Res
! t l e t t a a t ul
ijsw r e d n o amse d r e t t o het R n a a Hoe n e ten a s werk l t l a u n s o e i r s s s j profe derwi n o e d n n va verhoge
Ter inspiratie 18 praktijkverhalen over opbrengstgericht werken Voor u ligt de bundel ‘Resultaat telt!; Hoe Rotterdamse onderwijsprofessionals werken aan het verhogen van de onderwijsresultaten’ In deze bundel achttien interviews met Rotterdamse professionals die op school en in de klas op een inspirerende manier werken aan het verhogen van de onderwijsresultaten. Zij vertellen hoe zij invloed hebben op de leerresultaten van Rotterdamse leerlingen. De bundel dient als inspiratiebron voor andere onderwijsprofessionals. Ik dank de geïnterviewden voor hun medewerking. Ze hebben open en transparant willen vertellen over de processen op hun school, de omslag die ze maakten, de zorgen die ze hebben. Kritische noten worden ook gekraakt: over de eigen opstelling, of over de rol van de gemeente en het werk dat verantwoording voor subsidies soms met zich meebrengt. De verhalen geven bij elkaar een goed beeld van wat er nodig is en wat het vraagt van scholen om op resultaat te sturen: een heldere visie van de directie, een team dat kritisch naar elkaar en naar zichzelf durft te kijken, en leerkrachten die verantwoordelijkheid krijgen, voelen en nemen voor de resultaten van elke leerling. Want dat is natuurlijk waar het uiteindelijk om draait: het verschil wordt niet gemaakt in dikke beleidsstukken, maar tussen de muren van het klaslokaal. Dit zijn mensen waarmee we verschil maken binnen het Rotterdamse Onderwijs. Lees, leer en raak geinspireerd.
Hugo de Jonge
De bundel is tot stand gekomen in het kader van het project Resultaatmeting van het programma Beter Presteren. Hierin werken Rotterdamse scholen samen met de gemeente Rotterdam in vier jaar tijd (2011-2014) de onderwijsresultaten verhogen. De interviews zijn afgenomen voor de werkconferentie Resultaat telt! van 6 september 2012.
www.beterpresteren010.nl
2
3
Inhoudsopgave Wil van Aalst van De Plataan 7 Peter van der Waal, Arina Rook en Suzanne Wolf van OBS De Catamaran en OBS Samsam 13 Virginija Festner en Kees Liekens van De Kameleon 19 Mieke der Kinderen van OBS Babylon 25 Anke Langmuur van RK Basisschool Emmaus 31 Inge Tellings van Het Spoor 37 Tamara Spruit van RKBS Paus Joannes 41 Robin van Eekert van CBS Overschie, locatie De Regenboog
47
Wim Hoogerboord van de Vreewijkschool 53 Yvonne Laging van Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet 57 Bas van Hamburg en Patricia Bender van Calvijn Meerpaal
63
Selma Klinkhamer van De Wielslag 69 Eric van ’t Zelfde van OSG Hugo de Groot 75 Erik Zevenbergen van Libanon Lyceum 81 Johan Bolomey van Melanchthon Schiebroek 87 Gerdi Lambers en Stefanie Pattipeiluhu van Thorbecke Prinsenlaan
93
Martin van Zanten van Toorop mavo 99 Hans Dieleman van Veenoord 105
5
Interview met Wil van Aalst van De Plataan
“Door bewuster leerlingen te volgen en leerkrachten meer verantwoordelijk te maken voor resultaten, zijn er verbeteringen zichtbaar.” De Plataan is een basisschool in RotterdamPernis. De school hecht veel waarde aan goed onderwijs in de traditionele kennisgebieden rekenen, taal, spelling en wereldoriëntatie. Voor de overdracht maakt De Plataan gebruik van moderne methoden. Maar voor goed onderwijs moeten ook het sociale klimaat en de sfeer op school in orde zijn. De Plataan besteedt dan ook veel aandacht aan een prettige omgang met elkaar. De school vindt het belangrijk dat elk kind zich veilig en gewaardeerd voelt op school.
7
Worden de leeropbrengsten gebruikt om het onderwijs bij te stellen? ‘Ja’, zegt Van Aalst, ‘dat verwerken we weer in de groepsplannen. De leerkracht wordt ondersteund door de ib’er bij het evalueren van de resultaten en de ib’er bewaakt ook het proces.’
Wil van Aalst is intern begeleider op De Plataan. Hoe scoort haar school de afgelopen jaren op de eindtoets en andere metingen? Doet dit recht aan de leeropbrengsten van de school? Van Aalst: ‘2012 was een zwakker jaar, voornamelijk veroorzaakt door tussentijdse instroom. Dat staat haaks op de trend, want sinds we bewuster leerlingen volgen en leerkrachten meer verantwoordelijk hebben gemaakt voor resultaten, zijn er verbeteringen zichtbaar. Dat ging niet zonder slag of stoot. Leerkrachten zijn sterk in het aanwijzen van externe factoren, in alibidenken. Maar we hebben een jaar of vijf geleden de omslag gemaakt naar eigen verantwoordelijkheid en zijn gaan kijken naar factoren die wel beheersbaar zijn, zoals weglekkende onderwijstijd. We zijn de tijd efficiënter gaan gebruiken, hebben het directe-instructiemodel ingevoerd en zijn met groepsplannen gaan werken. De Taalpilots en Robuust Taal hebben daarbij geholpen. Belangrijk punt is ook dat we de verantwoordelijkheid voor proces en resultaat lager in de organisatie zijn gaan leggen. En we zijn hogere en scherpere doelen gaan stellen, zoals de 80%-norm. Bij dit alles is het belangrijk om alert te blijven, want verbeteringen versloffen vrij makkelijk, bijvoorbeeld als het gaat om effectieve leertijd.’
”Leerkrachten zijn sterk in het aanwijzen van externe factoren, in alibidenken.” Van Aalst vertelt dat de school vorig jaar is begonnen met onderlinge klassenconsultaties. ‘Dat was een eyeopener. Het werd moeilijk gevonden, maar we hebben er veel aan gehad. We willen klassenconsultaties standaard gaan invoeren.’ Opbrengstgericht werken Rekenen gaat op De Plataan relatief goed. Daarom is het geen speerpunt, zegt Van Aalst. Woordenschat, technisch lezen en begrijpend lezen zijn dat wel. ‘Op leesgebied zijn er grote verschillen tussen de zwakke leerlingen en de sterke leerlingen. We investeren nu vooral in de middenmoot.’ De Plataan organiseert teambesprekingen over leeropbrengsten, vertelt Van Aalst. Dat gaat volgens haar goed met een klein team. ‘Het groepsplan wordt door de leerkracht zelf opgesteld. Het gaat over de drie instructiegroepen die wij onderscheiden, aangevuld met een didactisch werkplan met individuele aanwijzingen voor elke leerling.’
8
“Prestatiegericht is geen vies woord meer. Leerkrachten willen echt resultaten halen.” Geleidelijk proces De school heeft in het kader van opbrengstgericht werken en het verbeteren van de prestaties op taal en rekenen verschillende trajecten doorlopen en zaken ingevoerd. Van Aalst noemt deelname aan de landelijke Taalpilots en Robuust Taal. In het kader daarvan heeft de school leestijd ingeroosterd en het lezen geïntensiveerd, nieuwe methodes aangeschaft, studiedagen gehouden, het woordenschatonderwijs verbeterd, het gebruik van Nieuwsbegrip geïntensiveerd en het directe-instructiemodel ingevoerd. Ook is er aandacht gekomen voor effectieve onderwijstijd, voor verantwoordelijkheden lager in de organisatie en het benutten van data. Van Aalst: ‘De omslag is een geleidelijk proces geweest, niet een bepaald moment. Winst is dat ‘prestatiegericht’ geen vies woord meer is. Leerkrachten vinden opbrengstgericht werken iets wat motiveert; ze willen echt resultaten halen. Ze ervaren dat de aanpak succesvol is. Het gaat zelfs zover dat ze vragen om korte meivakanties omdat ze kiezen voor de leerlingen en niet willen dat die terugvallen door de lange onderbreking.’ Inspiratie en kennis bij management is volgens Van Aalst vooral ontstaan door de studiedagen in het kader van de Taalpilots. ‘Daar heeft de leiding veel geleerd over opbrengstgericht werken. Vanaf dat moment is de bal gaan rollen en is er steeds weer een stapje verder gezet.’ De school krijgt nog steeds middelen in het kader van het programma Beter Presteren. Van Aalst geeft aan dit in te zetten voor de bovenbouw, voor de ontwikkeling van studievaardigheden en voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Verder worden de middelen breed ingezet op het verhogen van de opbrengsten op het gebied van taal/lezen. Gesjoemel Van Aalst ziet ook een tegenkant van de focus op resultaten. ‘Ik ben wel eens bang dat er met toetsresultaten gerommeld wordt. Je hoort over toetstraining op andere scholen. Wij hanteren in ieder geval een toetsprotocol om ervoor te zorgen dat iedereen hetzelfde doet. Maar bijvoorbeeld het voorlezen van toetsen vanwege zwakke
9
leesvaardigheid – dat kan heel suggestief gebeuren. Ook een programma als Beter Presteren werkt gesjoemel in de hand doordat er gevraagd wordt om hogere scores, terwijl dat niet altijd realistisch is.’
“Het programma Beter Presteren raad ik aan te gaan voor continuïteit in de plannen.”
