Rijksmuseum van Oudheden Zelfevaluatie 2011-2015
Afbeelding “Venus kijkt in de spiegel”: Venus, naakt behalve een himation gedrapeerd rondom haar benen, leunt tegen een rots; ze kijkt in een spiegel die ze in haar linkerhand houdt; aan haar voeten een kleine boom. Intaglio uit de 2e helft van de 1e eeuw v.Chr.
Inhoudsopgave Introductie: Culturele Waarden Effecten op Bezoekers en Deelnemers Toonaangevend Contextualiseren Continuïteit Ontplooien Effecten op bezoekers en deelnemers Intellect stimuleren Sociaal maatschappelijke effecten Economische effecten Toerisme en vrijetijdsbesteding Educatieve functie Publieksfunctie en partners Wetenschappelijke functie Collectiefunctie Organisatie en cultuur Toezicht Leiderschap Medewerkers en organisatie Financiën en risico’s Lacunes Bijlage
3
5 6 15 16 19 22 24 26 30 31 35 37 38 45 59 67 78 84 86 88 94 101 105
Introductie:
• Deze zelfevaluatie is gebaseerd op de BIS-monitor. • Het museum heeft de vrijheid genomen vragen te clusteren. • De vragenlijst is uitgezet onder RMO-medewerkers. Hun reacties zijn verwerkt. • De vragen zijn besproken in individuele gesprekken met de leden van de Raad van Toezicht. Hun suggesties zijn verwerkt, evenals een SWOT analyse van de Raad. • De Raad van Toezicht heeft deze zelfevaluatie in de vergadering van 22/1/2016 behandeld en vastgesteld. • Een externe consultant heeft elf gesprekken met stakeholders gevoerd. Hun opmerkingen, kritiek en suggesties zijn verwerkt. • Zoveel mogelijk wordt teruggeblikt op de prestaties in de periode 2011/2015. Deze periode is gekozen omdat de vorige evaluatie de periode 2006/2010 behandelde. • Door de opzet van de vragenlijst wordt vooruitgekeken naar de periode 2016/2020.
5
6
Culturele Waarden (1) Hoe luidt de missie? “Het Rijksmuseum van Oudheden wil het centrale podium in Nederland zijn waar de oudheid en de archeologie voor een divers publiek tot leven wordt gebracht. Door middel van tentoonstellingen, educatie, publieke activiteiten, wetenschappelijke bestudering en (inter)nationale uitwisseling verhalen wij over de relevantie van de oudheid in heden en verleden.”
Motto:
“Gevoed door de Oudheid, gemotiveerd tot overdracht”.
Culturele Waarden (2a) Wat zijn de hoofddoelen en wat is het profiel in de periode 2017/2020? • Het centrale podium zijn voor de presentatie van de archeologie en de Oudheid, ook buiten de muren van het museum. Met aandacht voor onderwerpen uit de mediterrane, de Midden-Oosten en de Nederlandse archeologie. Het RMO zoekt hierbij verbinding met (inter)nationale musea en culturele instellingen, werkt multidisciplinair, thematisch en zoekt de veldarcheologie op om met dit samenspel van factoren nieuwe en bestaande doelgroepen kennis te laten maken met de inhoud van de activiteiten van het RMO. • Bezoekers van jong tot oud laten leren. Het RMO belichaamt een onderwijstype (Gymnasium) functioneert als breed onderwijsinstituut (voor kleuters, VMBO en volwassenen tot bijscholing van docenten). De collectie sluit aan bij de eerste vier vensters uit de canon en maakt dus onderdeel uit van het nationale schoolcurriculum in het primair en voortgezet onderwijs. Het museum bedient meerdere vakken (geschiedenis, Griekse en Latijnse taal en cultuur, culturele en kunstzinnige vorming, filosofie, kunstgeschiedenis en wereldoriëntatie). Het RMO ziet zichzelf als ‘onderwijsmuseum’: een leeromgeving voor iedereen. • Vanuit gedegen kennis over culturen uit de Oudheid en de archeologie reflecteren op hedendaagse maatschappelijk thema’s en gebeurtenissen (van vluchtelingenstromen tot de vernietiging van erfgoed) in lezingen, debatten, educatieve programma’s en presentaties zichtbaar maken en beschouwen in relatie tot de Oudheid. Hierbij hoort de aandacht voor de continuïteit van de Oudheid als veranderlijk referentiepunt (receptiegeschiedenis). Cultuurperceptie is immers niet constant. N.B. In de vorige subsidieperiode werden functies en doelen iets te veel vermengd. Dat was een te interne benadering, ofschoon het museum zichtbaar in de maatschappij was. De huidige drie hoofddoelen geven nadrukkelijk het externe profiel en de rol van het RMO in de maatschappij weer. 7
8
Culturele waarden (2b) Wat zijn de functies in de periode 2017/2020 die het profiel schragen? • Publieksfunctie: Midden in de maatschappij staan door publieksvriendelijk rekening te houden met de wensen, de belangstelling en het enthousiasme van bestaand én toekomstig divers publiek. • Wetenschappelijke functie: Bij alle verzamelgebieden verdiepen en openbaren door intensieve (inter)nationale samenwerking met universiteiten, musea en oudheidkundige diensten uit de landen van herkomst van de verzameling. • Collectiefunctie: De grootste oudheidkundige collectie in Nederland efficiënt beheren, conserveren, restaureren en binnen en buiten de museummuren tonen. • Educatieve functie: Deze kerntaak is leidend in het denken en handelen van alle museummedewerkers. Voor alle niveaus, leerjaren en meerdere vakken een optimaal (les)aanbod ontwikkelen, zowel voor individueel als klassikaal gebruik. Dit geldt ook voor het aanbod voor volwassenen.
Culturele Waarden (3a) Wat zijn de interne drijfveren om deze doelen te realiseren?
Culturele Waarden (3b) Met welke praktische aanpak denkt het RMO deze hoofddoelen en dit profiel te gaan realiseren?
• De overtuiging dat betrouwbare overdracht van kennis en uitwisseling over oude culturen het leven van nu verrijkt en een anker vormt in de huidige samenleving.
• Zichtbaar zijn: de collectie maximaal ontsluiten door aansprekende tentoonstellingen in eigen huis, (langdurige) bruiklenen, reizende tentoonstellingen, (digitale) publicaties, databases en social media.
• Het besef dat de door het RMO beheerde nationale kerncollectie van belang is voor de Nederlandse geschiedenis en/of het nationale erfgoed.
• Variatie bieden in betekenisvolle activiteiten om invalshoeken, contexten en aansluitingen bij het heden te vinden en daarmee verschillende doelgroepen aan te trekken.
• De passie om met deze collectie verhalen te vertellen aan een breed én specialistisch publiek en inzicht in het verleden te bieden.
• Materiaaltechnisch, archeologisch, en museumhistorisch onderzoek in dienst van projecten die nieuwe verhalen opleveren en een leerzame en doelgerichte interactie met het publiek aangaan.
• De wil om met gemotiveerde en creatieve medewerkers dynamisch te opereren in een altijd levendige en veelzijdige instelling.
• Groei realiseren: op het gebied van primair onderwijs, het aantal educatieve producten, het bereik via social en digitale media en meer participatie van bestaande en nieuwe doelgroepen. Streven naar gemiddeld 150.000 bezoekers per jaar.
• De verantwoordelijkheid om optimaal de collectie te beschermen, onderhouden en te tonen. De kernwaarden hierbij zijn: Verbindend, authentiek, initiatiefrijk, betrouwbaar, publieksvriendelijk.
• Samenwerken en verbinden in de Nederlandse archeologie: met musea in den lande op het gebied van bruikleen, onderzoek en publieke verantwoording. De regionale spreiding van de collectie continueren en uitbreiden. • Continueren van wetenschappelijke (inter)nationale samenwerkingen en publieke overdracht daarvan in de vorm van Memoranda of Understanding met Archeologisch Museum Bologna, Museo Egizio Turijn, Vaticaans museum, Jordan Department of Antiquities en Yarmouk University (Jordanïe) en Institut du Patrimoine Tunis en Musée national du Bardo (Tunis).
9
10
Culturele Waarden (4) Wat wil het museum bijdragen aan de diverse vakgebieden? Vakgebied 1: archeologisch academisch (egyptologie, klassieke talen, archeologie, geschiedenis): • Actuele inzichten verschaffen over de collectie door de unieke samenhang tussen onderzoek, collectie en veldwerk. De opgraving in Saqqara continueren in een vierjarige samenwerking met het Museo Egizio (Turijn). • Een podium bieden voor uitwisseling door (eigen) congressen, lezingen, round tables en interdisciplinair onderzoek met academische instellingen. • Onderzoek faciliteren en valoriseren waarvoor in het archeologisch bestel geen ruimte is, zoals het NWO Odysseeprogramma over ‘vergeten’ opgravingen. • Functioneren als opleidingsplek voor studenten die aan de universiteit geen fysieke omgang met materiële cultuur kunnen krijgen, maar ook aan studenten wetenschapscommunicatie, omdat het RMO weet hoe een brug naar het publiek geslagen moet worden. Vakgebied 2: museumarcheologen, (amateur)veldarcheologen
erfgoedspecialisten
en
• Expertise leveren op het gebied van bedreigd en illegaal erfgoed. • Indien nodig een veilige haven zijn voor opslag voor in beslag genomen materiaal. • Collectie en archief beschikbaar stellen via databases zoals DimCom en TMS. • Recente vondsten verbinden met publieksgerichte activiteiten en daarmee een podium voor de veldarcheologie bieden. Voorbeelden: presentatie Romeinse muntschat Buren (2015), Merovingische schaal Oegstgeest (2014).
Vakgebied 3: onderwijs • Opleiden door middel van stages voor toekomstige leraren, academici en restauratoren. • Bijscholen van docenten en studenten van lerarenopleidingen om ook hen de weg te wijzen hoe je de Oudheid kunt verbinden met het heden en andere vakgebieden. • Lesprogramma’s buiten de muren van het museum uitbreiden: Het project Museumdocent in de klas wordt gecontinueerd, evenals het als service aanbieden van digitale lessen en projectweekpakketten. • Individueel volwassenonderwijs faciliteren door middel van samenwerking met organisaties als Vrije Academie, Nederlands Klassiek Verbond, HOVO en Livius Onderwijs. • Museumlessen en interactieve rondleidingen aanbieden met behulp van de collectie voor de vakken geschiedenis (eerste vier tijdvakken), culturele vorming, wereldoriëntatie en Grieks en Latijn. • Aanbod bij kindertentoonstellingen continueren: specifieke methodieken, uitdagende werkvormen en (digitale) toepassingen die aanvullend voor het onderwijs zijn. Vakgebied 4: museumcollega’s • Onderzoek naar de museum- en collectiegeschiedenis (Jubileumboek 2018, 200-jarig bestaan) draagt bij aan kennis over de ontwikkeling van Nederlandse musea vanaf de 19de eeuw. • Expertise op het gebied van het behoud van materiële cultuur, door conservering en restauratie. De kennis over materiaalgroepen als glas, keramiek en hout wordt gedeeld met andere musea, de RCE en de UvA restauratiemaster. • Ervaring op het gebied van grootschalige PR- en marketingcampagnes bij tentoonstellingen, zoals Petra en Carthago, wordt gedeeld met andere Leidse musea, maar ook bijvoorbeeld met het Thermenmuseum (Heerlen).
11
12
Culturele Waarden (5) Wat wil het museum bijdragen aan de samenleving? Het contextualiseren van een rijke, unieke collectie die nationaal en publiek bezit is: • Inspelen op de actualiteit: alles wat vroeger gebeurde kan nu relevant zijn. En andersom: hoe werd er vroeger gekeken naar dilemma’s die in deze tijd spelen? • Inspiratie bieden door de collectie te betrekken bij en verbinden met andere disciplines die in de samenleving belangrijk zijn zoals kunst, muziek, literatuur en dans. Bewustwording van het belang van de Oudheid: • Confrontatie met het eigene en het vreemde. Verbazing over en acceptatie van andere culturele gewoontes van dode en levende culturen en het besef van een gedeelde nationale en Europese identiteit. • Blikveld verruimen: tonen van onze eigen ontwikkeling als mens en als gemeenschap, van de prehistorie tot de Middeleeuwen. • Spiegel voorhouden: het kunnen relateren van processen in de huidige samenleving aan het verleden (bijvoorbeeld migratie en integratie in het Middellandse Zeegebied in de Oudheid). • Verdieping bieden: verificatie tegenover Disneyficatie van de Oudheid. Besef van vergankelijkheid verantwoordelijkheid:
en
het
accepteren
van
• Kwetsbaarheid van erfgoed benadrukken. • Voedingsbodem voor de waardering en bescherming van erfgoed creëren. • Respect voor het belang van de ouderdom van objecten bijbrengen.
Positieve ervaring aan het publiek bieden: • Alle mogelijke doelgroepen ontvangen en hen in een inspirerende omgeving de collectie te laten ervaren, ervan te laten genieten, te enthousiasmeren en ervan te leren.
Culturele Waarden (6) Zijn de missie en de doelen scherp genoeg en voldoende uitdagend? Ja Missie: • Opnieuw geformuleerd in 2014 na discussie met medewerkers en Raad van Toezicht. • Volgens het RMO evenwichtiger en vollediger dan de oude missie. • Aanleiding voor de herformulering was het subsidieadvies van de Raad voor Cultuur. Doelen: • Hoofddoelen beperkt tot drie. Deze zijn scherper gekoppeld aan de museale functies (publiek, wetenschap, collectie, educatie) dan in de subsidieperiode 2013/2016. • Gerelateerd aan het profiel (relatie met actualiteit, museum als ‘onderwijsinstituut’, centraal podium). • Aangescherpt in zomer 2015.
13
14
Culturele Waarden (7) Hoe gaat het museum deze missie realiseren?
Culturele Waarden (8) Heeft de directie een toekomstvisie op schrift?
Door:
Ja, vastgesteld zijn:
• De hoofddoelen te realiseren.
• Ambitieplan Educatie 2014/2017
• Het continueren van de kwaliteit van werkzaamheden en inzet van alle medewerkers.
• Collectieplan 2015/2020
• Het bewaken van de balans tussen het opdoen van wetenschappelijke kennis en het toegankelijk maken van de resultaten voor een divers publiek. • In de communicatie te benadrukken waarom de Oudheid er nog steeds toe doet en op welke wijze de Oudheid een spiegel van het heden is.
• Communicatie en marketingplan 2017/2020 (wordt vastgesteld in voorjaar 2016) • Informatiebeleid 2014/2017 • Integraal integriteitsbeleid 2016/2017, tweejaarlijks te evalueren • Museaal beleids- en activiteitenplan 2017/2020 (per eind januari) • Onderzoekagenda 2016/2020 • Publicatiebeleid 2015/2018 • Risicomanagementanalyse (jaarlijks te actualiseren) • Social Media beleidsplan 2016/2017 • Tentoonstellingsbeleid 2015/2020
Effecten op Bezoekers en Deelnemers (2) Wil het museum zijn bezoekers of deelnemers laten nadenken of juist emotioneren? Beide zijn geen doel op zich. Het RMO: • Laat bezoekers nadenken door bijvoorbeeld te wijzen op de precaire omgang met menselijke resten (mummies) en de wijze waarop het RMO dat wenst in te vullen (Egypte-opstelling najaar 2016). Een ander voorbeeld is de aandacht voor de vernietiging van erfgoed (zeer expliciet in Nineveh tentoonstelling najaar 2016). • Wil emotioneren om te inspireren, te intrigeren en te verwonderen. Emotie faciliteert bewustwording, terwijl andersom bewustwording een voedingsbodem voor emotie en betrokkenheid is. In beide benaderingen wordt aangezet tot verder nadenken. Het museum zoekt hierin de juiste balans. • Het een kan het ander niet uitsluiten. Het RMO heeft een wetenschappelijke functie en dit speelt een belangrijke rol in de verschillende activiteiten. Aanzetten tot nadenken zit in de genen. Het museum maakt echter ook esthetische tentoonstellingen, die leunen op actueel onderzoek en waar het ontroerd kunnen raken door wonderschone voorwerpen vanzelfsprekend is.
15
16
Toonaangevend (1) Behoort het RMO tot de museale voorhoede en hoe onderscheidt het zich? Ja, nationaal: • Formaat: Het RMO is met afstand het grootste archeologische/ oudheidkundige museum in Nederland. • Positie: Het museum is het centrale podium voor de presentatie van de archeologie en de Oudheid, beheert een groot deel van de nationale archeologische kerncollectie en is al bijna 200 jaar onderdeel van de museale basis. • Wetenschap: Waarschijnlijk is er geen ander Nederlands museum waar alle conservatoren gepromoveerd zijn en bijna de helft bijzonder hoogleraar is, zodat wetenschappelijke diepgang is verzekerd. • Bovengemiddeld actief buiten de muren: In de periode 2011/2015 zijn elf RMO tentoonstellingen in andere Nederlandse musea getoond en dertien in buitenlandse musea. 1700 voorwerpen staan bij zestig musea in langdurig bruikleen. Het RMO kent geen ander museum dat in deze periode gemiddeld vijf tentoonstellingen per jaar buiten de eigen muren heeft gemaakt. Ja, internationaal op deelgebieden • De Egypteverzameling behoort kwalitatief en kwantitatief tot de top-10 in de wereld. • Er is vermoedelijk geen ander niet-kunstmuseum dat op basis van gelijkwaardigheid en respect, ondanks de kleinere bezetting, met musea als het Louvre en het British Museum kan samenwerken. • Het RMO heeft bewezen dat de contacten, tussen 2009/2012 gelegd, met nationale musea in Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika zich hebben uitbetaald in onderscheidende tentoonstellingen.
• Uitingen van bovenstaande: exposities Egyptische Magie (met Louvre en British Museum 2010/2011), Etrusken (met o.a. Vaticaanse Musea, Villa Giulia, Capitolijns museum 2011/2012), Petra (met Jordan Museum 2013/2014), Carthago (met Musée du Bardo, British Museum en het Louvre 2014/2015).
fysieke afstand nooit naar Leiden komen.
Ja, op aspecten van museaal ondernemerschap en samenwerking. Het RMO … • Is het enige museum dat drie keer steun van het Blockbusterfonds heeft ontvangen (Petra, Carthago en Nineveh). Dat heeft geleid tot 170.000 bezoekers bij Petra (170.000) en 132.000 bij Carthago waarvan het RMO veronderstelt dat dit een voorhoedeprestatie is, mede tot stand gekomen door de onderscheidende PR-campagne. • Is het enige museum dat twee keer in de prijzen is gevallen bij de regeling ‘digitale innovatie en narrativiteit’ van Fonds 21. Dit leidde tot de kindertentoonstellingen Het 9de Wereldwonder (2013) en IJstijd (2014/2015). • Was initiatiefnemer van de BankGiro Loterij Museummaandag (exclusieve ontmoetingen voor specifieke groepen op maandag), waar tussen 2011 en 2014 meer dan 100 musea aan hebben meegedaan. • Was oprichter en landelijk coördinator van de MuseumJeugdUniversiteit (sinds 2009), als franchiseformule overgenomen door 60 musea. Ja, op sommige educatieve aspecten. Het RMO... • Was het eerste museum met eindexamenworkshops (sinds 2009).
eindexamenrondleidingen
en
• Is één van de weinige musea die docenten en studenten aan lerarenopleidingen bijschoolt. Dit is een investering in docenten van de toekomst. • Opereert in de voorhoede als het gaat om museumlessen op school. Met het product Museumdocent in de Klas werden in 2015 bijna 4.000 kinderen bereikt en sloeg het museum een brug naar scholen die door de
17
18
Toonaangevend (2) In hoeverre onderscheidt het museum zich (inter)nationaal van vergelijkbare instellingen? Nationaal is het RMO • Het enige museum waar de Nederlandse archeologie in zijn geheel bekeken kan worden, van de vroegste prehistorie tot de late Middeleeuwen. • Een plek van referentie. Het RMO is het enige museum waar de oudste geschiedenis van Nederland gekoppeld kan worden aan wat er in dezelfde tijd gebeurde in andere delen van de wereld. • Grotendeels uniek met zijn collectie: De collecties Klassieke Wereld, Egypte en Nabije Oosten zijn behalve in het Allard Pierson Museum nergens anders in Nederland te zien. Het APM toont echter geen breed beeld van de Nederlandse archeologie. • In 2017 voornemens in een nieuwe vaste opstelling Romeins Nederlands te tonen dat het RMO de grootste, meest dekkende en kwalitatief beste Romeinencollectie in Nederland heeft. Tegelijkertijd wil het museum nauwer samenwerken met collega musea op het gebied van Romeins Nederland (Valkhof, Limburgs Museum, Noord-Brabants Museum, Thermenmuseum). Internationaal • Het RMO is, als middelgroot museum van ongeveer dezelfde omvang als de Ny Carlsberg Glyptotek (Kopenhagen), het Ashmolean (Oxford) en het Antikenmuseum (Bazel), in vele functies onderscheidend en dynamischer. Denk hierbij aan een combinatie van publieksgerichtheid, marktgerichtheid, communicatie en social media inzet, toonaangevende en talrijker exposities, breed aanbod voor onderwijs, samenwerking commerciële en culturele partners, gevarieerd aanbod aan activiteiten en hoogstaand onderzoek door de conservatoren. Een vergelijking tussen de inhoud van de websites van genoemde musea toont dit verschil in dynamiek.
