© EIW BV
retail en instrument b ru t o re n d e m e n t s g e t a l dat komt mij bekend voor
Het brutorendementsgetal (BRG)geeft inzicht in de winstgevendheid van de assortimentsonderdelen. Door het brutorendementsgetal te berekenen voor de diverse assortimentsonderdelen kun je de verschillende assortimentsonderdelen met elkaar vergelijken. Op basis van de uitkomsten van die vergelijking kun je assortimentsbeslissingen nemen. Het brutorendementsgetal (BRG) kun je berekenen met behulp van één van de volgende formules: BRG = omzetsnelheid x brutowinstpercentage van de inkoop of brutowinst in euro’s BRG = x 100 gemiddelde voorraad voorbeeld Van de vrijetijdskledingzaak van Coen Franken zijn de volgende financiële exploitatiegegevens van het afgelopen jaar bekend: • de omzet bedraagt € 434.750,-, • het gemiddelde brutowinstpercentage is 36%, • de waarde van de voorraad op 1 januari van het afgelopen jaar bedraagt € 56.500,-, • de waarde van de voorraad op 1 januari van dit jaar bedraagt € 59.500,-. Het brutorendementsgetal van deze vrijetijdskledingzaak van het afgelopen jaar is: formule 1 • stap 1 brutowinstpercentage in procenten van de inkoop berekenen: De brutowinst is: 0,36 x € 434.750,- = € 156.510,-. De inkoopwaarde is dan: € 434.750,- - € 156.510,- = € 278.240,-. Het brutowinstpercentage in procenten van de inkoop is dan: € 156.510,€ 278.240,-
x 100% = 56,25%,
of op de snelle manier: 36
x 100% = 56,25%. 64 • stap 2 o.s. berekenen: o.s.=
€ 278.240, (€ 56.500,- + € 59.500,-)÷ 2
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
= 4,8.
Pagina 150
© EIW BV • stap 3 formule invullen BRG = o.s. x brutowinstpercentageink → 4,80 x 56,25 = 270,0. formule 2 BRG =
€ 156.510,€ 58.000,-
x 100 = 269,8 = 270,0.
Je ziet dat de formule 2 een stuk sneller gaat. Het brutorendementsgetal is in feite hetzelfde als het kengetal van de voorraadefficiency. Met dien verstande dat kengetal van de voorraadefficiency in euro’s wordt uitgedrukt. De voorraadefficiency van het brutorendementsgetal van 270 is € 2,70.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 151
© EIW BV
o p g a ve n 1. Doe-het-zelfzaak “De Klusser” heeft het afgelopen jaar een brutowinst behaald van € 460.000,-. Gemiddeld is in dat jaar € 225.000,- in de voorraad geïnvesteerd. Bereken het brutorendementsgetal van deze doe-het-zelfzaak (afronden op één decimaal nauwkeurig). BRG = brutowinst ÷ gem. voorraad x 100% = € 460.000,- ÷ € 225.000,- x 100 = 204,4 2. De omzetsnelheid in een parfumeriezaak is 3,1. De brutowinst is 38%. Bereken het brutorendementsgetal van deze parfumeriezaak (afronden op één decimaal nauwkeurig). De brutowinst bedraagt t.o.v. de inkoopprijs 38% ÷ 62% x 100% = 61,29% BRG = o.s x brutowinst(tov de inkoopw.) = 3,1 x 61,29 = 190,0 3. Gegeven de onderstaande tabel. beginvoorraad x € 1,-
eindvoorraad x € 1,-
brutowinst
omzet x € 1,-
BRG
a.
275.000
289.000
1.490.000
35%
184,9
b.
76.000
69.750
1.860.000
24%
612,6
c.
8.500
7.600
85.000
28%
274,5
d.
42.000
46.000
385.000
45%
393,8
e.
154.000
139.000
890.000
42%
255,2
f.
36.000
32.500
256.000
30%
224,2
g.
19.000
16.500
140.000
25%
197,2
Vul de kolom “BRG” van de bovenstaande tabel in (afronden op één decimaal nauwkeurig). Bereken eerst de gemiddelde voorraad en de brutowinst in procenten van de inkoop. beginvoorraad
eindvoorraad gemidd. voorraad
omzet x €1,-
brutowinst
brutowinst
BRG
a.
275.000
289.000
282.000 1.490.000
35%
521.500
184,9
b.
76.000
69.750
72.875 1.860.000
24%
446.400
612,6
c.
8.500
7.600
8.050
85.000
28%
23.800
295,6
d.
42.000
46.000
44.000
385.000
45%
173.250
393,8
e.
154.000
139.000
146.500
890.000
42%
373.800
255,2
f.
36.000
32.500
34.250
256.000
30%
76.800
224,2
g.
19.000
16.500
17.750
140.000
25%
35.000
197,2
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 152
© EIW BV 4. Gegeven de onderstaande tabel. beginvoorraad x € 1,-
eindvoorraad x € 1,- consumentenomzet x € 1,-
brutowinst
BRG
a.
235.000
218.000
1.950.000
45%
320,2
b.
168.000
152.000
999.000
35%
180,6
c.
87.500
98.000
444.000
28%
110,8
d.
249.000
223.000
1.470.000
25%
128,7
e.
54.750
45.850
435.000
32%
228,7
f.
18.500
14.500
115.800
31%
179,8
g.
7.500
6.500
456.000
68%
3.660,9
Vul de kolom “BRG” van de bovenstaande tabel in (afronden op één decimaal nauwkeurig). Bereken eerst de gemiddelde voorraad en de brutowinst in procenten van de inkoop. Voor de btw geldt het h-tarief. beginvoorraad
eindvoorraad
gem.voorraad
consumentenomzet brutowinst
BRG
brutowinst
a.
235.000
218.000
226.500
1.950.000
45%
725.206,61
320,2
b.
168.000
152.000
160.000
999.000
35%
288.966,94
180,6
c.
87.500
98.000
92.750
444.000
28%
102.743.80
110,8
d.
249.000
223.000
236.000
1.470.000
25%
303.719,01
128,7
e.
54.750
45.850
50.300
435.000
32%
115.041,32
228,7
f.
18.500
14.500
16.500
115.800
31%
29.667,77
179,8
g.
7.500
6.500
7.000
456.000
68%
256.264,46 3.660,9
Of÷ Met de formule ozs x brutowinst in procenten van de inkoop. Alle bedragen in euro’s. beginvoorraad eindvoorraad gem.voorraad cons. omzet
IWO
ozs
brutowinst in % vd inkoop
BRG
a.
235.000
218.000
226.500 1.950.000 886.363,64 3,9133
81,82
320,2
b.
168.000
152.000
160.000 999.000 536.652,89 3,3541
53,85
180,6
c.
87.500
98.000
92.750 444.000 264.198,35 2,8485
38,89
110,8
d.
249.000
223.000
236.000 1.470.000 911.157,02 3,8608
33,33
128,7
e.
54.750
45.850
50.300 435.000 244.462,81 4,8601
47,06
228,7
f.
18.500
14.500
16.500 115.800 66.034,71 4,0021
44,93
179,8
g.
7.500
6.500
werkschrift “commercieel rekenen”
7.000
UITWERKINGEN
456.000 120.595,04
17,2279
212,50 3.660,9
Pagina 153
© EIW BV 5. Een detaillist heeft het afgelopen jaar een consumentenomzet gerealiseerd van € 481.950,-. In de voorraad is in dat jaar gemiddeld € 80.000,- geïnvesteerd. Het brutowinstpercentage is 38%. Voor de btw geldt het h-tarief. Bereken het brutorendementsgetal van deze detaillist (afronden op één decimaal nauwkeurig). De brutowinst bedraagt € 481.950 ÷ 1,21 x 0,38 = € 151.356,20 BRG = brutowinst ÷ gem. voorraad x 100 = € 151.356,20 ÷ € 80.000,- x 100 = 189,2. 6. Van een speciaalzaak zijn de volgende gegevens van het afgelopen jaar bekend: • voorraad per 1 januari € 96.000,• voorraad per 31 december € 124.000,• omzet € 660.000,• brutowinst in procenten 30% a. Bereken de gemiddelde voorraad van het afgelopen jaar van deze speciaalzaak. (€ 96.000,- + € 124.000,-) ÷ 2 = € 110.000,b. Bereken het brutorendementsgetal van het afgelopen jaar van deze speciaalzaak (afronden op één decimaal nauwkeurig). De brutowinst bedraagt € 660.000,- x 0,30 = € 198.000,BRG = brutowinst ÷ gem. voorraad x 100 = € 198.000,- ÷ € 110.000,- x 100 = 180,0. 7. Van een sportzaak zijn de volgende gegevens van het afgelopen jaar bekend: • voorraad per 1 januari € 248.000,• voorraad per 31 december € 226.000,• omzet € 930.000,• brutowinst in procenten 32,5% a. Bereken de gemiddelde voorraad van het afgelopen jaar van deze sportzaak. (€ 248.000,- + € 226.000,-) ÷ 2 = € 237.000,b. Bereken het brutorendementsgetal van het afgelopen jaar van deze sportzaak (afronden op één decimaal nauwkeurig). De brutowinst bedraagt € 930.000,- x 0,325 = € 302.250,BRG = brutowinst ÷ gem. voorraad x 100 = € 302.250,- ÷ € 237.000,- x 100 = 127,5. 8. Van een speciaalzaak in hobby-artikelen zijn de volgende gegevens van het afgelopen jaar bekend: • voorraad per 1 januari € 44.000,• voorraad per 31 december € 40.100,• consumentenomzet € 234.000,• brutowinst in procenten 37,5% • voor de btw geldt het h-tarief a. Bereken de gemiddelde voorraad van het afgelopen jaar van deze speciaalzaak. werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 154
© EIW BV (€ 44.000,- + € 40.100,-) ÷ 2 = € 42.050,b. Bereken het brutorendementsgetal van het afgelopen jaar van deze speciaalzaak (afronden op één decimaal nauwkeurig). De brutowinst bedraagt € 234.000,- ÷ 1,21 x 0,375 = € 72.520,66 BRG = brutowinst ÷ gem. voorraad x 100 = € 72.520,66 ÷ € 42.050,- x 100 = 172,5. 9. Een detaillist beschikt van de merken A tot en met D over de volgende gegevens: merk omzetsnelheid brutowinst A 5 27% B 3 32% C 6 23% D 4 29% Laat met behulp van een berekening zien voor welk(e) merk(en) de detaillist kiest als het brutorendementsgetal het enige criterium is. merk o.s brutowinst A 5 27% B 3 32% C 6 23% D 4 29% Merk A heeft voorkeur.
brutowinst in inkoop 27 ÷ 73 x 100 = 36,99 32 ÷ 68 x 100 = 47,06 23 ÷ 77 x 100 = 29,87 29 ÷ 71 x 100 = 40,85
BRG = o.s x brutow.ink 36,99 x 5 = 184,95 47,06 x 3 = 141,18 29,87 x 6 = 179,22 40,85 x 4 = 163,40
10. Een detaillist beschikt van de merken E tot en met H over de volgende gegevens: merk omzetsnelheid brutowinst E 3 36% F 5 31% G 4 33% H 6 29% Laat met behulp van een berekening zien voor welk(e) merk(en) de detaillist kiest als het brutorendementsgetal het enige criterium is. merk o.s brutowinst E 3 36% F 5 31% G 4 33% H 6 29% Merk H heeft voorkeur.
