Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Richtlijn kleine wind installaties: Voorzet technische en juridische regels kleine wind installaties (KWI) Amsterdam maart 2011
..
Pagina 1 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Pagina 2 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Inhoudsopgave
Inleiding 1 Begrippen Kleine Wind Installaties (KWI) 2 Algemene uitgangspunten en toetscriteria 3 Toetsingsproces KWI’s 4 Bouwtechnische- en milieuaspecten 4.1 Rekening houden met KWI in Welstandnota’s 4.2 Rekening houden met KWI in bestemmingsplan 4.3 KWI en bouwaspecten 4.4 KWI en milieuaspecten: meldingsplicht of vergunning 5 Samenvatting en aanbevelingen
5 6 7 9 12 12 13 15 16 18
Pagina 3 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Pagina 4 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Inleiding
Amsterdam wil de CO2-uitstoot in 2025 40% reduceren ten opzichte van 1990. De gemeente - zelf verantwoordelijk voor ongeveer 5% van de uitstoot – wil in 2015 een klimaatneutrale organisatie zijn. Kleine windinstallaties (KWI’s) kunnen in de stad een kleine - maar vooral zichtbare - bijdrage leveren aan het opwekken van deze duurzame energie. De energieopbrengst is met de huidige technologie beperkt en de inzet is dan ook vooral gericht op zichtbaarheid en bewustwording. Deze richtlijn voor kleine wind installaties (KWI’s) in de stad is op aanvraag van de stadsdelen geïnitieerd door het projectbureau ARC (=Amsterdam Reduceert CO2) en in samenwerking met stadsdelen en gemeentelijke diensten tot stand gekomen. De plaatsing van kleine wind installaties (KWI) zit in de proeffase. Wetgeving en technische ontwikkelingen zijn volop in beweging. Het toestaan van kleine wind installaties is nog pionieren en daarvoor is maatwerk noodzakelijk. Amsterdam - en andere gemeenten met ons - heeft nog weinig ervaring met het opwekken van windenergie in de stad en dat betekent dat ook de diverse betrokken instanties (o.a. stadsdelen, Bouw en Woning Toezicht en de Welstandscommissie) kennis en ervaring moeten opdoen met dit onderwerp. In de afgelopen jaren is het aantal Amsterdammers en het aantal Amsterdamse bedrijven die energie met KWI’s willen opwekken sterk aan het toenemen. De communicatieve waarde en het daarmee gepaarde politieke belang maakt het noodzakelijk om de juridische en technische mogelijkheden van KWI’s voor Amsterdam helder in kaart te brengen en te optimaliseren. Daarom is deze richtlijn opgesteld. De inhoud van deze richtlijn blijft een momentopname waarbij technische ontwikkelingen, wetgeving, jurisprudentie en praktijkervaringen met de tijd voortschrijdend inzicht met zich mee zullen brengen. Gezien de ruimtelijke impact van KWI’s in de stad is deze richtlijn een afweging waarin we als gemeente rekening houden met de duurzaamheidambities (en daarbij ook de leefbaarheidsambities) van de stad enerzijds en met eisen en wensen op het gebied van stedenbouw en welstand anderzijds. Het kan als bouwsteen dienen voor verder beleid voor KWI’s in de stadsdelen – maar ook in de grootstedelijke gebiedenzoals bijvoorbeeld Westpoort. Op basis van de vuistregels en toetscriteria in deze richtlijn kan het stads(deel)bestuur per ruimtelijk systeem op maat bepalen of zij KWI’s willen stimuleren en/of reguleren. Aangegeven is hoe bestemmingsplannen en welstandsnota’s kunnen worden aangepast waardoor helder is waar de toepassing van KWI wordt vereenvoudigd en waar deze in Amsterdam niet gewenst zijn. Deze richtlijn biedt houvast aan de uitvoerende instanties als bouwsteen voor evenwichtiger beleid ten aanzien van KWI’s in de stadsdelen en op centraal stedelijk niveau. De richtlijn is zowel gericht op particulieren als bedrijven, op bestaande en nieuwe gebouwen en plaatsing op het gebouw zelf of op het maaiveld. Het eerste hoofdstuk beschrijft wat KWI is. Hoofdstuk 2 geeft de algemene uitgangspunten en toetscriteria voor klein wind. In het volgende hoofdstuk komt het toetsingsproces van KWI’s aan de orde. Hoofdstuk 4 behandelt de technische en milieu-aspecten. In het laatste hoofdstuk worden de aanbevelingen en voorgestelde aanpak samengevat.