Contextualiseren (1) Slaagt het museum erin de collectie of collectieve verhalen in een nieuwe context te plaatsen? Ja • Context en verhaallijn zijn van kardinaal belang, zeker bij het tonen van depotcollecties, waar topstukken niet voor het oprapen liggen. Voorbeeld: Tuinen van de Farao’s (2013), Handelswaar en Souvenirs (2012, pre-Islamitische kunst i.s.m. het Rijksmuseum). • Minder gebruikelijke verhaallijn: De opstelling Oude Nabije Oosten (2013) stelt niet het standaardverhaal van de bakermat van de beschaving centraal, maar de archeologische en wetenschappelijke rol die Nederlanders in het Midden-Oosten hebben gespeeld. • De naam van de herziene Griekse afdeling (2015) luidt ‘Grieken in context’, waarbij het gaat om de Griekse cultuur die zelf geabsorbeerd en andere culturen geïnspireerd heeft. • De Petratentoonstelling was een overname, maar werd inhoudelijk opnieuw samengesteld en ontworpen. Het RMO is trots dat dit concept is overgenomen door het National Jordan Museum (2014). Het komt niet vaak voor dat een museum een tentoonstelling maakt in het herkomstland met de objecten uit dat land. • De Carthagotentoonstelling kende naast de gebruikelijke historische indeling van Feniciërs en Romeinen een substantieel hoofdstuk over Jean Emile Humbert, ontdekker van het Fenicische Carthago. Dat verhaal kan alleen met behulp van de collectie en het archief van het RMO verteld worden en was een internationale eye opener. Het RMO is trots dat dit verhaal in de vorm van een expositie in 2016 in Musée du Bardo (Tunis) verteld kan worden. • Een diachrone benadering van de collectie leidt tot verrassende combinaties van objecten en betekenisgevende verhalen. Zie bijvoorbeeld de tentoonstellingen Schitterend Sieraad (2007), Terracotta (2009), Mens en Maas (2015) en binnenkort Vlijmscherp Verleden (april 2016). 19
20
• In ruime mate wordt aandacht besteed aan het tonen van hedendaagse kunst in relatie tot de Oudheid: Martin McWilliam (2012), Bierenbroodspot (2013), Azad Karim (2013) en Stephen Sack (2015). • Met regelmaat wordt receptiegeschiedenis door middel van andere kunsten getoond; Couperus en de Oudheid (2012), neo-Etruskische juwelen (2011), Keizers op Corfu (2011), 17de eeuwse prenten Carthago (2014/2015). • Vanaf de heropening in december 2015 wordt het podcatchersysteem van Guide ID gebruikt, waardoor permanente inzet van audiotours mogelijk is, zowel voor kinderen als voor volwassenen, ingesproken door conservatoren en externen, ieder met hun eigen persoonlijke verhaal. • De examenrondleidingen Grieks en Latijn kennen elk jaar een andere invalshoek, afhankelijk van de thematiek van het examen. Het museum beweegt eveneens mee met veranderde curricula. • Onze rondleiders plaatsen de collectie voor verschillende gezelschappen in andere contexten; VMBO-leerlingen krijgen een rondleiding over beroepen in het oude Egypte, terwijl diezelfde hiervoor gebruikte objecten ook de hoofdrol spelen in een topstukkenrondleiding voor buitenlandse toeristen. Buiten het museum met de RMO collectie: • Wordt gezocht naar de regionale valorisatie van de collectie. Dat leverde elf externe tentoonstellingen in vijf jaar op. Denk hierbij aan het Limburgs Museum en het Thermenmuseum (2015), en aan eerdere presentaties in Maastricht en Sittard (Bandkeramiek, 2013/2014) en Ede en Lunteren (collectie Veluws amateurarcheoloog 2013/2014). • Met de reizende internationale tentoonstellingen wordt niet alleen geld verdiend, maar ook een verhaal over de RMO-collectie verteld. Denk aan Aphrodite’s Beautycase (Tampere, 2014), Fascinating Mummies (veertien venues in vijf landen tussen 2009/2015), Egyptische Magie (Quebec 2015) en de ontmoeting van de Leidse Egyptecollectie met die
van Bologna (2015/2016). • Onderscheidend zijn daarnaast de expositie Schijnbewegingen (mix van APM en RMO collectie, 2015) en Grrr. Magische dieren (samenwerking tussen RMO en museum Volkenkunde, 2015). Verhalen van de bruikleennemer, voor een deel leunend op de RMO verzameling.
Contextualiseren (2) Hoe kan het RMO de collectie of collectieve verhalen (nog) beter gebruiken in het activiteitenprogramma?
Schiphol (Reizen in de Oudheid), een restaurant (Wijn & Romein) en een schouwburg (Grieks theater). • Naast de podcatcher andere mobiele digitale systemen aanbieden om een verdiepende laag aan informatie te bieden.
• Nadrukkelijker en sneller linken aan actualiteit, bijvoorbeeld Palmyralezingen onmiddellijk na IS-vernietiging, aandacht voor spotprenten over Griekenland, waarin architectuur en sculptuur figureren en presentaties in de actualiteitenvitrines.
• Meer informatie via weblogs van medewerkers. Zie als voorbeeld de weblog over de meerjarige restauratie van de Griekse vazen.
• Dwarsverbanden uitleggen: In een chronologisch overzicht (fysiek of digitaal) per periode de Klassieke, Egyptische, Nabije Oosten en Nederlandse archeologie verbinden. • Meer verhalen uit de Oudheid inzetten: Mythes, oorsprongverhalen, orale tradities, het Oude Testament. Dit kan bij presentaties, lezingen, cursussen en rondleidingen. • Niet bevreesd zijn voor herhaling. De tentoonstellingen Schitterend Glas (2006) en Schitterend Sieraad (2007) kunnen met een deels nieuwe verhaallijn herhaald worden, omdat dit depotcollecties weer tot leven brengt. Deze onderwerpen hoeven niet nieuw te zijn om toch periodiek getoond te worden ten behoeve van een volgende generatie. • Meer thematische (audio)routes door de vaste opstelling, al dan niet gecombineerd met hedendaagse kunst. • Het zorgdragen voor lokale verankering door samen met het Regionaal Archief en de Lakenhal een tentoonstelling over de archeologie van Leiden te maken. • Meer eigen archeologiedagen naast de bestaande muntendeterminatiedag (2014), fossielendag (2015), Steentijddag (sinds 1990) en Sakkaradag (sinds 2000). • Vaker de fysieke afstand tussen collectie en publiek verkleinen door schervenworkshops, restauratie op zaal en meer depotbezichtigingen.
Een praktische cursus mummifatie.
• De collectie tonen op niet voor de hand liggende locaties, zoals 21
22
Continuïteit (1) Draagt het museale onderzoek bij aan de continuïteit van cultureel erfgoed?
Continuïteit (2) Slaagt u erin cultureel erfgoed toegankelijk te maken door maximale inzet en mobiliteit van archief/collectie?
Ja, in sommige gevallen:
Ja, wat betreft Collectie. Het RMO…
• De opgraving in Sakkara (Egypte) is gekoppeld aan conservering van de site om het erfgoed te behouden en is in 2011 voor het publiek opengesteld. Alle informatie wordt geleverd in het Arabisch en Engels om de lokale bevolking te wijzen op het belang van cultuurbehoud. In 2012 is met hulp van het Prince Claus Emergency Fund schade hersteld, veroorzaakt tijdens de Egyptische revolutie.
• Is een royaal bruikleengever van korte en langdurige bruiklenen. Zie elders.
• De intensieve restauratie van en het onderzoek naar de Bab al Gasus mummiekisten (2011/2013, vijftien objecten) heeft geresulteerd in stabilisatie en conservering van de kisten. Door de samenwerking met het Louvre en de Vaticaanse Musea is er nu wereldwijd (van Lissabon tot Boston) aandacht voor restauratie en context van deze in totaal 153 sets van kisten. • De restauratie van Grieks aardewerk (2013/2015) is gekoppeld aan onderzoek naar eerdere restauraties, in de Oudheid en recenter. Hierdoor kan een object een second life beginnen en wordt het publiek gewezen op actuele aspecten van een oud voorwerp.
• Verschaft het bruikleen en verstrekt informatie tot op het niveau van tekstbordjes. • Heeft tijdens de sluiting in de tweede helft van 2015 de collectie op zeven locaties in Nederland (vier keer tentoonstelling, drie maal ruim bruikleen) en in drie buitenlandse musea getoond. Ja, wat betreft het historische archief. Het RMO.. • Heeft een archief en bibliotheek die voor onderzoekers en het algemene publiek toegankelijk zijn dankzij de inzet van vrijwilligers. Bibliotheek en archief zijn in 2015 gemoderniseerd waardoor er meer publieks- en onderzoeksfaciliteiten zijn. • Faciliteert continu onderzoek naar gegevens uit het archief, door eigen vrijwilligers en externen. • Heeft in het Metamorfozeprogramma (2013/2015) het archief 1818/1923 gedigitaliseerd. Dit wordt in 2016 via de website ontsloten.
Continuïteit (3) Slaagt het museum erin het eigen cultureel erfgoed te bewaken voor toekomstige generaties?
Continuïteit (4) Op welke manier kan het RMO de continuïteit van internationaal cultureel erfgoed (nog) beter waarborgen?
• Het depot aan de Papengracht is op orde, zo constateert ook de Erfgoedinspectie.
• Door bij discussie over illegaal erfgoed op te treden als expertisecentrum, safe haven te zijn voor in beslag genomen voorwerpen en, indien relevant, een expositie hierover te maken of een debat te organiseren.
• Het depot aan de Raamsteeg wordt te klein. Daarnaast zijn de beveiliging en het klimaat niet optimaal, waardoor de kans aanzienlijk is dat prehistorisch materiaal degradeert. Deze situatie wordt door de Erfgoedinspectie onderschreven.
• Door middel van tentoonstellingen informeert het RMO over de kwetsbaarheid van erfgoed. Een voorbeeld is de geplande Nineveh tentoonstelling (2016). Nineveh bevond zich op de plek waar nu Mosul ligt en waar IS het lokale museum vernietigd heeft.
• Er is altijd spanning tussen intensief bruikleenverkeer en de protectie van voorwerpen, met name bij organisch materiaal.
• Het RMO speelt een maatschappelijk rol bij de voorlichting over bedreigd erfgoed in het Nabije Oosten. Conservatoren en directeur geven hierover met regelmaat toelichting in de media. Recente voorbeelden zijn Nineveh, Palmyra en Sakkara (Egypte).
• Het ontbreekt aan tijd en menskracht om de collectie op meer dan het niveau van basisregistratie te inventariseren. Dat heeft zijn weerslag op de consolidatie voor toekomstige generaties. Het is moeilijk te zorgen voor hetgeen onbekend is.
• Het RMO wil meer aan bewustwording en voorlichting doen door proactief debatten over erfgoed in conflictgebieden te organiseren. Voorbeeld: debatavond tijdens Week van de Klassieken 2015 over oorlog en Oudheid tussen oorlogscorrespondenten en oudheidkundigen.
• Door het uitnodigen van internationale collega’s om over voorwerpen uit de RMO-collectie te publiceren en lezingen hierover te verzorgen, leert het museum over restauratie en verdiept het zijn objectkennis. Voorbeelden zijn de symposia Mummiekisten van de Amon priesters (2013), de Canino Connectie (Griekse vazenrestauratie 2015) en een aanstaand congres over de collectie gesneden stenen (2016). • Bij bewaken hoort het kritisch bekijken van de collectie op belang en houdbaarheid. In 2015 is de deelcollectie metaal uit Dorestad geselecteerd voor een bulkafstotingsprocedure.
23
24
Ontplooien (2a) Hoe kan het RMO door middel van de collectie kinderen en/of volwassenen nog beter ontplooien? Door… • Groei van het aantal gegevens per record in de database TMS en deze ontsluiten op de website. • De historische fotocollectie te digitaliseren en online te zetten.
• Interactie zoeken met liefhebbers en niet louter eigen kennis aanbieden: vlak voor de sluiting in mei 2015 was er een afscheidsavond van de Egypteopstelling, waarbij liefhebbers en studenten over hun favoriete object vertelden. Voor herhaling vatbaar. Dit zorgt voor ontplooiing bij sprekers en toeschouwers. • Programmeren op tijden die de doelgroep schikt, bijvoorbeeld ouderenmiddag op maandag. Dit gebeurde al succesvol in 2013 toen de Leidse burgemeester driehonderdvijftig 65-plussers uit de regio uitnodigde en een dag ‘RMO-directeur’ was.
• Het archief online te ontsluiten als afronding van het Metamorfozeproject. • Meer korte filmpjes op YouTube waarin over de collectie verteld wordt. • Vanaf 2016 een reeks deelcatalogi over objectgroepen. • In 2018 een nieuwe topstukkencatalogus en een boek over 200 jaar museumgeschiedenis te publiceren. • Iedere dag een inzichtelijk verhaal over een object op social media.
Ontplooien (2b) Hoe kan het museum door middel van de programmering volwassenen (nog) beter ontplooien? • Volwassenonderwijs niet enkel door partners, maar eveneens zelf initiëren: RMO Studium Generale, vooral gefocust op de relatie tussen heden en verleden. • Quiz op website waar mensen testen hoe groot hun kennis op collectieonderdelen is. • Dichter in de nabijheid van objecten komen: Workshops, restauratie op zaal, depotbezoek, lunch- en speedlezingen op zaal.
Burgemeester Lenferink verwelkomt op 25 november 2013 driehonderdvijftig 65-plussers in het RMO.
Ontplooien (2c) Op welke manier kan het museum door middel van het programma kinderen (nog) beter ontplooien? • Inzet van leerkrachten om meer verschillende werkvormen en leerstijlen te implementeren in de educatieve producten. Voorbeeld: het lesprogramma Tureluurtje (2014) is inhoudelijk opgezet volgens Montessoriprincipes en ontwikkeld door een Montessoridocent. • In tentoonstellingen kinder(speurtocht, eigen route).
of
gezinscomponenten
verwerken
• Meer hands-on workshops. Hier is in 2015 mee begonnen in het Kabinet der Klassieken met een schervenworkshop en een epigrafieworkshop met echte objecten. • Meer ervaring krijgen met interactieve rondleidingen waarbij een medewerker ieder niveau en ieder type onderwijs kan bedienen. Dialogen in plaats van monologen. • Nieuwe kinderproducten als MuseumJeugdUniversiteit e.d.
scriptiehulp,
werkcolleges
bij
de
• Indirect: door nog nauwere samenwerking met educatieve uitgeverijen en RMO teksten en foto’s in het lesmateriaal op te nemen.
25
26
Effecten op bezoekers en deelnemers (1) Wat voor ervaring wil het museum een bezoeker of deelnemer geven? Het RMO biedt, afhankelijk van tentoonstelling of activiteit, ... ... het besef van tijd en vergankelijkheid: • Verwondering (indruk/gevoel), diepgang (kennis/vorming), inspiratie (actief/praktisch) en confrontatie (historische sensatie). • Een rijk gevulde herinnering aan het bezoek die motiveert tot herhaalbezoek. • Kennismaking met een bijzondere archeologische collectie die nergens anders op deze manier te zien is. ... de relatie tussen verleden en heden, zodat bezoekers: • Het gevoel krijgen deel uit te maken van de lange geschiedenis van de mensheid. • Kunnen reflecteren op het verleden (“dat ze dat toen al deden/wisten/ konden”). • Het inzicht ontwikkelen dat de huidige leefomgeving soms teruggrijpt op culturen uit het verre verleden. • Het besef ontwikkelen dat ‘de Oudheid nog niet voorbij is’.
Effecten op bezoekers en deelnemers (3) Is het belangrijk een bezoeker kennis te laten maken met iets nieuws of hen enkel een leuke tijd bezorgen?
• Het RMO hoeft niet altijd vernieuwend te zijn om toch relevant te zijn, niet hip te zijn om bezoekers iets bij te brengen. Centraal staat dat het bezoek als prettig wordt ervaren en dat men zich objecten, activiteiten of een tentoonstelling blijft herinneren.
Vooraf: • Het RMO moet altijd ‘iets nieuws’ bieden in de vorm van tentoonstellingen en randprogrammering. • Driekwart van de bezoekers komt naar het RMO n.a.v. een nieuwe tijdelijke tentoonstelling. • Met uitsluitend een vaste opstelling zakt het museum naar 60.000 bezoekers per jaar. • Hiermee is het RMO eerder een tentoonstellingsfabriek dan een museum als Naturalis of het Mauritshuis, waar de vaste opstelling voor 90% van het publiek zorgt. • “Hoe minder we doen, hoe meer bezoek we krijgen”, zei een collega museumdirecteur onlangs. Voor het RMO geldt het tegendeel: een scala aan activiteiten is noodzakelijk voor veel bezoek. Iets nieuws of een leuke tijd? Beide… • Wetenschap beweegt en ontdekt. De tijdgeest en het publiek veranderen. ‘Iets nieuws’ brengt een andere context en nieuwe ideeën mee. Het RMO wil actuele informatie en inzichten meegeven, dus niet enkel een leuke, vluchtige ervaring bezorgen. • ‘Iets nieuws’ kan in een korte tijd ervaren worden zonder dat het oppervlakkig wordt. Zo geeft het museum al jaren speedlezingen en speedrondleidingen: maximaal 20 minuten over één object of onderwerp. Dat geeft de deelnemers een ‘leuke tijd’ zonder dat het museum zich als De Efteling manifesteert.
27
28
Effecten op bezoekers en deelnemers (5) Is het belangrijk dat een bezoeker of deelnemer bij een museumbezoek een gevoel van schoonheid ervaart? Omdat het RMO zowel een kunstmuseum als een historisch museum is, is het antwoord ja en nee: Ja. Niet als doel op zich… • Het ervaren van schoonheid kan een motivatie zijn tot het vergaren van meer kennis. • Schoonheid kan ontroering over de ouderdom van een voorwerp versterken. Die emotie roept het RMO graag op. • Het gevoel van schoonheid versterkt het gevoel dat je iets bijzonders en waardevols hebt gezien of meegemaakt. Nee, andere effecten zijn belangrijker • Bij kindertentoonstellingen is schoonheid van objecten nooit een motief. Het RMO maakt aansprekende, evocatieve, contextuele presentaties voor kinderen. • Het gebrek aan schoonheid kan tot de verbeelding spreken. Liever een gevoel van verbazing, verwondering of ontzag dan enkel schoonheid. • Het RMO neemt in het museale veld een middenpositie in: de gepresenteerde objecten hebben soms een esthetische kant en zijn soms puur utilitair of documentair. Bij tentoonstellingen heeft het RMO altijd tussen deze polen genavigeerd. • Belangrijke andere redenen om objecten te tonen zijn bijvoorbeeld om technologie te duiden, religieuze overtuiging en/of symboliek te illustreren of de stand van wetenschap te duiden.
Effecten op bezoekers en deelnemers (4) Is het belangrijk dat een bezoeker bij museumbezoek of activiteit een gevoel van saamhorigheid ervaart? Nee • Museumbezoek kan een zeer individuele activiteit zijn en dat moet gefaciliteerd worden. Ja • Het gezamenlijke gevoel en de ervaring dat je een plek hebt in een lange collectieve geschiedenis. Dat kan men ervaren bij lezingen van bijvoorbeeld de Vriendenvereniging en bij tentoonstellingen. • Voor gezinnen moet het museum een plek zijn waar hun onderlinge band versterkt wordt. De kindertentoonstelling IJstijd had dit element in het concept verwerkt. • Een gevoel van saamhorigheid is het uitgangspunt bij sommige activiteiten, zoals de jaarlijkse Ladies Night, Ken je klassieken pubquiz (voor scholieren) Dies Latinus (lezingen en discussie in het Latijn) of Nox Graeca (lezing en vragen in het Oudgrieks). • Saamhorigheid is je enthousiasme delen (met je medebezoekers, gezin, groep of op social media). Dat geeft het museum een positieve uitstraling. • In de museale lesprogramma’s is samen leren ontdekken een belangrijke vaardigheid.
29
30
Intellect stimuleren (2) Hoe worden de bezoekers / deelnemers (nog) beter intellectueel gestimuleerd? Vele wegen leiden naar Rome… • Meer informatielagen voor verschillende kennisniveaus bieden door gebruik van draagbare multimedia. Het museum is in december 2015 gestart met podcatcher audiotours en faciliteert in de toekomstige Egypte-opstelling (oktober 2016) IPad routes en apps waarop verdiepende en visuele informatie staat, bijvoorbeeld over de eigen opgravingsgeschiedenis. • Elk tekstbordje vertelt een pakkend en boeiend verhaal. Dat is logisch en een constante uitdaging. Een tekstbord met de beschrijving ‘marmeren hoofd van man met baard’ is uit den boze. Interne controle (meerdere meelezers) helpt daarbij. • Door een op maat gemaakt randprogramma met ‘snelle’ ervaringen: drie lezingen van 20 minuten met gelegenheid tot interactie in plaats van een monoloog van een uur. Dit leidt tot meer participatie en kennisontwikkeling. • Naast snelle ervaringen intense verdieping bieden in de vorm van symposia, langere lezingen en workshops • Meer aandacht voor de routing in een expositie. De bezoeker leiden via een verhaal met een kop en een staart en niet laten dwalen van thema naar thema. Door de indeling van de nieuwe tentoonstellingszalen (vanaf april 2016) is dit een dwingend gegeven. • Hedendaagse kunst regelmatig blijven combineren met oudheden. • Een ogenschijnlijk abstract onderwerp uitdiepen door te kijken naar de plek in de geschiedenis, de filosofie, kunst en wetenschap. Een brede benadering geeft meer context. Bijvoorbeeld een tentoonstelling, getiteld: Het jaar 0. • Voor kleine groepen inzetten op masterclasses, hands-on ervaringen en excursies. Binding van bezoekers is een randvoorwaarde voor intellectuele
stimulansen. • De gemiddelde bezoeker weet weinig van het bestaan van de wetenschappelijke bibliotheek, het archief en de fotoarchieven. Meer digitalisering en online zichtbaarheid leidt tot betere toegankelijkheid voor de gebruiker.
Sociaal maatschappelijke effecten (1) Wat is de rol in de lokale samenleving?
en directe omgeving, 30% uit de provincie Zuid Holland en 60% uit de rest van het land. Het RMO heeft dus eerder een nationaal bereik. De Leidenaren zijn een secundaire doelgroep. Deze cijfers zijn gebaseerd op publieksonderzoek.
Het RMO:
• Is zelf ondernemer in de binnenstad. Tussen mei en eind december 2015 had het museum een tweede museumshop in het stadscentrum.
• Is voor scholen in de Leidse regio en lokale (educatieve) partners een fraaie toegankelijke locatie voor een leerzame excursie. Dit geldt ook voor de naschoolse opvang, voornamelijk in de vakantieperioden.
• Geeft lokaal terug aan de maatschappij door o.a. gratis ontvangsten en begeleiding van inwoners van verzorgingshuizen, asielzoekers, deelnemers aan de weekendklas en buurtgenoten.
• Participeert in de Cultuureducatiegroep waarbij Leiden en omringende gemeenten schoolkinderen in staat stellen om jaarlijks een ander Leids museum te bezoeken.
• Heeft geen subsidierelatie met de Gemeente Leiden en is van mening dat de stad te makkelijk leunt op de ‘gratis’ aanwezigheid van vier Rijksmusea. Het RMO lobbyt voor zichtbaarder gevelreclame, meer aandacht voor openbare bewegwijzering, meer parkeergelegenheid voor touroperators en een citymarketing die de musea dient in plaats van andersom.
