Een diamant is voor altijd K W A L IT A T I E F O ND E RZ O E K N A A R D E ER V AR E N B A A T V A N H ET B U D D Y PRO J E CT B I J G E Z I NN E N, Z O RG V E R L E N ER S EN ST UD E NT E N
ANNEMARIE HOOGEWYS en ELS GOETHALS Praktijkgericht aktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek, Arteveldehogeschool, Arteveldehogeschool Gent
Colofon Een diamant is voor altijd Kwalitatief onderzoek naar de ervaren baat van het buddyproject bij gezinnen, zorgverleners en studenten. Auteurs: Hoogewys Annemarie en Goethals Els
Deze leidraad werd ontwikkeld met PWO-middelen van de Arteveldehogeschool. Het materiaal uit deze leidraad mag gebruikt worden voor niet-commerciële doeleinden, mits duidelijke vermelding van de auteurs en bron.
Meer informatie:
[email protected] Verantwoordelijke uitgever : Johan Veeckman, Arteveldehogeschool ©2013 – Arteveldehogeschool, Hoogpoort 15, 9000 Gent – www.arteveldehogeschool.be
2
In het kort
Hoge drempels naar de zorg spelen een belangrijke rol in de relatie tussen kansarmoede enerzijds en een minder goede zwangerschapsuitkomst en ontwikkelingskansen voor kinderen anderzijds. Professionals, die zorg bieden aan kansarme zwangeren en jonge ouders, moeten specifieke competenties ontwikkelen om aangepaste zorg te bieden. Een contextuele en multidisciplinaire aanpak staan hierbij op de voorgrond. In het project ‘Een buddy bij de wieg’, dat voor het vijfde jaar loopt, nemen studenten vroedkunde en sociaal werk de rol op van coach om een kansarm gezin te begeleiden in een intensief ‘outreachend’ een-op-een traject. De buddy’s worden begeleid door docenten in een intervisiegroep. Organisaties uit medische en sociale zorg zijn partners. Het buddy model wordt in dit project voor de eerste keer toegepast in een perinatale context. Deze evaluatie werd uitgevoerd om na te gaan wat de ervaren baat is van het project bij gezinnen, zorgverleners en studenten: welke succesfactoren en belemmeringen het project inhoudt om een instrument te vormen in de bestrijding van kinderarmoede, of het de vorming van een zorgnetwerk tussen de verschillende zorgverleners bevordert, en of het een nuttig onderwijsmodel is om studenten de nodige competenties bij te brengen. Hiertoe gebruikten we een kwalitatieve onderzoeksmethode. Van januari tot april 2013 werden 30 recente of actieve participanten aan het project geselecteerd via purposive sampling. Zowel gezinnen, studenten als zorgverleners namen deel aan dit onderzoek via een narratief diepteinterview. De gegevens uit deze interviews werden op een inductieve manier geanalyseerd. Het buddymodel draagt een aantal unieke elementen in zich als nieuw model van hulpverlening aan kwetsbare zwangeren en als onderwijsmodel voor toekomstige professionals. Het levert een bijdrage aan de kansen voor kansarme gezinnen om hun kinderen een zo goed mogelijke start te geven: via praktische, administratieve en verbindende ondersteuning kan de buddy daar een belangrijke hefboom betekenen naar een betere situatie die blijft. Het model levert unieke leerkansen op voor studenten om kennis en attitude op te bouwen in de zorg aan kansarme zwangeren: het herkennen en erkennen van kwetsbaarheid, het actief in dialoog gaan en samen met hen voor de beste kansen gaan. Het model draagt bij tot het vormen van een zorgnetwerk rondom het gezin. Een gedegen ondersteuning vanuit de school en een doorgedreven communicatie met de omringende zorgverleners zijn essentieel. Samenwerking in een overlegplatform, waarbij de zorgverleners een actievere rol spelen in de buddybegeleiding, verdient aanbeveling. De betrokken partijen zijn voorstander van het model op korte en lange termijn. Brede implementatie van het model biedt de mogelijkheid tot verdere evaluatie.
3
4
Een diamant is voor altijd
K W A LIT AT I EF O N D ER Z O E K N A A R D E ER V A RE N B A AT V AN H ET BU DD Y P RO J EC T BIJ G EZ IN N EN , Z O RG V ER R L EN E R S E N ST U DE NT E N
ANNEMARIE HOOGEWYS EN N ELS GOETHALS
Oktober 2013 Eindrapport Praktijkgericht Pr Wetenschappelijk Onderzoek Arteveldehog Arteveldehogeschool Gent
‘De levenskracht en de duurzaamheid van elke samenleving hangt af van de mate waarin men mogelijkheden schept voor alle kinderen, en dat vanaf hun prilste leeftijd. Zij moeten alles wat ze in zich hebben kunnen waarmaken en verantwoordelijke verantwoordelijke en productieve burgers kunnen worden. Dat kinderen zich op een gezonde manier kunnen ontwikkelen, beschouwen wij als het fundament van economische welvaart, hechte gemeenschappen en een rechtvaardige samenleving. Onze missie bestaat erin deze visie visi te verdedigen, door gebruik te maken van de wetenschap om het welzijn van het kind te verbeteren, en dat dankzij vernieuwingen in het beleid en in de praktijk.’ Center of the Developing oping Child, Harvard University
5
Inhoud 1
2
3
4
Situering .................................................................................................................................................. 7 1.1
Het project is gegroeid vanuit een maatschappelijke noodzaak .................................................... 7
1.2
Hoe het project vorm kreeg ........................................................................................................... 8
1.3
De buddywerking concreet............................................................................................................. 9
1.4
De buddy-actie-diamant ............................................................................................................... 10
Oriëntatie van het onderzoek ............................................................................................................... 12 2.1
Een kwalitatieve onderzoeksmethode ......................................................................................... 12
2.2
Onderzoeksvragen ........................................................................................................................ 13
2.3
Design van het onderzoek ............................................................................................................ 13
2.4
Participanten en tekstmateriaal: een overzicht en evaluatie....................................................... 14
2.5
Positie van de onderzoekers en participatie ................................................................................ 15
Resultaten van het onderzoek .............................................................................................................. 16 3.1
Het buddymodel ........................................................................................................................... 16
3.2
De buddy-actie.............................................................................................................................. 18
3.3
Het vormen van een netwerk en het stimuleren van zelfredzaamheid ....................................... 20
3.4
De buddyrelatie ............................................................................................................................ 21
3.5
Praktische aanbevelingen ............................................................................................................. 22
Conclusie ............................................................................................................................................... 24 4.1
De buddy is een hefboom in de strijd tegen kinderarmoede ....................................................... 24
4.2
De buddy krijgt een bad van leerkansen ...................................................................................... 26
4.3
Over samenwerken en verbinden ................................................................................................ 27
Tot slot........................................................................................................................................................... 29 Bijlage 1
Vragenlijsten............................................................................................................................. 30
Bijlage 2
Design van de datacollectie ...................................................................................................... 34
Bijlage 3
Schematisch overzicht van de onderzoeksresultaten in 5 thematische categorieën ............. 36
Bijlage 4
Competenties studenten vroedkunde en sociaal werk ............................................................ 39
6
1 Situering 1.1 Het project is gegroeid vanuit een maatschappelijke noodzaak Kinderarmoede is een groeiend maatschappelijk probleem. In Vlaanderen wordt één kind op tien in armoede ede geboren, in Brussel ruim één op vier.1 Al van bij de geboorte veroorzaakt kansarmoede een minder goede uitkomst voor moeder en kind. kind Uit studies blijkt dat zwangere vrouwen die leven in kansarmoede, in alle Westerse landen minder toegang hebben tot de georganiseerde zorg (Delvaux, 1999).2 Ze kennen de zorg niet, vinden de stap naar zorg en welzijn te groot en vooral de communicatie met professionals loopt moeizaam (Peeters e.a., 2007). Deze problematiek is een internationaal gegeven (Naghawatte, (Nag 2008).3 Kansarme zwangeren wangeren volgen een minder adequaat prenataal zorgtraject (Beeckman, (Beeckman 2011).4 Ook onderzoek in de Gentse context naar aanmelding voor zwangerschapsbegeleiding (Hoogewys, 2012) wijst in die richting. 5 Het merendeel van de vrouwen die zich laattijdig dig aanmelden zijn jonger dan 20 en vooral van Oost-Europese Oost of nietEuropese afkomst. Ze hebben in het beste geval een diploma lager secundair onderwijs en scoren positief op kansarmoede, volgens de criteria die door Kind en Gezin werden vastgelegd. Ook psychosociale factoren zoals stress, roken en milieuomstandigheden - volgens de epigenetica doorwerkend over vele generaties - spelen een rol en verklaren de sociale ongelijkheid in uitkomst voor moeder en kind. De nadelige invloed van een ongunstige socio-economische socio economische status, vaak gecombineerd met een lage scholingsgraad op de perinatale outcome is frappant: hogere vroeg neonatale en zuigelingensterfte, lager geboortegewicht, hoger aantal opnames in neonatologie (Cammu, 2010).6
1
Kind & Gezin. (2011). Het Kind in Vlaanderen. Geraadpleegd op 10 juli 2012, op http://www.kindengezin.be/Images/KIV%202009_tcm149-71761.pdf. http://www.kindengezin.be/Images/KIV%202009_tcm149 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, Brussel Hoofdstad, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (2011). Welzijnsbarometer lzijnsbarometer 2011. 2011 Geraadpleegd in oktober 2011, op www.observatbru.be. 2 Delvaux, T. & Beukens, P. (1999 1999). Disparity in prenatal care in Europe. European Journal of Obstetrics & Gynecology and Reproductive Biology 83 (2): 185-190. 3 Naghawatte,T. & Goldenberg, M. (2008). Poverty, Maternal Health, and Adverse Pregnancy Outcome. Outcome Annals of the New York Academy of Sciences 1136: 1136 80-85. 4 Beeckman, K., Louckx, F. & Putman, K. (2011). Predisposing, enabling and pregnancy-related related determinants of late initiation of prenatal care. Maternal and Child Health Journal 15 (7): 1067-1075. 5 Hoogewys, A. (2011). Laattijdige aanmelding van zwangerschap in Gent. Gent: Arteveldehogeschool. Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek. 6 Cammu, H., et al. (2010). The higher the educational level of the first-time first mother, er, the lower the fetal and postpost neonatal but not the neonatal mortality in Belgium (Flanders). European Journal of Obstetrics Gynaecology and Reproductive Biology 148 (1): 13-16. 13
7
Het terugdringen van de kinderarmoede - zoals vooropgesteld in het toekomstige Pact voor Vlaanderen 2020 - houdt ook een betere perinatale zorg in. Kansarmoede aanpakken tijdens de zwangerschap is enerzijds een noodzaak, anderzijds een opportuniteit. (Willems van Dijk). 7 Belangrijke initiatieven om de perinatale zorg te verbeteren zijn gericht op de organisatie van de zorg, de toegankelijkheid van de zorg, de specifieke competenties van de zorgverleners (Fullerton, 2011)8 alsook op het empowerment van mensen in kansarmoede (Wiggins, 2011).9 Onderzoek in Vlaanderen (Peeters, 2007)10 naar deze gezinnen toont aan dat zwangere vrouwen uit deze groepen nood hebben aan een individuele coach om de drempel naar verloskundige en sociale zorg te overwinnen. Kansarme zwangere vrouwen geven hierbij zelf de noodzaak aan van een vertrouwenspersoon. In Vlaanderen worden heel wat inspanningen geleverd om jonge kwetsbare gezinnen te ondersteunen, 11 zowel in het reguliere gezondheids- en welzijnsaanbod als in plaatselijke initiatieven en organisaties waar armen het woord nemen. Toch is er nood aan nieuwe invalshoeken die volgens dit principe van de nulde lijn werken om de spiraal waarin armoede jonge gezinnen treft te doorbreken. Dit gebeurt ook in het project ‘een buddy bij de wieg: perinatale coaching in kansarmoede.'
