T H
M A
5-1 2
universities of applied sciences Hogescholen worden vaak uitsluitend geassocieerd met het inrichten van hoger onderwijs. Andere taken zoals projectmatig wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke dienstverlening worden regelmatig vergeten, ook al worden ze in het hogescholendecreet van 13 juli 1994 expliciet beschreven als opdracht. Inmiddels hebben de hogescholen een sterke positie opgebouwd als leverancier van expertise in diverse sectoren en beroepen. Ze richten hun onderzoek zowel op de profit- als de non-profitsector en innoveren het beroep en het werkveld.
Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek aan Vlaamse hogescholen Johan Veeckman Dirk Smits Els Stuyven Gerrit Lesaffer Pascal Verhoest Bruno Van Koeckhoven
O
nderzoek is een erg ruim begrip dat een veelheid aan activiteiten omvat. De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) definieert onderzoek in de Frascati-manual als volgt: ‘Het op stelselmatige wijze uitvoeren van creatieve werkzaamheden met het doel het kennisbestand, met inbegrip van kennis van mens, cultuur en maatschappij, te vergroten en deze kennis te gebruiken om nieuwe toepassingen te ontwerpen.’ (OESO, 2002, p.30) In deze definitie zit een continuüm vervat, van fundamenteel, academisch onderzoek, dat vooral aan de universiteiten wordt uitgevoerd, tot de implementatie van wetenschappelijke inzichten en het uitwerken van concrete producten en diensten, kenmerkend voor bacheloropleidingen met professionele gerichtheid. Deze richten zich vooral op praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Het primaire doel van dit type onderzoek is niet altijd de creatie van nieuwe, algemeen geldende kennis, maar vooral het genereren van kennis, inzichten, innovatieve producten en handelingen die bijdragen tot het verbete-
18
ren, ontwikkelen en innoveren van de beroepspraktijk of de maatschappij. Om dit te bereiken worden algemene kennis en onderzoeksresultaten gecombineerd met specifieke professionele en contextgebonden kennis. De onderzoekers aan de hogescholen zoeken naar innovatieve oplossingen die tegemoet komen aan de concrete behoeften uit het werkveld en de maatschappij. Hieruit volgt onmiddellijk dat een wisselwerking met het meer fundamenteel en/of strategisch basisonderzoek cruciaal is. Dit is niet enkel nodig voor het verkrijgen van de nodige kennis, maar ook omdat het produceren van contextspecifieke kennis en innovatie op zijn beurt tot fundamenteel inzicht kan leiden. Bepaalde problemen en vraagstukken dagen bestaande paradigma’s uit of wijzen op hiaten in het huidig kennisbestand. Verschillende instanties, zoals de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI), de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR), de Nederlandse Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek (VKO), hogescholen, associaties en Europese netwerken zoals Universities of Applied Sciences
universities of applied sciences Network (UASNet) hebben definities en adviezen opgesteld over het onderzoek aan de hogescholen. Allen wijzen ze op een samenspel van drie elementen: het optimaal benutten, vertalen en integreren van bestaande wetenschappelijke kennis voor nieuwe contexten of concrete toepassingen, het samenwerken met en het werken voor het werkveld of beroep, en de kruisbestuiving en de voordelen van dit onderzoek voor het onderwijs in de bacheloropleidingen met professionele gerichtheid. Dit alles maakt dat het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek enkele specifieke kenmerken heeft: t IFUTQFFMUEJSFDUJOPQFFOWSBBHPGFFO UPFLPNTUJHF nood uit de bedrijfswereld, organisatie en/of een overheid (vraag-gestuurd onderzoek); t POEFS[PFLFSTFOBDUPSFOVJUIFUXFSLWFMEXFSLFO nauw samen met het oog op synergie, een betere valorisatie en kenniscirculatie (collaboratief onderzoek); t IFUJTUIFPSFUJTDIHFGVOEFFSE POEFS[PFLNFUIPEPMPgisch verantwoord en innovatief van aard; t IFUMFJEUUPUFFONFFSXBBSEFWPPSIFUPOEFSXJKT dat gericht is op het opleiden van kwaliteitsvolle en onmiddellijk inzetbare professionals. Het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek voldoet dus aan wat men Mode-2 onderzoek noemt (Gibbons et al. 1994) dat eerder toepassingsgericht en minder discipline gebonden is.