• Is ingebed in allerlei lokale activiteiten (winkelweekenden, Museumnacht, Leids Filmfestival, White Crow festival, Nacht van kunst en kennis, stemlokaal, gemeentelijke voorlichtingsavonden, uitvoeringen muziekschool) en staat welwillend tegenover stedelijke activiteiten waarbij het museum een rol kan spelen. • Is opgenomen in stedelijke wandelroutes, omdat de gratis toegankelijke entreezaal het oudste monument van Nederland laat zien. Deze circa 10.000 deelnemers die de Egyptische tempel bewonderen, zijn niet meegeteld in de bezoekcijfers. • Is een katalysator voor de economie van de binnenstad. De tentoonstellingen Petra en Carthago hebben de stad een financiële impuls van 6,8 miljoen euro gegeven. • Is voor de Universiteit Leiden een platform en etalage voor onderwijs, studie, wetenschappelijke discussie en valorisatie. • Is als Leids museum onderdeel van het imago en de citymarketing van de stad (Museumstad Leiden: Stad van Ontdekkingen). • Is door lidmaatschappen van de directeur verbonden aan het zakelijk netwerk in de stad en omgeving in de verwachting dat het museum daar profijt van heeft, culminerend bij het 200-jarig bestaan in 2018 (Leidse regiokring, BV Leiden, Sociëteit Amicitiae, Haagsche Schouw). • Ontvangt bij wintertentoonstellingen 10% van het bezoek uit Leiden
31
32
Sociaal maatschappelijke effecten (2) Wat zou er op sociaal-maatschappelijk gebied mis gaan als het RMO er opeens niet meer was? De wereld draait door, maar voor (potentiële) bezoekers verdwijnt.. • een Rijkscollectie die al bijna 200 jaar voor historische continuïteit zorgt. • een symbool en bijzondere locatie voor veel Leidenaren (‘dat museum met die tempel’). • de verbinding tussen de wetenschappelijke archeologische wereld en de publieke overdracht daarvan middels tentoonstellingen die een landelijk bereik hebben. • een ontmoetingsplaats van gelijkgestemden. • de mogelijkheid om thema’s als archeologie, primaire bronnen, Oudheid, materiële overblijfselen van verdwenen culturen en geschiedenis op één plek te zien/ervaren/bestuderen/onderzoeken en deze cultuurhistorisch, sociologisch en archeologisch met elkaar te verbinden. • een nationaal podium en archiefwaar de Nederlandse archeologie een thuis heeft. • een deel van de aantrekkingskracht van Leiden als universiteitsstad, museumstad en cultureel platform.
Sociaal maatschappelijke effecten (3) Hoe profiteren anderen van de aanwezigheid en de activiteiten van het museum?
Onderwijs • Cursusinstellingen, volwassenonderwijs en academisch onderwijs profiteren van de faciliteiten. Zalen worden aan non-profit instellingen vaak om niet aangeboden, omdat hun deelnemers onze ambassadeurs zijn.
• De Egyptische tempel (het oudste monument van Nederland) speelt een belangrijke rol bij stadsrondleidingen. Ongeveer 10.000 mensen per jaar bezoeken gratis de entreezaal, die openbare ruimte is.
• Studenten van met name de faculteiten Archeologie en Geesteswetenschappen profiteren middels stages van de nabijheid van het RMO. In het museum leren zij over materiële cultuur en studeren ze in de wetenschappelijke bibliotheek.
• De entreezaal is een burgerontmoetingspunt en functioneert als trouwlocatie, stemlokaal en locatie voor buurtbijeenkomsten.
• Leerkrachten gebruiken de collectie en de tentoonstellingen om hun onderwijs. inhoud te geven (zowel fysiek bezoek als online), al dan niet in combinatie met de expertise van een museumdocent.
• Het RMO wil met zijn gebouw als wetenschappelijk centrum fungeren en faciliteert ruimte voor symposia en lezingen van vakgroepen en studentenverenigingen. • Het museum faciliteert gastvrij bij stedelijke evenementen. • Voor universiteiten is het RMO een belangrijke plek voor valorisatie als podium voor publieksoverdracht van kennis; 75 jaar NINOtentoonstelling (2014), Bij nader inzien, tentoonstelling samen met NWO (2014), 400 jaar Arabische taal en cultuur (2013). • Podium voor partners: uitgevers, reisorganisaties, tekenclubs e.d. Voorbeeld is de Griekenlandreisdag van reisorganisatie Labrys. Zij ontvangen jaarlijks in het RMO 100 docenten Griekse taal en cultuur voor bijscholing op het gebied van Griekenlandreizen. Dat levert wederzijds profijt op. • Het RMO is een podium van culturele diplomatie. Het is een komen en gaan van ambassadeurs uit het Mediterrane gebied en het MiddenOosten bij openingen, lezingen en muzikale evenementen. Ambassades organiseren soms hun eigen activiteiten in het museum. In die zin profiteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de aanwezigheid van het RMO.
33
34
Sociaal maatschappelijke effecten (4) Welke sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen koppelen anderen (pers, overheden, etc.) aan uw activiteiten? Het museum wordt vaak gevraagd om expertise, reflectie of historische verdieping te geven bij onderwerpen als: • Illegale handel in archeologische voorwerpen. • Vernietiging van erfgoed in het mediterrane gebied en het MiddenOosten. • Omgang met menselijke resten. • Migratieproblematiek in Middellandse zeegebied in relatie tot de Oudheid. • Positie van vakken als geschiedenis en Griekse en Latijnse taal en cultuur. • Discussies over archeologie versus het eventuele nationale belang van de vondst. • eflectie op ieder nieuwtje uit het (inter)nationale archeologische veld.
Economische effecten (1) Wat is de rol in de lokale economie? • Het RMO is een economische dynamo en deel van een dagje uit. De lokale middenstand profiteert van de RMO-bezoekers. Economische spin off van de Petra-tentoonstelling voor de stad Leiden was 4 miljoen euro, bij Carthago 2,8 miljoen. (cijfers NBTC NIPO). De hotelsector en de winkels en horeca in de onmiddellijke omgeving profiteren hier in het bijzonder van. • Het RMO draagt bij aan de branding van Leiden als museumstad. Zeventig procent van ons bezoek komt naar Leiden met als hoofdreden dat er een tentoonstelling in het RMO is. Een vijfde daarvan besluit op de dag van bezoek een tweede Leids museum te bezoeken. • Een aantal Leidse bedrijven werkt voor het RMO of is toeleverancier. Dat varieert van vormgevers, drukkers, grafische ontwerpers, elektriciens tot de bloemenwinkel.
35
36
Economische effecten (2) Wat zou er op economisch gebied mis gaan als het RMO er opeens niet meer was? Voor de hand liggend…. • Een afname van binnenlands toerisme. Bij de Petra- en Carthagotentoonstelling kwam 10% van het bezoek uit de directe omgeving, 30% uit Zuid Holland en 60% uit de rest van Nederland.
• Omgekeerd: Het RMO haalde in nog geen vijf maanden bijna 80% van het jaartotaal aan bezoekers van Museum Volkenkunde. • Een spijkerharde relatie met de tijdelijke sluiting van het RMO is niet te bewijzen, maar de cijfers zijn indicatief veelzeggend; je hebt elkaar in Leiden nodig voor het meubelboulevardeffect: hoe meer aanbod, hoe meer bezoek.
• Inkomstenderving voor middenstand in de nabijheid van het museum. • €500.000 omzetderving wintertentoonstellingen.
hotels
door
het
ontbreken
van
NS
door
het
ontbreken
van
• €1.000.000 omzetderving wintertentoonstellingen. • Minder kunsttransporten.
• Minder toerisme naar landen van herkomst. Na de Petratentoonstelling steeg het Nederlandse toerisme naar Jordanië met 30%. • Minder inkomsten voor arbeiders en andere medewerkers in landen waar RMO eigen veldonderzoek doet (Egypte, Jordanië). • Zeventig medewerkers op straat. • Et cetera. Daarnaast deze constatering: • Tussen 1 juni en 30 november 2015, de periode dat het RMO door asbestverwijdering gesloten was, hebben de nabijgelegen Leidse museale collega’s (Volkenkunde, Sieboldhuis, Lakenhal en Boerhaave gemiddeld 10 % minder bezoekers getrokken in vergelijking met het jaar 2014. Van de 24 maanden (4 musea x 6 maanden) waren er 16 maanden met minder bezoekers in 2015 dan in 2014.
De tempel wordt zorgvuldig ingepakt voor de verbouwing in 2015.
Toerisme en vrijetijdsbesteding (1) Wat is precies het effect dat het museum met zijn activiteiten wil bereiken? Hoe bereik je dat effect?
• Voorjaarstentoonstellingen: toeristen in de regio (stad en strand) én uit vier verschillende marketingdoelgroepen die landelijk gespreid zijn. • Activiteiten/ nevenprogrammering: verschillende goed gedefinieerde doelgroepen.
Wat: • Minimaal 150.000 bezoekers per jaar bereiken door diverse doelgroepen verrassende en toegankelijke producten te bieden die passen bij het doel van het bezoek (dagje uit, iets op willen steken, genieten, kennis verrijken). Hoe: • Door zoveel mogelijk mensen laten denken: “Ik moet dit jaar weer naar het RMO, want die tentoonstelling of activiteit niet missen.” • Een grote, spraakmakende wintertentoonstelling met een ruime marketingcampagne en een uitgebreid randprogramma. • Enkele kleinere voorjaarstentoonstellingen met bescheiden marketingcampagnes en randprogramma specifiek gericht op vier hoofddoelgroepen. • Door activiteiten voor nieuwe doelgroepen. Bijvoorbeeld: Syrische vluchtelingen worden uitgenodigd om de Syrische archeologische collectie te bekijken, met de gemeente Leiden is overeengekomen dat iedereen die in Leiden op huisnummer18 woont in 2018 (200-jarig bestaan) een gratis entreekaart voor het RMO krijgt, de Nacht van Kunst en Kennis en de Museumnacht bedienen het publiek tussen de 18-34 jaar et cetera. • Deze tentoonstellingen en activiteiten trekken opgeteld een groot publiek. Doel is 95.000 bezoekers in de winterperiode en 55.000 bezoekers in het voor- en najaar. Bij wie: • Wintertentoonstelling: 10% Leiden en directe omgeving, 30% Zuid Holland, 60% rest van Nederland. 37
38
Educatieve functie (1) Passen omvang en kwaliteit van de educatieve activiteiten bij de missie en doelstellingen? Dat de educatieve activiteiten bij de missie horen staat buiten kijf. In de beleidsperiode 2013/2016 is hieraan een stevige impuls gegeven. Om de hoofddoelstelling 2017/2020 te behalen (het RMO als onderwijsinstituut) wordt dit beleid nog steviger aangezet. Er is echter meer nodig, want: • De kwaliteit en kwantiteit van het aanbod is groot maar is gebaat bij meer gelaagdheid en volledigheid. Het museum focust in de komende beleidsperiode op een gevarieerde aanpak voor alle niveaus en leeftijden in het primair, voortgezet, academisch en volwassenonderwijs én op individuele kinderen, studenten en volwassenen. • Het RMO wil, naast het leveren van een passend onderwijsprogramma voor alle niveaus en leerjaren, voor alle relevante vakken aanbod ontwikkelen (geschiedenis, klassieke talen, kunstvakken, filosofie en wereldoriëntatie). Per saldo ontstaat hierdoor een doorlopende leerlijn. • Aan de hand van archeologisch materiaal in schervenworkshops wil het museum ‘wetenschapswijs’ inzichten meegeven aan en delen met het primair en voortgezet onderwijs. Conclusie over aanpak 2017/2020: • De ingezette koers 2013/2016 wordt vastgehouden. • Met een extra marketinginspanning heeft het museum het aantal VOleerlingen in de vorige periode vergroot. Dat moet vastgehouden worden (vooral het aantal gymnasiumleerlingen uit het hele land). Een soortgelijke inspanning is nodig voor het primair onderwijs. • Schaalvergroting is noodzakelijk voor de komende periode, zowel in materieel budget als in de personele bezetting. Uitbreiding van de educatieve dienst, het aantal museumdocenten en een extra marketingmedewerker zijn een prioriteit.
Educatieve functie (2) Passen omvang en kwaliteit van de educatieve activiteiten bij de positie van het museum in het bestel? Ja, het museum is nu al een onderwijsinstituut met een landelijke uitstraling en wil dat nog sterker profileren in de volgende subsidieperiode: • Als ‘centraal podium binnen en buiten de museummuren’ benut het RMO op educatief gebied niet alleen het eigen museumgebouw: museumdocenten vertellen onze verhalen in de klassen van het PO en VO in het hele land. Dat illustreert de landelijke uitstraling en positie. • Het museum toont dat het dé plek voor gymnasia is door het bieden van workshops Griekse en Latijnse taal en cultuur, eindexamenrondleidingen en doorlopende leerlijnen. • Samenwerking met educatieve uitgeverijen, voor diverse schoolvakken, geeft de collectie en expertise van het RMO een vaste plaats in het nationale curriculum/onderwijs. • Samenwerking met uitgeverijen en schrijvers van kinderboeken maakt het museum bekend als een plek waar kinderen spelenderwijs kunnen leren over de collectie(gebieden). • Het RMO verzorgt niet alleen ‘educatie’ voor (jonge) leerlingen: docenten en docenten in opleiding maken gebruik van ons educatief aanbod (ICLON, Pabo, nascholingsdagen).
39
40
Educatieve functie (3) Op welke wijze worden scholen benaderd? • Via mailingen op papier waarbij het volledige aanbod wordt gecommuniceerd. • Via de Cultuureducatiegroep, voorheen Museumgroep Leiden. • Eigen website en nieuwsbrieven onderwijs (1400 gebruikers). • Advertenties in vakbladen voor docenten en vakgroepen. • Via educatieve uitgeverijen. • Netwerk: direct contact met interne cultuurcoördinatoren en individuele docenten via docentendagen en klankbordgroepen. • Proactief bellen relatiebestand door de servicedesk. • Uitnodigingen voor openingen van tentoonstellingen. • Schrijven van artikelen door educatief medewerkers en conservatoren in vakbladen voor docenten. Extra inzet in volgende periode, naast bestaande benaderingswijze: • Producten Museumdocent in de klas, Kabinet der Klassieken en Met de gehele school naar het museum nadrukkelijker in de markt zetten t.b.v. groei van bereik. • Kosten/batenanalyse van een gratis toegangsregeling voor alle basisscholen uit Leiden en directe omstreken. • Overwegen of een gipsatelier (Studio RMO) een jaar in een tijdelijke ruimte ontwikkeld kan worden met gratis tekenles voor scholieren. Dit moet fungeren als een interactieve werkplaats waar jonge kunstenaars les geven en zelf hun talenten ontwikkelen. Een creatieve, innovatieve variant van een 19de eeuws concept.
• Bij primair onderwijs focussen op een nog breder pakket aan museumlessen. • Bij voortgezet onderwijs meer ontwikkelen van interactieve rondleidingen en doorlopende leerlijnen. Aanbod ontwikkelen dat past bij het begrip wetenschapswijsheid (KNAW). • Netwerkversteviging: jaarlijkse avond voor schooldirecteuren uit het primair onderwijs. • Voor individuele bezoekers is in de zomer van de 2015 succesvol de stadswandeling Leiden en de Oudheid ontwikkeld. Deze wordt omgezet naar een vorm van buitenschoolse educatie voor gymnasiumleerlingen, die daardoor meer beleven dan uitsluitend een bezoek aan het museum.
Educatieve functie (4) Wordt er actief samengewerkt met scholen? Ja, scholen keren jaarlijks terug. Opvallende samenwerkingen zijn: • American School of The Hague: het jaarlijkse project Running a Museum. • Stedelijk Gymnasium Leiden: De samen met docenten opgezette gymnasiale leerlijn Griekse en Latijnse taal en cultuur en de inzet van maatschappelijke stagiairs. • Rabobank Leiden/Katwijk: jaarlijks project BOEG (Baas Over Eigen Geld) voor 15 groepen 8 uit de regio Leiden/Katwijk. • ICLON Klassieke Talen en ICLON Geschiedenis (Universiteit Leiden) en Cultuurklas Pabo, Hogeschool Leiden. • Bij de Week van de Klassieken wordt er samengewerkt met het Nederlands Klassiek Verbond en de Vrienden van het Gymnasium. Hierdoor bezoeken jaarlijks honderden docenten en scholieren het RMO voor de Ken uw Klassieken Quiz, lezingen en boekpresentaties.
41
42
Educatieve functie (5a) Slaagt het museum erin het aantal schoolbezoeken gelijk te houden dan wel te vergroten?
• Gemiddeld aantal bereikte scholieren over de periode 2013/2015 (inclusief sluiting zeven maanden en met museumdocent in de klas): 21.454 • Gemiddeld aantal scholieren in het museum over de periode 2013/2015 (inclusief sluiting zeven maanden, zonder museumdocent in de klas): 19.181
Ja. DOEL 2013/ 2016
DOEL 2017/ 2020
2011
2012
2013
2014
2015*
8.500
10.000
6.012
8.128
6.645
7.260
8.471
Voortgezet onderwijs 10.000
15.000
12.155
11.964
11.973
15.401
7.794
HBO/Universiteit
Geen
6.000
Niet gemeten
3.860
4.832
6.538
3.715
Museumdocent in de klas
Geen
4.000
n.v.t.
n.v.t.
503
914
5.400
Totalen scholieren
18.500
35.000
18.167
23.952
23.953
30.113
25.380
Individueel 0-12 jaar
17.500
20.000
21.588
19.208
19.586
23.640
15.163
Individueel 13-18 jaar
4.000
4.000
2.679
3.462
3.885
4.596
2.824
Totaal individueel
21.500
24.000
24.267
22.670
23.471
28.236
17.987
Totaal school en individueel
40.000
59.000
42.434
46.622
47.424
58.349 43.367
Primair onderwijs
Primair en voortgezet onderwijs totalen (OCW resultaatafspraak 18.500):
*2015: met zeven maanden sluiting
• Gemiddeld aantal scholieren in het museum over de periode 2013/ 10 mei 2015 (2,36 jaar): 24.371
Educatieve functie (5b) Opmerkingen naar aanleiding van prestatieoverzicht • Het museum biedt museumlessen en rondleidingen in een blokkensysteem en maatwerk op maandag. Dat laatste betreft museumbezoek met de gehele school. De blokken zijn in 2014 aangepast; kortere duur, rekening houdend met lunchtijden en een vierde namiddagblok is toegevoegd. • Het kind in gezinsverband is voor het RMO even belangrijk als de scholier (permanente educatie). • Voor een museum met een wetenschappelijke functie zijn bezoeken van studenten relevant, omdat onderwijs via de collectie een kerntaak is en voor tal van studies van meerwaarde is, zoals archeologie, museumstudies, egyptologie, oude geschiedenis, Assyrisch, GLTC (Grieks en Latijn) en restauratie-opleidingen. Het RMO is verheugd dat de overheid deze cijfers in een volgende periode meerekent. • Door goed contact met docenten en scherp te anticiperen op kansen in de markt heeft het RMO het aantal leerlingen weten te vergroten, tegen de stagnerende landelijke lijn in. Deze acties gaan door in de volgende periode: 1. Museumdocent in de klas neemt de factoren tijd, kosten en logistiek weg bij de scholen. Dit is een zelfstandig product en een incentive voor toekomstig schoolbezoek. 2. Het ‘adoptiemodel’ Rabobank Leiden/Katwijk met Stedelijk Gymnasium Leiden brengt ca. 70% van de leerlingen van het SGL jaarlijks naar het RMO. Het model is toepasbaar op andere scholen en lokale bedrijven. 3. Jaarlijks project BOEG (Baas Over Eigen Geld) brengt structureel 15 groepen 8 in maart naar het RMO. Eveneens samen met de Rabobank. 4. Het maatwerkmodel Met de gehele school naar het museum biedt toekomstperspectief, vooral op de voor publiek gesloten maandag. 43
44
Educatieve functie (6) Betrekt het museum de belangrijkste stakeholders bij de ontwikkeling van het educatieve beleid? • Docenten te vragen om educatieve programma’s te evalueren. Tot 2015 op papier, vanaf 2016 via Google Drive. Op kritische punten wordt actief geanticipeerd. • De stem van vakdocenten en vakdidactici (PO, VO en academisch) door te laten klinken in de ontwikkeling van educatieve programma’s en de onderwijskundige grondslag hierbij d.m.v. inzet klankbordgroepen. Hierbij worden ook leerlingen betrokken (pilots en testklassen). • Openbare debatten met docenten over de toegevoegde waarde van het RMO in het onderwijs. Voorbeeld: VIP docentenavond opening Klassieke Wereld voor 300 docenten. • In 2016 round tables te organiseren voor leerlingen, schooldirecteuren primair onderwijs en collega educatief medewerkers om bij hen het beleid 2017/2020 te toetsen. • Het museum participeert in de Cultuureducatiegroep (voorheen Museumgroep Leiden) en betrekt op deze manier het lokale onderwijs en de culturele (educatieve) partners uit de regio bij het uitvoeren van het beleid. De samenwerking dient tevens als belangrijke klankbordgroep voor museale onderwijservaringen.
Publieksfunctie en partners (1) Passen omvang, diversiteit en kwaliteit van programmering (vaste presentatie, tentoonstellingen, evenementen) bij missie en doelstellingen?
Middeleeuwen. • Kruist men ‘verrassende perspectieven bieden’ met het doel ‘bedrijven van wetenschap’, dan gaat het bijvoorbeeld om een internationaal symposium over de vraag hoe donker of licht de vroege middeleeuwen waren. Resultaat: The second International Dorestad Congress.
Ja. Dit komt doordat de nevenprogrammering bij tentoonstellingen en vaste programmering sterk ingekaderd is. Het RMO laat het projectteam van iedere tentoonstelling het onderstaande kader voor de ontwikkeling van nevenprogrammering invullen: Doel bezoek
Vrijetijdsbesteding
Ontdekkend leren
Bedrijven van wetenschap
Speurtochten, familieactiviteiten
Deelnemen aan activiteiten, toegang tot bijzondere plekken.
Toegang tot archieven, studie van objecten
Dient hoofddoel leeromgeving
Dient hoofddoel leeromgeving
Dient hoofddoel centraal podium
Zien hoe het verleden doorwerkt
Verdiepende verhalen, verrassende publicaties
Wetenschappelijke publicaties, symposia en lezingen
Dient hoofddoel Oudheid vs. actualiteit
Dient alle drie de hoofddoelen
Dient alle drie de hoofddoelen
Je verbinden met het RMO, privileges krijgen, anderen betrekken
Nieuwsbrieven, acties met achterbannen partners.
Memoranda of understanding
Dient hoofddoel leeromgeving en actualiteit versus Oudheid
Dient hoofddoel leeromgeving en centraal podium
Dient voornamelijk hoofddoel centraal podium.
• Deze voorbeelden tonen aan dat bij een familietentoonstelling als bijvoorbeeld Gouden Middeleeuwen (2014) er nevenprogrammering bedacht wordt, die past bij de andere doelgroepen die het museum wil bedienen. • Het letterlijk inkaderen van de activiteiten in dit schema (ontwikkeld in 2009!) geeft aan dat er een sterke focus op nieuwe en bestaande doelgroepen is en de activiteiten passen bij missie en doelstelling.
Invalshoek RMO Het verleden aanraken
Verrassende perspectieven bieden
Nieuwe verbindingen tot stand brengen
• Kruist men bijvoorbeeld ‘het verleden kunnen aanraken’ met het doel vrijetijdsbesteding, dan betreft het de ontwikkeling van producten als speurtochten, familierondleidingen en knutselactiviteiten. Resultaat: Ontwikkeling characters Mo & Spits met als resultaat een Gouden Boekje, speurtocht en een ‘rode draad’ in de tentoonstelling Gouden
45
46
Publieksfunctie en partners (2a) Hoe verhouden uw publiekstargets zich tot de gerealiseerde resultaten en prestatieafspraken? De doelen zijn gehaald: OCW resultaatafspraak
Realisatie
2005
90.000
74.772
2006
90.000
88.868
2007
90.000
116.890
2008
90.000
119.315
2009
100.000
134.408
2010
100.000
131.383
2011
100.000
153.096
2012
100.000
142.674
2013
140.000
173.017
2014
140.000
207.667
2015
140.000 (OCW), 90.000 (RMOambitie wegens 7 maanden sluiting)
121.031
2016
140.000
Nog niet bekend
2017/2020
Gemiddeld 150.000
Nog niet bekend
• Gemiddelde over de periode 2005/2008: 99.961 • Gemiddelde over de periode 2009/2012: 140.390 • Gemiddelde over de periode 2013/2015 incl. sluiting 7 maanden: 167.238
Deze cijfers stemmen tot tevredenheid. De aantallen van 2013 en 2014 zijn de hoogste en een-na-hoogste in de afgelopen 200 jaar. Dat mag geen nieuwe norm worden. Het RMO neemt een beheerst risico door het doel voor de periode 2017/2020 op 150.000 bezoekers per jaar vast te stellen.
