Onderzoek aan de Vlaamse hogescholen schriftelijke reflectie - hoorzitting ‘onderzoek’ ad hoc commissie hoger onderwijs, Vlaams Parlement woensdag 28 april 2010
Als volwaardige partners in onderzoek en innovatie willen de Vlaamse hogescholen in deze nota hun aandachtspunten over ‘onderzoek’ in de toekomstige structuur van het hoger onderwijs overmaken aan de leden van de ad hoc commissie Hoger Onderwijs van het Vlaams Parlement als aanvulling op de hoorzitting rond ‘onderzoek’ (woensdag 28 april 2010). De VLHORA is van mening dat een evenwichtig en divers informatieaanbod in deze fase van de werkzaamheden van de commissie een meerwaarde kan betekenen en uiteindelijk kan leiden tot goede beleidsbeslissingen.
contactpersoon: Jasper Delanoy beleidsmedewerker Wetenschappelijk Onderzoek tel. +32 (0)2 211 10 06 gsm +32 (0)495 60 24 95 e-mail:
[email protected]
VLHORA - Vlaamse Hogescholenraad Ravensteingalerij 27 bus 3, 1e verdieping B-1000 Brussel tel. +32 (0)2 211 41 90 fax +32 (0)2 211 41 99 e-mail:
[email protected] website: http://www.vlhora.be
management summary De Vlaamse hogescholen hebben het laatste decennium in belangrijke mate geïnvesteerd in onderzoek. Het academiseringsproces, concrete vragen vanuit de bedrijfswereld en het maatschappelijk veld en een groeiend onderzoekscomponent met eigen kritische onderzoeksvragen zijn enkele van de oorzaken van deze (r)evolutie. De sterk toegenomen onderzoekscapaciteit en de specifieke relevantie van het verrichte onderzoek, in belangrijke mate complementair aan het onderzoek binnen de universiteiten1, maken de hogescholen tot een volwaardige partner in onderzoek en innovatie. Bovendien vervullen de hogescholen een belangrijke opdracht in het stimuleren van ondernemerschap en innovatie aan de hand van een vernieuwd en vernieuwend perspectief op kennisbenadering. Dit profiel moet zich onverkort vertaald zien in het beleid en staat los van een eventuele integratie (in welke richting dan ook): 1. 2.
3.
‘Valorisatie’ benaderen vanuit een brede definitie van valorisatie. Om hun rol te kunnen vervullen in innovatie- en onderzoeksnetwerken en een belangrijke bijdrage te leveren aan het ViA2020-verhaal is er binnen de hogescholen nood aan een structurele en groeiende omkadering van het onderzoek en onderwijs dat ten dienste staat van deze doelstellingen: Inhoudelijk pleit de VLHORA voor een verbreding van het innovatietraject (KETRA-fonds), de verbreding van de doelstellingen van het praktijkgebaseerd onderzoek (PWO-middelen) en het verder zetten van het academiseringsproces. De VLHORA vraagt concrete aandacht voor de rol van de hogeschoolopleidingen met betrekking tot de innovatieattitude en ondernemingszin bij studenten. Op het vlak van omkadering pleit de VLHORA voor een financiering van de academische opleidingen die hun opdracht volgt en structureel wordt ingebed in de basisfinanciering, een uitbreiding van het TETRAfonds en een aanvullend KETRA-fonds. De middelen voor praktijkgebaseerd onderzoek moeten verdubbeld en beheerd worden in een fonds met een structurele component in de basisfinanciering en een projectcomponent. De hogescholen zijn al langer vragende partij om toegang te verkrijgen tot andere onderzoeksfondsen waar de hogescholen vandaag geen rechtstreekse toegang tot hebben. De VLHORA wil een volwaardige deelname in de fondsen en koppelt hieraan het voldoende versterken van deze bestaande financieringskanalen en de middelen voor onderzoeksinfrastructuur. Essentieel vraagt de VLHORA een toetsing van de potentiële onderzoeksprojecten op basis van kwalitatieve criteria en niet langer op basis van louter administratief-technische criteria (zoals het statuut van de hoger onderwijsinstelling). Om volwaardig te kunnen deelnemen aan en hun rechtmatige plaats te bestendigen in het veld van wetenschap en innovatie hebben de hogescholen nood aan een relevante vertegenwoordiging in overleg-, beleid- en adviesorganen, zoals de VRWI, de FRWB en het FWO.
Bij een eventuele integratie vraagt de VLHORA aandacht voor volgende principes: 1.
2.
3.