1.2 Hoe het project vorm kreeg Tussen 2009 en 2012 kreeg deze maatschappelijke dienstverlening in de Arteveldehogeschool vorm. In het project begeleiden studenten vroedkunde en sociaal werk er kansarme moeders gedurende de zwangerschap, de bevalling en de eerste maanden na de geboorte in een individueel traject.12 Dit pioniersproject leverde een werkbare strategie van buddywerking op en werd dan ook vastgelegd in een model.13 Het besef groeide hierbij dat samenwerking, over organisaties heen, over de periode van de zwangerschap en de opvoeding van het jonge kind heen, over een medisch of een sociaal mandaat, cruciaal is om een situatie met een gezin in handen te nemen en kinderen bij de geboorte zo gelijke kansen te geven. Deze beweging loopt parallel met de nieuwe beleidslijnen omtrent preventieve gezinsondersteuning, waarbij de ‘huizen van het kind’ worden voorgesteld. In de huidige voortzetting van het project, gesubsidieerd door het Vlaams Ministerie van Welzijn als ‘project lokale kinderarmoedebestrijding 2012’ wordt dit hogeschoolinitiatief omgevormd tot een netwerk met Gentse partners. Concreet wordt een vaste structuur voor de buddywerking 7
Willems Van Dijk, J., Anderko, L. & Stetzer F. (2011). The Impact of Prenatal Care Coordination on Birth Outcomes. Journal of Obstetric Gynaecologic & Neonatal Nursing 40: 98-108. 8 Fullerton, J.T. (2011). The International Confederation of Midwives Essential Competencies for Basic Midwifery Practice. An update study: 2009-2010. 9 Wiggins, N. (2011). Popular education for health promotion and community empowerment: a review of the literature. Health Promotion International Advance Access. Oxford: Oxford University Press. 10 Peeters, B., et al. (2007). Naar een betere zorgrelatie tussen kansarmen en gezondheidswerkers in de perinatale periode. Onderzoeksrapport. Gent: Arteveldehogeschool. Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek. 11 Hoogewys, A., et al. (2013). Perinatale ondersteuning van kansarme gezinnen: wat er is en wat er nodig is. Brussel: Koning Boudewijnstichting. 12 Hoogewys, A. (2012). A buddy near the Crib. Midwifery Today, Spring 2012: 60-61. 13 Devos, K. , Hoogewys, A. & Embo, M. (2011). ‘Goed, beter, buddy! Handleiding voor het opzetten van een buddyproject’. Gent: Arteveldehogeschool. Brochure.
8
ontwikkeld met diverse (Gentse) partners die een rol kunnen spelen bij de zorg aan kansarme zwangeren: relevante beleidsinstanties, relevante organisaties uit de eerstelijnszorg en het welzijnswerk en meerdere hoger onderwijsinstellingen. In deze structuur neemt elke partner een beperkt deel van de werking voor zijn rekening. Dit project moet nog meer concreet gestalte krijgen in 2014.
Figuur 1 Het buddymodel
1.3 De buddywerking concreet Buddy betekent letterlijk een maatje of vriend(in), maar bij het uitbouwen van een buddyrelatie gaat het om veel meer. Vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid stellen student en gezin doelen voorop die gedurende de samenwerking nagestreefd worden. Het begrip buddy kan in dit model als volgt gedefinieerd worden: “Een buddy is een student die op vrijwillige basis door middel van ondersteuning voorwaarden schept om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid binnen een gezin te verhogen.” In deze definitie wordt duidelijk dat het bieden van ondersteuning geen doel op zich is, maar een middel om andere doelen te bereiken. Het is een weg die samen met het gezin bewandeld wordt om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid te verhogen zodat het gezin meer kansen krijgt in het leven. Deze definitie vertoont veel gelijkenissen met wat men binnen de wereld van het bedrijfsmanagement aanduidt met de term facilitair leiderschap. De buddy tracht de voorwaarden te scheppen die het gezin toelaat beslissingen te nemen. In de praktijk vinden we al heel wat initiatieven die beroep doen op een buddy. In alle buddy-initiatieven krijgen zelfredzaamheid, aanmoediging en ondersteuning veel aandacht. In het project ‘een buddy bij de wieg’ nemen de buddy’s wekelijks contact op met het kansarme gezin en gaan er om de 14 dagen op bezoek. Zij vormen de ‘ nulde lijn’ in de zorg. Zij begeleiden en vergezellen, al dan niet in duo, waar nodig, en leren de juiste wegen naar de zorg te nemen. De praktijk toont aan dat de drempel van het gezin naar de student laag is; door de aanwezigheid van de student-buddy ervaart de kansarme zwangere dat de drempel naar de zorg eveneens verlaagt. 9
Op tweewekelijkse basis komen kome de studenten en het professioneel eel begeleidingsteam samen om over de individuele buddywerking te reflecteren onder de vorm van intervisie. intervisie Casussen worden ingebracht, naar relevantie en dringendheid gewogen, en aangepakt. Studenten delen hun kennis; leggen n samen prioritaire acties vast, luisteren naar elkaars ervaringen en emoties. Zowel de actie als de reflectie gebeuren onder begeleiding van een multidisciplinair team. De buddywerking is beperkt in tijd; namelijk de fase van prepre en postnatale zorg. Juistt omwille van dat tijdelijke karakter van de buddy-ondersteuning ondersteuning is de uitbouw van het netwerk met lokale zorgzorg en welzijnsorganisaties belangrijk zodat bij het afronden van de buddy-ondersteuning, buddy ondersteuning, de brug naar zorg- en welzijnswerk is gemaakt. Jaarlijks begeleiden 20 tot 25 studenten 15 tot 20 gezinnen. Gezinnen van diverse culturele en etnische achtergrond ond participeren. participeren De huidige partners in het netwerk zijn ook de doorverwijzers (zorgverleners) in dit onderzoek.
1.4 De buddy-actie actie-diamant ten van het buddyproject werd geen bestaand model gehanteerd, maar werd Bij het opzetten uitgegaan vanuit de concrete vragen van gezinnen en zorgverleners om hulp te bieden vanuit een nieuwe invalshoek. De werkwijze werd bijgeschaafd vanuit vanuit inzichten uit de literatuur en vanuit discussies met stakeholders bij de voorstelling van het project in binnen-en binnen en buitenland. In de loop van het project werd ook steeds duidelijker wat zinvol én haalbaar was voor studenten, gezinnen en zorgverleners. Studenten werden zo vrij als mogelijkk gelaten om aan de buddywerking vorm te geven in de individuele situatie van hun gezin. Binnen de intervisiegroep, binnen het begeleidend team en binnen het netwerk van zorgverleners wordt de buddy-taak buddy taak van de buddy voortdurend aangepast en wordt het model mode verfijnd. Bij het inventariseren van de acties die een buddy allemaal onderneemt tijdens een bezoekbezoek en hoe deze verschillende acties zich ten opzichte van elkaar verhouden, verhouden kwam het beeld van de buddy-actie-diamant diamant naar voor. Vijf kerntaken hebben alss rechtstreeks doel het netwerk en de zelfredzaamheid van een jong, zwanger gezin te bevorderen en de kansen voor het kind te optimaliseren. Deze kerntaken worden door elkaar opgenomen, afhankelijk van prioriteit en vraag van het gezin. De buddy-actie situeert eert zich binnen de driehoek gezingezin zorgverlener-student. student. De medewerking en inzet van deze drie partijen is essentieel voor het welslagen van het project. Figuur 2 de buddy--actie-diamant
10
De emotionele dimensie in het takenpakket staat vóór de instrumentele dimensie (de vier andere kerntaken uit de diamant). Het aanwezig zijn in het gezin, ook ‘presentie’ genoemd (Baart, 2004)14 waarbij een verbinding tussen gezin en buddy optreedt die kan leiden tot een verbinding met een zorgnetwerk, wordt vooropgesteld als de belangrijkste pijler van het buddy zijn. De buddywerking sluit hierin ook aan bij het theoretisch kader van Bind-Kracht, een organisatie die hulpverleners en begeleiders ondersteunt in het krachtgericht werken met mensen in armoede via onderzoek, methodiek, vorming en dialoog. De presentietheorie benoemt het belang van aandacht voor elkaar in het hier en nu, het leren kijken hoe je van betekenis kan zijn voor een ander, het leren eigen doelen opzij zetten en geduldig omgaan met wat zich aandient, het ruimte laten aan de ander zoals die is, het loslaten van vanzelfsprekendheden, de sterkte van het gewoon er mogen zijn. Praktische hulp, organiseren, informatie en advies geven aan het gezin zijn de volgende stap. Doorverwijzen of ‘toeleiden’ naar de zorg blijft echter primordiaal: buddy’s hebben noch het mandaat, noch de expertise om alle problemen op te lossen. Wat wel en niet tot het takenpakket behoort, is soms moeilijk af te bakenen. De buddy legt vaak zelf contacten met zorgverleners in en rond het gezin en wordt op die manier deel van het zorgnetwerk. Buddy’s bouwen al snel een eigen verwijzingsnetwerk op en geven namen en adressen aan elkaar door. Afspraken maken en het naleven van die afspraken is geen evidentie voor mensen die leven in kansarmoede. Ook voor de buddy is het niet altijd gemakkelijk om momenten te vinden om af te spreken met het gezin. In één bezoek wordt op verschillende domeinen gewerkt. Er is geen vooraf bepaalde volgorde in de taken: wat zich het eerste aandient, wordt eerst aangepakt. Buddy’s hebben het moeilijk om in het kluwen van problemen prioriteiten te stellen. In de intervisie wordt overlegd welke zaken de buddy het best eerst aanpakt en welk probleem kan wachten. Precies deze wisselwerking maakt de actie zinvol en ‘laat de diamant stralen’.