T H
MA
themahogeronderwijs.org
en onderzoek versterken en de kennistransfer stimuleren tussen hogescholen en de actoren in de profit-, non-profiten de kunstensector. Ook in het Leuvencommuniqué (2009)3 onderstrepen de Europese ministers, verantwoordelijk voor hoger onderwijs, het belang van de interactie tussen onderzoek en onderwijs en dit op alle niveaus. Op deze wijze tracht Europa een vooruitstrevende en innovatie kennisregio te creëren. De hoger onderwijsinstellingen in Vlaanderen en Nederland worden sinds 2003 door de NVAO (NederlandsVlaams accreditatieorgaan) getoetst aan een accreditatiekader. Zo wordt de professionele gerichtheid van de hogescholen getoetst aan de hand van de verwevenheid tussen onderwijs en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Daarbij staat de aansluiting bij de beroepspraktijk centraal. Tenslotte wordt steeds meer gewerkt aan het Europees profileren van en samenwerken tussen hogescholen, niet alleen inzake onderwijs maar ook inzake onderzoek. De Europese verenigingen die hier een belangrijke rol in spelen zijn Eurashe (European Association of Institutions in Higher Education) en UASNet.
De professionele gerichtheid blijkt uit de verwevenheid
Europese en legislatieve verankering Het decreet op de hogescholen van 13 juli 1994 leidde niet alleen tot een grote golf van fusies tussen hogescholen. Toenmalig minister van onderwijs Luc van den Bossche had begrepen dat grotere hogescholen krachtige innovators konden zijn voor de regio en het werkveld.1 Het decreet stelde de taak van de hogescholen scherper en vermeldde naast het verstrekken van onderwijs ook heel expliciet projectmatig wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. In de bacheloropleidingen met professionele gerichtheid van de nieuwe hogescholen werd toen reeds behoorlijk wat maatschappelijke dienstverlening verricht, maar het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek stond nog in de kinderschoenen. Ook het personeelsstatuut en de personeelsformatie was niet afgestemd op onderzoek, onderwijs was immers de core business. In 2003 werd, onder impuls van minister Vanderpoorten2, 3 miljoen euro aan de financieringsenveloppe van de hogescholen toegevoegd om een beperkte organieke ondersteuningsstructuur uit te bouwen voor onderzoekactiviteiten. Later werd nog 6 miljoen euro toegevoegd voor het uitvoeren van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Deze projecten moeten de relatie tussen onderwijs
tussen onderwijs en praktijkonderzoek Strategisch belang voor onderwijs, werkveld en personeel De impact van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek op de kwaliteit van het onderwijs, de medewerkers en de afgestudeerden is zeer groot en heeft vooral een unieke meerwaarde voor het werkveld.Het hoger onderwijs heeft immers als taak ondernemende en kritische afgestudeerden te vormen van hoog niveau zodat ze kunnen bijdragen aan de maatschappij door kennisintensieve activiteiten. De hogeschoolstudenten van de toekomst moeten daarom een op onderzoek en innovatie georiënteerde attitude ontwikkelen met als belangrijkste eigenschappen: t IFULSJUJTDILVOOFOBOBMZTFSFOWBOFOSFGMFDUFSFOPWFS (praktijkgerichte) problemen; t IFULVOOFO[PFLFOFOUPFQBTTFOWBO wetenschappelijke kennis; 19
T H
M A
5-1 2
universities of applied sciences t IFULVOOFOJOUFHSFSFOWBOXFUFOTDIBQQFMJKLFFO praktische kennis; Dit alles moet hen in staat stellen zinvolle oplossingen en oplossingsstrategieën te bereiken. Hogescholen zijn omwille van het grote aantal studenten dat ze opleiden en hun belangrijke sociale en regionale rol in vele landen goed geplaatst om het aantal afgestudeerden met onderzoekcompetenties te verhogen. Zowel het proces als de resultaten van het onderzoek genereren een duurzame meerwaarde voor het onderwijs onder andere via onderwijs- en curriculumvernieuwing en evidence based practice. Onderzoek levert ook een cruciale bijdrage aan het professionaliseren van de personeelsleden van de hogescholen. Door het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek blijven de docenten voortdurend in contact met het werkveld, wordt hun kennis verrijkt en verbreed en blijven ze steeds op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in hun vakgebied. Tegelijkertijd ontwikkelen ze een ondernemende en op innovatie gerichte houding die ze kunnen doorgeven aan hun studenten. Ze houden ook intensief contact met het academisch onderzoek aan de universiteiten om zo de transfer van deze kennis naar het werkveld te concretiseren.