Het museum bereikt overigens in het buitenland meer bezoekers dan in Nederland. De RMO-tentoonstelling Égypte Magique (Quebec) trok vanaf eind april al meer dan 250.000 bezoekers.
Publieksfunctie en partners (2b) Hoe verhouden de online publiekstargets zich tot de gerealiseerde resultaten en prestatieafspraken?
• Er is vanwege grotere accuratesse in 2013 overgestapt op het meetprogramma Google Analytics voor rapportages van webbezoek. Het tot dan gebruikte Urchin kent verouderde meetmethodes. Het aantal bezoeken dat Google Analytics meet, ligt 60% lager dan bij Urchin. • De groei in email-adressen in 2014 is voortgekomen uit acties onder de bezoekers aan de Petratentoonstelling.
Online bezoek OCW afspraak 2013/2016
Doel 2011 2017/2020
2012
2013
2014
2015
Emailnieuwsbrief
25.000
75.000
15.000
13.256
19.940
32.243
46.834
www.rmo.nl
304.000
800.000
327.237
391.990
497.246
636.642
591.973
Facebook
1.500
80.000
1.130
2.393
4.803
13.422
38.900
Twitter
1.500
8.000
1.270
2.005
3.469
4.730
6.022
Pinterest
Geen
2.000
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
428
Google Cultural Institute
Geen
50.000
n.v.t.
n.v.t.
15.000
27.000
30.033
YouTube kanaal
Geen
50.000
n.v.t.
n.v.t.
6.300
23.764
27.926
Google +
Geen
1.000
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
53
• Het facebookdoel was een positie in de top-20 van museale instellingen in Nederland. Per december 2013 is een campagne gestart, uitgevoerd door een marketingbureau. Het effect van de campagne was boven verwachting: eind 2015 heeft het RMO ruim 37.000 likes, goed voor de tiende plaats van de museale Facebookpagina’s in Nederland. Op de lijst van Nederlandstalige museale Facebookpagina’s neemt het museum de vijfde plaats in. • Doel bij Twitter was 1.500 volgers en een positie in de top-20 van museale instellingen in Nederland. Dat eerste doel is ruim gehaald, het tweede niet (eind 2015 rond de 45ste plaats met ruim 6.000 volgers). • Live streaming: het ministerie van OCW verzocht dit aspect meetbaar te maken. Het museum heeft ervoor gekozen een YouTube kanaal te creëren met filmmateriaal uit tentoonstellingen, televisie-uitzendingen en ander relevant videomateriaal.
47
48
Publieksfunctie en partners (3) Is sprake van een duidelijk beleid en een duidelijke visie op fysiek publieksbereik, en sluit die visie aan bij de realiteit? Ja, het RMO… • Begroot 55.000 bezoekers tussen 1 april en 30 september en 95.000 bezoekers tussen 1 oktober en 31 maart. Meer is meegenomen. Dit sluit aan bij de realistische begrotingsprincipes waar te grote risico’s vermeden worden (zie begrotingsbeleid). • Richt zich op 5 hoofddoelgroep door een veelzijdige programmering waarbij alle publieksdoelgroepen aan bod komen. Bij wintertentoonstellingen is er meer budget om breder te werven en nieuw publiek binnen te halen. Dat heeft zich in 2013 en 2014 fantastisch bewezen.
• Het museum kent 5 hoofddoelgroepen. Deze groepen zijn afgeleid uit publieksonderzoek en het profiel is opgebouwd uit leeftijd, geslacht, opleiding, gezelschap, bezoekfrequentie, motivatie en reisafstand: Type individu
Type groep
Vermaakzoekers
Leeftijd
Doel bezoek
Communcatie en marketing
Volumegroep Gezinnen met kinderen
Ouders en kinderen <13 jaar
Ter lering en vermaak
Enthousiasmeren, betrekken bij vakantieactiviteiten en gezinstentoonstellingen
Scholier
Kern- en imagogroep
PO en VO
Kennisgedreven
Koesteren, meer mee doen, uitbreiden.
Nieuwkomer
Opbouwen Divers: expats en van klein migranten uit herkomstlanden, volume naar ouderen, substantieel leeftijdsgroep 2034 incl. studenten
Divers
Kennismaking
Maatwerk, netwerk, direct contact
Geboeid Publiek
Volumegroep De ‘esthetische Vrouw >50+; Ter lering en recreant’ en/of de vermaak sterk inhoudelijk Echtparen geïnteresseerden van alle leeftijden
Behouden, verbreden richten op herhaalbezoek (méér verdieping bieden)
Geboeid Publiek
Kerngroep, laag aantal
Ruime nevenprogrammering aanbieden
• Heeft drie voornemens: 1. Een stijgend percentage herhaalbezoekers 2. Meer vissen uit de bestaande vijver, dus meer nieuwe bezoekers uit de beoogde hoofddoelgroepen. Immers, met 150.000 bezoekers ontvangt het museum 1% van de Nederlandse samenleving. Er is nog een wereld te winnen, want de optelsom van de verschillende doelgroepen is aanmerkelijk groter. Er zijn in Nederland bijvoorbeeld 1,2 miljoen Museumkaarthouders. Daarvan komt jaarlijks een kleine 10% bij het RMO, inclusief herhaalbezoekers. 3. Nieuwe bezoekers uit specifieke subdoelgroepen, vooral aan te trekken door bijzondere activiteiten. Bijvoorbeeld voor migranten, expats en vluchtelingen uit de herkomstlanden van de collectie • Publieksonderzoek bevestigt de hoge mate van tevredenheid van de doelgroepen over de programmering. • De visie op de publieksgroepen is in 2006 ontwikkeld en daarna geregeld verfijnd. Sinds dat jaar groeit het jaarlijks aantal bezoekers.
Soort groep
Docenten en leerlingen
(Amateur) archeologen, professionals, cultuurhistorisch geïnteresseerden
Divers
Kennisgedreven
Publieksfunctie en partners (4) Is sprake van een duidelijk beleid en een duidelijke visie op online publieksbereik, en sluit die visie aan bij de realiteit?
2. Twitter: vakgenoten, museumsector, internationaal, nieuwsgericht. Informatie over de collectie in het Engels, activiteiteninformatie in het Nederlands. Meer richten op pers en media. 3. Pinterest: Uitsluitend gericht op onderwijzers in het basisonderwijs, vooral vrouwelijke gebruikers.
Ja
4. Instagram: Incidenteel richten op jeugdigen bij een kindertentoonstelling.
• Uitgangspunt voor de herformulering van het online bereik was een zinsnede uit het beleid 2013/2016: “RMO is trendvolgend en niet trendsettend”. De beperkte bezetting en de dito middelen waren de oorzaak hiervan.
5. Google+: Alleen voor vergroten zichtbaarheid en vindbaarheid op zoekmachines.
• Belangrijkste ervaringen die worden meegenomen naar de volgende periode:
Voor Facebook, het belangrijkste platform, gelden de volgende uitgangspunten:
1. Nadruk op engagement: geef antwoord, wees vindbaar, zicht- baar en benaderbaar.
• Nadruk op corporate branding en het verkrijgen van commitment van fans
2. Gestage verschuiving van offline naar online marketing.
• Meer korte videofilmpjes.
3. Marketinginvesteringen met hulp van een extern bureau zijn lonend.
• Proef met online ticketverkoop. • Inhoud en authenticiteit lonen: tegen de trend in wel posts met een langere tekst plaatsen.
4. De open uitstraling van online communicatie draagt bij aan de gewenste positie van het museum als autoriteit op het gebied van archeologie en oudheidkunde.
Voor de website zijn de vijf belangrijkste aandachtspunten gedefinieerd. Deze zijn tot stand gekomen na tweemaal publieksonderzoek (2013 en 2015) en een kwantitatieve analyse van het gebruik van de website:
Het RMO was in de afgelopen jaren een lerende organisatie en heeft n.a.v. het beleidsplan sociale media 2016/2017 de volgende voornemens;
• Oriënterend: Bezoekers oriënteren zich op hun museumbezoek, zowel praktisch (route en entreeprijzen) als inhoudelijk (wat is er te doen?).
• Social media gebruiken voor zoekmachineoptimalisatie richting website RMO.
• Wervend: Aantrekkelijke informatie over tentoonstellingen en activiteiten om museumbezoek te stimuleren.
• Per platform een eigen doelgroep: 1. Facebook: bestaande en nieuwe doelgroepen (met name jongere vrouwen), brede benadering, actieve onlinemarketing, informatie in het Nederlands. Groei naar 50.000 likes, belangrijkste platform.
• I nformerend: Inhoudelijk sterke informatie over de collectie verschaffen voor gebruik in onderwijs (docenten en leerlingen). 49
50
• Verbindend: Belangrijke manier voor bezoekers en relaties om in contact te komen via email (vragen over de collectie, vacatures, etc.). • Praktisch: Reserveringsmodule voor (school)rondleidingen groepsbezoek, aanmeldformulieren om activiteiten bij te wonen.
en
Publieksfunctie en partners (5) In welke mate is het museum actief in de verschillende media? • Voor digitale en social media zie hiervoor de vorige vraag. • Het RMO verstuurt meer dan 50 emailnieuwsbrieven per jaar aan drie verschillende groepen; nieuwsbrief met informatie voor volwassenen, nieuwsbrief gericht op het onderwijs en nieuwsbrief met informatie over kinderactiviteiten. • Het RMO heeft een actief persbeleid met regelmatig persberichten en persontvangsten. Dit leidt tot circa 700 artikelen per jaar en circa 40 RTV vermeldingen. Verder heeft het museum marketingsamenwerkingen met bladen, websites en uitgeverijen. • Het museum levert enkele bladen structureel artikelen en columns aan, zoals het Archeologie Magazine, Kleio en Amphora. De laatste twee zijn gericht op het onderwijs.
Publieksfunctie en partners (6) Doet het RMO aan publieksonderzoek en wat zijn de resultaten? Ja, structureel en jaarlijks: • Tot 2013 heeft een tienjarig onderzoek gelopen met MOC van der Meer/ NIPO. De waarderingscijfers geven richting aan de stabiliteit van de koers. De kwalitatieve vragen zijn gebruikt om enerzijds het doelgroepenbeleid, anderzijds de publieksvriendelijkheid te verbeteren. • In 2013 en 2014 is het publieksonderzoek aangepast na overleg met het Blockbusterfonds en NBTC/NIPO om de interne effecten te meten, alsmede de economische impulsen voor de stad Leiden. Dit onderzoek is gedaan onder de bezoekers van de Petra- en/of Carthago-tentoonstelling. De waarderingscijfers van de afgelopen jaren waren: De afwijkende cijfers ten opzichte van 2011/2012 zijn deels te wijten aan de
2011
2012 2013 2014
Geschiktheid voor kinderen
7,5
8,0
7,1
7,3
Overzichtelijkheid gebouw
7,8
7,8
7,1
7,4
Publieksvriendelijkheid
8,2
8,4
8,0
8,1
Gang van zaken bij kassa
8,0
8,2
7,7
7,9
Kwaliteit museumcafé
7,5
7,7
7,1
7,1
Winkel
7,7
7,8
7,4
7,5
Tentoonstellingen Petra en Carthago
n.v.t.
n.v.t.
7,9
8,1
methodiek (thuis invullen in plaats van in het museum), deels door de drukte bij de tentoonstellingen (overzichtelijkheid en kwaliteit museumcafé). Het museum is verheugd dat de publieksvriendelijkheid op een hoog niveau blijft.
51
52
Publieksfunctie en partners (6b) Doet het RMO aan publieksonderzoek en wat zijn de resultaten? Onderzoeksresultaten bij Petra- en Carthagotentoonstelling Carthago 2014/2015
Petra 2013/2014
Bezoekers
132.173
170.700
Lokaal
12%
7%
Regionaal
29%
29%
Landelijk
57%
63%
Internationaal
2%
1%
Tentoonstelling is hoofdreden om Leiden te bezoeken
54%
72%
Overnachtingen in Leiden door bezoekers
4%
4%
Overnachtingen buiten Leiden door bezoekers
5%
5%
MBO of lager
21%
33%
HBO
33%
43%
Universiteit
46%
24%
Opleidingsniveau
Leeftijd bezoekers Jonger dan 45 jaar
21%
10%
Tussen de 45 en 54 jaar
17%
13%
Ouder dan 55 jaar
62%
77%
Excursies en toegangskaarten andere attracties in Leiden
€131.000
€144.000
Eten en drinken in binnenstad Leiden
€1.573.000
€2.160.000
Overnachtingen in Leiden
€214.000
€288.000
Winkelen in de binnenstad
€757.000
€906.000
Overig besteed in leiden
€120.000
€228.000
Totale economische waarde voor de stad Leiden, excl. toegang RMO en reiskosten
€2.795.000
€3.726.000
Bestedingspatroon bezoekers
Publieksfunctie en partners (6d) Doet het RMO aan publieksonderzoek en wat zijn de resultaten? Ja, want er zijn meerdere soorten publiek: • De Hogeschool van Amsterdam deed onderzoek gedurende de tentoonstelling IJstijd met de vraag hoe informatietechnologie benut kan worden voor een betere dienstverlening aan en een versterking van de beleving bij het publiek. Resultaten opgenomen in jaarverslag 2015. • Sinds 2013 wordt tweejaarlijks een online enquête over de toegankelijkheid van de website gehouden. De conclusie van het onderzoek in 2015 onder ruim 2.600 respondenten is dat de website voldoet en veranderingen niet noodzakelijk zijn. Resultaten opgenomen in jaarverslag 2015. • Het doel van evaluatie van museumlessen bij docenten is het leren kennen van hun verwachtingen om daar profijt van te trekken bij verbetering van de lessen en de logistieke aanpak door het RMO. De beoordelingen zijn over het algemeen goed met extra complimenten voor de begeleiding. • De museumlessen binnen het Leidse project Museum & School worden online door de Cultuureducatiegroep (voorheen Museumgroep Leiden) tweejaarlijks geanalyseerd. • Daarnaast is er direct contact met docenten via klankbordgroepen, deelname aan nascholingsdagen, congressen en netwerkbijeenkomsten. De museumlessen worden besproken met toekomstige docenten geschiedenis en klassieke talen, tijdens door het RMO opgezette college vakdidactiek met het ICLON (Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing). • Via diverse kanalen ontvangt het museum reacties, klachten en complimenten over zijn activiteiten en het gebouw. Of het nu het opmerkingenboek bij de kassa is, mails naar medewerkers of opmerkingen via social media; museummedewerkers beantwoorden de opmerkingen en vragen nauwgezet en zo publieksvriendelijk mogelijk. 53
54
Publieksfunctie en partners (7) Bereikt het museum de beoogde doelgroepen (bestaand en nieuw) op een passende manier? Ja, zeker voor de bestaande doelgroepen: Het museum heeft de OCW-resultaatafspraak van 140.000 bezoekers gehaald. • Bij elk project werd een hoofddoelgroep geformuleerd. Boodschap- en middelenkeuze werden afgestemd op de doelgroep voor het project. Deze groep was het vertrekpunt voor het marketingcommunicatieplan van de tentoonstelling. De randprogrammering richtte zich ook op andere doelgroepen. • Uit publiekstevredenheidsonderzoek blijkt dat de gewenste doelgroep (nog) beter van de tentoonstelling op de hoogte was, (nog) meer specifiek voor de tentoonstelling was gekomen, en positiever was over de tentoonstelling dan de overige bezoekers. • Nieuw bezoek: Uit publieksonderzoek bij de Carthago- en Petratentoonstelling blijkt dat 40% van de bezoekers voor het eerst het RMO bezocht. • Nieuwe groepen werden de afgelopen periode met kleinschalige activiteiten bereikt: asielzoekerskinderen kregen tekenles, filmliefhebbers bij de expositie Het Egypte van Hollywood en de filmprogrammering daarbij (2012/13), buurtgenoten waren aanwezig bij burenavonden, studenten en jonge volwassenen bij de Museumnacht, openstelling bij Open Monumentendag et cetera.
Publieksfunctie en partners (8) Betrekt het museum de belangrijkste stakeholders bij de ontwikkeling en uitvoering van het beleid?
om deze transparante verslaglegging. • Heeft voor deze zelfevaluatie elf interviews laten houden met individuele stakeholders die hun opvatting gaven over het huidige beleid en de uitvoering daarvan. Hun zienswijzen en opvattingen zijn in deze evaluatie en in de subsidieaanvraag 2017/2020 verwerkt. Deze stakeholders waren:
Ja, het RMO…
Annelies Koster – Hoofd programmering Museum het Valkhof Benoit Mater – Conservator Limburgs Museum (daarvoor Drents Museum) Christian Greco – Directeur Museo Egizio Evert van Ginkel – Zelfstandig ondernemer in de publieksarcheologie Martijn Bulthuis – City marketeer gemeente Leiden Michael Roumen – Cultuurmakelaar cultuurfonds Leiden Miguel John Versluys – Universitair hoofddocent klassieke archeologie, Leiden Olaf Kaper – Hoogleraar Egyptologie, Leiden Theo Toebosch – Freelance journalist NRC en Elsevier Ernst van Win – advocaat De Clercq advocaten, voorzitter zakenvrienden RMO Drie docenten klassieke talen van het Stedelijk Gymnasium te Leiden
• Heeft een jaarlijks monitorgesprek met de belangrijkste stakeholder: het ministerie van OCW als grootste subsidieverstrekker en als eigenaar van de collectie. • Stemt bij internationale tentoonstellingen af met de buitenlandse ambassades in Nederland (Egypte, Griekenland, Tunesië, Jordanië, Italië), met de Nederlandse ambassades in deze landen en met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het RMO vindt dat deze culturele diplomatie een vorm van stakeholderbeleid is. • Overlegt bij tentoonstellingen met een Nederlands onderwerp met provinciaal archeologen (voorbeeld De Romeinse Kust) en met de commerciële veldarcheologie (NWO project Bij Nader Inzien). Het RMO ziet deze partijen als stakeholder voor het verkrijgen van betrokkenheid en draagvlak voor de nationale centrale rol die het museum wil spelen. • Stelt bij de ontwikkeling van educatief beleid en educatieve producten klankbordgroepen met docenten in. • Ziet de curatoria van de drie bijzonder hoogleraren als stakeholders voor het toetsen van het wetenschappelijk beleid en de uitvoering daarvan. • Ziet valorisatie van academisch onderzoek als onderdeel van het wetenschappelijk beleid en werkt graag mee aan de zichtbaarheid van de Universiteit Leiden (lezingen in samenwerking met relevante vakgebieden, tentoonstellingen als 400 jaar Arabisch) • Beschouwt private en publieke fondsen als bijzondere stakeholders. Het RMO stuurt hen financiële afrekeningen en inhoudelijke verantwoording als wezenlijk onderdeel van het beleid op het gebied van fondswerving. Het museum wordt door het Blockbusterfonds geprezen 55
56
Publieksfunctie en partners (10) Welke samenwerkingsverbanden gaat het museum aan en zijn die ad hoc of blijvend? Wordt hierbij gekeken naar de economische waarde van die samenwerking? Samenwerking zijn tijdelijk en structureel. Een kleine selectie van voorbeelden: • Samenwerkingen voor onderwijs zijn lange termijn samenwerkingen. • Door de nadruk op tentoonstellingen zijn de marketingsamenwerkingen nu veelal korte termijn gericht. Voor de nieuwe Egypte-afdeling wil het museum op zoek naar lange termijn samenwerkingen. Dit kan in de vorm van marketingproducten of op andere manieren, zoals het (succesvolle) zakenvriendschap van reisorganisatie Labrys. • Het streven is het sluiten van barters. Dit wordt uitgedrukt in een economische waarde van het aanbod van beide partijen. Door stijgende bezoekcijfers en Facebook en e-nieuwsbestanden wordt het RMO een steeds interessantere samenwerkingspartner voor commerciële partners. • Samenwerkingen hebben een economische waarde, al is dat niet altijd zichtbaar: door bij de Carthagotentoonstelling met het Tunesisch Verkeersbureau actief mee te werken aan het beeld van Tunesië als een land dat meer is dan zon, zee en strand, kreeg het RMO de vrachtkosten honderd procent gesponsord. Dit scheelde circa €100.000 productiekosten, zonder dat er inhoudelijke concessie gedaan werden. Een soortgelijke constructie kwam tot stand bij de Petratentoonstelling • Een ander voorbeeld met economische waarde: Het RMO werkt samen met Interbest Snelwegreclame, een bedrijf dat ook de site Ticketveiling beheert. Door entreekaarten beschikbaar te stellen voor tentoonstellingen kon het RMO een pakket aan billboards kopen voor €20.000,- terwijl de commerciële prijs het negenvoudige betrof. • Samenwerking’ kan verrassend inhoudelijk zijn en een financieel voordeel voor bezoekers opleveren. Bij de tentoonstelling Eilanden van de Goden
(2012) werd samengewerkt met Toneelgroep de Appel, die gelijktijdig de theatermarathon Herakles uitvoerde. Acteurs spraken de RMO audiotour in, er waren combitickets en acteur/regisseur Aus Greidanus gaf lezingen. • ‘Samenwerking’ kan culturele disciplines verbinden en financieel voordelig zijn: In 2013 organiseerden het RMO, de Veenfabriek en het ASKO/ Schönbergensemble de theaterproductie Hyllos, die drie weken lang ‘s avonds in de entreezaal werd uitgevoerd. In de middag werd een educatief programma over grote Griekse tragedies aangeboden, geschreven door scenarioschrijver Herman van Altena. Dit leverde het RMO in drie weken veertig procent van de jaarlijkse inkomsten uit zaalverhuur op.
Publieksfunctie en partners (11a) Met welke partijen binnen de culturele sector moet meer samengewerkt worden?
aan het RMO toegewezen kan worden. Met de RCE tevens afspraken dat RMO, indien relevant, de natuurlijke educatieve en publiekspartner van de RCE is. Binnen de culturele sector en relevant voor het hoofddoel ‘onderwijsinstituut’:
Binnen culturele sector en relevant voor de relatie tussen Oudheid en het heden:
• Samenwerking met kunstvakdocenten en beeldend kunstenaars. Op ZZP-basis inhuren voor tekenonderwijs in het museum.
• Toneel-, opera-, en muziekgezelschappen. Van Aïda tot Philip Glass’ Akhnaton, van Odysseus tot Medea, van De Appel tot de Veenfabriek. De podiumkunsten zijn een fundgrube voor het RMO.