14
Baart, A. (2004). Een theorie van presentie. Boom: Lemma Uitgevers.
11
2 Oriëntatie van het onderzoek 2.1 Een kwalitatieve onderzoeksmethode Zowel studenten, gezinnen als dienstverleners ervaren de buddywerking buddywerking als erg zinvol. Om het model van het buddyproject echter in een breder netwerk en op grotere schaal te implementeren, is er nood aan een wetenschappelijk onderbouwde evaluatie. ‘Een diamant is voor altijd’, maar gaat dit ook op voor de buddy-acti actie-diamant? De waarde van de diamant moet gewogen in zijn reële situatie: de ervaren baat van gezinnen, studenten en zorgverleners in het buddyproject. Dit onderzoek wil nagaan in welke mate zij baat hebben bij deze nieuwe vorm van hulpverlening. De perspectieven perspectieven van de drie stakeholders moeten hierbij met elkaar worden geconfronteerd. De invloed van de buddywerking situeert zich op vele domeinen waarin een mens functioneert en situeert zich op korte, middellange en lange termijn – misschien generaties verder der dan de interventie. De buddy-actie buddy actie kan omwille van zijn vraag en aanbod strategie nooit exact gereproduceerd worden. Zoveel mogelijk subtiliteiten, complexiteiten en randvoorwaarden van de sterk uiteenlopende casussen moeten onder de loep worden genomen. genome Een onderzoek naar de ervaren baat van het buddyproject richt zich naar de vraag of de aanwezigheid van een buddy in een gezin iets verandert voor het gezin, de doorverwijzer en de student ten opzichte van het status quo en of dit een verandering is ten en goede. Deze aanwezigheid in het gezin en tussen het netwerk vertaalt zich bij verdieping onvermijdelijk opnieuw in waar de buddywerking om gaat, namelijk een emotionele en een instrumentele dimensie. Hier komt de buddy-actie-diamant diamant weer om de hoek kijken. en. De invloed die we in kaart willen brengen, brengen situeert zich in de eerste plaats op het niveau van de bindkracht tussen student, gezin en zorgverlening. Deze kracht hangt nauw samen met de emotionele én praktische band die er wordt opgebouwd. Deze overwegingen ngen bepalen de onderzoeksvragen en onderzoeksmethode van deze ‘buddy ervaren baat evaluatie’. Het hanteren van een kwalitatieve methode, een inductieve werkwijze en een benadering vanuit een kritisch-emancipatorisch emancipatorisch paradigma (Lange, 2009: 175-178)15 laatt niet alleen een kritische reflectie van de buddypraktijk toe, maar ook van de waarden waarop deze praktijk is gebaseerd. gebaseerd Ook praktische beschouwingen leiden naar een kwalitatief onderzoek (Quinn Patton, 2002). 2002) 16
15
Lange, R. de, Schuman, H. & Montessori N. (2009). Praktijkgericht onderzoek oek voor reflectieve professionals. Apeldoorn: Garant. 16 Quin Patton, M. (2002). Qualitative research and evaluation methods. Third edition. London: London Sage Publications.
12
Ook binnen Europa gaat kwalitatief onderzoek meer op het beleid wegen. Het rapport ‘Eurochild’ (Eurochild, 2012)17 onderschrijft de keuze voor een kwalitatieve benadering. ‘Diensten en programma’s die ouderschap ondersteunen moeten “evidence based best practice” zijn. Tegen een achtergrond van bezuinigingen op overheidsuitgaven is het essentieel om te laten zien wat werkt om de resultaten van kinderen te verbeteren. Het bewijs van effectiviteit van vroege interventie en preventie in gezinsondersteuning kan echter uit verschillende soorten bronnen voorkomen. Wij waarschuwen tegen een blind vertrouwen in randomised control trials, en zijn voorstander van een benadering die in staat is kritisch te reflecteren op de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en analyse bij de beoordeling van het project.’
2.2 Onderzoeksvragen Deze onderzoeksopdracht vertaalt zich in vier onderzoeksvragen. De eerste drie plaatsen respectievelijk de gezinnen, de student en de zorgverlener in de focus. De laatste richt zich naar de hogeschool als organisator van het project. •
•
•
•
Biedt het buddyproject kansen om kinderarmoede te bestrijden? Welke zijn de succesfactoren voor het gezin en de hulpverleners? Waar liggen de belemmeringen en hoe kan dit eventueel worden bijgestuurd? Op welke manier draagt het buddyproject bij tot de competentie-ontwikkeling van studenten, om als professional beter zorg te geven aan mensen in een situatie van kansarmoede? Welke acties en randvoorwaarden geven aan studenten een meerwaarde in het project? Waar liggen de knelpunten en negatieve ervaringen binnen het project? Biedt het buddyproject een basis voor een intensieve samenwerking tussen zorgverleners rondom het kansarm zwanger en jong gezin? Welke praktische aanbevelingen geven de stakeholders mee voor aanpassingen van het project?
2.3 Design van het onderzoek Voor de bevraging op de drie niveaus (gezinnen, buddy’s en hulpverleners) wordt als methode steeds geopteerd voor het individueel narratief diepte-interview (Lange, 2009: 175-178):18 de student, de ouder of de zorgverlener wordt aangespoord ruim te vertellen over het persoonlijke verhaal omtrent de buddy-actie (Beverley, 2005).19 De vragenlijsten, die hiervoor werden opgesteld, zijn gebaseerd op documentonderzoek van de verslagen van de buddy’s op het digitaal platform, op bestaande teksten over het project en op het overleg met de studenten en de begeleiders binnen 17
EUROCHILD AISBL. (2012). Compendium of Inspiring Practices: Early intervention and prevention in family and parenting support. Geraadpleegd op 20 Oktober 2012 op http://www.eurochild.org/fileadmin/ ThematicPriorities/FPS/Eurochild/EurochildCompendiumFPS.pdf 18 Lange, R. de, Schuman, H. & Montessori N. (2009). Praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals. Apeldoorn: Garant. 19 Beverley, J. (2005). Testimonio, subalternity and narrative authoroty. The Sage Handbook of Qualitative Research (pp. 547-557). California: Sage Publications.
13
het buddyproject. Er worden drie parallelle vragenlijsten opgesteld: voor gezinnen, studenten en zorgverleners. Deze zijn terug te vinden in bijlage 1. De drie groepen kijken naar de beide andere groepen en naar zichzelf. Op deze manier wordt een triangulatie van de data beoogd. De selectie van de participanten gebeurt door ‘purposive sampling’ (Tong, 2007)20 in samenspraak met de begeleiders van het buddyproject. Dit betekent concreet dat we rekening houden met een voldoende lange deelname aan het onderzoek van zowel studenten vroedkunde als sociaal werk, gezinnen van zowel autochtone als van wisselende allochtone afkomst en zorgverleners van zowel medische als sociale organisaties. De contactname met de participanten gebeurt telefonisch. De participant ondertekent een informed consent. De interviews met studenten vinden plaats op de Arteveldehogeschool; de interviews met zorgverleners in de organisatie zelf en de interviews met gezinnen bij het gezin thuis. De interviews worden digitaal opgenomen en verbatim getranscribeerd. De tekstfragmenten van alle interviews worden geanonimiseerd, samengevoegd in een tabel en genummerd. De fragmenten worden gecodeerd door de twee onderzoekers. Deze data worden verwerkt volgens een kwalitatieve inductieve methode, thema’s komen naar voor in de tekstfragmenten en worden steeds meer verfijnd. Een eerste ‘open’ codering wordt uitgevoerd dicht bij de inhoud van de tekstfragmenten (Corbin and Strauss, 2007), daarna worden inhouden verfijnd en wordt er een axiaal coderingssysteem of codeboom gebruikt (Boeije, 2005).21 Het design van datacollectie en analyse is in detail terug te vinden in bijlage 2. De resultaten van deze analyse zijn terug te vinden in hoofdstuk 3.
2.4 Participanten en tekstmateriaal: een overzicht en evaluatie Zeventien studenten, van wie twaalf studenten vroedkunde en vijf studenten sociaal werk, zeven zorgverleners en zes gezinnen werkten in het voorjaar van 2013 mee aan dit onderzoek door in gesprek te gaan met de twee onderzoekers. Bij vijftien participanten is op dat ogenblik het buddytraject reeds beëindigd, bij de overige liep het traject minstens 6 maanden op het ogenblik van het interview. De gesprekken met de studenten duurden het langst. Velen zijn enthousiast om bijna een uur te mogen spreken over hun ervaring, hun motivatie, de vorming vooraf, hun 'afzien' en hun tips voor het project. De gesprekken met de doorverwijzers zijn heel divers. Zij kijken telkens vanuit een andere bril naar wie ze als gezin mogelijks toevertrouwen aan een student en het project en waarom. De gesprekken met de gezinnen verlopen het meest moeizaam. De gezinnen zijn niet vertrouwd 20
Tong, A., Sainsburry, P. & Craig, J. (2007). Consolidated criteria for reporting qualitative research (COREQ): a 32-item checklist for interviews and focus groups. International journal for Quality in Health Care 19 (6): 349-357. 21
Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Boom: Amsterdam.
14
met de onderzoekers. Vaak spreken ze in korte zinnen en sommigen beheersen de taal onvoldoende om tot een echt diepte-interview te kunnen overgaan. De onderzoekers komen in hun huizen en leiden ook zaken af uit de omgeving, bijvoorbeeld de huisvesting en de omstandigheden waarin het gezin leeft, zoals de aanwezigheid van kinderen.
2.5 Positie van de onderzoekers en participatie Het onderzoek wordt in alle fasen simultaan of parallel uitgevoerd door twee onderzoekers met begeleiding van een kwalitatief expert. Eén onderzoeker is goed bekend met het project en staat mee aan de wieg ervan. De andere onderzoeker kent de studenten uit de beide opleidingen, maar is nieuw in het project. Dit brengt complementaire benaderingen met zich mee. Geen van de onderzoekers heeft een functie in de dagelijkse begeleiding of beoordeling van de studenten. De studenten en hun begeleiders worden bij de aanvang van het onderzoek betrokken in het onderzoeksdesign. Ze geven feedback op de vragenlijst tijdens de intervisie en geven namen door van betrokken gezinnen en ex-studenten. Er is geen participatie van de gezinnen in de uitwerking van het onderzoeksopzet en de vragenlijsten. Hoewel dit het onderzoek een extra dimensie kan geven en zelfs sterk wordt aanbevolen (De Lange, 2011), is het in de praktijk (en binnen het kader van dit onderzoek) niet haalbaar gebleken om de gezinnen bij elkaar te brengen voor overleg. Juist die factoren, waarop het buddyproject wil inwerken, zoals de taalbarrière, de verplaatsingsmoeilijkheden, het gebrek aan vertrouwen … maken deelname in het opzetten van het onderzoek zelf ook moeilijk.