werkschrift “commercieel rekenen”
brutowinst in inkoop 36 ÷ 64 x 100 = 56,25 31 ÷ 69 x 100 = 44,93 33 ÷ 67 x 100 = 49,25 29 ÷ 71 x 100 = 40,85
UITWERKINGEN
BRG = o.s x brutow.ink 56,25 x 3 = 168,75 44,93 x 5 = 224,65 49,25 x 4 = 197,00 40,85 x 6 = 245,10
Pagina 155
© EIW BV 11. Mevrouw De Koning heeft in haar supermarkt een meter schapruimte vrijgemaakt voor de verkoop van wegwerpartikelen. Zij moet besluiten van welke leverancier ze de artikelen afneemt. Eén van de criteria waarop zij haar beslissing neemt is het brutorendementsgetal. Daartoe beschikt zij over de volgende prognoses: leverancier A B C D
omzetsnelheid 18 20 19 21
brutowinst 25% 24,5% 26% 24%
Voor welke leverancier kiest mevrouw De Koning als het brutorendementsgetal het enige criterium is? LEV
o.s
brutowinst
A B C D
18 20 19 21
25% 24,5% 26% 24%
brutowinst in inkoop 25 ÷ 75 x 100 = 33,33 24,5 ÷ 75,5 x 100 = 32,45 26 ÷ 74 x 100 = 35,14 24 ÷ 76 x 100 = 31,58
BRG = o.s x brutow.ink 33,33 32,45 35,14 31,58
x 18 = 599,94 x 20 = 649,00 x 19 = 667,66 x 21 = 663,18
Leverancier C heeft voorkeur.
s e rvic e g ra a d ik verkoop geen nee
De mate waarin je als winkelier in staat bent om op elk moment artikelen uit het gevoerde assortiment te verkopen, wordt de servicegraad genoemd. Als er in een winkel geen nee-verkoop is, dan heeft die winkel een servicegraad van 100%. De servicegraad in een assortimentsgroep kun je meten door vlak voor het moment van levering het aantal artikelen dat nog in voorraad is te tellen en vervolgens te delen door het aantal artikelen dat normaal in voorraad is. De servicegraad wordt gemeten met de volgende de formule: servicegraad =
aantal aanwezige artikelen (per artikelgroep) normale voorraad artikelen (per artikelgroep)
x
100%
voorbeeld Bouwmarkt Claessens heeft in het kernassortiment de artikelgroep “gereedschappen” zitten. Deze artikelgroep omvat 125 verschillende artikelen. Op het moment van levering blijkt dat 15 artikelen niet meer in voorraad zijn. Uit de gegevens blijkt een kans op nee-verkoop van 15 artikelen. Er zijn dus nog 125 - 15 = 110 verschillende artikelen te koop. De servicegraad is dan: 110 x 100% = 88%. 125 werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 156
© EIW BV
o p g a ve n 12. In een winkel worden 120 verschillende artikelen te koop aangeboden. Op een gegeven moment zijn 15 verschillende artikelen niet meer voorradig. Bereken de servicegraad van deze winkel (afronden op één decimaal nauwkeurig). (120-15) ÷ 120 x100% = 87,5%. 13. In een winkel worden 425 verschillende artikelen te koop aangeboden. Op een gegeven moment zijn 25 verschillende artikelen niet meer voorradig. Bereken de servicegraad van deze winkel (afronden op één decimaal nauwkeurig). (425-25) ÷ 425 x100% = 94,1%. 14. De artikelsoort “diepvriesijs” van supermarkt “Dijkstra” bestaat uit 120 verschillende artikelen. Op het moment van levering zijn 13 artikelen niet meer in voorraad. Bereken de servicegraad van deze artikelsoort (afronden op één decimaal nauwkeurig). (120-13) ÷ 120 x100% = 89,2%. 15. De collectie “shorts” van een modespeciaalzaak omvat 60 verschillende items. Op het moment van levering blijkt dat 8 items niet meer in voorraad zijn. Bereken de servicegraad van de collectie “shorts” (afronden op één decimaal nauwkeurig). (60-8) ÷ 60 x100% = 86,7%.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 157
© EIW BV
b e s t e ln ive a u wanneer moet ik bestellen
Je moet artikelen (bij)bestellen als er nog maar een bepaalde minimumhoeveelheid artikelen in voorraad is. Dié omvang van de voorraad heet het bestelniveau of bestelpunt.
Voor het berekenen van het bestelniveau heb je de volgende gegevens nodig: • de afzet per periode, Hoeveel stuks verkoop je gemiddeld per periode, bijvoorbeeld per dag? • de levertijd, Hoeveel tijd (dagen) heeft de leverancier nodig om te leveren? • de veiligheidsvoorraad. Het bestelniveau wordt berekend met de volgende de formule: bestelniveau = levertijd x afzet + veiligheidsvoorraad In de formule moet voor de levertijd en de afzet dezelfde tijdseenheid gebruikt worden. Dus als de afzet per week is, dan is de levertijd ook in weken. voorbeeld Debbie Fokkema weet dat zij gemiddeld per dag 10 doosjes paracetamol verkoopt. Deze doosjes worden wekelijks door de leverancier geleverd. Debbie houdt als veiligheidsvoorraad 20 doosjes aan. De drogisterij is 6 dagen per week open. Het bestelpunt is dan: levertijd x afzet + veiligheidsvoorraad = bestelniveau 6 x 10 + 20 = 80 doosjes Dit wil zeggen, dat Debbie gaat bestellen als zij ziet dat de voorraad paracetamol is gedaald tot 80 doosjes. Let op: de levertijd van één week is in de formule verwerkt als 6 dagen!
o p g a ve n 16. Amani Al Sharifi heeft een supermarkt in het centrum van Amstelveen. Amani weet dat in de supermarkt gemiddeld per week 75 flessen witte wijn van het huismerk worden verkocht. De voorraad van deze witte wijn kan drie keer per week aangevuld worden. De veiligheidsvoorraad bedraagt 24 flessen van deze wijn. Bereken het bestelniveau van deze wijn. De afzet per dag is 75 ÷ 6 dagen = 12,5 flessen. De levertijd is 6 ÷ 3 = 2 dagen. Bestelniveau is 12,5 x 2 + 24 = 49 flessen.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 158
© EIW BV 17. Isabella Ramirez exploiteert een herenmodewinkel in Dronten. Isabella verkoopt per dag van een bepaald merk gemiddeld 6 overhemden. Deze overhemden worden één keer per 4 weken geleverd. De herenmodewinkel is 6 dagen per week geopend. De veiligheidsvoorraad bedraagt 15 overhemden. Bereken het bestelniveau van deze overhemden. De afzet per dag is 6. De levertijd is 24 dagen. Bestelniveau is 24 x 6 + 15 = 159 overhemden. 18. Karin Verhoef exploiteert een modezaak in het centrum van Zwolle. Het afrekensysteem geeft aan dat er per dag gemiddeld 30 jeans uit de vaste collectie verkocht worden. Er wordt elke veertien dagen geleverd. De modezaak is zes dagen per week open. De veiligheidsvoorraad is 35 jeans. Bereken het bestelniveau van deze jeans. De afzet per dag is 30. De levertijd is 24 dagen. Om de veertien dagen leveren = 12 dagen winkel geopend. Bestelniveau is 30 x 12 + 35 = 395 jeans. 19. Francis Haren is de eigenaar van een fotospeciaalzaak in Harderwijk. Hij verkoopt per dag gemiddeld 10 pakjes Sony AA-batterijen. Deze batterijen hebben een levertijd van 3 weken. De fotospeciaalzaak is 6 dagen per week geopend. De veiligheidsvoorraad is 30 pakjes. Bereken het bestelniveau van deze batterijen. De afzet per dag is 10. De levertijd is 18 dagen. Bestelniveau is 10 x 18 + 30 = 210 pakjes. 20. Bouwmarkt Hendricks te Pey-Echt verkoopt in de assortimentsgroep “tuinartikelen” zakken potgrond van 20 liter. Deze potgrond heeft een levertijd van 2 dagen. In het seizoen worden per week gemiddeld 500 zakken verkocht. De veiligheidsvoorraad is 100 zakken. Bereken het bestelniveau van deze potgrond.. De afzet per dag is 500 ÷ 6 = 83,33. De levertijd is 2 dagen. Bestelniveau is 83,33 x 2 + 100 = 267 zakken.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 159
© EIW BV
b e s t e lfre q u en t ie ik bestel frequent
Als je gaat bestellen, dan moet je weten hoe vaak je dit in een periode gaat doen. Het aantal keren dat je in een bepaalde periode kunt/mag/wil bestellen, is de bestelfrequentie. Als je de afzet per periode en de omvang van de bestelling per keer weet, is de bestelfrequentie gemakkelijk uit te rekenen. De omvang/grootte van de bestelling per keer, wordt de bestelgrootte genoemd. bestelfrequentie
=
afzet
÷
bestelgrootte
De bestelfrequentie wordt altijd afgerond in hele getallen naar boven. voorbeeld Sportshop Cesur in Herten verkoopt sportaccessoires onder eigen naam dozen golfballen. Per week verkoopt filiaalmanager Kadir 10 dozen van deze ballen. De bestelgrootte is normaal gesproken 24 dozen. De bestelfrequentie is dan 52 x 10 ÷ 24 = 21,7. Uiteraard kan Kadir geen “0,7 keer” bestellen. Dus hij zal 22 keer bestellen.
o p g a ve n
21. Van een bepaald artikel is de jaarafzet 180 stuks. Per bestelling worden 20 stuks besteld. Bereken de bestelfrequentie van dit artikel. 180 ÷ 20 = 9 keer 22. Van een bepaald artikel is de consumentenomzet per jaar € 9.600,-. De gemiddelde consumentenprijs van dit artikel is € 20,-. De minimale bestelling van dit artikel is 36 stuks. Bereken de bestelfrequentie van dit artikel. Afzet = € 9.600,- ÷ € 20,- = 480. 480 ÷ 36 = 13,3 keer = 14 keer. 23. Gegevens van een artikel: • de levertijd is één week, • de gemiddelde afzet is 10 stuks per dag, • de veiligheidsvoorraad is 20 stuks, • de bestelgrootte is 12 stuks, • een week heeft 6 verkoopdagen. a. Bereken het bestelpunt van dit artikel. 10 x 6 + 20 = 80 stuks b. Bereken de gemiddelde jaarafzet van dit artikel. 52 x 6 x 10 = 3.120 stuks c. Bereken de bestelfrequentie van dit artikel. 3.120 ÷ 12 = 260 keer
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 160
© EIW BV 24. Gegevens van een artikel: • de levertijd is 12 weken, • de gemiddelde afzet is 240 stuks per 3 weken, • de veiligheidsvoorraad is 60 stuks, • de bestelgrootte is 15 stuks, • een week heeft 6 verkoopdagen. a. Bereken het bestelpunt van dit artikel. (240 ÷ 3) x 12 + 60 = 1.020 b. Bereken de gemiddelde jaarafzet van dit artikel. 80 x 52 = 4.160 c. Bereken de bestelfrequentie van dit artikel. 4.160 ÷ 15 = 277,3 = 278 keer 25. Tot de artikelgroep “zoet boterhambeleg” uit het assortiment van een supermarkt behoren onder andere: pindakaas eigen merk, pindakaas caloriearm en Calvé pindakaas. De levertijd van deze artikelen is: • pindakaas eigen merk: 2 dagen • pindakaas caloriearm: 1 week • Calvé pindakaas: 2 dagen De veiligheidsvoorraden van deze artikelen zijn: • pindakaas eigen merk: 20 potten • pindakaas caloriearm: 10 potten • Calvé pindakaas: 30 potten De gemiddelde dagelijkse verkopen van deze artikelen zijn: 5 potten pindakaas eigen merk, 2 potten pindakaas caloriearm en 15 potten Calvé pindakaas. a. Bereken voor deze 3 soorten pindakaas het bestelniveau (een week heeft zes verkoopdagen). eigen merk 5 x 2 + 20 = 30 stuks caloriearm 2 x 6 + 10 = 22 stuks Calvé 15 x 2 + 30 = 60 stuks Voor het bestellen van de 3 soorten pindakaas gelden de volgende bestelgroottes: • pindakaas eigen merk: 12 potten • pindakaas caloriearm: 6 potten • Calvé pindakaas: 24 potten b. Bereken voor deze 3 soorten pindakaas de bestelfrequentie per jaar als de afzet een normaal verloop heeft (een jaar heeft 300 verkoopdagen). eigen merk 300 x 5 ÷ 12 = 125 keer caloriearm 300 x 2 ÷ 6 = 100 keer Calvé 300 x 15 ÷ 24 = 188 keer
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 161
© EIW BV 26. Verfspecialist Pepels houdt van de vijf literblikken muurverf een veiligheidsvoorraad aan van 12 blikken. Het bestelniveau van dit artikel is 30. Per week worden gemiddeld 36 blikken verkocht. De blikken muurverf worden 30 keer per jaar besteld. Bij iedere bestelling worden 12 verpakkingen met blikken muurverf geleverd. Een week heeft 6 verkoopdagen. a. Bereken de levertijd van dit artikel in dagen. bestelpunt = afzet x levertijd + veiligheidsvoorraad. 30 = 6 per dag x ……. dagen + 12 18 = 6 per dag x ……. dagen De levertijd is 2 dagen. b. Bereken de besteleenheid van deze muurverf (een jaar telt 50 weken). Jaarafzet = 50 x 36 = 1.800 blikken. Per bestelling 1.800 ÷ 30 = 60 blikken. Deze zitten in 12 verpakkingen. Elke verpakking bevat 60 ÷ 12 = 5 blikken.
s ig n a a lvo o rra a d wie heeft dit gesignaleerd
De hoogte van de signaalvoorraad (s) wordt bepaald door: • de verwachte afname van de voorraad tussen twee bestelmomenten (de tijd tussen twee bestelmomenten noem je het bestelinterval), • de verwachte afname van de voorraad tussen het bestelmoment en het levermoment, • de gewenste veiligheidsvoorraad. Ofwel: s = (bestelinterval + levertijd) x afzet + veiligheidsvoorraad voorbeeld De levertijd van artikelen van een cosmeticahuis is twee weken. Deze artikelen kunnen één keer per vier weken via de vertegenwoordiger besteld worden. Van de “topper” van dit cosmeticahuis worden gemiddeld vijf flesjes per week verkocht. De veiligheidsvoorraad is twee flesjes.
