Richtlijnen voor een wetenschappelijk betoog Anne-Marie Mineur 10 oktober 2007
Inhoudsopgave 1 Checklist 1.1 Opzet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2 Onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3 Paper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3 3 3 4
2 Het 2.1 2.2 2.3
5 5 5 6
schrijven van een wetenschappelijk betoog Verloop van een wetenschappelijk proces . . . . . . . . . . . . Globale opzet van een wetenschappelijk betoog . . . . . . . . Inhoudsopgave van een wetenschappelijk betoog . . . . . . . .
3 Taal 3.1 Typefouten . . 3.2 D’s en t’s . . . 3.3 Consequent zijn 3.4 Meervouden . . 3.5 Bezittelijk ’s . . 3.6 Echter . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
7 7 7 7 8 8 8
4 Stijl 4.1 Leesbaarheid . . . . . . . . . . . 4.2 Kopjes en alinea’s . . . . . . . . 4.3 Schrijftaal . . . . . . . . . . . . . 4.4 Onpersoonlijke stijl . . . . . . . . 4.5 Verwijzen . . . . . . . . . . . . . 4.6 Academisch wij . . . . . . . . . . 4.7 Superlatieven en understatements 4.8 Afkortingen . . . . . . . . . . . . 4.9 Herhaling . . . . . . . . . . . . . 4.10 Telwoorden . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
9 9 9 9 10 10 10 10 10 11 11
. . . . . . . . . . . . . . . . met de tijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
. . . . . .
4.11 Opsommingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.12 Titulatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.13 Alfa-informatica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 LATEX 5.1 Afbreken . . . . . 5.2 Streepjes . . . . 5.3 Leestekens . . . . 5.4 Breuken . . . . . 5.5 Aanhalingstekens 5.6 Formules . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
11 11 11 12 12 12 12 13 13 13
6 BibTEX 14 6.1 Het LATEX-bestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 6.2 Voorbeeld van een BibTEX-bestand . . . . . . . . . . . . . . . 15
2
Hoofdstuk 1
Checklist 1.1
Opzet
1. Lees de opdracht zorgvuldig. 2. Lees het relevante materiaal. • Lees de opgegeven stukken. • Raadpleeg de college-aantekeningen voor de Groningse insteek. • Bekijk het werk van eerdere studenten1 . 3. Kies een duidelijke stelling, die in die discussie past. 4. Maak een concreet plan: • Welke argumenten gebruik je, en hoe ga je die inkleden? • Welke voorbeelden kies je? 5. Wees re¨eel in wat je kunt doen. 6. Overleg eventueel met de docent.
1.2
Onderzoek
1. Lees de adviezen over het schrijven van een wetenschappelijke betoog (hoofdstuk 2). 2. Onderbouw elke bewering die je doet. 1
Zie http://odur.let.rug.nl/∼mineur/onderwijs/Voorbeelden.html.
3
3. Maak gebruik van het internet en van de bibliotheek. 4. Noteer welke verwijzingen je gebruikt, en geef ze in je paper. Werk van anderen gebruiken zonder attributie is plagiaat. 5. Lees de richtlijnen op de website van Informatiekunde2 , en de relevante passages uit het Onderwijs en Examenreglement3 .
1.3
Paper
1. Herlees de schrijfadviezen (hoofdstuk 3–4). 2. Kijk of LATEX geen rare dingen gedaan heeft (zie hoofdstuk 5). 3. Maak gebruik van BibTEX(zie hoofdstuk 6). Check of je verwijzingen kloppen. 4. Print het paper, en lees het kritisch (hardop?) door • Let op taalfouten (spellchecker!) • Let op kromme zinnen • Let op lange zinnen • Controleer of de afbreekstreepjes kloppen (LATEX is niet foutloos)
2
Zie http://www.rug.nl/let/onderwijs/communicatieeninformatie/ informatiekunde/onderwijs/verantw. 3 Zie Nestor, onder Organisatie.
