Bomenbeleidsplan
Hoofdstuk 4 4.1
Gemeente Drimmelen
Richtlijnen voor beleid en beheer
Inleiding
Het ontwikkelen van een kwalitatief bomenbestand vereist een vakkundig beheer van de bomen. Dit omvat niet enkel het onderhoud van bestaande bomen maar ook het ontwerpen met en aanplanten van nieuwe bomen. Voor het voeren van een dergelijk beheer zijn normen en kwaliteitseisen opgesteld. Wanneer deze normen toegepast worden bij het uitvoeren van werken met betrekking tot bomen zal een waardevol bomenbestand ontstaan en is er sprake van een duurzaam boombeheer. Wanneer het beheer van bomen niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen zorgt dit op termijn steeds voor problemen en vaak het vroegtijdig uitvallen van bomen. De voorgestelde richtlijnen zijn geen theoretische modellen maar realistische en praktisch hanteerbare normen. Ze geven handvaten voor het werken met en rond bomen binnen de gemeente en geven aan welke ontwikkeling men kan verwachten in een gegeven situatie.
4.2
Kwaliteitseisen beheerrichtlijnen
4.2.1 Algemeen De hierna volgende kwaliteitsnormen zijn opgesteld door het NOCB (Nederlands Onderzoeks Centrum voor Boomverzorging) en zijn uitgegeven onder de titel KBB©: Kwaliteitseisen Beheerrichtlijnen Boombeheer (KBB). Ze zijn opgesteld in samenspraak met de vakwereld en worden landelijk als standaard kwaliteitswaarborg gebruikt voor o.a. certificeringdoeleinden. De gemeente kan als licentiehouder de beheersrichtlijnen onbeperkt toepassen voor het opmaken van plannen, bestekken of werkomschrijvingen (intern of voor derden), voor het opmaken van boombeheerplannen etc. Het KBB omvat richtlijnen voor ontwerp, aanleg en beheer van bomen en is verdeeld in de volgend onderdelen: • Ontwerpen met bomen • Bouwen rond bomen • Leveren bomenzand en bomengrond • Inrichting plantlocaties • Leveren plantmateriaal laanbomen • Planten bomen • Nazorg en plantgarantie • Snoeien bomen • Specifieke snoei • Visuele boomveiligheidscontrole • Boomveiligheidsonderzoek • Rooien van bomen en stobben
Eindconcept 15-5-2008
23
Bomenbeleidsplan
Gemeente Drimmelen
4.2.2 Ontwerpen met bomen Het ontwerp is de eerste en daarmee één van de belangrijkste schakels om te komen tot een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand. Wanneer op de ontwerptafel bomen gepland worden, zonder dat er voldoende groeiruimte voorzien wordt (boven- en ondergronds), dan leidt dit onvermijdelijk tot grote problemen die niet duurzaam op te lossen zijn en grote kosten met zich meebrengen (vb. onvoldoende doorwortelbaar volume waardoor bomen onvoldoende groeien of verkeerde soortkeuze waarbij bomen te groot worden voor de gegeven plantlocatie en als noodmaatregel gekandelaberd moeten worden). Om de noodzakelijke groeiruimte inzichtelijk te maken is het essentieel dat de boom en zijn groeiplaats op ware grootte (op schaal) binnen het ontwerp in relatie tot het gewenste eindbeeld worden weergegeven. Bomen dienen binnen het ontwerp dus niet te worden weergegeven in de maatvoering waarin zij worden aangeplant, maar op de grootte die zij zullen bereiken in het door de ontwerper gewenste eindbeeld. Alleen dan kan de haalbaarheid van het ontwerp en de inpasbaarheid van de boom op een reële basis worden getoetst. In de tabel in bijlage 3 worden de maatvoeringen voor een boom met een gegeven eindbeeld weergegeven. Voor het eenvoudig bepalen van het noodzakelijk doorwortelbaar volume voor een gewenste kroonontwikkeling kan gewerkt worden met volgende vuistregels. Grondmengsels met 3 tot 5% organische stof: 0,75 m³ doorwortelbare grond per m² kroonprojectie. Grondmengsels met meer dan 7% organische stof: 0,5 m³ doorwortelbare grond per m² kroonprojectie.
Voorbeeldsituatie Gemeente Drimmelen, Meidoornlaan Made In deze straat vlak bij het gemeentehuis heeft enkele jaren geleden een reconstructie plaats gevonden. Daarbij zijn, ondanks een negatief advies van de afdeling groen, nieuwe bomen aangeplant (essen) met onvoldoende ondergrondse groeiruimte. Enkele jaren later is duidelijk dat de bomen niet groeien en reeds beginnen af te takelen.