De eigenheid van de opleidingen en het onderzoek dient te worden behouden, gezien de hieraan verbonden dynamiek en de specifieke plaats in het onderzoekskader en de innovatieketen. Bijzondere aandacht moet gaan naar het aanpassen van de criteria van het huidig ‘universitair’ evaluatie-, meet- en financieringsmodel aan het profiel van dit onderzoek. In de toekomstige structuur moeten dwarsverbanden tussen het onderzoek in de professionele opleidingen en het onderzoek in de academische opleidingen gewaarborgd en versterkt worden. Dit kan, maar hoeft niet noodzakelijk, via de associaties georganiseerd worden2. Bij een mogelijke integratie dienen engagementen omtrent lopende onderzoeksprojecten, investeringen en personeel overgenomen te worden door de ontvangende instelling ten einde de continuïteit te verzekeren.
1
Het Vlaamse hogescholenlandschap omvat instellingen met diverse en specifieke kwaliteiten en contacten in de regio. Het onderzoek aan de hogescholen is dan ook aangepast aan deze gediversifieerde realiteit. Naargelang de focus en het intern beleid van de instelling kunnen (al dan niet in gecombineerde vorm) praktijkgebaseerd, toegepast, strategisch basis-, artistiek en zelfs fundamenteel onderzoek onderscheiden worden. Bovendien is deze lijst niet exhaustief en overstijgen de (samen)werkingsvormen vaak de grenzen van de opleiding, de gerichtheid, de instelling en de associatie. Deze nota wil het onderzoek kaderen en concrete aandachtspunten geven met betrekking tot het onderzoek en de plaats van dit onderzoek in een toekomstige structuur van het hoger onderwijs. Hierbij wordt niet telkens opnieuw verwezen naar de diverse vormen van onderzoek binnen de hogescholen, maar wordt verwezen naar de ‘grootste gemene deler’. Deze algemene bedenking dient meegenomen te worden doorheen de tekst. 2 VLHORA-advies: ‘Toekomstige structuur hoger onderwijs’, 17 maart 2010
VLHORA schriftelijke reflectie ad hoc commissie hoger onderwijs - hoorzitting 28 april 2010: ‘Onderzoek’
|3
algemene bemerking Het Vlaamse hogescholenlandschap omvat instellingen met diverse en specifieke kwaliteiten en contacten in de regio. Het onderzoek aan de hogescholen is dan ook aangepast aan deze gediversifieerde realiteit. Naargelang de focus en het intern beleid van de instelling kunnen (al dan niet in gecombineerde vorm) praktijkgebaseerd, toegepast, strategisch basis-, artistiek en zelfs fundamenteel onderzoek onderscheiden worden. Bovendien is deze lijst niet exhaustief en overstijgen de (samen)werkingsvormen vaak de grenzen van de opleiding, de gerichtheid, de instelling en de associatie. Deze nota wil het onderzoek kaderen en concrete aandachtspunten geven met betrekking tot het onderzoek en de plaats van dit onderzoek in een toekomstige structuur van het hoger onderwijs. Hierbij wordt niet telkens opnieuw verwezen naar de diverse vormen van onderzoek binnen de hogescholen, maar wordt verwezen naar de ‘grootste gemene deler’. Deze algemene bedenking dient meegenomen te worden doorheen de tekst.
prioriteiten Volwaardige erkenning van het onderzoek aan de hogescholen Innovatiecapaciteit 3 Vlaanderen In Actie stelt het duidelijk : ‘onderzoek, innovatie en welvaart zijn sleutelbegrippen geworden in het beleid van elk land of elke regio’. We zien dat Vlaanderen goed scoort in onderzoek, maar slechts middelmatig presteert daar waar het gaat over de omzetting van onderzoek in innovatieve capaciteit, over de omzetting van onderzoek in producten en processen die een maatschappelijke en economische meerwaarde leveren, daar waar het gaat om valorisatie. In het laatste decennium en mede door het academiseringsproces zijn de hogescholen, zowel vanuit de professionele als de academische opleidingen, erin geslaagd een degelijke onderzoekscapaciteit te creëren wat zich voornamelijk vertaalt in innoverende technologische toepassingen voor bedrijven, nieuwe methodieken en producten voor diverse maatschappelijke actoren en scheppende en uitvoerende kunstpraktijken producties. Nog belangrijker duidt de praktijk op de belangrijke rol van de hogescholen in het economisch en maatschappelijk weefsel van Vlaanderen: hogescholen kenmerken zich in hun laagdrempeligheid ten aanzien van onder andere KMO’s, de not-for-profitsector en het culturele veld. Mede vanuit hun belangrijke rol in het vervolledigen van de innovatieketen moeten de hogescholen hun rechtmatige plaats krijgen in het wetenschapen innovatiebeleid.
