1999 • 2001 rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten
inhoud 1
Inleiding
4
2
Beheersorganen
8
3
Organogram
9
4
Kinderbijslag
10
4.1 Taakomschrijving 4.2 Nieuwe wettelijke en reglementaire bepalingen 4.3 Activiteitenverslag van de Dienst Gezinsprestaties 4.3.1 De reorganisatie van de dienst 4.3.2 De invoering van de euro 4.3.3 De afschaffing van de postassignaties 4.4 Statistische gegevens: de RSZPPO als uitbetalingsinstelling 4.5 Financiële gegevens
11 11 13 13 13 13 14 16
Sociale zekerheid
18
5.1 Taakomschrijving 5.1.1 Werkgevers en werknemers 5.1.2 De bijdragen 5.2 Activiteitenverslag van de Dienst Sociale Zekerheid 5.2.1 De Sociale Maribel 5.2.1.1 Het Sectoraal Fonds 5.2.1.2 Het Terugvorderingsfonds 5.2.2 Het statuut van de vrijwilligers 5.2.3 Het sociaal statuut van de niet-beschermde lokale mandatarissen 5.2.4 De politiehervorming 5.3 Statistische gegevens: de RSZPPO als inningsinstelling 5.4 Financiële gegevens
19 19 20 22 22 23 23 24 25 26 28 32
5
2
6
7
8
9
Inspectie
36
6.1 Taakomschrijving 6.2 Activiteitenverslag van de Inspectiedienst 6.2.1 Opdrachten voor de Dienst Sociale Zekerheid 6.2.2 Opdrachten voor de Dienst Gezinsprestaties
36 36 36 37
Gemeenschappelijke Sociale Dienst
38
7.1 Taakomschrijving 7.2 Activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst 7.2.1 De niet-automatische tegemoetkomingen 7.2.2 Automatische premies 7.2.3 Collectieve verzekering 7.2.4 Vakantiedienst Pollen 7.3 Verdeling van de uitgaven 7.4 Financiële gegevens
39 40 40 41 41 42 43 44
Rekeningen en balans
46
8.1 Samenvatting van de rekeningen van het dienstjaar 8.1.1 Balans 8.1.2 Detail van het reservefonds 8.1.3 Resultaat
47 47 48 49
Website
50
10 Vorming en opleiding
52
11 Personeelsgegevens
53
11.1 11.2 11.3 11.4
RSZPPO Dienst Gezinsprestaties Dienst Sociale Zekerheid Gemeenschappelijke Sociale Dienst
12 Verklaring afkortingen
53 54 54 54 55
JAARVERSLAG 1999•2001
3
1 inleiding
1952•2002
De RSZPPO bestaat 50 jaar.
1972•2002
De Gemeenschappelijke Sociale Dienst bestaat 30 jaar.
Het Beheerscomité van de Rijksdienst brengt deze verjaardagen onder de aandacht met een reeks provinciale ontmoetingen, een academische zitting op 19 november 2002 en met enkele publicaties waarvan dit jaarverslag er één is. Dit jaarverslag behandelt de jaren 1999, 2000 en 2001. Zowel de inhoud, als de presentatie weerspiegelt een nieuwe benadering. Door meer pertinente gegevens en minder administratieve teksten werd getracht om de aantrekkelijkheid te verhogen. Ook de vormgeving betekent een stijlbreuk. Een eigen logo werd ontworpen. De oplage en de verspreiding werden meer dan verdubbeld.
Van Bijzonder Kinderbijslagfonds tot Rijksdienst voor Sociale Zekerheid De instelling is geëvolueerd van Bijzonder Kinderbijslagfonds tot Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maar haar publiek is steeds hetzelfde gebleven: deze sociale parastatale heeft altijd gewerkt voor de besturen van de provinciale en plaatselijke sector en hun personeelsleden. Voor hen is de RSZPPO dé toegangspoort tot de sociale zekerheid. Voor hen organiseert de RSZPPO de onderlinge solidariteit. Voor sommige bevoegdheden zijn alle besturen verplicht aangesloten (kinderbijslag, betaling socialezekerheidsbijdragen), voor andere (sociale dienst, pensioenfinanciering) hebben ze zelf gekozen om toe te treden. De uitbetaling van de kinderbijslag is de oudste opdracht. Meer dan een derde van de personeelsleden van de RSZPPO werken in functie van deze bij uitstek sociale opdracht. De wijzigingen die zich in de maatschappij op het vlak van gezinspatronen manifesteren en de vele nieuwe soorten tewerkstelling hebben uiteraard ook hun weerslag gehad op de Dienst Gezinsprestaties.
JAARVERSLAG 1999•2001
5
1 INLEIDING
De inning van de socialezekerheidsbijdragen werd in 1986 als opdracht aan de RSZPPO toevertrouwd. De uitbreiding van de taken en de dienstverlening van de gemeenten, de O.C.M.W.’s en de intercommunales vergt de inzet van steeds meer bijzondere categorieën van personeelsleden. Met grote bezorgdheid wordt vastgesteld dat hiervoor een groeiend aantal vrijstellingen of verminderingen van socialezekerheidsbijdragen wordt toegekend. Dit heeft zijn gevolg op het vlak van wetgeving en reglementering en draagt vanzelfsprekend niet bij tot de gewenste vereenvoudiging. Ook de budgettaire gevolgen verdienen de nodige aandacht. De financiering van bepaalde stelsels kan hierdoor op termijn ernstig worden aangetast, vooral als deze maatregelen niet verbonden zijn met bijkomende tewerkstelling. Met de overheveling van de Omslagkas der Gemeentelijke Pensioenen in 1987 naar de RSZPPO wou men dit pensioenstelsel gemeenschappelijk financieren en de prefinanciering door de Schatkist afschaffen. Bij de start was minder dan 50 % van het statutair personeel hierbij betrokken. Het betrof het vastbenoemd personeel van alle kleine en middelgrote besturen. Sinds kort is er bij de steden een verhoogde belangstelling om toe te treden tot dit gemeenschappelijk financieringsstelsel. Alhoewel de becijferde gevolgen van de politiehervorming nog niet beschikbaar zijn, beschikt het gemeenschappelijk stelsel over een gezonde structuur en over wettelijke beheersinstrumenten om de pensioenlast te stabiliseren (28,5 % van de loonmassa vanaf 1995 en 27,5 % sinds 1997). De RSZPPO betaalt, onder meer in opdracht van de Gewesten, ook de premies voor de gesubsidieerde contractuelen aan de besturen en de ziekenhuizen.
6
Voor het beheer van deze stelsels stelt de RSZPPO aan de Gewesten de arbeidscoëfficiënten ter beschikking berekend op basis van de driemaandelijkse socialezekerheidsaangifte: een opmerkelijk voorbeeld van samenwerking waardoor deze gegevens niet nogmaals bij de besturen dienen te worden opgevraagd. De Rijksdienst stort, in opdracht van de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken, eveneens de bedragen in het kader van de veiligheidscontracten door aan de gemeenten.
Gemeenschappelijke Sociale Dienst De Gemeenschappelijke Sociale Dienst (GSD) werd opgericht in mei 1972 en kende sindsdien een gestage groei, zowel wat het aantal aangesloten besturen, als wat het aantal begunstigden betreft. Daar waar initieel, nog vóór de fusie van gemeenten, de oprichting van een gemeenschappelijke dienst zich vooral leek te richten tot de (zeer) kleine besturen, wordt nu vastgesteld dat zelfs zeer grote administraties er de voorkeur aan geven om toe te treden tot de GSD. Ook de gepensioneerden kunnen voor bepaalde sociale tussenkomsten een beroep doen op de GSD. In 1996 werd een duidelijke koerswijziging ingezet door meer nadruk te leggen op de sociale hulpverlening, begeleiding met of zonder financiële tussenkomst, ingeval van uitzonderlijke omstandigheden.
Politiehervorming Enkele aspecten werden nog niet belicht, alhoewel zij van grote betekenis zijn voor de Rijksdienst. De politiehervorming heeft een belangrijke invloed op de Dienst Gezinsprestaties als gevolg van de toename van het aantal rechthebbenden, op de Dienst Sociale Zekerheid voor wat de inning van de sociale bijdragen betreft (de politiezones zijn nieuwe werkgevers), op de financiering van de gemeentelijke pensioenen (afsplitsing van de personeelsleden tewerkgesteld in de politiezones) en op de werking van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst (politiezones beschikken thans over een eigen sociale dienst).
E-Government
Een steeds groter aantal formulieren zal hierdoor overbodig worden. Sociale prestaties zullen kunnen worden toegekend en berekend op basis van de binnen de socialezekerheidssector beschikbare gegevens. Tot slot dient te worden vermeld dat sedert 1 januari 2002 een nieuwe bestuursruimte ontstond. Samen met 9 andere sociale parastatale instellingen werden met de Belgische Staat een aantal wederzijdse contractuele verbintenissen vastgelegd in een ‘bestuursovereenkomst voor 3 jaar’. Al deze activiteiten vormen het resultaat van de inzet van verschillende generaties personeelsleden. De groei van de Rijksdienst is in hoge mate aan hen te danken.
Jan Gysen administrateur-generaal
De betrokkenheid bij een aantal e-government-projecten heeft verregaande gevolgen: het elektronisch verkeer tussen de RSZPPO en de besturen en tussen de RSZPPO en de instellingen van sociale zekerheid, zal voortdurend toenemen. De jaren 2002-2004 zullen later als scharnierjaren worden bestempeld. 2002: vele bij de RSZPPO aangesloten werkgevers verrichten hun driemaandelijkse aangifte elektronisch via MQ-series (message queuing).
Nicolas Jeurissen adjunct-administrateur-generaal
Valmy Féaux voorzitter
2003: de Dimona-aangifte wordt veralgemeend (Dimona: onmiddellijke aangifte). 2004: de gedetailleerde RSZPPO-aangifte krijgt een Dmfa-formaat (Dmfa: multifunctionele aangifte).
JAARVERSLAG 1999 •2001
7
2 beheersorganen Beheerscomité
Algemeen Bestuur
VOORZITTER
ADMINISTRATEUR-GENERAAL
Valmy FÉAUX
Jan GYSEN
VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKGEVERSORGANISATIES
ADJUNCT-ADMINISTRATEUR-GENERAAL
Clément CROHAIN Luc DEHAENE (KB 21.02.2001) Herman DE LOOR Christian GILBEAU Gilbert MILCAMPS Marcel NEVEN Marcel VAN DAELE
Nicolas JEURISSEN
VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKNEMERSORGANISATIES
Directie
REVISOR
Jan VANDERHOEGHT , lid van het Instituut van Bedrijfsrevisoren
Jean-François ENGEL Jean-Pierre KNAEPENBERGH Gilbert LIEBEN Emiel LUYTEN Nico POORTERS Kristien VAN DER GUCHT Paul VEREECKE
Centrum voor informatieverwerking Inspectie
TRESEGNIE
Vertegenwoordiger van de Minister van Binnenlandse Zaken Pierre
(KB 24.09.2001)
Vertegenwoordiger van de Minister van Begroting
SECRETARIS
Hilde TAELS
8
Louis CORNELIS Guy GILSON Vorming – interne audit Luc NEFONTAINE Gezinsprestaties Hilde TAELS Documentatie Francis TOSSENS Algemene diensten Jean-Paul VAN DAELE Personeel Marc VER ELST Sociale zekerheid
Vertegenwoordiger van de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen Daniël
DENIS
Alex BURKE
Gemeenschappelijke sociale dienst
REGERINGSCOMMISSARISSEN
Yves ROGER
Michel BARTEL
3 organogram A
ALGEMEEN BESTUUR
E
A
AUDIT
DIRECTIESTAF
EVALUATIE VORMING
F
R1
FINANCIËLE DIENST
D DIRECTIE STUDIE EN DOCUMENTATIE
C
R3
CENTRUM INFORMATIEVERWERKING
BEHEER GEBOUWEN
I DIRECTIE INSPECTIE
DIRECTIE PERSONEEL
R2 DIRECTIE ALGEMENE DIENSTEN
H
S
G
DIRECTIE SOCIALE ZEKERHEID
DIRECTIE GEZINSPRESTATIES
GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST
JAARVERSLAG 1999•2001
9
4 kinderbijslag
4.1
Taakomschrijving De Dienst Gezinsprestaties betaalt de kinderbijslag aan de personeelsleden van de provinciale en plaatselijke besturen. De RSZPPO betaalt sinds kort eveneens kinderbijslag uit aan de mandatarissen van de gemeenten (vanaf 1 januari 2001) en aan de voorzitters van de OCMW’s (vanaf 1 april 2001) in geval zij geen sociale bescherming genieten in een ander statuut. Onder kinderbijslag verstaan we: • de • de • de • de • de
basiskinderbijslag verhoogde wezenbijslag bijkomende kinderbijslag geboortepremie adoptiepremie
Drie personen vervullen een rol bij het vaststellen van het recht op kinderbijslag: • de rechthebbende: de persoon wiens huidige of voorbije beroepsactiviteit of sociale situatie het recht opent. • de bijslagtrekkende: de persoon die het kind opvoedt en aan wie om die reden de kinderbijslag wordt uitbetaald. • de rechtgevende: de persoon voor wie de kinderbijslag betaald wordt, met andere woorden: het kind. De kinderbijslag wordt maandelijks betaald: • achteraf voor de contractuele personeelsleden en voor de vastbenoemde ambtenaren die na 1 april 2001 voor het eerst kinderbijslag ontvingen. • vooraf voor de vastbenoemde ambtenaren van wie het recht op 1 april 2001 reeds vastgelegd was.