Eindconcept 15-5-2008
24
Bomenbeleidsplan
Gemeente Drimmelen
4.2.3 Bouwen rond bomen Allerlei bouwwerkzaamheden en reconstructies van groenvoorzieningen kunnen, naast directe schade, ook indirecte schade aan bomen opleveren. Bomen leggen namelijk vaak een aanzienlijke ruimteclaim op hun omgeving. Ondergronds is die ruimteclaim vaak aanmerkelijk uitgebreider dan de bovengrondse omvang doet vermoeden. Als hier bij werkzaamheden onvoldoende rekening mee wordt gehouden dan kan dit tot ongewenste uitval van bomen leiden. Bij bouw- en herinrichtingsprojecten, inclusief de aanleg van groenvoorzieningen, blijkt vaak dat ondanks de keuze om bomen te behouden, keer op keer de omgeving van de bomen ingrijpend verandert. Als gevolg daarvan beginnen bomen vaak te kwijnen en verdwijnen na enkele jaren alsnog. Dit vaak ten gevolge van aantastingen die hun oorsprong hebben in beschadiging bij een herinrichtingsproject. Om bovenstaande problematiek te voorkomen staat een instrument ter beschikking voor een structurele aanpak, waarbij duurzaam boombeheer de sleutel is. Hiervoor is het wenselijk bij de start van de planvorming al in beeld te brengen met welk bomenbestand rekening gehouden moet worden en welke kwaliteiten de bomen hebben. Daarna moet voorafgaande aan de werkzaamheden vastgelegd worden welke beschermingsmaatregelen en randvoorwaarden van toepassing zijn om de bomen binnen het ‘bereik’ van de werkzaamheden afdoende te beschermen. Daarnaast is een goed toezicht op het naleven van deze maatregelen en voorwaarden bij de uitvoering van de werkzaamheden van groot belang. Dit gehele traject valt onder de zogenaamde “Bomen Effect Analyse”. De bomen effect analyse dient altijd antwoord te geven op de vraag: Kan de boom, in het perspectief van de voorgenomen bouw of aanleg, in zijn huidige verschijningsvorm en op deze standplaats duurzaam behouden blijven?
Het hierna volgende stappenplan is het instrument waarmee gewerkt kan worden. Met dit instrument kunnen betere afwegingen gemaakt worden en heeft men betere garanties voor het behoud van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand. Daarnaast wordt het aantal teleurstellingen ten aanzien van het behoud van bomen en verrassingen, ook op financieel vlak, geminimaliseerd. Door dit stappenplan wordt ook vooraf inzichtelijk gemaakt welke kosten het behouden van een boom op een bouwproject met zich meebrengt. Op die manier kan hiermee rekening gehouden worden bij het opmaken van een begroting.
Eindconcept 15-5-2008
25
Bomenbeleidsplan
Gemeente Drimmelen
schematisch overzicht
STAPPENPLAN bomen & werkzaamheden in de gemeente Drimmelen Gemeente Drimmelen Aanzet: Planvorming voor nieuwbouw of renovatie binnen de gemeente
BOOMTECHNISCH SPECIALIST Stap 1: Gedetaileerde inventarisatie van het relevante bomenbestand en opmaak van de "bomenkaart" Stap 2: Inventarisatie knelpunten kabels en leidingen
Stap 3: Opmaak van een "voorstel-inrichtingsplan" Stap 4: Toetsing inrichtingsplan t.o.v. boomtechnische randvoorwaarden Stap 5: Terugkoppeling boomtechnische toetsing met het inrichtingsplan Stap 6: opmaak "groeiplaatskaart" na een gedetailleerd bewortelingsonderzoek inclusief vastleggen van kabel- en leidingentraces Stap 7: Definitieve planvorming Stap 8: Aanvraag vergunningen Stap 9: Opstellen programma van eisen voor groenbeschermingsplan Stap 10: Opstellen van een groenbeschermingsplan (door uitvoerende afdeling of aannemer) Stap 11: Toetsing van het groenbeschermingsplan Stap 12: Uitgave bestekken Stap 13: Uitvoering werken
Stap 13: Groenwacht
Permanente evaluatie en aanpassing van de plannen indien nodig Oplevering Stap 14: Definitieve evaluatie
Voor nadere verklaring van het stappenplan zie bijlage 4.