Brede definitie valorisatie Innovatie moet vertrekken vanuit een brede definitie van valorisatie. De interpretatie van innovatie tot ‘succesvolle 4 transformatie van creativiteit en kennis in economische waarde’ is te eng. Gesteund door de VRWI vertrekt de VLHORA vanuit een brede definitie van valorisatie: ‘wetenschappelijke kennis dient ingezet te worden om naast de creatie van economische waarde (voor de producerende samenleving), ook maatschappelijke waarde (voor de samenleving in brede zin), culturele waarde (voor de lerende samenleving) of democratische waarde (voor de argumenterende samenleving) op te leveren’. Valorisatie omvat meer dan publicaties, octrooien en spin-offs. Hogescholen benaderen valorisatie als een concrete omzetting van onderzoeksresultaten en goede praktijken naar het werkveld. Deze bijdragen vinden we voor een belangrijk deel in het onderzoek dat wordt uitgevoerd op vraag van KMO’s, grote ondernemingen en organisaties. Via dergelijk ‘vertaalonderzoek’ helpen de
3 4
Vlaanderen in Actie, positioneringspaper ‘Innovatie’, atelier innovatie, 4 november 2008 VRWB, advies nr. 97, ‘De verruiming van het steunbaar innovatietraject’, 2006
VLHORA schriftelijke reflectie ad hoc commissie hoger onderwijs - hoorzitting 28 april 2010: ‘Onderzoek’
|4
onderzoeksgroepen van hogescholen bestaande bedrijven om hun eigen innovatie-ideeën uit te werken. Valorisatie is en moet veel meer zijn dan de huidige gangbare benadering. Toegepast onderzoek In de voorbije decennia ontwikkelden hogescholen – en specifiek de academiserende opleidingen – een sterk toegepaste vorm van wetenschappelijk en artistiek onderzoek, die naadloos kan aansluiten bij het fundamentele onderzoek van de universiteiten. De ruime professionele en maatschappelijke netwerken rond hogescholen en hun onderzoekers laten toe de nieuw verworven kennis en technologie te laten doorstromen voor implementatie naar bedrijven en/of maatschappelijke organisaties. Deze link naar bedrijven en naar toepassing wordt erkend door de overheid, die daarom deze vorm van toegepast onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening stimuleert via financiering van de TETRA-projecten. De aansluiting tussen de academische benadering van kennisverwerving en de implementatie in het maatschappelijke kader moet gebeuren via participatie van de hogescholen in de universitaire onderzoeksprojecten en onderzoeksfondsen. Beide benaderingen zijn niet contradictorisch: de hogescholen leveren de logische verlenging van de academische kennisopbouw en ontwikkeling naar de toepassing in het brede maatschappelijke en industriële veld. De rol die de hogescholen hierin kunnen spelen om nieuw verworven kennis te benutten in industriële en/of maatschappelijke processen, wordt door een te beperkte financiering nog sterk ondergewaardeerd in academisch-organisatorische context, maar wordt sterk gewaardeerd door alle segmenten van de samenleving. Meer zelfs, de koppeling van nieuwe kennis, technologie en ondernemerschap vormt de echte valide basis voor innovatie. De VLHORA steunt deze ontwikkeling van toegepast onderzoek in de hogescholen als een rechtstreekse verbinding tussen kennisproductie in de universiteiten en kennisimplementatie door de hogescholen. De plaats in de valorisatie van onderzoeksoutput die de hogescholen innemen, vormen een voldoende verantwoording voor de maatschappelijke relevantie van hun toegepast onderzoek. Projectmatig praktijkgebaseerd onderzoek als onderzoek dat innovatie initieert Praktijkgebaseerd onderzoek is onderzoek dat activiteiten omvat die gerelateerd zijn aan ontwerp en ontwikkeling van nieuwe (of vernieuwing van bestaande) producten, diensten, methodieken, (beleids)maatregels en structuren waarbij een vertaling en integratie van theoretische kennis naar concrete toepassingen of nieuwe contexten centraal staat. Het betreft ook onderzoeksactiviteiten die verband houden met het implementeren, evalueren en 5 valideren van al deze aspecten . Dit type van onderzoek vinden we in het hoger onderwijs met professionele gerichtheid. Het gaat hier wel degelijk over onderzoek omdat naast het stellen van een relevante onderzoeksvraag eveneens een juiste onderzoeksmethode en -aanpak gehanteerd worden. Vanuit de analyse van het probleem en gebaseerd op een theoretisch kader worden oplossingen gezocht en verder ontwikkeld naar een resultaat dat bruikbaar is in de praktijk. De VLHORA pleit voor de volwaardige erkenning van dit onderzoek, gezien de maatschappelijk relevantie en hun rechtmatige plaats in de innovatiecyclus. Dit onderzoek is noodzakelijk in het onderzoekscontinuüm, gezien daar de ‘vertaling’ plaatsvindt van technologieën en kunde naar innovatie.