Pagina 5 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
1 Begrippen Kleine Wind Installaties (KWI)
Een kleine wind installatie (KWI) is een installatie waarmee duurzame elektriciteit wordt opgewekt middels wind. In deze tekst gebruiken wij de term KWI, maar ook termen als mini/kleine windturbines of mini/kleine windmolens worden gebruikt. KWI’s worden in de bebouwde omgeving op of naast gebouwen geplaatst en kunnen in het gebouwontwerp geïntegreerd worden. Bij KWI’s wordt gesproken van installaties (turbines) met een horizontale as (HAT) en met een verticale as (VAT). KWI’s kunnen toegepast worden in de bestaande bouw, maar ook op nieuw te realiseren gebouwen. Dit gebouw kan bijvoorbeeld een woningcomplex zijn, een bedrijf of een instelling. Hoe groot zijn kleine wind installaties? Wij baseren de maatvoering op het document ‘Praktische toepassing van mini-windturbines. Handleiding voor Gemeenten’ van Agentschap NL, Ministerie van Economische Zaken1. Wij spreken dus van een KWI als: • • •
de diameter van de rotor maximaal 7 meter is; de maximale hoogte vanaf het maaiveld 15 m of de ashoogte 8 meter op de bebouwing is; het vermogensbereik ligt tussen 0,5 kW en 6 kW;
De hoeveelheid energie die een KWI levert is afhankelijk van het rotoroppervlak, de locatie, de tijdsduur dat de molen draait en de hoogte. In de regel kan er meer elektriciteit worden opgewekt naarmate de molen hoger is. KWI’s wekken alleen elektriciteit op als er voldoende windaanbod is. Om elektriciteit te produceren hebben de meeste KWI’s een windsnelheid nodig van minimaal 5 meter per seconde. In Amsterdam ligt de gemiddelde windsnelheid op 10 meter hoogte in het vrije veld tussen de 4,5 en 5 meter per seconde. In de bebouwde omgeving zal de windsnelheid vooral voldoende sterk zijn op hogere gebouwen of op locaties met vrije ruimte. Bij plaatsing van KWI’s op het dak is de rand van het dak de beste plek. Indien de KWI in het midden van het dak wordt geplaatst zal de mast hoger moeten zijn om turbulentie te voorkomen. De rotor van de KWI moet goed in de wind staan. De benodigde hoogte boven op het dak is afhankelijk van de maatvoering van het gebouw (hoogte, breedte, diepte), vorm van het dak en de plek van de installatie op het dak. De opgewekte energie wordt meestal ter plekke gebruikt. De huidige KWI’s leveren tussen 600 – 5000 KWh/jaar. Het verbruik van een gemiddeld Nederlands huishouden is 3500 KWh/jaar. De Elektriciteitswet (Artikel 31c) staat het huishoudens toe om maximaal 3000 KWh/jaar terug te leveren aan het net.