15
3
Resultaten van het onderzoek
De tabellen in bijlage 4 die een schematisch overzicht bieden op het resultaat van het onderzoek, zijn het kader waarin volgende tekst begrepen kan worden. Na onderzoek van de diversee antwoorden rangschikten we de data samen in vijf thematische categorieën: het buddymodel (3.1), de buddy-actie buddy actie (3.2), het vormen van een netwerk en zelfredzaamheid (3.3), de buddyrelatie (3.4) en praktische aanbevelingen (3.5). Deze vijf categorieën herkenden herk we bij zowel de gezinnen, de studenten studente als de zorgverleners.
3.1 Het buddymodel Het buddyproject is een nieuwe vorm van hulpverlening in de perinatale periode. In Vlaanderen en daarbuiten bestaat er een mooi aanbod voor kwetsbare zwangeren en jonge ouders, ou zowel in het structurele aanbod als in de projectwerking, zowel door professionals als door vrijwilligers, zowel in de nulde lijn, jn, de eerste en de tweede lijn en zowel vanuit sociale als de medische zorg. Wat dit project echter uniek maakt, is de inzet inzet van studenten voor deze doelgroep in de nulde lijn. Het gaat niet om volwassen vrijwilligers, niet om professionals en niet om studenten, studenten die (enkel) hun vakgebied leren toepassen als semi-professionals. semi Dit model creëert een aantal specifieke condities die goed werken voor zowel het gezin, de student en de zorgverlener: het principe van vraag en aanbod, de snelheid en flexibiliteit, de lage drempel, het vrijwilligersaspect, het niet-financiële. Elk gezin waar een buddy actief is, heeft op de één of andere ande manier nood aan ondersteuning. Maar die ondersteuning kan heel verschillend zijn. Deze ‘vraag en aanbod’ strategie gaat ver: een student stelt samen met de intervisiegroep doelen voorop, maar past deze bij elk bezoek aan naargelang de concrete situatie van het gezin op dat eigenste moment. De student zoekt een evenwicht tussen ‘zich invoegen’ in het gezin enerzijds, doelstellingen realiseren anderzijds. anderzijds. Hierdoor is de rol van de buddy vaak anders in gezinnen die hier nog maar kort verblijven. De student heeft er vaker een praktische functie: kraamgeld, de erkenning na de geboorte… Bij gezinnen in generatie-armoede generatie armoede staat het persoonlijke empowerment vaak meer op de voorgrond. Een student: “Ikk snap nog altijd niet goed hoe, maar ik ben er wel in geslaagd dat da ze de erkenning kreeg als politieke vluchteling. Al zeg ik het zelf, dat maakt enorm veel uit. Aan dat statuut hangt een inkomen en dus ook een woonst, de mogelijkheid om te werken, Ze zijn gewoon vertrokken daardoor.”
16
Door deze strategie kan de buddy –die deze vorm van leren gemakkelijk kan inpassen in zijn leven als student- in het gezin werken als een hefboom: door één probleem aan te pakken, komt er ook beweging in andere condities van het gezin. De flexibele werkvorm, ingebed in de stage, geeft studenten de kans om complementair te werken, om van elkaar te leren in de intervisies, om op een heel concrete manier competenties op te bouwen. Zorgverleners schakelen een buddy in omwille van deze flexibiliteit in tijd en ruimte en het vrijblijvende van het aanbod. Studenten worden bovendien competente collega’s. Een student: “Ik denk dat ik nu wel een beeld heb van armoede. Als ik nu een vriendin hoor spreken over mensen die 'marginaal' zijn, dan zeg ik: “ Hé, ken je het hele verhaal? Hoe is de thuissituatie?" Ik kan dat gewoon niet meer laten passeren. Een student: “Op sommige momenten zag ik het met moeite zitten en dacht, ik ga ermee stoppen. Gelukkig waren er die intervisies, dat was om je een beetje nieuwe moed te geven.” Een zorgverlener: "Zij hoeven niets te vertellen, soms moeten wij daar aan sleuren, de buddy moet dat niet, de buddy is present." Het inzetten van studenten betekent laagdrempeligheid. Een student is jong (van geest) en wordt niet gerekend tot de (soms bedreigend gepercipieerde) professionele zorgverlening. Een student kan het hierdoor ook anders aanpakken. Dat speelt in zijn voordeel om snel vertrouwd en aanvaard te worden. Voor de gezinnen vormt de student een ‘tussentrap’: de drempel naar een student is lager dan naar de zorgverlening. En voor de student, die stilaan vertrouwd is met medische en sociale zorginstellingen, is de drempel naar de zorg kleiner dan voor iemand die volledig buiten deze circuits staat. Studenten zijn creatief en onverschrokken en dat loont. Een zorgverlener: "Dat GSM-verkeer tussen de student en het gezin, dat kan bij ons natuurlijk niet." Een mama: "De eerste keer belde de student zelf naar de dokter, de tweede keer moest ik het doen. Maar ze stond naast mij te knikken en te lachen, ik moest er zelf om lachen." De studenten leren van elkaar in de ‘peer group’. De tweewekelijkse intervisies zijn noodzakelijk als opvolging en om te ventileren bij elkaar. Het is een moment om elkaar moed te geven, om te vertellen wat voor hen juist moeilijk loopt, om elkaar raad te geven, om te leren uit gelijkaardige situaties. Ze ervaren dat als heel zinvol. Het is een vorm van samenwerkend leren en communiceren waar studenten veel ervaring in opdoen. Dit komt vooral omdat de verhalen hier geen ‘virtuele casussen’ zijn, maar reële situaties. Studenten ervaren aan den lijve door samen te zijn met hun gezin wat armoede concreet voor die gezinnen betekent. Het is niet altijd zichtbaar, daar staan ze van versteld. De cijfers worden voor hen een realiteit. Deze manier van leren kan voor hen aangrijpend zijn. Het thema laat hen soms niet meer los. Een student: "Nu weet ik dat er rond kansarmoede andere ideeën bestaan. Als ik mensen hoor zeggen: “ze moeten maar gaan werken, het OCMW betaalt hen om niets te doen”, dan denk ik “maar jongens toch, je kent er niets van. Die mensen kunnen er gewoon niet uit. Het is een vicieuze cirkel.“ Je kunt de clichés goed doorbreken." 17
Hun engagement krijgt vorm. Studenten leren kijken met een andere bril. Het verhaal van armoede is geen verhaal meer maar het gaat over mensen waar ze bezorgd over zijn, hoe moeilijk bepaalde clichés ook doorbroken kunnen worden. Het is blijkbaar een engagement dat wordt doorgetrokken buiten het project. Aandachtspunten om dit model te doen welslagen zijn de afbakening en de afronding van de rol van de buddy in het gezin, het vermijden van afhankelijkheid en het belang van participatie van de gezinnen in het project. Ondersteuning bieden à la carte is niet altijd evident en afspreken vraagt aanklampend gedrag. Voor de studenten blijft het engagement groot: zij zijn nog geen professional en kunnen hun inbreng nog niet ten volle inschatten. Studenten zijn niet inzetbaar in alle situaties, zo weten zorgverleners. Zij willen meer kennis over de modaliteiten van het project en willen condities graag duidelijk stellen van bij het begin.
3.2 De buddy-actie Een mama: “Als ik een brief heb die ik niet begrijp, dan bel ik haar en komt zij. Dan leest zij de brief voor mij. Ik kan niet lezen.” Praktisch en administratief ondersteunen, informatie geven: dit zijn acties die centraal staan in de buddywerking. De buddy-ontmoetingen beginnen bijna altijd thuis, maar heel vaak wordt er samen op stap gegaan. Belangrijke onderliggende doelstellingen zijn daarbij: de vertrouwensband opbouwen, het isolement verbreken, de gezondheid bevorderen, de zwangerschapsbegeleiding bewaken, de administratie in orde brengen, de weg leren kennen, de zelfredzaamheid bevorderen. Een student: ‘Ik heb diep moeten gaan. Want om haar te vertellen wanneer ze ging bevallen, moest ze weten hoe een kalender er uit zag. Een kalender kende ze niet. En zelfs niet de uren van de dag. Ik heb haar toen geleerd de klok te lezen.’ Gezinnen en buddy’s doen zaken voor het eerst in hun leven, komen beiden op nieuwe plaatsen. Een mama: "In Tunesië ging iedereen ’s avonds wandelen, maar hier deed ik dat niet. Met de buddy ben ik dat opnieuw beginnen doen. Zelfs in de winter." Studenten zijn erg inventief om mama’s te prikkelen tot een actieve houding. Het Babynest, een hulpverleningsorganisatie, waar tweedehands babyuitzet gratis kan worden bekomen, is de absolute topper. Studenten gaan met mama, kinderen of zelfs met het hele gezin naar het ziekenhuis, de inloopteams, het prenataal steunpunt, het OCMW, de voedselbank, winkels, kringloopwinkels, de huisvestingsmaatschappij, het consulaat, de dienst bevolking, de huisarts, de dienst kinderopvang, de bibliotheek, het mamacafé, het transithuis… De medische opvolging van de zwangerschap staan hoog op de prioriteitenlijst. De arbeid en bevalling bijwonen vanuit ‘patiënten positie’ is een onvergetelijke ervaring.