5
Praktijk-gebaseerd onderzoek in het professioneel hoger onderwijs, nota associatie KULeuven, 2007, pg. 5
VLHORA schriftelijke reflectie ad hoc commissie hoger onderwijs - hoorzitting 28 april 2010: ‘Onderzoek’
|5
Onderzoek in de kunsten Artistiek onderzoek betekent dat het onderzoeksresultaat relateert aan een kunstwerk, dat in het culturele landschap is ingebed. Het afgelegde onderzoekstraject bevat het verwerven van kunde, kennis en vaardigheden om intuïtieve, emotionele en spirituele inhouden te hanteren en deze elementen te integreren in het kunstwerk. Het artistiek onderzoek situeert zich bijgevolg voor en tijdens de realisatie van het kunstwerk en heeft het onderzoeksproces als onderwerp. De ambitie moet zijn om zowel artistiek als reflexief een bevrijdende, emancipatorische rol te spelen ten aanzien van heersende vormen en denkwijzen. Dit is de vertaling die het artistiek onderzoek kan geven aan het begrip ‘innovatie’. De VLHORA verwijst graag naar de hoorzitting van 26 april 2010 in de ad hoc commissie Hoger Onderwijs met betrekking tot ‘het hoger kunstonderwijs’.
Ondernemerschap, innovatieattitude en wetenschapscommunicatie “Tegen 2020 kent Vlaanderen een sterke ondernemerscultuur, stijgt het ondernemerschap en de waardering ervoor aanzienlijk, alsook het aantal ondernemingen in het Vlaamse Gewest, zodat we even goed scoren als de top vijf van de Europese regio’s. Jonge starters worden aangemoedigd zodat de oprichtingsratio stijgt. Het ondernemerschap bij vrouwen, allochtonen en ouderen neemt toe tot een niveau dat evenredig is met hun 6 aanwezigheid in de maatschappij.” Het (hoger) onderwijs heeft nood aan een vernieuwd en vernieuwend perspectief op kennisbenadering. In een 7 recent advies spreekt de Nederlandse Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) in dit kader van een onderscheid tussen twee soorten kennis: ‘kennis als product’ en ‘kennis als vermogen’. Kennisaccumulatie of -overdracht is geen doel op zich, maar moet als motor worden aanzien voor het aanleren of stimuleren van competenties als zelfredzaamheid, kritische houding en zin voor initiatief. Kennis moet worden gedefinieerd als ‘leren omgaan met kennis’ of ‘creatief denken’. Enkel vanuit zo’n attitudewijziging kan een innovatief klimaat gecreëerd worden bij jong afgestudeerden en op de arbeidsmarkt. De hogescholen vervullen een belangrijke opdracht in het stimuleren van ondernemerschap en innovatie en spelen in op bovenstaand nieuw perspectief van kennisbenadering. Hierbij kan gewezen worden op een aantal aandachtspunten, die eveneens belangrijk zijn in de strategie omtrent wetenschapscommunicatie: Het onderzoek in de hogescholen draagt bij tot het gevoelig maken van jonge mensen voor innovatie en draagt zo bij tot het aanscherpen van een attitude voor innovatie bij studenten, docenten en jonge professionals. De lerarenopleiding vormt studenten die later verschillende categorieën jongeren (kleuter-, lager en 8 secundair onderwijs) zullen onderwijzen. Onderzoek toont aan dat het van belang is om reeds in het kleuteronderwijs kinderen vertrouwd te maken met wetenschap en techniek. De interesse voor wetenschap en techniek komt vrij vroeg in de schoolloopbaan en de periode rond het einde van de lagere school en begin van de secundaire school is hiervoor een zeer kritische fase (later gevolgd door de keuze voor een opleiding in wetenschap en techniek). Het belang van de lerarenopleidingen in dit proces wordt vandaag onderbelicht. 9 Een Gentse studie komt tot de vaststelling dat hogeschoolstudenten gemiddeld ondernemender zijn dan universiteitsstudenten. Zij komen dan ook vroeg in aanraking met de praktijk (ondernemerscentra, Small
6 7 8
9
Pact 2020, Een nieuw toekomstpact voor Vlaanderen, 20 doelstellingen, pg. 24, Nederlandse Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT), advies nr. 71 OECD Evolution of Student Interest in Science and Technology Studies. Report from the expert group benchmarking the promotion of RTD culture and public understanding of science. Bowman B., Donovan M.S. and , Burns M.S. (Eds.) (2008). Eager to Learn: Educating Our Preschoolers. Washington DC: National Academy Press. Laevers F. Ingenieurs in de maak. Het begint in de kleuterschool. Kleuter en IK, themanummer Technologie. Crijns, Hans. & Tilleuil, Olivier. (2009), ‘How entrepreneurial are our Ghent students?’, Vlerick Management School
VLHORA schriftelijke reflectie ad hoc commissie hoger onderwijs - hoorzitting 28 april 2010: ‘Onderzoek’
|6
Business Projects, stage, uitwerken van reële cases gedefinieerd door bestaande bedrijven of het werkveld in het algemeen in het kader van de bachelor- of masterproef).