Voor het berekenen van de signaalvoorraad zijn de volgende gegevens nodig: • het bestelinterval: 4 weken, • de levertijd: 2 weken, • de gemiddelde afzet: 5 flesjes, • de veiligheidsvoorraad: 2 flesjes. De signaalvoorraad is dan: (4 + 2) x 5 + 2 = 32 flesjes. (Ps. Het bestelniveau is 2 x 5 + 2 = 12 flesjes.)
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 162
© EIW BV
o p g a ve n 27. Gegevens van een artikel: • bestelinterval • levertijd • gemiddelde afzet • veiligheidsvoorraad
4 weken 5 weken 55 stuks per week 15 stuks
Bereken de signaalvoorraad van dit artikel. De signaalvoorraad is (4 + 5) x 55 + 15 = 510 stuks 28. Gegevens van een artikel: • bestelinterval • levertijd • gemiddelde afzet • veiligheidsvoorraad
5 weken 1 week 250 stuks per week 150 stuks
Bereken de signaalvoorraad van dit artikel. De signaalvoorraad is (5 + 1) x 250 + 150 = 1.650 stuks 29. Gegevens van een artikel: • bestelinterval • levertijd • gemiddelde afzet • veiligheidsvoorraad
2 weken 3 weken 10 stuks per week 4 stuks
Bereken de signaalvoorraad van dit artikel. De signaalvoorraad is (2 + 3) x 10 + 4 = 54 stuks 30. De levertijd van artikelen van een schoenenzaak is één week. Deze artikelen kunnen één keer per 2 weken via de vertegenwoordiger besteld worden. Van een “fastmover” worden 20 artikelen per week verkocht. De veiligheidsvoorraad is 10 artikelen. Bereken de signaalvoorraad van deze “fastmover”. De signaalvoorraad is (2 + 1) x 20 + 10 = 70 stuks 31. De levertijd van elektrisch tuingereedschap van een ijzerwaren- en gereedschappenzaak is 9 dagen. Deze artikelen kunnen één keer per week via het elektronisch bestelsysteem besteld worden. Er worden gemiddeld 4 elektrische heggenscharen per week verkocht. De veiligheidsvoorraad is 3 heggenscharen. Bereken de signaalvoorraad van deze elektrische heggenschaar. De signaalvoorraad is (1 + 1,5) x 4 + 3 = 13 stuks
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 163
© EIW BV 32. Het bestelniveau van een artikel uit het assortiment van detaillist Versteegh is 30. De levertijd van het artikel is 2 weken. Per kalendermaand worden bij detaillist Versteegh 52 artikelen verkocht. De bestelfrequentie is 12. a. Bereken de veiligheidsvoorraad van dit artikel. Per week is de afzet 52 x 12 ÷ 52 = 12 stuks. Bestelpunt = afzet x levertijd + veiligheidsvoorraad. 30 = 12 per week x 2 weken + ………………… 30 = 24 + ………………... De veiligheidsvoorraad is 6 stuks. b. Bereken het aantal artikelen dat gemiddeld door detaillist Versteegh per keer besteld wordt. De jaarafzet is 12 x 52 = 624 stuks. De bestelgrootte is 624 ÷ 12 = 52 stuks. 33. Het bestelniveau van een artikel uit het assortiment van detaillist De Hoop is 18. De levertijd van het artikel is één week. Per kwartaal (=13 weken) worden bij detaillist De Hoop 52 stuks van het artikel verkocht. De bestelfrequentie is 8. a. Bereken de veiligheidsvoorraad van dit artikel. Per week is de afzet 52 ÷ 13 = 4 stuks. bestelpunt = afzet x levertijd + veiligheidsvoorraad. 18 = 4 per week x 1 week + ………………… 18 = 4 + ………………... De veiligheidsvoorraad is 14 stuks. b. Bereken het aantal artikelen dat gemiddeld door detaillist De Hoop per keer besteld wordt. De jaarafzet is 4 x 52 = 208 stuks. De bestelgrootte is 208 ÷ 8 = 26 stuks.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 164
© EIW BV
s t o c k -t o -s a le s ra t io ligt er genoeg in de winkel
De Stock-to-Sales Ratio (voorraad-verkoop verhouding) is de hoeveelheid voorraad (tegen verkoopprijzen) van een winkel, afdeling en/of assortimentsgroep die in een bepaalde periode (meestal een maand) in de winkel en de opslagruimte ligt, in verhouding tot de (verwachte) omzet in deze winkel, afdeling en/of assortimentsgroep. De Stock-to-Sales Ratio stelt een ondernemer in staat om te bepalen of deze de juiste hoeveelheid artikelen voorraad heeft, uitgaande van de verwachte omzet. Een zinvolle periode om de Stock-to-Sales Ratio te berekenen is een maand of een kwartaal. De Stock-to-Sales Ratio wordt berekend met de volgende de formule: StS Ratio
=
beginvoorraad tegen verkoopprijzen (verwachte) omzet
voorbeeld Een ondernemer van een herenmodezaak denkt de komende 3 maanden voor € 12.500,- (exclusief btw) aan overhemden te verkopen. De beginvoorraad overhemden heeft een verkoopwaarde van € 35.000,-. De StS Ratio van deze overhemden is dan € 35.000,- ÷ € 12.500,- = 2,8. Een Stock-to-Sales Ratio van 2,8 betekent dat deze ondernemer bijna drie keer de (verwachte) omzet op voorraad heeft. Deze ondernemer weet uit ervaring dat hij om 10 overhemden te verkopen het aanbod voor zijn klanten 30 overhemden moet zijn. De ideale Stock-to-Sales Ratio is 3 (3:1) of 4 (4:1). Deze ratio zorgt er voor dat de omzet in die periode kan groeien. Een ratio van 2 of van 1 kan leiden tot omzetdaling omdat er veel nee-verkoop kan zijn.
o p g a ve n 34. Een detaillist verwacht de komende 3 maanden een omzet van € 58.000,- voor een artikelgroep. De verkoopwaarde van de beginvoorraad van deze artikelgroep is € 125.000,-. Bereken de Stock-to-Sales Ratio van deze artikelgroep (afronden op één decimaal nauwkeurig). De Stock-to-Sales Ratio is € 125.000,- ÷ € 58.000,- = 2,2
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 165
© EIW BV 35. Een detaillist verwacht de komende 3 maanden een consumentenomzet van € 75.000,voor een artikelgroep. De verkoopwaarde van de beginvoorraad van deze artikelgroep is € 198.000,-. Voor de btw geldt het h-tarief. Bereken de Stock-to-Sales Ratio van deze artikelgroep (afronden op één decimaal nauwkeurig). De Stock-to-Sales Ratio is € 198.000,- ÷ (€ 75.000,- ÷ 1,21) = 3,2 36. Een detaillist verwacht de komende 6 maanden een consumentenomzet van € 135.000,voor een artikelgroep. De inkoopwaarde van de beginvoorraad van deze artikelgroep is € 156.000,-. De gecalculeerde brutowinst van deze artikelgroep is 42% van de omzet. Voor de btw geldt het h-tarief. Bereken de Stock-to-Sales Ratio van deze artikelgroep (afronden op één decimaal nauwkeurig). De Stock-to-Sales Ratio is (€ 156.000,- ÷ 0,58) ÷ (€ 135.000,- ÷ 1,21) = 2,4 37. Een ondernemer verwacht de komende maand een consumentenomzet van € 37.500,voor een artikelgroep. De inkoopwaarde van de beginvoorraad van deze artikelgroep is € 62.000,-. De gecalculeerde brutowinst van deze artikelgroep is 55% van de omzet. Voor de btw geldt het l-tarief. Bereken de Stock-to-Sales Ratio van deze artikelgroep (afronden op één decimaal nauwkeurig). De Stock-to-Sales Ratio is (€ 62.000,- ÷ 0,45) ÷ (€ 37.500,- ÷ 1,06) = 3,9
38. De rapportage van een MIS vermeldt voor een artikelsoort een normatieve omzet voor de komende periode van € 15.000,-. De inkoopwaarde van de beginvoorraad van deze artikelsoort is € 32.500,-. De insturingsmarge (gebudgetteerde brutowinst) van deze artikelsoort is 38% van de omzet. Voor de btw geldt het h-tarief. Bereken de Stock-to-Sales Ratio van deze artikelsoort (afronden op één decimaal nauwkeurig). De Stock-to-Sales Ratio is (€ 32.500,- ÷ 0,62) ÷ € 15.000 = 3,5
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 166
© EIW BV
in k o o p ru im t e ik moet nog bestellen
Het kengetal van de inkoopruimte heeft betrekking op de maximale hoeveelheid of verkoopwaarde van een assortimentsgroep/artikelgroep/artikelsoort die nog kan worden ingekocht. Zodra een detaillist de planning van de omzetsnelheden, de voorraadniveau’s en de kortingen gereed heeft, kan hij de inkoopruimte berekenen. De inkoopruimte is in feite de voorraad die een detaillist moet inkopen om zijn omzetbudget te realiseren. De inkoopruimte wordt berekend met het volgende schema: SCHEMA INKOOPRUIMTE Gewenste eindvoorraad Netto omzet Prijs en/of hoeveelheidskortingen
€ € €
+ +
Benodigde voorraad Werkelijke beginvoorraad
€ €
_
Voorraadruimte In bestelling/reeds ontvangen
€ €
_
INKOOPRUIMTE
€
Alle bedragen zijn tegen verkoopprijzen.