18
Een sterke administratie is de beginvoorwaarde voor betere levensomstandigheden, buddy’s kunnen hier echt het verschil maken. De buddy blijkt een laagdrempelige informatiebron voor de zwangere of jonge ouder, die als het ware tolkt tussen het medische jargon en de leefwereld van het gezin. Zelf inzichten verwerven en kennis mogen doorgeven, is ook voor de student een rijke ervaring, zowel voor de student vroedkunde als de student sociaal werk. Zorgverleners appreciëren deze praktische ondersteuning sterk en ervaren de verloskundige expertise van de studenten als een extra troef. Factoren die met kansarmoede zijn verbonden - en die de inzet van een buddy nuttig maken vormen tegelijk ook een belemmering. Wanneer het absoluut gebrek aan financiën, een slechte huisvesting of tekort aan voeding tot de dagelijkse zorgen behoren, wordt de buddy in zijn mogelijkheden tot actie beperkt. Ook de zogenaamde ‘interne’ factoren van kansarmoede maken de buddy-actie precair: het leven in chaotische omstandigheden, een vernauwd bewustzijn, angst en depressieve gevoelens staan dan op de voorgrond. De onregelmatige levensomstandigheden, het leven ‘van dag tot dag’ maakt afspraken en plannen moeilijk. De zwangerschap en de ontwikkeling van het kind komt dan op de tweede plaats. Ook op het moment van de bevalling, een sleutelmoment in de buddy-actie, loopt het soms fout door de chaotische omstandigheden waarin de vrouw in het ziekenhuis belandt. De vrouw is de student vergeten. De theorie dat schaarste een vernauwd bewustzijn meebrengt, door focus op de zaken die de eerste aandacht vragen, is hier zeker van toepassing. Een student: "Mama’ s die echt in nood zijn hebben geen ruimte om ook naar jou te vragen." Mensen in kansarmoede hebben soms een vijandige strategie tegenover hulpverleners ontwikkeld. Al deze factoren beperken ook de leerkansen van de student. Het hulpverleningslandschap is sterk versnipperd. Het is niet altijd duidelijk waar mensen terecht kunnen voor welke zaken. Wat het mandaat precies is van een verpleegkundige van Kind en Gezin, van een vroedvrouw of van een arts, en hoe de regelgeving en de financiering in elkaar zit, is vaak niet duidelijk voor de gezinnen. Kansarme gezinnen komen in contact met (te) veel organisaties en hulpverleners. De buddy kan beschouwd worden als nog een extra stem of mening, als nog een persoon erbij die aan de mouw trekt. Een mama: “Er zijn zoveel mensen die hier komen, die van alles beloven, maar we krijgen toch niet meer hulp.” Informatie door studenten is niet steeds aangepast aan de beleving van de zwangerschap door het gezin, het gezin houdt andere gewoontes aan. De buddy’s komen terecht bij de mama in hun huiskamers, met hun eet-en leefgewoontes, met de andere gezinsleden er rond. Dat is vaak een omgeving die een rustig overleg bemoeilijkt. Een student: "Ze liet wel vaak de TV aanstaan wat ik persoonlijk vervelend vond en de gesprekken verliepen soms vlot en soms minder vlot." Soms ontbreekt er basisinformatie bij het gezin, soms ontbreekt de aanvullende vakkennis of culturele kennis bij de student. De taal kan een barrière vormen voor effectieve informatieuitwisseling. Verschillende mama’s spreken geen of beperkt Nederlands. Ook Nederlandstalige 19
mama’s begrijpen de medische of vaktechnische terminologie van de administratie niet goed. Buddy’s trachten dit hiaat te vullen en proberen de mama’s te stimuleren om naar de Nederlandse les te gaan. Dit lukt niet altijd, mede door de zwangerschap. Soms wordt er gecommuniceerd in een erg basaal Engels of Frans, of met beeldmateriaal. Hierdoor zijn boodschappen minder diepgaand.
3.3 Het vormen van een netwerk en het stimuleren van zelfredzaamheid Een zorgverlener: “Het is een win-win contact. Mensen in armoede (uit Vlaanderen of van ver weg) leren uit het intensief contact met de student een stuk realiteit. Wij leven niet zoals te zien is op TV. En goede raad is niet altijd slecht. Van student aanvaarden zij die, dat is niet bedreigend. Omgekeerd is het voor de vroedvrouw een kans om in onbekende wereld te stappen. Ik hoop dat die mensen later op de materniteiten beter zullen weten dat er mensen zijn in kansarmoede en hoe ze daar kunnen op inspelen.” Sommige gezinnen hebben moeizame familiale relaties, zijn geïsoleerd of hebben een fragiel sociaal netwerk. In veel buddygezinnen is er geen stabiele gezinssituatie met een sterk aanwezige vaderfiguur. Dat bemoeilijkt de toegang tot de zorg voor het gezin. De buddy kan zo geen personen rondom de zwangere mama meekrijgen in het verhaal. Een student: "Ze had ook haar vriend, de vader van het kind. Het leek alsof ze echt een gezin zouden vormen, maar kort voor de bevalling was hij verdwenen." Studenten hebben actieve aandacht hiervoor. Ze betrekken de vader waar mogelijk bij hun acties. Ze leren het gezin om zelf contact te nemen. Alles wat studenten samen met het gezin doen, kan het gezin in principe alleen na afloop van het project.
Een student: "Onszelf op termijn overbodig maken en dat ze alles uit eigen kracht kunnen doen, dat is de bedoeling. Ik zie ons zelf als een springplank." De drempel naar een student is klein en de drempel voor de student naar de zorg is klein. Zo wordt de brug gemaakt, een brug naar de professionele diensten die mensen alleen soms niet vinden. Een mama: "Het heeft mij een goed gevoel gegeven dat ik die stappen gezet heb." Via de student leren gezinnen over de Vlaamse cultuur, terwijl de student leert over hun cultuur. Studenten kennen op voorhand niet voldoende over de cultuur. Toch ervaren de mensen dat niet als een echt struikelblok. Het kan zelfs een eyeopener zijn door rechtstreeks contact. Bij elkaar leren ze over diversiteit en dit langs beide kanten. De student leert op zijn beurt hoe het is om te leven in een situatie van armoede. Samen tot een oplossing komen, is vernieuwend. Zorgverleners vinden via de buddy ingang tot het gezin en bereiken ook meer andere zorgverleners: een sneeuwbaleffect. Door een kleine verandering, bijvoorbeeld tijdelijke ziekteverzekering of een vaste verblijfplaats of contact met één organisatie, 20
kan zorgverlening plots functioneel worden, en kunnen mensen gebruik maken van een aanbod, waar zij voordien geen toegang tot hadden. Een student: "Misschien is het allerbelangrijkst wel dat ze haar certificaat voor Nederlands heeft gehaald. Dat kan een verschil maken voor haar verder leven hier." Niet altijd slaagt een buddy erin om beweging te krijgen in de situatie. Wisselende relaties, afwezige vaders, interculturele verschillen en opnieuw de chaotische levensomstandigheden bemoeilijken dit proces. Studenten van hun kant willen soms té veel de zaken regelen, wat geen winst oplevert voor het gezin. Ook zorgverleners beamen dit: een samenspel met en in het gezin vraagt afstemming.
3.4 De buddyrelatie Een mama: “Ik was al drie jaar in België, maar de buddy was de eerste persoon met wie ik een echt gesprek had. Niet dankjewel of alsjeblieft aan een loket, maar wel: “Hoe gaat het vandaag? Wat denk jij daarover? Hoe wil je de bevalling het liefst?” Voor mij mochten die gesprekken eeuwig duren, het was zo fijn om mij een echt persoon te voelen…” Een student: “Ik zal nooit vergeten hoe welkom ik was. Ik kreeg er vaak te eten en mocht dat niet weigeren. We hebben heel veel samen gelachen. We zijn heel vertrouwd geworden. Dat had ik nog nooit ervaren met vreemde mensen.” Studenten zijn alvast één nieuwe relatie voor het gezin, en wel een bijzondere. De vertrouwensrelatie kan groeien door de herhaalde huisbezoeken heen, want veel kan en niets moet. Vaak piekt deze vertrouwensrelatie rond de bevalling. Het bijzondere moment van de bevalling vormt vaak een hoogtepunt in de vertrouwensrelatie. Studenten staan te trappelen om bij de bevalling een rol te mogen vervullen, mama’s geven aan dat ze op dat moment maar al te graag op hun vertrouwde buddy terugvallen. Al worden buddy’s in het hectische van de situatie soms vergeten. Een student: "Ik ben dan snel naar het ziekenhuis gegaan, heb de arbeid mee gevolgd en ook de bevalling. Zó een band geeft dat…" Een mama: "Dat heb ik het meest van alles geapprecieerd. Dat zij bij de bevalling was. Zij heeft mij de hele tijd geholpen, tegen mij gesproken en me gekalmeerd. Ik wist dat zij goed op de hoogte was van hoe het gaat zo’n bevalling, en ik dacht dat zij wel alles zou controleren of het juist was wat er gebeurde…of alles normaal vooruitging…" Sleutelwoorden in de vertrouwensrelatie zijn: continuïteit, gelijkwaardigheid, vrijheid en tijd. Een veilig gevoel is voor het gezin én de student cruciaal. Voldoende buddy-ontmoetingen zijn noodzakelijk om een buddy-traject op te zetten. Een gezin aanvaardt meestal wel een tweede buddy als dit nodig is. De persoon van de buddy zelf speelt een grote rol, maar er is ook voldoende vertrouwen in het systeem. Ze kunnen samen lachen, aangegrepen zijn. Mama’s voelen dat ze van betekenis zijn voor iemand, dat zijzelf ook iets betekenen voor de ‘andere kant’. Ook studenten ervaren dit: vanuit dit zelfvertrouwen groeit hun professionele attitude.
21
Studenten hebben bewondering voor de kracht van mensen in armoede. Zij ervaren hoe mensen in kwetsbare situaties het hoofd boven water houden, rustig blijven, de moed niet opgeven, onvoorwaardelijke liefde…Zij leren ook de culturele verschillen kennen. Zij leerden dat mensen om gunsten durven vragen, als het nodig is. Zo vormen deze gezinnen op hun beurt een rolmodel voor de student. Het is een win-win situatie. Toch is een buddy geen vriendin: beide partijen mogen ook vragen op de agenda hebben. Een buddy maakt geen deel uit van het gezin, de familie of de peer group. Dat heeft zo zijn voordelen. Er worden soms vergaand vertrouwelijke informatie doorgegeven. De relatie is vrijwillig maar niet vrijblijvend. Dit nieuw model levert ook nieuwe inzichten in de hulpverleningsrelatie, die zorgverleners verrijkend vinden. In het buddyproject zijn er veel mooie verhalen gerealiseerd, zo getuigen de interviews. Toch loopt dit voor gezin en student met vallen en opstaan. Soms groeit de vertrouwensrelatie té langzaam, of wordt ze losgelaten in een crisismoment. Ook al stemt de mama of het gezin toe om een buddy te hebben, daarom geeft ze nog niet haar vertrouwen. Vaak is er twijfel, onduidelijkheid… die studenten niet kunnen overbruggen. Een student: "Ik heb echt moeten klampen…" Het loopt soms niet zoals de student wenst dat het zou lopen. Niet elk gezin wil de band met de student. Als bijvoorbeeld iets geregeld is, bestaat de kans dat er afstand wordt genomen. De druk van de eigen gemeenschap kan te groot zijn om een goede relatie op te bouwen, of de relatie vervalt in eenrichtingsverkeer. Studenten zijn geconfronteerd met moeilijke situaties, hebben afgezien, frustratie en spijt ervaren, hun verwachtingen onvervuld gezien, hun engagement niet tot het einde kunnen uitdragen. Een student: “Er kwam eigenlijk bijna nooit een vraag van haar. Ook niet als er een probleem was. Dat is een stuk haar ‘wijsheid’. Ze vraagt niets.” Mits de juiste omkadering en ondersteuning vanuit de buddygroep - vooral tijdens de intervisiesblijken ook dit echter onvergetelijke ervaringen, die hen sterker maken.