Versterking van het hogescholenonderzoek Recente beleidsinitiatieven en omgevingsfactoren bieden een nieuw of bijkomend kader om het belang van zowel praktijkgebaseerd als toegepast onderzoek te situeren. We noemen er enkele: -
-
-
Gelet op de actuele socio-economische situatie groeit het besef dat in een adequaat relancebeleid best 10 ingezet wordt op drie elementen: welvaartscreatie, inclusie en duurzaamheid . Het hogescholenonderzoek draagt voluit bij tot deze drie elementen. Op 20 januari 2009 werd het proces Vlaanderen In Actie afgerond met het formuleren van een reeks aan noodzakelijke doorbraken en met de ondertekening van een toekomstpact voor Vlaanderen: Pact 2020. In de cluster “Concurrentie- en innovatievermogen, ondernemerschap en internationalisering” is de centrale doelstelling: “Vlaanderen maakt werk van een netwerkgebaseerd, horizontaal en resultaatgericht innovatiebeleid”. Hiertoe, zo stelt het toekomstpact, dient een ambitieus investeringsprogramma voor de hele innovatieketen te worden uitgewerkt. Op de grens tussen kenniscreatie en implementatie bekleden de hogescholen een cruciale plaats in de innovatieketen. 11 Gelet op de nood aan een meer integrale innovatiezorg haalt Vlaanderen In Actie , als één van de hefbomen om tot doorbraken inzake innovatie te komen, een voldoende breed innovatie-instrumentarium aan.
Belang van onderzoek voor het hoger onderwijs en de maatschappij De VLHORA vestigt nogmaals graag de aandacht op het belang van het onderzoek voor het hoger onderwijs en de maatschappij vooraleer over te gaan naar concrete beleidskeuzes. Aan de basis van praktijkgebaseerd, toegepast en artistiek onderzoek ligt in vele gevallen de wisselwerking tussen opleidingen en het werkveld van deze opleidingen en gaat het om een vraaggestuurd gegeven. Het werkveld betreft in grote mate het domein van kleine en middelgrote ondernemingen, de not-for-profitsector, de culturele wereld en de kunstensector. In principe betreft het een werkveld dat niet gebruikelijk een directe toegang heeft tot fundamenteel wetenschappelijk- en strategisch basisonderzoek. De oorzaak van het niet verwezenlijken van de aansluiting tussen het kennisaanbod en de maatschappelijke vraag ligt in het financieringsmechanisme van de universiteiten dat voornamelijk gebaseerd is op het aantal A1-publicaties, doctoraten en het aantal gecreëerde spin-offs. Het onderzoek in de hogescholen staat niet los van het onderwijsproces en levert op zijn beurt een bijdrage aan de verbetering, dynamiek en innovatie van de opleidingen. Op deze wijze wordt evenzeer aan valorisatie gedaan via de studenten in opleiding, door het afleveren van startklare jonge professionals die beschikken over voldoende kennis en kunde om in het werkveld ingezet te worden. Het onderzoek vervult een essentiële rol in de kennisdriehoek. Hogescholenonderzoek staat garant voor de verankering van de wisselwerking tussen opleidingen en werkveld en brengt een dynamiek teweeg die belangrijk is voor de opleidingen, de docenten, de studenten en het werkveld. Vervat in het curriculum van de opleidingen draagt het onderzoek bij tot het gevoelig maken van jonge mensen voor innovatie en draagt het bij tot het aanscherpen van een attitude voor innovatie bij studenten, docenten en jonge professionals. Deze innovatieattitude bijbrengen wordt vaak aangegeven als één van de grootste uitdagingen om in Vlaanderen welvaart en welzijn op peil te houden en te verbeteren. 10 11
Pact 2020: Een nieuw toekomstpact voor Vlaanderen, 20 doelstellingen, pg. 6 VIA, Innovatie, Positioneringspaper, pg. 50-51
VLHORA schriftelijke reflectie ad hoc commissie hoger onderwijs - hoorzitting 28 april 2010: ‘Onderzoek’
|7
Verbreding van het innovatietraject a.