De valorisatie is het streefdoel van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
Valorisatie van praktijkgericht onderzoek De valorisatie van onderzoeksresultaten via innoverende producten en diensten aan derden is het streefdoel van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Het is ook belangrijk een innovatieve cultuur in een organisatie te stimuleren. Creativiteit en ondernemingszin zijn daarbij belangrijke attitudes. Zowel het stimuleren van onderzoekgerelateerde vaardigheden en attitudes, als het doorgeven van wetenschappelijke kennis, vormen in de geschetste context van een kenniseconomie een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van het economisch weefsel. Grote ondernemingen en instellingen vinden daarbij meestal vlot de weg naar de kennisinstellingen. Middelgrote en kleine organisaties hebben het op dit vlak soms 20
moeilijker omwille van het gebrek aan omkadering, tijd en gekwalificeerd personeel. Hogescholen kunnen hen hierbij helpen. Ze zijn sterk regionaal ingebed, laagdrempelig en vlot aanspreekbaar voor middelgrote en kleine bedrijven en organisaties. Door stages en bachelorproeven van studenten, gastprofessoren uit het werkveld, resonantiecommissies voor de opleidingen en onderzoeksprojecten, het collaboratief uitvoeren van projecten met het werkveld en niet in het minst het zeer toegepaste profiel van de opleidingen zelf, is de drempel naar hogescholen zeer laag. Ook een brede waaier aan bijscholingen, navormingen en postgraduaten, die dikwijls het resultaat zijn van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, dragen bij tot het levenslang leren en het professionaliseren van de sector. Desondanks vergeet de overheid maar al te dikwijls de hogescholen als natuurlijke partners, ook al zet ze volop in op instrumenten om de innovatie van bijvoorbeeld mkb (midden en klein bedrijf) en non-profitorganisaties te verhogen. Mede hierdoor vinden niet alle regionale partners de weg naar de hogescholen, waardoor valorisatie en disseminatie van praktijkgericht onderzoek voor en naar het werkveld nog onvoldoende scoort. Hogescholen, samen met RESOC’s (Regionale Sociaaleconomische Overlegcomité’s), POM’s (Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij) en innovatiecentra kunnen hier een belangrijke bijdrage leveren. Financiering van het onderzoek aan de hogescholen Een volledig overzicht geven van alle mogelijke financieringskanalen voor het praktijkgericht onderzoek aan de Vlaamse hogescholen is in dit bestek niet mogelijk. Jaarlijks worden immers nieuwe initiatieven genomen, terwijl andere verdwijnen. Om die reden adviseerde een expertgroep onder leiding van professor Luc Soete4 de Vlaamse regering om de bestaande financieringskanalen te optimaliseren en, bovenal, orde te brengen in het te fragmentarisch Vlaams onderzoeksbeleid. Inzake financiering van het onderzoek aan de hogescholen kan een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de middelen die een hogeschool competitief en niet competitief verwerft. De niet competitieve onderzoeksmiddelen bestaan uit subsidies van de Vlaamse overheid voor het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek in elke hogeschool. Deze middelen worden toegekend op basis van het gemiddeld aantal opgenomen studiepunten in de bacheloropleidingen met professionele gerichtheid.5 Anno 2012 bedraagt het totale overheidsbudget PWO voor de 21 Vlaamse hogescholen een bescheiden 11 miljoen euro. Daarnaast kent ook de federale (Belgische) overheid een beperkt fiscaal voordeel toe aan de hogescholen en uni-