3.5 Praktische aanbevelingen Iedereen wil heel goed op voorhand weten waar ze voor staan, zodat het engagement haalbaar is. De vormingen zijn hierbij een absolute must, de nodige kaders moeten vooraf aangereikt worden. Er wordt aangeraden om te blijven focussen op de combinatie van beide opleidingen, nl. vroedkunde en sociaal werk. De kennis en vaardigheden die beide studentengroepen hier kunnen inzetten is in de combinatie van onschatbare waarde. Een goede communicatie tussen gezin, zorgverlener en buddy onderhouden is hét werkpunt voor de toekomst. De modaliteiten hiervan variëren. Elke organisatie heeft andere doelstellingen, 22
werkingsvoorwaarden en mandaten. Het buddyproject wil en kan deze organisaties met elkaar verbinden rondom het zwangere gezin: multipele disciplines en invalshoeken die kansen creëren voor het gezin. Alle betrokkenen moeten voldoende op de hoogte zijn van wat een buddy doet en niet doet, wat een organisatie zelf op zich wenst te nemen, en wat het gezin mag verwachten van de begeleiding. De afbakening van de taken kan verschillen van casus tot casus, zolang dit maar wordt afgesproken. Dit geldt zeker voor de start van het buddytraject in het gezin. Samenwerken in een algemeen overlegplatform wordt het best structureel en op regelmatige basis georganiseerd. Daarnaast moet/kan individueel contact tussen buddy, zorgverlener en gezin gestimuleerd en ondersteund worden, zodat er kort op de bal kan worden gespeeld. Zorgverleners uit het netwerk geven aan dat zij bereid zijn een actievere rol spelen in de begeleiding van de buddy’s. Een zorgverlener: “Ik denk dat we anders op den duur op eilandjes gaan werken en dat moeten we doorbreken, we moeten weten van elkaar waar zijn we mee bezig, de violen op elkaar afstemmen. Ik denk dat we doen doelgerichter met elkaar bezig zijn. En door overleg een stuk meer te voorzien kom je tot een betere afstemming”.
23
4
Conclusie
Het buddymodel draagt een aantal unieke elementen in zich als nieuw model van hulpverlening aan kwetsbare zwangeren angeren en als onderwijsmodel voor toekomstige professionals. Het levert een bijdrage aan de kansen voor kansarme gezinnen om hun kinderen een zo goed mogelijke start te geven: via praktische, administratieve en verbindende ondersteuning kan de buddy daar een belangrijke hefboom betekenen naar een betere situatie die blijft. Het model levert unieke leerkansen op voor studenten om kennis en attitude op te bouwen in de zorg aan kansarme zwangeren. Elk verhaal gaat over mensen die andere mensen mensen ontmoeten in hun kwetsbaarheid. Het model draagt bij tot het vormen van een zorgnetwerk rondom het gezin. Een gedegen ondersteuning vanuit de hogeschool hogeschool en een doorgedreven communicatie met de omringende zorgverleners is essentieel. Samenwerking in een overlegplatform, overlegplatform, waarbij de zorgverleners een actievere rol spelen in de buddybegeleiding, verdient aanbeveling.
4.1 De buddy is een hefboom in de strijd tegen kinderarmoede De data uit het onderzoek kunnen tenslotte gewogen worden als antwoord op de onderzoeksvragen. De eerste onderzoeksvraag peilt naar de mogelijkheden van het buddyproject als een instrument in de strijd tegen kinderarmoede. Dat het bieden van maximale kansen aan jonge kinderen begint bij de zwangerschap, is reeds uitvoering aangetoond. Het belang van persoonlijke ondersteuning hierbij wordt in recente publicaties herhaaldelijk beklemtoond. In het rapport ‘Kinderarmoede in België’ wordt ondersteuning tijdens de zwangerschap benoemd als één van de tien hefbomen om kinderarmoede te bestrijden (Teller, 2013). 22 Het document ‘Kleine kinderen, grote kansen’ gewaagt van drie andere essentiële hefbomen: een degelijk inkomen voor gezinnen met kinderen, toegankelijkheid en gebruik van diensten, en het rekening houden met specifieke behoeften van kwetsbare gezinnen.23 Het buddyproject brengt deze hefbomen in werking: door één probleem aan 22
Teller, M. (2013) Kinderarmoede in België. Een gids voor schenkers. Brussel: Koning Boudewijnstichting.. Boudewijnstichting. ZOOM: Kleine kinderen, grote kansen. 2013. Rapport kinderarmoede. Brussel: Koning Boudewijnstichting. http://www.kbs-frb.be/publication.aspx?id=30 frb.be/publication.aspx?id=306406&langtype=2067 23
24
te pakken, komt er ook beweging in andere condities van het gezin. Praktisch en administratief ondersteunen, aangepaste informatie geven, doorverwijzen en een adequaat zwangerschapstraject bewerkstelligen: dit zijn acties die centraal staan in de buddywerking. Gezinnen en buddy’s gaan samen op pad. Hierbij zijn studenten erg inventief om mama’s te prikkelen tot een actieve houding. Buddy’s komen tegemoet aan de specifieke behoeften van kwetsbare gezinnen, of, zoals blijkt uit de stem van de kansarme ouder zelf, ‘aan de specifieke leefwereld van gezinnen in armoede, die hun kennis en gebruik van diensten tekent.24 Een sterke administratie is de beginvoorwaarde voor betere levensomstandigheden, buddy’s kunnen hier echt het verschil maken. De bijzondere relatie die een buddy opbouwt met een gezin- vrijwillig maar niet vrijblijvend- is de absolute randvoorwaarde voor deze hefboomwerking. Deze vertrouwensrelatie kan groeien door de herhaalde huisbezoeken heen, waarin veel kan en niets moet. Sleutelwoorden zijn hier: continuïteit, gelijkwaardigheid (de win-win situatie), veiligheid en tijd. Onder deze omstandigheden kunnen buddy en gezin stappen zetten op weg naar een goede start voor het gezin, en weg van ‘dat kluwen van elkaar versterkende problemen op verschillende levensdomeinen waardoor ze continu stress en onzekerheid ervaren’.25 De buddywerking richt zich op de ‘buitenkant van armoede’ door de acties op praktisch en administratief vlak, op de ‘binnenkant van armoede’ door deze intense relatie aan te gaan en de zelfredzaamheid aan te wakkeren. Het gaat in tegen het mechanisme van ‘tunnelvisie’ of ‘schaarste gedrag’. Deze laatste termen verwijzen naar recente inzichten in persoonlijk gedrag van mensen armoede, waardoor zij in vicieuze cirkels belanden( Mullainathan, 2013; Shah, 2012).26 De buddy kan het beeld weer opentrekken. Het principe van vraag en aanbod, de snelheid en flexibiliteit waarmee buddy’s werken, de lage drempel, het vrijwilligersaspect en het niet-financiële maken van het buddyproject dan ook een erg aangepast instrument voor mensen in armoede waar een kind wordt verwacht of verwelkomd. Factoren die met kansarmoede zijn verbonden- en die de inzet van een buddy nuttig makenvormen tegelijk ook een belemmering. Wanneer het absoluut gebrek aan financiën, een slechte huisvesting of tekort aan voeding tot de dagelijkse zorgen behoren, wordt de buddy in zijn mogelijkheden tot actie beperkt. Deze realiteit weegt echter niet op tegenover de kleine stappen, die in elk individueel traject worden gezet. Het project biedt ook onrechtstreekse aangrijpingspunten in de strijd tegen kinderarmoede. Het geeft toekomstige zorgverleners- vroedvrouwen en sociaal werkers- de kans om specifieke competenties op te bouwen die zij zullen kunnen aanwenden als betrokken professionals. Studenten worden competente collega’s. Tenslotte biedt het inschakelen van buddy’s kansen tot een intensieve samenwerking tussen zorgverleners, essentieel in de ondersteuning van kwetsbare zwangeren.
24
Thirion, J., et al. (2013). Ouders uit kansarme milieus aan het woord over zorg en onderwijs voor jonge kinderen. Brussel: Koning Boudewijnstichting. 25 Thirion, J., et al. (2013). Ouders uit kansarme milieus aan het woord over zorg en onderwijs voor jonge kinderen. Brussel: Koning Boudewijnstichting. 26 Mullainathan, S. & Shafir, E. (2013). Scarcity: Why Having Too Little Means So Much. Shah, A., et al. (2012). Some Consequences of Having Too Little. Science 338, 682 (2012).
25
4.2 De buddy krijgt een bad van leerkansen De tweede onderzoeksvraag focust op de manier waarop het buddyproject bijdraagt tot de competentie-ontwikkeling van studenten, om als professional adequate zorg te geven aan mensen in een situatie van kansarmoede. Hoewel er in het project niet expliciet gewerkt wordt rond competenties, komen deze doorheen het engagement van de student aan bod. Het buddyproject is een bad waar de student wordt ingedompeld en voorgoed veranderd weer uitkomt. Competentieverwerving gebeurt op een discontinue manier, soms met vallen en opstaan. Het gaat zowel over kennis, vaardigheden als attitude. De flexibele werkvorm, ingebed in de stage, geeft studenten de kans om complementair te werken en om van elkaar te leren in de intervisies (peer learning). Studenten hebben zich als buddy een brug, een ondersteuner of een gids gevoeld en deze ervaring laat hen niet meer los. Zelf inzichten verwerven en kennis mogen doorgeven, leren over andere culturen, leren hoe het is om te leven in een situatie van armoede en dankbaarheid ervaren, zijn voor de student rijke ervaringen. Teruggekoppeld naar het competentieprofiel van de opleiding vroedkunde, werkt de student aan de competenties als diagnosticus (situering in familiale en sociale context), als zorg- en hulpverlener (gericht communiceren), als adviseur en voorlichter (rekening houdend met de leeftijd, de psychosociale en culturele belevingswereld), als professional (vertrouwensrelatie opbouwen, rekening houden met diversiteit en interculturele beleving van seksualiteit, vruchtbaarheid en geboorte), correct juridisch en ethisch handelen. Ook de internationale competenties voor vroedvrouwen beklemtonen het belang van culturele sensitiviteit en aangepaste zorg.27 Voor de studenten sociaal werk gaat het over het bereiken van deze competenties: zijn handelen vorm geven vanuit zijn kennis van en inzicht in het werkveld en verantwoorden vanuit een inzicht in de historische en culturele bepaaldheid van waardenkaders; adequate communicatievormen hanteren en ontwikkelen; het perspectief en de belangen van de betrokken actoren in zijn handelen aan bod laten komen. Bovenal leren beide groepen studenten deze competenties te integreren via het inzetten op het ombuigen van kansen door het verminderen van risico’s en een contextuele aanpak. Bepalen wat je wil bereiken voor dit gezin in een specifieke context, de zogenaamde ‘goal oriented medical care’.28 Om dit model te doen welslagen zijn de afbakening en de afronding van de rol van de buddy in het gezin, het vermijden van afhankelijkheid en het belang van participatie van de gezinnen in het project erg belangrijk. Aanpassen van de zorg en informatie aan de normen en gewoontes van het gezin is een blijvend leerpunt.