1
Zie http://www.senternovem.nl/mmfiles/SEN127-1%20DOW%20Mini-Windtubines_tcm24-342233.pdf
Pagina 6 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
2 Algemene uitgangspunten en toetscriteria
Bij de plaatsing van KWI in de stad moeten de juridisch planologische en de welstandsbelangen voldoende worden afgedekt. Dit wordt geregeld in bestemmingsplannen en in de welstandsnota’s. Daarnaast is het belangrijk dat bekend is bij de vergunningverleners voor de omgevingsvergunning aan welke milieu, technische en constructieve eisen een KWI dient te voldoen. In Hoofdstuk 4 wordt hier verder op ingegaan. Bij het uitwerken van deze richtlijn zijn wij uitgegaan van een aantal algemene vuistregels en toetscriteria die gehanteerd kunnen worden bij de toelating van KWI’s binnen de stad: Algemene vuistregels Sta KWI toe: 1. op hoge gebouwen; 2. bij innovatieve projecten. Sta KWI’s toe bij specifieke nieuwbouwprojecten met een duurzaam/innovatie thema zoals ‘duurzame wijken’ of ‘windwijken’; 3. bij/op symbool gebouwen. Sta KWI’s toe op symbool en icoon gebouwen met een educatieve of openbare functie (bibliotheken, musea, scholen enz.); 4. op bedrijfsterreinen; 5. langs infrastructuur. Sta KWI’s toe langs grootschalige infrastructuur (bijv. spoorwegen en kanalen). Deze vuistregels zijn in het volgende hoofdstuk zoveel mogelijk vertaald naar de ruimtelijke systemen zoals deze door Welstand worden gehanteerd. In het overgrote deel van de ruimtelijke systemen kunnen de volgende ruimtelijke en welstandstoetsingscriteria gelden. In hoofdstuk 3 en 4 wordt aangegeven hoe deze toegepast kunnen worden. Toetscriteria KWI Amsterdam 1. Sta KWI’s toe op gebouwen van minstens 15 meter (vijf verdiepingen) - zoals flatgebouwen en kantoorpanden -. Sta KWI’s dus niet toe in straten met laagbouw woningen (minder dan vijf verdiepingen) waar de kans op hinder bestaat; 2. De KWI’s worden niet in de zichtlijnen in het beschermd stads- en dorpsgezicht geplaatst; 3. Hoogte van de as is maximaal 1/3 van de totale gebouwhoogte met een maximum van 8 meter; 4. Plaatsing van de KWI op het dak minimaal op aslengte vanaf de rand van de voorkant van het gebouw of de KWI is geïntegreerd in het gebouw zelf; 5. Het materiaal, de kleur en de vorm van de KWI is ingetogen. Bij vorm wordt bedoeld dat de KWI een rustig beeld geeft. Indien de KWI op gebouwen met symboolwaarde (gebouwen met een educatieve of openbare functie) wordt geplaatst, kan hier gemotiveerd vanaf worden geweken;
Pagina 7 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
6. Situering KWI doet geen afbreuk aan de hoofdlijnen van de stedenbouwkundige opzet. (Voorbeeld pilot IJburg/ Steigereiland: de stedenbouwkundige eis is geformuleerd voor visuele hinder aan de hand van de onderlinge bouwhoogte van gebouwen. Het ging erom dat er geen KWI geplaatst mag worden op een dak van een lager gebouw als op relatief korte afstand een hoger gebouw staat (dit ter voorkoming dat een KWI direct voor het woonkamerraam staat); 7. Vergelijkbare type KWI’s wordt toegepast per aanwezige eenheid (gebouw/straat/gebied / blok). Bij plaatsing van meerdere KWI’s is een lijnopstelling gewenst – dus ook de plaatsing is een eenheid.
Pagina 8 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
3 Toetsingsproces KWI’s
Bij het plaatsen van KWI’s is toestemming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nodig. De Wabo is in werking getreden op 1 oktober 2010. De omgevingsvergunning kan betrekking hebben op verschillende activiteiten, zoals het bouwen van een bouwwerk, het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan of op het oprichten van een milieu-inrichting. Een KWI is een bouwwerk en wordt gerekend tot de categorie “overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de artikelen 2.10 – 2.21 Wabo wordt bepaald dat een omgevingsaanvraag onder meer moet worden getoetst aan: • • • • • •
het bestemmingsplan; het Bouwbesluit; de Bouwverordening de welstandseisen de Wet Milieubeheer (Als de aanvraag eveneens ziet op milieuvergunningplichtige activiteiten, wordt tevens aan artikel 2.14 Wabo en de toepasselijke bepalingen van de Wet Milieubeheer getoetst). (eventueel) het advies van de Commissie Tunnelveiligheid
Indien het om een monument gaat zal Monumentenzorg een advies afgeven. Hieronder wordt schematisch weergegeven hoe de relevante toetsing plaatsvindt bij de gemeente. Een KWI is altijd vergunningplichtig voor bouwen en is in de regel meldingsplichtig voor milieu (zie verder hoofdstuk 5).
