ROA-rapport Publieksversie
Werkgelegenheid en scholing 2001
Publieksversie ROA-rapport ‘Werkgelegenheid en scholing 2001’
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Aan het woord
5
Risicofactoren
8
Scholingsinspanningen
11
Risicoprofielen
12
Doelgroepen scholingsbeleid
14
Scholing voor de arbeidsmarkt
16
Europees Sociaal Fonds
20
INLEIDING Om inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt dienen (potentiële) werknemers zich aan te passen aan de voortdurend veranderende eisen die de arbeidsmarkt aan hen stelt. Als gevolg van onder meer technologische vernieuwingen, organisatorische veranderingen en verschuivingen in de werkgelegenheid verouderen de kennis en vaardigheden waarover we beschikken. Investeren in scholing is de meest voor de hand liggende manier om het verouderen van kennis en vaardigheden te voorkomen. Scholingsbeleid dat is toegesneden op de eisen van de arbeidsmarkt verbetert niet alleen het perspectief op werk van werknemers en werkzoekenden van wie de kwalificaties aan waarde hebben ingeboet. Scholing draagt ook bij aan het verbeteren van de concurrentiepositie van een bedrijf. En aan het oplossen van knelpunten in de personeelsvoorziening waarmee werkgevers te kampen hebben. Vanuit dit perspectief heeft het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) het overzichtrapport Werkgelegenheid en scholing 2001 opgesteld, in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het rapport (en de bijbehorende Statische Bijlage) is verschenen in het kader van het Werkgelegenheid en Scholing Observatorium (WSO), dat sinds 1996 de relevante ontwikkelingen voor het scholingsbeleid in beeld brengt. In deze publieksversie kunt u de grote lijnen en de belangrijkste conclusies lezen uit het ROA-rapport 2001. Het ROA-rapport geeft antwoord op de volgende twee vragen: 1. Welke groepen werkenden lopen als gevolg van kwalificatieveroudering nu eigenlijk een risico op verlies van werk? 2. Welke scholingsactiviteiten bieden werkenden en werklozen betere kansen op de arbeidsmarkt? Om de eerste vraag te beantwoorden, gaat het rapport in op drie risicofactoren waar werkenden mee te maken krijgen: • fysiek of psychisch belastende arbeidsomstandigheden; • technologische en/of organisatorische ontwikkelingen; • verschuivingen in de structuur van de werkgelegenheid. Kwalificatieveroudering treedt op wanneer iemand als gevolg van één of meerdere van de genoemde risicofactoren niet langer in staat is zijn of haar huidige functie optimaal uit te oefenen. De mate van scholing, ter voorkoming van kwalificatieveroudering, bepaalt uiteindelijk het daadwerkelijke risico op verlies van werk. Door risicofactoren en scholingsinspanningen tegenover elkaar te zetten, geeft het rapport een overzicht van sectoren waar extra aandacht nodig is om het verlies van werk te voorkomen. Dit wordt geïllustreerd met zogenaamde risicoprofielen. Het rapport geeft aan op welke wijze de risicogroepen door aanvullende scholing hun positie op de arbeidsmarkt kunnen verbeteren. Ook schetst het rapport hoe scholing van werkenden en werkzoekenden een bijdrage kan leveren aan het verminderen van knelpunten in de personeelsvoorziening.
3
De brochure Deze brochure zet de belangrijkste conclusies van het rapport Werkgelegenheid en scholing 2001 op een rij. Het onderzoek is uitgevoerd door prof. dr. A. De Grip, drs. J. B. van Loo en drs. J.M.A.F. Sanders van het ROA. De voorliggende publieksversie is vervaardigd door tekstbureau De Nieuwe Lijn in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het volledige overzichtsrapport Werkgelegenheid en scholing 2001 en de Statische Bijlage kunt u bestellen bij: ROA, Postbus 616, 6200 MD Maastricht.