Mandatarissen kunnen kinderbijslag ontvangen van de RSZPPO
4.2
Nieuwe wettelijke en reglementaire bepalingen In 1999, 2000 en 2001 werden talrijke wijzigingen in de kinderbijslagwetgeving doorgevoerd. Wij geven hieronder een overzicht van de opmerkelijkste veranderingen. • Elke natuurlijke persoon met woonplaats in België, die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel, kan, indien hij niet in staat is om op duurzame wijze zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen en voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen. Sedert de inwerkingtreding van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling, komen er talrijke beschikkingen tot toelaatbaarheid bij de RSZPPO binnen. De Dienst Gezinsprestaties kan zowel als schuldenaar of als schuldeiser in dergelijke procedure betrokken zijn. (Wet van 05/07/1998 betreffende de collectieve schuldenregeling (BS 31/07/1998); in werking sinds 01/01/1999)
• De notie feitelijk gezin werd in de kinderbijslagreglementering ingevoerd als gevolg van de nieuwe samenlevingsvormen die in de maatschappij ontstonden. Het begrip ‘feitelijk gezin’ vervangt de woorden ‘een persoon van het andere geslacht waarmee hij een huishouden vormt’. Als de samenwoonst bevestigd is en de partners geen bloed- of aanverwanten zijn tot in de derde graad, worden de betrokkenen ongeacht het geslacht of het aantal personen, geacht een feitelijk gezin te vormen. De vorming van een feitelijk gezin kan rechten doen ontstaan (rangbetaling, voorrangsrecht) of doen vervallen (toeslagen 56bis, 50ter, 42bis, voorrangsrecht).
De notie ‘feitelijk gezin’ weerspiegelt een nieuwe realiteit
(KB van 19 maart 2001 tot wijziging van het KB van 12 april 1984 (B.S. 20/04/2001); uitwerking met terugwerkende kracht tot 01/09/2000) JAARVERSLAG 1999•2001
11
4 KINDERBIJSLAG
• Burgemeesters en schepenen op wie het suppletief sociaal statuut van toepassing is omdat zij noch als werknemer, noch als zelfstandige op basis van andere prestaties sociale bescherming genieten, hebben vanaf 01/01/2001 recht op kinderbijslag bij de RSZPPO. Dit recht wordt met ingang van 01/04/2001 uitgebreid tot de OCMW-voorzitters en hun vervangers. (Artikel 118-123 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen (B.S. 31/08/2000) en artikel 11-16 van de wet van 23/03/2001 tot wijziging van de wetgeving betreffende het verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat, wat de burgemeester, schepenen, de voorzitter en de leden van het bureau van de districtsraden en OCMW-voorzitter betreft en tot invoering van een suppletief sociaal statuut voor de OCMW-voorzitter (B.S. 05/04/2001))
• Vanaf 16/09/2001 werd het begrip ‘in het belang van het kind’ opnieuw ingevoerd. In het kader van de co-ouderschapregeling kunnen de ouders die het niet eens zijn over de toekenning van de kinderbijslag, de arbeidsrechtbank vragen om de bijslagtrekkende aan te duiden en dit in het belang van het kind. Door de vroegere schrapping (06/02/1999) van die notie oordeelden veel arbeidsgerechten enkel nog op grond van de bepalingen tot aanwijzing van de bijslagtrekkende. Enkel de wettelijke voorwaarden voor de aanwijzing van de bijslagtrekkende dienden gerespecteerd te worden. Vermits die bepalingen niet meer expliciet het belang van het kind als criterium vermeldden, achtten veel rechters er zich dan ook niet meer door gebonden.
De notie ‘in het belang van het kind’ werd opnieuw ingevoerd
(Wet van 08/05/2001 tot wijziging van artikel 69 van de Samengeordende Wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 06/09/2001))
• De persoon die het recht op kinderbijslag opent, kan dit recht afstaan aan een andere persoon. Het afstandsrecht wordt onderworpen aan bepaalde voorwaarden opdat het voorrangsrecht eerst zou worden toegekend aan een hoofdgroep van rechthebbenden, die zich in principe prioritair bezighouden met de opvoeding van het kind.
12
Daarom wordt vereist dat het kind deel uitmaakt van het gezin van de niet-voorrangsgerechtigde rechthebbende en dat het recht bij voorrang wordt afgestaan aan de vader, de moeder, de stiefvader, de stiefmoeder of de personen waarmee de vader of de moeder een feitelijk gezin vormt. (Artikel 66 van de Gecoördineerde wetten aangaande de afstand van voorrangsrecht, werd gewijzigd door de programmawet van 19/07/2001 voor het begrotingsjaar 2001 (B.S. 28/07/2001). De omzendbrief nr. 574 van 20/11/2001 licht deze wijzigingen toe.)
• De middelen waarmee de verjaring gestuit kan worden (ten voordele van de persoon aan wie de kinderbijslag verschuldigd is), werden uitgebreid. Voorheen werd de verjaring gestuit door een vraag of klacht bij de betrokken instelling of dienst, naargelang het geval ingediend per aangetekende brief. Voortaan kan een aanvraag of een klacht neergelegd worden bij de instelling of verzonden worden per brief, per fax of via elektronische post naar de kinderbijslaginstelling die bevoegd is voor de toekenning van de kinderbijslag. (Artikel 120 van de Gecoördineerde wetten, gewijzigd door de programmawet van 30/12/2001 (BS 31/12/2001))
4.3
Activiteitenverslag van de Dienst Gezinsprestaties
4.3.1 De reorganisatie van de dienst Sinds september 2000 heeft de Dienst Gezinsprestaties een nieuwe directie. Die heeft de dienst grondig gereorganiseerd. In 2001 werden de Nederlandstalige en Franstalige afdeling samengevoegd en werden de dossiers verdeeld over acht groepen: drie Nederlandstalige, twee Franstalige, één tweetalige groep en twee groepen voor de speciale rechten. Er werden daarnaast vijf ondersteunende cellen opgericht. • De cel coördinatie houdt zich bezig met het beheer en de organisatie van het personeel en de groepen. • De cel juridische zaken behandelt de geschillendossiers en probleemdossiers. Verder heeft ze een algemeen ondersteunende functie. • De cel opleiding onderzoekt de opleidingsbehoeften. Bovendien verzekert ze de permanente vorming en opleiding van de dossierbeheerders. • De cel invordering beheert de schulden vanaf de derde herinnering. Deze cel zorgt voor de opvolging en afhandeling van de saldodossiers. • De infocel fungeert als tussenpersoon tussen de groepen, de cellen, het CIV (Centrum voor Informatieverwerking) en ARDATIS en zetelt in diverse werkgroepen voor de ontwikkeling en aanpassing van het computerprogramma.
Dit leidde er toe dat op 19/12/2001 de betaling van de kinderbijslag voor de vastbenoemden voor de maand januari 2002 reeds in euro kon gebeuren. De effectieve omzetting naar de euro van het kinderbijslagprogramma zelf had plaats tijdens het weekend van 19/01/2002. De euro-conversie verliep volgens plan.
4.3.3 De afschaffing van de
postassignaties Vanaf 07/12/2001 kan men in België geen gebruik meer maken van postassignaties. Ter vervanging van de postassignaties kan de bijslagtrekkende nog kiezen voor een betaling met een circulaire cheque. Aangezien dit betaalmiddel niet echt veilig is, werden de bijslagtrekkenden aangemoedigd om de kinderbijslag te laten overschrijven op een zichtrekening.
4.3.2 De invoering van de euro Op 01/01/2002 werd de euro ingevoerd. De conversie van het kinderbijslagprogramma was dan ook in 2001 één van de prioriteiten. Interne tests en conversie- en afrondingstests bij ARDATIS, hebben deze operatie voorbereid.
JAARVERSLAG 1999•2001
13
4 KINDERBIJSLAG
4.4
Statistische gegevens: de RSZPPO als uitbetalingsinstelling
In 1999, 2000 en 2001 zet de tendens van de voorgaande jaren zich voort. Het aantal rechthebbenden, bijslagtrekkenden en rechtgevende kinderen waarvoor de RSZPPO de kinderbijslag uitbetaalt, blijft stijgen.
AANTAL GEZINNEN EN KINDEREN DIE KINDERBIJSLAG GENIETEN TEN LASTE VAN DE RSZPPO gezinnen
kinderen
170.000 160.000 150.000 140.000 130.000 120.000 110.000 100.000 90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
AANTAL BIJSLAGTREKKENDE GEZINNEN PER CATEGORIE (DECEMBER 2001)
14
GEZINNEN MET X-AANTAL KIND(EREN)
TOTAAL
%
arbeidsprestaties en gedeeltelijk werklozen wezen werklozen (*) gepensioneerden mindervaliden TOTAAL AAN GEWONE BEDRAGEN
79.289 403 3.422 716 1.171 85.001
93.28% 0.47% 4.03% 0.84% 1.38% 100%
werklozen (**) gepensioneerden mindervaliden wezen TOTAAL AAN VERHOOGDE BEDRAGEN
8.937 162 1.741 2.537 13.377
66.81% 1.21% 13.02% 18.96% 100%
(*)
Betreft de werklozen die de gewone kinderbijslag ontvangen tijdens de eerste 6 maanden van hun volledige werkloosheid, of ook daarna indien ze om reden van samenwoonst en/of inkomsten geen recht hebben op de verhoogde kinderbijslag. (**) Betreft de werklozen die meer dan 6 maanden volledig werkloos zijn en aan de vereiste voorwaarden voldoen om de verhoogde kinderbijslag te genieten.
RECHTGEVENDE KINDEREN VOLGENS LEEFTIJDSGROEP LEEFTIJDSGROEP
RECHTGEVENDEN
0-6 jaar 6-12 jaar 12-18 jaar 18-25 jaar 25+
37.141 45.834 51.473 29.693 977
GEHANDICAPTEN (*)
99.30% 98.55% 98.47% 98.71% 100%
262 673 798 387
TOTAAL
0.70% 1.45% 1.53% 1.29%
37.403 46.507 52.271 30.080 977
100% 100% 100% 100% 100%
BEDRAGEN KINDERBIJSLAG (01/02/2002) 3de EN VOLGENDE KINDEREN
1ste KIND
2de KIND
72,61 109,57 109,57 152,14 278,93
134,35 157,26 157,26 157,26 278,93
200,59 204,61 204,61 204,61 278,93
72,61
134,35
200,59
loontrekkende gepensioneerde** meer dan 6 maanden werkloos** meer dan 6 maanden arbeidsongeschikt** voor de wezen van vader en/of moeder ontvangt u behalve indien de overlevende echtgenoot hertrouwd is of een gezin vormt
DE SUPPLEMENTEN IN EURO (PER KIND) HET KIND IS GEBOREN VÓÓR 01/01/1991
het kind is geboren in de oudste*** overige kinderen
1990-1985
1984-1981
< 12 jaar
>= 12 jaar
< 18 jaar
>= 18 jaar
+ 25,22 + 25,22
+ 25,22 + 38,54
+ 38,54 + 38,54
+ 40,41 + 49,01
vóór 1981 + 42,53 + 49,01
HET KIND IS GEBOREN NA 31/12/1990
het kind is nu de oudste*** overige kinderen
6 - 11 jaar + 12,65 + 25,22
12 - 17 jaar + 19,26 + 38,54
>=18 jaar + 22,20 + 49,01
SUPPLEMENT VOOR MINDERVALIDE KINDEREN MET MINSTENS 66% ONGESCHIKTHEID EN EEN GRAAD VAN ZELFREDZAAMHEID VAN
0 tot 3: + 326,65
HET KRAAMGELD IN EURO
Gehandicapte rechtgevenden die de bijkomende bijslag van art.47 GW krijgen.