oprichten van een KETRA-fonds
Meer en meer groeit het besef dat product-, technologische- en procesinnovaties alleen niet volstaan om innovatie succesvol te maken en structureel in te bedden. Structurele en sociale innovatie spelen beide een belangrijke rol, wellicht een primordiale rol inzake innovatie. Het gaat dan om ondersteunende functies zoals onderwijs, opleiding, gezondsheidzorg, fiscaliteit, sociaal overleg, arbeidsorganisaties, … Vanuit dit besef worden recent meer en meer actoren gevoelig voor deze problematiek: 12 VRWB breekt in haar memorandum 2009-2014 een lans voor het onderbenutte potentieel inzake innovatie in de dienstensector en het potentieel in de culturele en creatieve sector; VRWB heeft eveneens recent een projectoproep gelanceerd om valorisatie in de humane en sociale wetenschappen te ondersteunen; Het IWT stelt vanaf 2009 beurzen open voor alle masters(dus ook Sociale, Economische en Humane Wetenschappen). Wel geldt nog steeds de voorwaarde dat het project een strategisch economisch objectief moet hebben. Later zal ook deze voorwaarde versoepeld worden en kunnen ook strategisch maatschappelijke projecten in aanmerking komen; VIA en het Toekomstplan Vlaanderen stellen vast dat in het innovatie-instrumentarium een segment dient ontwikkeld te worden dat sociale innovaties onderbouwt, stimuleert en ondersteunt. Vandaag worden deze activiteiten slechts zijdelings gesteund; Vanuit de opleidingen in de hogescholen is er tevredenheid over de werking van het Tetrafonds. Het is echter quasi onmogelijk om middels dit fonds projecten goedgekeurd te krijgen die een maatschappelijke finaliteit hebben zonder een technologisch hoofdaccent. Inzake innovatie en valorisatie in de Alfa- en Gammawetenschappen en in de kunsten wordt voorgesteld een nieuw onderzoeksprogramma op te zetten met volgende doelstellingen: Toegepaste kennisoverdracht tussen instellingen voor hoger onderwijs en socialprofitorganisaties, instellingen voor openbaar nut, overheden, dienstensector … mogelijk te maken en te ondersteunen waarbij de finaliteit in de eerste plaats ligt in niet-technologische innovaties die bijdragen aan maatschappelijke innovatie. Verhogen van de kennis in instellingen voor hoger onderwijs ter verbetering van het onderwijs en de maatschappelijke dienstverlening in Alfa- en Gammawetenschappen en de kunsten. Inzake opzet en beheer van een onderzoeksprogramma wordt gerefereerd naar de wijze waarop het TETRAfonds werd opgezet en geoperationaliseerd. Hierbij stelt de VLHORA dat het moet gaan om een nieuw onderzoeksprogramma met nieuwe, bijkomende middelen. b.
versterken van het TETRA-fonds
Naast de ontwikkeling van een KETRA-fonds ijveren de hogescholen voor een verhoging van de middelen in het 13 TETRA-fonds. Uit de TETRA-effectenstudie , in opdracht van het IWT, blijkt dat het fonds effectief de beoogde doelgroep bereikt. KMO’s zonder eigen O&O plukken méér dan andere deelnemers de vruchten van het programma. De laatste jaren is het aantal aanvragen dan ook toegenomen. Een verhoging van het totale budget zal leiden tot een evenredige verhoging van de economische effecten van het programma.
12 13
opgevolgd door de VRWI TETRA/HOBU, Effect en Outputmeting, eindrapport en aanbevelingen, juni 2007
VLHORA schriftelijke reflectie ad hoc commissie hoger onderwijs - hoorzitting 28 april 2010: ‘Onderzoek’
|8
c.