Eindconcept 15-5-2008
26
Bomenbeleidsplan
Gemeente Drimmelen
4.2.4 Toepassing en kwaliteitseisen bomenzand en –grond In het stedelijk gebied is vaak sprake van zwaar verdichte, sterk heterogene bodems. Op dergelijke bodems kan het noodzakelijk zijn om bodemuitwisseling met een voor boomwortels geschikt grondmengsel uit te voeren. Bomengrond is een humeus, rijk grondmengsel dat wordt toegepast wanneer aan de bodemuitwisseling geen specifieke civieltechnische eisen ten aanzien van bodemverdichting worden gesteld. Bomenzand wordt toegepast wanneer aan de bodem wel civieltechnische eisen gesteld worden, maar ook groei van boomwortels mogelijk moet zijn. Het zijn speciale zandmengsels met een relatief laag organische stof gehalte (3 - 4%), waarbij ook aan de zandstructuur van het mengsel specifieke eisen gesteld worden. Bomenzand is een compromis tussen boomtechnische en civieltechnische eisen: indien correct toegepast en verwerkt verkrijgt men een stabiele ondergrond voor verharding waarin wortelgroei mogelijk is. Bomenzand kan echter maar beperkt verdicht worden en wordt alleen toegepast onder verhardingen die slechts een lichte belasting moeten kunnen dragen (voet- en fietspaden, parkeerstroken en autoverkeer). In bijlage 5 wordt een overzicht gegeven van verschillende grondmengsels met hun bodemfysische eisen. Voor (extreem) hoge en intensieve verdichtingseisen (vrachtverkeer, busbanen etc.) kunnen andere (aanvullende) voorzieningen noodzakelijk of wenselijk zijn. Zie hiervoor KBB hoofdstuk 4.
Figuur: uit KBB 2007, NOCB Naast de toepassing van grondmengsels zijn er specifieke voorzieningen die gebruikt kunnen worden bij de inrichting van plantplaatsen in verhardingssituaties. Door het gebruik
Eindconcept 15-5-2008
27
Bomenbeleidsplan
Gemeente Drimmelen
van deze voorzieningen is het soms mogelijk bomen aan te planten in een voor boomwortels ongunstige situatie. Voorbeelden hiervan zijn systemen voor het verbeteren van de vocht- en zuurstofhuishouding in de bodem. In bijlage 6 wordt een overzicht gegeven van een aantal van dergelijke voorzieningen met een technische omschrijving ervan. 4.2.5 Kwaliteitseisen plantmateriaal bomen Om na het aanplanten van bomen een goede hergroei en kroonontwikkeling te garanderen moet de boom zowel boven- als ondergronds aan een aantal kwaliteitseisen voldoen. In de volgende figuur worden de belangrijkste normen samengevat. In bijlage 7 wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de geldende kwaliteitseisen voor het plantmateriaal van (laan)bomen.
Figuur: Kwaliteitseisen voor het plantmateriaal van laanbomen Plantmateriaal Van het plantmateriaal dat door de Gemeente Drimmelen aangeplant wordt zal minimaal 10% van biologische kweek zijn. Daarnaast zal alle plantmateriaal dan in het buitengebied toegepast wordt gebiedseigen zijn volgens de omschrijving zoals deze door de Stichting Bronnen Bomen is weergegeven.