10
Van Aalst zou het programma Beter Presteren dan ook aanraden beter af te stemmen op de praktijk. ‘Ga voor continuïteit in de plannen, probeer iets eenduidigs voor wat langere tijd. Zorg voor betere praktijkkennis en kennis van cijfers. En bezuinig niet de randvoorwaarden weg, maar houd die in stand.’ Hulp zoeken Belangrijke voorwaarden voor het halen van betere leeropbrengsten op het gebied van taal en rekenen zijn volgens Van Aalst motivatie, kennis en leerkrachtvaardigheden. ‘Zowel schoolleiding als leerkrachten moeten zich bewust worden van het eigen functioneren, daarvoor hulp gaan zoeken, nascholing volgen om beter te worden. Er moet een grote wil zijn om te professionaliseren, om zich te blijven ontwikkelen.’ Scholen voor wie het opbrengstgericht werken nog in de kinderschoenen staat, raadt ze vooral aan om vol te houden en enthousiast te blijven. ‘Niet omdat het moet, maar omdat je het leuk vindt. Zorg voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid van management en leerkrachten en zorg voor een duidelijke visie. Trap soms op de rem; je kunt niet alles tegelijk aanpakken. Je moet keuzes maken.’
11
Interview met Peter van der Waal, Arina Rook en Suzanne Wolf van OBS De Catamaran en OBS Samsam
“Investeer in je leerkrachten en stel hoge eisen aan het team, daar hebben ook de leerlingen recht op” De Catamaran en Samsam zijn twee openbare basisscholen in Lombardijen. Peter van der Waal is directeur van beide scholen. Arina Rook en Suzanne Wolf zijn adjunct-directeur van de vestigingen.
13
zijn eigenaar van het proces, ze zijn erg bezig met het volgen van leerlingen. Leerkrachten zijn zich ervan bewust dat zij het verschil maken.’ Van der Waal vult aan: ‘We stellen schooldoelen in de vorm van te halen, reële, percentages binnen de niveauscores. We geven ook het doel in vaardigheidsgroei aan. Nu doen we dat voor rekenen, volgend jaar gaan we dit uitbreiden naar taal, spelling en technisch lezen.’ Bij het gesprek zijn zowel Peter van der Waal als Arina Rook en Suzanne Wolf aanwezig. We praten met hen over de ontwikkelingen van de afgelopen jaren op beide scholen. Van der Waal stelt dat hij – kijkend naar de resultaten op de Citotoetsen – op beide vestigingen een stijgende lijn ziet als het gaat om opbrengsten. ‘Naar mijn oordeel doet dit echter nog onvoldoende recht aan de inspanningen die worden geleverd om de resultaten omhoog te brengen,’ zegt hij. Volgens Rook is op De Catamaran de aandacht voor technisch lezen en rekenen terug te vinden in de goede resultaten, maar de scores op begrijpend lezen en woordenschat blijven nog achter. ‘De aandacht voor deze onderdelen moet dus worden geïntensiveerd. We beraden ons er nog op hoe we hiermee aan de slag gaan,’ aldus Rook. Al met al is het gevoel dat de leeropbrengsten die gehaald worden niet in verhouding staan tot de inspanningen die de leerkrachten leveren. Daarbij speelt mee dat de school de correctie op grond van leerlinggewichten als onvoldoende ervaart. Toch vinden de gesprekspartners dat de hoge verwachtingen die beide scholen stellen en de inspanningen die ze zich getroosten, ruimschoots worden terugbetaald in resultaten.
“Kortom, we kijken naar de scores en handelen daarnaar. Dat werkt motiverend, want we zien een stijging in de resultaten.”
“Door de leertijduitbreiding kan in de gewone lessen meer tijd worden besteed aan de basis-vaardigheden.”
Op De Catamaran is zes uur leertijduitbreiding in het dagelijkse lesrooster opgenomen. Deze uren worden gevuld met onderdelen gericht op sport, techniek, koken, talentontwikkeling en cultuur, waardoor in het curriculum meer tijd kan worden besteed aan de basisvaardigheden. De opgedane kennis bij de activiteiten draagt ook weer bij aan de kennis van de reguliere vakken.
Slim verdelen We vragen Van der Waal, Rook en Wolf hoe dat gaat, opbrengstgericht werken op De Catamaran en Samsam. De gesprekspartners vullen elkaar aan: ‘We geven op drie niveaus les aan de hand van het directe-instructiemodel. Daarnaast gaan we met de niveaugroepen aan de slag buiten de methodetijd. De leerkrachten van de parallelklassen op De Catamaran werken nauw samen, door de differentiatiegroepen slim te verdelen.’
Ook in groep 0 is aandacht voor opbrengstgericht werken. Dit wordt gecombineerd met ouderbetrokkenheid, een thema dat over de hele linie veel aandacht krijgt. ‘Een ouderconsulente houdt de ouderkamer levend. De school ervaart hier veel positieve effecten van. Het is jammer dat de gemeente heeft gesneden in het budget hiervoor. De school ziet dit als een risico, want er zijn geen mogelijkheden een ouderconsulent uit eigen budget in dienst te houden, gezien ook de verplichtingen die daaraan vastzitten,’ aldus Van der Waal.
En de analyse van de resultaten, hoe verloopt die? Rook en Wolf: ‘We zijn met het Focustraject (Universiteit van Twente) gestart. Leerkrachten beschikken over een protocol in ParnasSys, het leerlingvolgsysteem, waarmee ze resultaten kunnen analyseren. Binnen het team bespreken we de opbrengsten, en per bouw analyseren we de resultaten. Volgende stap is: met het team kijken naar de groepsplannen. Daarin onderscheiden we drie niveaus op basis van onderwijsbehoeften en Citoresultaten. Daarnaast kijken we naar de resultaten van de niveaugroepen op de methodetoetsen. Dat alles leidt tot pedagogisch en didactisch handelen. In didactisch opzicht kennen we een grote rol toe aan het geven van feedback tijdens het lesgeven. Daarnaast laten we leerlingen elkaar dingen uitleggen. Kortom, we kijken naar de scores en handelen daarnaar. Dat werkt motiverend, want we zien een stijging in de resultaten. Leerkrachten
14
Zicht op expertise De school heeft de afgelopen jaren een aantal trajecten gedaan waarin resultaatverbetering het doel was. Van der Waal, Rook en Wolf: ‘Het Focustraject hebben we al genoemd. Daarnaast hebben we methodes ingevoerd als Nieuwsbegrip en Estafette. Leerkrachten zijn geschoold. Er wordt veel gedaan aan klassenobservaties. Daardoor is er zicht op ieders expertise en dat maakt die expertise toegankelijk. In de planning staan collegiale consultaties en flitsbezoeken.’
Op Samsam is gekozen voor brede-schoolactiviteiten na schooltijd, waarbij ook vaardigheden uit het dagelijkse curriculum terugkomen, zoals rekenen bij de schaakles, taal bij Engels en biologie bij EHBO. Dit levert weer winst op in de dagelijkse praktijk. In beide scholen heerst rust en is de zorgstructuur op orde, is het beeld dat de gesprekspartners schetsen. Daardoor worden problemen snel in kaart gebracht en besproken, al laat de directe aanpak van problemen nog wel eens op zich wachten door bureaucratie binnen de zorginstanties.
15
Het wordt belangrijk gevonden dat de leerkrachten de problemen op zowel leer- als gedragsgebied snel herkennen. Wat dat betreft heeft de scholing ten aanzien van het herkennen van onderwijsbehoeften zijn waarde bewezen. Twee factoren zijn daarin cruciaal: de steeds terugkerende analyse van de resultaten, zowel op de Citotoetsen als op de methodegebonden toetsen, en directe feedback aan de leerlingen tijdens het leerproces.’ Adviezen Van der Waal, Rook en Wolf hebben duidelijke adviezen aan andere scholen. ‘Zorg voor een goede professionalisering van je leerkrachten, investeer in ze en stel hoge maar reële eisen aan het hele team. Daar hebben ook de leerlingen recht op.’ Hun advies aan het programma Beter Presteren? ‘Zorg voor continuïteit in beleid, draai geen beleid terug waarmee goede resultaten worden behaald, zoals leertijduitbreiding, Topklassenarrangementen en ouderbetrokkenheid. Stel eisen aan scholen en leerkrachten en faciliteer ze om die eisen waar te maken. Een idee zou zijn: Topklassen voor alle scholen. Geef leerkrachten de kennis die ze nodig hebben om hun werk goed te doen, financier professionalisering en investeer daarin!’ Tot slot, wat zouden jullie het ministerie aanraden? Van der Waal: ‘Faciliteer wat de scholen nodig hebben voor de dagelijkse praktijk, besteed minder aandacht aan de ‘randvakken’ zoals burgerschap en levensbeschouwing die vanuit Den Haag over ons heen worden gespoeld, want dit voert de druk alleen maar op en bevordert het leren lezen, schrijven en rekenen niet. Voor de inspectie: open je ogen voor de echte populatie waar we mee te maken hebben. De inspectie gaat nu op pad met de verkeerde opdracht waardoor de scholen vaak het gevoel hebben dat er geen oog is voor de dagelijkse praktijk, bijbehorende problemen en het werkelijke onderwijs dat geboden wordt en de enorme inspanning die leerkrachten dagelijks leveren om goed onderwijs aan onze kinderen te bieden.’
16
“De hoge verwachtingen die we stellen en de inspanningen die we ons getroosten, zien we terug in de resultaten.”
17
Interview met Virginija Festner en Kees Liekens van De Kameleon
“We willen heel graag leren; er zit veel energie in het team!” De Kameleon is een openbare basisschool met twee locaties in de wijk Carnisse. De school presenteert zich als een sportieve basisschool: leerlingen kunnen gratis proeflessen volgen bij diverse sportverenigingen en meedoen aan sporttoernooien. De school geeft extra gymlessen en doet mee aan Lekker Fit! In het verlengde-schooldagarrangement kunnen leerlingen meedoen aan tal van activiteiten, zoals koken, taalatelier, ict-les en kleuterdans. Tussen de middag blijven de leerlingen over en worden er sport- en spelactiviteiten aangeboden.