voorbeeld De verkoopwaarde van de gewenste eindvoorraad van een artikelsoort uit het aanbod van een schoenenwinkel is aan het einde van de periode € 6.500,-. Het omzetbudget van deze artikelsoort is € 21.750,-. De ondernemer denkt dat hij voor een bedrag van € 1.275,- aan korting zal verstrekken. De verkoopwaarde van de voorraad aan het begin van de periode is € 9.500,-. De ondernemer heeft al een bestelling geplaatst voor een verkoopwaarde van € 1.375,-. De inkoopruimte van deze artikelsoort is: Gewenste eindvoorraad € Netto omzet € Prijs en/of hoeveelheidskortingen €
6.500,21.750,- + 1.275,- +
Benodigde voorraad Werkelijke beginvoorraad
€ €
29.525,9.500,- _
Voorraadruimte In bestelling/reeds ontvangen
€ €
20.025,1.375,- _
INKOOPRUIMTE
€
18.650,-
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 167
© EIW BV
o p g a ve n 39. De verkoopwaarde van de gewenste eindvoorraad van een artikelsoort uit het aanbod van een speelgoedwinkel is aan het einde van een periode € 3.500,-. Het omzetbudget van deze artikelsoort is € 18.500,-. De ondernemer denkt dat hij voor een bedrag van € 500,- aan korting zal verstrekken. De verkoopwaarde van de voorraad aan het begin van de periode is € 2.500,-. De ondernemer heeft al een bestelling geplaatst voor een verkoopwaarde van € 7.500,-. Bereken de inkoopruimte van deze artikelsoort. Gewenste eindvoorraad Netto omzet Prijs en/of hoeveelheidskortingen
€ € €
3.500,18.500,- + 500,- +
Benodigde voorraad Werkelijke beginvoorraad
€ €
22.500,2.500,- _
Voorraadruimte In bestelling/reeds ontvangen
€ €
20.000,7.500,- _
INKOOPRUIMTE
€
12.500,-
40. De verkoopwaarde van de gewenste eindvoorraad van een artikel uit het aanbod van een sportzaak is aan het einde van een periode 50 stuks. Het omzetbudget van dit artikel is 375 stuks. De ondernemer denkt dat hij 15 stuks in het kader van sponsoring weggeeft. De voorraad aan het begin van de periode is 125 stuks. De ondernemer heeft 75 stuks van dit artikel in bestelling staan. Bereken de inkoopruimte van dit artikel. Gewenste eindvoorraad Netto omzet Prijs en/of hoeveelheidskortingen
50 stuks 375 stuks + 15 stuks +
Benodigde voorraad Werkelijke beginvoorraad
440 stuks 125 stuks _
Voorraadruimte In bestelling/reeds ontvangen
315 stuks 75 stuks _
INKOOPRUIMTE
240 stuks
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 168
© EIW BV 41. In het kwartaal-omzetbudget van een modewinkel staat van een artikelgroep een consumentenomzet van € 77.500,-. De ondernemer verwacht een dervingspercentage van 10% van de omzet. De verkoopwaarde van de voorraad aan het begin van de periode is € 16.900,- en die aan het einde van de periode wordt geschat op € 7.500,-. Er staat voor een omzetbedrag van € 32.500,- aan bestellingen open. Voor de btw geldt het h-tarief. Bereken de inkoopruimte van deze artikelgroep (afronden op hele euro’s nauwkeurig). Gewenste eindvoorraad Netto omzet Prijs en/of hoeveelheidskortingen
€ € €
7.500,64.050,- + 6.405,- +
Benodigde voorraad Werkelijke beginvoorraad
€ €
77.955,16.900,- _
Voorraadruimte In bestelling/reeds ontvangen
€ €
61.055,32.500,- _
INKOOPRUIMTE
€
28.555,-
42. In het maand-omzetbudget van een snoepwinkel staat van de artikelgroep “bonbons” een consumentenomzet van € 5.000,-. De ondernemer verwacht een dervingspercentage van 4% van de omzet. De verkoopwaarde van de voorraad aan het begin van de periode is € 750,- en die aan het einde van de periode wordt geschat op € 1.000,-. Er staat voor een inkoopbedrag van € 1.350,- aan bestellingen open. De gecalculeerde brutowinst is 45% van de omzet. Voor de btw geldt een gemiddeld het l-tarief. Bereken de inkoopruimte van deze bonbons (afronden op hele euro’s nauwkeurig). Gewenste eindvoorraad Netto omzet Prijs en/of hoeveelheidskortingen
€ € €
1.000,4.717,- + 189,- +
Benodigde voorraad Werkelijke beginvoorraad
€ €
5.906,750,- _
Voorraadruimte In bestelling/reeds ontvangen
€ €
5.156,2.455,- _
INKOOPRUIMTE
€
2.701,-
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 169
© EIW BV 43. In het omzetbudget van een winkel voor het komend halfjaar staat van een artikelgroep een consumentenomzet van € 118.000,-. De ondernemer verwacht een dervingspercentage van 8,5% van de omzet. De inkoopwaarde van de voorraad aan het begin van de periode is € 16.500,- en die aan het einde van de periode wordt geschat op € 8.500,-. Er staat voor een inkoopbedrag van € 35.000,- aan bestellingen open. De gecalculeerde brutowinst is 37,5% van de omzet. Voor de btw geldt een gemiddeld het h-tarief. Bereken de inkoopruimte van deze artikelgroep tegen inkoopprijzen (afronden op hele euro’s nauwkeurig). Gewenste eindvoorraad Netto omzet Prijs en/of hoeveelheidskortingen
€ € €
13.600,97.521,- + 8.289,- +
Benodigde voorraad Werkelijke beginvoorraad
€ €
119.410,26.400,- _
Voorraadruimte In bestelling/reeds ontvangen
€ €
93.010,56.000,- _
INKOOPRUIMTE
€
37.010,-
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 170
© EIW BV
ve n d o r ra t in g wie zal ik kiezen
Vendor rating als methode van leveranciersonderzoek is wellicht de meest bekende manier om leveranciers, nadat zij beoordeeld zijn op hun prestaties, te rangschikken. De meest gebruikte criteria die bij vendor rating gehanteerd worden zijn prijs, kwaliteit en leveringsbetrouwbaarheid. Deze criteria krijgen een wegingsfactor, die het relatieve (subjectieve) belang van het criterium tot uitdrukking brengt. Per gewogen criterium wordt de prestatie per leverancier gemeten, waardoor er een rangorde ontstaat. Op basis van die rangorde, kan er besloten worden een bepaalde leverancier een voorkeursbehandeling te geven bij de verdeling van de inkooporders. voorbeeld Voor een bepaalde artikelgroep doet een detaillist op dit moment zaken met drie leveranciers (A, B en C). Om tot een beoordeling van deze leveranciers te komen besluit deze detaillist vendor rating toe te passen. Hiertoe krijgt ieder criterium een gewicht, dat bepaald wordt aan de hand van het relatieve belang dat de organisatie aan het criterium hecht: • prijs 0,35 • kwaliteit 0,40 • leveringsbetrouwbaarheid 0,25 Totaal 1,00 Per criterium wordt iedere leverancier beoordeeld, waarbij de volgende scores ontstaan. • prijs Leverancier C hanteert de laagste prijs namelijk gemiddeld € 5,60. Deze laagste prijs wordt gewaardeerd met 100 (punten). De gemiddelde prijs van leverancier B ligt op € 6,10 en krijgt de score 92 ((€ 5,60 ÷ € 6,10) x 100). Leverancier A is de duurste met een gemiddelde prijs van € 6,50 en krijgt 86 punten. • kwaliteit Leverancier A levert altijd de beste kwaliteit en krijgt de waardering 100. In vergelijking tot leverancier A scoren B en C duidelijk slechter en krijgen respectievelijk 90 en 80 punten. • leveringsbetrouwbaarheid Leverancier A komt zijn afspraken het best na en krijgt 100 punten. B en C krijgen respectievelijk 90 en 85 punten. De totaalscore per leverancier wordt berekend: • Leverancier A: (0,35 x 86) + (0,4 x 100) + (0,25 x 100) = 95. • Leverancier B: (0,35 x 92) + (0,4 x 90) + (0,25 x 90) = 91. • Leverancier C: (0,35 x 100) + (0,4 x 80) + (0,25 x 85) = 88.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 171
© EIW BV Schematisch levert dit de volgende tabel op: gewicht
0,35 criterium
leverancier
0,40
prijs x € 1,-
Leverancier A Leverancier B Leverancier C
0,25 leveringsbetrouwbaarheid
kwaliteit
86 92 100
1,0
100 90 80
100 90 85
totaalscore
95 91 88
o p g a ve n 44. Vul de onderstaande tabel in en breng vervolgens een rangorde tussen de leveranciers aan. Doe dit met behulp van de onderstaande gegevens: • wegingsfactoren − prijs 10 − kwaliteit 60 − leveringsbetrouwbaarheid 30 • prijs − leverancier Janssen − leverancier Visser − leverancier Verbeek
€ 4,25 € 4,75 € 4,95
• kwaliteit − leverancier Janssen − leverancier Visser − leverancier Verbeek
85 95 100
• leveringsbetrouwbaarheid − leverancier Janssen 90 − leverancier Visser 95 − leverancier Verbeek 100 We stellen de prijs van € 4,25 op 100 punten. Dan krijgt Visser € 4,25 ÷ € 4,75 x 100 = 89,47 punten en Verbeek krijgt dan € 4,25 ÷ € 4,95 x 100 = 85,86 punten. 0,10 0,60 0,30 gewicht 1,0 criterium Prijs kwaliteit leveringsbetr. totaalscore leverancier Leverancier Janssen 100 85 90 88 Leverancier Visser
89
Leverancier Verbeek
86 Rangorde is: Verbeek, Visser, Janssen.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
95
95
94
100
100
99
Pagina 172
© EIW BV 45. Vul de onderstaande tabel in en breng vervolgens een rangorde tussen de leveranciers aan. Doe dit met behulp van de onderstaande gegevens: • wegingsfactoren − prijs 20 − kwaliteit 50 − leveringsbetrouwbaarheid 30 • prijs − leverancier Franco − leverancier Verbent − leverancier Batvoets
€ 13,25 € 14,75 € 12,95
• kwaliteit − leverancier Franco − leverancier Verbent − leverancier Batvoets
85 100 80
• leveringsbetrouwbaarheid − leverancier Franco 100 − leverancier Verbent 95 − leverancier Batvoets 85 We stellen de prijs van € 12,95 op 100 punten. Dan krijgt Franco € 12,95 ÷ € 13,25 x 100 = 98 punten en Verbent € 12,95 ÷ € 14,75 x 100 = 88 gewicht 0,20 0,50 0,30 1,0 criterium Prijs kwaliteit leveringsbetr. totaalscore leverancier Leverancier Franco 98 85 100 92 Leverancier Verbent 88 100 95 96 Leverancier Batvoets
100 Rangorde is: Verbent, Franco, Batvoets.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
80
85
86
Pagina 173
© EIW BV 46. Vul de onderstaande tabel in en breng vervolgens een rangorde tussen de leveranciers aan. Doe dit met behulp van de onderstaande gegevens: • wegingsfactoren − prijs 15 − kwaliteit 50 − leveringsbetrouwbaarheid 35 • prijs − leverancier Fokkema − leverancier Carsouw − leverancier Bervoets
€ 3,25 € 3,75 € 3,95
• kwaliteit − leverancier Fokkema − leverancier Carsouw − leverancier Bervoets
85 90 100
• leveringsbetrouwbaarheid − leverancier Fokkema 100 − leverancier Carsouw 85 − leverancier Bervoets 95 We stellen de prijs van € 3,25 op 100 punten. Dan krijgt Carsouw € 3,25 ÷ € 3,75 x 100 = 87 punten en Bervoets € 3,25 ÷ € 3,95 x 100 = 82. 0,15 0,50 0,35 gewicht 1,0 criterium Prijs kwaliteit leveringsbetr. totaalscore leverancier Leverancier Fokkema 100 85 100 93 Leverancier Carsouw
87
Leverancier Bervoets
82 Rangorde is: Bervoets, Fokkema en Carsouw.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
90
85
88
100
95
96
Pagina 174
© EIW BV
m e d ia k e u z e met wie doe ik zaken
Bij de mediakeuze moet je rekening houden met de confrontatiekans met de doelgroep, het communicatievermogen van het medium en de kosten. De confrontatiekans is afhankelijk van het bereik, de dekking en de selectiviteit. Het bereik is het aantal personen (in een percentage van het totaal aantal personen dat bereikt had kunnen worden) dat is geconfronteerd met het medium (mediumbereik) of met de reclameboodschap (reclamebereik). Wordt het bereik van de verschillende media opgeteld, dan spreek je van brutobereik. Worden de overlappingen tussen de verschillende media van het brutobereik afgetrokken, dan spreek je van nettobereik. De dekking is het percentage van de promotiedoelgroep dat door een medium wordt bereikt. voorbeeld 1 Een filiaalmanager heeft van het hoofdkantoor de toestemming om in twee huis-aan-huisbladen te adverteren. Blad X wordt gelezen door 40.000 personen, blad Y wordt gelezen door 28.000 personen. 15.000 personen lezen zowel blad X als Y. • Het brutobereik van beide huis-aan-huisbladen is 40.000 + 28.000 = 68.000 personen. • Het nettobereik is 68.000 - 15.000 = 53.000 personen. kosten per 1000 Een veelgebruikte maat om de kosten van de verschillende media met elkaar te kunnen vergelijken, is de kosten per 1.000. Bij de kosten per 1.000 bekijk je hoeveel het kost om 1.000 personen van de promotiedoelgroep te bereiken.