Pagina 9 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Initiatief plaatsing KWI
Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo)
Omgevingsvergunningplichtig
Toets door Milieu
Toetsing door bouw en
- Wet Milieubeheer
woningtoezicht (BWT) stadsdelen
( Melding Activiteitenbesluit)
of centrale stad - Bestemmingsplan
Toets door de Commissie Welstand en Monumenten
- Bouwbesluit - Bouwverordening
- Advies Monumenten - Toetsing aan welstandseisen: °
Algemene criteria
°
Object criteria
°
Gebiedscriteria
Omgevingsvergunning
Pagina 10 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Indien een aanvraag niet in overeenstemming is met één of meerdere van de bovenstaande geschetste toetsingskaders dient de aanvraag te worden geweigerd. De toetsingskaders worden door verschillende instanties vastgesteld: 1. Het bestemmingsplan - afhankelijk van het betreffende gebied door het gemeentebestuur of het (stadsdeel)bestuur als bevoegd gezag. Het bestemmingsplan verzet zich veelal ook niet tegen het plaatsen van KWI. Het plaatsen van een KWI brengt echter wel strijd met het bestemmingsplan met zich mee als hierbij de toegestane maximum bouwhoogte wordt overschreden. Ook kan het gebruik van de KWI in strijd zijn met de doeleindenomschrijving. Bijvoorbeeld KWI op bestemming Openbaar Groen. 2. Het Bouwbesluit wordt door de rijksoverheid vastgesteld. Het Bouwbesluit is een uniform landelijk besluit (AMvB = Algemene Maatregel van Bestuur). Indien de KWI wordt gebouwd volgens de toepasselijke bouwnormen, verzet dit besluit zich in beginsel niet tegen de plaatsing van kleine windmolens. 3. De Bouwverordening wordt door het gemeentebestuur vastgesteld. De planning is dat per 1 juli 2013 de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening zullen verdwijnen. De verordening zal daarmee (nog minder) relevantie hebben bij de toetsing van een aanvraag voor KWI. 4. De toets door Monumentenzorg is relevant in gebieden die zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht en gebouwen met een monumentstatus. Deze toets wordt hier niet verder uitgewerkt. aangezien plaatsing van een KWI op een monument of in een beschermd stadsgezicht in beginsel niet wenselijk wordt geacht met uitzondering van icoon en symbool gebouwen. 5. De welstandeisen worden - afhankelijk van het betreffende gebied - door het gemeentebestuur of het (stadsdeel)bestuur als bevoegd gezag vastgesteld in de welstandsnota’s. Deze welstandsnota’s moeten voldoen aan de algemene Basisnota. De Basisnota wordt door de centrale stad vastgesteld.
De inhoud van het bestemmingsplan, Bouwverordening en de welstandseisen kan dus - tot op zekere hoogte - lokaal worden aangestuurd.
Pagina 11 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
4 Bouwtechnische- en milieuaspecten
4.1
Rekening houden met KWI in Welstandnota’s
De stadsdelen en de centrale stad hebben ieder een eigen welstandsnota. Hierin zijn de criteria vastgelegd waarop bouwplannen worden getoetst. De welstandsnota's van de stadsdelen moeten voldoen aan de algemene Basisnota. In deze nota worden de kaders aangegeven waarbinnen de stadsdelen maar ook de centrale stad hun welstandnota’s ontwikkelen. Bij de Basisnota hoort een gebiedenkaart waarop de ruimtelijke systemen van Amsterdam zijn weergegeven2. In de welstandsnota kan een stadsdeel of de centrale stad (voor grootstedelijke gebieden) beleid vastleggen waarbij per ruimtelijk systeem wordt aangegeven welke welstandscriteria gelden. De Woningwet geeft in artikel 12 lid 2 de (stadsdeel)raad de mogelijkheid om te bepalen dat voor specifieke categorieën bouwwerken geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. Naast het toepassen van de eerder beschreven vuistregels en toetsingscriteria (zie hoofdstuk 2) wordt de volgende richtlijn voorgesteld op basis van de gebruikelijke indeling van de ruimtelijke systemen uit het Welstandskader. Deze richtlijn zal moeten worden verwerkt in de individuele – opnieuw vast te stellen Welstandsnota’s. In sommige gebieden zal het plaatsen van KWI niet worden toegestaan. In andere gebieden wordt dit wel toegestaan en wordt er geen (reguliere) welstandstoets uitgevoerd. a. Plaatsing KWI niet toegestaan Het ruimtelijk systeem binnenstad en de historische fragmenten met uitzondering van gebouwen met symboolwaarde. Hieronder verstaan we gebouwen met een educatieve of openbare functie zoals scholen, musea, bibliotheken. Deze uitzonderingen worden onderworpen aan de welstandstoets zoals beschreven onder b. b. Plaatsing KWI na welstandstoets - Gordel ’20-’40; - De 19e eeuwse Ring; - Tuindorpen; - Verstedelijkte havengebieden; - Woongebieden na 1985; - Transformatiegebieden; - AUP (Algemene Uitbreidingsplan); - Post – AUP; - Woonerven en meanders; - Perifere groen/watergebieden. - Ringen en radialen - Aanvullende woningbouwlocaties
2
Zie http://www.welstand.amsterdam.nl/documenten/diversen/_Welstand_Systemen_Gebieden.pdf
Pagina 12 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
-
In binnenstad en historische fragmenten: uitsluitend gebouwen met een educatieve of openbare functie in het ruimtelijk systeem binnenstad zoals scholen, musea, bibliotheken in de ruimtelijke systemen genoemd onder a.