universities of applied sciences versiteiten voor onderzoekers met name een verminderde bedrijfsvoorheffing.6 Deze middelen moeten integraal worden ingezet voor nieuw onderzoek. Competitief verworven middelen komen uit zeer diverse bronnen. Zo beheert het Vlaams Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) een waaier van fondsen en onderzoeksprogramma’s van de Vlaamse overheid. De subsidies gaan hoofdzakelijk naar projecten die worden ingediend door kleine en grote bedrijven, universiteiten, hogescholen en andere Vlaamse innovatieve spelers, hetzij individueel, hetzij gezamenlijk. Het IWT brengt ook partners samen en treedt in naam van de Vlaamse regering op als tussenpersoon inzake voorbereiding, opvolging en financieel beheer. Vooral het TETRA (technologietransfer)-programma, het strategisch basisonderzoek en het KMO-programma zijn voor hogescholen steeds belangrijker kanalen. Naast het IWT zijn er ook nog (regionale) overheden, departementen, stichtingen die maatschappelijk noodzakelijke onderzoeksprojecten uitschrijven, zodat hogescholen en universiteiten snel en proactief onderzoek kunnen uitvoeren naar belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen en uitdagingen.7 Ook bedrijven en grote non-profitorganisaties bestellen bij de hogescholen contractonderzoek. Op supranationaal niveau kunnen hogescholen en andere kennisinstellingen deelnemen aan onderzoeksprojecten die worden uitgeschreven door de Directoraten-Generaal (DG) van de Europese Commissie. Elk DG heeft zijn onderzoeksprogramma’s met specifieke doelstellingen die niet altijd even helder zijn en waarbij ook de financieringsprocedures soms een kluwen zijn.8 Hogescholen kunnen verder ook nog gebruik maken van ESF (Europees Sociaal Fonds), EFRO (Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling) en Interreg (Innovation and environment regions of Europe Sharing Solutions)-middelen. Momenteel bespreekt de EU enkele hervormingen in het innovatie- en onderzoeksbeleid en zal ze in januari 2014 Horizon 2020 lanceren. De Vlaamse hogescholen hopen dat de EU voldoende aandacht zal schenken aan de Europese KMO’s en aan onderzoek met een snelle return-tomarket-waarde, de kracht van het praktijkgericht wetenschappelijke onderzoek. Onderzoekindicatoren De kwaliteit en kwantiteit van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek meten, is belangrijk, maar geen sinecure. De verwevenheid tussen onderzoek, werkveld en onderwijs maakt dat bij evaluatie deze drie elementen steeds aan bod moeten komen. Bovendien zijn evenwichten tussen deze drie elementen vaak belangrijker
T H
MA
themahogeronderwijs.org
dan hoge scores op slechts één of meerdere individuele elementen. Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek werkt volgens de gangbare wetenschappelijk gefundeerde methodologie en leidt tot wetenschappelijk relevante resultaten. Deze worden soms gepubliceerd in nationale en internationale wetenschappelijke vakbladen of verspreid via lezingen op wetenschappelijke congressen, maar dit is niet het eerste doel van dit type onderzoek. Een goed en bruikbaar resultaat voor het werkveld primeert. Het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek zoomt in op een behoefte of vraag uit het werkveld, het beroep of de maatschappij. Daarom moeten de onderzoekresultaten adequaat verspreid worden. Het aantal artikelen in vakbladen en algemene media, boeken en handleidingen gericht op de beroepspraktijk, voordrachten op beroepsgerichte congressen en studiedagen zijn voor de hand liggende indicatoren. Dienstverlening en nieuw contractonderzoek, andere vormen van samenwerking met bedrijven en non-profitorganisaties, navorming en consulting zijn mogelijke indicatoren die kunnen duiden in welke mate praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek tegemoet komt aan de behoeften van het