19
We spreken met Virginija Festner, directeur van De Kameleon, en Kees Liekens, intern begeleider. Op de vraag wat de trend is als het gaat om leeropbrengsten, antwoordt Festner: ‘De gemiddelde eindtoetsscore was in 2012 hoger dan het voorgaande jaar. Daarmee werd een trend voortgezet. We zijn een groeiende school, de grootste schakelschool in Rotterdam. We beschikken over vijf schakelgroepen met nieuwkomers, in totaal 89 leerlingen. Doel is om deze leerlingen naar een school in de buurt te laten doorstromen. Echter, de meeste kinderen blijven. Daardoor scoren we op begrijpend lezen zwak, technisch lezen matig en rekenen goed. Leerlingen die korter dan vier jaar in Nederland zijn, mogen we van de inspectie uit de cijfers houden, anders zouden we een groot probleem hebben. De eindtoetsscores zijn vanwege de instroom van nieuwkomers altijd lager dan de uitslagen binnen het volgsysteem.’ Groene kaart In het verleden is de Kameleon een tijdlang zwakke school geweest. Liekens heeft deze periode meegemaakt: ‘We hebben hierover strijd geleverd met de inspectie, maar het heeft ons geholpen meer nadruk te leggen op resultaten. Het intensiveerde het besef dat de opbrengsten te mager waren; we voelden de druk dat het niet goed ging. We zagen het als onze opgave om binnen een paar jaar een groene kaart te halen.’
“Door hoge verwachtingen uit te spreken, zijn we een sterk team geworden.” Om uit de positie van zwakke school te komen, heeft de school een aantal maatregelen genomen, aldus Festner. ‘We hebben de beste leerkrachten in huis gehaald, een proces dat al was ingezet onder de vorige directeur. We hebben zowel bij het bestuur als bij de zittende leerkrachten hoge verwachtingen uitgesproken en doelen gesteld. Bij vacatures zijn we zo helder mogelijk geweest over onze positie en ambities. En over onze verwachtingen van de kandidaat. Daardoor zijn we een sterk team geworden. Op alle gebieden ligt de lat nu hoog.’
Veel energie De school heeft de afgelopen jaren een aantal trajecten gevolgd om de onderwijsresultaten te verbeteren, vertellen Festner en Liekens. ‘Met externe hulp hebben we het directe-instructiemodel ingevoerd en dit gekoppeld aan het werken met drie niveaugroepen. We hebben datagestuurd werken ingevoerd, verlengde schooldag, en een aantal scholingen gevolgd. We willen heel graag leren; er zit veel energie in het team. We hebben twee locaties, maar vormen echt één school; we doen alles hetzelfde. We hebben de managementlaag verbreed zodat we dichter op het team zitten. Het management doet klassenbezoeken, maar er heerst geen afrekencultuur. Over wat we in de klas zien, gaan we met elkaar in gesprek.’
“leerkrachtvaardigheden centraal stellen en consensus hierover bereiken in het team. Als directie en visie neerzetten en daar het team in meekrijgen” Gevraagd naar wat de grootste bijdrage heeft geleverd aan het verbeteren van de leeropbrengsten, noemt Festner een paar elementen: ‘Passend beleid maken, kijken waar je naartoe wilt. Leerkrachtvaardigheden centraal stellen en consensus hierover bereiken binnen het team. Als directie een visie neerzetten en het hele team meekrijgen. De subsidie vanuit het programma Beter Presteren heeft daar zeker aan bijgedragen.’ Fixatie op leeropbrengsten Festner geeft aan moeite te hebben met de eenzijdige fixatie op leeropbrengsten door gemeente en rijksoverheid. Als voorbeeld noemt ze het programma Beter Presteren, waarin scholen – ongeacht de beginsituatie – met een half punt moeten stijgen. ‘Er wordt niet naar individuele schoolsituaties gekeken. Daardoor is er te weinig oog voor detail. Een uitwas daarvan is dat er bij scholen een tendens ontstaat om zorgleerlingen buiten de deur te houden.’
Bij opbrengstgericht werken hoort dataverzameling en -analyse. Hoe doet de school dat? Festner: ‘De leerkrachten zetten de gegevens in ParnasSys. Met behulp van dit systeem analyseren we de gegevens. We organiseren teamworkshops waarin we elkaars expertise op het gebied van data-analyse voeden. Zo organiseren we onze eigen professionalisering. De trends die de toetsresultaten aangeven, individueel en op groepsniveau, worden met de leerkracht besproken, in bijzijn van de ib’er. Op basis van dit gesprek schrijft de leerkracht het groepsplan.’
20
21
Het advies van Festner en Liekens aan het programma Beter Presteren luidt dan ook: ‘Kijk met een realistische bril naar scholen. Stel vast wat voor een bepaalde school een realistische doelstelling is. Kijk naar het hele brede plaatje. Vergeet ook niet de sociaal-emotionele ontwikkeling als basisvaardigheid. Zorg dat er bij scholen een urgentiebesef blijft om te verbeteren, maar kijk wel goed naar de praktijk.’
“Over wat we in de klas zien, gaan we met elkaar in gesprek.”
22
Leertijdverlenging vindt Festner een goede investering. ‘De activiteiten die daarin gegeven worden, zijn heel waardevol. Maar de effecten hiervan van zijn niet zo snel te meten en niet direct terug te vinden in toetsresultaten op het gebied van taal en rekenen. Ze leveren wel een positieve bijdrage aan de totale ontwikkeling.’ Grote sprongen Festner en Liekens hebben ook tips voor collegascholen. ‘Stel nauwkeurig vast wat je wilt bereiken en wees daarover duidelijk naar zowel de leerkrachten als de leerlingen. Zorg ervoor dat je haalbare doelen stelt; het moet te doen zijn. Je kunt niet alles tegelijk, en verwacht niet dat je grote sprongen zult maken. En zorg voor samenhang binnen de verschillende activiteiten die je ontplooit om je doelen te verwezenlijken.’
23
Interview met Mieke der Kinderen van OBS Babylon
“Bij het bekijken van de toetsresultaten zijn de leerkrachten nu veel meer gefocust op wat de leerling nodig heeft” Openbare basisschool Babylon bevindt zich in het Oude Westen, een wijk in het centrum van Rotterdam. De school afficheert zich als taalschool, ‘een school die doordrenkt is van taal onder het motto: taal de hele dag door!’ Mieke der Kinderen is er directeur.
25
“Door samen te analyseren, hebben we er een teamaangelegenheid van gemaakt.”
We vragen haar hoe het op Babylon met de leeropbrengsten is gesteld. Der Kinderen: ‘We hebben in het verleden beduidend mindere resultaten gehad. Dat kwam met name doordat de leerkrachtvaardigheden in groep 8 niet op orde waren. Ook de visie en verwachtingen van de leerkrachten in deze belangrijke fase waren niet goed. Er werd te weinig gedaan met de informatie die de entreetoets opleverde, kinderen werden nauwelijks voorbereid op de eindtoets. De gemiddelde score op de eindtoets lag dan ook onder die van de entreetoets. We hadden toen tijdelijk geen intern begeleider. De school was over hele linie verzwakt. De zwakke resultaten gingen gepaard met grote gedragsproblemen.
“Doelen stellen is een belangrijk principe geworden, door de hele school.” Kijken naar de resultaten De jaren daarna hebben we stelselmatig gewerkt aan verbetering, met een sterke verbetering van de eindtoetsscores en de resultaten binnen het volgsysteem tot gevolg. We zijn in de bovenbouw veel aandacht gaan geven aan leervaardigheden, zijn handelingsgerichter gaan werken en hebben opbrengsten centraal gesteld. Begeleiders van de CED-Groep leerden ons om beter naar de resultaten te kijken en op basis daarvan verbeteringen in het onderwijs aan te brengen. Maar nog steeds is begrijpend lezen een groot struikelblok.’ Doelen stellen is een belangrijk principe geworden, door de hele school, zegt Der Kinderen. ‘We stellen jaarlijks doelen voor taal, voor rekenen; leerkrachten gebruiken die jaardoelen om in de periodes eigen doelen te stellen. We hebben een taalspecialist in huis die hen daarbij helpt.’ Teamontwikkeling Wat voor trajecten hebben er de afgelopen jaren op Babylon gelopen om betere resultaten te halen? ‘Heel veel,’ zegt Der Kinderen. ‘We hebben meegedaan aan Deltaplus en de Taalpilots. De pilotmiddelen hebben we vooral geïnvesteerd in het verbeteren van de leerkrachtvaardigheden en het planmatig werken aan taalontwikkeling. Ook hebben we meegedaan aan Robuust Taal. In dat kader hebben we programma’s als Nieuwsbegrip en Estafette ingevoerd. We zijn het directe-instructiemodel gaan hanteren. In het kader van Beter Presteren bieden we sinds 2008 een dagarrangement aan. In de verlengde leertijd doen de kinderen met name de creatieve vakken, waardoor er in het reguliere programma meer tijd is voor taal en rekenen.’