4
AAN HET WOORD Prof. dr. Andries de Grip is projectleider van het Werkgelegenheid en Scholing Observatorium (WSO). Sinds 1996 brengt dit observatorium van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt de relevante ontwikkelingen voor het scholingsbeleid in beeld. Omvangrijke rapportages over gedegen onderzoeken. Maar om wat voor nieuwe en belangrijke informatie gaat het nou eigenlijk? Wat leren ons deze overzichten wat we niet allang wisten? En, belangrijker nog, wat kunnen we ermee? Het voorwoord is aan Andries de Grip. Wat is volgens u de meerwaarde van dit rapport? “Dit rapport zet de belangrijkste cijfers over de verschillende risico’s op verlies van werk op een rij die de werkenden in de verschillende bedrijfssectoren lopen. En daarnaast in welke mate door scholing op deze risico’s wordt ingespeeld. Er bestaan wel meer onderzoeken op dit gebied, maar die informatie is verbrokkeld. Om de zaak zo overzichtelijk mogelijk te maken, hebben we dit keer nog iets specifieker dan in onze voorgaande onderzoeken de cijfers per bedrijfssector weergegeven. In de statistische bijlage van het rapport staan de verschillende indicatoren per sector geordend. We hebben voor het eerst overzichtelijke sectorprofielen gemaakt. Op die manier hebben de bedrijfssectoren snel een overzicht van de situatie in hun sector. Zo kunnen ze ook hun resultaten eenvoudig met andere sectoren vergelijken. In één oogopslag zien ze of ze op bepaalde punten grotere risico’s lopen en of ze achterlopen in hun scholingsbeleid. Met deze gegevens kunnen ze bijvoorbeeld in de metaalsector zien dat de collega’s in de bouw veel meer deelnemen aan specifiek op arbeidsomstandigheden gerichte scholing. Terwijl werken in beide sectoren een hoge fysieke belasting met zich meebrengt. De metaalsector kan zich afvragen hoe dat komt, of de situaties vergelijkbaar zijn en zo ja wat ze in de bouw anders doen en of ze daar iets van kunnen opsteken. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om met dit onderzoek een diagnose van de arbeidsmarkt te stellen. We hebben de cijfers sec op een rij gezet. Het is immers een observatorium. We zouden graag zien dat het rapport discussies initieert. Dat de uitkomsten van het onderzoek betrokkenen aanzet om iets te doen aan verlies van werk door kwalificatieveroudering van werkenden. Scholing is het belangrijkste wapen als je mensen voor de arbeidsmarkt wilt behouden.” In hoeverre bestaat er bereidheid om die kwalificatieveroudering tegen te gaan? “Je ziet in het algemeen dat er steeds meer oog komt voor oplossingen om mensen aan het werk te houden. De enorme instroom in de WAO en ook de voortdurende krapte op de arbeidsmarkt dwingen bedrijven en overheid om naar oplossingen te zoeken. Om mensen te werven en binnen te houden hebben vooral de grotere bedrijven de afgelopen jaren hun personeelsbeleid flink neergezet. Ze investeren steeds meer in scholing om hun personeel geschikt te maken èn te houden voor de betreffende functies. Dat ze bij de overheid en het bedrijfsleven, een tijdje geleden alweer, het thema ‘Een leven lang leren’ introduceerden, zegt wat dat betreft wel iets. De ene sector investeert meer in bedrijfsopleidingen dan de andere sector. In de energie en het bank- en verzekeringswezen wordt al veel gedaan, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de landbouw- en visserij. Binnen de diverse sectoren wordt op uiteenlopende gebieden aandacht besteed aan scholing. Zo richt het bank- en verzekeringswezen zich vooral op vakspecifieke opleidingen, terwijl het de bouwsector met name te doen is om de negatieve effecten van belastende arbeidsomstandigheden te verminderen. 5
Voor scholing gericht op het vergroten van de employability van werkenden is nog weinig aandacht. Bovendien vrezen sommige werkgevers dat personeelsleden die de gelegenheid krijgen om aan hun persoonlijke ontwikkeling te werken, binnen de kortste keren ergens anders aan de slag gaan met hun nieuw verworven kennis en vaardigheden.” Zijn er nog opmerkelijke zaken aan het licht gekomen tijdens het onderzoek? “Uit het onderzoek blijkt wederom dat vooral mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt de meeste risico’s lopen op uitval. Dat signaal zouden de diverse bedrijfssectoren beter moeten oppikken. Steeds meer bedrijven vragen tegenwoordig voor de laagste functies al iemand met mbo-niveau. Een deel van de werkenden kan daar niet aan tippen. Daarom is het hard nodig om een deel van die lager opgeleiden alsnog te motiveren voor het volgen van een middelbare beroepsopleiding. En dan niet via de reguliere weg door nog eens jaren in de schoolbanken door te brengen, maar via specifieke trajecten op de regionale opleidingscentra (ROC’s). Daarbij moeten de in de praktijk verworven competenties (EVC’s) worden erkend. Mensen worden zo vrijgesteld voor diverse vakken waar ze in de praktijk al ruimschoots ervaring mee hebben. Op die manier kunnen ze op een versnelde manier een mbo-diploma behalen. Het is in het belang van het bedrijfsleven om mensen die kans te geven. Er is bovendien een tekort aan middelbaar en hoger opgeleiden dus dat compenseert het tekort voor een deel. Tegelijkertijd ontstaat er meer ruimte op de arbeidsmarkt voor de (overgebleven) lager opgeleiden. Die maken zo ook meer kans op een baan.” Hoe zit het met de verantwoordelijkheid van werkenden zelf? “De centrale vraag voor werkenden luidt steeds: hoe behoud ik mijn waarde op de arbeidsmarkt. Je ziet dat werkenden vaker dan voorheen op eigen