4
Hoofdstuk 2
Het schrijven van een wetenschappelijk betoog 2.1
Verloop van een wetenschappelijk proces
• Je loopt tegen een vraag aan (“Is vergrijzing werkelijk een probleem?”) • Je gaat op zoek naar een antwoord in het werk van anderen • Als je geen bevredigend antwoord vindt, formuleer je zelf een antwoord • Dat breng je naar buiten
2.2
Globale opzet van een wetenschappelijk betoog
• Ik liep tegen de volgende onzekerheid aan (of, algemener: de volgende vraag); • Ik ging op zoek om te zien of iemand de oplossing al gevonden had; • Ik vond X, Y en Z, maar geen expliciet antwoord op mijn vraag; • Ik deed het volgende onderzoek op basis van X, Y en Z • Op basis van mijn resultaten wil ik oplossing Q aandragen: . . . • Het leuke van mijn oplossing is, . . . • In de toekomst zou het leuk zijn om . . . 5
2.3
Inhoudsopgave van een wetenschappelijk betoog
• Probleemstelling • Literatuuronderzoek • Discussie • Eigen onderzoek • Resultaten • Conclusies • ‘Future Work’
6
Hoofdstuk 3
Taal 3.1
Typefouten
Lees je stuk nog eens door voor je het inlevert, er staan soms overduidelijke typefouten in. Een spellingschecker kan juist voor dit soort fouten goede diensten bewijzen, en bij twijfel kun je bij Van Dale, zie http: //www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek. woorden opzoeken. Let vooral op met knippen en plakken, soms levert dat heel rare zinnen op — de zogeheten anakoloeten. Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Anakoloet.
3.2
D’s en t’s
Let op met d’s en t’s, niet alleen in de tegenwoordige tijd (‘Nerbonne vindt’), maar ook in de verleden tijd (‘Nerbonne heeft vermeld’). Alleen woorden waarvan de stam eindigt op een letter van het kofschip, krijgen in het voltooid deelwoord een t. Dus ‘geblaft’ vanwege de ‘f’ in ‘blaffen’ en ‘geloofd’, vanwege de ‘v’ in ‘geloven’. Zie ook http://taaladvies.net/index.php? label=d t dt.
3.3
Consequent zijn met de tijden
Wees consequent in de tijd waarin je schrijft: wissel niet zonder aanleiding van tegenwoordige tijd naar verleden tijd.
7
3.4
Meervouden
‘Data’ en ‘media’ zijn het meervoud van ‘datum’ en ‘medium’, daarom ‘data moesten worden verzameld’ en ‘de media schreven er dagen over’. Als je een enkelvoudig woord wilt gebruiken voor ‘data’, schrijf dan ‘materiaal’.
3.5
Bezittelijk ’s
Bezittelijk ’s is voor het Nederlands anders dan voor het Engels. In het Nederlands schrijven we ‘Nerbonnes’, in het Engels ‘Nerbonne’s’. Zie http: //woordenlijst.org/leidraad/14/ voor richtlijnen.
3.6
Echter
Begin een zin nooit met ‘echter’, want het is een bijwoord. Echter, wanneer het woord met nadruk wordt gebruikt en gevolgd wordt door een komma, dan mag je daarop een uitzondering maken, zoals in deze zin. Zie ook http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/236.
8
Hoofdstuk 4
Stijl 4.1
Leesbaarheid
Let op dat je zinnen een beetje prettig lopen. Als je geen geroutineerde schrijver bent, is het geen luxe om je verhaal een keertje hardop voor te lezen en te kijken waar het hapert. Ook te lange zinnen zullen je zo opvallen. Wees niet bang om stukken tekst weg te knippen (en desnoods even in een ander bestandje te bewaren) en je verhaal te herschrijven. Het resultaat is bijna altijd beter.
4.2
Kopjes en alinea’s
Structuur helpt de lezer om je betoog te overzien en te begrijpen. Zorg ervoor dat een alinea een centrale regel heeft, en probeer om die regel vooraan in de alinea te zetten. Geef samenhangende alinea’s een helder kopje.