26
Op Babylon wordt de ontwikkeling van kinderen en de leeropbrengsten in het teamoverleg besproken. Een begeleider van de CEDGroep levert analyses van de leerresultaten. De directie houdt klassenconsultaties. ‘Sinds schooljaar 2009-2010 ligt de focus bij ons op leerkrachtvaardigheden. Aanleiding was dat de toetsresultaten dat jaar slechter waren dan verwacht, in combinatie met een inspectierapport waarin stond dat er te weinig analyse plaatsvond op de resultaten. Op dit punt heeft teamontwikkeling plaatsgevonden. Bij het bekijken van de toetsresultaten zijn de leerkrachten nu veel meer gefocust op wat de leerling nodig heeft. Op wat ze kunnen doen om de leerling te ondersteunen. Door samen te analyseren, hebben we er een teamaangelegenheid van gemaakt.’ Besturen op afstand OBS Babylon valt onder het bestuur voor openbaar onderwijs, BOOR. Der Kinderen: ‘BOOR bestuurt op afstand. Als we ondersteuning nodig hebben, dan is die er. Ze zitten wel bovenop de resultaten. Als de leeropbrengsten tegenvallen, geven ze ook aan dat je bepaalde interventies moet doen.’ En de gemeente? ‘Ook de gemeente ondersteunt, maar dan in financiële zin. Denk aan de subsidies voor vreedzame school. Ik vind wel dat de gemeente zich minder zou moeten bemoeien met het proces. Mijn advies aan de gemeente zou zijn: geef geld, zeg wat wij moeten behalen, dan kiezen wij zelf wel onze weg. Babylon zou dan extra investeren in de begeleiding van leerkrachten om de leerkrachtvaardigheden te verbeteren.’ Aan de rijksoverheid zou Der Kinderen een soortgelijk advies willen meegeven: ‘Reken de scholen gerust af op de resultaten maar geef ze vrijheid om het geld te besteden.’
“Eenzijdig focussen op leeropbrengsten doet geen recht aan het onderwijs.” In dit verband stipt Der Kinderen nog een ander punt aan. ‘Eenzijdig focussen op leeropbrengsten doet geen recht aan het onderwijs. De instroom is buitengewoon bepalend voor de eindtoetsscores. Toetsscores zeggen weinig over hoe hard er gewerkt wordt in vergelijking met scholen met een witte populatie in de goede buurten.’
27
“Zoek geen uitvluchten, geef geen externe factoren de schuld, maar kijk naar het eigen handelen, de eigen vaardigheden”
28
Cultuuromslag Welke effecten merkt Der Kinderen – los van de opbrengsten zelf – van de acties gericht op opbrengstgericht werken? ‘Wat ik de afgelopen jaren vooral heb zien ontstaan, is besef bij leerkrachten dat ze zelf invloed hebben op de opbrengsten. Onze school begint een lerende organisatie te worden. Dit wordt nog wel eng gevonden, maar een cultuuromslag is gaande. De leerkrachten voelen wel druk doordat zij degenen zijn die het moeten waarmaken. Zij moeten betere resultaten boeken en kunnen zich minder verschuilen achter de omstandigheden.’ Leerkrachtvaardigheden zijn volgens Der Kinderen de belangrijkste factor die bijdraagt aan het verbeteren van de leeropbrengsten. ‘Het bewust worden van de eigen invloed. Als leerkrachten ervaren dat het makkelijker en effectiever werkt wanneer ze hun vaardigheden verbeteren, dan krijgen ze meer plezier in hun werk. Dan gaan ze vanzelf beter lesgeven.’ Een ander element dat bijdraagt is volgens Der Kinderen het benutten van expertise, bijvoorbeeld van de taalspecialist. Andere scholen zou ze aanraden goed te kijken naar opbrengsten. ‘Analyseer waarom de resultaten zijn zoals ze zijn. Zoek geen uitvluchten, geef geen externe factoren de schuld, maar kijk naar het eigen handelen, de eigen vaardigheden.’
29
Interview met Anke Langmuur van RK Basisschool Emmaus
“De interventies zijn steeds gericht op één doel: verbeteren van de resultaten” De Emmausschool is een basisschool met ongeveer vierhonderd leerlingen in Delfshaven. De school heeft een traditie als het gaat om het verbeteren van de resultaten op taal en lezen. Verbetering van leerkrachtvaardigheden is voor de school een heel belangrijk aangrijpingspunt. Planmatig handelen en gerichte verbetering van lezen en woordenschat staan daarbij voorop. Met als resultaat dat de leerlingresultaten de laatste jaren gestaag verbeteren. In 2011 won de school de Mommersprijs voor excellent taalen leesonderwijs.
31
vakdocenten, aan het verhelderen van de doelen, ook op taal- en rekengebied. We evalueren het programma en kijken samen naar de resultaten: wat is er behaald en wat niet en wat doen we daaraan. Dit alles in het kader van de bundeling van kennis en het werken aan basisvaardigheden.’
Anke Langmuur is directeur van de Emmausschool. Langmuur vertelt dat de schoolscores van de afgelopen jaren recht doen aan de inspanningen. ‘Resultaatgericht leren is onze missie. Hierdoor vertonen onze resultaten een stijgende lijn. Scholen met meer dan negentig procent allochtone leerlingen scoren gemiddeld 528 punten op de eindtoets. Wij zitten daar ruim boven en daar zijn we trots op. De verlengde leertijd zie je goed terug.’
“De school haalt haar goede resultaten door heel planmatig te werken.” Planmatig werken Langmuur geeft aan dat de school haar goede resultaten haalt door heel planmatig te werken. ‘We doorlopen een vaste cyclus, per kind, per groep, per leerjaar en per vakgebied. We monitoren met een combinatie van methodegebonden toetsen en Citotoetsen. We kijken naar de trends. Dit doen we met een team bestaande uit de taal- en rekencoördinator, directie en ib’er. Dit team stelt de doelen vast en bespreekt die met de leerkrachten. De monitor komt overigens ook in het hele team aan de orde.’ De school doen dit zo sinds ruim een jaar. Volgens Langmuur wordt het ervaren als redelijk veilig. ‘Jaardoelen stellen we in de vorm van te halen percentages. Groepsplannen worden traditioneel gemaakt op grond van methodegebonden toetsen, maar we verleggen de focus meer naar de Citogegevens en de leerlijn. Leerkrachten gaan daardoor beter kijken naar wat ze moeten doen in plaats van naar wat de methode voorschrijft. Ze zijn meer bezig met het ontwikkelingsperspectief van de kinderen. Hoe we vervolgens werken? Ons uitgangspunt is convergent differentiëren. We werken op drie niveaus. Het is wel zo dat zwakke leerlingen vaak zwak blijven. Talentvolle leerlingen gaan één uur in de week naar een talentengroep. Ze werken dan projectmatig met topondernemers. De leerlingen worden geselecteerd aan de hand van een vragenlijst voor talentontwikkeling.’ Krachten bundelen Welke zaken zijn er de afgelopen jaren zoal de school binnengekomen ter ondersteuning van dit hele proces? Langmuur: ‘Heel belangrijk is geweest de verlengde leertijd – inmiddels verlengde dagarrangementen. Daarbinnen ontwikkelen we specifieke competenties waardoor de intrinsieke motivatie wordt gestimuleerd. In de verlengde dagarrangementen opereren vakdocenten met opleiding. We zijn aan het kijken hoe de vakdocenten en groepsleerkrachten de krachten hierin kunnen bundelen. In het begin werkten we nog tamelijk los van elkaar. Inmiddels besteden we veel aandacht aan de voorbereiding van
32
Langmuur plaatst een kanttekening bij de ontwikkeling van de verlengde dagarrangementen: ‘Men is enorm enthousiast en betrokken, maar het betekent ook: andere werktijden. Verder kan de focus op leeropbrengsten en basisvaardigheden ten koste gaan van de veiligheid en motivatie van kinderen. Het is heel belangrijk om ook aandacht te houden voor het sociaal-emotioneel functioneren en voor vaardigheden als leren leren, studievaardigheden en keuzes maken.’ Audits Op de Emmausschool lopen méér ontwikkelingen die de resultaatgerichtheid ondersteunen. Langmuur vertelt dat de school op grond van mindere resultaten enkele jaren is begeleid op het thema opbrengstgericht werken. In het kader van integraal personeelsbeleid is er een portofoliosysteem ontwikkeld. Door middel van audits, die meestal plaatsvinden in de vorm van klassenobservaties, worden de elementen van leerkrachtvaardigheden gemeten. Dit gebeurt door interne coaches. Een bepaald percentage van deze audits moet gehaald worden. Als het portfolio compleet is, dan volgt twee keer per jaar een integrale audit. Vanuit de integrale audits worden de pop- en functioneringsgesprekken gevoerd. ‘Daar komt weer een plan van aanpak uit,’ aldus Langmuur. ‘We zijn dus voortdurend aan het volgen en aan het meten.’
“Vanuit de directie doen we onaangekondigde klassenbezoeken om te kijken of dit ook gebeurt.” Bovenop de meer algemene audits zijn taalaudits ontwikkeld. Deze worden afgenomen en geanalyseerd door mensen uit de taalwerkgroep. Langmuur: ‘De taalaudits hebben we een paar jaar geleden ontwikkeld in het kader van de landelijke Taalpilots. Inmiddels hebben we ook een rekenaudit ontwikkeld. Deze wordt straks afgenomen door leden van de rekenwerkgroep.’ Een punt waar de school ook op auditeert is coöperatieve werkvormen. Die moeten in elke les aan de orde komen, vindt Langmuur. ‘Vanuit de directie doen we onaangekondigde klassenbezoeken om te kijken of dit ook gebeurt. Blijkt dit niet het geval, dan bespreken we dat en begeleiden we de leerkracht daarbij.’
33
De school heeft daarnaast een gedragsprotocol opgesteld, teneinde één pedagogisch klimaat te creëren. ‘Bij al dit soort richtlijnen houden we steeds het uiteindelijke doel voor ogen: het halen van een hoger leerrendement,’ aldus Langmuur.