initiatief cursussen gaan volgen. Zo stippelen ze zelf hun loopbaan uit en maken ze zichzelf minder afhankelijk van hun werkgever. Door het volgen van gerichte cursussen en opleidingen zorgen ze ervoor dat ze interessant blijven voor de arbeidsmarkt. Ze zouden daarbij een handje kunnen worden geholpen met een eigen budget. Er wordt momenteel door de sociale partners en de overheid nagedacht over de mogelijkheid van een eigen scholingsbudget voor werkenden, bijvoorbeeld in de vorm van een Persoonlijke Ontwikkelings Rekening (POR). Alle werknemers zouden dan zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de cursussen die ze volgen.” De media staan altijd bol van de verhalen over de werkbelasting in de verzorgende beroepen. Thuiszorgmedewerkers en verpleegkundigen hebben het zwaar. Uit het onderzoek springt deze groep er niet in het bijzonder uit. “Ik wil de problemen in de zorg niet bagatelliseren, heel veel mensen ervaren daar een enorme werkdruk. Maar gelukkig zijn er ook nog steeds verpleegkundigen en verzorgenden die vrolijk doorgaan tot de pensioengerechtigde leeftijd en met plezier naar hun werk gaan. In de sectoren metaal, overige industrie en bouwsector zijn de (fysieke) arbeidsomstandigheden dikwijls niet minder belastend, zo blijkt uit onze studie.” Je kunt nooit alle risico’s op uitval uitsluiten? Tot welke hoogte zijn risico’s aanvaardbaar? “Het is inderdaad onmogelijk om alle risico’s uit te sluiten. Een metselaar bijvoorbeeld moet nu eenmaal zijn materiaal verplaatsen. Maar de sector kan zich wel inspannen om werkenden zo op te leiden dat ze risico’s zoveel mogelijk beperken. Of er anders rekening mee houden dat mensen in fysiek of geestelijk sterk belastende functies op een bepaald moment in hun loopbaan zullen moeten kunnen uitwijken naar ander werk binnen of buiten de eigen sector. 6
Dan heb je het over aanvaardbare risico’s. We willen met ons onderzoek bewerkstelligen dat de verschillende risico’s die de werkenden in diverse sectoren lopen op de agenda komen. Voor zover dat nog niet het geval is. Onze onderzoeksgegevens vormen een bron voor verdiepend onderzoek in de diverse sectoren.” Wie doen iets met de uitkomsten van dit onderzoek? “Uiteraard het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de opdrachtgever van het onderzoek. Dit onderzoek helpt hen de arbeidsmarkt zo transparant mogelijk te krijgen. Op die manier kunnen ze passend beleid maken en op een goede manier subsidies verstrekken voor onder meer de scholing van werkenden die het risico lopen op uitval. Het ministerie wil tevens de sectoren van dienst zijn met deze nieuwste gegevens. Ik weet verder dat onze rapporten de aandacht hebben van de sociale partners. En ook op personeelsafdelingen van grote organisaties zijn ze dikwijls op de hoogte van de laatste onderzoeksgegevens. Bij het MKB ontbreekt helaas meestal de tijd om zich in dit soort rapporten te verdiepen. Voor deze bedrijven zijn er gelukkig organisaties als MKB Nederland en Syntens, die dit soort zaken bij kleine en middelgrote bedrijven proberen te agenderen”
7
Risicofactoren 1. Arbeidsomstandigheden Belastende arbeidsomstandigheden zijn een belangrijke oorzaak van vroegtijdige arbeidsmarktuitstroom. Het kan gaan om fysieke belasting, psychische belasting of beeldschermwerk. Fysieke belasting Bij fysieke belasting gaat het onder meer om het werken onder extreme temperaturen, werken met trillende apparaten, werken onder ongunstige werkhoudingen of veel repeterende bewegingen maken. Fysiek belastende factoren zijn al jarenlang de belangrijkste oorzaak van verzuim en arbeidsongeschiktheid. Werkenden in de bouw hebben naar eigen zeggen het meest te maken met een hoge fysieke belasting. Daarin worden zij op korte afstand gevolgd door de sectoren metaal- en elektrotechniek en landbouw en visserij. In al deze sectoren gebruiken de werkenden veel kracht en werken zij vaak met trillende apparaten en onder lawaaiige omstandigheden. Psychische belasting; werken onder hoge tijdsdruk Werkenden in Nederland klagen steeds vaker over hoge werkdruk, tijdgebrek en daaruit voortvloeiende stress. Tijdsdruk leidt niet in alle gevallen daadwerkelijk tot stress, maar een hoge werkdruk verhoogt wel degelijk de kans op stress en burnout en daarmee op kwalificatieveroudering. Met name in de dienstverlenende sectoren, en dan specifiek in de sector kwartaire diensten (vooral gezondheidszorg) hebben werkenden te maken met een relatief hoge werkdruk. Beeldschermwerk en RSI-klachten Beeldschermwerk vormt een aparte risicofactor voor verlies van werk door kwalificatieveroudering. Langdurig gebruik van toetsenbord, muis en beeldscherm kan leiden tot een breed spectrum aan gezondheidsklachten aan nek, schouder, arm, pols of hand. Van alle bedrijfssectoren verrichten werkenden binnen de sector bank- en verzekeringsswezen het meeste beeldschermwerk, bijna 100%, waarvan 93% zelfs regelmatig. Belastingsfactoren en ziekteverzuim Omdat alleen de aanwezigheid van belastende arbeidsomstandigheden niet altijd leidt tot kwalificatieveroudering is het belangrijk belastende arbeidsomstandigheden te relateren aan daadwerkelijk ziekteverzuim. Ziekteverzuim kan een eerste symptoom zijn dat iemand niet meer in staat is zijn of haar werk optimaal uit te oefenen. In figuur 1 wordt een overzicht gegeven van de bedrijfssectoren, beroepssectoren en opleidingssectoren waar relatief veel werkenden verzuimen als gevolg van gezondheidsklachten vanwege lichamelijke belasting en/of een hoge werkdruk.