Verbreden van de doelstellingen van het praktijkgebaseerd onderzoek
Door hogescholen wordt vastgesteld dat er vandaag valorisatiepotentieel als resultaat van praktijkgebaseerd 14 onderzoek onbenut blijft . Het gaat om : resultaten uit afstudeerwerken in samenwerking met een KMO of not-for-profitorganisatie die bij gebrek aan persoonkracht niet verder geïmplementeerd worden resultaten uit PWO-projecten die nog verder zouden kunnen gevaloriseerd worden vragen uit de not-for-profitsector waaraan bij gebrek aan middelen geen antwoord kan gegeven worden vragen uit de culturele en kunstenwereld waar eveneens bij gebrek aan middelen niet kan op ingegaan worden Het praktijkgebaseerd onderzoek moet versterkt worden: Het potentieel aan innovatie en valorisatie in kleine en middelgrote ondermeningen, not-forprofitorganisaties, socio-culturele wereld en kunstensector benutten door de mogelijkheden te verhogen en zo bij te dragen aan de versterking van de regionale economie. De rol van hogescholen als praktijkgericht kenniscentrum versterken door meer mogelijkheden te voorzien en het structurele kader om deze activiteiten verder uit te bouwen. Mogelijkheden tot praktijkgebaseerd onderzoek en valorisatie uit vandaag onderbenutte bronnen kansen geven (bv ook in domeinen waar er geen academische opleidingen zijn). Zo bij dragen aan het toekomstpact voor Vlaanderen 2020. Het is dan ook noodzakelijk om de huidige PWO-middelen te versterken inzake omvang (zie verder ‘middelen voor praktijkgebaseerd onderzoek’)
Financiering a.
basisfinanciering voor het toegepast onderzoek
De VLHORA vraagt in een overgangsfase een verhoging van de academiseringsmiddelen om het proces van academisering verder te zetten en succesvol te kunnen beëindigen, met aandacht voor het onderzoek in de kunsten. Het eindpunt van het financieringstraject van de academiserende opleidingen in de hogescholen kan alleen een gelijkschakeling zijn met de financieringswijze van de universitaire opleidingen. De inspanningen van de academiserende opleidingen om te komen tot een onderzoeksvolume en kwaliteit die beantwoorden aan het academische niveau vergt dezelfde financiële, personele en materiële middelen als in de universiteiten. De financiering van de academische opleidingen moet hun opdracht volgen. Onderfinanciering kan een zware hypotheek op de kwaliteit leggen en kan de internationale onderzoeksuitstraling van Vlaanderen negatief beïnvloeden. De geleverde inspanningen via academiseringsmiddelen en bijkomende academiseringsmiddelen terugschroeven heeft een onmiddellijke negatieve weerslag op het academiseringsproces. Bij de inbedding van de middelen in de basisfinanciering moet worden vermeden te verzeilen in een soort BOF- of IOF-verdeelsleutel, waarbij een groot aandeel van de middelen verloren gaat aan de bekostiging van het eigenlijke meet- en verantwoordingssysteem. b.
middelen voor praktijkgebaseerd onderzoek
Momenteel zijn de PWO-middelen ontoereikend. Bovendien werden de middelen, als gevolg van de besparingen, in 2010 gereduceerd. Er moet verder geijverd worden voor een innovatiefonds waardoor hogescholen over 14
Kennisvalorisatie als opstap naar innovatie bij KMO’s en not-for-profitorganisaties, onderzoek KATHO-HOWEST
VLHORA schriftelijke reflectie ad hoc commissie hoger onderwijs - hoorzitting 28 april 2010: ‘Onderzoek’
|9
middelen kunnen beschikken die ook kunnen ingezet worden voor valorisatiedoeleinden. VLHORA stelt voor om de huidige PWO-middelen op termijn te verhogen tot 20 miljoen euro. Uit dit fonds worden structurele middelen voorzien voor de uitbouw van een onderzoekskader in elke hogeschool met professioneel gerichte bacheloropleidingen. De overige middelen zijn projectmiddelen en worden ingezet om de doelstellingen van het fonds te realiseren. Overleg en samenwerking met academische opleidingen en andere kennisinstituten blijft belangrijk. De versterking en verankering van praktijkgebaseerd onderzoek door middel van een gevoelige verhoging van de middelen en een verbreding van de doelstellingen is geen eindpunt. Het wordt gezien als een opstap naar een eigen praktijkgebaseerd onderzoeksgebonden gedeelte in de basisfinanciering van de hogescholen. Aangezien het gaat om een essentiële opdracht van de hogescholen, zijn hogescholen best zelf de beheerders van de middelen en de activiteiten. c.