“We zijn voortdurend aan het volgen en aan het meten.” Human dynamics Langmuur is hiermee nog niet uitgepraat over de schoolontwikkeling. ‘We doen ook mee aan Topklassen. Dit is bij ons gericht op twee punten: leren samenwerken in het team en zelfstandig werken. Het traject leren samenwerken met behulp van human dynamics liep het afgelopen jaar en bestond uit vier dagdelen, coachings- en feedbackgesprekken. Doelstelling was te leren mét elkaar te praten en niet over elkaar. Voor ons was dit een volgende stap in de richting van een professionele lerende organisatie. We gaan er dit jaar mee door. Het tweede punt, zelfstandig werken of werken met uitgestelde aandacht, is gestart voor groep 1 t/m groep 4. Dit jaar breiden we dat uit met groep 5 t/m 8. Doel is een optimale begeleiding van alle kinderen. Als je op drie niveaus werkt, moeten kinderen ook zelf dingen kunnen doen en moet dus de zelfstandigheid worden vergroot. Ook hier weer is de interventie steeds gericht op één doel: verbeteren van de toetsresultaten.’
“Zorg voor een heel duidelijke visie. Hang alles wat je doet daaraan op.”
Meer dan alleen didactiek Wat zijn ten slotte de succesfactoren die hebben bijgedragen aan het realiseren van betere opbrengsten? Voor Langmuur staan professionele leerkrachten met goede leerkrachtvaardigheden voorop. En leerkrachtvaardigheden is meer dan alleen didactiek, stelt ze. Andere scholen zou ze het volgende aanraden: ‘Zorg voor een heel duidelijke visie. Waar sta je voor en waar wil je naartoe? Hang alles wat je doet daaraan op. Probeer niet alles tegelijk te doen, maar maak keuzes.’ Langmuur heeft ook een duidelijk advies aan het programma Beter Presteren. Ze zou willen dat het programma breder en dieper kijkt naar de school. Wat doet de school met de subsidies? En daarnaast: ‘Evalueer breder dan alleen op taal en rekenen. De focus op taal en rekenen is goed; sommige scholen hebben dit nodig. Maar het evalueren van louter toetsresultaten is te beperkt. Er zou bijvoorbeeld gekeken kunnen worden naar de eigen verwachtingen. De manier van verlenen van subsidies maakt de organisatie spannend, maar ook lastig. Dit kan ten koste gaan van de kwaliteit van de inzet.’
34
35
Interview met Inge Tellings van Het Spoor
“Omarm het concept van opbrengstgericht werken en investeer in leerkrachtvaardigheden” Basisschool Het Spoor heeft twee locaties in Rotterdam-Noord. Op de schoolwebsite worden de pedagogische uitgangspunten uitgebreid geschetst: kinderen moeten zich veilig voelen, vertrouwen hebben in de school, in elkaar en in zichzelf, moeten leren samenwerken en leren verantwoordelijkheid te dragen. De school besteedt aandacht aan bevordering van sociale competenties, schenkt aandacht aan de samenleving en de diversiteit daarin, en bevordert deelname aan en betrokkenheid bij de samenleving.
37
De school maakt gebruik van de middelen die het programma Beter Presteren toekent en voelt zich ondersteund door het schoolbestuur. ‘Er is een netwerk voor ib’ers en daarin wordt goed samengewerkt. Het gaat over opbrengsten, maar vooral het proces ernaartoe is een belangrijk gespreksonderwerp.’
Inge Tellings is directeur van Het Spoor. Op de vraag of de resultaten van genormeerde toetsen recht doet aan de leeropbrengsten van de school, antwoordt ze: ‘Onvoldoende. Er is te weinig oog voor sociaaleconomische kenmerken. Begrijpend lezen is en blijft een zwak punt voor onze leerlingen. Rekenen en wiskunde gaan wel vooruit, mede door invoering van een nieuwe methode.’ Groepsplannen De school maakt serieus werk van het verzamelen van data, van het kijken naar vaardigheidsscores, het berekenen van de benodigde vooruitgang van leerlingen. Tellings: ‘Er vindt discussie plaats over hoe we het gaan aanpakken en leggen de lat hoog. We werken met groepsplannen. Die worden gemaakt door de leerkracht en de intern begeleider kijkt mee. In de groepsplannen staan de doelstellingen gekoppeld aan de methoden. Ook op individueel niveau wordt er gekeken naar groeimogelijkheden in vaardigheidsscores. We willen elke leerling zo veel mogelijk uitdagen. De leerkracht analyseert de resultaten en evalueert zelf. Als doelen niet worden gehaald, wordt de vraag gesteld of leerkrachtgedrag daarin kan hebben meegespeeld. Maar de leerkracht wordt in eerste instantie geacht zelfreflectie toe te passen en te onderzoeken welke factoren van invloed kunnen zijn geweest op de resultaten.’
“De leerkracht wordt geacht zelfreflectie toe te passen en te onderzoeken welke factoren van invloed kunnen zijn geweest op de resultaten.”
Volgens Tellings heeft het accent op leerkrachtvaardigheden, op effectief didactisch handelen, het meest bijgedragen aan het verbeteren van de leeropbrengsten taal en rekenen. Onderdeel daarvan is: ook de kinderen ‘opbrengstgericht benaderen’. Daarmee bedoelt ze: hoge verwachtingen stellen, doelgericht werken. Haar advies aan andere scholen is kort en krachtig: ‘Omarm het concept van opbrengstgericht werken en investeer in leerkrachtvaardigheden.’
“Onderdeel van effectief didactisch handelen is ook: hoge verwachtingen stellen aan de kinderen.” Weinig oog voor schoolspecifieke situatie De school maakt gebruik van de middelen die het programma Beter Presteren verstrekt, maar Tellings’ oordeel over het gemeentelijk beleid is niet onverdeeld gunstig. ‘Ik vind dat het doorslaat in regelgeving en cijfers. Er is te weinig oog voor de schoolspecifieke situatie, waardoor er te krampachtig wordt vastgehouden aan resultaten op de eindtoets. We zijn te afhankelijk van jaarresultaten. Het is ook een wat vreemde situatie om passend onderwijs samen te laten lopen met het afrekenen op gemiddelde eindtoetsscores.’ We volgen de lijn van de inspectie, zegt Tellings. ‘Die kijkt goed naar wat de school nodig heeft. De inspectie heeft in wezen dezelfde doelstelling als een programma als Beter Presteren: verbeteren van het onderwijs en verhogen van de leeropbrengsten. Terwijl de inspectie aangeeft dat de resultaten voldoende zijn, dan nog kan de gemeente zeggen dat ze onvoldoende zijn en subsidie weigeren. Dat vind ik een bizarre situatie.’
Opbrengstgericht werken staat niet ter discussie, zegt Tellings. ‘Iedereen herkent de trend dat scholen beter moeten worden en daar kan men zich in vinden.’ Kinderen opbrengstgericht benaderen Tellings vertelt dat de school nu twee jaar werkt met verlengde leertijd. Deze tijd wordt ingezet om in de reguliere tijd taal en rekenen te intensiveren. ‘Met een CED-begeleider hebben we de afgelopen jaren handelings- en opbrengstgericht werken in teamverband gedaan. We werken nu met drie niveaugroepen en met het directie-instructiemodel. We hebben kleine groepen en een goede zorgstructuur. We hanteren een vaardigheidsmeter voor leerkrachten. De directie observeert in de klas en maakt samen met leerkracht een ontwikkelingsplan.’
38
39
Interview met Tamara Spruit van RKBS Paus Joannes
“Als mensen zich meer verantwoordelijk voelen, presteren ze beter” RKBS Paus Joannes is gevestigd in de wijk Lombardijen in Rotterdam-Zuid. De school heeft ongeveer 500 leerlingen. Aan de Paus Joannes is een peuterschool verbonden. De school vindt het van belang om een vrolijke uitstraling te hebben en wil een sfeer creëren waarin leerlingen zich thuis voelen. Daarnaast vindt de school structuur en passende regelgeving van belang. Men wil dat iedereen op een prettige manier met elkaar omgaat en dat iedereen weet wat er van hem of haar wordt verwacht. Er is dus veel aandacht voor omgangsvormen en gedrag.
41
werken we met een nieuwe leesmethode. Deze gaat uit van niveaugroepen, dus dat past goed.’
Tamara Spruit is directeur van de Paus Joannes. Gevraagd naar leeropbrengsten, ziet Spruit een opwaartse trend. ‘Leertijduitbreiding heeft daar invloed op, omdat je meer tijd hebt voor onderwijs. Leerkrachten en leerlingen zijn zich allebei bewust van de focus op leervorderingen en prestaties. We praten met leerlingen over hun prestaties, hun successen en wat ze nog moeten leren. Leerkrachten vinden het nog moeilijk om elkaar feedback te geven, maar de wil is er wel. Leerkrachten zijn altijd bereid om elkaar te helpen en te ondersteunen.’ Groepsoverzichten Spruit legt uit hoe de school vorm geeft aan opbrengstgericht werken. ‘Toetsresultaten worden in het team gepresenteerd, zowel op school- als op groepsniveau. Daarbij wordt gekeken naar de scoringspercentages. Maar eerst stellen we per groep vast wat we willen bereiken. In een groepsoverzicht worden de onderwijsbehoeften per individuele leerling aangegeven. Deze gegevens plus toetsresultaten en de sociaalemotionele ontwikkeling worden verwerkt in een groepsplan. Hierin wordt het leerstofaanbod per vakgebied – woordenschat, technisch en begrijpend lezen, en rekenen – per niveaugroep geformuleerd. We doen dat drie keer per jaar op basis van de uitslagen van het volgsysteem en de methodegebonden toetsen.’