8
Figuur 1 Bedrijfssectoren, beroepssectoren en opleidingssectoren waar het verzuim als gevolg van klachten vanwege lichamelijke belasting of een hoge werkdruk het hoogst is, 1999 Bedrijfssectoren
Beroepssectoren
Opleidingssectoren
Lichamelijke belasting en/of werkdruk
Lichamelijke belasting en/of hoge werkdruk
Lichamelijke belasting en/of hoge werkdruk
• •
Overige industrie Transport en communicatie
• • •
Lichamelijke belasting • • •
Metaal- en elektrotechniek Bouw en onroerend goed Chemie
•
Overige industrie Bank- en verzekeringswezen Kwartaire diensten
•
• •
Technische en industrieberoepen Transportberoepen
• • •
Sociaal culturele beroepen
Basisonderwijs VMBO landbouw en techniek VMBO economie Hoge werkdruk
Hoge werkdruk •
Basisonderwijs
Lichamelijke belasting
Lichamelijke belasting
Hoge werkdruk • •
Transportberoepen Sociaal culturele beroepen Technische en industrieberoepen
• • •
Basisonderwijs MBO dienstverlening en gezondheidszorg HO onderwijs en sociaal cultureel
Bron: POLS (CBS), bewerking ROA
2. Technologische en organisatorische ontwikkelingen De snelle ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie (ICT) dwingen werkenden steeds weer om nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven, om zo hun kwalificaties op peil te houden. Ook organisatorische veranderingen, die mogelijk worden gemaakt door ICT, stellen zo hun eisen aan werknemers. Organisatorische en communicatieve vaardigheden worden steeds belangrijker. Vooral als men denkt aan de toenemende mate waarop men moet inspelen op specifieke wensen van klanten. Werkenden in de economische administratieve beroepen hebben in vrijwel alle bedrijfssectoren te maken met snelle ontwikkelingen op ICT-gebied. Zij lopen risico op kwalificatieveroudering als zij zich niet voortdurend bijscholen. Ook informaticaberoepen behoren in de meeste bedrijfssectoren tot de risicogroepen. Culturele beroepen (o.a. grafisch ontwerpers en journalisten) lopen risico in de sectoren overige industrie, horeca en zakelijke dienstverlening, overheid en onderwijs. Sociaal-culturele beroepen in de sector handel en reparatie vormen eveneens een risicogroep. Wat betreft de opleidingen behoren werkenden in de meeste bedrijfssectoren tot de risicogroepen als zij een opleiding landbouw en techniek, of economie op middelbaar en hoger niveau hebben. Ook werkenden met een opleiding op laag niveau vormen in diverse sectoren een risicogroep.