toegang tot andere onderzoeksfondsen
De hogescholen zijn al langer vragende partij om toegang te verkrijgen tot andere onderzoeksfondsen waar de hogescholen vandaag geen rechtstreekse toegang tot hebben. Doctoraten en masterstudenten waarin de hogescholen middelen hebben geïnvesteerd worden meegerekend in de financiering van de universiteiten. De opbrengsten uit bijvoorbeeld projecten in het kader van het IOF vloeien vaak terug naar de universitaire partner. De Vlaamse hogescholenraad wil een volwaardige deelname in deze fondsen en koppelt hieraan het voldoende versterken van de bestaande financieringskanalen en de middelen voor onderzoeksinfrastructuur. Essentieel vraagt de VLHORA een toetsing van de potentiële onderzoeksprojecten op basis van kwalitatieve criteria en niet langer op basis van louter administratief-technische criteria (zoals het statuut van de hoger onderwijsinstelling). d.
onderzoek in de kunsten
Doorheen bovenstaande aandachtspunten moet voldoende aandacht gaan naar het onderzoek in de kunsten en de daaraan verbonden nood aan bijkomende financiering.
Relevante vertegenwoordiging in overleg-, beleids- en adviesorganen inzake onderzoek en innovatie Om volwaardig te kunnen deelnemen aan en hun rechtmatige plaats te bestendigen in het veld van wetenschap en innovatie hebben de hogescholen nood aan een relevante vertegenwoordiging in overleg-, beleid- en adviesorganen, zoals de VRWI, de FRWB en het FWO.
toekomstige structuur - aandachtspunten Naast bovenvermelde aandachtspunten die eveneens relevant zijn bij een eventuele integratie, onder welke vorm dan ook, wil de VLHORA nog onderstaande principes meegeven. Deze zijn onlosmakelijk verbonden aan de denkoefening rond integratie.
Behoud eigenheid opleidingen en onderzoek Ons hoger onderwijslandschap heeft blijvende nood aan diverse opleidingsprofielen. In het licht van de sociale dimensie van het hoger onderwijs moeten voldoende verschillende profielen blijven in het aanbod van hoger onderwijs in Vlaanderen. Op die manier kan een antwoord geboden worden aan de diverse talenten van de
VLHORA schriftelijke reflectie ad hoc commissie hoger onderwijs - hoorzitting 28 april 2010: ‘Onderzoek’
| 10
studenten en aan de verschillende profielen gevraagd op de arbeidsmarkt. Deze eigenheid is eveneens vervat in het type onderzoek dat zij verrichten. In de debatten rond een toekomstig hoger onderwijslandschap in Vlaanderen dient het onderzoek in de missie van de hogeschool (blijvend) te zijn ingeschreven. Het onderzoek heeft namelijk geleid tot een bijzondere dynamiek in de opleidingen en flankerende maatregelen. Dit specifiek profiel leidt ertoe dat het onderzoek niet zomaar kan ingepast worden in het huidig ‘universitair’ evaluatie-, meet- en financieringsmodel. Er moet ernstig worden nagedacht over een alternatief model of een aanpassing van het huidig model.
Behoud link professionele en academische opleidingen
In de toekomstige structuur van het hoger onderwijs moeten dwarsverbanden tussen het onderzoek dat plaatsvindt in de professionele opleidingen en het onderzoek in de academische opleidingen versterkt worden. Beide types onderzoek zijn complementair en versterken elkaar onderling. Tal van onderzoeksprojecten in de professioneel gerichte opleidingen gebeuren in samenwerking met academische partners. Wanneer de band tussen beide types van opleiding en onderzoek verdwijnt dreigt deze dynamiek weg te vallen. De VLHORA benadrukt dat samenwerking in het hele hoger onderwijslandschap moet worden gestimuleerd en 15 begeleid. Dit kan, maar hoeft niet noodzakelijk, via de associaties georganiseerd worden .
Overname engagementen De hogescholen hebben een onderzoeksbeleid uitgebouwd in functie van het aantal medewerkers en studenten, de daaraan verbonden financiering, de mogelijkheden inzake personeel, de eigen hogeschoolvisie en de missie die door de decreetgever is opgelegd. Bij een mogelijke integratie dienen de aangegane engagementen omtrent lopende onderzoeksprojecten, investeringen en personeel overgenomen te worden door de ontvangende instelling ten einde de continuïteit te verzekeren.
15
VLHORA-advies: ‘Toekomstige structuur hoger onderwijs’, 17 maart 2010
VLHORA schriftelijke reflectie ad hoc commissie hoger onderwijs - hoorzitting 28 april 2010: ‘Onderzoek’
| 11