• Met acteurs om theatrale, interactieve rondleidingen te ontwikkelen.
• Schrijvers, kunstenaars en dichters als Hester Knibbe, Ilja Pfeijffer, Esther Jansma, die in hun werk een relatie met archeologie en/of de Oudheid aangaan.
• Nog meer met literaire uitgeverijen van kinderboeken die een relatie met de Oudheid hebben (archeologie, egyptologie, mythologie) • Kunstvakstudenten/jonge filmmakers die filmpjes maken t.b.v. de website en het Youtube-kanaal.
• Musea met (Neo-) classicistische collecties (Rijksmuseum), prenten en tekeningen van Romegangers (Teylers), negentiende eeuwse fotoarchieven (Bijzonder Collectie UvA en UL), Egyptomania (Haags Gemeentemuseum), oriëntalisme (meerdere musea). Het Nachleben van de klassieke wereld is in museaal Nederland alom aanwezig. Het RMO kan de oorsprong van dit Nachleben tonen, gebruikmakend van de eigen en andere museale collecties. Binnen de culturele sector en relevant voor het hoofddoel ‘nationaal podium’: • Regionaal Archief Leiden (aandacht voor archeologie van Leiden en omgeving) • Samenwerkingsverband APM/Valkhof/RMO op gebied van Romeinse archeologie. • Voor alle partijen die communiceren over de Limes is het RMO het grootste publiekspodium. • Met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een protocol ontwikkelen waarbij vastgesteld wordt wanneer een recente vondst van nationaal belang 57
58
Publieksfunctie en partners (11b) Met welke partijen buiten de culturele sector moet meer samengewerkt worden? Buiten de culturele sector en relevant voor het ondernemerschap • Samenwerking met expatorganisaties uit Den Haag, Wassenaar en Leiden. • Touroperators/hotels/NS. Het RMO kan hier alleen in investeren als de citymarketing het initiatief neemt. Het gebrek aan buitenlandse toeristen (2% van het bezoek) is eerst en vooral een uitdaging voor de stad Leiden. • Combi-aanbiedingen maken: museum/maaltijd/muziek met Leidse podia en restaurants. Buiten de culturele sector en relevant voor de educatieve functie • Buitenschoolse opvang: niet alleen opvang, maar ook programma’s aanbieden. • Meer inzetten op de driehoek: sponsor, school, museum. Het bedrijfsleven biedt mogelijkheden tot sponsorovereenkomsten m.b.t. het (lokale) onderwijs. Zie als voorbeeld de relatie Rabobank/ Stedelijk Gymnasium/ RMO). • Met zorginstellingen en asielzoekerscentra groepsbezoek mogelijk maken.
Wetenschappelijke functie (1) Hoe is de wetenschappelijke functie in de organisatie verankerd? • De wetenschappelijke taak is verankerd in de afdeling Collectie en Onderzoek. • Alle conservatoren zijn gepromoveerd. • Er zijn resultaatafspraken voor wat betreft het aantal te publiceren (populair) wetenschappelijke artikelen en boeken. • De restauratoren hebben de mogelijkheid om te publiceren op academisch niveau. • Twee conservatoren en het hoofd van de afdeling zijn bijzonder hoogleraar. Dat voedt het interne academische discours, versterkt de wisselwerking tussen museum en de Universiteit Leiden en benadrukt het belang van academisch onderwijs in het museum. • De hoeveelheid internationale contacten, uitwisselingen, gastsprekers e.d. is in vergelijking met andere musea fors, mede dankzij de relatie met de Universiteit Leiden. • Twee conservatoren zijn als field director verbonden aan internationaal vooraanstaande opgravingen en hebben daarvoor een eigen budgetverantwoordelijkheid. • Het hoofd van de afdeling is MT-lid. • De wetenschappelijke taak is beschreven in de onderzoeksnota 2016/2020. • Het onderzoek en de opgravingen zijn altijd gelieerd aan de collectie en/ of aan de tentoonstellingen.
59
60
Wetenschappelijke functie (2) Past de kwantiteit en kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek bij de missie en de doelstellingen? Ja. Het RMO… • Noemt in de missie wetenschap expliciet als een belangrijke kennisbasis voor het vertellen van verhalen over de relevantie van de Oudheid in het heden en verleden. • Stelt onderzoek in dienst van de overige museale taken. • Geeft bezoekers het gevoel dat zij behalve een museum een kenniscentrum bezoeken. • Heeft een publicatiebeleid (2015): 1. Kleine tentoonstellingen: RMO als uitgever van populairwetenschap pelijk publieksboekjes. 2. Wintertentoonstelling: Sidestone Press als uitgever van toegankelijke catalogus met internationale auteurs. 3. Wetenschappelijke publicaties: Sidestone Press als uitgever van prin ting on demand titels. De publicatiedoelstellingen zijn gehaald: Doel
2011
2012
2013
2014
2015
Wetenschappelijke publicaties
15 per jaar
38
36
14
16
13
Populairwetenschappelijke publicaties
25 per jaar
inclusief
inclusief
30
32
19
Boeken
5 in de 4 periode 2013/2016
3
5
7
3
Wetenschappelijke functie (3a) In welke wetenschappelijke tijdschriften is het museum vertegenwoordigd?
• Journal of the Netherlands Institute at Athens
Artikelen in tijdschriften en congresbundels bij:
• Leiden Journal of Pottery Studies
• Acta Hyperborea
• Mededelingen Nederlands Instituut te Rome
• Analecta Praehistorica Leidensia
• Mohr siebeck
• Ancient History Magazine
• Notae Praehistoricae
• Annual of the Department of Antiquities of Jordan
• Palestine Exploration Quarterly
• Antike Welt
• Peeters
• Archaeological studies Leiden University
• Prähistorisches Zeitschrift
• Archaeometry
• Westerheem
• Kölner Jahrbuch • Lampas
• Archäologisches Korrespondenzblatt • Archeologie Magazine (populair) • Before farming • Beihefte zum Corpus Vasorum Antiquorum • Boekmancahier • Brill • Bulletin Antieke Beschaving • Cahiers de l’Ecole du Louvre • Cambridge Scholars Publishing • European Review • Jaarbericht Ex Oriente Lux • Journal of the Archaeology of the Low Countries 61
62
Wetenschappelijke functie (3b) Geeft het museum eigen wetenschappelijke publicaties uit?
Wetenschappelijke functie (3c) In welke wetenschappelijke conferenties is het museum vertegenwoordigd?
• Het museum kent een eigen wetenschappelijke reeks: Papers on Archaeology of the Leiden Museum of Antiquities (PALMA, Brepols Publishers).
Recent en zeer beperkt overzicht van lezingen van conservatoren bij internationale conferenties:
• Een manuscript voor de PALMA reeks wordt beoordeeld door de conservator, het hoofd van de afdeling en de uitgever.
• Annual meeting of the American Schools of Oriental Research • Congres Europe: The Outside In, University College London
• Met ingang van 2016 gaat gewerkt worden met twee externe reviewers en een andere uitgever: Sidestone Press. Dit vergroot de online distributie.
• Congres Objets Frontières, Université Montaigne)
• In de periode 2011/2015 verschenen de volgende PALMA delen:
• École du Louvre
• Duitse Neolithicum AG (Arbeitsgemeinschaft),
1. PALMA 6: Raven et al. - The Memphite Tomb of Horemheb
• Europese Archaeological Congress (EAA)
2. PALMA 7: Hoijtink - Exhibiting the Past
• Festival de l’histoire de l’art, Fontainebleau
3. PALMA 8: Schneider - The Tomb of Iniuia in the New Kingdom Necropolis
• International congress of Egyptologists
4. PALMA 9: Nieuwenhuyse et al. - Interpreting the Late Neolithic of Upper Mesopotamia
• Ludwig Maximilians Universität München
5. PALMA 10:
Raven et al. - The Tomb of Meryneith at Saqqara
• International Congress on the Archaeology of the Ancient Near East
• Nederlands Vlaamse Egyptologendag
6. PALMA 11: Akkermans et al. - Excavations at Late Neolithic Tell Sabi Abyad, Syria
• Saqqara & Abusir conference Prague
7. PALMA 12: Bulsink - Egyptian Gold Jewellery
• Universität Heidelberg
• Universität Augsburg
• Universität zu Köln • Université de Neuchâtel • Université Libre de Bruxelles • World Archaeological Congress (WAC
Wetenschappelijke functie (3d) Organiseert het museum zelf congressen en lezingen?
• De Veenhoflezing (sinds 1994) over Nabije Oosten archeologie, met het NINO. • Structureel maandelijkse lezingen bij grotere tentoonstellingen.
Recent door RMO georganiseerde congressen: • Bij nader inzien (2014) • Euregionaal congres over de bandkeramiek (2014) • Museums and Confinement (2014) • Sites in the City (2012) • The Canino Connection (2015) • The second Dorestad Congress (2014) Jaarlijkse vaste lezingen, soms met partners • De Bijvancklezing (Grieks/ Romeins), met de Stichting Babesch (sinds 2008). • De Egerialezing (sinds 2015) over het antieke Jodendom of vroege christendom met vakgroep religiestudies Universiteit Leiden. • De Leidse Papyrologielezing (sinds 2011) met Instituut voor Papyrologie. • De Louwe Kooijmanslezing (sinds 2010) over Europese prehistorie. • De NINO-lezingen (acht per jaar met het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten). • De Romeolezing (maandelijks) van de vriendenvereniging. • De Sancisi lezing over een archeologisch onderwerp uit het MiddenOosten (in samenwerking met erfgenamen van de familie Sancisi). • De Steentijddag (sinds1990) met meerdere lezingen over een prehistorisch onderwerp. 63
64
Wetenschappelijke functie (3e) Geef inzicht in de kwantiteit van het aantal lezingen. Publieks- en wetenschappelijke lezingen in RMO (gastsprekers en conservatoren) en daarbuiten door RMO-medewerkers. OCW Afspraak
2011
2012
2013
2014
2015
40
120
120
127
176
108
Medewerkers in RMO
Niet gemeten
Niet gemeten
35
52
32
Medewerkers buiten RMO
Niet gemeten
Niet gemeten
39
95
48
Gastsprekers in RMO
Niet gemeten
Niet gemeten
53
29
28
Waarvan:
Wetenschappelijke functie (4) Hoe wordt de wetenschappelijke productie (in- en extern) beoordeeld? Extern door: • Externe fondsen: VIDI aanvraag conservator Lara Weiss (Egypte) is bij NWO in behandeling, Museumbeursaanvraag conservator Amkreutz over Oud Europa collectie eveneens bij NWO in behandeling. • Peer-reviewed tijdschriften en boeken. • Jaarlijkse evaluatie van de drie bijzonder hoogleraarschappen door externe curatoria. • Door acceptatie van lezingen op congressen en artikelen in tijdschriften. • Kwantitatieve beoordeling door OCW. Intern kwalitatief: • Feedback van collega's. • In beoordelingsgesprekken. Opmerking • Wetenschappelijk onderzoek en de productie van publicaties geschiedt naast het reguliere collectiewerk en het werk aan de tentoonstellingen. Er is in vergelijking met universitaire collega’s weinig tijd om uitgebreid met onderzoek bezig te zijn. Hierdoor is het moeilijk om de kwantiteit van universitaire academici te evenaren, al is de RMO-productie relatief hoog.
65
66
Wetenschappelijke functie (4) Op welke wijze is de wetenschappelijke functie gerelateerd aan (academisch) onderwijs? Academisch • Het RMO is organisatorisch (middels drie bijzonder hoogleraren) verankerd in drie Leidse faculteiten: Archeologie, Geesteswetenschappen en Sociale Wetenschappen. • Alle conservatoren geven incidenteel of structureel college aan de Leidse universiteit. Soms doceren zij bij andere archeologische vakgroepen of bij de masters restauratie en museumstudies aan de Universiteit van Amsterdam. • Conservatoren geven onderwijs aan speciale groepen zoals docenten van de middelbare school (tijdvakkenlezingen) of aan de ICLON lerarenopleiding. Dit is van belang om standaardlesstof te nuanceren. Voorbeeld: de conservator legt uit dat de vroege middeleeuwen niet zo ‘donker’ waren als het cliché veronderstelt, maar juist welvarend, relatief stabiel en met een hoog ontwikkelde materiële cultuur. • De restauratoren werken nauw samen met de restauratiemaster van de UvA, onder andere door het bieden van stageplaatsen. • De conservatoren en het hoofd collecties en onderzoek begeleiden stages, BA en MA scripties en PhD. studenten, als promotor of co-promotor. Overig onderwijs • Het geven van colleges bij de MuseumJeugdUniversiteit. • De conservatoren controleren de inhoud van alle educatieve programma’s. • De conservatoren controleren de inhoud van teksten die door de educatieve afdeling zijn geschreven in samenwerking met educatieve uitgeverijen.
Periode 2017/2020 • Continueren van bovenstaande • Onderzoeken of een verregaande vorm van organisatorische samenwerking met het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten (NINO) en mogelijk het Instituut voor Papyrologie te verwezenlijken is, om de wetenschappelijke functie van het RMO te versterken.
Collectiefunctie (1) Past het collectiebeleid bij de missie en de doelstellingen en wordt het consequent toegepast? • Ja, want het RMO vertelt verhalen over de Oudheid middels het tonen van de collectie. In het collectieplan worden deze verhalen/invalshoeken genoemd. • Slechts bij hoge uitzondering organiseert het RMO tentoonstellingen waarin de eigen collectie een ondergeschikte of geen rol speelt (Petra: Wonder in de Woestijn). • Het relatief jonge verzamelgebied Receptie van de Oudheid is ontstaan uit de museale doelstelling (relevantie van de Oudheid in heden en verleden en relatie met de actualiteit, doorwerking van de Oudheid in latere perioden) die in de missie en de hoofddoelen verwoord is. Daarnaast sluit dit verzamelgebied aan bij veranderende denkbeelden in de archeologie en de geschiedenis. Receptie-objecten worden regelmatig gebruikt bij tentoonstellingen.
67
68
Collectiefunctie (2) Is er een aankoopbeleid en wordt dit consequent toegepast? • Het aankoopbeleid is beschreven in het in 2014 herziene collectieplan. • Het RMO koopt voorwerpen/collecties en aanvaardt schenkingen die: 1. Van esthetische, cultuurhistorische en/of archeologisch aard zijn en een wezenlijk hiaat in een deelcollectie vullen. 2. Nationaal van belang zijn en recent in Nederland zijn opgegraven. 3. Van amateurarcheologen zijn geweest, mits er een documentatie is bijgehouden. 4. Gerelateerd zijn aan de receptie van de Oudheid. In geen enkel geval is in de periode 2010/2015 afgeweken van het beschreven beleid. Het RMO volgt de regels van de Unesco conventie 1970 en kijkt naar de nationale wetgeving in de landen van herkomst van de objecten.
Collectiefunctie (3) Wat is de positie van de collectie in nationaal perspectief? Het RMO: • Heeft de grootste, meest gevarieerde en volledige archeologische collectie van Nederlandse archeologie van prehistorie tot late Middeleeuwen. • Vertelt als enig museum de geschiedenis van Nederland van 300.000 v.Chr. tot 1.500 n. Chr. met behulp van archeologie. Aan de hand van 75 belangrijke archeologische vindplaatsen loopt de bezoeker door ruim 300.000 jaar geschiedenis. • Is, naast het Allard Pierson Museum, het enige museum, waarin ontwikkelingen tijdens de Romeinse tijd in Nederland kunnen worden vergeleken met ontwikkelingen elders in het Romeinse Rijk. • Heeft een reikwijdte, zowel in geografie als in tijd, die groter is dan vrijwel alle andere Nederlandse musea die door mensenhanden gemaakte voorwerpen verzamelen. • Is bevreesd dat de Nederlandse collectie fossiliseert omdat ze buiten het huidige Nederlandse archeologisch bestel staat. Er moet een politieke bezinning komen of topvondsten van (inter)nationaal belang vanwege collectie, presentatie en onderzoeksdoeleinden in nationaal beheer ondergebracht moeten worden, zoals in buurlanden geschied. • Bezit met afstand de grootste nationale collectie archeologie uit het Mediterrane gebied en het Midden-Oosten. • Bezit iconische sleutelobjecten m.b.t. het nationale (geschiedenis) onderwijs, het onderwijs in de kunstgeschiedenis en in de klassieke talen.
69
70
Collectiefunctie (4) Wat is de positie van de collectie in internationaal perspectief? Het RMO heeft: • Eén van de vroegst verzamelde collecties van Egyptische en Klassieke voorwerpen in Europa. • Een klassieke collectie van gemiddeld Europees niveau, met wereldtopuitschieters als een deel van de Griekse vazen en een deel van de Etruskische bronzen. • Een unieke Egyptische collectie, die in kwaliteit en kwantiteit behoort tot de top-10 in de wereld. Met deze collectie kunnen doorlopend reizende tentoonstellingen worden gemaakt, in het bijzonder in die landen die geen kwalitatief onderscheidende Egyptecollectie hebben (Japan, Spanje, Australië, Canada). • In Europese context een bescheiden verzameling Nabije Oosten, met als uitzondering de kwantiteit (3.500 voorwerpen) en kwaliteit van de Irancollectie, één van de grootste in Europa. • Door de toevoeging van de collectie gesneden stenen van het voormalig Geldmuseum heeft het RMO nu een, in Europese context gezien, bovengemiddeld grote verzameling (6.300 objecten). • De belangrijkste collectie op het gebied van Nederlandse archeologie ter wereld. Topstukken (Peelhelm, Fibula van Dorestad, Grote Camee, Nehallenia altaren) worden met regelmaat in bruikleen gevraagd door buitenlandse musea. Internationale omgang met de collectie • Het RMO organiseert met de collecties als basis internationale congressen en bijeenkomsten om uitwisseling op het gebied van actueel archeologisch en wetenschappelijk onderzoek met buitenlandse collega’s te intensiveren (voorbeeld: Second International Dorestad Congress, 2014).
• Sommige opgegraven collecties zoals Jebel Aruda (Syrië), Deir ‘Alla (Jordanië), Abu Roash (Egypte) en Shokan (Nubië) zijn wetenschappelijk zeer waardevol. • In Sakkara (Egypte) wordt met een internationaal team de context van de in de 19de eeuw aangekochte collectie opgegraven. Dit is één van meest gereputeerde opgravingen in Egypte, continu doorlopend vanaf 1975.
Het Rijksmuseum van Oudheden is gesloten wegens een verbouwing en asbestverwijdering. Vanaf 7 december zijn de deuren weer geopend. Meer dan 1300 voorwerpen reizen ondertussen de wereld over.
Leidse collectie te zien van New York tot Heerlen
Collectiefunctie (5) Hoe toegankelijk, mobiel en zichtbaar is de collectie middels bruiklenen? Bruikleenoverzicht
Doel
2011
2012
2013
2014
2015
19
26
21
37
29
675
984
596
1.285
1.415
Langdurige bruikleenaanvragen
58
62
66
65
64
Aantal objecten langdurig 1.700
1.588
Kortlopende bruikleenaanvragen Aantal objecten kortlopend
300
1.731
1.739
1.589
Metropolitan Museum of Art
Tokyo National Museum
Museo Civico Archeologico
NEW YORK T/M 24 JANUARI
TOKIO T/M 27 DECEMBER
BOLOGNA T/M 17 JULI
Offertafel van Senseboe 2040 - 1783 v.Chr.
Knielbeeld van Tjaïry 1550 - 1070 v.Chr.
Dubbelbeeld van Maya en Merit ca. 1325 v.Chr.
Aantal objecten inkomend
35
40
39
80
1.499
LEIDEN T/M 3 JANUARI
Bronzen kattenbeeld van de Egyptische godin Bastet
Musée de la Civilisation
16
QUÉBEC T/M 10 APRIL
Limburgs Museum VENLO T/M 3 JANUARI
250
528
286
361
1.407
PARIJS T/M 3 JANUARI
Vergulde zilveren ruiterhelm uit de Peel 319-323 na Chr.
Museum Volkenkunde 712 - 332 v.Chr.
Inkomende bruikleenaanvragen
Louvre
Zitbeeld van de arts Ioety 1550 - 1070 v.Chr.
CODA APELDOORN T/M 6 DECEMBER
Prehistorische halssieraden 800 – 500 v.Chr.
Barnstenen Eros 2de eeuw na Chr.
181
Ofschoon het RMO de bruikleencijfers van collega-musea niet kent, wordt verondersteld dat het museum in 2014 en 2015 één van de grootste bruikleengevers in Nederland was. The National Museum of Western art
Thermenmuseum HEERLEN T/M 3 JANUARI
TOKIO T/M 11 JANUARI
Gouden hanger 600 - 400 v.Chr.
Fries Museum
De Nieuwe Kerk
LEEUWARDEN T/M 3 JANUARI
AMSTERDAM T/M 7 FEBRUARI
Schat van Wieuwerd ca. 630 na Chr.
Gemma Constantiniana begin 4de eeuw na Chr.
Glazen druiventrosflesje gevonden in een sarcofaag in Heerlen. 2de eeuw na Chr.
www.rmo.nl
71
Een paginavullende advertentie in het NRC met een overzicht van de grootste bruiklenen in 2015-2016, waardoor veel topstukken ook tijdens de verbouwing zichtbaar waren voor een groot publiek.
72
Collectiefunctie (6) Hoe gaat het museum om met de totale collectie in relatie tot de zichtbaarheid op zaal? Het RMO.. • Laat 4% van de collectie permanent in de vaste opstelling zien. Dit vertegenwoordigt overigens wel 90% van alle topstukken en vrijwel 100% van alle grote sculpturen. • Toont in tentoonstellingen deelcollecties uit het depot (voorbeelden: Gouden Middeleeuwen, Bij nader inzien, Tuinen van de Farao’s, Etrusken, Pracht en Precisie, Mens en Maas). • Heeft voor de hand liggende blockbusteronderwerpen niet in de depots liggen. • Is afhankelijk van buitenlandse bruiklenen als middel om hogere bezoekersaantallen te genereren (Petra en Carthago). Ergo: Het vergroten van de zichtbaarheid door meer uit het depot te laten zien leidt niet tot meer bezoek. Exposities die grotendeels uit buitenlandse bruiklenen bestaan leiden wel tot meer bezoekers. Dat brengt een financieel risico met zich mee.