“Leerkrachten zijn altijd bereid om elkaar te helpen en te ondersteunen.” In de loop van het jaar kijkt elke groepsleerkracht samen met een duopartner, parallelleerkracht en ib’er naar de opbrengsten, vertelt Spruit. ‘Waarom zijn die zoals ze zijn, hoe kunnen we verbetering aanbrengen? We doen dit nu ruim twee jaar op deze manier. We zijn voortdurend bezig het systeem te verbeteren,’ aldus Spruit. Nieuwe leesmethode Paus Joannes heeft de afgelopen jaren verschillende dingen in gang gezet om betere resultaten te halen. ‘In het project Deltaplus hebben we leren werken met het interactieve directe-instructiemodel,’ zegt Spruit. ‘We hebben digiborden in de klassen gehangen en daarin een format gemaakt voor het voorbereiden van de lessen conform dit model. We hebben inmiddels een database van lessen opgebouwd waar iedereen gebruik van kan maken. Verder hebben we meegedaan aan de landelijke Taalpilots: een externe deskundige heeft onze kennis op het gebied van leesonderwijs vergroot. Sindsdien stellen we streefdoelen op het gebied van lezen. In groep 1 en 2 hebben we een voorbereidend leesprogramma ingevoerd, gericht op fonemisch bewustzijn. En sinds vorig schooljaar
42
In het kader van Beter Presteren is de school vorig jaar gestart met verlengde leertijd. Dat is dit jaar voortgezet. ‘Alle kinderen krijgen driekwart uur langer les in de groep. Dat wordt vooral ingevuld met taal en lezen. Tussen de middag is er een half uur sport en spel waarin taal- en rekenopdrachten zijn verwerkt. Daarnaast zijn we een groep nul gestart. Daar hebben we hoge verwachtingen van.’
“De bouwteamleiders bepalen de inhoud van de overleggen, dragen zelf punten aan. Dat werkt heel motiverend.” De school heeft de afgelopen twee jaar gewerkt aan het leggen van verantwoordelijkheid bij de drie bouwteams. Deze hebben elk een bouwteamleider. Die hebben een directe lijn met de ib’er en de schoolleiding. Zij bepalen de inhoud van de overleggen, dragen zelf punten aan. Volgens Spruit werkt dat heel motiverend. Over de rol van het bestuur, zegt Spruit: ‘We voelen ons ondersteund door ons bestuur. Onze resultaten worden door het bestuur gezien en besproken. Zo nodig kunnen we extra hulp inroepen.’ Meer verantwoordelijk Net als veel collega-schoolleiders vormen voor Spruit leerkrachtvaardigheden de belangrijkste factor als het gaat om verbetering van de schoolresultaten. Ze vat dit samen als ‘gemotiveerd en goed opgeleid’. Daarnaast: de extra leertijd. Ook dit voegt volgens Spruit veel toe aan het resultaat. Andere scholen raadt ze aan goed naar de eigen organisatie te kijken. ‘In hoeverre zijn en voelen mensen zichzelf verantwoordelijk voor wat ze doen? Als ze zich meer verantwoordelijk voelen, presteren ze beter.’ Spruit vindt het belangrijk dat er continuïteit is in de subsidiëring. Net als een aantal collega-schoolleiders, bevestigt ze dat de focus gerust op taal en rekenen mag. ‘Maar verlies niet de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen uit het oog. Kinderen functioneren nu eenmaal veel beter met zelfvertrouwen. Ze halen dan ook op cognitief gebied betere resultaten. Wij doen bijvoorbeeld mee aan Playing for success van de Bronckhorst Foundation. We zien dat leerlingen hierdoor echt vooruitgaan. Dit soort activiteiten zit in de voorwaardelijke sfeer. En kijkend naar het landelijk beleid: motorische ontwikkeling is belangrijk, dus gymlessen zijn belangrijk. Leerkrachten mogen zelf geen gymlessen geven, maar het aantrekken van een
43
vakleerkracht wordt financieel niet vergoed. Deze moet uit de eigen formatie worden betaald, hetgeen van invloed is op de groepsgrootte.’
“Kinderen functioneren beter met zelfvertrouwen. Ze halen daardoor betere resultaten.”
44
Ouderbetrokkenheid Opbrengstgericht werken is niet altijd leuk, geeft Spruit tot slot aan. De druk kan ook te hoog zijn. ‘Mensen zijn teleurgesteld als ze de doelstellingen niet halen. Daardoor kunnen ze het plezier in hun werk verliezen. Vorig jaar was dit het geval, dus toen hebben we de boodschap uitgestraald: je kunt niet meer doen dan je best.’ De school heeft ervaren dat het bespreken van Citogegevens ouders bewuster maakt, waardoor de ouderbetrokkenheid groter wordt. Spruit: ‘Ouders worden daarmee meer partner in onderwijs. Dat is ontzettend positief. De ouderconsulent speelt hierin een grote rol.’
45
Interview met Robin van Eekert van CBS Overschie, locatie De Regenboog
“Wij willen een lerende organisatie zijn” CBS Overschie is een brede basisschool met twee locaties, die zich presenteert als school die ‘opbrengstgericht basisonderwijs’ biedt voor kinderen van vier tot en met twaalf. De school wil uitdagend onderwijs bieden binnen een veilige leeromgeving en stelt de taalontwikkeling van kinderen centraal. De school hecht daarnaast groot belang aan de zelfstandigheid, zelf keuzes kunnen maken en sociaal gedrag. In samenwerking met de Russian School of the Arts heeft de school in de verlengde leertijd een aanbod op het gebied van dans, theater, muziek en grafische kunsten.
47
Doelen stellen Van Eekert merkt op dat uit een inspectiebezoek naar voren kwam dat de school zich zou kunnen verbeteren door in de groeps- en handelingsplannen duidelijker doelen te stellen. De school heeft daar in stichtingsverband aan gewerkt; op dit moment is dit nog in ontwikkeling.
Robin van Eekert is directeur van locatie De Regenboog. Gevraagd naar de trend als het gaat om leeropbrengsten, vertelt Van Eekert dat over de hele linie – in het lvs, op de entreetoets, de eindtoets – een stijgende lijn zichtbaar is. ‘Een deel van onze populatie is zwak en we moeten daarom vanaf binnenkomst investeren. We verwachten ook van kleuters dat ze gemiddelde scores kunnen halen. We hebben intensieve oudercontacten. Er is een hoge ouderbetrokkenheid en veel aandacht voor wat ouders thuis kunnen doen met hun kinderen. Maar de eerste invloed gaat uit van de leerkracht, dus we zetten stevig in op professionalisering. Dit strekt zich uit tot de verlengde leertijd. Die is alleen nuttig als je er een goede leerkracht op zet.’
“De eerste invloed gaat uit van de leerkracht, dus we zetten stevig in op professionalisering.” Directe instructie als pijler Hoe gaat de school om met de verschillende subgroepen binnen de school – de talenten, de zwakke leerlingen? Van Eekert: ‘Vanuit de stichting 5 maal O, waaronder zes scholen vallen, hebben we een topklas ingericht. Leerlingen met een A-score nemen we een IQ-test af. Vervolgens gaan zij één keer per week naar de topklas. De leerkrachten van deze klas begeleiden de reguliere leerkrachten de rest van de week. Het gaat om een groeiend aantal leerlingen, inmiddels een groep van ongeveer 25 van alle leerlingen van de stichting. Zwakke leerlingen krijgen verlengde instructie en de allerzwaksten volgen een eigen leerlijn. Dit veronderstelt de nodige flexibiliteit in het onderwijssysteem. Zo krijgt een leerling uit groep 8 die rekent op groep 7-niveau, rekenen met groep 7. Het kind heeft daardoor toch profijt van het directe-instructiemodel dat wij hanteren. Dit model is de belangrijkste pijler van ons onderwijs.’ Vaardigheidsmeter Van Eekert geeft aan dat de school er veel belang aan hecht dat leerkrachten bereid zijn te leren. ‘Wij willen een lerende organisatie zijn. Dit komt onder meer tot uitdrukking in het analyseren en presenteren van resultaten voor het hele team. We doen dat sinds ongeveer vier jaar. Als directie stimuleren we om naar het eigen leerkrachtgedrag te kijken. Daarnaast hebben we een ‘actieteam resultaten’ dat de resultaten waarop we focussen presenteren in de teamvergadering. Het actieteam bestaat uit een viertal leden, en wisselt elk jaar van samenstelling. Onze professionalisering geven we gestalte met behulp van de vaardigheidsmeter van Cadenza. Hieruit komen hiaten op individueel en teamgebied naar voren. Dit is een terugkerend proces. Het wordt enkele keren per jaar herhaald, afhankelijk van de resultaten.’