(**) Onder bepaalde voorwaarden:
BASISBEDRAGEN IN EURO RECHTHEBBENDE
(*)
4 tot 6: + 357,56
1ste geboorte 2de geboorte en volgende meervoudige geboorten
7 tot 9: + 382,23
983,68 740,10 983,68 per kind
• indien de rechthebbende alleen met de kinderen leeft: mag de uitkering van de rechthebbende niet hoger zijn dan 1.607,58 euro bruto per maand • als de (huwelijks)partner geen inkomsten heeft: mag de uitkering van de rechthebbende niet hoger zijn dan 1.607,58 euro bruto per maand • als de (huwelijks)partner ook een uitkering heeft: de uitkeringen samen van de rechthebbende en zijn partner mogen samen niet meer bedragen dan 1.607,58 euro bruto per maand • indien de (huwelijks)partner werkt: de rechthebbende heeft alleen recht op het verhoogd barema als het inkomen van de huwelijkspartner niet hoger is dan 239,46 euro bruto per maand • indien uw (huwelijks)partner deeltijds werkt met behoud van rechten als werkloze: wat de partner meer verdient dan 239,46 euro bruto per maand wordt bij de sociale uitkering geteld • indien de (huwelijks)partner zelfstandige is: de partner moet bewijzen dat zijn/haar inkomen niet hoger is dan 239,46 euro bruto per maand.
(***) Indien betrokkene de verhoogde kinderbijslag ontvangt (pensioen, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, wezen of mindervalide kinderen), ontvangt hij/zij steeds het bedrag ‘overige kinderen’.
JAARVERSLAG 1999•2001
15
4 KINDERBIJSLAG
4.5
Financiële gegevens
Kinderbijslag (met GECO’s) van 1987 tot 2001 JAAR
OPBRENGSTEN
LASTEN
RESULTAAT IN BEF
RESULTAAT IN EURO
1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
8.399.730.752 7.615.282.598 8.046.646.959 8.501.224.664 9.020.906.649 8.124.624.341 10.313.377.400 11.990.849.608 12.730.724.769 12.850.122.674 12.164.420.471 12.510.725.806 13.820.559.049 13.930.737.746 14.360.529.739
7.692.113.055 6.953.745.990 7.390.380.589 7.666.201.718 8.054.191.308 8.445.976.685 10.086.561.979 9.137.245.147 9.669.053.769 10.131.933.618 10.126.615.159 10.449.732.280 11.801.079.317 12.967.372.036 12.930.495.842
1.235.748.995 661.536.608 656.266.370 835.022.946 966.715.341 -321.352.344 226.815.421 2.853.604.461 3.061.671.000 2.718.189.056 2.037.805.312 2.060.993.526 2.019.479.732 963.365.710 1.430.033.897
30.633.417,41 16.399.064,15 16.268.418,36 20.699.678,14 23.964.247,33 -7.966.116,52 5.622.607,42 70.739.006,81 75.896.841,59 67.382.146,61 50.515.874,16 51.090.694,97 50.061.594,90 23.881.212,15 35.449.614,33
KINDERBIJSLAG VAN 1987 TOT 2001 (in BEF) 18.000
opbrengsten lasten
15.000 12.000
9.000 6.000
3.000 0 1987
16
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
4.000
100.00
3.200
80.00
2.400
60.00
1.600
40.00
800
20.00 0.00
0
-20.00
-800 1987
MILJOEN EURO
MILJOEN BEF
EVOLUTIE VAN HET RESULTAAT VAN 1987 TOT 2001
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
JAARVERSLAG 1999•2001
17
5 sociale zekerheid
5.1
Taakomschrijving
5.1.1 Werkgevers en werknemers
Sinds 1 januari 1986 int de RSZPPO de socialezekerheidsbijdragen van de provinciale en plaatselijke besturen en int zij – in opvolging van de gewezen Omslagkas voor gemeentelijke pensioenen – de pensioenbijdragen voor het gemeenschappelijk pensioenstelsel en het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen.
De provinciale en plaatselijke overheidsdiensten aangesloten bij de RSZPPO kunnen worden ingedeeld in: gemeentebesturen, OCMW’s, intercommunales, provinciale instellingen, gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen en gemeenschapscommissies.
Partner van de plaatselijke overheid
Vlaanderen neemt 51 % van de aangesloten besturen en de helft van de werknemers voor haar rekening. Wallonië heeft met 45 % van de besturen 36 % van de werknemers terwijl het Brussels hoofdstedelijk Gewest met 4 % van de aangesloten werkgevers toch verantwoordelijk is voor 13 % van de werknemers.
De RSZPPO stort ook de verschillende premies door ter bevordering van de werkgelegenheid en de premies in het kader van de veiligheidscontracten.
De RSZPPO int bijdragen en betaalt premies
Opmerkelijk is dat in alle drie de gewesten de gemeentebesturen nagenoeg de helft van alle personeelsleden tewerkstellen. De OCMW’s hebben in Vlaanderen 39 % en in Wallonië 24 %, de intercommunales respectievelijk 5 % en 18 % van alle personeelsleden in dienst.
AANTAL WERKNEMERS PER TYPE EN PER GEWEST (2001, 2de KWARTAAL)
VLAAMS GEWEST INTERCOMMUNALES 5,12 % PROVINCIALE BESTUREN 4,07 %
WAALS GEWEST PROVINCIALE BESTUREN 10,97 % DIVERSE 0,06 %
DIVERSE 0,11 %
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
INTERCOMMUNALES 9,01 % PROVINCIALE BESTUREN 0,00 %
DIVERSE 12,03 %
OCMW’S 39,02 %
GEMEENTEN 51,68 %
INTERCOMMUNALES 17,90 %
OCMW’S 23,96 %
GEMEENTEN 47,11 %
GEMEENTEN 52,97 % OCMW’S 26,00 %
JAARVERSLAG 1999•2001
19
5 SOCIALE ZEKERHEID
AANTAL WERKNEMERS PER STATUUT EN PER GEWEST (2001, 2de KWARTAAL) VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST GECO’S 5,44 %
GECO’S 18,41 %
GECO’S 19,01 %
NIET VASTBENOEMDEN 34,93 %
VASTBENOEMDEN 46,06 %
NIET VASTBENOEMDEN 41,12 %
De plaatselijke en provinciale besturen stellen zowel statutair als contractueel personeel tewerk. Niet alleen de socialezekerheidsregeling maar ook het loonbegrip zijn verschillend voor deze beide groepen. De gesubsidieerde contractuelen vormen een aparte categorie omdat er voor deze groep geen werkgeversbijdragen verschuldigd zijn. In Vlaanderen en Brussel is bijna de helft van de werknemers vastbenoemd, in Wallonië 40 %. Opvallend is het kleine aandeel van de gesubsidieerde contractuelen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 5 %, terwijl dat in Vlaanderen en Wallonië nagenoeg 19 % bedraagt.
20
VASTBENOEMDEN 40,46 %
NIET VASTBENOEMDEN 46,09 %
VASTBENOEMDEN 48,47 %
5.1.2 De bijdragen Het socialezekerheidsstelsel wordt gefinancierd door de werkgevers- en werknemersbijdragen op het loon van de werknemer. Voor de plaatselijke en provinciale besturen, aangesloten bij de RSZPPO, gelden de volgende bijdragepercentages:
BIJDRAGEN VOOR VASTBENOEMDE EN CONTRACTUELE WERKNEMERS ziekte- en invaliditeitsverzekering • sector geneeskundige verzorging • sector uitkeringen werkloosheidsverzekering pensioenregeling SUBTOTAAL GLOBAAL BEHEER kinderbijslagregeling beroepsziektenregeling TOTAAL SOCIALEZEKERHEIDSBIJDRAGEN pensioenbijdrage loonmatigingsbijdrage inhouding op het dubbel vakantiegeld bijdrage voor het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (kinderopvang) bijdrage voor werkgevers met meer dan 10 werknemers
Zowel de werkgever als de werknemer betalen bijdragen
Voor bepaalde werknemerscategorieën, zoals vrijwillige brandweerlieden, studenten, monitoren en geneesheren, gelden evenwel specifieke regels. Het bedrag van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid en van de vakbondspremiebijdrage wordt jaarlijks vastgelegd. Op de rust- en overlevingspensioenen is een bijzondere solidariteitsinhouding verschuldigd. Onder loon moeten we alle voordelen verstaan (zowel in geld als in natura) die een werknemer van de werkgever ontvangt als gevolg van zijn arbeidsovereenkomst of aanstelling. De termen (baremieke) wedde, commissies, premies, vakantiegeld, gratis huisvesting...vallen dus allemaal onder het begrip ‘loon’. Vergoedingen die een terugbetaling zijn van door de werknemer gemaakte kosten worden niet als loon beschouwd.
VASTBENOEMD WERKGEVER %
3,80 %
3,80 5,25 0,17 9,22 20,00 6,19
% % % % % %
WERKNEMER %
3,55 %
3,55 %
3,55 % 7,50 %
CONTRACTUEEL WERKGEVER %
3,80 2,35 1,46 8,86 16,47 5,25 0,17 21,89
% % % % % % % %
3,55 1,15 0,87 7,50 13,07
Voor contractuelen en vastbenoemden gelden andere bijdragen en regels
De kwartaalaangifte gebeurt elektronisch en vermeldt aan de hand van codes per werknemer het statuut en de loon- en prestatiegegevens. Aan de hand van deze gegevens berekent de RSZPPO zelf de verschuldigde bijdragen en factureert die aan het bestuur. Zo’n 85 % van de besturen hebben aan de RSPPO toelating gegeven om zowel de maandelijkse voorschotten als het saldo automatisch van de rekening te nemen.
Elk kwartaal verwerkt de RSZPPO 1.740 aangiften
Als een vroegere aangifte gewijzigd moet worden, dient het bestuur een regularisatie in. Elk kwartaal verwerkt de RSZPPO ongeveer 1740 aangiften. Gemiddeld volgen op elke aangifte 2 tot 3 regularisaties die de eerdere aangifte corrigeren of aanvullen.
% % % % %
13,07 %
7,31 % 13,07 %
0,05 %
WERKNEMER %
Het loon waarop de bijdragen berekend worden verschilt echter naargelang het statuut van het personeelslid. Voor de vastbenoemden wordt in principe alleen de baremieke wedde onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen en pensioenbijdragen. De vergoedingen die nieuw zijn en dateren van na 1.8.1990 worden enkel onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen. Voor de contractuele werknemers daarentegen is de totale loonmassa onderworpen.
13,07 % 0,05 % 1,69 %
JAARVERSLAG 1999•2001
21
5 SOCIALE ZEKERHEID
Sinds 1 juli 1997 verdeelt de RSZPPO de bijdragen niet meer rechtstreeks over de verschillende takken van de sociale zekerheid. In het kader van het globaal beheer worden ze gestort aan de RSZ, die vervolgens de takken financiert volgens de behoeften. Uitzonderingen zijn de bijdragen voor de sectoren kinderbijslag en beroepsziekten. De kinderbijslagbijdrage blijft bij de RSZPPO aangezien zij zelf de kinderbijslag uitbetaalt; de bijdragen voor beroepsziekten worden rechtstreeks aan het FBZ (Fonds voor de Beroepsziekten) gestort.