4.3
Schrijftaal
Het is prima dat je je aanpast aan je lezerspubliek en niet al te joviaal schrijft, maar overdrijf het niet, en kijk uit voor oubollig en al te vormelijk taalgebruik. Liever ‘een boek dat’ dan ‘een boek welke’. Liever ‘voordat’ dan ‘alvorens’. Wees ook spaarzaam met (academische) clich´e’s als ‘dit mag een schoolvoorbeeld (of: de belangrijkste reden) worden genoemd’ en ‘vandaag de dag’. Uitdrukkingen als ‘het moge duidelijk zijn dat’, ‘het is natuurlijk zo dat’ zijn voorbeelden van drogredenen: zij ontduiken de bewijslast, zie http: //nl.wikipedia.org/wiki/Drogreden#Ontduiken van bewijslast. 9
4.4
Onpersoonlijke stijl
Let op met passieve vormen. ‘In dit schrijven wordt getracht’ blijft in de lucht hangen, net als het gebruik van ‘men’ of ‘iemand’. Beschrijf het onderwerp zo veel mogelijk: ‘de lezer’, ‘de onderzoeker’, ‘de toevallige passant’.
4.5
Verwijzen
Gebruik in principe alleen persoonlijke voornaamwoorden (hij, zij, het) wanneer een complete aanduiding storend is. Als je ze gebruikt, zorg dan dat duidelijk is waar ze naar verwijzen. Vermijd uitdrukkingen als ‘welke’.
4.6
Academisch wij
In de academische traditie schrijven veel mensen ‘we’ als onderwerp van een artikel, als in ‘wij wetenschappers’, maar je mag ook rustig op persoonlijke titel schrijven: ‘ik’. In dat verband: vermijd uitspraken als ‘naar mijn idee’, of ‘mijns inziens’. Het is duidelijk dat het betoog voor jouw rekening is: je naam staat erboven.
4.7
Superlatieven en understatements
Let op met al te veel superlatieven als ‘zeer zeker’, ‘bijzonder goed’, ‘een groot voordeel’. Waarom niet gewoon ‘zeker’, ‘goed’ en ‘een voordeel’ ? Probeer liever met understatements te werken, een wetenschappelijk artikel is betrouwbaarder wanneer het voorzichtig geformuleerd is.
4.8
Afkortingen
Schrijf afkortingen consequent uit, de eerste keer dat je ze gebruikt. Daarna kan je ze pas alleen gebruiken. Dus ‘World Wide Web (WWW)’ en ‘Informatie- en Communicatietechnologie (ICT)’.
4.9
Herhaling
Let op met herhaling: je gebruikt ongemerkt al gauw stopwoordjes als ‘dus’, ‘gewoon’, en ‘ook’.
10
4.10
Telwoorden
Schrijf telwoorden tot en met twaalf uit (dus niet 1, 2, 3, maar ´e´en, twee, drie).
4.11
Opsommingen
Wees consequent met je opsommingen. Als je begint met ‘ten eerste’, vervolg dan met ‘ten tweede’, en niet ‘in de tweede plaats’.
4.12
Titulatuur
In een wetenschappelijk artikel gebruiken we geen titulatuur. Je hebt het over ‘Nerbonne’, of eventueel ‘John Nerbonne’ als er verwarring zou kunnen ontstaan omdat er meerder Nerbonnes zijn. Dat doe je ook als je iemand in het dagelijks leven alleen met mijnheer of mevrouw zou aanspreken. In feite spreek je namelijk over iemands publicaties, en die heten nu eenmaal ‘(Nerbonne 1995)’.
4.13
Alfa-informatica
We spreken niet meer over Alfa-informatica (en dus ook niet over alphainformatics), maar over Informatiekunde.
11
Hoofdstuk 5
LATEX Als je LATEX wilt installeren op je Windowscomputer, dan kun je terecht op http://cerium.raunvis.hi.is/∼tpr/latex/.
5.1
Afbreken
• Afbreekstreepjes kun je handmatig invoeren met \-. Dus af\-breek\streep\-jes. Die zijn niet zichtbaar in de tekst, maar ze helpen LATEX wel om goed af te breken. • Een andere oplossing, speciaal voor langere teksten, is een lijstje met afbreekpatronen v´o´or de regel \begin{document} – in de preamble, zoals dat heet. Dat doe je zo: \hyphenation{af-breek-streep-jes}. • De handigste oplossing is echter het gebruik van het Babel-pakket met optie ‘dutch’: \usepackage[dutch]{babel}.