Collectiefunctie (7a) Hoe zichtbaar is de collectie middels tentoonstellingen in binnen- en buitenland? Tentoonstellingen in Nederland (tentoonstelling kalenderjaren wordt in beide jaren meegeteld)
in
twee
Doel
2011
2012
2013
2014
2015 (deels sluiting)
6
8
13
13
13
6
73
Gerealiseerd Tentoonstellingen in RMO
Kleine exposities
Foto- en of kunsttentoonstellingen
Winter 2010/2011
Egyptische Magie
Betoverend (bedoeïenenzilver)
2011
Handelswaar en Souvenirs Keizers op Corfu Nieuws uit het MiddenOosten (jeugd) Nieuwe vaste opstelling Archeologie van Nederland
De Gouden Helm: Feit en fictie
Winter 2011/2012
Etrusken (met APM) Nieuws uit het MiddenOosten (jeugd)
Sites in the City (met Chicago Oriental Institute)
2012
Eilanden van de Goden Tuinen van de Farao’s
De eerste boeren 100.000 uur Archeologie
Zakynthos (met UvA) Kleuren van de Oase (met vakgroep Egyptologie)
Winter 2012/2013
Het Egypte van Hollywood
Het Egypte van Hollywood Kids Middeleeuws Chic
Opgraven in Barcin Höyuk (met Ned. Inst. in Istanbul) Azad Karim: Lost heritage
2013
Mummiekisten van de Amonpriesters Het negende wereldwonder (jeugd) Nieuwe vaste opstelling: Nederlanders in het Nabije Oosten
Couperus en de Oudheid Middeleeuws Chic
Graven naar het Bijbelse Sichem Voortreffelijk en waardig: 400 jaar Arabisch in Leiden (met UB Leiden)
Winter 2013/2014
Petra. Wonder in de woestijn
Petra Revisited
Bedoeïenen van Petra
2014
Gouden Middeleeuwen Bij nader inzien (NWO project)
Merovingisch glas
Aphrodisias Luxor 1960/2014 Keizerlijke munten
Winter 2014/2015
Carthago IJstijd
Merovingisch glas 75 jaar NINO
200 jaar opgraven in Carthago
2015 (vanaf december i.v.m. sluiting)
Pracht en Precisie Nieuwe vaste opstelling Klassieke Wereld.
Mens en Maas
Stephen Sack: Euro meltdown
Vorm tegen tijd
74
Collectiefunctie (7b) Hoe zichtbaar blijft de collectie in de volgende subsidieperiode? Tentoonstellingsplanning Profiel/ Doel
Centraal podium oudheid Functioneren als en archeologie maatschappelijke leeromgeving
Actualiteit vs Oudheid
Winter 20162017
Nineveh. Hoofdstad van het Assyrische Rijk Pracht en precisie (gemmen en cameeën)
Het kabinet der Klassieken
Schilderijen Qassim Alsaedy: Memories of Nineveh
2017
Nieuwe opstelling Romeinen in Nederland Casa Romana (doorwerking Romeins interieur) Onnodig bezit (af te stoten objecten) Muren van Jericho of opgraving Tell Damiyah
Venster 2 canon: Nieuwe opstelling Romeinen in Nederland
Tekeningen Elisa Pesapane: Humbert versus Borgia Spotprenten Griekenland
Winter 20172018
Keizer Nero (met Landesmuseum Trier) of Pompeï & Egypte (met Museo Egizo Turijn)
Venster 3 canon: Monniken en ridders (kindertentoonstelling) Archeologische geschiedenis van Leiden
Kapsalon RMO (antieke haardracht versus moderne kapsels) Fotografie: Fascinatie voor Persepolis
2018
200 jaar museum- en verzamelgeschiedenis
Studio RMO (gipsatelier voor tekenonderwijs scholieren)
Prenten 1ppolito Rosselini (19de eeuw) Cyprus: mix van west en oost
Winter 20182019
Horemheb: Opvolger van Toetanchamon Van nationaal belang? Nederlandse topvondsten uit 2010/2018
Het Nederlands Kampioenschap archeologie (kinderverzamelingen)
Het besef van Nederlandse archeologie door de eeuwen heen De oudheid in de reclame
2019
Paestum (receptie van) Koptisch textiel De verzamelaars Insigner & Demarée Middeleeuwse tuinen
Venster 1 Canon: Jagers en verzamelaars (kindertentoonstelling)
Romegangers toen en nu (i.s.m. UB Leiden) Hoe Romeins is Noord Afrika?
2020
De Jordaanvallei
Herhaling gipsatelier
Marlene Dumas versus Isaac Israëls (Naakte mummie versus mummiekist)
Noordzeearcheologie
Collectiefunctie (7c) Hoe zichtbaar is de collectie middels tentoonstellingen in Nederland en in het buitenland? RMO-tentoonstellingen in Nederland Waar
Aantal
Waar
2011
2
Kunsthal Rotterdam – Mummies: het geheim ontrafeld Streekmuseum Burgum – Pasja van het glas
2012
1
Museum het Valkhof Nijmegen – Aphrodite’s Beautycase
2013
2
Historisch museum Ede –100.000 uur archeologie Centre Céramique Maastricht – Lineaire bandkeramiek
2014
3
Museum oud Lunteren –100.000 uur archeologie Het Domein Sittard – De eerste boeren Thermenmuseum Heerlen – De eerste boeren
2015
4
Thermenmuseum Heerlen – Schatten uit Heerlen Limburgs Museum – Top!Stukken uit het RMO Allard Pierson Museum - Schijnbeweging Museum Volkenkunde – Grr (50 objecten)
Totaal
12
RMO-tentoonstellingen in buitenland Waar
Aantal
Waar
Doel p/j
1
2011
2
Takasaki - Fascinating mummies Okayama - Fascinating mummies
2012
2
Edinburgh - Fascinating mummies Lleida - Fascinating mummies
2013
3
Tongeren - Etrusken (samen met Allard Pierson Museum) Tarragona - Fascinating mummies Palma de Mallorca - Fascinating mummies
2014
4
Gerona - Fascinating mummies Zaragoza - Fascinating mummies Tampere - Aphrodite’s beautycase Amman - Petra
2015
3
Quebec - Egyptian magic Bologna - The Leiden collection Tokyo - Golden Legend (50 objecten)
Totaal
12
75
76
Collectiefunctie (8a) Hoe is de collectie in de analoge wereld nog meer zichtbaar? Naast bruiklenen, eigen tentoonstellingen en 100% RMOtentoonstellingen in binnen- en buitenland zijn er in analoog opzicht: • Een wijziging in het publicatiebeleid (van uitgeverij Brepols naar Sidestone Press) leidt naar verwachting tot grotere distributie. • Serie publicatie over deelcollecties: gemmen en cameeën ( 2015), Klassieke wereld (2016) en Egypte (2016). • Over iedere aanwinst verschijnt een persbericht gericht op de doelgroep en de daarbij passende media. Dit wordt door diverse media opgepakt. • RMO is actief in het aanleveren van foto’s aan en het redactioneel meedenken met educatieve uitgeverijen (zowel analoge als digitale publicaties). Doel: verspreiding en bekendheid van de museale collectie vergroten. • RMO biedt sinds 2011 foto’s rechtenvrij aan ten behoeve van boeken en artikelen van externe auteurs.
als enige niet-specifieke kunstmuseum in Nederland. Geactualiseerde streetviewversie van vaste opstellingen na vernieuwing Egypte-afdeling (oktober 2016). • Correspondentie 1818/1923 op de website als sluitstuk Metamorfozeproject. In 2016 subsidieaanvraag deel II archief (1924/1995) bij bureau Metamorfoze. • Analyse fotoarchief in 2014 heeft geleid tot plan van aanpak tot meer openbaring via externe databases. • Voorbije tentoonstellingen worden op de website opgenomen (archief exposities). • Applicaties op website zoals topstukkenbalk, tijdvakkenbalk en pivot applicatie (via Microsoft Silverlight) geven objecten in andere context weer. • Collectie gemmen en cameeën is in 2015 op de website geplaatst (6.500 foto’s van 4.300 voorwerpen). • RMO werkt sinds 2011 met creative common license (rechtenvrij foto’s beschikbaar stellen) en stelt via een API-feed en een toegang op basis van OAI-PMH alle collectiedata gratis beschikbaar voor ontwikkelaars van digitale toepassingen. • Eigen YouTube kanaal.
Hoe is de collectie in de digitale wereld nog meer zichtbaar? Digitaal • 48% van de objectrecords heeft een foto en is ontsloten via de website. In de periode 2017/2020 wordt gestreefd naar 60% van de records met foto. • De database TMS is gekoppeld aan DimCom en Europeana (wekelijkse update). • Sterke band met Google Cultural Institute met 7 verschillende applicaties,
• Toenemende verspreiding via digitale en social media. RMO hanteert per sociaal medium een specifieke doelgroepstrategie waar beeldbeleid voor ontwikkeld is. • Weblogs van de restauratieafdeling sinds 2014. • Analoge publicaties van conservatoren worden digitaal ontsloten via de RMO-website en via www.Academia.edu.
Collectiefunctie (8b) Hoe is de registratiegraad? 2011
2012
2013
2014
2015
Basisregistratie
100%
100%
100%
100%
100%
Objectrecords TMS
176.113
177.355
178.313
177.967
183.119
Objectrecords met foto’s in TMS
43.858
44.725
45.260
49.978
59.261
Foto's in TMS
65.851
76.186
78.783
89.846
113.143
Via website
42.723
44.123
44.731
49.367
58.116
Vindbaar in 10 minuten
90%
92%
92%
92%
92%
Collectiefunctie (9) Hoe is de onderverdeling van de objecten? 2011
2012
2013
2014
2015
Egypte
23.877
23.897
24.025
24.063
24.650
Nabije Oosten
18.274
18.283
18.295
18.328
18.291
Klassieke wereld
13.636
13.598
13.621
14.190
14.264
Oud Europa
7.481
7.514
7.562
7.581
7.580
Nederland prehistorie
8.157
8.233
8.290
8.317
8.377
Nederland Romeinen
16.835
16.843
16.848
16.866
Nederland Middeleeuwen
12.986
12.856
17.399 13.030
12.222
12.325
74.322 -ca.13.000 -ca.27.000 -ca.34.000
75.247 -ca.13.000 -ca.27.000 -ca.35.000
75.151 -ca.13.000 -ca.27.000 -ca.35.000
75.426 -ca.13.000 -ca.27.000 -ca.35.000
75.349 -ca.13.000 -ca.27.000 -ca.35.000
Replica's
488
494
498
502
512
Receptie van de Oudheid
55
388
440
488
527
Gesneden stenen
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
4.376
Opgravingsmateriaal - prehistorisch - Romeins - middeleeuws
77
78
Organisatie en cultuur (1) Past de huisvesting bij het niveau van de museale bedrijfsvoering en is die van voldoende kwaliteit? Ja • Voldoende kantoorruimte met helaas matig klimaat, zeker in de zomermaanden. • Bibliotheek en archief in 2015 gemoderniseerd en plankruimte vergroot. Investering 200.000 uit eigen middelen. • Restauratieateliers in 2014 compleet gerenoveerd volgens geldende Arbonormen. Investering 160.000 uit eigen middelen. • Voldoende ruimte voor tentoonstellingen na verbouwing (april 2016). Nee • Het depot aan de Raamsteeg is te klein. Dit onderschrijft de Erfgoedinspectie. Het besluit dit depot te betrekken viel midden jaren negentig. Oplevering was ruim tien jaar later. In de tussentijd verwierf het RMO 4.300 dozen met vondsten uit opgravingen. Na oplevering zijn nog eens 1.500 dozen toegevoegd. • Bij het Raamsteegdepot is geen geschikte laadplek voor vrachtwagens beschikbaar. • De depots voor organische, metalen, stenen, aardewerk en marmeren objecten zijn vol. • De vaste opstelling fungeert deels als depotruimte. Teveel objecten op te weinig vierkante meters. De Egypte-opstelling zou gebaat zijn bij 3.000 m2 in plaats van 1.000 m2. • Er is onvoldoende opslag voor tentoonstellingsmateriaal. Dit gaat ten koste van duurzaamheid. Materiaal wordt noodgedwongen weggegooid i.p.v. hergebruikt. • Er is te weinig ruimte voor opvang van schoolgroepen, zowel qua
garderobe als leslokalen. • De wetenschappelijke bibliotheek is idealiter in het museumgebouw openbaar toegankelijk en zichtbaar, in plaats van diep verscholen in het kantoorgebouw. • Er is bij blockbustertentoonstellingen een nijpend garderobe-, toilet- en museumcaféprobleem als er meer dan 800 bezoekers per dag zijn (2014: 70 dagen met meer dan duizend bezoekers). Oplossingsrichting Op de lange termijn (niet voor 2022) is er een majeure kans voor uitbreiding als studentenvereniging Augustinus (linkerbuurman) zou vertrekken. Het aankopen en betrekken van dit pand. inclusief het overkappen van de binnentuinen, zou ongeveer 3.500 m2 extra museale ruimte opleveren. Dit is een investering van circa 25 miljoen euro, waar in de verste verte nog geen dekking voor is.
Organisatie en cultuur (2) Kan het RMO de kwaliteitsborging verbeteren? leert het genoeg van fouten? verbetert het continue de processen? Het RMO streeft dit na door o.a.: • Interne en externe evaluatie van voorbereiding en eindresultaat van tentoonstellingen en lesprogramma’s. • Proces van geautomatiseerde schoolboekingen, Ideal betalingen, aansluiting van kassasystemen op financiële administratie en digitale verwerking van facturen (Newviews) wordt continu geoptimaliseerd. • Medewerkers met grote regelmaat in MT vergaderingen uit te nodigen • De recente verbouwing heeft nieuwe kennis gegenereerd op het gebied van toekomstig groot onderhoud, energieverbruik en beheer van installaties. Dat zal de kwaliteitsborging van het gebouwenbeheer in de toekomst ten goede komen.
79
80
Organisatie en cultuur (3) Bewerkstelligen primaire (artistiek-inhoudelijke) en secundaire (marketing, personeel, etc.) processen samen de inhoudelijke doelen en een financiële gezondheid? Ja. werken in projectteams met gedelegeerde verantwoordelijkheden helpt hierbij: • Het RMO werkt in projectteams met een projectleider. Is een budget vastgesteld, dan is de projectleider als budgethouder verantwoordelijk voor het financiële eindresultaat, waarbij hij/zij binnen de begroting eigen afwegingen kan maken. • Een voorbeeld van dit teamwork is de tentoonstellingsopzet, ofschoon ook een restaurator, PR-medewerker of conservator budgethouder en projectleider van een project kan zijn. Voorbeelden hiervan zijn de projecten van de opgraving in Jordanië en Egypte, Mummiekistenrestauratie (2011/2013), project Gesneden Stenen (2014/2016), project marketing educatie (2013). • Bij tentoonstellingen wordt het gewenste resultaat vooraf bepaald in teamverband, waarbij de verantwoordelijkheden als volgt zijn gedefinieerd: 1. De afdeling presentaties levert een projectleider. 2. De afdeling collecties levert een of meer conservatoren. 3. Projectleider en conservator zijn samen verantwoordelijk voor het concept van de tentoonstelling en het eindresultaat. 4. De projectleider is verantwoordelijk voor de uitvoering van het concept (het proces) en de begroting. 5. De projectleider is verantwoordelijk voor eventuele fondswerving binnen het project. Het RMO kent geen aparte afdeling fondswerving. 6. De conservatoren zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tentoonstelling.
7. De projectleider schrijft een initiatief- en definitierapport in samenspraak met alle projectleden (uit alle relevante geledingen van de organisatie). Hierin zijn de doelen op het gebied van educatie, marketing en PR opgenomen, waarvoor de betrokken teamleden een eigen verantwoordelijkheid dragen. 8. De projectteamleden lossen met elkaar hun eventuele problemen op. 9. De direct leidinggevende in ‘de lijn’ wordt betrokken bij onvoorziene overschrijdingen. 10. De initiatief- en definitierapporten worden vastgesteld door het MT. 11. De gewenste resultaten worden kwantitatief en/of kwalitatief vastgesteld en geëvalueerd.
Organisatie en cultuur (4) Welke niet-primaire activiteiten blijft u zelf uitvoeren, welke in samenwerking en welke worden uitbesteed? Uitbesteden:
Zelf blijven uitvoeren:
• Volwassenenonderwijs met uitzondering van lezingen en docentenbijscholing
• Primair: alle kernactiviteiten die voortvloeien uit het organogram • Daarnaast:
• Catering van het museumrestaurant en banqueting (Vermaat)
• Lezingen
• Schoonmaak (tot 2013 Rufo Clean, thans CSU)
• Bijeenkomsten en debatten over actualiteit versus Oudheid
• ICT (tot 2015 OGD, thans ITIS)
• De museumwinkel
• Theater- en tekenworkshops (Arte del Disegno)
• Museumlessen en (interactieve) rondleidingen voor het onderwijs
• Vormgeving van posters/folders (diversen)
• Vakantieactiviteiten
• Vormgeving en technische bouw van tentoonstellingen (diversen) • Publieksonderzoek (NBTC NIPO)
In samenwerking:
• Fotografie van niet-objecten (activiteiten in museum, scholenbrochures)
• (Leidse) evenementen
• Online marketing (A Friend of Mine)
• Boekpresentaties
• Reizen (Labrys)
• Muzikale activiteiten
• Juridische zaken (De Clercq advocaten)
• Diverse internationale samenwerkingsverbanden (veldwerk, museale uitwisseling, collectieonderzoek), vastgelegd in vijf Memoranda of Understanding.
• Aanbestedingsprocedures (NIC)
Samenwerking op termijn te onderzoeken: • Gebouwenbeheer met meerdere Leidse rijksmusea na overdracht van de regiefunctie van het Rijksvastgoedbedrijf naar de musea (per 1/1/2017)
81
82
Organisatie en cultuur (5) Wat doet de organisatie met de evaluatie van de resultaten (o.a. uit eerdere visitaties, risicoanalyses e.d.)?
Organisatie en cultuur (6) Hoe wordt deze evaluatie gebruikt in het aanscherpen van missie/visie en doelstellingen?
• Toetsen of strategie, beleid en uitvoering op onderdelen aangepast moeten worden aan veranderende voorwaarden en gewijzigde doelstellingen.
• De missie is in 2014 van toon gewijzigd, ofschoon de inhoud grotendeels gelijk is.
• Het bestaande risicomanagement (zie jaarverslagen) is kader voor al het financieel handelen.
• Een deel van de vragenlijst van deze evaluatie is door RMO-medewerkers van antwoorden voorzien. Daarnaast zijn een aantal externen geïnterviewd. Dat leidde tot een breed scala aan doelstellingen en ideeën. Al werkende zijn er drie doelstellingen geformuleerd; maak van het RMO een ‘onderwijsinstituut’, verbind Oudheid en actualiteit en vice versa en wees het centrale podium voor de presentatie van de archeologie. Het besef dat alle andere functies en activiteiten hier dienend aan zijn, kwam gaandeweg deze evaluatie, die dus in belangrijke mate richtinggevend is.
• Resultaatafspraken met OCW worden verantwoord in het jaarverslag conform het model Publieke Waarde (vastgesteld door de voormalige VRM, eind 2011). Een vierjarenoverzicht 2013/2016 geeft verschillen of juist continuïteit in prestaties aan. • De beperkte kritische opmerkingen uit het rapport visitatiecommissie (juni 2011) hebben onder andere tot aanpassing van missie en visie op rol in de samenleving geleid. • Het advies van de Raad voor Cultuur over het beleidsplan 2013/2016 is verwerkt voor de periode 2017/2020.
Organisatie en cultuur (7) Hoe zorgt het museum voor (behoud van) maatschappelijk draagvlak? Denk aan de 5 waarden: collectie, beleving, verbindend, economisch en educatief.
archeologische musea een belangrijk anker. Bezoekers maken kennis met andere culturen en andere tijden, en zien dat de wereld continue in verandering is en was. • Relateer de actualiteit aan het verleden en de Oudheid aan het heden. Wees relevant.
Collectiedoelen
• Communiceer in de veldarcheologie dat het RMO de vitrine van hun onderzoek is of kan worden. Blijf vraagbaak voor amateurarcheologen. Handhaaf archeologische spreekuren (sinds 1989!).
• Verbind de collectie aan academisch onderwijs. Het RMO draagt met behulp van materiële cultuur aanzienlijk bij aan de overdracht van archeologische kennis aan studenten.
• Luister naar de wensen en ervaringen van de bezoeker (kwantitatief extern publieksonderzoek, eigen enquêtes, kwalitatief onderzoek, klankbordgroepen).
• Door een kenniscentrum te zijn met het gebouw en de faciliteiten, de collectie en de depots, het archief en de bibliotheek. Wees platform en werk hiertoe samen.
• Heb een social media strategie. Ontwikkel voor iedere doelgroep een passend digitaal platform.
• Blijf regionaal en lokaal samenwerken.Verstrek ruimhartig bruiklenen.
Economisch
• Heb dienstbaarheid hoog in het vaandel. Denk iedere keer na over hoe kennis en wetenschap over de collectie aan een divers publiek worden overgedragen.
• Verantwoord op transparante wijze de resultaten van een project naar subsidiegevers. Dat leidt tot vertrouwen op de langere termijn. Voldoe aan de eisen en verwachtingen.
Doelen bij Belevingswaarde
• Handhaaf de lean and mean organisatie. Blijf financieel gezond. Ga zorgvuldig met de publieke middelen om. Maak realistische begrotingen en doelstellingen. Geen windowdressing aan de inkomstenkant.
• Wakker liefde voor het museum aan. Een kind vergeet nooit dat hij/ zij de eerste mummie in zijn/haar leven in Leiden zag. Speel hierop in. Als volwassenen komen zij met hun kinderen terug.
• Streef naar een percentage eigen inkomsten van gemiddeld 35% in de periode 2017/2020.
• Bied diverse doelgroepen verrassende en toegankelijke producten die passen bij het doel van het bezoek (dagje uit, iets op willen steken, genieten, kennis verrijken).
• Streef naar een grotere vriendenvereniging, meer zakenvrienden en een sponsorpropositie die culmineert bij de viering van het 200-jarig bestaan in 2018, en verder reikt. Ontwikkel hiertoe het concept Lezing op Naam voor nieuwe zakenvrienden. Die komen niet borrelen in het RMO, maar inhoud consumeren.
Verbinding • Geen wij versus zij: een “het museum is van ons allen” gevoel creëren. • Van onbesproken gedrag zijn op het gebied van ethiek en integriteit. • Juist in tijden van onrust en angst in een samenleving, zijn historische en
Educatie 83
• Zie elders.
84
Toezicht (1) Hoe geeft de organisatie invulling aan de governance code cultuur? • Opgenomen in jaarverslag en jaarrekening. Wordt jaarlijks herzien. • Openbaar via www.rmo.nl. • Jaarlijks agendering op een Raad van Toezichtvergadering. • Zelfevaluatie van de Raad in 2015 onder leiding van twee externen. • Raad van Toezichtreglement en Directiereglement worden voorjaar 2016 vastgesteld. Concept is behandeld in RvT vergadering van november 2015.
Toezicht (2) Is binnen de Raad van Toezicht de vereiste deskundigheid en diversiteit voldoende aanwezig?
Toezicht (3) Welke aspecten worden periodiek besproken met het toezichthoudend orgaan?
Ja, op de gebieden
Jaarlijks
• Notariële en juridische kwesties.
• Begroting komend jaar.
• Verbinding met Leidse ondernemers.
• Jaarrekening.
• (Inter)nationaal cultuurbeleid.
• Uitkomsten interim controle.
• Literatuur en auteurs over Oudheid.
• Beoordeling directeur.
• Winkelmanagement en overige vormen van ondernemerschap.
• Operationeel jaarplan en (half)jaarevaluatie hiervan.