De RSZPPO beheert het gemeenschappelijk pensioenstelsel
De pensioenbijdrage verschuldigd voor het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen (pool 1) of het stelsel van de nieuw bij de Rijksdienst aangeslotenen (pool 2) wordt beheerd door de RSZPPO die ook jaarlijks het bijdragepercentage bepaalt. De RSZPPO int eveneens de facultatieve bijdrage van 0,15 % wanneer een bestuur aangesloten is bij de Gemeenschappelijke Sociale Dienst.
5.2
Activiteitenverslag van de Dienst Sociale Zekerheid De meest opvallende vernieuwingen in 1999, 2000 en 2001 in de regelgeving betreffende de sociale zekerheid waren de oprichting van het Sectoraal Fonds en het Terugvorderingfonds voor de Sociale Maribel, het statuut van de vrijwilligers, het sociaal statuut van de niet-beschermde lokale mandatarissen en de politiehervorming.
5.2.1 De Sociale Maribel Op 1 juli 1997 werden de maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector van kracht. Met de Sociale Maribel wilde de federale regering in deze sector bijkomende banen scheppen. De werkgevers die toetreden tot het systeem genieten vermindering van patronale lasten voor alle werknemers die minstens halftijds tewerkgesteld zijn.
Vermindering van bijdragen in ruil voor tewerkstelling
Aanvankelijk bleven deze maatregelen beperkt tot de aangesloten besturen die een activiteit uitoefenen in de gezondheidszorg of de maatschappelijke dienstverlening, zoals de bij de RSZPPO aangesloten ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen en OCMW’s. Zij kregen de kans om toe te treden tot het raamakkoord van 26 mei 1997 (bij de RSZPPO) of tot het raamakkoord van 3 juni 1998 (bij het Ministerie van Volksgezondheid). Vanaf 1 juli 1998 werden de voordelen van de Sociale Maribel ook uitgebreid tot de besturen die actief zijn in de socio-culturele sector. De culturele centra, bibliotheken en mediatheken, sportverenigingen en sportcentra, niet-commerciële radio- en/of televisieverenigingen, organisaties voor sociaal-
22
cultureel vormingswerk, jeugdcentra en niet-commerciële toeristische organisaties kwamen daardoor ook in aanmerking. Omdat niet alle werkgevers toegetreden waren tot de Sociale Maribel, werden niet alle financiële middelen benut. Daarom richtte de RSZPPO in 1999 twee fondsen op: het Sectoraal Fonds en het Terugvorderingsfonds.
5.2.1.1 Het Sectoraal Fonds Het Sectoraal Fonds wordt beheerd door het Beheerscomité van de RSZPPO. Het wordt gespijsd door de vermindering van de werkgeversbijdragen waarvan de besturen die nog niet toetraden hadden kunnen genieten. Het fonds richt zich zowel tot de werkgevers die reeds toegetreden zijn tot een van de twee raamakkoorden als tot de andere besturen. Beiden kunnen een financiële tussenkomst aanvragen. Enkel het bedrag van de tegemoetkoming waarop zij aanspraak kunnen maken verschilt.
Voorwaarden voor een tegemoetkoming van het Sectoraal Fonds Om recht te hebben op de tegemoetkomingen van het Sectoraal Fonds moet een werkgever in verhouding tot het bedrag bijkomende tewerkstelling realiseren. Met name dienen de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld: • de tewerkstelling (het aantal koppen) moet toenemen • het arbeidsvolume moet toenemen • de nieuwe werknemers mogen niet aangeworven worden in het kader van een ander tewerkstellingsproject.
De toename van het aantal werknemers en van het arbeidsvolume moet zich voordoen ten opzichte van het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal met ingang waarvan het bestuur toegetreden is tot het Sectoraal Fonds.
Het bedrag van de tegemoetkoming van het Sectoraal Fonds De Sociale Maribel is vanaf het 3 de kwartaal 1997 in werking getreden. Het bedrag van de forfaitaire vermindering was oorspronkelijk vastgesteld op 3.250 BEF (of 80,57 euro) per kwartaal en per werknemer, maar werd nadien stapsgewijs opgetrokken tot 11.625 BEF (of 288,18 euro) vanaf het 3 de kwartaal 2000. Door de oprichting van het Sectoraal Fonds werd voorzien in een bijkomende forfaitaire tegemoetkoming aan de besturen waarvan de kandidatuur werd goedgekeurd van 270.000 BEF (of 6.693,13 euro) voor een contractuele voltijdse werknemer en 318.000 BEF (of 7.883,01 euro) voor een statutaire voltijdse werknemer per kwartaal. Deze tegemoetkomingen kunnen enkel maar verleend worden binnen de perken van de beschikbare middelen van het Sectoraal Fonds.
5.2.1.2 Het Terugvorderingsfonds Het Terugvorderingsfonds krijgt zijn inkomsten van: • de opbrengst van de teruggevorderde verminderingen van de werkgevers die hun verplichtingen gekoppeld aan de toekenning niet naleven • het overschot van bijdrageverminderingen waarover het Sectoraal Fonds eventueel beschikt
JAARVERSLAG 1999•2001
23
5 SOCIALE ZEKERHEID
De teruggevorderde bedragen worden, na aftrek van de administratieve kosten, op voorstel van het fonds aangewend voor: • enerzijds de financiering van de opleidingsprogramma’s voor de omvorming van sommige kinesitherapeuten en paramedici tot gegradueerde verpleegkundigen • anderzijds de financiering van projecten voor de opvang van buitenlandse niet-begeleide minderjarige asielzoekers
• persoonlijke deelname aan dergelijke wedstrijden en evenementen b) Het gelegenheidswerk moet gebeuren in opdracht van een rechtspersoon (vb. een gemeente of een OCMW) of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die geen onderneming exploiteert of geen winstgevende bezigheid verricht.
Wie kan vrijwilliger zijn?
5.2.2 Het statuut van de vrijwilligers België telt meer dan anderhalf miljoen vrijwilligers: tappers op het feest van de basketbalploeg, palliatieve helpers, leiders van jeugdverenigingen...
Geen bijdragen voor vrijwilligers
Op internationaal vlak wordt de belangeloze inzet van de ‘onbetaalde werknemers’ erkend: zo riepen de Verenigde Naties het jaar 2001 uit tot Internationaal Jaar van de Vrijwilliger. Omdat het vrijwilligerswerk zo belangrijk is, heeft de vrijwilliger recht op een volwaardig statuut. Dat is er tot op vandaag echter niet. Wel kunnen sedert 1999 bepaalde vrijwilligers vrijgesteld worden van socialezekerheidsbijdragen.
Voorwaarden waaronder vrijwilligers worden vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen De vergoedingen die de opdrachtgever aan de vrijwilliger toekent, mogen niet hoger zijn dan 1.000 BEF (of 24,79 euro) per dag en 40.000 BEF (of 991,57 euro) per jaar.
Welke activiteiten als vrijwilliger kunnen vrijgesteld worden van socialezekerheidsbijdragen?
In dat geval wordt aangenomen dat de vergoedingen uitsluitend de forfaitaire terugbetaling vertegenwoordigen van werkelijke kosten, zoals verplaatsingskosten, verblijfskosten (dranken en maaltijden) en/of kosten voor uitrusting, telefoon, fax, briefwisseling, documentatie...
a) Gelegenheidswerk verricht in het kader van sociale, culturele of sportieve activiteiten, onder andere
Vergoedingen die aan deze voorwaarden voldoen, zijn niet belastbaar én vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen.
• opvang of begeleiding van zieken, bejaarden, kinderen, jongeren en sociaal zwakkeren • bescherming van het leefmilieu • organisatie van sportwedstrijden en van sociale en culturele evenementen
24
Elke natuurlijke persoon die op onbaatzuchtige wijze, onbezoldigd en in een georganiseerd of gereglementeerd verband zijn activiteiten uitvoert, kan vrijwilliger zijn op voorwaarde dat deze persoon geen beroepsrelatie heeft met de opdrachtgever.
5.2.3 Het sociaal statuut van de
niet-beschermde lokale mandatarissen Vóór 1 januari 2001 was aan het mandaat van lokale mandatarissen geen enkele sociale bescherming verbonden. Zij waren geen zelfstandigen omdat een politiek mandaat niet beantwoordt aan het concept ‘beroepsactiviteit’, waarbij het winstoogmerk vooropstaat. Evenmin maakten zij deel uit van het socialezekerheidsstelsel van de werknemers aangezien zij geen prestaties leveren binnen een arbeidsovereenkomst of in statutair dienstverband. Ook van een band van ondergeschiktheid is bij deze mandatarissen geen sprake.
Alle mandatarissen nu sociaal beschermd
De ommekeer kwam er in verschillende stappen in de loop van 1999 en 2000, toen de wetgever een sociaal statuut creëerde voor burgemeesters en schepenen die door de mazen van het sociale vangnet glipten. Deze nieuwe bescherming werd van kracht met ingang van 1 januari 2001. Drie maanden later volgde een identieke regeling voor de voorzitters van het OCMW.
Een nieuw sociaal statuut In het nieuw suppletief – of aanvullend – sociaal statuut treedt het plaatselijk bestuur op als werkgever en verricht de inhoudingen op de wedde. De verschuldigde werknemersen werkgeversbijdragen worden berekend op de volledige wedde en worden aangegeven en betaald bij de RSZPPO. De werknemersbijdragen belopen 5,57 % en de werkgeversbijdragen 12,86 %. In ruil heeft de mandataris recht op werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag en is hij/zij verzekerd in geval van ziekte.
Niet-beschermde lokale mandatarissen Niet-beschermde lokale mandatarissen zijn burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters die niet beschermd worden door een bestaand sociaal statuut (als werknemer of zelfstandige) en die enkel prestaties inzake geneeskundige verzorging zouden genieten mits betaling van persoonlijke bijdragen aan het ziekenfonds. Vaak combineren lokale politieke mandatarissen hun mandaat met een beroepsactiviteit. Sommigen maken deel uit van een specifieke bevolkingscategorie zoals werklozen, gehandicapten, gepensioneerden, studenten... Enkele van deze categorieën worden automatisch beschermd door een specifiek sociaal statuut: zelfstandigen, werknemers en ambtenaren die volledige loopbaanonderbreking nemen, arbeidsongeschikte werknemers, arbeidsongeschikte zelfstandigen (gedurende de eerste zes maanden van arbeidsongeschiktheid), werklozen, bruggepensioneerden, gehandicapten en studenten die jonger zijn dan 25 jaar. Aangezien zij reeds opgevangen worden in het sociale vangnet, zijn zij uitgesloten van het sociaal statuut van de niet-beschermde lokale mandatarissen. Dit nieuwe statuut is ook niet van toepassing op gepensioneerden, weduwnaars en weduwen van wie de betaling van het rust- of overlevingspensioen niet opgeschort is. Uiteindelijk bestaat het contingent van niet-beschermde mandatarissen uit arbeidsongeschikte zelfstandigen (na 6 maanden arbeidsongeschiktheid), werknemers en ambtenaren met verlof zonder wedde, parlementsleden, personen die niet beroepsactief zijn en studenten die ouder zijn dan 25 jaar en dus niet meer ten laste van hun ouders. Ook gepensioneerden, weduwnaars en weduwen waarvan de pensioenbetaling geschorst is, genieten dit statuut.
JAARVERSLAG 1999•2001
25
5 SOCIALE ZEKERHEID
5.2.4 De politiehervorming Het Octopusakkoord dat in de Senaat ondertekend werd op 24 mei 1998 was het startschot voor een diepgaande hervorming van het Belgische politiesysteem. Dit resulteerde in de oprichting van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus: • op plaatselijk vlak: de lokale politie • op nationaal vlak: de federale politie Op 1 januari 2001 werd de federale politie ingesteld. De lokale politie daarentegen zou per groep van politiezones ingesteld worden van zodra een aantal essentiële voorwaarden vervuld zijn. Dit betekende dat het gemeentepolitiekorps verder blijft bestaan tot op het ogenblik dat het zonale korps gecreëerd wordt. Het was de bedoeling om alle zones ten laatste op 1 januari 2002 in te stellen. Onze aandacht gaat hier uiteraard naar de lokale politie, omdat de RSZPPO aangeduid werd als socialezekerheidsinstelling voor het personeel van de lokale politie. De RSZ vervult dezelfde taak voor de federale politie.