beroep, het werkveld en de maatschappij. Dit kan dan ook niet gevat worden in één of twee indicatoren zoals het extern verworven onderzoeksbudget of het aantal contracten. Meerdere indicatoren zijn nodig. Een andere mogelijke indicator is het aantal samenwerkingsverbanden met wetenschappelijke instellingen of het aantal projecten waarbij ook onderzoekers uit andere kennisinstellingen betrokken zijn. Dit verduidelijkt de mogelijke kruisbestuiving tussen academisch en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en tussen verschillende disciplines. De relevantie van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek voor het onderwijs aan de hogescholen is hoog. Een goede wisselwerking tussen onderwijs en onderzoek kan het gemakkelijkst gerealiseerd worden door docenten die beide opdrachten combineren. Zo is het percentage docenten met deze gecombineerde opdracht een mogelijke indicator voor de verwevenheid van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Nog andere indicatoren zoals de betrokkenheid van studenten via bachelorproeven, stages of projectwerk binnen het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, of het aantal syllabi dat verwijst naar eigen onderzoeksresultaten geven waarschijnlijk beter de dynamiek van innovatie weer in een hogeschool. Alleen zijn deze erg moeilijk te objectiveren en het veroorzaakt meteen een enorme werklast. Hoe dan ook, kwaliteit van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek wordt het best gemeten door de impact en relevantie van het onderzoek in het werkveld en beroep, het onderwijs en de maatschappij. 21
T H
M A
5-1 2
universities of applied sciences Samenwerking met academische opleidingen Vele hogescholen richten momenteel nog steeds zowel bachelor (academische en professioneel gerichte) als master opleidingen in. In oktober 2013 zullen conform het integratiedecreet de academische opleidingen van de hogescholen (BaMa opleidingen)integreren in een universiteit, met uitzondering van de bachelor en master opleidingen van de Hogere Zeevaartschool en de academiserende opleidingen in de kunsten. Zal dit niet leiden tot een verarming van de onderzoekcultuur aan de hogescholen? Het is duidelijk dat het overgrote deel van de onderzoeksmiddelen door de integratie naar de universiteiten wordt getransfereerd en de onderzoeksmiddelen voor de bacheloropleidingen met professionele gerichtheid beperkt blijven. Tegelijkertijd werd de opdracht van de associaties inzake onderzoek versterkt, zodat afstemming tussen fundamenteel, toegepast en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek gestimuleerd kan worden. Meer dan ooit zullen de hogescholen hun speerpunten of expertisedomeinen inzake onderzoek moeten definiëren en doelgericht zoeken naar een geschikte match met bepaalde academische opleidingen. Dit mag echter niet leiden tot een nieuwe academische drift in de hogescholen, waardoor de sterke relatie met het beroep en het werkveld zou verwateren. Dwarsverbanden creëren tussen de academische en professioneel gerichte opleidingen is een noodzaak wil men de efficiëntie inzake onderzoek verder verhogen en de infrastructuur en faciliteiten nog efficiënter benutten. Bovendien moedigt het integratiedecreet (cfr art 47) deze samenwerking aan, omdat hogescholen het onderzoek van de universiteiten op die manier dichter bij het werkveld brengen. Vandaag moeten we echter vaststellen dat vele dwarsverbanden eerder steunen op de welwillendheid en visie van betrokkenen dan op een strategie. De overheid kan deze samenwerking extra stimuleren via een bepaald aantal financieringskanalen door de samenwerking tussen hogescholen en universiteiten noodzakelijk te maken. Momenteel zijn de