Gebruik voor de gebieden uit categorie b de toetsingscriteria zoals benoemd in hoofdstuk 2.
c. Plaatsing KWI zonder welstandstoets - Kantoor- en bedrijfsterreinen (inclusief Westpoort); - ‘Welstandsvrije’ gebieden zoals een deel van Steigereiland (IJburg 1ste fase). - langs grootschalige infrastructuur (bijv. spoorwegen en kanalen) Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van artikel 12 lid 2 van de Woningwet die het mogelijk maakt dat voor bepaalde bouwwerken in bepaalde gebieden geen welstandstoets hoeft plaats te vinden. Dit besluit wordt door de stadsdeelraad genomen en door de gemeenteraad waar het de grootstedelijke gebieden betreft.
4.2
Rekening houden met KWI in bestemmingsplan
Het bestemmingsplan geeft regels over – onder andere – de bestemming, de maximale bouwhoogte van bouwwerken en het gebruik van gronden. Technische installaties (bijvoorbeeld airco’s) vallen over het algemeen onder een bepaalde hoofdbestemming (zoals wonen, kantoren, bedrijven) als ze daarmee functioneel verbonden en daaraan ondergeschikt zijn. Over het algemeen zal een KWI dus passen in de bestemmingsomschrijving van een bestemmingsplan, maar niet noodzakelijk. Zo zal een KWI strijdig zijn met de bestemming Tuinen. Om dergelijke strijdigheid te voorkomen, kunnen de regels van het bestemmingsplan aangepast worden. Verdere belemmering kan zijn dat woningen of andere gebouwen waarop de KWI’s worden geplaatst zelf vaak al tot de maximale bouwhoogte worden gebouwd, waardoor weinig ruimte over blijft om nog een windinstallatie op het dak te plaatsen. Als de KWI niet op een gebouw, maar rechtstreeks op de grond / het maaiveld wordt geplaatst, dan is de in het bestemmingsplan voorgeschreven maximale bouwhoogte voor bouwwerken, niet zijnde gebouwen, van toepassing. Heel vaak is dit erg laag; bv. 3 meter. Als algemene regel geldt dat de bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten tot aan het hoogste punt van het bouwwerk. Stadsdelen en Projectbureaus hebben beleidsvrijheid om naar eigen inzicht beleid te formuleren ten aanzien van deze KWI’s omdat er geen sprake is van effecten op Structuurvisieniveau. Om plaatsing van KWI’s mogelijk te maken kan het zijn dat het bestemmingsplan (partieel) herzien moet worden. Het bestemmingsplan kan in zijn geheel herzien worden, dit gebeurt in de regel een keer in de tien jaar overeenkomstig de Wro. Ook kan per aanvraag bekeken worden of afwijking toegestaan is. In een dergelijk geval beoordeelt het stadsdeel of de stad of er aanleiding is om in afwijking van het bestemmingsplan de vergunning toch te verlenen. Hierbij spelen verschillende belangen een rol: het klimaatbeleid (zoals voorbeeldfunctie, bewustwording, opwekken duurzame energie), het stedenbouwkundig eindresultaat, de belangen van omwonende, en of de plaatsing van de installatie geen hinder of gevaar oplevert voor de omgeving. Ook moet meegenomen worden dat plaatsing nabij bestaande KWI’s kan betekenen dat de KWI’s elkaars biotoop kunnen hinderen (een windturbine kan wind afvangen van een andere turbine). Andere mogelijke vormen van hinder zijn: geluid, schitteringen of schaduw (weerkaatsing of onderbreking van zonnestralen, die door de bewegende schoepen worden omgezet in schitteringen of schaduwwerking of hinder voor fauna (vogels, vleermuizen).