voorbeeld 2 In dagblad A kost een advertentie € 1.050,-; dezelfde advertentie in dagblad B kost € 1.350,-. In eerste instantie is de keus duidelijk, dagblad A is goedkoper. Echter Dagblad A wordt door 100.000 mensen gelezen, met een dekking van 30%, en dagblad B wordt door 150.000 mensen gelezen met een dekking van 45%. De promotiedoelgroep is 40.000 personen. De kosten per 1.000 kun je als volgt berekenen: • Dagblad A Dagblad A wordt door 30% van 40.000 = 12.000 mensen uit de promotiedoelgroep gelezen. De dekking is dus 12 x 1.000 bereikte personen uit de promotiedoelgroep. De kosten per 1.000 zijn € 1.050,- ÷ 12 = € 87,50. • Dagblad B Dagblad B wordt door 45% van 40.000 = 18.000 mensen uit de promotiedoelgroep gelezen. De dekking is dus 18 x 1.000 bereikte personen uit de promotiedoelgroep. De kosten per 1.000 zijn € 1.350,- ÷ 18 = € 75,-. Als je, gelet op de kosten moet kiezen tussen dagblad A en B, kies je voor B. werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 175
© EIW BV
o p g a ve n 47. Een detaillist besluit om in drie bladen (de Rijnbode, de Maasbode en de Waalbode) te adverteren. De Rijnbode wordt gelezen door 40.000 personen, de Maasbode door 50.000 personen en de Waalbode door 25.000 personen. 20.000 personen lezen zowel de Rijnbode als de Maasbode. 10.000 personen lezen alle drie genoemde bladen. a. Bereken het brutobereik. 40.000 + 50.000 + 25.000 = 115.000 personen b. Bereken het nettobereik. 115.000 – 20.000 – 10.000 = 85.000 personen 48. Een detaillist besluit om in drie huis-aan-huisbladen (de Maaspost, de Schakel en de Parkbode) te adverteren. De Maaspost wordt gelezen door 125.000 personen, de Schakel door 60.000 personen en de Parkbode door 35.000 personen. 45.000 personen lezen zowel de Maaspost als de Schakel. 15.000 personen lezen alle drie genoemde huis-aan-huisbladen. a. Bereken het brutobereik. 125.000 + 60.000 + 35.000 = 220.000 personen b. Bereken het nettobereik. 220.000 – 45.000 – 15.000 = 160.000 personen 49. Een detailhandelsonderneming, met een promotiedoelgroep van 50.000 personen, kan kiezen uit drie media, met de volgende kenmerken: medium kosten x € 1,bereik dekking A 8.500,80.000 20% B 14.300,140.000 25% C 15.400,160.000 30% Voor welk medium zal deze detailhandelsonderneming kiezen, als gestreefd wordt naar zo laag mogelijke kosten per 1000? Motiveer het antwoord met een berekening. medium
kosten x € 1,-
bereik
A 8.500,- 80.000 B 14.300,- 140.000 C 15.400,- 160.000 Men kiest voor Medium A.
dekking
aantal lezers
20% 10.000 25% 12.500 30% 15.000
aantal 1000
kosten per 1000
10 8.500÷10 = € 850,12,5 14.300÷12,5 = € 1.144,15 15.400÷15 = € 1.026,67
50. Een detailhandelsonderneming, met een promotiedoelgroep van 50.000 personen, kan kiezen uit drie media, met de volgende kenmerken: medium kosten x € 1,bereik dekking X 4.500,90.000 25% Y 7.300,120.000 30% Z 8.400,140.000 35%
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 176
© EIW BV Voor welk medium zal deze detailhandelsonderneming kiezen, als gestreefd wordt naar zo laag mogelijke kosten per 1000? Motiveer het antwoord met een berekening. medium
kosten x € 1,-
bereik
dekking aantal lezers aantal 1000
X 4.500,- 90.000 Y 7.300,- 120.000 Z 8.400,- 140.000 Men kiest voor Medium X.
12.500 15.000 17.500
25% 30% 35%
kosten per 1000
12,5 4.500÷12,5 = € 360,00 15 7.300÷15 = € 486,67 17,5 8.400 ÷ 17,5 = € 480,00
51. Gerda van Lier, filiaalmanager van een jeanswinkel, schat de omvang van haar promotiedoelgroep op 30.000 personen. Zij twijfelt voor het plaatsen van een advertentie tussen twee regionale dagbladen met de volgende kenmerken: dagblad Westerkoerier Nieuwsblad
kosten x € 1,2.500,6.500,-
bereik dekking 90.000 40% 150.000 60%
Voor welk dagblad zal Gerda kiezen, als zij streeft naar zo laag mogelijke kosten per 1.000? Motiveer het antwoord met een berekening. medium
kosten x € 1,-
bereik
dekking
Westerkoerier 2.500,- 90.000 Nieuwsblad 6.500,- 150.000 Gerda kiest voor Westerkoerier.
aantal lezers
aantal 1000
40% 12.000 60% 18.000
kosten per 1000
12 18
2.500 ÷12 = € 208,33 6.500 ÷18 = € 361,11
52. Richard Boom, eigenaar van een bouwmarkt, schat zijn promotiedoelgroep op 35.000 personen. Voor het plaatsen van een extra advertentie, i.v.m. de extra openingstijden tijdens de bouwvakvakantie, twijfelt hij tussen twee regionale dagbladen en een landelijk dagblad met de volgende kenmerken: dagblad Limburgs land Landschap Limburg Nederlands Dagblad
kosten x € 1,7.500,8.000,10.000,-
bereik 120.000 150.000 400.000
dekking 65% 75% 35%
Voor welk dagblad zal Richard kiezen, als hij streeft naar zo laag mogelijke kosten per 1.000? Motiveer het antwoord met een berekening. medium
kosten x € 1,-
bereik
dekking
aantal lezers
Limburgs 7.500,- 120.000 65% 22.750 land Landschap 8.000,- 150.000 75% 26.250 Limburg Nederlands 10.000,- 400.000 35% 12.500 Dagblad Richard kiest voor Limburg land.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
aantal 1000
kosten per 1000
22,75
7.500÷22,75 = € 329,67
26,25
8.000÷26,25= € 304,76
12,25
10.000 ÷12,25 = € 380,95
Pagina 177
© EIW BV 53. Gegeven de oplage, het bereik, en de tarieven van de landelijke dagbladen van een willekeurig jaar. mm-tarief x € oplage bereik in % 1,- bij 10.000 dagblad x 1.000 (m/v 13 jaar en ouder) mm Algemeen Dagblad 396,9 9,3% 3,59 Nederlands Dagblad 30,8 0,7% 0,40 NRC-Handelsblad 269,7 3,9% 4,12 Het Parool 100,0 1,6% 1,41 Reformatorisch Dagblad 58,0 1,0% 0,57 De Telegraaf 802,5 18,2% 6,37 Trouw 112,4 2,0% 1,33 De Volkskrant 350,9 6,5% 3,32 Bron: Adfo Media.
Bereken van de genoemde landelijke dagbladen welk dagblad de duurste en welk dagblad de goedkoopste tarieven hanteert, rekening houdend met het bereik van het dagblad. dagblad
oplage x 1.000
bereik in %
bereik in aantallen
tarief
Algemeen Dagblad 396,9 9,3 36.912 3,59 Nederlands Dagblad 30,8 0,7 216 0,40 NRC-Handelsblad 269,7 3,9 10.518 4,12 Het Parool 100,0 1,6 1.600 1,41 Reformatorisch Dag58,0 1,0 580 0,57 blad De Telegraaf 802,5 18,2 146.055 6,37 Trouw 112,4 2,0 2.248 1,33 De Volkskrant 350,9 6,5 22.809 3,32 De duurste is het Nederlands Dagblad. De goedkoopste is De Telegraaf.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
tarief 0,097 1,852 0,392 0,881 0,983 0,044 0,592 0,146
Pagina 178
© EIW BV
k o s t e n p ro m o t ie a c t ie verdien ik nog wat aan die actie
Met behulp van de break-even analyse kan op een eenvoudige manier de extra omzet berekend worden, die behaald moet worden om de kosten van de promotieactie terug te verdienen. Ofwel: extra omzet
=
(extra) promotiekosten gemiddeld brutowinstpercentage
x 100
voorbeeld 1 Hans en Ivanka Ruiterkamp exploiteren een fotospeciaalzaak. Het gemiddeld brutowinstpercentage voor deze winkel is 37,5%. Vanuit een direct verkoopbevorderende doelstelling zijn de volgende kosten gebudgetteerd voor een speciale actie: • advertenties € 2.830,• folder € 1.360,• etalagemateriaal € 430,• displaymateriaal € 180,Totaal € 4.800,De extra omzet die gerealiseerd moet worden om de extra promotiekosten terug te verdienen, is: € 4.800,x 100 = € 12.800,-. 37,5 De extra consumentenomzet die behaald moet worden, is: € 12.800,- x 1,19 = € 15.232,-. Bij dit voorbeeld moeten twee kanttekeningen geplaatst worden: • bij de berekende extra omzet wordt pas “quitte” gespeeld; boven de berekende omzet wordt pas extra winst met de actie gemaakt, • in de berekening is uitgegaan van het normaal gemiddelde brutowinstpercentage; als het echter om een aanbieding gaat, dan zal het gemiddelde brutowinstpercentage dalen; om de promotiekosten terug te verdienen zal de extra omzet nog hoger moeten liggen dan de berekende extra omzet. voorbeeld 2 Voor een actieartikel met een normale consumentenprijs van € 9,95 wordt een advertentie geplaatst (voor de btw geldt het h-tarief). Het actieartikel wordt hierin aangeboden voor € 7,50. De inkoopprijs ad € 5,16 blijft ongewijzigd. De kosten van de actie zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen: • advertentie € 330,• etalagemateriaal € 148,• displaymateriaal € 78,Totaal € 556,Voor de berekening van de extra omzet van het actieartikel moet eerst het bruwerkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 179
© EIW BV towinstpercentage tijdens de actie berekend worden. De brutowinst per artikel is tijdens de actie: (€ 7,50 ÷ 1,21) - € 5,16 = € 1,04. Het brutowinstpercentage wordt: (€ 1,04 ÷ € 6,30) x 100% = 16,5%. De extra omzet die gerealiseerd moet worden om de extra promotiekosten terug te verdienen, is: € 556,x 100 = € 3.369,70 16,5 De extra consumentenomzet die behaald moet worden, is: € 3.369,70 x 1,21 = € 4.077,34. Bij dit voorbeeld kunnen ook weer twee kanttekeningen geplaatst worden: • ook hier geldt dat deze consumentenomzet bovenop de normale consumentenomzet komt. In stuks uitgedrukt, moet je (€ 4.077,34 ÷ € 7,50 =) 544 extra eenheden verkopen om de extra promotiekosten terug te verdienen, • je moet je realiseren dat de normale afzet ook verkocht wordt met een lagere brutowinst. voorbeeld 3 Wordt in het bovenstaande voorbeeld als eis gesteld dat tenminste de normale brutowinst in euro’s behaald moet worden en dat de extra promotiekosten gedekt moeten worden, dan ziet de berekening er als volgt uit: Stel de normale afzet van het artikel 150 stuks per periode is. De normale brutowinst is dan ((€ 9,95 ÷ 1,21) - € 5,16) x 150 = € 459,47. Wordt dit bedrag in de formule verwerkt dan ontstaat het volgende beeld: € 556,- + € 459,47 x 100 = € 6.154,36. 16,5 De extra consumentenomzet die behaald moet worden, is: € 6.154,36 x 1,19 = € 7.446,78. Bij deze consumentenomzet hoort een afzet van: € 7.446,78 ÷ € 7,50 = 993 stuks. conclusie Om de extra kosten gedekt te krijgen en de normale brutowinst in euro’s te behalen, zal de afzet met 759 (993 - 150) stuks moeten toenemen. De afzet moet, afgerond, met 506% ((759 ÷ 150) x 100%) toenemen.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 180
