties vaak alleen iets gedaan in de sollicitatiefase. Mensen zijn ook veel complexer dan hun competenties. ‘Het competentie-denken is een eigen leven gaan leiden. Er wordt nauwelijks gevraagd naar wat iemand nou echt belangrijk vindt; waarvoor iemand zijn bed uitkomt.’ Anje-Marijcke van Boxtel, directeur coaching van Schouten & Nelissen in Talent&magazine 2012. 75 Een benadering die –kort door de bocht gezegd – niet inzoomt op de tekorten maar op de positieve ervaringen van mensen en hun krachtbronnen (resources). Vgl. bijv. de studie naar de betekenis van bevlogenheid en engagement voor de arbeidsproductiviteit door Prof. Dr. Willem van Rhenen (Nijenrode University). 76 Dienstboek een Proeve, deel II – Leven Zegen Gemeenschap, Zoetermeer 2004, blz. 244. 77 Jodien van Ark, Tien tips om te bloeien in: Magazine van de Protestantse Theologische Universiteit, nr. 1, jan. 2009. 78 Van Saane, a.w., blz. 56-57, merkt op dat roeping voorzichtigheid en kritische reflectie vraagt. Zij vraagt daarbij aandacht voor o.m. narcisme en de ontwikkeling van regressieve persoonlijkheidskenmerken zoals onmisbaarheid, onfeilbaarheid en onkwetsbaarheid. 79 Rein Nauta, Paradoxaal leiderschap. Schetsen voor een psychologie van de pastor, Nijmegen 2006, blz. 21. 80 Dr. Gerben Heitink in Trouw 9 april 1997 ‘Predikant is te tobberig’.
24
En zou ook het reguliere gesprek met de visitatoren dat (hopelijk) een keer in de vier jaar gehouden wordt, een instrument kunnen zijn om de vraag naar de roeping in ‘deze, concrete gemeente’ te blijven stellen als een uitnodiging tot zelfreflectie? 81. Ook valt te denken aan vormen van coaching die door de Werkbegeleiding worden aangeboden. En is het Mobiliteitsbureau, dat het beroepingswerk behartigt en dat zich heeft bewezen als een goede plek voor proponenten, predikanten en kerkenraden niet de plaats om het én over roeping én over het beroep te hebben? Het kan bijna niet anders of de vraag naar hun roeping houdt predikanten in beweging, om zo uitgedaagd te worden en te blijven. Wie beweegt, vindt immers nieuwe dingen op zijn weg. Dominees kunnen op verschillende manieren bewegen: hetzij dat zij in stabilitas loci 82verbonden blijven aan een bepaalde geloofsgemeenschap; hetzij dat ze gehoor geven aan de roep vanuit een andere gemeente; hetzij dat zij hun talenten op een andere plaats - binnen of buiten de kerk - inzetten en op die manier beantwoorden aan hun roeping.83
81
De visitatoren zouden dit thema dan wel als opdracht moeten meekrijgen. Op dit moment is het geen afzonderlijk aandachtspunt. 82 Stabilitas is een begrip ontleend aan de zgn. kloosterregel van Benedictus. ‘Stabilitas betekent trouw zijn, niet als een levenslange gevangenis, maar als een dynamiek die groei en ontwikkeling mogelijk maakt.’ In: Brouwer, Een kwestie van karakter, blz. 249. Vgl. ook Wil Derkse, Een levensregel voor beginners, Tielt 2003. 83 Van Holten, Rol & Roeping, spreekt van roepingsbesef met een dynamisch karakter, blz. 262-265.
25
7. Stellingen 1.
De mobiliteit van predikanten beoogt de bloei van het lichaam van Christus.
2. Het perspectief van ministerial flourishing en de Employment Life Cycle draagt bij aan de bewustwording t.a.v. de plaats die een dominee inneemt en zijn keuzes. 3. Tijdige verandering van standplaats is goed voor de gemeente en de predikant en sluit aan op de wortels van de Jezusbeweging als ‘mensen van de weg’. 4. Zeven jaar is een prima periode om aan een gemeente verbonden te zijn. 5. Ruiling van standplaats is een optie die het overwegen waard is.84 6. Er is behoefte aan een ‘theologie van roepingen’ en aan momenten waarop de vocatio aan de orde wordt gesteld. 7. ‘Es gibt keinen intimeren Freund des gesunden Menschenverstandes als den Heiligen Geist…’85
84
Vgl. “Ruil brengt beweging in predikantenkorps” ND, 13 juni 2013. In de GKV vond voorjaar 2013 een vijfhoeksruil plaats tussen vijf predikanten van ca. 60 jaar in gemeenten in een behoorlijke regio. 85 Karl Barth, Die Kirchliche Dogmatik IV,4 Das christliche Leben (Fragment), Zürich 1967, blz. 31.
26
8. Gespreksvragen 1.
Wat betekent roeping voor jou?
2. Wat is er volgens jou nodig om de mobiliteit van predikanten in onze kerk te stimuleren. Waar zie je belemmeringen/grenzen? 3. Hoe kijk je aan tegen je eigen ‘mobiliteit’ ? Hoe behulpzaam zijn in dat verband begrippen als ministerial flourishing en Employment Life Cycle? 4. Wat betekent het feit dat we spreken van beroepingswerk voor de praktijk van kerkenraden en beroepingscommissies? Wat betekent het voor je eigen insteek? 5. (Hoe) moet het gesprek gevoerd worden over mobiliteit van predikanten, in de kerk en in de gemeente? 6. Op welke manieren probeer je in beweging te blijven op je eigen standplaats?
7. Sluit het geloof in roeping eigen activiteit uit of juist in? Welke methodes vind je aanvaardbaar om roeping naar een andere gemeente tot stand te brengen?
27