48
“Het directe-instructiemodel dat wij hanteren, is de belangrijkste pijler van ons onderwijs.” Hiernaast heeft de school nog een aantal trajecten in gang gezet die ondersteunend zijn voor resultaatgericht werken. Van Eekert noemt de training en begeleiding die de school van de CED-Groep krijgt op het gebied van professioneel samenwerken, aansluitend op de vaardigheidsmeter die is ingevoerd. ‘Professioneel samenwerken houdt in dat je elkaar op dingen aanspreekt, met elkaar heldere afspraken maakt en werkt met erkende ongelijkheid.’ Tevens is de school, ook in samenwerking met de CED-Groep, bezig met de invoering van coöperatief werken. Voor rekenen, taal en gedrag zijn binnen de school specialisten aangewezen die de ontwikkelingen coördineren. Er is een programma opgezet voor sociaal-emotionele ontwikkeling dat jaarlijks wordt gemonitord. Hieruit kwam recentelijk een daling in zelfvertrouwen naar voren. Dit zou volgens Van Eekert te maken kunnen hebben met de sterke focus op basisvaardigheden. ‘De balans is wat doorgeslagen door te veel aandacht voor taalontwikkeling. Voor sociaal-emotionele ontwikkeling hebben we nu in groep 3 en 4 een nieuw programma. Verder waren we gestopt met brede school. Daarvoor hebben nu weer subsidie in het kader van Beter Presteren aangevraagd. Maar ook andere vakken zouden onderbelicht kunnen raken door de grote nadruk op basisvaardigheden. ‘Daar hebben we als school het volgende op gevonden,’ meldt Van Eekert. ‘We organiseren projecten. De kinderen krijgen bijvoorbeeld een aantal weken geschiedenis aaneen. Door deze intensieve aanpak houden we de focus ook op deze vakken. Korte lijnen Gevraagd naar factoren die het verschil maken als het gaat om leeropbrengsten, zegt Van Eekert dat hij het meeste verwacht van het werken met de vaardigheidsmeter in combinatie met aandacht voor leerkrachtgedrag en de professionalisering die daarop is gezet. Het directe-instructiemodel vormt bij dit alles de basis. Verder ervaart hij het als een voordeel dat de school deel uitmaakt van een kleine stichting. Er zijn korte lijnen en er is nauw contact. Een aantal ontwikkelingen vindt plaats in stichtingsverband, zoals de monitoring op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling, de vaardigheidsmeter en er is een netwerk van intern begeleiders binnen
49
de stichting. Van Eekert: ‘Er wordt goed gefaciliteerd. Dat draagt zeker bij aan de goede resultaten.’ Van Eekert geeft aan als school ook te worden gefaciliteerd vanuit het programma Beter Presteren. ‘Maar’, stelt hij, ‘het gaat niet alleen om verlengde leertijd. Belangrijk is ook dat scholen investeren in goede leerkrachtvaardigheden. Wij willen toe naar een situatie waarin in de bovenbouw les wordt gegeven door specialisten. De leerkracht van groep 8 geeft niet alleen aardrijkskunde aan zijn eigen groep, maar ook aan groep 6 en 7. De leerkracht van groep 7 specialiseert zich dan weer in een ander vak. Zo ontstaan de beste lessen en is er sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid. Je begeleidt immers samen een aantal groepen. Naar mijn mening zouden scholen de subsidie in het kader van Beter Presteren ook in moeten kunnen zetten om expertise in te kopen die helpt de leerkrachtvaardigheden verder ontwikkelen. Je kunt immers de leertijd wel verlengen, maar als de leerlingen les krijgen van een slechte leerkracht, krijgen ze nog langer slecht les!’
“Professioneel samenwerken houdt in dat je elkaar op dingen aanspreekt.”
“Als directie stimuleren we om naar het eigen leerkrachtgedrag te kijken.”
Leren inkopen Tot slot pleit Van Eekert ervoor dat het goed zou zijn als scholen ook leren verstandig om te gaan met financiële middelen en expertise inkopen die helpt de leerkrachtvaardigheden verder te ontwikkelen. ‘Het zou mooi zijn als er voorbeelden zouden worden verspreid van efficiënte en effectieve inzet van de beschikbare middelen. Denk aan het organiseren van teamtrainingen Teach Like a Champion. Of het verminderen van de administratielast door te investeren in automatisering.’
50
51
Interview met Wim Hoogerboord van de Vreewijkschool
“Alle pijlen richten op sturing van het onderwijsproces” De Vreewijkschool stelt talentontwikkeling centraal. Alle kinderen hebben talenten en de school stelt zich ten doel die talenten te ontdekken en verder te ontwikkelen. Daarin is het hebben van succeservaringen belangrijk. Elke maand zet de school onder het motto ‘topkids’ een paar leerlingen of groepen die een bepaalde prestatie hebben geleverd in het zonnetje. Vanaf groep 4 kunnen kinderen zich opgeven voor extra lessen wereldoriëntatie en algemene ontwikkeling na schooltijd.
53
alleen basisvaardigheden. We hebben deelname aan de verlengde schooldag niet verplicht gesteld, maar de animo is groot.’
Directeur op de Vreewijkschool is Wim Hoogerboord. Over de werkwijze van de school zegt hij het volgende. ‘Wij werken met arrangementen en maken groepsplannen die daarop zijn geënt. In het groepsplan staan de arrangementen en vakgebieden en de daarbij behorende belemmerende en stimulerende factoren. De doelen die we stellen zijn vervat in te behalen vaardigheidsscores. Het denken in groepen bood voor ons uitkomst: alle subgroepen zijn in beeld en worden op de juiste wijze bediend. Op dit moment ontwikkelen we een standaard basisplan waarop leerkrachten kunnen voortborduren.’ Hoe kijkt de school naar opbrengsten? Hoogerboord: ‘We analyseren de leeropbrengsten minimaal twee keer per jaar. Tussentijds houden we evaluaties op grond van de resultaten van de methodegebonden toetsen en de informatie die de leerlingbesprekingen opleveren. De groepsleerkracht heeft hierin het voortouw. Die analyseert de resultaten en zet die af tegen het groepsplan. Door deze werkwijze krijgen alle leerlingen wat ze nodig hebben en dat maakt dat ze beter presteren.’
“Door onze werkwijze krijgen alle leerlingen wat ze nodig hebben en dat maakt dat ze beter presteren.” Arrangementen De Vreewijkschool heeft de afgelopen jaren deelgenomen aan een aantal trajecten gericht op het omhoog brengen van de resultaten. Hoogerboord noemt enkele voorbeelden. ‘We hebben meegedaan aan Deltaplus en zijn door de CED-Groep begeleid in het arrangementsdenken aan de hand van het onderwijscontinuüm. De zwakke beoordeling die we enkele jaren geleden kregen, veroorzaakte een urgentiebesef waardoor de hele school open kwam te staan voor verandering. We raakten gemotiveerd meer aan taalontwikkeling te doen, er anders mee om te gaan, meer sturend. Dankzij een ISO-traject konden we de interne begeleiding versterken.’ Hoogerboord signaleert een dilemma dat de focus op basisvaardigheden met zich meebrengt. ‘Doordat we in het reguliere programma negentien uur per week werken aan basisvaardigheden en de leerlingen drie uur gym krijgen, is er nauwelijks tijd voor andere vakken. Daar vallen de leerlingen op uit en in het vervolgonderwijs lopen ze tegen problemen aan.’
Werkdruk Hoogerboord is optimistisch over de resultaten die de verschillende interventies opleveren. ‘Binnen het team is een aantal effecten merkbaar. Zo zien we dat er meer overleg is tussen leerkrachten, er is meer eenheid. Het team beschikt over een groot verantwoordelijkheidsgevoel en er is een sterke gerichtheid op basisvaardigheden. Dit kan ook gevaren met zich meebrengen. We zijn ons zorgen gaan maken over de werkdruk, onder meer veroorzaakt door leertijduitbreiding en de planlast. Daar hebben we oplossingen voor gevonden. Zo zijn we gaan schrappen in overlegvormen.’
“De school zet zwaar in op ouderbetrokkenheid en heeft daar een duidelijke kwantitatieve doelstelling aan verbonden” De school zet sinds dit schooljaar zwaar in op ouderbetrokkenheid, heeft daar zelfs personeel op kunnen aanstellen. ‘We volgen hierin het beleid van bestuur en hebben er een duidelijke kwantitatieve doelstelling aan verbonden. Eerder voerden we de screening van Kaliber Kompas uit. De punten op het gebied van ouderbetrokkenheid die daar uitkwamen, zijn nu in het programma ouderbetrokkenheid opgenomen,’ aldus Hoogerboord. Sturing van het onderwijsproces Op grond van de ervaring die op de Vreewijkschool is opgedaan, heeft Hoogerboord een aantal adviezen aan collegascholen. ‘Zorg voor de beste mensen en zorg voor evenwicht binnen een sterk team. Koop krachtige begeleiding in en vertrouw daar vervolgens op. Richt alle pijlen op sturing van het onderwijsproces. Er werd bij ons ontwikkelingsgericht gewerkt, maar dat paste niet bij de doelgroep. Dat hebben we dus veranderd.’ Ook de beleidsmakers wil hij een advies meegeven. ‘Kijk niet naar de postcode maar naar de populatie van de school. Ongeveer een derde van onze leerlingen stroomt in van buiten de wijk, is zwak, met vaak zware thuissituaties. Erken deze omstandigheden en kijk met dit in gedachten naar toetsresultaten. Je moet die dan anders gaan interpreteren. Je moet dan kijken naar wat de toegevoegde waarde van een school is. Ik zou verder wensen dat het ministerie van OCW scherper kijkt welke scholen extra middelen nodig hebben en meer oog krijgt voor de problematiek die op de scholen speelt.’
Een mogelijke oplossing van dit dilemma is gelegen in de verlengde schooldag. De school heeft sinds leertijduitbreiding voor groep 4 tot en met 8. Hoogerboord: ‘Daardoor staan leerkrachten langer voor de klas en kunnen we weer aandacht geven aan andere vakken dan
54
55
Interview met Yvonne Laging van Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet
“Laat als directie zien dat je taal en rekenen belangrijk vindt” Accent Praktijkonderwijs is een school met vier vestigingen. Drie in Rotterdam en één in Capelle aan den IJssel. De vestiging in RotterdamHoogvliet is een relatief jonge loot aan de stam; de school bestaat sinds 2007. Sindsdien maakt de school onder leiding van locatiedirecteur Yvonne Laging een mooie ontwikkeling door. Ons gesprek vindt plaats onder moeilijke omstandigheden: de nieuwbouw van de school wordt net opgeleverd en om ons heen is het een en al hectiek. Desondanks weet Laging zich goed te concentreren op de inhoud.
57
moet een ding worden van elke mentor. Niet van de taalcoördinator. Dit jaar willen we de interne overdracht van verworvenheden bevorderen door degene met de beste resultaten collegiale consultatie te laten verzorgen bij collega’s.’