© EIW BV
o p g a ve n 54. Het promotiebudget van een detailhandelsonderneming is € 15.000,-. De gemiddelde brutowinst is 36%. Voor de btw geldt het h-tarief. Bereken de extra consumentenomzet die gerealiseerd moet worden om het promotiebudget terug te verdienen. Extra consumentenomzet is € 15.000,- ÷ 0,36 x 1,21 = € 50.416,67 55. Het promotiebudget van een detailhandelsonderneming is € 125.000,-. De gemiddelde brutowinst is 17,5%. Voor de btw geldt het l-tarief. Bereken de extra consumentenomzet die gemiddeld per week gerealiseerd moet worden om het promotiebudget terug te verdienen. Extra consumentenomzet is € 125.000 ÷ 0,175 x 1,06 = € 757.142,86 56. Het gemiddeld brutowinstpercentage voor een speelgoedwinkel is 32,8%. Vanuit een direct verkoopbevorderende doelstelling zijn de volgende kosten gebudgetteerd voor een speciale actie: • advertenties € 1.530,• etalagemateriaal € 83,• displaymateriaal € 47,Bereken de extra consumentenomzet die gerealiseerd moet worden om de extra promotiekosten terug te verdienen (voor de btw geldt het h-tarief). Extra consumentenomzet is € 1.660 ÷ 0,328 x 1,21 = € 6.123,78 57. In de slijtersbranche is de gemiddelde inkoopwaarde 76% van de omzet. Om de omzet te stimuleren zijn de volgende kosten gebudgetteerd voor een speciale actie: • advertenties € 327,50 • etalagemateriaal € 29,50 • displaymateriaal € 63,00 Bereken de extra consumentenomzet die gerealiseerd moet worden om deze extra promotiekosten terug te verdienen (voor de btw geldt het h-tarief). Extra consumentenomzet is € 420 ÷ 0,24 x 1,21 = € 2.117,50
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 181
© EIW BV 58. De normale consumentenprijs van een artikel is € 17,95 (voor de btw geldt het h-tarief). Dit artikel wordt afgeprijsd tot € 14,95. De inkoopprijs van het actieartikel ad € 8,95 blijft ongewijzigd. Om de afprijzing te communiceren met de doelgroep worden de volgende kosten gemaakt: • advertentie € 490,• etalagemateriaal € 88,• displaymateriaal € 28,a. Bereken het aantal extra artikelen dat verkocht moet worden om de extra promotiekosten terug te verdienen. De brutowinst op een actieartikel bedraagt € 14,95 ÷ 1,21 - € 8,95 = € 12,36 € 8,95 = € 3,41. De extra kosten bedragen € 606,Men moet dus € 606 ÷ € 3,41 = 178 extra artikelen verkopen. Het brutowinstpercentage tijdens de actie bedraagt € 3,41 ÷ € 12,36 x 100% = 27,59% b. Stel de normale afzet van een actieartikel 50 stuks per periode is. De detaillist wenst de normale brutowinst en de extra promotiekosten terug te verdienen in de aanbiedingsperiode. Bereken hoeveel stuks in de actieperiode verkocht moeten worden om dit te realiseren. De normale verkoopprijs bedraagt € 17,95 ÷ 1,21 = € 14,84 De normale brutowinst is dan ( € 14,84 - € 8,95) x 50 = € 294,50 Het brutowinstpercentage tijdens de actie is € 3,41 ÷ € 12,36 x 100% = 27,59% De omzet moet dan bedragen ( 294,50 + 606,- ) ÷ 0,2759= € 3.263,86 Dan moet men aan actieprijs € 3.263,86 ÷ € 12,36 = 264 stuks verkopen 59. De normale consumentenprijs van een artikel is € 29,95. Dit artikel wordt afgeprijsd tot € 24,95. De inkoopprijs van het actieartikel ad € 12,50 blijft ongewijzigd. Om deze actie te communiceren met de doelgroep worden de volgende kosten gemaakt: • Advertentie € 560,• Etalagemateriaal € 78,• Displaymateriaal € 38,Voor de btw geldt het h-tarief. a. Bereken het aantal extra artikelen dat verkocht moet worden om de extra promotiekosten terug te verdienen. De brutowinst op een actieartikel bedraagt € 24,95 ÷ 1,21 - € 12,50 = € 20,62 € 12,50 = € 8,12 De extra kosten bedragen € 676,-. Men moet dus € 676,- ÷ € 8,12 = 84 extra artikelen verkopen. Het brutowinstpercentage tijdens de actie bedraagt € 8,12÷ € 20,62 x 100% = 39,38%. b. Stel de normale afzet van een actieartikel 75 stuks per periode is. De detaillist wenst de normale brutowinst en de extra promotiekosten terug te verdienen in de aanbiedingsperiode. Bereken hoeveel stuks in de actieperiode verkocht moeten worden om dit te realiseren. De normale verkoopprijs bedraagt € 29,95 ÷ 1,21 = € 24,75 De normale brutowinst is dan ( € 24,75 - € 12,50) x 75 = € 918,90 De omzet moet dan bedragen ( € 918,90+ € 676,00 ) ÷ 0,3938 = € 4.050,03 Dan moet men aan actieprijs € 4.050,03 ÷ € 20,62 = 197 stuks verkopen. werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 182
© EIW BV 60. Via een bevriende leverancier heeft Britt van Es, eigenaresse van een kledingwinkel, een restpartij van 250 Italiaanse (merk)shawls kunnen inkopen voor € 8,75 per stuk. Britt besluit met deze shawls een gerichte direct mail actie te houden onder de 450 klanten die in haar bestand voorkomen. De normale consumentenprijs van de shawls is € 29,95 (voor de btw geldt het h-tarief). Via direct mail laat zij haar klanten weten dat zij een gratis shawl krijgen bij een besteding van € 100,- en meer. Ook kunnen zij de helft van de winkelwaarde in contanten uitbetaald krijgen. Om de actie naar haar klanten te communiceren heeft zij de volgende kosten gemaakt: • Porto € 360,• Drukkosten € 175,• Displaymateriaal € 38,Door de actie, die twee weken duurde, heeft Gerda een meeromzet gerealiseerd van € 8.400,-, waarbij de brutowinst onveranderd 43,5% bleef. Alle ingekochte shawls zijn weggegeven, ook aan klanten die niet aan de € 100,- besteding kwamen. Negen klanten hebben gekozen voor de helft van de winkelwaarde in contanten. Toon met een berekening aan of deze actie succesvol is geweest. De brutowinst over de meeromzet bedraagt € 8.400 x 0,435 = € 3.654,-. De inkoopwaarde van de shawls bedraagt € 8,75 x 250 = € 2.187,50. De extra promotiekosten bedragen € 573,-. De “nettowinst” van de actie bedraagt € 3.654,00 – € 2.187,50 - € 573,= € 893,50. Dat is gunstig!
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 183
© EIW BV
p rijs ra n g e ik sta laag op de prijsladder
Bij het assortimentsprijsbeleid moet je de prijsrange binnen de verschillende assortimentsonderdelen in de gaten houden. Vooral als je in de modedetailhandel werkt, is dit van belang. Om een oordeel te kunnen geven over de diverse prijsranges moet je eerst per artikelsoort de middenprijs berekenen. De middenprijs is die prijs waarbij de verhouding tussen de laagste prijs en de middenprijs, en de verhouding tussen de middenprijs en de hoogste prijs hetzelfde is. Met andere woorden: L : M = M : H. De middenprijs kun je berekenen met behulp van de volgende formule: middenprijs =
√ laagste prijs x hoogste prijs
Als de middenprijs bekend is, kun je de prijsrange op de volgende manier berekenen: prijsrange = hoogste prijs ÷ middenprijs
voorbeeld Herenmodezaak Krauweel hanteert voor de diverse artikelsoorten de onderstaande hoogste en laagste consumentenprijzen: artikelsoort
• • • • •
laagste prijs x € 1,-
overhemden stropdassen colberts pullovers pantalons
hoogste prijs x € 1,-
24,95 9,95 149,00 49,95 49,95
99,95 39,95 398,00 249,00 129,00
Voor de artikelsoort overhemden uit het assortiment van herenmodezaak Krauweel is de middenprijs: √ € 24,95 x € 99,95 = € 49,94 Als de middenprijs berekend is, dan kan de prijsrange per artikelsoort vastgesteld worden. De prijsrange voor overhemden uit het assortiment van herenmodezaak Krauweel wordt: € 99,95 ÷ € 49,94 = 2. Je mag in dit geval spreken van een prijsrange van 2: L : M = M : H is als 1 : 2 = 1 : 2. artikelsoort
• overhemden • stropdassen werkschrift “commercieel rekenen”
laagste prijs x € 1,-
24,95 9,95
UITWERKINGEN
hoogste prijs x € 1,-
99,95 39,95
middenprijs x € 1,-
49,94 19,94
prijsrange
2 2 Pagina 184
© EIW BV • colberts • pullovers • pantalons
149,00 49,95 49,95
398,00 249,00 129,00
243,52 111,52 80,27
1,6 2,2 1,6
Bij herenmode Krauweel vallen de artikelsoort “colberts” en “pantalons” uit de toon met een prijsrange van 1,6. De verklaring hiervoor kan zijn dat het goedkoopste artikel binnen deze soorten te hoog geprijsd is of dat het duurste artikel te laag geprijsd is.
prijsladder Bij de opbouw van de prijzen binnen een artikelsoort moet je de grootte van prijssprongen bepalen, waardoor er een prijsladder ontstaat. Bij de opbouw van de prijsladder is de relatieve (procentuele) afstand tussen de prijzen belangrijker dan de absolute afstand. Dit geldt vooral bij duurzame artikelen. In de praktijk wordt ervaren dat prijssprongen van bijvoorbeeld 20% een betere en een logischere prijsopbouw geven dan prijssprongen van € 10,-.