9
3. Werkgelegenheidsontwikkelingen De totale werkgelegenheid (in aantal personen) groeide in de periode 1994-2000 met ruim vier procent per jaar. Naar verwachting zal de werkgelegenheid in de periode 2002-2006, hoewel beduidend minder dan in de voorgaande periode, toenemen. Ondanks deze stijging kunnen werkgelegenheidsontwikkelingen binnen de verschillende bedrijfssectoren ertoe leiden dat bepaalde groepen werkenden gedwongen worden om van sector te veranderen. Bovendien zullen niet alle werkenden profiteren van de algemene toename van de werkgelegenheid. Ouderen lopen bijvoorbeeld meer risico hun werk te verliezen bij een ongunstige werkgelegenheidsontwikkeling dan jongere werknemers. Er kan pas een goed beeld van het daadwerkelijke risico van verlies van werk door verschuivingen in de werkgelegenheidsstructuur ontstaan, door achtereenvolgens te kijken naar het uitstroomrisico per sector, beroep en opleiding. • • •
Sector: De bedrijfssectoren horeca en zakelijke dienstverlening, voeding, landbouw en visserij scoren het hoogst wat betreft uitstroomrisico’s. Beroep: Werkenden in de verzorgende en dienstverlenende beroepen maken de meeste kans op uitstroom, op ruime afstand gevolgd door de agrarische beroepen. Bij de informaticaberoepen is het uitstroomrisico juist weer opvallend laag. Opleiding: Het uitstroomrisico is vooral hoog voor ongeschoolden in de sectoren voeding, metaal en elektrotechniek, horeca en zakelijke dienstverlening, en voor laaggeschoolden (vmbo-ers) is de sectoren landbouw en visserij, voeding en metaal elektrotechniek. Opvallend is het hoge uitstroomrisico voor werkenden met een universitaire opleiding in de sector transport en communicatie.
Er blijkt een duidelijk verband te bestaan tussen opleidingsniveau en het uitstroomrisico. Een werkende met alleen basisonderwijs heeft een vier keer hoger uitstroomrisico dan een werkende met een opleiding op academisch niveau.
10
Scholingsinspanningen Investeren in scholing is de meest voor de hand liggende manier om het verouderen van kennis en vaardigheden van werkenden te voorkomen. Hierbij gaat het zowel om scholing die specifiek gericht is op het verminderen van de negatieve gevolgen van belastende arbeidsomstandigheden, als om het bijhouden van ontwikkelingen op vaktechnisch gebied of op het terrein van informatica, communicatie en persoonlijke vaardigheden. Scholing op het gebied van de arbeidsomstandigheden wordt het meest gevolgd in de energiesector, de bouw en de chemische sector. Deze vorm van scholing komt het minst voor in het bank- en verzekeringswezen, een sector die door de aard van het werk toch te maken heeft met de RSI-problematiek. Ook voor wat betreft de vakspecifieke scholing behoren de chemie en de energiesector tot de best scorende sectoren. In het bank- en verzekeringswezen is de deelname aan vaktechnische scholing – vooral op het gebied van boekhouden en financiën – verreweg het grootst. In de voedingsindustrie en de sector transport en communicatie wordt veel minder aandacht besteed aan het bijhouden van de vakkennis van de werkenden. Scholing gericht op communicatieve en persoonlijke vaardigheden wordt het meest gevolgd in het bank- en verzekeringswezen en de horeca. In de bouw- en onroerend goed, metaalen elektrotechniek, overige industrie en transport en communicatie houden de werkenden zich het minst bezig met dit type scholing.
11
Risicoprofielen Het ROA-rapport schetst het risico van verlies van werk voor de dertien onderscheiden bedrijfssectoren in zogenoemde risicoprofielen. De risicoprofielen zetten alle risicofactoren in een zeshoekig web bij elkaar. Zo kan de lezer in één oogopslag de risicopositie bepalen van een bedrijfssector. Er wordt gekeken naar het verzuim als gevolg van lichamelijke belasting, psychische belasting, technologische ontwikkelingen, organisatorische veranderingen, uitstroomrisico en gebrek aan scholing. Voor alle zes facetten van het risicoprofiel is een kwalitatieve typering gegeven van de ernst van het risico van kwalificatieveroudering. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de kwalificaties: - laag: tussen het middelpunt van de figuur en de binnenste zeshoek - gemiddeld: tussen de binnenste en buitenste zeshoeken - hoog: buiten de buitenste zeshoek Figuur 2 Het risico van verlies van werk naar bedrijfssector Chemie
Landbouw en visserij
Geen scholing
Geen scholing Technologische ontw ikkelingen
Verzuim w erkdruk
Verzuim lichamelijke belasting
Organisatorische veranderingen
Verzuim lichamelijke belasting
Voeding
Metaal- en elektrotechniek
Geen scholing
Geen scholing Technologische ontw ikkelingen
Verzuim lichamelijke belasting
Organisatorische veranderingen
Verzuim lichamelijke belasting
Energie
Geen scholing
Uitstroomrisico
12
Organisatorische veranderingen Uitstroomrisico
Overige industrie
Verzuim lichamelijke belasting
Technologische ontw ikkelingen
Verzuim w erkdruk
Uitstroomrisico
Verzuim w erkdruk
Organisatorische veranderingen Uitstroomrisico
Uitstroomrisico
Verzuim w erkdruk
Technologische ontw ikkelingen
Verzuim w erkdruk*
Geen scholing Technologische ontw ikkelingen
Verzuim w erkdruk*
Technologische ontw ikkelingen
Organisatorische veranderingen
Verzuim lichamelijke belasting*
Organisatorische veranderingen Uitstroomrisico
Bouw en onroerend goed
Handel en reparatie
Geen scholing
Geen scholing Technologische ontw ikkelingen
Verzuim w erkdruk
Verzuim lichamelijke belasting
Organisatorische veranderingen
Verzuim lichamelijke belasting
Uitstroomrisico
Bank- en verzekeringswezen
Geen scholing
Geen scholing Technologische ontw ikkelingen
Verzuim lichamelijke belasting
Organisatorische veranderingen
Verzuim lichamelijke belasting
Organisatorische veranderingen Uitstroomrisico
Horeca en zakelijke dienstverlening
Kwartaire diensten
Geen scholing
Geen scholing Technologische ontw ikkelingen
Verzuim lichamelijke belasting
Technologische ontw ikkelingen
Verzuim w erkdruk
Uitstroomrisico
Verzuim w erkdruk
Organisatorische veranderingen Uitstroomrisico
Transport en communicatie
Verzuim w erkdruk
Technologische ontw ikkelingen
Verzuim w erkdruk
Organisatorische veranderingen
Technologische ontw ikkelingen
Verzuim w erkdruk
Verzuim lichamelijke belasting
Organisatorische veranderingen Uitstroomrisico
Uitstroomrisico
Overheid en onderwijs
Geen scholing Technologische ontw ikkelingen
Verzuim w erkdruk
Verzuim lichamelijke belasting
Organisatorische veranderingen Uitstroomrisico
*Voor betreffende risicofactor ontbreken voor deze bedrijfssector betrouwbare gegevens.