Politiezones worden aangesloten bij de RSZPPO
De lokale politie omvat in totaal 196 zones: 50 ééngemeentezones, die samenvallen met het grondgebied van de gemeente, en 146 meergemeentezones, die bestaan uit verschillende gemeentes. De meergemeentezones hebben rechtspersoonlijkheid en beschikken over een politieraad en een politiecollege (naar analogie met de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen in de ééngemeentezones). De weddenberekening voor de personeelsleden van de lokale politie zal gecentraliseerd verlopen: de personeelsdiensten van de politiezones delen alle gegevens mee aan het Sociaal Secretariaat van de Geïntegreerde Politie (SSGPI), dat instaat voor de correcte toepassing van het statuut. De Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven (CDVU) staat in
26
voor de berekening van de lonen en is ook verantwoordelijk voor het opmaken van de socialezekerheidsaangifte.
Taakomschrijving van de RSZPPO in het kader van de politiehervorming De RSZPPO zal voor de lokale politie: • de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen innen • de pensioenbijdragen innen van het vastbenoemd personeel dat van rechtswege aangesloten is bij het fonds voor de pensioenen van de Geïntegreerde Politie • de bijzondere bijdrage van 0,15 % innen voor het personeel van de lokale politie dat van rechtswege aangesloten is bij de Sociale Dienst van de Geïntegreerde Politie. Een aantal aandachtspunten De Dienst Sociale Zekerheid heeft de politiehervorming op de voet gevolgd. Dit hield onder meer in dat de vele wetgevende teksten en omzendbrieven bestudeerd werden om na te gaan welke repercussies er waren op het domein van de sociale zekerheid. Een volledig overzicht van deze teksten vindt u op de website www.info-zone.be. Binnen deze context vonden er regelmatig overlegvergaderingen plaats met andere instanties. Ook nam de RSZPPO actief deel aan de redactie van ontwerpen van wetten of koninklijke besluiten. Het dossier van de politiehervorming was tijdens het jaar 2001 voor de RSZPPO een dagelijkse bekommernis.
In dit korte bestek willen we wijzen op een aantal markante feiten of fenomenen, die de complexiteit van het dossier schetsen: • Het mammoetbesluit voerde met ingang van 1 april 2001 een nieuw personeelsstatuut in. Een grondige studie was noodzakelijk om in overleg met RSZ, CDVU, GPI en de Administratie der Pensioenen na te gaan op welke bezoldigingselementen de politiepersoneelsleden recht hadden en in welke mate deze onderworpen waren aan socialezekerheids- en/of pensioenbijdragen. • Er was een schijnbare tegenstelling tussen enerzijds de inwerkingtreding van het nieuwe personeelsstatuut op 1/4/2001 en anderzijds de lokale politie die ten vroegste vanaf 1/1/2002 zou ingesteld worden. • De keuze die het personeelslid moet maken tussen het oud, nieuw of gemengd statuut heeft een invloed op de vraag of een vergoeding onderworpen moet worden aan socialezekerheidsbijdragen. • De 7.539 (ex-)rijkswachters die overgingen naar de lokale politiezones kunnen opteren voor hun oud statuut dat specifieke bezoldigingselementen voorziet die sterk afwijken van het oud statuut van de gemeentepolitie. • De wettelijke regeling aangaande het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie voorziet in een van rechtswege aansluiting van alle vastbenoemde politiepersoneelsleden vanaf 1/4/2001. Het bijdragepercentage bedraagt 27,5 %. Aangezien dit fonds enkel de last zal dragen van de pensioenen die ingaan na 31 maart 2001 zal het tijdens de eerste jaren van zijn bestaan een ruim positief saldo vertonen. Het beschikbare saldo zal verdeeld worden onder de bestaande pensioenstelsels waarbij de verschillende naar de geïntegreerde politie overgehevelde personeelscategorieën aangesloten waren. Er wordt echter een overgangsperiode ingebouwd waarbij de pensioenbijdragen tot 31 december 2002 verder overgemaakt worden aan de pensioenregimes waarbij de personeelsleden vroeger aangesloten waren.
• De meerkost als gevolg van de socialezekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezones moet berekend worden door de RSZPPO en in mindering gebracht op de factuur.
De politiehervorming was in 2001 een dagelijkse bekommernis Uitdagingen voor het jaar 2002 De politiehervorming zal ongetwijfeld ook de komende jaren een belangrijk item blijven voor de RSZPPO. De volgende vragen zullen een antwoord moeten krijgen: • Zal de instelling van de lokale politie in politiezones zijn volledige juridische uitwerking krijgen op 1 januari 2002? Indien dit niet zo zou zijn, zou dit impliceren dat over sommige kwartalen van het jaar 2002 de gemeente nog verder als werkgever moet beschouwd worden en dus ook moet instaan voor het opmaken van de socialezekerheidsaangifte. • Zal de socialezekerheidsaangifte voor rekening van de politiezone binnen redelijke termijnen gebeuren? De weddenberekening en de opmaak van de socialezekerheidsaangifte zal immers door andere instanties gebeuren, en vereist een grootscheepse overdracht van gegevens van het lokale naar het centrale niveau. • Alhoewel het nieuwe personeelsstatuut – dat een grondige verandering van de barema’s en andere bezoldigingselementen inhield – in voege trad op 1 april 2001, gebeurde de uitbetaling in veel gevallen op basis van voorschotten. De definitieve herberekening zal gebeuren door het SSGPI in samenwerking met de CDVU en moet resulteren in een (regulariserende) aangifte van deze herberekening. Hoe zullen de gemeentebesturen, die nog minstens tot 31/12/2001 de werkgever zijn, een regularisatie kunnen indienen van bedragen die niet door hen werden berekend?
JAARVERSLAG 1999•2001
27
5 SOCIALE ZEKERHEID
5.3
Statistische gegevens: de RSZPPO als inningsinstelling
AANTAL BIJDRAGEPLICHTIGE WERKNEMERS VOLGENS GESLACHT EN STATUUT TIJDENS HET 2de KWARTAAL VAN 2001 vastbenoemden niet-vastbenoemden GECO’s TOTAAL
VROUWEN
MANNEN
TOTAAL
61.021 81.369 30.302 172.692
72.345 34.408 20.898 127.651
133.366 115.777 51.200 300.343
VROUWEN
VROUWEN & MANNEN
MANNEN GECO’S 18 %
GECO’S 17 %
GECO’S 16 % NIET VASTBENOEMDEN 47 %
VASTBENOEMDEN 57 %
VASTBENOEMDEN 35 %
NIET VASTBENOEMDEN 39 %
NIET VASTBENOEMDEN 27 %
VASTBENOEMDEN 44 %
AANTAL BIJDRAGEPLICHTIGE WERKNEMERS BIJ DE PROVINCIALE EN PLAATSELIJKE BESTUREN PER GEWEST TIJDENS HET 2de KWARTAAL VAN 2001 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
plaatselijke besturen provinciale besturen TOTAAL
39.704 0 39.704
VLAAMS GEWEST
WAALS GEWEST
TOTAAL
147.139 6.264 153.402
95.457 11.780 107.237
282.300 18.043 300.343
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 14 %
PLAATSELIJKE BESTUREN
PROVINCIALE BESTUREN WAALS GEWEST 65 % VLAAMS GEWEST 35 %
28
WAALS GEWEST 34 %
VLAAMS GEWEST 52 %
AANTAL BIJDRAGEPLICHTIGE WERKNEMERS VOLGENS FUNCTIEGROEP EN GESLACHT TIJDENS HET 2de KWARTAAL VAN DE JAREN 1999 TOT 2001 1999
administratief personeel werklieden medisch personeel onderwijsinstellingen technisch personeel politie brandweer andere RIJK
2000
2001
VROUWEN
MANNEN
VROUWEN
MANNEN
VROUWEN
MANNEN
43.325 48.220 52.419 6.209 1.247 2.524 86 10.325 164.355
22.386 55.254 7.913 2.235 6.160 16.491 5.117 9.399 124.955
45.566 49.217 53.429 6.132 1.330 2.735 97 10.831 169.337
22.985 56.290 8.083 2.047 6.036 16.588 5.260 9.695 126.984
47.956 49.736 54.213 6.610 1.528 2.859 89 9.702 172.692
24.113 56.917 8.041 2.014 6.712 16.743 5.883 7.228 127.651
AANTAL BIJDRAGEPLICHTIGE WERKNEMERS VOLGENS FUNCTIEGROEP EN GESLACHT TIJDENS HET 2de KWARTAAL VAN 2001 60.000
vrouwen mannen
50.000
40.000
30.000
20.000
10.000
0 ADMINISTRATIEF PERSONEEL
WERKLIEDEN
MEDISCH PERSONEEL
ONDERWIJSINSTELLINGEN
TECHNISCH PERSONEEL
POLITIE
BRANDWEER
ANDERE
JAARVERSLAG 1999•2001
29
5 SOCIALE ZEKERHEID
AANTAL BIJDRAGEPLICHTIGE WERKNEMERS VOLGENS LEEFTIJDSGROEP EN STATUUT TIJDENS HET 2de KWARTAAL VAN DE JAREN 1999 TOT 2001 LEEFTIJDSGROEP
TOT 25
26-30
31-35
36-40
41-45
46-50
51-55
56-60
>61
1999
vastbenoemden niet-vastbenoemden GECO’s
717 12.155 1.883
4.955 20.063 6.009
9.561 18.658 8.882
17.921 17.509 11.872
28.059 14.490 9.531
27.084 11.005 6.389
24.080 7.430 4.218
14.620 3.471 2.009
4.276 1.779 684
2000
vastbenoemden niet-vastbenoemden GECO’s
1.310 17.068 2.663
6.232 20.608 6.185
10.558 18.901 8.893
18.779 18.381 11.634
28.317 15.060 9.496
26.961 11.124 6.411
23.707 7.206 4.046
13.783 3.240 1.850
2.157 1.326 426
2001
vastbenoemden niet-vastbenoemden GECO’s
1.304 17.478 2.554
6.452 20.211 5.705
10.941 18.600 8.014
17.669 18.762 11.463
27.505 15.866 9.745
27.670 11.891 6.918
24.853 7.973 4.420
14.797 3.540 1.951
2.175 1.454 430
AANTAL BIJDRAGEPLICHTIGE WERKNEMERS VOLGENS LEEFTIJDSGROEP EN STATUUT TIJDENS HET 2de KWARTAAL VAN 2001 30.000
GECO’s niet-vastbenoemden
25.000
vastbenoemden
20.000
15.000
10.000
5.000
0 tot 25
30
26-30
31-35
36-40
41-45
46-50
51-55
56-60
>61
AANTAL BIJDRAGEPLICHTIGE WERKNEMERS VOLGENS GENRE BESTUUR EN STATUUT TIJDENS HET 2de KWARTAAL VAN DE JAREN 1999 TOT 2001 GENRE BESTUUR
1999
vastbenoemden niet-vastbenoemden GECO’s procentueel
2000
vastbenoemden niet-vastbenoemden GECO’s procentueel
2001
vastbenoemden niet-vastbenoemden GECO’s procentueel
GEMEENTE
OCMW
70.798 40.890 34.302
36.284 45.451 15.013
INTERPROVINCIE COMMUNALE
11.580 11.587 1.247
10.151 6.885 607
DIVERSE
PROCENTUEEL
2.459 1.746 309
45 % 37 % 18 %
51 %
33 %
8%
6%
2%
100 %
71.705 44.258 34.591
36.199 47.382 14.871
11.142 12.574 1.286