o p g a ve n 61. Noteer in de onderstaande tabel de middenprijzen en prijsrange. laagste prijs hoogste prijs middenprijs x € 1,artikelsoort x € 1,-
x € 1,-
prijsrange
Blouses
19,95
149,-
54,52
2,7
Japonnen
39,95
139,-
74,52
1,9
Rokken
49,95
129,-
80,27
1,6
Mantels/coats
98,00
399,-
197,74
2,0
Pantalons
39,95
129,-
71,79
1,8
Beoordeel de verhouding tussen de prijsranges en verklaar eventuele uitschieters. De prijzen van het assortiment blouses liggen relatief ver uit elkaar. De prijzen van het assortiment rokken liggen relatief kort bij elkaar. 62. Noteer in de onderstaande tabel de middenprijzen en prijsrange. laagste prijs hoogste prijs middenprijs x € 1,artikelsoort x € 1,-
T-shirts Shirts Overhemden Truien Broeken Colberts Jacks Mantels
x € 1,-
19,95 12,95 49,95 29,95 39,95 69,50 59,95 79,95
79,95 69,95 199,95 79,95 119,95 279,95 279,95 289,95
39,94 30,10 99,94 48,93 69,22 139,49 129,55 152,25
prijsrange 2,0 2,3 2,0 1,6 1,7 2,0 2,2 1,9
Beoordeel de verhouding tussen de prijsranges en verklaar eventuele uitschieters. De prijzen van het assortiment truien en broeken liggen relatief kort bij elkaar. Bij deze zijn de laagste prijzen te hoog of de hoogste prijzen te laag. werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 185
© EIW BV 63. Het goedkoopste artikel in het assortiment heeft een prijs van € 50,-. a. Maak een prijsladder met prijssprongen van € 30,-. prijsopbouw x € 1, 50,80,-
110,-
140,-
170,-
b. Maak een prijsladder met sprongen van 30%. prijsopbouw x € 1,50,65,-
84,50
109,85
200,-
230,-
142,81
260,-
185,65
290,-
241,35
313,75
In beide gevallen is de maximale prijs ongeveer € 300,-. c. Schrijf jouw visie op over de berekende prijsladders. Ter beoordeling docent 64. Het goedkoopste artikel in het assortiment heeft een prijs van € 9,95. a. Maak een prijsladder met prijssprongen van € 10,-. prijsopbouw x € 1, 9,95 19,95
29,95
39,95
49,95
b. Maak een prijsladder met sprongen van 25%. prijsopbouw x € 1,9,95 12,44 15,55
19,43
24,29
30,36
59,95
37,96
69,95
47,45
79,95
59,31
89,95
99,95
74,13
92,67
In beide gevallen is de maximale prijs ongeveer € 100,-. c. Schrijf jouw visie op over de berekende prijsladders. Ter beoordeling docent
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 186
© EIW BV
p rijs e la s t ic it e it er zit elastiek in de prijs
Het is belangrijk te weten hoe de consument reageert op een prijsverandering. De reactie van de (gemiddelde) consument op een prijsverandering verschilt per artikelsoort. De mate waarin de vraag naar een artikel verandert ten gevolge van een prijsverandering, wordt aangeduid met het begrip prijselasticiteit (van de gevraagde hoeveelheid). De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid is de procentuele (relatieve) verandering van de gevraagde hoeveelheid van een bepaald artikel in relatie tot de procentuele (relatieve) verandering van de prijs voor dat artikel. Ofwel: % verandering gevraagde hoeveelheid (gevolg) prijselasticiteit = % prijsverandering (oorzaak) voorbeeld 1 Modedetaillist Swerts verlaagt de prijs van een partij shorts van € 15,95 naar € 12,95. Hierdoor hoopt deze detaillist in plaats van 100 stuks, 150 stuks te verkopen. De % prijsverandering is: (€ 3,- ÷ € 15,95) x 100% = - 18,8%. De % hoeveelheidsverandering is: (50 ÷ 100) x 100% = + 50%. De prijselasticiteit van de vraag is dan: + 50% ÷ - 18,8% = - 2,7. voorbeeld 2 Een modefabrikant zit met een overschot aan zomermodeartikelen. Hij heeft nog 10.000 stuks op voorraad. Als hij de consumentenprijs niet verlaagt, dan blijft hij “zitten” met 5.000 stuks. De prijselasticiteit van de vraag van deze artikelen is -2. Wil de fabrikant deze artikelen alsnog verkopen, dan moet hij de prijs met 50% verlagen. Immers de procentuele hoeveelheidsverandering die deze fabrikant teweeg denkt te brengen is 100% (i.p.v. 5.000 stuks 10.000 stuks afzetten).
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 187
© EIW BV
o p g a ve n 65. Een artikel stijgt in prijs van € 15,- naar € 18,-. De afzet daalt hierdoor van 5.000 naar 4.250 stuks. a. Hoeveel is de prijselasticiteit van de vraag (afronden op één decimaal nauwkeurig). De prijsverandering is € 3 ÷ € 15 x 100% = 20% Hoeveelheidverandering is –750 ÷ 5.000 x 100% = -15% De prijselasticiteit van de vraag is dan: - 15 ÷ 20% = - 0,8 b. Schrijf op wat deze uitkomst betekent. Als de prijs stijgt, dan daalt de vraag procentueel minder hard dan de prijs is gestegen. Men noemt dit prijsinelastisch. 66. Van een artikel zijn de volgende gegevens bekend: • oude prijs € 149,50 • nieuwe prijs € 119,50 • oude afzet 5.000 stuks • nieuwe afzet 5.750 stuks a. Hoeveel is de prijselasticiteit van de vraag (afronden op één decimaal nauwkeurig). De prijsverandering is € 30 ÷ € 149,50 x 100% = -33,44% Hoeveelheidverandering is 750 ÷ 5.000 x 100% = 15% De prijselasticiteit van de vraag is dan: 15 ÷ -33,44% = - 0,4 b. Is de vraag naar dit artikel prijselastisch of prijsinelastisch? Motiveer het antwoord. Als de prijs daalt, dan stijgt de vraag procentueel minder hard dan de prijs is gestegen. Men noemt dit prijsinelastisch. Het antwoord ligt tussen 0 en –1 67. Van een artikel zijn de volgende gegevens bekend: • oude prijs € 39,95 • nieuwe prijs € 42,50 • oude afzet 15.000 stuks • nieuwe afzet 14.500 stuks a. Hoeveel is de prijselasticiteit van de vraag (afronden op één decimaal nauwkeurig). De prijsverandering is € 2,55 ÷ € 39,95 x 100% = 6,38% Hoeveelheidverandering is 500 ÷ 15.000 x 100% = -3,33% De prijselasticiteit van de vraag is dan: -3,33 ÷ 6,38% = -0,5 b. Is de vraag naar dit artikel prijselastisch of prijsinelastisch? Motiveer het antwoord. Als de prijs stijgt, dan daalt de vraag procentueel minder hard dan de prijs is gestegen. Men noemt dit prijsinelastisch. Het antwoord ligt tussen 0 en –1
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 188
© EIW BV 68. Van een artikel zijn de volgende gegevens bekend: • oude prijs € 695,• nieuwe prijs € 595,• oude afzet 180.000 stuks • nieuwe afzet 220.000 stuks a. Hoeveel is de prijselasticiteit van de vraag (afronden op één decimaal nauwkeurig). De prijsverandering is € 100,- ÷ € 695 x 100% = -14,39% Hoeveelheidverandering is 40.000 ÷ 180.000 x 100% = 22,22% De prijselasticiteit van de vraag is dan: 22,22 ÷ -14,39% = -1,5 b. Is de vraag naar dit artikel prijselastisch of prijsinelastisch? Motiveer het antwoord. Men noemt dit prijselastisch. Het antwoord ligt niet tussen 0 en –1. Een kleine prijsverandering brengt een hoge vraag verandering teweeg. 69. De prijs van een artikel stijgt van € 19,95 naar € 24,95. Vóór de prijsverhoging werden van het artikel 15.000 stuks verkocht. De prijselasticiteit van de vraag bedraagt -0,4. a. Is de vraag naar dit artikel prijsinelastisch of prijselastisch? Motiveer het antwoord. Inelastisch, de prijselasticiteit ligt tussen 0 en –1. b. Bereken de verandering in de afzet van dit artikel. De prijsverandering is € 5 ÷ € 19,95 x 100% = 25,06% prijselasticiteit = hoeveelheidsverandering in % ÷ 25,06 % = -0,4 De hoeveelheidsverandering is dan –0,4 x 25,06 = -10,02% De afzet is nu 15.000 x 89,98 = 13.497 stuks. c. Bereken de verandering in de omzet van dit artikel. De consumentenomzet gaat van 15.000 x € 19,95 naar 13.497 x € 24,95. Dus van € 299.250,- naar € 336.750,15. Dat is een stijging van 12,5% van de consumentenomzet, dus ook 12,5% op de omzet.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 189
© EIW BV 70. Albert Heijn wil een nieuw koffiezetapparaat, als tegenhanger van de Senseo, op de markt brengen. Uit marktonderzoek naar dit nieuwe apparaat blijkt het volgende als het gaat over de verschillende prijzen en de bijbehorende afzet: prijs (p) x € 1,afzet 149,- 100.000 129,- 125.000 119,- 175.000 89,- 200.000 69,- 205.000 59,- 207.000 a. Bereken de prijselasticiteit van de vraag als de prijs daalt van € 149,- naar € 129,(afronden op één decimaal nauwkeurig). De prijsverandering is € 20,- ÷ € 149,- x 100% = - 13,42% Hoeveelheidverandering is 25.000 ÷ 100.000 x 100% = 25% De prijselasticiteit van de vraag is dan÷ 25% ÷ -13,42% = -1,9 b. Bereken de prijselasticiteit van de vraag als de prijs daalt van € 129,- naar € 89,(afronden op één decimaal nauwkeurig). De prijsverandering is € 40,- ÷ € 129,- x 100% = - 31,01% Hoeveelheidverandering is 75.000 ÷ 125.000 x 100% = 60% De prijselasticiteit van de vraag is dan÷ 60% ÷ - 31,01% = -1,9 c. Bereken de prijselasticiteit van de vraag als de prijs daalt van € 89,- naar € 59,- (afronden op één decimaal nauwkeurig). De prijsverandering is € 30,- ÷ € 89,- x 100% = - 33,71% Hoeveelheidverandering is 7.000 ÷ 200.000 x 100% = 3,5% De prijselasticiteit van de vraag is dan÷ 3,5% ÷ - 33,71% = -0,1 71. Van een artikel is de volgende vraagvergelijking bekend: qv = -4p + 400 Waarbij: p = artikelprijs in euro’s is en qv = gevraagde hoeveelheid x 100 stuks is. Bereken de prijselasticiteit van de vraag als de prijs van dit artikel daalt van € 1,95 naar € 1,59 (afronden op één decimaal nauwkeurig). Bij € 1,95 hoort qv= -4x1,95 + 400 = 392,20. Dus 39.220 stuks. Bij € 1,59 hoort qv= -4x1,59 + 400 = 393,64. Dus 39.364 stuks. De prijsverandering is € 0,36 ÷ € 1,95 x 100% = -18,46% De hoeveelheidverandering is 144 ÷ 39.220 x 100% = 0,37% De prijselasticiteit van de vraag is dan: 0,37% ÷ -18,46% = -0,02 = 0,0 72. Van een artikel is de volgende vraagvergelijking bekend: qv = -6p + 200 Waarbij: p = artikelprijs in euro’s is en qv = gevraagde hoeveelheid x 100 stuks is. Bereken de prijselasticiteit van de vraag als de prijs van dit artikel stijgt van € 16,50 naar € 19,95 (afronden op één decimaal nauwkeurig). Bij € 16,50 hoort qv= -6x16,50 + 200 = 101. Dus 10.100 stuks. Bij € 19,95 hoort qv= -6x19,95 + 200 = 80,3. Dus 8.030 stuks. De prijsverandering is € 3,45 ÷ € 16,50 x 100% = 20,91% De hoeveelheidverandering is 2.070 ÷10.100 x 100% = -20,50% De prijselasticiteit van de vraag is dan÷ -20,50% ÷ 20,91% = -1,0 werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 190