27
Fullerton, J., Thompson, J. & Severino, J. (2011). The International Confederation of Midwives Essential Competencies for Basic Midwifery Practice. An update study: 2009-2010. Midwifery (27): 399-408. 28 Reuben, D. & Tinetti, M. (2012). Goal-Oriented Patient Care — An Alternative Health Outcomes Paradigm. The New England Journal of Medicine, 366 (9) March 2012.
26
4.3 Over samenwerken en verbinden De derde onderzoeksvraag peilt naar de mogelijkheden die het project biedt voor een intensieve samenwerking tussen zorgverleners rondom het kansarm zwanger en jong gezin. In de bestrijding van kinderarmoede willen beleidsmensen tegen 2020 het aantal kinderen dat in armoede geboren wordt, halveren en het algemene armoederisico in Vlaanderen met 30% doen dalen via een geïntegreerde aanpak.29 Prioritaire maatregel is hierbij het stimuleren van lokale actoren om netwerken te vormen en armoede op een integrale manier aan te pakken. Dit is in Vlaanderen niet evident: het zorgaanbod is sterk versnipperd over verschillende organisaties en diensten, de ‘eilandjes van goede praktijk’. Er is vooral een kleine doorsnede tussen medische en sociale organisaties en tussen de perinatale zorg en de opvoedingsondersteuning. Slechts een beperkt aantal diensten werkt over deze verschillende domeinen. Bovendien kennen sociale en medische diensten de andere diensten niet.30 Om een sluitende keten van perinatale zorg en de kinderzorg te bekomen, is communicatie en netwerkvorming noodzakelijk. Fysieke en digitale bereikbaarheid zijn hierbij sterke aanbevelingen. Buddy’s hebben zeer zeker een actieve rol in het verbinden van het gezin met een netwerk van medische en sociale zorgverleners. Zorgverleners op hun beurt schakelen een buddy in, net omwille van diens flexibiliteit in tijd en ruimte en het vrijblijvende van het aanbod. . In goede trajecten vinden zorgverleners langs de buddy om ook gemakkelijker ingang tot het gezin en bereiken ze weer andere zorgverleners die ook in hetzelfde gezin werken. Dit ‘sneeuwbaleffect’ veroorzaakt een verder doorgedreven samenwerking van zorgverleners. De enige die de rol van verbinder van zorg- en welzijnsinitiatieven echt kan claimen, is eigenlijk het gezin zelf. Elk initiatief dat mensen in armoede wil vooruit helpen, elke ‘casemanager’ moet dus zo dicht mogelijk bij dat gezin staan en afgestemd zijn op dat gezin. Nieuwe methodieken uit welzijnswerk, zoals persoonlijke toekomstplanning31 en ‘familienetwerkberaden’ gaan volledig uit van die kracht van de dichtste omgeving om een probleemsituatie op te lossen. De ‘eigen kracht conferenties’ 32 maken van de casemanager zelfs geen hulpverlener maar een onafhankelijk coördinator. De buddy, een student die het nog niet echt voor het zeggen heeft, die het nog niet helemaal weet en écht samen op weg gaat, maar wel de weg kent is geknipt voor deze rol. Het eigen netwerk verbinden is de eerste taak, de organisaties die het dichtst bij het gezin kunnen staan, zoals een inloopteam of een vrijwilligersorganisatie, daarna. Pas dan komt de eerste en tweede lijn. Dit samenspel in het gezin vraagt afstemming: studenten van hun kant willen soms té veel de zaken regelen en zijn niet inzetbaar in alle situaties. Condities worden het best duidelijk gesteld van bij het begin. Samenwerken in een algemeen overlegplatform wordt het best structureel en op regelmatige basis georganiseerd. Op organisatorisch en institutioneel vlak kunnen de lokale besturen, om een duurzame samenwerking op te bouwen tussen alle spelers in het veld, het voortouw nemen om 29
Pact 2020. Vlaanderen in Actie. http://www.vlaandereninactie.be/over/kinderarmoedebestrijding. Hoogewys, A., et al. (2013). Perinatale ondersteuning van kansarme gezinnen: wat er is en wat er nodig is. Brussel: Koning Boudewijnstichting. 31 https://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/12_oost-vlaanderen/databank_jeugdhulp/waas-dender/carrousel/ Persoonlijke%20ToekomstPlanning.pdf. 32 Van Pagée, R. (2012). Eigen kracht als mentaliteitsverandering. Pedagogiek in praktijk, December 2012. 30
27
goed gebruik te maken van deze vrijwilligers uit de nulde lijn. Het idee om het project met zorgverleners onder te brengen in één samenwerkingsverband lijkt zowel zorgverleners als buddy’s een goed idee. Zo’n team van studenten inzetten, is niet alleen mooi meegenomen. Zij doen wat geen enkele hulpverlener kan of mag doen. Een maatje zijn.
28
Tot slot Dank aan alle participanten, rticipanten, studenten, zorgverleners en gezinnen; dank aan de begeleiders van het project, aan de ondersteuning en sympathie binnen en buiten de Arteveldehogeschool. We nemen jullie suggesties mee in de verdere implementatie van het project. Als onderzoekers kers werden we aangegrepen door de diverse verhalen die we tijdens de dieptediepte interviews mochten beluisteren. In elk verhaal vinden we diezelfde gevoelens terug. Trots om wat is bereikt, frustratie over wat niet is gelukt. Dankbaarheid om die eerste echte vertrouwensrelatie. v Teleurstelling, omdat deze relatie er niet komt. En het moment van absolute vreugde, ondanks alles, wanneer een nieuw kind op de wereld is gekomen. Daar waar de mens de andere mens op een respectvolle en waardevolle manier probeert te benaderen, daar kan het welzijn van elke persoon groeien. En daar is het een goeie plek om geboren te worden. Vanuit deze ingesteldheid willen we met dit onderzoek en met het buddyproject verder blijven duwen in de richting van het bestrijden van kinderarmoede kinderarmoede samen met de gezinnen, de studenten en onze partners.
29
Bijlage 1
Vragenlijsten
INTERVIEW NR…………………. Naam student: Naam gezin: Naam doorverwijzer Periode
VRAGENLIJST ST UDENT
Op en rond het buddy-engagement De vorming • • • • •
Wat was je motivatie om deel te nemen aan de vorming? Was je vroeger al in aanraking gekomen met armoede? Waar leerde je over armoede? (ouders, jeugdbeweging, vakantiejob, buurt?) Heb je zelf ervaring met armoede? Wat is je bijgebleven? Waren er minpunten aan de vorming? Heb je zaken geleerd die nuttig bleken als buddy?
De intervisie • • • •
Hoe vaak nam je deel? Is het makkelijk of moeilijk om regelmatig aan de intervisie deel te nemen? Wat ervaar jij zinvol aan de intervisie? (ervaring delen, emotie luchten, praktische informatie, horen dat anderen hetzelfde meemaken…) Zijn er minpunten aan de intervisie?
Link met stage • •
Zijn er ervaringen vanuit je buddy engagement dat je kon inzetten op stage? Spreek je over jouw buddy engagement op stage als het ter sprake komt? (Waarom wel waarom niet?)
Link met bachelorproef •
Is er een link in je bachelorproef met je buddy engagement? Zo ja, welke? Zo nee, is daar een reden voor?
30
Het buddy engagement praktisch •
• • • • • • •
Hoe ging de toewijzing van jouw gezin? Hoe spraken jullie voornamelijk af? (sms, langsgaan, mail, Facebook, mondeling,…) Is het te zeggen hoelang jullie gemiddeld samen waren? Waar spraken jullie meestal af? Kan je in het algemeen omschrijven hoe een samenkomst verliep bij jullie? Was het betaalbaar voor jou om buddy te zijn? Investeerde je hier zelf extra middelen in? Vond je het moeilijk om geen financiële steun te geven? Koste het veel tijd voor jou?
Het buddy engagement inhoudelijk aan de hand van de buddy-actiediamant symboliek • • • •
Kan je een aantal vragen terug in herinnering nemen die je had voor jullie elkaar voor het eerst ontmoetten? Werden deze vragen beantwoord? Waren er zaken die je kon veranderen? Waren er zaken die je niet kon veranderen?
Referring support en plaats in de driehoek •
• • • •
Ben je door je buddy engagement in contact gekomen met volgende professionals? o dokter, o vroedvrouw, o verpleegster, o OCMW, o kraamkaravaan, o inloopteam o buurtcentrum Hoe verliep het contact met andere professionals? Kijk je anders naar deze professionals? Waarom wel, waarom niet? Heb je iets geleerd over deze beroepen? Wat is naar jouw mening de belangrijkste rol van de buddy voor dit onderdeel?
Practical support • •
Heb je geholpen bij het invullen van formulieren? Hoe verliep dat? Heb je iets concreet veranderd aan de woon-en of leefsituatie van het gezin?
Informational support •
Op welke manier kon je (al dan niet) tips over gezondheid voor mama, kind, gezin meegeven? (bv. Stoppen met roken, voldoende slapen, …) 31
• •
Was het mogelijk om brochures samen te lezen over gezondheid? Kon je ondersteuning vinden in het ruime netwerk van hulpverlening?
Tangible support • •
Welke praktische zaken deed je vooral met je buddy gezin? (samen koken, winkelen, baby verzorgen, zoeken naar tweedehandswinkels…) Is het naar jouw mening zinvol om deze zaken te doen?
Emotionele ondersteuning • • • • •
• • • • • •
Keek je uit naar een volgende ontmoeting? Hebben jullie samen kunnen lachen? Hebben jullie samen kunnen huilen? Kon je jezelf blijven in die relatie? Lukte het om je eigen doelen opzij te zetten en in te gaan op wat zich aandient?( Had je meestal een agenda vooraf? Kon je deze afwerken? Of liet je de ontmoeting gebeuren en bekeek je ad hoc wat je het beste leek? Hoe ging je daarmee om?) Heb je het gevoel dat er naar jou geluisterd wordt? Voel je je als persoon sterker door dit engagement? Voel je je beter in staat om relaties aan te gaan met anderen dan voor het engagement? Heb je soms schrik gehad? Ervaar je op één of andere manier dankbaarheid? Hoe zou je deze relatie omschrijven?
Afronding • • •
Kan je in puntjes omschrijven wat je altijd zal bijblijven? Zou je opnieuw in het project stappen? Waarom wel of waarom niet? Denk je dat het er iets toe doet om buddy’s in te zetten? Zal het iets veranderen aan de uitkomst voor moeder en kind, aan de kansen voor kinderen?