10.399 6.694 545
2.358 2.006 310
45 % 38 % 17 %
51 %
33 %
8%
6%
2%
100 %
71.817 44.373 34.042
34.208 47.504 14.861
13.427 15.521 1.420
11.358 6.283 534
2.556 2.096 344
44 % 39 % 17 %
50 %
32 %
10 %
6%
2%
100 %
JAARVERSLAG 1999•2001
31
5 SOCIALE ZEKERHEID
5.4
Financiële gegevens
Sociale zekerheid van 1992 tot 2001 – Algemeen stelsel JAAR
ONTVANGEN BIJDRAGEN IN BEF
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
ONTVANGEN BIJDRAGEN IN EURO
30.173.877.216 32.135.935.504 39.300.913.463 45.482.031.283 46.591.728.074 44.703.199.250 47.398.646.164 47.631.127.812 52.362.400.276 54.381.630.827
747.990.877,91 796.629.032,40 974.244.196,52 1.127.470.104,86 1.154.978.769,75 1.108.163.363,07 1.174.981.746,71 1.180.744.816,22 1.298.029.997,00 1.348.085.414,86
60.000
1.500,00
50.000
1.250,00
40.000
1.000,00
30.000
750,00
20.000
500,00
10.000
250,00
0
0,00 1992
32
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
MILJOEN EURO
MILJOEN BEF
EVOLUTIE VAN DE SOCIALE ZEKERHEIDSBIJDRAGEN VAN 1992 TOT 2001
Gemeenschappelijk stelsel van de pensioenen van het vastbenoemd personeel van de lokale besturen – pool 1 JAAR
OPBRENGSTEN VAN PENSIOENEN IN BEF
1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
6.913.147.363 7.250.395.373 7.131.729.702 8.687.711.303 9.202.607.358 7.554.348.440 11.292.604.690 13.950.844.195 15.721.731.215 16.251.735.507 16.749.055.183 17.008.767.316 17.558.967.566 18.334.410.672
LASTEN VAN PENSIOENEN IN BEF
6.948.233.206 6.859.915.430 7.561.974.294 8.292.451.502 8.750.868.129 10.374.053.171 10.759.497.653 11.519.596.860 12.522.799.092 12.865.478.490 13.532.855.505 14.400.184.701 15.261.717.355 16.053.478.268
RESULTAAT IN BEF
RESULTAAT IN EURO
-35.085.843 390.479.943 -430.244.592 395.259.801 451.739.229 -2.819.704.731 533.107.037 2.431.247.335 3.198.932.123 3.386.257.017 3.216.199.678 2.608.582.615 2.297.250.211 2.280.932.404
GECUMULEERD RESULTAAT IN BEF
-869.755,33 9.679.744,94 -10.665.484,84 9.798.234,53 11.198.322,98 -69.898.654,45 13.215.378,25 60.269.047,15 79.299.455,95 83.943.118,77 79.727.507,45 64.665.073,91 56.947.345,21 56.542.837,34
-35.085.843 355.394.100 -74.850.492 320.409.309 772.148.538 -2.047.556.193 -1.514.449.156 916.798.179 4.115.730.302 7.501.987.319 10.718.186.997 13.326.769.612 15.624.019.823 17.904.952.227
GECUMULEERD RESULTAAT IN EURO
-869.755,33 8.809.989,61 -1.855.495,23 7.942.739,30 19.141.062,28 -50.757.592,17 -37.542.213,92 22.726.833,23 102.026.289,18 185.969.407,95 265.696.915,40 330.361.989,31 387.309.334,52 443.852.171,86
GEMEENSCHAPPELIJK STELSEL VAN DE PENSIOENEN VAN HET VASTBENOEMD PERSONEEL VAN DE LOKALE BESTUREN (in BEF) VAN 1987 TOT 2001 25.000
opbrengsten lasten
MILJOEN BEF
20.000 15.000 10.000 5.000 0 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
25.000
625,00
20.000
500,00
15.000
375,00
10.000
250,00
5.000
125,00
0 -5.000 1987
MILJOEN EURO
MILJOEN BEF
EVOLUTIE VAN HET RESERVEFONDS VAN 1987 TOT 2001
0,00 -125,00 1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001 JAARVERSLAG 1999•2001
33
5 SOCIALE ZEKERHEID
Pensioenstelsel van de nieuw aangeslotenen – pool 2 JAAR
OPBRENGSTEN VAN PENSIOENEN IN BEF
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
31.094.096 72.694.278 56.100.760 1.296.570.448 2.103.232.568 2.161.899.840 2.307.790.202 2.414.994.718
LASTEN VAN PENSIOENEN IN BEF
26.186.770 66.367.571 44.813.220 1.271.135.914 2.189.773.720 2.596.886.252 2.576.308.165 3.035.592.667
RESULTAAT IN BEF
4.907.326 6.326.707 11.287.540 25.434.534 -86.541.152 -434.986.412 -268.517.963 -620.597.949
RESULTAAT IN EURO
GECUMULEERD RESULTAAT IN BEF
121.649,44 156.834,97 279.810,80 630.505,63 -2.145.299,12 -10.783.031,49 -6.656.386,43 -15.384.221,30
GECUMULEERD RESULTAAT IN EURO
4.907.326 11.234.033 22.521.573 47.956.107 -38.585.045 -473.571.457 -742.089.420 -1.362.687.369
PENSIOENSTELSEL VAN DE NIEUW AANGESLOTENEN VAN 1994 TOT 2001 (in BEF) 4.000
opbrengsten lasten
MILJOEN BEF
3.000
2.000
1.000
0 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
EVOLUTIE VAN HET RESERVEFONDS VAN 1994 TOT 2001 400
10,00
0,00
-400
-10,00
-800
-20,00
-1.200
-30,00
-1.600 1994 34
-40,00 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
MILJOEN EURO
MILJOEN BEF
0
121.649,43 278.484,40 558.295,21 1.188.800,84 -956.498,28 -11.739.529,77 -18.395.916,20 -33.780.137,51
Egalisatiefonds van de bijdragevoet van het gemeenschappelijk stelsel en het stelsel van de nieuw aangeslotenen inzake lokale pensioenen JAAR
BIJDRAGEN
INTERESTEN
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
783.466.256 824.979.314 1.117.850.539 930.287.924 1.002.906.982 942.257.194 1.123.554.218 1.088.736.719
67.387.850 85.458.043 128.374.649 147.765.333 343.752.231 306.161.797 493.777.167
RESULTAAT IN BEF
RESULTAAT IN EURO
GECUMULEERD RESULTAAT IN BEF
892.367.164 1.203.308.582 1.058.662.573 1.150.672.315 1.286.009.425 1.429.716.015 1.582.513.886
22.121.204,17 29.829.240,58 26.243.559,68 28.524.421,60 31.879.340,93 35.441.734,24 39.229.494,52
GECUMULEERD RESULTAAT IN EURO
783.466.256 1.675.833.420 2.879.142.002 3.937.804.575 5.088.476.890 6.374.486.315 7.804.202.330 9.386.716.216
19.421.621,17 41.542.825,34 71.372.065,92 97.615.625,60 126.140.047,20 158.019.388,12 193.461.122,36 232.690.616,88
10.000
250,00
8.000
200,00
6.000
150,00
4.000
100,00
2.000
50,00
0 1994
1995
1996
1997
1998
1999
MILJOEN EURO
MILJOEN BEF
EVOLUTIE VAN HET EGALISATIEFONDS VAN 1994 TOT 2001
0,00 2001
2000
Evolutie van de fondsen van 1987 tot 2001 25.000
625,00
20.000
500,00
pool 1 pool 2
15.000
375,00
10.000
250,00
5.000
125,00 0,00
0
-125,00
-5.000 1987
MILJOEN EURO
MILJOEN BEF
Egalisatiefonds
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
JAARVERSLAG 1999•2001
35
6 inspectie 6.1
Taakomschrijving De Inspectiedienst voert zowel voor de Dienst Gezinsprestaties als voor de Dienst Sociale Zekerheid opdrachten uit.
6.2
Activiteitenverslag van de Inspectiedienst
6.2.1 Opdrachten voor de Dienst
Sociale Zekerheid De inspectie heeft in de periode 1999-2001 bij de aangesloten besturen 1086 zogenaamde systematische controles uitgevoerd met betrekking tot de socialezekerheidsaangifte. Niet alleen de loongegevens worden op systematische wijze gecontroleerd maar ook de prestatiegegevens gezien hun impact op verschillende sociale uitkeringen (ziekte-uitkeringen, pensioen, kinderbijslag...). Via deze systematische controle recupereert de inspectie jaarlijks gemiddeld 280 miljoen BEF (6.941.018,69 euro) bijdragen. Een bestuur krijgt gemiddeld om de vier jaar een dergelijke controle.
gecontroleerde besturen gecontroleerde werknemers
36
1999
2000
2001
324 58.325
393 64.877
369 66.363
6.2.2 Opdrachten voor de Dienst
SYSTEMATISCHE CONTROLES
Gezinsprestaties
66.000
In de periode 1999-2001 verrichtte de Inspectiedienst in totaal 3004 bezoeken voor 2116 opdrachten op vraag van de Dienst Gezinsprestaties. Deze opdrachten worden uitgeschreven omdat er vragenlijsten ontbreken, er nog een openstaande schuld is of om de gezinssamenstelling te onderzoeken.
64.000 62.000 60.000 58.000 56.000 54.000 1999
2000
2001
In het kader van haar begeleidende taak heeft de Inspectie ook 81 ondersteunende controles verricht. In de meeste gevallen ging het om besturen die regelmatig dezelfde problemen ondervonden bij de opmaak van hun aangifte of regularisatie.
Zowel controles uitvoeren als advies geven
De Inspectie werd in de periode 1999-2001 in totaal 64 keer ingeschakeld voor een ambtshalve opmaak van aangiften op kosten van het bestuur omdat dit bestuur niet bij machte bleek om een (correcte) socialezekerheidsaangifte of regularisatie in te dienen. De inspectie ging ook ter plaatse om informatie te geven over onder meer de Sociale Maribel, de invoering van de euro, tewerkstellingsprogramma’s, het statuut van de niet-beschermde mandataris; of werkte daarvoor samen met organisaties zoals de Vereniging van Steden en Gemeenten.
algemene opdrachten formulieren saldi TOTAAL
1999
%
2000
%
2001
%
148 422 256 826
18 % 51 % 31 %
203 357 237 797
25 % 45 % 30 %
206 122 165 493
42 % 25 % 33 %
KINDERBIJSLAGOPDRACHTEN
AANTAL OPDRACHTEN
AANTAL GECONTROLEERDE WERKNEMERS
68.000
900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 1999
2000
2001
algemene opdrachten
saldi
formulieren
totaal
Met verschillende sociale secretariaten werd het samenwerkingsverband uitgediept.
JAARVERSLAG 1999•2001
37
7 gemeenschappelijke sociale dienst
7.1
Taakomschrijving De Gemeenschappelijke Sociale Dienst (GSD) werd in 1972 opgericht binnen de RSZPPO en heeft zich sinds haar ontstaan steeds weten aan te passen aan de noden van de aangesloten besturen. De besturen die gebruik willen maken van de diensten van de GSD betalen daarvoor een bijdrage van 0,15 % op de loonmassa. Alle bijdragen komen terecht in een gemeenschappelijk fonds en worden herverdeeld volgens de sociale behoeften van de begunstigden. De begunstigden zijn zowel de actieve als de (niet-bijdrageplichtige) gepensioneerde personeelsleden van de aangesloten besturen.
Het aantal begunstigden stijgt Sinds haar oprichting heeft de GSD een permanente stijging gekend van het aantal besturen en begunstigden. Het aantal begunstigden voor het jaar 2001 is gestegen met 0,27 % ten opzichte van het jaar 2000 en met 3,34 % ten opzichte van het jaar 1999. In 2001 waren 54 % van de RSZPPO-besturen aangesloten bij de GSD of 36 % van alle bij de RSZPPO aangegeven werknemers.