13
Doelgroepen scholingsbeleid De doelgroepen voor het scholingsbeleid bestaan uit werkenden die in onvoldoende mate proberen de veroudering van hun kwalificaties met scholing tegen te gaan. De tabellen geven een beeld van de beroepssectoren (tabel 1) en de opleidingssectoren (tabel 2) met het grootste risico dat scholingsinspanningen gericht op kwalificatieveroudering tekortschieten. Tabel 1 Beroepssectoren met een tekortschietende scholingsdeelname gezien de mate waarin risicofactoren zich manifesteren Risicofactor
Werkenden met:
In de sector(en):
Lichamelijke belasting:
Informaticaberoepen Verzorgende en dienstverlenende beroepen Transportberoepen
Handel en reparatie Bouw en onroerend goed Transport en communicatie Metaal- en elektrotechniek Kwartaire diensten
Psychische belasting (werkdruk):
Verzorgende en dienstverlenende beroepen Transportberoepen Economisch administratieve beroepen
Overheid en onderwijs
Medische en paramedische beroepen Informatisering:
Economisch administratieve beroepen
Culturele beroepen
Uitstroomrisico:
Verzorgende en dienstverlenende beroepen
Medische en paramedische beroepen
14
Overige industrie Energie Overige industrie Overheid en onderwijs Landbouw en visserij Chemie Kwartaire diensten Overige industrie Kwartaire diensten Voeding Metaal- en elektrotechniek Horeca en zakelijke dienstverlening Overige industrie Horeca en zakelijke dienstverlening
Tabel 2 Opleidingssectoren met een tekortschietende scholingsdeelname gezien de mate waarin risicofactoren zich manifesteren Risicofactor:
Werkenden met:
In de sector:
Lichamelijke belasting:
VMBO landbouw en techniek Basisonderwijs VMBO theorie (MAVO) VMBO economie
Chemie Metaal- en elektrotechniek Voeding Chemie Bouw en onroerend goed
Psychische belasting (werkdruk):
Basisonderwijs HAVO/VWO MBO economie VMBO theorie (MAVO) VMBO verzorging
Chemie Overige industrie Kwartaire diensten Voeding Handel en reparatie
Informatisering:
HO economie
Kwartaire diensten Overige industrie Overige industrie Voeding Metaal- en elektrotechniek
HO landbouw en techniek HAVO/VWO Uitstroomrisico:
VMBO theorie Basisonderwijs VMBO landbouw en techniek
Voeding Landbouw en visserij Horeca en zakelijke dienstverlening Metaal- en elektrotechniek Landbouw en visserij
15
Scholing voor de arbeidsmarkt Niet alleen werkenden die risico lopen hun baan te verliezen kunnen hun positie op de arbeidsmarkt verbeteren door scholing, ook werkzoekenden kunnen met een opleiding hun perspectieven op een baan vergroten. Voor bedrijven kan scholing van (potentiële) werknemers een bijdrage leveren aan het verminderen van knelpunten in de personeelsvoorziening. Wat zijn kansrijke scholingstrajecten? Scholing van werkenden Scholing is voor de meeste risicogroepen een goede manier om problemen met kwalificatieveroudering te voorkomen of op te lossen. Vaak is het mogelijk ander werk te vinden in een andere bedrijfssector zonder dat een verandering van beroep noodzakelijk is. Voorwaarde is dat de arbeidsmarktperspectieven in die sector goed zijn en dat risico’s op kwalificatieveroudering lager zijn dan in de startsituatie. Bijscholing en sectoroverstijgende scholing zijn de beste vormen van scholing als er binnen de huidige beroepsgroep voldoende perspectieven zijn én als er nog relatief weinig aandacht is besteed aan bijscholing. Bij de risicofactoren lichamelijke en psychische belasting is bijscholing vooral gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen van deze belasting. Het is een soort voorlichting over veilig werken. Bij de risicofactor ‘snelle informatisering’ is bijscholing gericht op technologische ontwikkeling en informatica. Bij uitstroomrisico is bijscholing nooit een optie, omdat de huidige arbeidspositie in dat geval sowieso niet perspectiefrijk is. Sectoroverstijgende scholing is de beste vorm van scholing als er binnen de huidige beroepsgroep voldoende perspectieven zijn, zeker als er al relatief veel aandacht is besteed aan bijscholing. Omscholing, inclusief opscholing tot een hoger niveau, is de beste vorm bij matige arbeidsmarktperspectieven voor de huidige beroepsgroep. Schema 1 geeft een overzicht van kansrijke scholingstrajecten per risicosegment.