onderzoekers van de bachelors met professionele gerichtheid geen begeerde kandidaten omwille van de geringe onderzoekfinanciering en beperkte toegang tot financieringskanalen. Dit is jammer, omdat zo behoorlijk wat onderzoekpotentieel niet gevaloriseerd kan worden. Het is echter niet alleen een verhaal van visie, strategie en financiering. Het is ook interessant voor gekwalificeerd personeel uit de hogescholen om een opdracht op te nemen in de universiteit, een soort gemengde opdracht. De communicatie- en informatienetwerken van de universiteiten zouden ook beter toegankelijk kunnen worden gemaakt voor de onderzoekers uit de hogescholen. Het professionaliseren van de onderzoekers zou gezamenlijk met de hogescholen kunnen uitgebouwd worden, het
22
opsporen van synergiën kan via wederzijds overleg. Om dit alles te realiseren zou de overheid de PWO-middelen van de opleidingen met professionele gerichtheid snel moeten kunnen verdubbelen! Belang van Europese samenwerking Eén van de grote uitdagingen voor het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek ligt ongetwijfeld in het aangaan van Europese samenwerking. Máire GeogheganQuinn, Europees commissaris voor onderzoek, innovatie en wetenschap, verklaarde recent dat een internationale samenwerking moet helpen het hoofd te bieden aan de mondiale uitdagingen. Met Europa 2020 wil de Europese Commissie een versterkte inzet aanmoedigen van inspanningen en middelen in dienst van innovatie in het bedrijfsleven en in de samenleving. De ontwikkeling van een Europese Kennisregio en de Europese Onderzoeksruimte moet een betekenisvolle bijdrage leveren om van Europa een economische
Hogescholen zullen hun speerpunten of expertisedomeinen inzake onderzoek moeten definiëren macht te maken. Steeds meer Europese initiatieven en programma’s richten zich bijgevolg op het versterken van de in Europa aanwezige kennis en innovatiekracht. Los hiervan wil ook Vlaanderen met haar programma Vlaanderen in Actie 2020 de Europese doelstellingen nastreven en transnationale samenwerking aanmoedigen. Professioneel hoger onderwijs wordt in dit hertekende landschap een ideale partner van het Directoraat Generaal Onderzoek en Innovatie, vooral omdat nu meer dan ooit de klemtoon wordt gelegd op toegepast onderzoek en innovatie in samenwerking met KMO’s, publieke instellingen, en de -profit sector. Hogescholen zijn immers - in nauwe samenwerking met de stakeholders per definitie betrokken bij praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, innovatie, impactgedreven en marktgerichte kenniscreatie en -overdracht. Idealiter wordt vanaf nu maximaal geïnvesteerd in de samenwerking over de grenzen heen en het ontwikkelen van Europese allianties tussen KMO’s, publieke instellin-
universities of applied sciences gen, non-profitsector, regionale autoriteiten, hogescholen en andere complementaire kennisinstellingen. Onderzoeksgroepen met internationale partners zijn immers meer zichtbaar (en zetten zo ook Vlaanderen prominenter op de kaart) en hebben meer kans op het verwerven van EU-financiering. De Europese overheid speelt hier een cruciale rol. Zij dient immers een stuwende en coördinerende rol op zich te nemen in initiatieven voor transnationale samenwerking in onderzoek en ontwikkeling van lidstaten en regio’s, zonder de instapdrempel en de administratieve planlast te hoog te leggen. Besluit Het hoeft geen betoog dat een duurzaam klimaat en financiering voor praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek aan de hogescholen noodzakelijk is. Het draagt immers bij tot de kwaliteit van het onderwijs en de alumni, tot regionale kennisverspreiding en de kwaliteit en innovatie van het werkveld en het beroep.