5.2
Streepjes
Streepjes heb je in drie smaken: -, -- en ---, oftewel -, – en —. De kortste gebruik je voor samentrekkingen: groente- en fruithandel; de middelste voor reeksen: pagina 11–33, en de langste als gedachtenstreepjes: he spent little time — in fact, he . . .
5.3
Leestekens
Leestekens werken anders dan in Word. be¨ınvloedt, bijvoorbeeld, schrijf je be\"invloedt, effici¨ent is effici\"ent. Zie ook de handleiding die je bij 12
het eerste praktikum bekeken hebt. Met behulp van het pakket fontenc kun je overigens een aantal ‘funny characters’ wel opvangen. Dat doe je door de regel \usepackage[T1]{fontenc} toe te voegen in je preamble.
5.4
Breuken
Een breuk in LATEX maak je zo: $\frac{1}{3}$. In lopende tekst schrijf je dat echter liever uit: eenderde.
5.5
Aanhalingstekens
Let op dat je aanhalingstekens links en rechts onderscheidt: ‘aanhalingstekens’ en “aanhalingstekens” schrijf je respectievelijk als ‘aanhalingstekens’ en ‘‘aanhalingstekens’’.
5.6
Formules
Formules schrijf je zo: \begin{displaymath} H = -\sum_{i=1}^M ~ P_i log_2 P_i ~ bits/symbol \end{displaymath} Het resultaat: H=−
M X
Pi log2 Pi bits/symbol
i=1
13
Hoofdstuk 6
BibTEX BibTEXis krachtig en handig, maar niet eenvoudig. Je hebt een aantal dingen nodig: 1. Een LATEX-bestand met verwijzingen. 2. Een BibTEX-bestand met bibliografische gegevens. 3. Een aantal hulpbestanden. De hulpbestanden (harvard.sty, in dit voorbeeld) dienen om te kunnen verwijzen vanuit een LATEX-bestand, en om een stijl van verwijzen in te stellen (jmr, in dit voorbeeld). We zullen daar in deze richtlijnen niet verder op in gaan. In de volgende secties bespreken we het LATEX-bestand en het BibTEX-bestand.
6.1
Het LATEX-bestand
Het LATEX-bestand is een gewoon LATEX-bestand, met een paar bijzondere kenmerken. • In de kop van het bestand, de zogeheten preamble, staan de regels \usepackage{harvard} en \bibliographystyle{jmr}. • In de tekst zelf wordt verwezen naar referenties uit de bibliografie met behulp van een unieke identifier. In dit voorbeeld wordt verwezen naar een referentie met de identifier nerbonne:93, met behulp van de regel \cite{nerbonne:93}.
14
• Tot slot wordt een bibliografie gecre¨eerd in de tekst door middel van de regel \bibliography{oratie}. Het voorbeeld-bestand ziet er alsvolgt uit. \documentclass[11pt]{article} \usepackage{harvard} \bibliographystyle{jmr} \title{Opdracht 2} \author{Anne-Marie Mineur} \begin{document} \maketitle \section*{Inleiding} \section{Een kleine digitale revolutie} Ik onderschrijf de stelling die wordt geponeerd in \cite{nerbonne:93}, ... \section*{Conclusies} \bibliography{oratie} \end{document}
6.2
Voorbeeld van een BibTEX-bestand
BibTEX-bestanden hebben een heel vaste structuur. Ze bestaan uit een typeaanduiding gevolgd door de unieke identifier. Dan volgt er, afhankelijk van het type, een lijstje combinaties van veldnamen en waarden. Deze structuur is erg belangrijk, wil het programma ermee uit de voeten kunnen. Het is daarom aan te raden om gebruik te maken van hulpprogramma’s, bijvoorbeeld van het op Java gebaseerde programma JabRef (zie http://jabref.sourceforge.net/). Onderstaand volgt een voorbeeld van een BibTEX-bestand met ´e´en referentie erin.
15
@Article{nerbonne:93, author= "John Nerbonne and Klaus Netter and Kader Diagne and Ludwig Dickmann and Judith Klein", title = {A Diagnostic Tool for German Syntax}, journal = {Machine Translation}, volume = "8", number = "", pages = {85-107}, note = {also available as DFKI Research Report DFKI-RR-92-03}, year = "1993" }
16