De GSD bedient elk jaar meer klanten
De GSD levert de volgende diensten: • De maatschappelijk assistenten bemiddelen via sociale tegemoetkomingen, huisbezoeken, zitdagen, infosessies ... • De GSD kent automatisch premies toe • naar aanleiding van huwelijk, geboorte, pensionering... • voor de vakanties van kinderen • voor mindervalide kinderen. • De GSD geeft de besturen de mogelijkheid om bij OMOB een collectieve hospitalisatieverzekering af te sluiten • De vakantiedienst Pollen (vzw) biedt reizen en vakantieverblijven aan
BEGUNSTIGDEN EN BESTUREN 105.356
105.638
102.224 99.294
932 906
1998
938
915
1999
2000
2001
aantal aangesloten besturen GSD aantal begunstigden GSD
JAARVERSLAG 1999•2001
39
7 GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST
7.2
Activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst
7.2.1 De niet-automatische
genomen als ‘hulp in uitzonderlijke omstandigheden’). De tegemoetkomingen in de medische kosten nemen het grootste deel van het budget voor hun rekening.
tegemoetkomingen De niet-automatische tegemoetkomingen zijn in 2001 in belangrijke mate gedaald tegenover 1999. De verklaring hiervoor is een forse daling in de tegemoetkomingen voor studiekosten (voorheen afzonderlijk toegekend, thans slechts in aanmerking
TEGEMOETKOMINGEN IN GEVAL VAN
hospitalisatie medische kosten rusthuisopname overstromingen uitzonderlijke omstandigheden o.a. studiekosten medische kosten (Beperkt Comité GSD) overlijden (Beperkt Comité GSD) TOTAAL (100 %)
Medische kosten nemen het grootste deel van het budget op 1999
2000
2001
13,35 % 15,57 % 0,27 % 1,69 % 33,05 % 31,72 % 4,35 % 49.937.866 BEF (1.237.927,36 EURO)
14,14 % 18,86 % 1,76 % 0,076 % 27,19 % 33,31 % 4,59 % 45.390.075 BEF (1.125.190,57 EURO)
14,12 % 19,75 % 1,59 % 0,08 % 23,80 % 35,93 % 4,74 % 41.577.305 BEF (1.030.674,47 EURO)
EVOLUTIE NIET-AUTOMATISCHE TEGEMOETKOMINGEN (in BEF) 60.000.000 50.000.000 40.000.000 30.000.000 20.000.000 10.000.000 0 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
40
7.2.2 Automatische premies
7.2.3 Collectieve verzekering
De automatische premies worden op eenvoudig verzoek toegekend naar aanleiding van bepaalde familiale of professionele gebeurtenissen. Het volstaat om binnen de 18 maanden een aanvraag in te dienen.
De GSD heeft na een uitgebreide marktconsultatie een overeenkomst afgesloten met OMOB voor de collectieve verzekering ‘Verzorgingskosten bij hospitalisatie of ernstige ziekte’. Daardoor kunnen de bij de GSD aangesloten besturen nu een polis afsluiten zonder dat ze verplicht zijn zelf een marktonderzoek uit te voeren.
De vakantiepremies worden steeds belangrijker
Zodra de Dienst Gezinsprestaties van de RSZPPO op de hoogte is van een geboorte en als het bestuur aangesloten is bij de GSD, wordt de geboortepremie echter spontaan uitbetaald zonder bijkomende formaliteiten.
De lokale besturen in Vlaanderen zijn bij decreet verplicht een gratis hospitalisatieverzekering voor hun personeelsleden af te sluiten. Ter herinnering: de jaarlijkse premie bedroeg (tot 31/12/2001):
De GSD betaalt de volgende premies of tegemoetkomingen:
• 1.000 BEF (24,79 euro) voor een kind • 3.340 BEF (82,80 euro) voor een volwassene • 8.360 BEF (207,24 euro) voor wie ouder is dan 65 • 10.000 BEF (247,89 euro) voor wie ouder is dan 70
• Afscheidspremie: • 1.500 BEF (37,18 euro) voor 5 tot 10 jaren dienst • 3.000 BEF(74,37 euro) vanaf 10 jaren dienst • Huwelijkspremie: 3.000 BEF (74,37 euro) • Geboortepremie: 1.500 BEF (37,18 euro) • Tegemoetkoming voor mindervalide kinderen: 3.000 BEF/jaar (74,37 euro) • Tegemoetkoming voor familiale vakanties via Pollen: 150 BEF/dag (3,72 euro) met een maximum van 1.500 BEF (37,18 euro) per kind en per jaar. De premies toegekend naar aanleiding van een door de vakantiedienst ‘Pollen’ georganiseerde familiale vakantie nemen proportioneel toe.
PREMIE
voor familiale vakanties voor mindervalide kinderen geboortepremie huwelijkspremie afscheidspremie TOTAAL (automatische premies)
1999
2000
2001
27 % 14 % 21 % 18 % 20 % 16.002.150 BEF (396.682,94 EURO)
27 % 16 % 25 % 15 % 17 % 14.589.470 BEF (361.663,51 EURO)
32 % 13 % 22 % 16 % 17 % 16.349.132 BEF (405.284,40 EURO)
JAARVERSLAG 1999•2001
41
7 GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST
Aangesloten besturen en begunstigden aangesloten besturen kinderen volwassenen +65 +70 TOTAAL
2000
2001
688 15.449 34.989 1.659 1.267 53.364
706 17.087 38.253 1.820 1.507 58.667
734 18.837 42.182 1.984 1.741 64.744
800
70.000
700
60.000
600
50.000
500 40.000 400 30.000 300 20.000
200
10.000
100 0
AANTAL AANGESLOTEN BEGUNSTIGDEN
AANTAL AANGESLOTEN BESTUREN
De afgelopen drie jaar was er een stijging van het aantal begunstigden met een collectieve verzekering ‘Verzorgingskosten bij hospitalisatie en ernstige ziekte’ bij OMOB.
1999
0 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001 aantal aangesloten besturen aantal aangesloten begunstigden
7.2.4 Vakantiedienst ‘Pollen’ De vzw ‘Sociale dienst van de plaatselijke en gewestelijke overheidsdiensten’, ‘Pollen’, biedt vele mogelijkheden voor een vakantie in binnen- of buitenland aan interessante voorwaarden. De vzw is eigenaar van appartementen aan de kust en chalets in de Ardennen die tegen gunstige voorwaarden ter beschikking staan van de begunstigden van de GSD. De brochure ‘Pollen’ geeft jaarlijks een overzicht
42
van alle vakantiebestemmingen. Ook de belangrijkste touroperators en enkele vakantieverblijven waarmee een contract afgesloten werd, komen in dat aanbod voor. De GSD kent een vakantiepremie toe van 150 BEF (3,72 euro) per dag voor elk kind (tot 18 jaar) dat deelneemt aan een vakantie geboekt via de vakantiedienst ‘Pollen’. De toelage bedraagt maximum 1500 BEF (37,20 euro) per jaar en per kind.
7.3
Verdeling van de uitgaven De uitgaven van de GSD zijn onder te verdelen in drie grote posten: de diverse tegemoetkomingen (zowel de sociale tussenkomsten als de automatische premies), de promotie van vakanties en de kost voor administratie en maatschappelijk werk.
tegemoetkomingen administratie en maatschappelijk werk promotie van vakanties TOTAAL (100 %)
1999
2000
2001
55,47 % 28,26 % 16,27 % 118.880.326 BEF (2.946.966,30 EURO)
55,62 % 32,62 % 11,76 % 107.837.483 BEF (2.673.221,38 EURO)
53,78 % 36,71 % 9,51 % 107.710.387 BEF (2.670.070,75 EURO)
UITGAVEN 1999-2000-2001 ADMINISTRATIE EN MAATSCHAPPELIJK WERK 32 % AUTOMATISCHE PREMIES 14 % VAKANTIESECTOR 13 %
NIET-AUTOMATISCHE TEGEMOETKOMINGEN 41 %
JAARVERSLAG 1999•2001
43
7 GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST
7.4
Financiële gegevens
Gemeenschappelijke Sociale Dienst van 1987 tot 2001 JAAR
OPBRENGSTEN IN BEF
LASTEN IN BEF
RESULTAAT IN BEF
RESULTAAT IN EURO
GECUMULEERD RESULTAAT IN BEF
GECUMULEERD RESULTAAT IN EURO
1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
59.117.065 68.699.353 89.206.661 65.027.480 70.321.030 71.323.368 74.320.893 83.258.621 93.985.365 102.417.300 104.822.481 102.021.697 117.722.093 124.717.038 125.282.927
54.598.093 68.392.378 83.815.647 55.705.243 58.590.781 67.211.807 78.205.273 89.792.383 100.512.967 90.447.454 95.177.993 104.844.265 118.880.326 107.837.483 107.710.387
4.518.972 306.975 5.391.014 9.322.237 11.730.249 4.111.561 -3.884.380 -6.533.762 -6.527.602 11.969.846 9.644.488 -2.822.568 -1.158.233 16.879.555 17.572.540
112.022,39 7.609,71 133.639,74 231.092,22 290.785,28 101.922,94 -96.291,27 -161.967,73 -161.815,03 296.724,73 239.080,61 -69.969,63 -28.711,84 418.433,23 435.611,89
17.680.099 22.199.071 22.506.046 27.897.060 37.219.297 48.949.546 53.061.107 49.176.727 42.642.965 36.115.363 48.085.209 57.729.697 54.907.129 53.748.896 70.628.451 88.200.991
438.278,21 550.300,60 557.910,31 691.550,05 922.642,27 1.213.427,55 1.315.350,49 1.219.059,22 1.057.091,49 895.276,46 1.192.001,19 1.431.081,80 1.361.112,17 1.332.400,33 1.750.833,56 2.186.445,45
GEMEENSCHAPPELIJKE SOCIALE DIENST VAN 1987 TOT 2001 (in BEF) 140
opbrengsten lasten
120 100 80 60 40 20 0 1987
44
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
EVOLUTIE VAN HET RESERVEFONDS VAN 1987 TOT 2001 100
2,50
90 80
2,00
60
1,50
50 40
1,00
MILJOEN EURO
MILJOEN BEF
70
30 20
0,50
10 0,00
0 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
JAARVERSLAG 1999•2001
45
8 rekeningen en balans
8.1
Samenvatting van de rekeningen van het dienstjaar
8.1.1 Balans BALANS IN BEF N° 1 2 3 4 5 6 7
ACTIVA
1999
materiële vastleggingen 712.697.552 vastliggende financiële 171.000 waarden financieel omzetbaar 35.418.699.965 financieel beschikbaar 5.377.686.810 debiteuren 27.582.360.120 overgangsrekeningen 7.147.316.026 schuldvorderingen tegen1.153.578.835 over Belgische instellingen voor sociale zekerheid onderworpen aan de wet van 16/03/1954 TOTAAL 77.392.510.308
2000
2001
N°
PASSIVA
696.183.073 314.047
659.482.350 384.865
10 13
Reservefonds Crediteuren
41.091.085.280 8.358.538.436 729.523.991 5.334.708.922
48.862.307.541 11.694.605.218 1.424.787.800 10.328.838.916
14 15
Overgangsrekeningen Schulden tegenover Belgische instellingen voor sociale zekerheid onderworpen aan de wet van 16/03/1954
56.210.353.749
72.970.406.690
TOTAAL
1999
2000
2001
40.538.346.066 36.796.553.736
42.506.505.503 10.095.970.731
49.479.321.510 17.797.172.457
57.610.506
634.496.238 2.973.381.277
736.314.149 4.957.598.574
77.392.510.308
56.210.353.749
72.970.406.690
BALANS IN EURO N° 1 2 3 4 5 6 7
ACTIVA
1999
materiële vastleggingen 17.667.310,83 vastliggende financiële 4.238,98 waarden financieel omzetbaar 878.006.637,72 financieel beschikbaar 133.309.373,85 debiteuren 683.748.847,17 overgangsrekeningen 177.177.336,24 schuldvorderingen tegen28.596.472,35 over Belgische instellingen voor sociale zekerheid onderworpen aan de wet van 16/03/1954 TOTAAL 1.918.510.217,14
2000
2001
N°
PASSIVA
17.257.927,59 7.785,02
16.348.140,43 9.540,55
10 13
reservefonds crediteuren
1.018.621.396,68 207.202.755,49 18.084.427,35 132.243.979,83