Pagina 13 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Verder is het mogelijk beleid te ontwikkelen, gericht op het al dan niet verlenen van medewerking aan afwijkingen van het bestemmingsplan. Dit ‘afwijkingsbeleid’ kan worden toegepast bij beoordeling van een aanvraag om een KWI die in strijd met het bestemmingsplan is. Deze richtlijn kan na vaststelling hiervan als ‘afwijkingsbeleid’ worden toegepast. Hierna worden de mogelijkheden genoemd die toegepast kunnen worden om het toestaan van KWI in bestemmingsplannen, of het op basis van beleid afwijken van een bestemmingsplan, te vereenvoudigen. a Nieuw vast te stellen of herziening van bestemmingsplan Aanbevolen wordt dat – voor gebieden waar het stadsdeel/de centrale stad KWI’s wil toelaten - in nieuw vast te stellen bestemmingsplannen of herzieningen van bestemmingsplannen het stadsdeel/de centrale stad de volgende regel opneemt. Voorbeeld voor de formulering van een regulier bestemmingsplanregel: Artikel xx: Algemene bouwregels Bevestigd aan gebouw: De bouwhoogte mag met maximaal …meter worden overschreden ten behoeve van windinstallaties voor het opwekken van duurzame energie. Op het maaiveld: In bestemming....op de plankaart mogen windinstallaties voor het opwekken van duurzame energie van maximaal ... meter worden gerealiseerd.
b
Omgevingsvergunning voor afwijking bestemmingsplan (voorheen ontheffing dan wel projectbesluit) Als de aanvraag voor het plaatsen van de KWI niet past in het bestemmingsplan, kan afwijking van het bestemmingsplan toegestaan worden door middel van een omgevingsvergunning. Er zijn verschillende mogelijkheden om afwijking toe te staan. •
Wabo, artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 (voorheen Binnenplanse ontheffing) Eerst wordt gekeken of er in de regels van het bestemmingsplan een mogelijkheid voor afwijking is opgenomen. Deze procedure is een lichte procedure. Het besluit dient een ruimtelijke motivering te bevatten over de noodzaak van afwijking en de aanvaardbaarheid daarvan.
•
Wabo, artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 (voorheen Buitenplanse ontheffing voor kleine gevallen) Afwijking kan ook toegestaan worden als het gaat om nader aangewezen gevallen, die over het algemeen geringe planologische relevantie hebben. De kleine afwijkingen zijn aangewezen in het Besluit omgevingsrecht (Bor). In de praktijk wordt dit de “lijst van kruimelgevallen” genoemd. Dit is ook een lichte procedure maar voldoet de maatregel hier niet aan, dan kan geen gebruik worden gemaakt van deze vorm van omgevingsvergunning. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt momenteel aan een plan dat deze procedures vereenvoudigt. KWI’s worden dan opgenomen in de “lijst van kruimelgevallen”, waardoor het stads(deel)bestuur resp. de centrale stad direct de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kunnen verlenen, zonder aanpassing van het bestemmingsplan. Verwacht wordt
Pagina 14 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
dat de nieuwe regeling in 2011 van kracht wordt. Een dergelijk besluit dient een ruimtelijke motivering te bevatten over de noodzaak van afwijking en de aanvaardbaarheid daarvan. •
Wabo, artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 (voorheen Projectbesluit) Ook buiten bovengenoemde mogelijkheden kan een omgevingsvergunning verleend worden. De belangrijkste voorwaarde is dat het besluit moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening (net als een bestemmingsplan en de overige afwijkingen daarvan) en het moet vergezeld gaan van een ruimtelijke onderbouwing. Dit is inhoudelijk te vergelijken met de toelichting van het bestemmingsplan. Het is een uitgebreide procedure.
Het stadsdeel of de centrale stad is - afhankelijk van betreffende gebied - bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de in toegestane maximale bouwhoogte ten behoeve van windinstallaties bestemd voor het opwekken van duurzame energie. Het is wenselijk beleid vast te laten stellen, waarin helder staat vermeld in welke gevallen en in welke gebieden medewerking wordt verleend aan afwijkingen van het bestemmingsplan. Deze richtlijn kan na vaststelling hiervan als ‘afwijkingsbeleid’ worden toegepast. Op het moment dat KWI is opgenomen in de lijst van kruimelgevallen, kan de omgevingsvergunning op grond van Wabo, artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 worden verleend.