• Onderwijs, onderzoek en curriculakennis in Grieks en Latijnse taal en cultuur.
• Governance code cultuur.
• Verbinding met Universiteit Leiden en wetenschap.
Periodiek
• Verbinding met diplomatieke wereld.
• Managementrapportage
• Academisch referentiekader.
• Risico inschatting bij grotere tentoonstellingen
• OCW beleid.
• Beleidsopvattingen ministerie OCW en Raad voor Cultuur
• Begrotingssystematiek (jaarrekening, prognose, begroting).
• Twee maal financiële prognose lopende jaar
Gewenst
Indien het zich aandient
• Deskundigheid op het gebied van marketing en communicatie, zo mogelijk in relatie tot digitale en social media.
• Subsidieaanvraag komende BIS-periode
• Een zesde lid van de Raad van Toezicht wordt in 2016 benoemd.
• Evaluatie en benoeming accountant
• Majeure strategische, organisatorische of beleidswijzigingen
85
86
Leiderschap (1) Op welke wijze zijn leidinggevenden een inspirerende en drijvende kracht achter het verbeteren van de organisatie? • MT-leden formuleren het operationeel jaarplan en vertalen de doelen en beoogde acties samen met medewerkers naar individuele resultaatafspraken. Zo is er een relatie tussen het brede RMO-plan en de bijdrage van de individuele medewerker. • MT-leden houden regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten voor medewerkers, vrijwilligers en stagiairs over o.a. tentoonstellingsprogramma, visies, keuzes en resultaten. • Afdelingshoofden die in een roosterorganisatie werken (publieksdienst, beveiliging) staan dicht bij hun medewerkers en draaien zelf operationeel mee. Zij weten daarmee hun medewerkers te betrekken en enthousiasmeren. • Het RMO werkt met projectteams, waardoor hiërarchie vermindert en men een collectieve verantwoordelijkheid voelt. • Door een open werksfeer krijgen medewerkers ruimte om eigen ideeën uit te werken.
Leiderschap (2) Welke stijl van leidinggeven overheerst?
Leiderschap (3) Is dit de meest adequate stijl voor nu en in de toekomst? Sluit dit aan bij de waarden die het RMO wil uitdragen?
Leidinggevenden geven ruimte en ….
• Ja, medewerkers vinden het over het algemeen prettig om zelf verantwoordelijkheid te dragen.
• Durven te delegeren en los te laten.
• Uit een medewerkers-tevredenheidonderzoek in 2014 bleek dat 90% tevreden is over de direct leidinggevende.
• Wijzen per project een budgethouder met een eigen financiële verantwoordelijkheid aan.
• Er is een gering medewerkersverloop en een laag ziekteverzuimpercentage, dat over het algemeen op tevredenheid wijst.
• Prefereren een platte organisatie: een educatief medewerker bespreekt zijn/haar plannen met de directeur.
• Met deze hoge score is er geen aanleiding om de stijl van leidinggeven in de nabije toekomst te veranderen.
• Hebben hun deuren open staan. • Laten medewerkers geregeld aanschuiven in het MT om onderwerpen toe te lichten en te overleggen.
• De platte organisatie heeft voordelen, maar is kwetsbaar: er is geen hoofd marketing en PR, geen hoofd tentoonstellingen, geen hoofd educatie, geen hoofd sponsoring en fondswerving. Collecties en onderzoek zijn gebundeld in één afdeling in plaats van gesplitst zoals bij musea van soortgelijke omvang. Financiën, bedrijfsvoering en de publieksdienst worden aangestuurd door een MT lid met 0,5 Fte.
• Stimuleren eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. • Nemen snel beslissingen • Beseffen dat zij een richtinggevende verantwoordelijkheid hebben.
• Om de waarden en normen van de organisatie intern te formaliseren en te kunnen bespreken is een integraal integriteitsbeleid ontwikkeld, dat in 2016 wordt voorgelegd aan de OR ter instemming. Hierin zijn punten opgenomen als ethische code ICOM, nevenwerkzaamheden, melding financiële belangen, procedure ongewenst gedrag, declaratieregeling, klokkenluidersregeling, communicatie met pers, hoe om te gaan met geschenken en giften en omgang met Internet en social media.
• Zijn duidelijk over de resultaten die bereikt moeten worden, d.m.v. gemaakte resultaatafspraken tijdens de beoordelingsgesprekken.
87
88
Medewerkers en organisatie (1) Past de gekozen organisatiestructuur bij de missie en doelstellingen? Omdat het RMO een weinig gelaagde organisatie is, is het relatief eenvoudig om in projectteams de missie en de doelstellingen na te streven. De organisatie onderneemt en bedenkt veel, besluit snel en kent binnen de projectteams een gelijke focus. De organisatiestructuur zal in de komende periode wel een verschuiving laten zien door de grotere aandacht voor educatie. Organisatiestructuur vanaf 2013: • De formele organisatiestructuur is een hiërarchische lijnorganisatie zonder middelmanagement behalve bij de teams die in roosterdienst werken. Zie organogram in Bijlage 1. • Alleen het directiesecretariaat en de afdeling P&O zijn stafafdelingen • De organisatie is verdeeld in drie afdelingen: 1. Directie, interne- en publiekszaken (PR, educatie, marketing, tentoonstellingen, fondswerving) 2. Afdeling Collecties en Onderzoek 3. Afdeling Financiën, Bedrijfsvoering en Publieksdienst
Medewerkers en organisatie (2) Hoe staat de aanwezige personele capaciteit in verhouding tot het realiseren van de missie en doelstellingen? Ontwikkeling aantal Fte’s; 1 januari
2011
2012
2013
2014
2015
Vast
46,8
44,3
43,7
42,3
38,8
Oproep
8
9
6,6
7,1
9,8
Totaal
54,8
53,3
50,3
49,4
48,6
• Het aantal Fte’s is door bezuinigingen tussen 2011 en 2015 afgenomen. • Het aantal activiteiten en tentoonstellingen is tussen 2013 en 2015 door de verlangde prestatie-eisen toegenomen. • Het RMO levert dus meer kwantiteit met minder Fte’s. • Het realiseren van de missie en drie hoofddoelstellingen is redelijk haalbaar met de huidige omvang van de organisatie. Het aantal Fte’s bij de projectleiders van de tentoonstellingen en de nevenactiviteiten is optimaal, in educatie zal geïnvesteerd moeten worden. Alle andere ondersteunende functies en specialisaties kennen een bezetting van hooguit 1 Fte. Dat is karig. • Het beheren en behouden van een Rijkscollectie is kwetsbaar met de huidige omvang van de organisatie. De Erfgoedinspectie onderschrijft dit voor wat betreft het collectiebeheer en conservering. • De afdeling Collecties en Onderzoek is kwetsbaar doordat conservatoren unieke posities innemen op hun vakgebied. Het RMO is zich hiervan bewust en heeft geen subsidiemogelijkheden om deze situatie op te lossen. Dit werd in het visitatierapport in 2011 al geconstateerd. 89
90
Medewerkers en organisatie (3a) Hoe verhoudt het niveau van de medewerkers zich tot het realiseren van de missie en doelstellingen?
Medewerkers en organisatie (3b) Hoe verhoudt het niveau van de vrijwilligers zich tot het realiseren van de missie en doelstellingen?
• Op 1 januari 2015 waren 72 medewerkers in vaste of tijdelijke dienst. 30 daarvan werken, in veelal parttime functies, bij de beveiliging en in de publieksdienst.
• Er zijn 60 vrijwilligers werkzaam, terwijl vijf jaar geleden 28 vrijwilligers werkzaamheden voor het RMO verrichtten.
• Alle conservatoren zijn gepromoveerd, drie zijn er bijzonder hoogleraar. • Alle medewerkers bij PR, projectleiders en educatie hebben een HBO of WO opleiding. Van de tien medewerkers hebben er zeven een archeologische, oudheidkundige of kunsthistorische achtergrond. • De studies van de medewerkers publieksdienst/museumdocenten sluiten aan bij de collectie: egyptologen, archeologen, historici en studenten GLTC. • Restauratoren hebben een dubbele achtergrond. Zij volgden zowel de restauratiemaster aan de UvA als een andere academische opleiding, respectievelijk klassieke archeologie en kunstgeschiedenis. • Medewerkers hebben meerdere competenties. De registrator is een archeoloog, de archivaris een Egyptoloog, een van de collectiebeheerders een museoloog. Samenvattend kan gesteld worden dat er bij het RMO een sterk academisch werk- en denkniveau is dat aansluit bij de missie en doelstellingen.
• De vrijwilligers zijn actief in de bibliotheek en het archief, bij de kinderactiviteiten, bij de vriendenvereniging RoMeO, bij het onderhoud van de tuin en bij de ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek. • Per taak is er een eigen groep. Tuinliefhebbers verzorgen de tuin, gepensioneerde academici werken in het archief. Bij educatie wordt gewerkt met enkele vrijwilligers die via een re-integratietraject weer in de samenleving willen functioneren. • Er is een wachtlijst met vrijwilligers, vooral voor archiefwerkzaamheden. Dit komt vanwege het beperkt aantal werkplekken in het gebouw. • Het RMO kan niet (meer) zonder de inzet van vrijwilligers. Uitgangspunt daarbij is dat de inzet van vrijwilligers niet mag leiden tot verdringing van reguliere functies. Samenvattend: Het niveau van de vrijwilligers, hun competentie, enthousiasme en inzet zijn voor het RMO van grote ondersteunende waarde bij het realiseren van missie en doelstellingen.
Medewerkers en organisatie (4) In hoeverre is het beleid gericht op ontwikkeling van medewerkers? Worden benodigde kennis en competenties, door middel van opleidingen, voor de toekomst geborgd? • Leidinggevenden inventariseren de scholings- en ontwikkelingswensen tijdens de beoordelingsgesprekken, als verplicht onderdeel van het gesprek. Het voordeel hiervan is dat iedere medewerker in de gelegenheid is de scholingsbehoefte kenbaar te maken. • Er ligt thans een verzoek van het MT bij de Ondernemingsraad om voor het ontwikkelbeleid met een werkgroep, de OR en de directeur de uitgangspunten voor de komende periode te herzien, gelet op het onderstaande. Om het potentieel van de medewerkers beter te betrekken en starheid in de organisatie te voorkomen gelden de volgende vertrekpunten: • Opleidingen voor medewerkers bevorderen waarvan de toepassing buiten het RMO kan liggen. Het RMO is een platte organisatie met veel gedelegeerde verantwoordelijkheden en weinig doorgroeimogelijkheden. Daarom wordt mobiliteit gestimuleerd, zonder dat het museum van mensen af wil. • Benutten van competenties die buiten de bestaande functies liggen, maar wel intern geschikt zijn. Voorbeeld: PR-medewerker is in 2015 assistent conservator gemmen en cameeën geweest, omdat zij als archeologe op dit onderwerp is afgestudeerd. • Het bedrijfsbreed stimuleren van social media. De omgang met social media moet bij wijze van spreken net zo geïntegreerd worden als de omgang met email. Voorbeelden zijn de weblogs van restauratoren en de Pinterest bijdrage van de educatieve afdeling.
91
92
Medewerkers en organisatie (5) In hoeverre zijn de medewerkers en of vrijwilligers van de organisatie tevreden? • In 2014 heeft een extern bureau een medewerkers-tevredenheidsonderzoek verricht. Zowel medewerkers als vrijwilligers werden verzocht een vragenlijst in te vullen. • Het RMO scoorde sterk op de algemene tevredenheid over het werk, de inhoud van het werk, de sfeer, de direct leidinggevenden en de werkomstandigheden. Het RMO scoorde op deze punten aanzienlijk hoger dan de benchmark.
Medewerkers en organisatie (6) Wat wordt er gedaan om het personeel tevreden te krijgen/houden? • 2014: medewerkers-tevredenheidonderzoek aandachtspunten.
met
opvolging
van
• Activiteitencommissie met eigen budget. Zij organiseren een maandelijkse borrel met voorafgaand een presentatie van het MT of een medewerker, kerstdiner, BBQ en dagje uit naar een museale locatie. • Uitnodigingen voor openingen.
• Verbeterpunten zijn, in verschillende gradaties van lage prioriteit, de interne communicatie, de beoordelingsgesprekken, het MT, de OR, de arbeidsvoorwaarden, de werkdruk en de persoonlijke ontwikkeling.
• Het beschikbaar stellen van RMO-publicaties als blijk van waardering.
• Het MT heeft besloten om het verbeterpunt ‘persoonlijke ontwikkeling’ prioriteit te geven en een regeling ‘ontwikkelbeleid/(bij)scholing’ te realiseren.
• Open deur politiek en maximale transparantie.
• In 2015 heeft de AWVN opdracht gekregen om een beloningsvergelijking uit te voeren ten opzichte van de externe markt en een peergroup van andere culturele instellingen. De uitkomsten hiervan zijn besproken met de OR en werden voor kennisgeving aangenomen.
• Toestemming voor onbetaald verlof.
• Beoordelingsgesprekken hebben als onderdeel opleidingswensen en interne mobiliteit.
• Mogelijkheid tot structureel en incidenteel thuiswerken.
• Buitengewoon zorgverlofregeling is aanmerkelijk ruimer dan de CAOregeling. • Fietsplan.
Medewerkers en organisatie (7) Is er een vrijwilligers- en stagebeleid? • Stagebeleid: wordt in 2016 herzien. Het RMO is niet in staat om stagevergoedingen te betalen en beschouwt dit als een maatschappelijk manco. Het streven is om over te stappen naar minder stagiaires die meerdere maanden minimaal 32 uur per week werkzaam zijn en een vergoeding ontvangen • Vrijwilligersbeleid: begin 2015 is het vrijwilligersbeleid geactualiseerd. Samen met de OR en een werkgroep van vrijwilligers en medewerkers wordt in 2016 bezien of aanpassingen nodig zijn als het gaat om het inbedden en aansturen van vrijwilligers. • Het huidige vrijwilligersbeleid clustert vrijwilligers in sectoren (educatie, bibliotheek/archief, tuinonderhoud, vriendenvereniging, collecties en onderzoek). Zij worden decentraal aangestuurd door de verantwoordelijke RMO-medewerker.
Medewerkers en organisatie (8) Hoe is de diversiteit van het personeelsbestand? • Het RMO streeft naar een evenwichtige personeelssamenstelling, zowel qua geslacht als leeftijd. • Het museum streeft ernaar in 2016 te voldoen aan de eisen die de participatiewet stelt.
93
Personeelssamenstelling
2011
2012
2013
2014
2015
Fulltime
21
19
19
20
18
Parttime
50
50
51
52
52
Vast
54
53
56
51
55
Tijdelijk
17
16
14
21
15
Mannen
38
34
37
37
32
Vrouwen
33
35
33
35
38
< 20 jaar
2
2
0
0
0
20-29 jaar
17
16
18
20
16
30-39 jaar
15
14
18
21
22
40-49 jaar
16
15
14
14
13
50-59 jaar
10
12
12
12
12
>59 jaar
11
10
9
5
7
Schaal1 t/m 5
27
28
30
29
25
Schaal 6 t/m 10
32
29
29
32
34
Schaal > 11
12
12
11
11
11
94
Financiën en risico’s (1) Is het museum financieel gezond? Ja A.
Liquiditeit en solvabiliteit
B. Vergelijkingen
norm
2004
2005
2008
2012
2013
2014
2015
Solvabiliteit 1
>30%
1,4%
23,1%
26,1%
35,3%
16,5%
14,3%
13,5%
Solvabiliteit 2
20-25%
0,7%
10,6%
13,1%
13,1%
18,1%
11,6%
10,9%
Liquiditeit
1,3
0,4
1,7
3,2
2,8
4,9
4,7
4,8
• De solvabiliteit werd tot 2013 berekend over de som van de Algemene Reserve en het Bestemmingsfonds OCW. Dit is aangeduid als solvabiliteit 1. • In 2013 heeft OCW toestemming gegeven het bestemmingsfonds OCW in de lopende subsidieperiode te gebruiken, met als gevolg dat een bedrag van €1.228.000 buiten deze ratio viel. Dat gaf een vertekend beeld. • Het RMO berekent de ratio sindsdien op basis van alleen de Algemene Reserve. Dit is solvabiliteit 2. Voor deze ratio is een interne norm bepaald tussen 20% tot 25%. • In 2014/2015 ligt solvabiliteit 2 onder de norm. Dit komt doordat forse bedragen aan ontvangen subsidies en ‘spaargelden’ in bestemmingsfondsen zitten die nog niet besteed zijn (vernieuwing klassieke wereld en asbestrenovatie). Dit leidt tot een hoger balanstotaal en dat drukt de ratio. • Als eind 2016 het grootste deel van deze fondsen besteed is, zakt het balanstotaal en daarmee stijgt solvabiliteit 2 naar 21%. • Het omgekeerde effect vindt plaats bij de liquiditeitsratio. Door bovengenoemde oorzaak (hoge bestemmingsfondsen) is deze met 4.8 in 2015 relatief hoog, maar zakt naar 2.4 eind 2016. • De tabel geeft aan hoe dramatisch de situatie in 2004/2005 was, voordat het huidige management in 2006 aantrad.
2004
2011
2012
2013
2014
Algemene Reserve
€36.588
€660.318
€722.843
€856.467
€866.615
Boekwaarde vaste activa
€3.534.703
€1.481.302
€1.098.207
€756.276
€421.551
Afschrijvingskosten
€433.350
€384.882
€383.095
€354.529
€337.875
Boekwaarde immateriële activa
€606.446
0
0
0
0
0
0
0
0
€773.175
€613.236
€453.897
€301.140
Afschrijvingskosten Langlopende schulden
€1.841.399
Sinds het huidige management in 2006 is aangetreden is het eigen vermogen met €830.000 versterkt en zijn de financiële erfenissen (vaste en immateriële activa, langlopende schulden) met €5.260.000 afgelost. Het restant van €722.000 is eind 2016 vrijwel volledig afgelost.
Financiën en risico’s (2) Heeft het museum een risicoanalyse gemaakt?
beargumenteren waarom een bepaalde uitgave of investering gedaan wordt. 6. Begrotingsprincipes Het RMO hanteert een kostenbewuste strategie en heeft een lean and mean organisatie die is gebaseerd op de resultaten van realistische inkomsten en uitgaven. De directeur-bestuurder wordt door de Raad van Toezicht verplicht corrigerend op te treden bij een tegenvallende negatieve prognose met als doel minimaal een niet-negatief bedrijfseconomisch exploitatieresultaat. Kostenbesparing is dan het eerste instrument. In de jaarbegroting worden geen onzekere baten opgenomen. Hiermee worden op voorhand risico's vermeden.
Ja. Gelet op principe 9 van de Governance Code Cultuur wordt inzicht in dit risicomanagement gegeven in het jaarverslag en in de jaarrekening. 1. Solvabiliteit Het RMO streeft een solvabiliteit na van tussen de 20 en 25% ten opzichte van de Algemene Reserve en het bestemmingsfonds OCW. 2. Liquiditeit
7. Juistheid van verzekerde bedragen
De norm is minimaal 1.3.
Jaarlijks worden de verzekeringen op juistheid door een externe partij gecontroleerd en eventueel aangepast.
3. Het vier ogen-principe 8. Leningen
Het fiatteren van rekeningen gebeurt door minstens twee medewerkers (budgethouder en MT-lid). Het daadwerkelijk fiatteren aan de bank om rekeningen te betalen wordt door twee MT-leden gedaan. Steekproefsgewijs controleren MT-leden bij iedere betalingsbatch de bankrekeningen met de facturen.
Leningen dienen vooraf aan de raad van toezicht ter goedkeuring te worden voorgelegd, inclusief dekkingsplan. 9. Wegzetten van overtollige liquide middelen Het RMO belegt niet. Het museum zet eventuele tijdelijk overtollige middelen op iets beter renderende rekeningen en houdt de vrijheid van directe opneembaarheid.
4. Volledigheid van opbrengsten MT-leden melden in hun wekelijkse vergadering welke subsidies, fondsen, middelen van derden door wie en voor welk project zijn geworven, evenals een indicatie in welk boekjaar de baten en lasten vallen. Dit deel van de MTnotulen gaat naar de financiële administratie.
10. Functiescheiding Gelet op de beperkte omvang van de organisatie is administratieve functiescheiding niet op alle aspecten mogelijk bij de kassa, de winkel en de financiële administratie. Het RMO accepteert dit beperkte risico.
5. Rechtmatigheid van bestedingen Dit is een standaardpunt op de MT-agenda, waarbij de leden motiveren en 95
96
Financiën en risico’s (3) Wat is uw opvatting over het weerstandsvermogen versus het eigen vermogen? • Dit is gedefinieerd als het bedrag dat nodig is om gedurende een bepaalde tijd een voorzienbare discontinuïteit op te vangen. • Belangrijk hierbij is dat de continuïteit slechts tijdelijk in het geding is. • Een permanente vermindering van overheidssubsidies wordt in deze definitie niet uit weerstandsvermogen betaald en leidt tot reorganisatie. • In 2014 is berekend en beredeneerd dat het weerstandsvermogen circa €700.000 dient te bedragen. Het Eigen Vermogen ligt hoger.
Financiën en risico’s (4) Gaat het museum op een verantwoorde manier met risico’s om (niet risicomijdend, geen existentiële risico’s)? Ja • Allereerst spreekt het RMO zijn erkentelijkheid uit jegens het Rijksvastgoedbedrijf en het Ministerie van OCW voor de financiële dekking van de grootschalige verbouwing en asbestverwijdering in 2015. Zonder deze ruggengraat was het financiële risico te groot geweest. • Ten tweede hebben financiële erfenissen tot en met 2005 dermate diepe sporen nagelaten dat het management tot op de dag van vandaag financieel behoedzaam opereert zoals onderstaande punten aantonen. • Het RMO werkt met minimum projectbegrotingen zónder financiële risico's en met aanvaardbare kwaliteit van het eindproduct. Dit is het basisuitgangspunt voor een tentoonstelling. Er is tevens een ideale maximumbegroting, die alleen gerealiseerd wordt wanneer sponsorgelden of andere incidentele inkomsten worden toegezegd. Uitgaven vinden strikt plaats binnen deze regel. Het is of/of en niet flexibel. • De hoogste operationele risico’s liggen bij de organisatie van wintertentoonstellingen, waar het meeste bezoek verwacht wordt. Het budget van een tentoonstelling is gerelateerd aan de te verwachten aantallen bezoekers en hoger dan de budgetten van lente- en zomertentoonstellingen (met vooral de eigen collectie). De combinatie is een solide financiële basis op het gebied van publieksinkomsten. • Bij blockbustertentoonstellingen bestaat het risico dat de verwachte aantallen niet gehaald worden (bijvoorbeeld door een strenge winter) en dat er een verlies optreedt. • Het RMO hanteert in zijn besluitvorming de voorwaarde dat dit verlies uit eigen middelen gedekt wordt zonder dat de continuïteit in gevaar komt. Het museum is dus niet risicomijdend en beheerst de risico’s.
• Hierbij is voldoende eigen vermogen en sturing op solvabiliteit dus van groot belang.