© EIW BV 73. De eigenaar van een modewinkel verlaagt de prijs van de seizoensartikelen met 30%. De eigenaar weet uit ervaring dat de prijselasticiteit van de vraag naar deze artikelen -3,5 is. Bereken met hoeveel procent de afzet van de seizoensartikelen verandert (afronden op één decimaal nauwkeurig). prijselasticiteit = hoeveelheidsverandering in % ÷ prijsverandering in %. - 3,5 = ……….. …. ÷ -30% Hoeveelheidverandering is dan –3,5 x –30% = 105% positief 74. Een detaillist verhoogt de prijs van een artikel, dat verkocht wordt onder het private label, met 5%. Uit ervaring weet hij dat de prijselasticiteit van de vraag van dit artikel 1,25 is. Bereken met hoeveel procent de afzet van dit artikel verandert (afronden op één decimaal nauwkeurig). prijselasticiteit = hoeveelheidsverandering in % ÷ prijsverandering in %. - 1,25 = ……….. …. ÷ 5% Hoeveelheidverandering is dan –1,25 x 5 % = -6,3% (Daling). 75. Een importeur van jeans weet uit onderzoek dat de prijselasticiteit van de vraag naar jeans gelijk is aan - 1,25. De leverancier verlaagt de prijs van een paar jeans met 10%. Vóór de prijswijziging leverde hij 35.000 jeans uit. Bereken de nieuwe afzet van de jeans na de prijsverandering (afronden op veelvouden van 500 stuks nauwkeurig). prijselasticiteit = hoeveelheidsverandering in % ÷ prijsverandering in %. - 1,25 = ……….. …. ÷ -10% Hoeveelheidverandering is dan –1,25 x –10% = 12,5%. De nieuwe afzet is dan 35.000 x 1,125 = 39.375 = 39.500 stuks 76. Als gevolg van een accijnsverhoging is de prijs van een fles sterke drank gestegen van € 29,50 naar € 31,25. De prijselasticiteit van de vraag van die fles sterke drank is gelijk aan - 0,175. Vóór de prijswijziging werden 750.000 flessen verkocht. Bereken de verwachte afzet flessen sterke drank na de accijnsverhoging. De prijs is € 1,75 ÷ € 29,50 x 100% = 5,93% gestegen. prijselasticiteit = hoeveelheidsverandering in % ÷ prijsverandering in %. - 0,175 = ……….. …. ÷ 5,93% Hoeveelheidverandering is dan –0,175 x 5,93% = - 1,04% De nieuwe afzet is dan 750.000 x 0,9896 = 742.200 stuks.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 191
© EIW BV 77. Een fabrikant verkoopt van een artikel 850.000 exemplaren. Vanwege een daling van de grondstofprijzen verlaagt deze fabrikant de prijs van een artikel met € 8,75. De nieuwe prijs wordt nu € 42,50. De prijselasticiteit van de vraag van dat artikel is -1,55. Bereken de verwachte afzet van dit artikel ná de prijsverlaging. De prijs is € 8,75 ÷ € 51,25 x 100% = -17,07% gedaald. prijselasticiteit = hoeveelheidsverandering in % ÷ prijsverandering in %. - 1,55 = ……….. …. ÷ -17,07% Hoeveelheidverandering is dan –1,55 x –17,07% = 26,46% De nieuwe afzet is dan 850.000 x 1,2646 = 1.074.910 stuks. 78. Een landelijk opererende detailhandelsonderneming verkoopt van een artikel, onder het private label, 250.000 stuks tegen een consumentenprijs van € 89,85. Als gevolg van de gestegen grondstofprijzen wordt de consumentenprijs van dit artikel verhoogd naar € 94,50. De prijselasticiteit van de vraag van dat artikel bedraagt -0,75. Bereken de te verwachten consumentenomzet van het artikel ná de prijsverhoging (afronden op veelvouden van 500 euro nauwkeurig). De prijs is € 4,65 ÷ € 89,85 x 100% = 5,18% gestegen. prijselasticiteit = hoeveelheidsverandering in % ÷ prijsverandering in %. - 0,75 = ……….. …. ÷ 5,18% Hoeveelheidverandering is dan –0,75 x 5,18% = -3,885% De nieuwe afzet is dan 250.000 x 0,96115 = 240.288 stuks. De te verwachten consumentenomzet is dan 240.288 x € 94,50 = € 22.707.216,- = € 22.707.000,79. De prijselasticiteit van de vraag van een artikel is -1,25. De fabrikant verkoopt van dit artikel 500.000 exemplaren tegen een prijs van € 12,50. Als gevolg van lagere grondstofkosten verlaagt de fabrikant de prijs naar € 10,-. Bereken de te verwachten omzet van het artikel ná de prijsverlaging (afronden op veelvouden van 1.000 euro nauwkeurig). De prijs is € 2,50 ÷ € 12,50 x 100% = -20% gedaald. prijselasticiteit = hoeveelheidsverandering in % ÷ prijsverandering in %. - 1,25 = ……….. …. ÷ -20% Hoeveelheidverandering is dan –1,25 x –20% = 25% De nieuwe afzet is dan 500.000 x 1,25 = 625.000 stuks. De te verwachten consumentenomzet is dan 625.000 x € 10,- = € 6.250.000,-.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 192
© EIW BV 80. Een detaillist verlaagt de consumentenprijs van een artikel van € 9,95 naar € 8,95. De prijselasticiteit van de vraag van dat artikel is -0,9. Vóór de prijsverlaging verkocht de detaillist 2.000 stuks van dit artikel. Bereken de te verwachten verandering van de consumentenomzet van dit artikel (afronden op veelvouden van 100 euro nauwkeurig). De prijs is € 1,00 ÷ € 9,95 x 100% = -10,05% gedaald. prijselasticiteit = hoeveelheidsverandering in % ÷ prijsverandering in %. - 0,9 = ……….. …. ÷ -10,05% Hoeveelheidverandering is dan –0,9 x –10,05% = 9,045% De nieuwe afzet is dan 2.000 x 1,09045 = 2.181 stuks. De te verwachten consumentenomzet is dan 2.181 x € 8,95 = € 19.519,95 = € 19.500,De oude consumentenomzet is 2.000 x € 9,95 = € 19.900,De consumentenomzet is dus € 400,- gedaald. 81. Toen de prijs van een artikel € 2,50 per stuk was, was de omzet € 15.000,-. Nu de prijs € 1,95 bedraagt, is de omzet € 25.350,-. Bereken de prijselasticiteit van de vraag van dit artikel (afronden op één decimaal nauwkeurig). De prijsverandering is € 0,55 ÷ € 2,50 x 100% = -22,00%. De hoeveelheid was 15.000 ÷ 2,50 = 6.000 stuks, maar is gestegen tot 25.350 ÷ 1,95 = 13.000 stuks. De hoeveelheidverandering is 7.000 ÷ 6.000 x 100% = 116,67%. De prijselasticiteit van de vraag is dan÷ 116,67% ÷ -22,00% = -5,3
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 193
© EIW BV
p rijs - e n k o rt in g s a c t ie s ik wil wel wat overhouden
Bij prijs- en kortingsacties moet je je realiseren dat de extra omzet die je met een actie wilt bewerkstelligen vaak hoger moet uitvallen dan dat je aanvankelijk gedacht had. Aan de hand van een rekenvoorbeeld wordt dit duidelijk gemaakt. voorbeeld Een ondernemer besluit een artikel met een consumentenprijs van € 39,95 voor € 34,95 te verkopen (korting 12,5%). De actie loopt één week, waarin normaal 150 stuks verkocht worden. De ondernemer wil met het artikel, dat een inkoopprijs heeft van € 20,40 gedurende de actieweek de normale brutowinst in euro’s behalen. Hij vraagt zich af hoeveel in dat geval de extra afzet moet zijn. De eventuele extra kosten voor omprijzen en promotie worden buiten beschouwing gelaten. Het verschil in brutowinst staat in de onderstaande tabel. per artikel:
normale week x € 1,-
actieweek x € 1,-
39,95 6,93 33,02 20,40 12,62
34,95 6,07 28,88 20,40 8,48
consumentenomzet btw 21% omzet inkoopwaarde brutowinst
In een normale week zal de totale brutowinst 150 x € 12,62 = € 1.893,- bedragen. Om dezelfde brutowinst met de actieprijs te behalen moet de ondernemer € 1.893,- ÷ € 8,48 = 224 stuks verkopen. De afzet moet dus met 49,3% toenemen om dezelfde brutowinst in euro’s te realiseren. Als in dit voorbeeld de promotiekosten, bijvoorbeeld € 900,- zouden bedragen, dan moet de extra afzet 180 stuks bedragen om dezelfde brutowinst te realiseren ((€ 1.893,- + € 900,-) ÷ € 8,48 = 330 stuks).
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 194
© EIW BV
o p g a ve n 82. De afzet van een belangrijk artikel is de laatste tijd gezakt naar 1.200 eenheden per week. De detaillist vermoedt dat de oorzaak ligt in een verkeerde prijsstelling van het artikel. Na een vergelijking met de prijzen die de concurrenten hanteren, komt de detaillist tot de conclusie dat de consumentenprijs verlaagd moet worden van € 2,19 naar € 1,98. De inkoopprijs blijft hierbij onveranderd op € 1,50. Voor de btw geldt het l-tarief. a. Bereken de omzet van het artikel per week in de oude situatie. De omzet is 1.200 x € 2,19 ÷ 1.06 = € 2.479,25 b. Bereken de brutowinst in euro’s per week in de oude situatie. De inkoopwaarde is 1.200 x € 1,50 = € 1.800,De brutowinst is € 2.479,25 - € 1.800,- = € 679,25 c. Bereken hoeveel eenheden er in de nieuwe situatie méér verkocht moeten worden om dezelfde omzet te behalen als in de oude situatie. € 2.479,25 ÷ (€ 1,98 ÷ 1,06) = 1.326 stuks. Dat is 126 stuks meer. d. Bereken hoeveel eenheden er meer verkocht moeten worden om in de nieuwe situatie dezelfde brutowinst in euro’s te behalen als in de oude situatie. De brutowinst per stuk is nu € 1,98 ÷ 1,06 - € 1,50 = € 0,37 Dus € 679,25 ÷ € 0,37 = 1.836 stuks. Dat is dan 636 stuks meer. 83. Een detaillist besluit een couponactie te houden. Tegen inlevering van de coupon krijgt de klant in week 24 een korting van € 5,- op een artikel met een normale consumentenprijs van € 29,95 en een inkoopprijs van € 13,49 (voor de btw geldt het h-tarief). De normale afzet van het actieartikel is 1.150 stuks per week. Er werden 5.000 coupons verspreid, waarvan er 40% is ingeleverd. De drukkosten bedragen € 0,04 per coupon en de verspreidingskosten € 40,- per 1.000 coupons. Bereken of deze actie succesvol is geweest, waarbij de brutowinst (met inbegrip van de extra kosten) het enige criterium is. De normale brutowinst bedraagt (€ 29,95 ÷ 1,21 - € 13,49) x 1.150 = € 11,26 x 1.150 = € 12.951,38 Er worden 5.000 x 0,40 = 2.000 coupons ingeleverd, dus is de brutowinst nu (€ 24,95 ÷ 1,21 - € 13,49) x 2.000 = € 7,13 x 2.000 = € 14.259,67 De brutowinst is in euro’s met € 14.269,67 - € 12.951,38 = € 1.318,29 gestegen. Men heeft wel extra kosten gemaakt: drukkosten 5.000 x € 0,04 = € 200,verspreidingskosten € 40 x 5 = € 200,Als we de stijging van de brutowinst verminderen met de extra kosten dan blijft van de brutowinststijging € 918,29 over. De actie is dus succesvol!
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 195
© EIW BV 84. De afzet van een belangrijk artikel is de laatste tijd gezakt naar 120 eenheden per week. De detaillist vermoedt dat de oorzaak ligt in een verkeerde prijsstelling van het artikel. Na een prijsvergelijking met de prijzen die de concurrenten hanteren komt de detaillist tot de conclusie dat de consumentenprijs verlaagd moet worden van € 119,- naar € 99,-. De inkoopprijs blijft hierbij onveranderd op € 50,-. Voor de btw geldt het hoge tarief. a. Bereken de omzet van het artikel per week in de oude situatie. De omzet is 120 x (€ 119,- ÷ 1,21) = € 11.801,65 b. Bereken de brutowinst in euro’s per week in de oude situatie. De inkoopwaarde is 120 x € 50,- = € 6.000,De brutowinst is € 11.801,65 - € 6.000,-= € 5.801,65 c. Bereken hoeveel eenheden er in de nieuwe situatie méér verkocht moeten worden om dezelfde omzet te behalen als in de oude situatie. € 11.801,65 ÷ (€ 99,- ÷1,21) = € 12.000,- ÷ € 81,82 = 145 stuks. Dat is 25 stuks meer. d. Bereken hoeveel eenheden er meer verkocht moeten worden om in de nieuwe situatie dezelfde brutowinst in euro’s te behalen. De brutowinst per stuk is nu € 99,- ÷ 1,21 - € 50,- = € 31,82 Dus € 5.801,65 ÷ € 31,82 = 183 stuks, dat is dan 63 stuks meer.
werkschrift “commercieel rekenen”
UITWERKINGEN
Pagina 196