4.3
KWI en bouwaspecten
Wanneer de KWI past binnen het bestemmingsplan, betreft de omgevingsvergunning voor bouwen alleen nog bouwconstructieve vereisten. Indien de KWI niet past binnen het bestemmingsplan, zijn naast de constructieve vereisten ook toetsing aan gevaar, schade en hinder aan de orde. De bouwtoetser toetst aan de Bouwverordening en het Bouwbesluit en kijkt hierbij naar de kwaliteit van de KWI zelf en de locatie waar de KWI wordt geplaatst. Intrinsieke kwaliteit KWI Het beoordelen van de kwaliteit van de KWI kan op basis van een beoordelingsrichtlijn. Door SenterNovem (inmiddels is SenterNovem agentschap.nl geworden) is in 2008 een rapport opgesteld (Rapport 0803000.R07) genaamd ‘Nederlandse Beoordelingsrichtlijn Kleine Windturbines’3. Dit is een eerste aanzet tot certificering van miniturbines in Nederland. In het document worden de uitgangspunten beschreven voor de beoordeling van KWI’s inclusief de vereiste metingen in de ongebouwde en gebouwde omgeving. Met deze beoordelingsrichtlijn wordt de veiligheid, het geluid, de slagschaduw, reflectie, lichtschittering, trillingshinder en de elektrische veiligheid van KWI’s genormeerd. De te plaatsen windmolens dienen te voldoen aan de hierin vastgelegde eisen. Aanvullend wordt er op dit moment gewerkt aan een Europees keurmerk voor KWI’s in de bebouwde omgeving. Het is onbekend wanneer deze beschikbaar is. Plaatsing Wat plaatsing betreft beoordeelt de bouwtoetser of de plaatsing van de windmolen voldoet aan de relevante bouwtechnische en constructie-eisen.
3
Zie http://www.senternovem.nl/mmfiles/Nederlandse%20Beoordelingsrichtlijn%20kleine%20windturbines_tcm24292042.pdf
Pagina 15 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Gevaar, schade en hinderaspecten De relevante gevaar, schade en hinderaspecten bij KWI zijn geluid, slagschaduw, lichtschittering en veiligheid. Bij de beoordeling van KWI’s op hinderaspecten kan worden uitgegaan van de daarvoor gebruikelijke standaardnormen uit de Wet milieubeheer. Zie hiervoor paragraaf 4.4.
4.4
KWI en milieuaspecten: meldingsplicht of vergunning
Met ingang van 1 januari 2011 is nieuwe regelgeving voor windturbines in werking getreden. Met de wijziging van het Activiteitenbesluit en het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, nr. 749) is beoogd om voor zover mogelijk alle windturbines onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit te brengen. Alleen MERplichtige en MER-beoordelingsplichtige windturbines zijn nog vergunningplichtig. KWI met meldingsplicht (> 2 m. rotordiameter) Een KWI met een rotordiameter > 2 m. valt in principe onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en moet voldoen aan de daarin opgenomen algemene regels. De oprichting van een KWI moet ten minste 4 weken voor de oprichting worden gemeld via www.aim.vrom.nl4. AIM staat voor Activiteitenbesluit Internet Module. Voor de oprichting van de KWI is altijd een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig en de melding moet gelijktijdig met de aanvraag voor een omgevingsvergunning worden gedaan. Als dit niet wordt gedaan, moet het bevoegd gezag de aanvraag voor een omgevingsvergunning buiten behandeling laten5. De relevante milieuaspecten bij KWI zijn geluid, slagschaduw, lichtschittering en veiligheid. Voor deze aspecten zijn in de artikelen 1.11 en 3.13 – 3.15a van het Activiteitenbesluit voorschriften opgenomen. Voor geluid zijn vooral de volgende artikelen van belang: a Art. 1.11, 3e lid van het Activiteitenbesluit regelt dat bij de melding een akoestisch onderzoek gevoegd wordt; b Art. 1.11, 13e lid regelt dat het akoestisch onderzoek voor windturbines uitgevoerd wordt overeenkomstig de bij ministeriële regeling te stellen eisen; c Art. 3.14a houdt in dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere normen kan opleggen in verband met lokale omstandigheden, namelijk: ruimere normen in een lawaaiige omgeving en strengere normen in een betrekkelijk