Met het oog op de aankomende BIS-periode en de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, op basis waarvan de begroting/aanvraag voor het collectiebeheer moet worden ingediend, heeft het RMO een zienswijze bij OCW ingediend waarin wordt bepleit dat de minister van OCW:
• Verbouwingen gaan gepaard met hoge begrotingen, waarvoor vooraf bestemmingsfondsen zijn gecreëerd. Door strikte en frequente controle op uitgaven en meer- en minderwerk worden deze begrotingen gemonitord en in het MT afgestemd.
• ... alsnog in overweging neemt om met de invoering van een regeling voor de financiële vergoeding voor het collectiebeheer gebaseerd op uniforme begrotingen niet te wachten tot 2021 maar daartoe al in de periode 2017 – 2020 over te gaan.
Financiën en risico’s (5) Met welke ontwikkelingen houdt het museum de komende jaren rekening?
• ... in overweging neemt om het RMO in de gelegenheid te stellen een aanvraag met bijbehorende begroting in te dienen die gebaseerd is op de reëel te verwachten collectiekosten in de periode 2017 – 2020, inclusief kosten voor huidige lacunes (zie laatste pagina van deze zelfevaluatie) en deze aanvraag niet te hoeven beperken tot het door OCW verplicht gestelde bedrag van €800.000.
Gebouwenbeheer: • Alle Rijksmusea voeren vanaf januari 2017 de regie over hun eigen gebouwen.
• ... in overweging neemt om met het RMO in overleg vast te stellen in welke mate er verschil bestaat tussen de berekening van de reële begroting voor 2017 en het door u verplicht gestelde bedrag.
• Dit houdt in dat RMO zelf verantwoordelijk wordt voor het groot onderhoud en de uitvoering daarvan en het beheer krijgt over de benodigde financiële middelen.
Naast de hierboven genoemde aspecten die in min of meer gelijke mate voor alle musea opgaan heeft het RMO nog enkele specifieke punten in de zienswijze opgenomen:
• Bij RMO is onvoldoende technische kennis over deze processen aanwezig.
• Bij het RMO valt beveiliging buiten de collectiebeheerfunctie. Hier wordt op jaarbasis circa €480.000 aan salarissen uitgegeven en circa €100.000 aan materiële kosten. Mocht het RMO ooit zijn publiekssubsidie verliezen en in een ‘Doornroosje’ situatie belanden, dan is een groot deel van deze salaris- en materiële kosten nodig om de collectie te behouden en te beheren. Dit geldt evenzeer voor een aantal andere posten die aan het algemeen beheer gekoppeld zijn zoals de financiële administratie en het gebouwenbeheer.
• Bovendien laat de huidige kleine MT-bezetting, ondanks het niveau, een dergelijke taakverzwaring niet zonder meer toe. • Deze argumenten hebben er toe geleid dat het RMO de dienstverlening bij het Rijksvastgoedbedrijf onder zal brengen voor een periode van vijf jaar. • Complexe thema’s als risico bij aanbesteding worden daarmee onder gebracht bij het RVB.
• Een uitleg over de beperkte depotruimte en de wens om dit uit te breiden. Vaste bekostiging versus flexibele publiekssubsidie:
• Een toelichting op de wens om de structurele onderbezetting van het RMO voor een klein deel op te lossen door het uit de subsidie kunnen 97
98
toevoegen van de functie conservator Romeins Nederland en twee FTE collectiebeheer aan de basisbezetting van het RMO. • De toekomst van de collectie van het Koninklijk Penningkabinet, nu opgeslagen in de kelder van de Nederlandsche Bank. De door de minister zo gewenste zichtbaarheid en mobiliteit van deze Rijkscollectie is ver te zoeken. Oplossing is de overdracht van de collectie antieke munten en vroege Nederlandse muntschatten aan het RMO en overdracht van de collectie penningen aan het Rijksmuseum. • Een vergelijking: Museum Volkenkunde heeft een jaarlijkse exploitatiesubsidie die 2,5 miljoen euro hoger is dan de exploitatiesubsidie van het RMO. Enige reden voor dit verschil is een historische scheefgroei, veroorzaakt doordat bij het vertrekpunt (de verzelfstandiging) Museum Volkenkunde beter uit de startblokken is gekomen. Dit is de afgelopen twintig jaar nooit door benchmarking aan de orde gesteld.
Financiële administratie: • De financiële administratie wordt bezet door drie personen. Gezien de omvang van RMO is dat voldoende. • Daar staat tegenover dat de kwetsbaarheid bij langdurige ziekte of vertrek van medewerkers groot is. • Om dit risico te beperken wordt in 2016 geïnventariseerd of een samenwerking met de administratie van Museum Boerhaave is op te zetten met als doel het verminderen van kwetsbaarheid door de beperkte bezetting. BTW en Vennootschapsbelasting:
• Bij het laatste punt van deze zelfevaluatie worden deze lacunes toegelicht.
• Zowel BTW als vennootschapsbelasting zijn onderwerpen die mogelijk de Rijksmusea gaan raken. Er wordt niet verwacht dat dit tot financiële verzwaring leidt.
Vaste opstellingen:
• Wel bestaat het gevaar dat een uitgebreide administratie opgezet moet worden om de effecten van deze belasting in kaart te brengen.
• Vaste opstellingen raken op enig moment gedateerd of versleten. Het RMO heeft in 2010 gekozen voor gefaseerde vervanging en financiert het als groot onderhoud in de exploitatierekening van het betreffende jaar, alsmede uit de jaarlijkse bijdrage van de BanKGiro Loterij (verzekerd tot en met 2019). • Bij vervanging van vaste opstellingen kan een bedrag van €1.000.000 of meer gemoeid zijn. • Vanaf medio 2016 valt de afschrijvingslast van de verbouwing uit 1999 vrij en wordt dit bedrag, na toestemming van OCW, ingezet om een fonds op te bouwen voor de vervanging van vaste opstellingen. • Het museum heeft een overzicht van noodzakelijke vervangingsinvesteringen in een lange termijnprognose tot 2030 vastgelegd.
• Dat leidt ongetwijfeld tot een administratieve verzwaring en wellicht tot uitbreiding van personeel.
Financiën en risico’s (6) Hoe vult de organisatie ondernemerschap in? Denk aan eigen inkomsten; sponsorwerving; verkoop van producten?
Samengevat verdienmodel:
Het RMO streeft voor de volgende periode naar een jaarlijks gemiddeld percentage aan eigen inkomsten van minimaal 35%. • Gemiddeld 150.000 bezoeker per jaar levert aan de kassa 13% eigen inkomsten op, zorgt voor 5% inkomsten uit winkelomzet en 3% inkomsten uit catering. • De zakenvriendenstichting wordt omgezet naar een club van bedrijven en organisaties die voor €2.500 per jaar een lezing op naam adopteren gedurende een periode van drie jaar. Bij deelname van 30 instellingen binnen 3 jaar levert dit, inclusief catering, een jaarlijkse omzet van €120.000 op, gelijk aan 2% eigen inkomsten. Dit initiatief wordt gekoppeld aan het 200-jarig bestaan van het RMO, draagt bij aan de reputatie van het museum als centrum van kennisoverdracht en geeft een zakenvriendenlidmaatschap inhoud.
Gemiddeld 150.000 betalende bezoekers per jaar
13%
Winkelomzet
5%
Museumcafé
4%
Lezingen op naam/ Zakenvrienden
2%
Vriendenvereniging
1%
Zaalverhuur
1%
Beneficiënt BankGiro Loterij
3%
Private fondsen en sponsoren voor projecten (ervaringscijfer)
5%
Internationale verkoop tentoonstellingen (ervaringscijfer)
3%
Totaal minimum eigen inkomsten
35%
Bij 200.000 bezoekers 5% meer aan kassa-inkomsten, mede door toeslag
40%
Acquisitie object met €1.200.000 externe financiering is 20% inkomsten. Per jaar 5%
45%
Daarnaast is er –voor het eerst in de 21ste eeuw- een majeure incidentele kans:
• Uit kleine persoonlijke bijdrages en lijfrentes via de Vriendenvereniging wordt een stijging van circa 1% eigen inkomsten verwacht. Juist in de periode dat het RMO toewerkt naar het 200-jarig bestaan is het verzilveren van betrokkenheid een kans.
Het financieren van een iconische aankoop –ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan- van circa 1.8 miljoen euro is mogelijk geworden omdat het RMO in de afgelopen acht jaar een eigen aankoopfonds van €600.000 heeft opgebouwd. Met een bijdrage van €800.000 van de Verenging Rembrandt, €250.000 van het VSBfonds en €150.000 van de vriendenvereniging wordt er enkel door deze aankoop 17% eigen inkomsten gecreëerd. Dat is gemiddeld ruim 4% per jaar. Het is wachten op de ultieme kans.
• De omzet van de zaalverhuur is goed voor minimaal 1% eigen inkomsten. • De jaarlijkse bijdrage van de BankGiro Loterij (€200.000) staat gelijk aan ruim 3% eigen inkomsten. • Uit bijdragen van sponsoren en private fondsen voor educatieve programma’s en tentoonstellingen wordt jaarlijks circa 5% eigen inkomsten verwacht. Dit is een ervaringscijfer. • De verkoop van tentoonstellingen aan buitenlandse musea is goed voor gemiddeld 2% a 3% eigen inkomsten. Dit is een ervaringscijfer.
99
100
Financiën en risico’s (7) Voldoet het museum aan de norm voor eigen inkomsten? Ja De resultaatafspraak met het Ministerie van OCW is minimaal gemiddeld 19,5% eigen inkomsten ten opzichte van de structurele subsidie over de periode 2013/2015. Dat is in de afgelopen jaren ruimschoots gehaald. Doel
2011
2012
2013
2014
2015
19,5%
27,5%
28,1%
43,3%
46,7%
nog niet bekend
Opmerkingen over 2014: Tijdens de looptijd van Petra is bijna een miljoen euro aan entreegelden ontvangen. Dit vertegenwoordigt 16% aan inkomsten, een percentage dat onmogelijk met sponsoring van een tentoonstelling bereikt wordt.
Lacunes Welke lacunes ziet het museum in de volgende subsidieperiode en welke wensen heeft het museum?
de verzelfstandiging, wegbezuinigd en dat wreekt zich in steeds grotere mate. De huidige conservator Klassieke Wereld (Grieken, Romeinen en Etrusken) heeft Romeins Nederland erbij genomen en kan hier weinig tot geen aandacht aan geven. Het RMO mist daardoor capaciteit op het gebied van kennis, toegankelijkheid, netwerk, mobiliteit en presentatie betreffende de deelcollectie Romeins Nederland (23.000 objecten). Met de nationale rol en educatieve doelstelling die het RMO wil spelen is dat onaanvaardbaar.
1. Depot Probleem Het depot aan de Raamsteeg is te klein geworden. De Erfgoedinspectie onderschrijft dit. Het besluit om de Raamsteeg te betrekken viel midden jaren negentig. Oplevering was ruim tien jaar later. In de tussentijd verwierf het RMO 4.300 dozen met vondsten uit grote opgravingen. Na oplevering van het depot zijn nog eens 1.500 dozen toegevoegd. De dozen staan in gangen, blokkeren kasten en stellingen en staan in technische ruimten. Voor grote beelden (gipsen) geldt hetzelfde verhaal. Omdat er in de nieuwe Egypte- en Griekenopstellingen minder objecten geplaatst (zullen) worden, wordt het probleem allengs groter. Een LAMO afstotingsprocedure zal voor deelcollecties in gang worden gezet, maar lost het probleem niet op.
Oplossing Een conservator Romeins Nederland hoort bij de structurele basisformatie van het RMO. De conservator zou op middellange termijn een spilfunctie in archeologisch Romeins Nederland worden en nauwe verbintenissen moeten aangaan met zowel het archeologische veld als met de musea die met een (beperkte) Romeinencollectie hun onderwijstaak steeds serieuzer opvatten (Thermenmuseum, Limburgs Museum, Valkhof, Noord-Brabants Museum). Subsidie Aan OCW wordt een incidentele projectbekostiging voor vier jaar gevraagd om bovenstaande aan te tonen. Deze €75.000 per jaar is afkomstig uit twee jaar incidentele collectiebekostiging om de achterstanden in te halen en wordt twee jaar gefinancierd uit een incidentele publiekssubsidie.
Oplossing In 2017 komt een deel van het Raamsteegdepot vrij door het vertrek van Naturalis. Het RMO zou, samen met Museum Boerhaave, een deel van die ruimte willen betrekken, mits dit volledig gesubsidieerd wordt. Er is geen eigen budget beschikbaar.
3. Collectiebeheer Probleem
Subsidiewens
Iedere vier jaar voert het RMO aan dat het collectiebeheer, de restauratieafdeling en de registratie krap bemand is (4,33 Fte) op een collectie van 178.000 records in de database. Dat is niet alleen in vergelijking met musea van soortgelijke grootte dramatisch weinig. Het zorgt er voor dat de collectiemedewerkers vooral met presentatie en publiekszaken bezig zijn en nauwelijks toekomen aan hun kerntaken. Dat heeft te maken met de politieke druk op de publieksfunctie die daardoor te weinig mogelijkheden biedt voor professioneel collectie-, archief- en fotobeheer en restauratie. De kwaliteit en energieke inzet van de medewerkers verhult het gebrek aan kwantiteit. De
Afhankelijke van het aantal vierkante meters circa €50.000 structurele huisvestingsbekostiging op jaarbasis.
2. Conservator Romeins Nederland Probleem De functie conservator Romeins Nederland is in de jaren negentig, nog voor 101
102
erfgoedinspectie signaleert dit werkdrukprobleem. Het RMO is bijvoorbeeld niet in staat om procedures conform Spectrum te beschrijven. Dit is reeds aangegeven in het herziene beleidsplan 2013/2016. Voor de volgende periode is meer capaciteit nodig. Oplossing en subsidie Het ophogen van de structurele vaste bekostiging met €110.000 per jaar. Hieruit kunnen twee extra Fte bekostigd worden. Geen overbodige luxe, maar een begin om het beheer van de collectie minder kwetsbaar te maken.
4. Toekomst van de collectie van het voormalig Koninklijk Penningkabinet Probleem: De collectie van het Koninklijk Penningkabinet ligt sinds 2013 in de kelder van de Nederlandsche Bank. De gesneden stenen uit deze collectie zijn in 2013 overgedragen aan het RMO en na een digitaliseringsproces voor het publiek ontsloten middels de database op de website van het museum, via een publicatie en via een tentoonstelling. Met de collectie antieke munten (circa 60.000 stuks) uit het mediterrane gebied en het Midden Oosten en de vroege Nederlandse muntschatten, alsmede de collectie penningen (circa 57.000 stuks) wordt niet actief omgegaan. DNB geeft passief ruimhartig bruiklenen. De grootste afnemer voor het tonen van de munten is het RMO (Petra- en Carthagotentoonstelling, viering 2000 jaar keizer Augustus, muntschat uit Buren, munten vaste opstellingen Klassieke Wereld en Egypte). De door de minister zo gewenste zichtbaarheid en mobiliteit van deze Rijkscollectie is echter ver te zoeken. Oplossing: Overdracht van de collectie antieke munten en vroege Nederlandse muntschatten aan het RMO. Overdracht van de collectie penningen aan het Rijksmuseum. De beheer- en behoudsubsidie van ruim €500.000 per jaar (periode 2013/2016) is bij deze splitsing niet volledig nodig. Als beide musea €175.000 per jaar bekostiging/publiekssubsidie kunnen ontvangen, is de
kennisfunctie geborgd, is er adequaat collectiebeheer en zijn er mogelijkheden om de collectie uit te breiden en te tonen. Mocht er twijfel zijn over het definitief splitsen van de KPK collectie, dan zou dit voorstel kunnen worden voorgelegd aan een internationale commissie van directeuren van numismatische kabinetten. Inhoudelijk motief: In de 17e en 18e eeuw was het verzamelen van portable oudheden zoals munten, penningen, gemmen en cameeën een bezigheid van erudiete collectionneurs. De antieke munten en gesneden stenen (gemmen en cameeën) van de Nederlandse stadhouders werden in 1816 door Willem I geplaatst in het Koninklijk Penningkabinet. Na de oprichting van het Rijksmuseum van Oudheden in 1818 werd de afspraak gemaakt, dat alle archeologische objecten hier ondergebracht zouden worden, met uitzondering van de munten en gesneden stenen. Het gevolg was dat integraal verzamelde collecties uiteen werden gehaald. Daarnaast werden samenhangende opgravingscomplexen gescheiden, zoals gebeurde bij de RMO-opgravingen in Carthago (1822/1824) van kolonel J.E. Humbert: 2500 Romeinse en Punische munten werden afgescheiden van de oudheden. Kolonel B.E.A. Rottiers groef tussen 1824/1826 namens het RMO in Griekenland op: 572 Griekse munten werden gescheiden van de oudheden. Dit lot trof 19de eeuwse collecties zoals die van D.J.B. van Heeckeren van Brandenburg, het legaat Reuvens, de collectie R.J. van Lennep, de collectie A.A. des Tombe, de verzameling B.C. Keun en de munten van Jhr. Prof. dr. J.P. Six. Hun oudheden en documentatie worden in het RMO bewaard, de bijbehorende gesneden stenen inmiddels ook. De antieke munten liggen echter in de kelder van De Nederlandsche Bank. Om een goed begrip van opgravingscomplexen, verzamelgeschiedenis en collectionisme te krijgen, hecht het RMO waarde aan de integrale benadering van verzamelingen. Uit de samenhang van objecten kan een beeld verkregen worden van een voorbije samenleving, van de motieven van een verzamelaar, of van de cultuurpolitiek van de overheid.
Publieksoverdracht:
Het uit elkaar halen van collecties betrof ook de Nederlandse munten en penningen uit de Middeleeuwen. Een voorbeeld is de zilverschat van Franeker (ca. 700 na Chr.) waarvan de munten bij DNB zijn en de aangetroffen sieraden zich in het RMO bevinden. Een ander voorbeeld is de Dorestad-collectie: het RMO heeft zich decennialang ingespannen om álle vondsten van deze 8ste/9de eeuwse ‘wereldstad’ bij elkaar te plaatsen. De munten uit Dorestad die zich bij DNB bevinden, horen er in Leiden bij.
Het RMO zal in de periode 2017/2020 met de betreffende conservator een actief publieksprogramma opzetten met lezingen, rondleidingen verzamelaarsdagen, symposia e.d. Op de wijze zoals dat nu succesvol met archeologische onderwerpen gebeurt: Er zal daarnaast gewerkt worden aan het herwinnen van een vertrouwensband met verzamelaars. Educatie:
Kennisfunctie:
Hier ligt een mogelijkheid om niet zozeer de geschiedenis met geld als wel de omgang met geld centraal te stellen, waarbij de oudheid spiegel voor het heden is, bijvoorbeeld tijdens de Week van het Geld.
Door de antieke munten in Leiden te plaatsen is het logisch dat DNBconservator Paul Beliën een standplaats in Leiden krijgt. Collectie en kennis horen bij elkaar. Dat is voor het RMO cruciaal. Zonder kennis immers een dode verzameling. Numismatiek is niet voor niets een vak bij de faculteit archeologie aan de Universiteit Leiden.
Bibliotheek: Openstelling 5 dagen per week middels vrijwilligers en een parttime bibliothecaris. Bibliotheek KPK wordt geïntegreerd in bibliotheek RMO en via PICA ontsloten.
Collectie-aansluiting: Het RMO bezit enkele duizenden antieke munten, circa 400 gemmen en cameeën, 1500 rolzegels en Middeleeuwse muntschatten. De muntencollectie van het voormalige KPK is een belangwekkende toevoeging hierop.
NUMIS: Ligt in het verlengde van de bibliotheek. RMO wil in de periode 2017/20 in gesprek met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om te bezien of zij deze functie kunnen overnemen. Evident is dat deze functie van belang is voor het gehele Nederlandse archeologische veld.
Depot: Het depot van het voormalig KPK (Rapenburg 26) is nog intact qua klimatisering en veiligheid en kan hergebruikt worden.
Zichtbaarheid:
Interne organisatie:
Voorwerpen uit de verschillende deelcollecties zullen in het RMO zowel in de vaste opstelling als in tentoonstellingen met regelmaat te zien zijn, zoals in de afgelopen drie jaren gebeurd is.
De conservator van DNB wordt opgenomen in de afdeling collecties, academisch onderwijs en onderzoek. Dat zal bevruchtend werken als het gaat om ideeën voor tijdelijke tentoonstellingen, waarbij de antieke numismatiek het hoofdonderwerp kan zijn en niet enkel aanvullend is bij een archeologisch verhaal.
Mobiliteit: Het RMO heeft bij bijna 60 musea en oudheidkamers in Nederland meer dan 103
104
1700 voorwerpen in bruikleen uitstaan. Het RMO zal dit netwerk benaderen met het verzoek om meer te doen met munten als het gaat om het vertellen van hún verhalen. Opname van de objecten in de database van het RMO zal leiden tot meer aanvragen van bruiklenen door buitenlandse archeologische musea. Subsidiesamenvatting: Wensen voor invullen van lacunes Periode 2017/2020
Bekostiging
1. Depot
€70.000
2. Conservator Romeins Nederland
€40.000
3. Collectiebeheer
€110.000
4. Overdracht antieke munten KPK collectie
€150.000
5. Educatie (2 FTE) Extra per jaar
€370.000
Publiekssubsidie
Totalen €70.000
€40.000
€80.000 €110.000
€25.000
€175.000
€110.000
€110.000
€175.000
€545.000
Bijlage Organogram per 01-01-2016
Organogram basisformatie (exclusief 3FTE projectmedewerkers, gefinancierd uit externe middelen en bestemminsgfondsen)
Raad van Toezicht
Directeur (1 FTE)
1. Drs. J.Th. Hoekema
Wim Weijland
2. Dr. Mr. M.W.B. Asscher 3. Drs. Mr. E. Kortlang 4. Prof. dr. I. Sluiter
Secretariaat (0,9 FTE)
P&O (0,7 FTE)
5. Drs. S.P. van der Eijnden
Financiën en Bedrijfsvoering
Communicatie en marketing (2,6 FTE)
Collecties en Onderzoek
Afdelingshoofd (0,5 FTE):
(Reizende) tentoonstellingen en
Afdelingshoofd (1 FTE)
Wouter de Groot
fondswerving (4,3 FTE)
Pieter ter Keurs
Financiële administratie (3,8 FTE)
Educatie (1,5 FTE)
Conservatoren (5,6 FTE)
Gebouwenbeheer (1 FTE)
Restauratoren (1,5 FTE)
Beveiliging (9,5 FTE)
Registrator (1 FTE)
Publieksdienst (8,2 FTE)
Collectiebeheerders (1,8 FTE) Fotografen (1 FTE) Archief/bibliotheek (0,5 FTE)
105
© Rijksmuseum van Oudheden 2016 Foto's: de foto´s op pagina´s 18, 36, 65, 67, 69, 70 en 75 zijn gemaakt door fotograaf Rob Overmeer. Alle overige gebruikte afbeeldingen zijn eigendom van het Rijksmuseum van Oudheden. Redactie: Wim Weijland, Vivian Baan