16
Schema 1 Kansrijke scholingstrajecten per risicosegment Risicofactor
Risicosegment
Meest kansrijke scholingstraject(en)
Lichamelijke belasting
Beroepen
In de sector:
Informaticaberoepen
Handel en reparatie
Bijscholing voor eigen functie
Verzorgend en dienstverlenende beroepen
Bouw en onroerend goed
Opscholing naar niveau MBO handel, MBO administratie voor economisch-administratief beroep
Opleiding
In de sector:
VMBO landbouw en techniek Chemie
Psychische belasting
Snelle informatisering
Opscholing naar MBO niveau Bijscholing voor eigen functie Sectoroverstijgende scholing gericht op de sectoren voeding of bank- en verzekeringswezen
Basisonderwijs
Metaal- en elektrotechniek Opscholing naar niveau MBO handel Sectoroverstijgende scholing gericht op de sectoren chemie, bank- en verzekeringswezen of overheid en onderwijs
Beroepen
In de sector:
Verzorgende en dienstverlenende beroepen
Overheid en onderwijs
Om-of opscholing naar economisch-administratief beroep op MBO niveau (bijv. boekhouder, secretaresse of commercieel employé)
Transportberoepen
Overige industrie
Opscholing naar niveau MBO handel Sectoroverstijgende scholing gericht op de sector transport en communicatie
Opleiding
In de sector:
Basisonderwijs
Chemie
Bijscholing voor eigen functie Sectoroverstijgende scholing gericht op de sector landbouw en visserij Opscholing naar niveau van VMBO consumptief en levensmiddelentechniek, VMBO metaal: mechanisch of MBO handel
HAVO/VWO
Overige industrie
Omscholing naar niveau MBO toerisme en recreatie, MBO administratie, MBO handel of MBO automatisering
Beroepen
In de sector:
Economisch administratieve beroepen
Landbouw en visserij
Culturele beroepen
Overige industrie
Opleiding
In de sector:
HO economie
Kwartaire diensten
Bijscholing voor eigen functie
HO landbouw en techniek
Overige industrie
Bijscholing voor eigen functie
Bijscholing voor eigen functie Sectoroverstijgende scholing gericht op de sector overige industrie Bijscholing voor eigen functie
17
Schema 1 (vervolg) Kansrijke scholingstrajecten per risicosegment Risicofactor
Risicosegment
Uitstroomrisico
Beroepen
In de sector:
Verzorgende en dienstverlenende beroepen
Voeding
Opscholing naar niveau MBO handel, MBO administratie voor economisch administratief beroep
(Para)medische beroepen
Horeca en zakelijke dienstverlening
Sectoroverstijgende scholing gericht op de sectoren kwartaire diensten of overheid en onderwijs
Opleiding
In de sector:
VMBO theorie (MAVO)
Voeding
Opscholing naar niveau MBO handel Omscholing naar niveau VMBO consumptief en levensmiddelentechniek
Basisonderwijs
Horeca en zakelijke dienstverlening
Sectoroverstijgende scholing gericht op de sectoren chemie, transport en communicatie, bank- en verzekeringswezen of overheid en onderwijs
Bron: ROA
18
Meest kansrijke scholingstraject(en)
Scholing gericht op werklozen Door de gegevens over werkloosheid naar opleiding, de bemiddelbaarheid naar opleidingsniveau en de perspectieven per opleiding te combineren, ontstaat er een overzicht van de meest kansrijke scholingstrajecten voor werklozen. Wanneer alle direct bemiddelbare werklozen met een mbo-diploma weer aan het werk gaan op hun oude niveau, zijn er nog voldoende banen voor alle niet-direct bemiddelbare mbo-ers én voor vmbo-ers die worden ‘opgeschoold’. In sommige sectoren zal door de opscholing het aanbod van arbeid op mbo-niveau de vraag overstijgen. Door mbo-ers om te scholen voor een andere richting, of voor een baan op hbo-niveau, ontstaan er weer baanopeningen voor opgeschoolde vmbo-ers. De grootste problemen doen zich voor bij werklozen op vmbo-niveau. Zij zijn het beste af met het volgen van een mbo-opleiding in hun eigen richting. Vermindering knelpunten personeelsvoorziening: drie scenario’s Een marktconform scholingsbeleid gericht op werkenden en werklozen kan