Johan Veeckman is doctor in de wetenschappen en algemeen directeur Arteveldehogeschool Dirk Smits is doctor in de psychologische wetenschappen en diensthoofd onderzoek professionele opleidingen HUB-KAHO Els Stuyven is doctor in de experimentele psychologie en directeur onderzoek Hogeschool Gent Gerrit Lesaffer is doctor in de medische wetenschappen en diensthoofd onderzoek en dienstverlening Erasmushogeschool Brussel
T H
MA
themahogeronderwijs.org
Noten 1 Zie ook het Decreet betreffende de wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening door de universiteiten of de hogescholen en betreffende de relaties van de universiteiten en de hogescholen met andere rechtspersonen van 22 februari 1995 (B.S. 19 juli 1995). 2 Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen van 4 april 2003 (B.S. 14 augustus 2003). 3 Communiqué of the Conference of European Ministers Responsible for Higher Education, Leuven and Louvain-la-Neuve, 28-29 April 2009 4 Door synergiën te zoeken tussen de vele fondsen en, waar mogelijk, ze samen te laten smelten: Rapport Expertgroep Soete, Expertgroep voor de doorlichting van het Vlaams innovatie-instrumentarium, april 2012, pp. 30 en 68. 5 Gebaseerd op het aantal opgenomen studiepunten in elke Vlaamse hogeschool; zie Hogescholendecreet art. 190bis, het Financieringsdecreet. Ook het Integratiedecreet art. 39bis en de Beslissing van de Vlaamse Regering (BVR) van 16 juli 2010. 6 Artikel 275/3, WIB 92 7 Voor een meer volledig en bondig overzicht van mogelijke financieringskanalen voor Vlaamse hogescholen, zie Dieussaert, Smits & Goubin, 2011. 8 Het Vlaams Europees Verbindingsagentschap (VLEVA) verschaft informatie aan Vlaamse kennisinstellingen, bedrijven en not for profit-organisaties over deze subsidiekanalen en faciliteren hiermee het proces om deel te nemen aan Europese onderzoeksprojecten.
Referenties Associatie K.U.Leuven (2006). Praktijk-gebaseerd onderzoek in het professioneel hoger onderwijs: Een bijdrage aan innovatie en beroepsbewustzijn. Leuven: Associatie K.U.Leuven. Dieussaert, Smits & Goubin, (2011); Onderzoek in de praktijk, een gids voor praktijkgericht onderzoek, Leuven. Eurashe – Uasnet (2012). Position Paper on research and Innovation ministerial meeting in Bucharest 26-27 April 2012 Europese Commissie (2012). Press release IP/12/967. Brussel 17 September 2012 Gibbons, M., Limoges, C., Nowotny, H., Schwartzman, S., Scott, P. & Trow M. (1994). The new production of knowledge: the dynamics of science and research in contemporary societies. London: Sage. Nederlandse Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek (geraadpleegd in september 2012). Praktijkgericht onderzoek: http://www.vkohogescholen.nl/kwaliteitszorg/ praktijkgericht-onderzoek OECD (2002). Frascati-manual – proposed standard practice for surveys. Paris: OECD. UASNET (2008). Educating the new European Professional towards Bologna 2020: Position Paper of the European Network for Universities of Applied Sciences. Ghent Seminar 19-20 May 2008 Vlaamse HogerOnderwijsraad (2010). Het belang van praktijkgericht onderzoek voor de samenleving. Brussel: VLHORA. Vlaamse Onderwijsraad (2012). Advies over de professioneel gerichte bacheloropleiding na integratie. Brussel: VLOR. Vlaamse Raad voor Wetenschap en innovatie (2012). Advies 169: Belang voor onderwijs en regio van praktijkgericht onderzoek in bacheloropleidingen met professionele gerichtheid. Brussel: VRWI. Vlaamse Raad voor Wetenschap en innovatie (2010). Advies 141: Voor een Vlaams standpunt EU KP8. Brussel: VRWI.
Pascal Verhoest is doctor in de sociale wetenschappen en directeur onderzoek en dienstverlening Arteveldehogeschool Bruno Van Koeckhoven heeft een master in de geschiedenis, master internationale politiek en is beleidsadviseur onderzoek VLHORA
23