Eindconcept 15-5-2008
28
Bomenbeleidsplan
Gemeente Drimmelen
4.2.6 Planten bomen Behalve de kwaliteit van de plantlocatie en het plantmateriaal is ook de wijze waarop het plantmateriaal uiteindelijk wordt behandeld en geplant bepalend voor een goede hergroei. In de matrix in bijlage 8 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste aandachtspunten bij het planten van bomen. Om te voorkomen dat bij aanplant mislukkingen ontstaan, zou voorafgaand aan iedere aanplant goed afgewogen moeten worden of de aanplant uitvoerbaar is en of er aanvullende maatregelen nodig zijn. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de stappen in het toetsingsschema in bijlage 9 te doorlopen. 4.2.7 Snoeien bomen Het snoeien van bomen, waarbij takken ingenomen of verwijderd worden ten behoeve van de gebruiksfuncties die we aan bomen toekennen, leidt altijd tot een vorm van schade. Om deze schade zoveel mogelijk te beperken is het belangrijk dat de noodzakelijke snoeiingrepen een zo beperkt mogelijke omvang hebben en op een boomtechnisch verantwoorde wijze worden uitgevoerd. Bij uitvoering van reguliere snoei wordt onderscheid gemaakt tussen ‘begeleidingssnoei’ en ‘onderhoudssnoei’. Bij begeleidingssnoei is er sprake van onderhoud in de tijdelijke kroon; dit heeft tot doel het verkrijgen van een doorgaande stam met een bepaalde takvrije stamlengte zonder probleemtakken. Onderhoudssnoei is vooral gericht op het verkrijgen en behouden van een duurzame kroonstructuur zonder probleemtakken. Het ondeskundig of te laat uitvoeren van begeleidings- en onderhoudssnoei veroorzaakt onnodige en onverantwoord grote snoeiwonden, die kunnen leiden tot ernstige stabiliteitsproblemen en een vervroegde uitval. Het tijdig, regelmatig en deskundig (laten) uitvoeren van begeleidings- en onderhoudssnoei is van het grootste belang voor het ontwikkelen en behouden van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand. Naast het regulier snoeionderhoud (begeleidingssnoei en onderhoudssnoei) zijn er ook verschillende vormen van specifieke snoei. Deze heeft tot doel de boom op een speciale manier te vormen, waardoor vaak afwijkende snoeimethoden en richtlijnen gelden. In bijlage 10 wordt een overzicht gegeven van de snoeiregels die gelden bij de verschillende snoeimethoden. 4.2.8 Visuele boomcontrole In het kader van de veiligheid van bomen ten opzichte van mensen en hun bezittingen geldt voor elke boomeigenaar in Nederland de zogenaamde ‘zorgplicht’. Hiervoor is het van belang dat, naast regulier onderhoud, ook periodiek visuele boomveiligheidscontroles worden uitgevoerd. Deze inspecties worden aangeduid als een VTA-controle. Boomcontrole Binnen de gemeente Drimmelen is een registratiesysteem opgezet voor systematische boomcontrole. In dit registratiesysteem is ook het vaststellen van het onderhoud en de opmaak van een onderhoudsplan geïntegreerd. Het is van belang dat deze controles periodiek herhaald worden en dat de voorgestelde maatregelen uit de visuele controle worden uitgevoerd
Eindconcept 15-5-2008
29
Bomenbeleidsplan
Gemeente Drimmelen
4.2.9 Boomveiligheidsonderzoek Wanneer er twijfel bestaat over de veiligheid van een boom kan met behulp van gericht onderzoek de veiligheid nader worden onderzocht. Doorgaans zal een dergelijk nader onderzoek worden uitgevoerd naar aanleiding van een eerder uitgevoerde boomveiligheidscontrole. In het overzicht in bijlage 11 wordt voor verschillende problemen/defecten een samenvatting gegeven van de toepasbare onderzoekstechnieken. 4.2.10 ecologie en bomenbeleid Bomen en onder andere een groot aantal vogelsoorten en insecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bomen spelen ook een belangrijke rol bij de ecologische verbindingszones. Min of meer natuurlijke holtes voor soorten als Steenuil, holenduif en gekraagde roodstaart zijn te vinden in knotwilgen die verspreid staan over de gemeente. Een direct advies op het gebied van bomenbeleid is dat knotwilgen op 3 meter hoogte of hoger geknot worden. Op deze wijze ontstaan er holtes op een veiligere hoogte voor holenbroeders wat betreft marters en de vos. Leilinden en andere vormbomen worden veelvuldig gebruikt als broedplaats voor vinkachtigen. Aanpassingen op het beleid zijn er op dit gebied niet nodig. Er dient rekening gehouden te worden voor voldoende rust en verblijfplaatsen en broedgelegenheid voor roeken in het buitengebied. Om overlast in de directe woonomgeving te beperken, zijn alternatieven voor deze kraaiachtigen een noodzaak. Bij noodzakelijke dunningen in bosjes en groenstroken zowel in het buitengebied als in de bebouwde kommen worden ecologische vellingen toegepast. Dit houdt in dat er zoveel als verantwoord op het gebied van veiligheid en het esthetisch beeld van de stam blijft staan. In het parkbos voor het gemeentehuis in Made is mede hierdoor leef- en broedruimte voor de grote bonte- groene specht boomklever en boomkruiper, en een voedselbron voor vele insecten en paddenstoelen. Bij plaagbestrijding van bijvoorbeeld de processierups is het advies zeer terughoudend te zijn bij de toepassing van chemische middelen of bacillen. Beide tasten allerlei insecten aan waarvoor het middel niet bedoeld is, zoals grasetende rupsen onder de bomen en bijvoorbeeld de eikenpage die ook het blad van de eik eet, enz. enz. Het is bekend dat de ecologische waarde van inheemse boomsoorten het hoogste is. Daarom is het advies vooral in het buitengebied terughoudend te zijn met de aanplant van exoten en cultuurvariëteiten. Het streven is meer aanplant van diverse soorten wilgen in groenstroken. Daarbij moet ook gedacht worden aan meer struikvormige soorten. Dit zijn van nature gebiedseigen soorten en zijn zeer geliefd als voedselbron voor sociale en solitaire bijen. Lindebomen zijn voor de bijendracht voldoende aanwezig verdeeld over de kernen.