stillere omgeving. Dit, na beoordeling van de plaatselijke geluidssituatie. Ook is de geluidnormstelling aangepast aan de Europese dosismaat Lden, die beter met ervaren hinder correleert dan de tot nu toe in het Activiteitenbesluit gebruikte dosismaat; d Art. 3.15 houdt in dat geluidmetingen volgens de Ministeriële Regeling6 moeten worden uitgevoerd. Voor windturbines is een apart Reken- en meetvoorschrift uitgebracht, omdat het geluid van hoge windturbines met de methode van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai niet onder alle omstandigheden juist kan worden voorspeld. Voor slagschaduw en lichtschittering is art. 3.14, 4e lid van het Activiteitenbesluit van belang. Dit artikel verwijst naar de regels die ter voorkoming en beperking van slagschaduw en lichtschittering in de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer zijn opgenomen. Op grond van art. 3.12 van die Regeling kan een automatische stilstandvoorziening worden voorgeschreven bij hinder als gevolg van slagschaduw. 4
Art. 1.10 Activiteitenbesluit Art. 8.41a Wet milieubeheer 6 Regeling berekenen en meten van de geluidsbelasting van windturbines, Staatscourant van 23 december 2010, nr. 19592 5
Pagina 16 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Artikel 3.13 van de Regeling schrijft ter voorkoming van slagschaduw en lichtschittering de toepassing van niet reflecterende materialen of coatinglagen voor. Voor de veiligheidsaspecten zijn de artikelen 3.14 en 3.15a van het Activiteitenbesluit van belang. Hierin is een waarde voor het plaatsgebonden risico opgenomen van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten, zoals aaneengesloten woonbebouwing, ziekenhuizen enz. en een waarde van 10-5 per jaar voor beperkt kwetsbare objecten, zoals verspreid liggende woningen. Tenslotte is art. 3.14 van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van belang, waarin wordt voorgeschreven aan welke NEN- en NVNveiligheidseisen moet worden voldaan .
Niet meldingsplichtige KWI (< 2 m rotordiameter) Een uitzondering is een KWI waarvan de rotordiameter minder dan 2 meter bedraagt. In het Besluit omgevingsrecht7 worden windturbines met een rotordiameter van minder dan 2 meter niet gekwalificeerd als een inrichting die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken. Dat betekent dat de algemene regels van het Activiteitenbesluit niet op deze categorie KWI van toepassing zijn en deze KWI ook niet behoeft te worden gemeld bij het AIM. Voor een dergelijke KWI kunnen de bepalingen van de APV als vangnet gelden.
7
Bijlage I, onderdeel C, categorie 20.2 Besluit omgevingsrecht
Pagina 17 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
5 Samenvatting en aanbevelingen
Amsterdam wil helder beleid over de toepassing van KWI’s. KWI’s kunnen in de stad een kleine - maar vooral zichtbare en daarmee communicatieve - bijdrage leveren aan het opwekken van duurzame energie. Inzet met de huidige techniek is vooral gericht op zichtbaarheid en bewustwording. In het voorgaande is geschetst welke mogelijkheden er bestaan om KWI in de stad te kunnen stimuleren en/of reguleren. Een stadsdeel/de centrale stad kan 3 stappen doorlopen om deze richtlijnen in te passen in de regelgeving/ het beleid. 1. De welstandnota aanpassen en deze windmolens in bepaalde gebieden welstandsvrij laten verklaren door de raad 2. De bestemmingsplannen aanpassen met specifieke regels over KWI. 3. Beleid vaststellen op basis van de in deze richtlijn gegeven uitgangspunten en criteria teneinde concreet te bepalen in welke gevallen en welke gebieden er medewerking wordt verleend aan afwijken van het bestemmingsplan. Hieronder wordt in een tabel een samenvatting van de mogelijkheden en aanbevelingen gegeven. Dit kan als basis dienen voor het uitzetten van beleid voor de eigen deelgebieden.
Pagina 18 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Pagina 19 van 20
Amsterdam reduceert CO2 Projectbureau ARC
Pagina 20 van 20