1.211.264.964,49 289.901.690,83 35.319.566,98 256.045.228,57
14 15
overgangsrekeningen schulden tegenover Belgische instellingen voor sociale zekerheid onderworpen aan de wet van 16/03/1954
1.393.418.271,96
1.808.889.131,85
TOTAAL
1999
2000
2001
1.004.919.349,48 912.162.740,51
1.053.708.747,49 250.272.577,05
1.226.560.341,25 441.180.381,14
1.428.127,14
15.728.750,89 73.708.196,53
18.252.750,97 122.895.658,49
1.918.510.217,13
1.393.418.271,96
1.808.889.131,85
JAARVERSLAG 1999•2001
47
8 REKENINGEN EN BALANS
8.1.2 Detail van het reservefonds
DETAIL VAN HET RESERVEFONDS IN BEF 1999
fonds gezinsprestaties 6.625.420.112 fonds: pool 1 15.624.019.823 fonds: pool 2 -473.571.457 fonds: pool 4 2.421.436.545 Egalisatiefonds 6.374.486.315 fonds van het huurgebouw 345.013.927 fonds: GSD (Gemeenschappelijke Sociale Dienst) 53.748.896 fonds: vastliggend -466.037.840 boni KB (2 jaar later toe te wijzen) 4.061.169.109 bijdragen van het 4de kwartaal van het volgende jaar toe te wijzen 3.518.422.245 fonds van het vastliggend 712.697.552 overgedragen resultaten (niet geaffecteerde interesten) 1.637.694.769 diverse reserves 103.846.070 TOTAAL 40.538.346.066
2000
6.625.420.112 17.904.952.227 -742.089.420 2.805.213.507 7.804.202.330 276.474.183 70.628.451 -455.135.205 2.859.142.139 2.607.237.978 696.183.073 1.923.886.345 130.389.783 42.506.505.503
2001
6.625.420.112 21.094.695.371 -1.362.687.369 3.196.070.893 9.386.716.216 192.303.638 88.200.991 -424.046.326 2.393.399.607 5.117.047.203 659.482.350 2.329.166.088 183.552.736 49.479.321.510
DETAIL VAN HET RESERVEFONDS IN EURO 1999
fonds gezinsprestaties 164.239.874,46 fonds: pool 1 387.309.334,50 fonds: pool 2 -11.739.529,77 fonds: pool 4 60.025.844,02 Egalisatiefonds 158.019.388,12 fonds van het huurgebouw 8.552.671,85 fonds: GSD (Gemeenschappelijke Sociale Dienst) 1.332.400,33 fonds: vastliggend -11.552.776,28 boni KB (2 jaar later toe te wijzen) 100.673.752,51 bijdragen van het 4de kwartaal van het volgende jaar toe te wijzen 87.219.409,20 fonds van het vastliggend 17.667.310,83 overgedragen resultaten (niet geaffecteerde interesten) 40.597.392,88 diverse reserves 2.574.276,83 TOTAAL 1.004.919.349,48
48
2000
164.239.874,47 443.852.171,83 -18.395.916,20 69.539.426,40 193.461.122,36 6.853.615,97 1.750.833,57 -11.282.507,02 70.876.282,27 64.631.741,23 17.257.927,59 47.691.896,73 3.232.278,29 1.053.708.747,49
2001
164.239.874,47 522.923.838,95 -33.780.137,51 79.228.527,91 232.690.616,88 4.767.082,67 2.186.445,45 -10.511.833,84 59.330.826,48 126.848.286,76 16.348.140,43 57.738.519,13 4.550.153,47 1.226.560.341,25
8.1.3 Resultaat
RESULTAAT IN BEF kinderbijslag (met GECO) pool 1 pool 2 GSD (Gemeenschappelijke Sociale Dienst)
1999
2000
2.019.479.732 1.460.218.186 -552.953.813 -1.207.982
963.365.710 1.368.243.587 -405.178.646 16.879.555
2001
1.430.033.897 2.368.646.545 -742.119.497 17.572.540
RESULTAAT IN EURO 1999
kinderbijslag (met GECO) pool 1 pool 2 GSD (Gemeenschappelijke Sociale Dienst)
50.061.594,90 36.197.863,31 -13.707.366,97 -29.945,09
2000
23.881.212,15 33.917.872,55 -10.044.116,27 418.433,24
2001
35.449.614,33 58.717.214,10 -18.396.661,79 435.611,89
JAARVERSLAG 1999•2001
49
9 website In de zomer van 1999 ging de RSZPPO online met een Nederlandstalige RSZPPOwebstek, een Franstalige ONSSAPL-site en een Duitstalige LSSPLV-variant. Met deze website wou de RSZPPO op de eerste plaats informeren: zich als instelling voorstellen, de drie basisopdrachten toelichten en contactpersonen opgeven.
Bijna anderhalf jaar later, in december 2001, kreeg de RSZPPO-site een nieuw jasje aangemeten. De website werd opgebouwd rond de drie basisdiensten van de RSZPPO. De website introduceerde het nieuwe RSZPPOlogo bij het grote publiek.
Een website in de drie landstalen
50
Sinds 2001 kan de geïnteresseerde bezoeker zich inschrijven op een mailinglist om de laatste nieuwtjes over de website te ontvangen. Gestart in april 2001 kende deze lijst een aarzelende start: gemiddeld schreven zich 8 geïnteresseerden per maand in, vooral medewerkers van gemeentebesturen en OCMW’s. Eind 2001 noteerden wij 71 inschrijvingen. Sinds de introductie van de nieuwe RSZPPO-webstek is de belangstelling echter gevoelig toegenomen. Een ander voorbeeld van interactiviteit is een online informatieformulier over de elektronische aangifte via MQ-Series.
Het model (‘template’) is opgemaakt in blauw en lichtgroen, de kleuren van het logo. Intussen groeide het publiek gestaag aan: in 2000 lokte de RSZPPO-website dagelijks gemiddeld 20 bezoekers, in 2001 was dit aantal verdrievoudigd.
Een interactief netwerk
De RSZPPO-website is eenvoudig en makkelijk toegankelijk: een gebruiksvriendelijk menu en duidelijke navigatie-elementen voeren de bezoekers vlot doorheen de boomstructuur. De afwezigheid van frames en Flash bevordert de snelheid en de toegankelijkheid. Ook blinden en slechtzienden kunnen de RSZPPO-nieuwtjes online consulteren. Zo werden bijvoorbeeld aan niet-tekstuele elementen teksten toegevoegd die zij dankzij hun brailleregel kunnen lezen. Het leverde de RSZPPO-website een BlindSurfer-label op.
Deze eerste stappen in het e-governmentbeleid waarin online transacties centraal staan, moeten uiteindelijk leiden tot een geïntegreerd informatienetwerk van de sociale zekerheid. Via de portaalsite van de sociale zekerheid, die alle sociale parastatalen verenigt, zullen bedrijven, organisaties en burgers op een snelle en transparante manier de juiste informatie vinden. De klemtoon ligt daarbij op de gebruikers (burgers, werkgevers) en de ‘sociale gebeurtenissen’ (geboorte, ongeval, pensioen...) en niet op de identiteit van de verschillende parastatalen. In het kader van het e-governmentproject binnen de sociale zekerheid (Dimona of de Onmiddellijke Aangifte, DMFA of De Multifunctionele Aangifte en de ASR of Aangifte Sociaal Risico) is deze portaalsite reeds online voor informatie en transacties: www.sociale-zekerheid.be.
Naar een geïntegreerd informatienetwerk van de sociale zekerheid
JAARVERSLAG 1999•2001
51
10 vorming en opleiding Het totaal aantal dagen opleiding steeg van 416 in 2000 naar 743 in 2001.
2000 > VERHOUDINGEN TUSSEN DE INTERNE EN EXTERNE OPLEIDINGEN
2001 > VERHOUDINGEN TUSSEN DE INTERNE EN EXTERNE OPLEIDINGEN
(% van het totaal aantal opleidingsdagen)
(% van het totaal aantal opleidingsdagen)
EXTERNE OPLEIDINGEN 80,14 %
INTERNE OPLEIDINGEN 59,04 % EXTERNE OPLEIDINGEN 40,96 %
INTERNE OPLEIDINGEN 19,86 %
VERHOUDING TUSSEN DE OPLEIDINGEN
(% van het totaal aantal opleidingsdagen)
39,59
40 %
2000
35,88
2001
35 % 30 %
28,33
25 % 19,17
20 % 15 %
14,35
13,64
14,59 10,77
9,09
10 %
6,39 5%
1,44 2,22
0% MS OFFICE
MS WINDOWS
2,69
1,61
0,24 ANDERE SOFTWARE
TALEN
TAALMANAGEMENT VAARDIGHEID
DIENST: INHOUD & TOOLS
TECHNISCHE OPLEIDINGEN CIV* * Centrum voor Informatieverwerking
52
11 personeelsgegevens 11.1
RSZPPO
(situatie 31/12/2001)
De RSZPPO heeft 335 medewerkers, verspreid over de volgende diensten: Algemeen Bestuur • Directiestaf Dienst Gezinsprestaties Dienst Sociale Zekerheid Gemeenschappelijke Sociale Dienst Inspectie Centrum voor Informatieverwerking Audit, evaluatie, vorming Andere diensten (personeel, boekhouding, documentatie,…)
4 115 59 28 20 35 3 49
Op een totaal van 335 RSZPPO medewerkers zijn: 80 % 70 % 60 % STATUTAIREN 75 %
VROUWEN 62 %
50,00
50 % 40 %
MANNEN 38 %
30 % CONTRACTUELEN 25 %
20 %
15,00
16,00
14,00
10 %
5,00 NIVEAU
0% 1 (A)
2+ (B)
2 (C)
3 (D)
4 (D)
JAARVERSLAG 1999•2001
53
11 PERSONEELSGEGEVENS
11.2
Dienst Gezinsprestaties
(situatie 31/12/2001)
Op een totaal van 115 medewerkers in de Dienst Gezinsprestaties zijn:
80 % 69,00
70 % 60 %
NEDERLANDSTALIG FRANSTALIG 57 % 43 %
VROUWEN 67 %
STATUTAIREN 81 %
50 % 40 % 30 %
MANNEN 33 %
19,00
20 % CONTRACTUELEN 19 %
10 %
7,00
0%
3,00
2,00
1 (A) 2+ (B) 2 (C)
11.3
Dienst Sociale Zekerheid
3 (D)
NIVEAU
4 (D)
(situatie 31/12/2001)
Op een totaal van 59 medewerkers in de Dienst Sociale Zekerheid zijn:
80 % 70 %
68,00
60 %
FRANSTALIG 46 %
NEDERLANDSTALIG 54 %
VROUWEN 66 %
STATUTAIREN 58 %
50 % 40 % 30 %
MANNEN 34 % CONTRACTUELEN 42 %
20 %
19,00
10 %
8,00
5,00
NIVEAU
0% 1 (A) 2+ (B) 2 (C)
11.4
Gemeenschappelijke Sociale Dienst
3 (D)
4 (D)
(situatie 31/12/2001)
Op een totaal van 28 medewerkers in de Gemeenschappelijke Sociale Dienst zijn:
80 % 70 % 60 %
NEDERFRANSTALIG LANDSTALIG 50 % 50 %
VROUWEN 82 %
STATUTAIREN 79 %
50 % 39,00
40 %
36,00
30 % MANNEN 18 %
CONTRACTUELEN 21 %
20 % 10 % 11,00
14,00 NIVEAU
0% 1 (A) 2+ (B) 2 (C) 54
3 (D)
4 (D)
12 verklaring afkortingen ASR BS CDVU CIV DIMONA DMFA DOSZ FAO FBZ FOD GECO GPI GSD GW HVK HVW HZIV KB KSZ MQ-SERIES OCMW OMOB RIZIV RJV RKW RSZ RSZPPO RSVZ RVA RVP SSGPI
Aangifte Sociaal Risico Belgisch Staatsblad Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven Centrum voor Informatieverwerking Onmiddellijke Aangifte (van een tewerkstelling) De Multifunctionele Aangifte Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid Fonds voor Arbeidsongevallen Fonds voor de Beroepsziekten Federale Overheidsdienst Gesubsidieerde Contractuelen Geïntegreerde Politie Gemeenschappelijke Sociale Dienst Geordende Wetten Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Koninklijk Besluit Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid Message queuing (wordt gebruikt voor het elektronisch versturen van de aangite) Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Onderlinge Maatschappij der Openbare Besturen Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Rijksdienst voor Pensioenen Sociaal Secretariaat van de Geïntegreerde Politie
JAARVERSLAG 1999•2001
55
DIT JAARVERSLAG KWAM TOT STAND DANK ZIJ DE MEDEWERKING VAN
Christelle Angelucci, Vanessa Bosseman, Alex Burke, Louis Cornelis, Marleen De Norre, Guy Gilson, Anja Hellemans, Herman Leenders, Jules Lenaerts, Isabelle Martin, Godelieve Moreels, Luc Nefontaine, Hilde Taels, Rahmiye Yilmaz
56