er niet voor zorgen dat de knelpunten in alle delen van de arbeidsmarkt verdwijnen. Door scholing kunnen de knelpunten wel worden verminderd. Alleen scholing van werklozen Een aantal werklozen heeft een goede kans op een baan wanneer zij worden geschoold voor een baan met een hoger opleidingsniveau. Het arbeidsaanbod op mbo-niveau en hoger kan worden vergroot door opscholing van werkloze vmbo-ers (landbouw en techniek, economie en verzorging) tot mbo-niveau in hun eigen vakgebied. Ook moeten niet-direct inzetbare werklozen op mbo- en hbo-niveau worden bijgeschoold. Havo/vwo-ers zouden een mbo- of hbo-opleiding moeten volgen. Maar zelfs als alle scholingstrajecten geslaagd verlopen, kan dit lang niet alle knelpunten oplossen. Alleen scholing van werkenden Door alleen scholing van werkenden – binnen hun eigen vakgebied – kunnen de discrepanties in vraag en aanbod flink worden verminderd, zonder dat dit leidt tot tekorten op het lagere niveau. Toch zal er bij de meeste opleidingsniveaus nog sprake zijn van aanzienlijke knelpunten in de personeelsvoorziening. Scholing van werkenden en werklozen Bij dit scenario worden eerst werkenden geschoold om op een hoger niveau terecht te komen. Vervolgens worden werklozen geschoold voor de banen die worden achterlaten. Op deze manier worden de meeste verschillen opgelost. Bij de opleidingsniveaus mbo dienstverlening en gezondheidszorg en ho economie leidt dit zelfs tot een aanbodoverschot. Voor de arbeidsmarktknelpunten voor mbo, hbo en wo landbouw en techniek, en de hbo en wo opleidingen in de sectoren onderwijs en sociaal-cultureel en (para)medisch is dit niet de volledige oplossing. Bij deze niveaus zijn extra maatregelen nodig. Zoals structurele verhoging van de instroom van schoolverlaters, het verhogen van de arbeidsmarktinstroom van herintreders of het verminderen van de arbeidsmarktuitstroom van werkenden die te kampen hebben met kwalificatieveroudering.
19
Het Europees Sociaal Fonds (ESF) Uit het onderzoek van het ROA blijkt dat er nog veel sectoren zijn waar niet voldoende aandacht wordt geschonken aan de employability van werknemers. Scholing is dé manier voor werkgevers om te investeren in gekwalificeerd personeel, of om knelpunten in de personeelsvoorziening op te lossen via het bevorderen van de doorstroom. De middelen uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) dragen daar aan bij. Het ESF is bedoeld voor de ondersteuning van een actief arbeidsmarktbeleid om (langdurige) werkloosheid te bestrijden en te voorkomen. Het stelt subsidie beschikbaar voor de scholing van werkenden en werkzoekenden. •
De Onderzoek- & Ontwikkelingsfondsen (O&O fondsen) kunnen onder meer subsidie aanvragen bij het Agentschap SZW (zie ook www.agentschapszw.nl).
•
Gemeenten kunnen ook in aanmerking komen voor subsidie voor bijvoorbeeld reïntegratietrajecten voor werkzoekenden. Ze kunnen daartoe projecten indienen bij het agentschap.
•
Subsidie is tevens verkrijgbaar voor scholingsactiviteiten voor werknemers als het gaat om: scholing tot op startkwalificatieniveau; verdere scholing tot op het niveau vakopleiding of middenkaderopleiding; bedrijfstakoverstijgende scholing gericht op mobiliteitsbevordering.
-
20
•
Het is ook mogelijk dat subsidie ten bate komt van bijvoorbeeld het testen van deelnemers, het ontwikkelen van testmethoden en scholingsprogramma’s, of het trainen van personeelsfunctionarissen in het gebruik van die methoden. Bij voorkeur wordt dan gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘EVC-methode’, dus van het erkennen van in de praktijk verworven competenties.
•
Voor het opstellen van bedrijfsopleidingsplannen en van persoonlijke opleidings- of ontwikkelingsplannen is ook subsidie beschikbaar. Daarbij verdienen projecten voor werknemers zonder startkwalificatie de voorkeur.