2. De vragenlijst voor de gezinnen begint bij vraag van de buddy actie diamant symboliek 3. De vragenlijst voor de doorverwijzers 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Hoe kwam je in contact met het buddyproject? Was je van bij het begin gewonnen voor het opzet van het project? Waarom wel of niet? Gebruikte je criteria om mama’s door te verwijzen? Indien ja welke? Hoe gebeurde de doorverwijzing? Heb je contact gehad met de student? Indien ja hoe verliep dat? Had je het idee dat de student voldoende voorbereid was om buddy te zijn? 32
7. 8.
Kreeg je informatie van de mama over de buddy? Indien ja, … Ging het vooral over contacten met professionals en doorverwijzers, praktische ondersteuning bij het invullen van papieren, informatie geven, klusjes samen doen, emotionele ondersteuning? 9. Ben je van mening om nog vrijwilligers, studenten in te zetten voor ondersteuning van kwetsbare zwangeren? Waarin zouden ze het meest inzetbaar zijn? (cf. diamant) 10. Heb je tips voor de buddywerking in de toekomst?
33
Bijlage 2
Design van de datacollectie
De codering gebeurt in verschillende stappen. sta Een eerste analyse per code (open codering) wordt uitgevoerd dicht bij de inhoud van de tekstfragmenten (Corbin & Strauss, 2007), 2007) waarbij deze enkel benaderd worden vanuit de drie onderzoeksvragen. Succesfactoren (SG) en belemmerende factoren (BG) voor het gezin worden aangeduid; deze corresponderen met onderzoeksvraag onderzoeksvraa 1. Hetzelfde gebeurt voor succesfactoren (SS) en belemmerende factoren (BS) voor de studenten, corresponderend met onderzoeksvraag 2. Tenslotte gebeurt dit met de succesfactoren (SZ) en belemmerende factoren (BZ) betreffende het perinataal zorglandschap, conform onderzoeksvraag 3. De fragmenten die rechtstreekse aanbevelingen bevatten worden gecodeerd als remediërend voor gezin (RG), studenten (RS) en zorgverleners (RZ). Deze codes zijn terug te vinden in onderstaande figuur. Alle tekstfragmenten worden gecodeerd aan de hand van deze codes. Een groot deel van dit coderingswerk gebeurt simultaan door de twee onderzoekers, met het oog op afstemming en overleg. Alle gecodeerde tekstfragmenten tekstfragmente werden vervolgens gegroepeerd in alfabetische volgorde.
Fase 1
SG
BG
RG
Focus op het gezin: Thema’s
SS
BS
RS
Focus op student: Thema’s
Fase 2
Fase 3
Buddy concept
Buddy relatie
Buddy Actie
Buddy Netwerk
SZ
BZ
RZ
Focus op zorgverlener: Thema’s
Empower ment
Tips
In een tweede fase wordt de inhoud van de fragmenten dieper geanalyseerd. Elk fragment wordt inhoudelijke gethematiseerd: er wordt hier dus gebruik gemaakt van van een axiaal coderingssysteem of 33 codeboom (Boeije, 2005). Op deze manier wordt getracht het materiaal zo inductief mogelijk te benaderen, waardoor aannames zoveel als mogelijk worden vermeden. Ook hier blijven de interviews van de drie groepen participanten participan gekoppeld.. Deze thematisering leidt tot een codeboom met verschillende sub thema’s waarvan de fragmenten gerangschikt worden in een tabel. Er worden drie tabellen gemaakt, één per groep participanten, waarin telkens dezelfde sub thema’s terugkomen en waarin aarin de volgorde van de sub thema’s wordt aangepast om vergelijking mogelijk te maken. Deze zijn terug te vinden in volgende bijlagen. bijlagen
33
Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Boom: Amsterdam.
34
In een derde fase worden de sub thema’s behouden en gerangschikt en wordt er een onderlinge vergelijking en confrontatie van de drie groepen uitgevoerd. Een aantal tekstfragmenten worden ook gecodeerd als ‘remediërende’ factoren. Dit zijn rechtstreekse suggesties of tips van zorgverleners, studenten en gezinnen om het project te optimaliseren. Deze tekstfragmenten worden gecodeerd als ‘remediërende’ factoren en worden afzonderlijk besproken bij de praktische aanbevelingen.
35
Bijlage 3 Schematisch overzicht van de onderzoeksresultaten in 5 thematische categorieën 1. Het buddymodel Succesfactoren
Belemmerende factoren Gezin
Het principe van vraag en aanbod Snelheid en flexibiliteit Hefboomfunctie Studenten: complementair inzetbaar vrijwillig statuut laagdrempelig niet-financieel
Rol buddy niet afgebakend Afhankelijkheid Onvoldoende participatie van de gezinnen Studenten: Moeilijke afronding
Student Flexibel werken is mogelijk
Ondersteuning bieden à la carte is moeilijk
Alles is in de omgeving van Gent
De onbekendheid van het project
Concreet leren over armoede Studenten: Ingebed in de stage en getuigschrift Engagement krijgt vorm Proeven of het hen ligt Ze leren van elkaar door peer Geen financiële ondersteuning
Afspreken is moeilijk Studenten: Grote tijdsinvestering Combinatie met stage/lessen is soms lastig Ze zijn nog geen professional Ze kunnen nog niet ten volle hun inbreng inschatten
Zorgverlener Flexibiliteit in tijd en ruimte Intensief individueel contact Vrijblijvend Kosteloos Studenten: worden competente collega’s
Beperkt tot regio Gent Onvoldoende kennis over het project Posities duidelijk stellen van bij het begin Studenten: niet inzetbaar in alle situaties
36
2. Praktisch en administratief ondersteunen en informatie geven (buddy actie) Succesfactoren
Belemmerende factoren Gezin
Praktische handelingen leren Gezinnen gaan op pad Het babynest is de absolute topper Studenten: Laagdrempelige informatiebron Overbruggen van de taalbarrière Gezondheidspromotie voor een gezondere leefstijl
Financiële middelen ontbreken De buitenkant van de armoede Praktische begrenzing van een buddy Andere beleving van de zwangerschap Gebrek aan basiskennis over zwangerschap Taalbarrière Financiën, levensomstandigheden Gewoontes persisteren
Student Zelf inzicht verwerven en eigen kennis mogen doorgeven
Ontbreken van kennis over verloskundige inzichten voor studenten sociaal werk Ontbreken van kennis over de sociale kaart voor studenten vroedkunde Ontbreken van kennis over andere culturen Taalbarrière soms te groot
Zorgverlener De praktische ondersteuning wordt door de zorgverleners geapprecieerd De verloskundige expertise als extra troef
Er is reeds veel hulpverlening in het gezin
3. Vormen van netwerk en zelfredzaamheid Succesfactoren
Belemmerende factoren Gezin
Aandacht voor de rol van de vader Gezinnen leren zelf contact nemen
Wisselende relaties, afwezigheid van de vader Chaos en vernauwd bewustzijn Angst en depressie
Student Samen tot oplossingen komen Leren over andere professionals
Zelfstandig alles willen regelen
Zorgverlener Contacten met andere organisaties langs de buddy om Studenten brengen cliënten aan De buddy veroorzaakt een sneeuwbaleffect
Een samenspel in het gezin vraagt afstemming
37
4. De buddyrelatie Succesfactoren
Belemmerende factoren Gezin
Vertrouwen kan groeien Vertrouwen piekt rond de bevalling Continuïteit, veiligheid en gelijkwaardigheid Gastvrijheid en tijd Een buddy is geen vriendin
Vertrouwen groeit (te) langzaam Vertrouwen wordt losgelaten in crisismomenten Veiligheid Druk van de eigen gemeenschap Eenrichtingsverkeer
Student Ze zijn aangegrepen en kunnen samen lachen Ze voelen dat ze van betekenis zijn voor iemand Ze ervaren dankbaarheid
Confrontaties met moeilijke gezinssituaties Gevoel van afzien Frustratie en spijt ervaren Andere verwachtingen hebben Engagement niet kunnen afronden
Zorgverlener Het doel is presentie Nieuwe inzichten in de hulpverleningssituatie Terugkoppeling
Er zijn te weinig groeikansen in het gezin
5. Praktische aanbevelingen aangebracht door (gezin), studenten en zorgverleners Praktisch Link met bachelorproef niet verplichten Lange trajecten vermijden Combinatie studenten vroedkunde en sociaal werk stimuleren Overleg met zorgverleners Meer studenten sociaal werk stimuleren Voldoende ondersteuning kunnen geven Invullen van documenten Praktische haalbaarheid in het individueel lespakket Budget voor de student
Emotioneel Belang van intake Hoe juist stoppen? Niet verplichten
Inhoudelijk Beroepsgeheim goed kaderen Aanbod vormingen Kader absoluut nodig Link naar bestrijden van kinderarmoede
Bekendmaking Juiste info, kenbaarheid Accent op één op één relatie
38
Bijlage 4 Competenties studenten vroedkunde en sociaal werk Volgende selectie van competenties uit beide opleidingen worden in het buddy-engagement indirect aangesproken.
Vanuit de opleiding vroedkunde (2013): De vroedvrouw als diagnosticus De vrouw in haar familiale en sociale context situeren. De vroedvrouw als hulp- en zorgverlener + begeleider Gericht communiceren met de vrouw en haar familie doorheen preconceptie, zwangerschap, arbeid, baring en kraambed De vroedvrouw als adviseur voorlichter Seksuele en relationele voorlichting geven, met aangepaste informatie, rekening houdend met de leeftijd, de psychosociale en culturele belevingswereld. Gezondheidsvoorlichting en advies geven tijdens de zwangerschap, arbeid, bevalling en kraambed aan vrouw, partner en omgeving. Tevens voorlichting en advies geven over zaken die verband houden met de gezondheid van de vrouw, rekening houdend met de weerslag op het leven met haar partner, haar gezin en omgeving. De vroedvrouw als professional Een vertrouwensrelatie met de vrouw opbouwen, met respect voor de keuze van de vrouw en haar helpend de verantwoordelijkheid op te nemen voor de gevolgen ervan. Bij de beroepsuitoefening rekening houden met diversiteit en interculturele beleving van seksualiteit, vruchtbaarheid en geboorte. Correct juridisch, binnen de grenzen van de deontologie, én vertrekkend vanuit de ethische waarden en normen handelen.
Vanuit de opleiding sociaal werk (2013) De bachelor sociaal werk kan zijn handelen: Vorm geven vanuit zijn kennis van en inzicht in het werkveld Reflectief vorm geven en verantwoorden vanuit een inzicht in de historische en culturele bepaaldheid van waardenkaders De adequate communicatievormen hanteren en ontwikkelen De bachelor sociaal werk kan: Het perspectief en de belangen van de betrokken actoren in zijn handelen aan bod laten komen
39
40