Eindconcept 15-5-2008
30
Bomenbeleidsplan
4.3
Gemeente Drimmelen
Algemene richtlijnen voor vervanging en beheer
Voor een doelmatig boombeheer gericht op kwaliteit is het nodig om het bomenbestand in te delen waarbij onderscheid gemaakt wordt in: • Structuurbomen (zie hoofdstuk 3) • Overige bomen De ‘overige bomen worden verder ingedeeld in twee groepen: • A-bomen: bomen die nadrukkelijk gewenst zijn • B-bomen: bomen die tot ongewenste situaties aanleiding geven of waar in de toekomst problemen of knelpunten gaan ontstaan. Voor de bomen uit de bomenstructuur en de A-bomen zal het beheer zich richten op het duurzaam instandhouden van de bomen en/of het duurzaam veiligstellen van de ruimte voor de toekomstige ontwikkeling van de boom. Voor de B-groep kan een serieuze afweging nodig zijn of het handhaven van de ongewenste situatie verantwoord is. Er kan gekeken worden of er duurzame alternatieven zijn waarbij de kwaliteit van de groene leefomgeving gewaarborgd blijft zonder de problemenveroorzakende boom. Dergelijke situaties worden gefaseerd aangepakt. Een boom valt in groep B als het een boom is die op een verkeerde plaats staat en daarmee overlast veroorzaakt. Criteria hierbij zijn onder meer: • Afstand tot de gevel • Afstand tot lantaarnpalen • Opdruk van verharding door de boomwortels • De boom staat op een riool
Eindconcept 15-5-2008
31
Bomenbeleidsplan
Gemeente Drimmelen
Uitgangspunten beleidsmatige keuze éénmalige toets huidige bomenbestand Aan de hand van het onderstaande schema kan men eenvoudig vast stellen welke actie ondernomen moet worden wanneer zich bij een bepaalde boom een probleem voordoet. Hoofdindeling
Subindeling Belang voor de
Locatie
Boomsoort
Actie
Geschikt
Geschikt
Geschikt
Ongeschikt
Ongeschikt
Geschikt
Ongeschikt
Ongeschikt
Geschikt
Geschikt
Geschikt
Ongeschikt
Ongeschikt
Geschikt
Ongeschikt
Ongeschikt
Geschikt
Geschikt
Geschikt
Ongeschikt
Boom handhaven tot herinrichting of tot de situatie verandert (klachten, kwaliteit boom vermindert e.d.) Boom vellen zodra er problemen optreden, niet vervangen
Ongeschikt
Geschikt
Boom vellen zodra er problemen optreden, niet vervangen
Ongeschikt
Ongeschikt
groenbeleving
Structuurboom
Essentieel
A-boom
Essentieel
Overige boom
B-boom
Niet essentieel
Duurzaam beheren Vellen en vervangen door geschikte boomsoort Groeiplaatsverbetering of herinrichting Boom vellen, groeiplaats herinrichten en vervangen door geschikte boomsoort Duurzaam beheren Vellen en vervangen door geschikte boomsoort Groeiplaatsverbetering of herinrichting Boom vellen, groeiplaats herinrichten en vervangen door geschikte boomsoort
Boom onmiddellijk vellen
Het feit of een locatie al dan niet geschikt is voor de groei van de betreffende boom is gebaseerd op criteria KBB zoals weergegeven in § 4.2.2
Eindconcept 15-5-2008
32
Bomenbeleidsplan
Gemeente Drimmelen
A-boom, begraafplaats Lage Zwaluwe
A-boom, Made, Ned. Hervormde Kerk
B-boom, Wagenberg, Onder de Toren
B-boom, Made Van Coehoornstraat
Uitgangspunten beheerkeuze bij inboet Structuurbomen en A-bomen kunnen natuurlijk uitvallen. Alvorens tot inboet wordt overgegaan moet de oorzaak van het uitvallen van de boom worden vast gesteld en eventueel verbeterende maatregelen worden getroffen. Zie bijlage 12.
Eindconcept 15-5-2008
33