Praten over leeropbrengsten is voor het praktijkonderwijs relatief nieuw, zegt Laging. Voor Accent Praktijkonderwijs sluit dit aan op een ontwikkeling die al was ingezet. ‘Het feit alleen dat er discussie op gang wordt gebracht over de vraag of taal- en rekenuren effect hebben op onze leerlingen, is al waardevol. Nog niet zo lang geleden was de heersende opvatting dat leerlingen in het praktijkonderwijs aan hun plafond zitten, dat er weinig of geen groei mogelijk is. Door allerlei inspanningen, zoals het aanbieden van certificaatgerichte trajecten, zien we de resultaten echter toenemen. Nu, dankzij een project als Rotterdams Taal Effect, zie je dat nog duidelijker en door cijfers gestaafd.’ Mondig maken Een paar jaar geleden werd er binnen het praktijkonderwijs nog vies aangekeken tegen toetsen en het vaststellen van normen, stelt Laging. Inmiddels is het devies: dingen doen en kijken wat het oplevert, want meten is weten. ‘We merken dat er veel meer mogelijk is dan we dachten, dat er veel meer uit onze leerlingen te halen is, tot doorstroom naar het mbo aan toe. De huidige teneur is: ga niet uit van wat de leerlingen niet kunnen, maar van wat ze wel kunnen. Het taboe op toetsen en presteren is eraf; je merkt dat ook binnen het samenwerkingsverband.’
“Een paar jaar geleden werd er binnen het praktijkonderwijs nog vies aangekeken tegen toetsen en het vaststellen van normen.” Wat zijn leeropbrengsten voor het praktijkonderwijs? Laging: ‘Voor mij is dat vooral dat je ziet dat leerlingen verbaal sterker worden, dat ze zich kunnen presenteren. Dat heeft een directe link naar toekomstig werk en vergroot dus hun kansen. We maken de leerlingen letterlijk mondiger. Wij zijn een school met een kunst- en cultuurprofiel en gebruiken onder meer het vak drama om dat te bereiken. Daarin leren we leerlingen bijvoorbeeld een verhaal te verbeelden. We zijn überhaupt veel meer met taal bezig dan voorheen.’ Taal op de agenda Hoe geeft de school vorm aan opbrengstgericht werken? ‘We hebben binnen de organisatie iemand gefaciliteerd om de taal- en rekenresultaten te monitoren,’ zegt Laging. ‘Daarnaast hebben we taal prominent op de agenda gezet: alle docenten houden zich ermee bezig en zien dat het iets is wat blijft. Het is geen eenmalig iets. De taalaanpak trekken we door tot en met het vijfde leerjaar. De taalcoördinator houdt de verdeling van aandacht over de activiteiten in de gaten. De resultaten zien we door naar de toetsresultaten per mentorgroep te kijken. Door daar met elkaar over te discussiëren, door uit te wisselen, verbeteren we onze aanpak. Taalbeleid
58
“De resultaten zien we door naar de toetsresultaten per mentorgroep te kijken. Door daar met elkaar over te discussiëren, door uit te wisselen, verbeteren we onze aanpak.” Laging merkt op dat in het ontwikkelingsplan van de leerlingen veel doelen terechtkomen op het gebied van sociale vaardigheid, zoals op tijd komen, beleefd zijn, vragen om hulp. Er worden volgens haar relatief weinig talige doelen geformuleerd. ‘Het eerste is voor onze leerlingen heel belangrijk, maar het tweede is ook een succesfactor. De adviezen die we in de toetsrapporten aantreffen zijn in dat opzicht waardevol.’ Onderlinge competitie Laging geeft aan dat ze succes afmeet aan de resultaten op de taaltoeting, maar ook aan de aantallen branchecertificaten en AKAdiploma’s die leerlingen behalen. De resultaten op dit punt zijn de laatste jaren sterk toegenomen. ‘We kijken zelfs naar uitstroom naar werk. Al die gegevens gebruiken wij om het onderwijs te optimaliseren. Ik denk dat er nog degelijk effecten zijn te behalen. Al worden er gaandeweg ook plafonds bereikt. Je ziet het in het bewustzijn van docenten. Ze staan veel meer open voor didactische adviezen dan voorheen. Docenten vinden het niet leuk als hun leerlingen minder presteren. Er ontstaat een stukje onderlinge competitie. Men raakt enthousiast en gaat de lat hoger leggen.’
“We hebben taal prominent op de agenda gezet: alle docenten houden zich ermee bezig en zien dat het iets is wat blijft.” Ontwikkelpunt Welke trajecten heeft de school de afgelopen jaren doorlopen om het onderwijs te verbeteren? ‘Meerdere’, zegt Laging. ‘We hebben scholingen gehad die vooral gericht waren op de interpretatie van toetsen. Wat betekenen een uitslag? Hoe verhoudt het ene cijfer zich tot het andere? Waar wil je uitkomen, naar welk uitstroomprofiel werk je toe? Welke methodes zijn met name geschikt om individueel mee te werken? Wat bekent het als een kind binnenkomt met heel laag
59
IQ – wat is dan het hoogst haalbare en wat zijn dan de leerroutes? Kortom, we hebben ons gestort op individuele leerroutes. Ook differentiëren op het gebied van rekenen is daarbij aan bod gekomen – docenten missen heel praktische tools hoe je bijvoorbeeld iets uitlegt. Een punt waarop we naar mijn idee nog winst kunnen boeken, is klassenmanagement.’
“We doen het niet alleen. We hebben een vruchtbare samenwerking met andere scholen.”
60
Partners We doen het niet alleen, stelt Laging met nadruk. ‘We hebben een vruchtbare samenwerking met andere scholen. Natuurlijk met de scholen binnen onze eigen groep, maar ook met andere praktijkscholen in de regio. We voelen ons gesteund door onze bovenschoolse directie en het CVO-bestuur.’ En de gemeente? ‘Ik moet een compliment geven aan de wethouder en de programmaleider Beter Presteren: ze doen veel moeite om te begrijpen dat voor praktijkonderwijs andere eisen gelden dan voor het reguliere voortgezet onderwijs. Met de gemeente hebben we besproken hoe we dan toch resultaten kunnen laten zien. Er moet immers gemeten worden. Zo zijn we uitgekomen op kengetallen als: aantal diploma’s en certificaten, groei in taalniveau. Verder heb ik de gesprekken in het kader van Topklassen waardevol gevonden. In het begin constateerde ik dat het veel tijd kost om een en ander uit te pluizen en op te schrijven. Maar in tweede instantie stel ik vast dat we heel veel bruikbare tips hebben gekregen. Er wordt je een spiegel voorgehouden hoe je als school met data omgaat.’ Evenwicht Wat zijn alles bij elkaar genomen de succesfactoren die je zou willen delen met collega’s? Laging aarzelt niet: ‘Stel een coördinator aan en zorg voor voldoende facilitering. Ruim tijd in voor taalen rekenonderwijs. Zet het onderwerp op de agenda van de teamvergaderingen. Laat als directie zien dat je het belangrijk vindt. Zorg dat er een evenwicht ontstaat tussen aandacht voor taal- en rekenvaardigheden enerzijds en sociale vaardigheden, het halen van branchecertificaten en uitstroom naar werk anderzijds. Maar besteed vooral ook aandacht aan kunst- en cultuureducatie, aan drama en beeldende vorming, zoals wij op school doen. Een goede besteding van de vrije tijd is voor leerlingen in het praktijkonderwijs een ontzettend belangrijke succesfactor om beter te kunnen presteren. En investeer in scholing. Dat kost tijd en geld, maar betaalt zich terug. En, last but not least: zorg voor een open klimaat in de school waarin docenten elkaar tips kunnen en durven geven!’
61
Interview met Bas van Hamburg en Patricia Bender van Calvijn Meerpaal
“Door het handelingsrepertoire van docenten te verbeteren, kom je tot betere resultaten” Op Calvijn Meerpaal wordt leerwegondersteunend onderwijs verzorgd voor leerlingen met leer- en ontwikkelingsmoeilijkheden. Leerlingen kunnen er hun diploma vmbo-t halen of een intersectoraal programma volgen op het gebied van dienstverlening en commercie (basis en kader). De school maakt deel uit van scholengroep Calvijn, met vestigingen in Rotterdam en omgeving, en staat in de wijk Oosterflank (deelgemeente Prins Alexander). Bij het gesprek zijn aanwezig Bas van Hamburg, directeur, en Patricia Bender, zorgcoördinator. 63
(reproduceren, toepassen, inzicht) als middel om de leerprocessen van leerlingen inzichtelijk te maken. Dat is een tijdrovend karwei, maar een aantal secties werkt ermee en heeft de pta’s hierop ingericht.’
Op de vraag hoe de school, als zorglocatie, leeropbrengsten definieert, antwoordt Van Hamburg: ‘Leeropbrengsten zien wij breed. Als een leerling binnenkomt, is voor ons doelstelling nummer één: het wegwerken van achterstanden van minimaal anderhalf jaar op diverse onderdelen. In het eerste jaar probeer je dus de min weg te werken of een aanzet daartoe te leveren.’
“Onze eerste opdracht is om de problemen waarmee de kinderen binnenkomen te reduceren.” Hamburg geeft aan dat de school veel expertise in huis heeft en veel werk maakt van het in kaart brengen van de achterstanden. ‘Als het gaat om de aanpak van taalachterstanden, dan zoeken we die niet uitsluitend in een extra uur Nederlands. Er speelt vaak meer dan achterstanden. Kinderen zijn vaak ook sociaal-emotioneel beschadigd. Onze eerste opdracht is om de problemen waarmee de kinderen binnenkomen te reduceren. We hebben 500 leerlingen, waaronder 120 rugzakleerlingen. Die vallen onder verschillende clusters, waardoor we met veel partijen te maken hebben. Die mensen proberen we te binden aan de klas of de betreffende leerling.’ Bender vult aan: ‘We proberen op onze school de voorwaarden te scheppen om te leren. We focussen niet alleen op het leren in didactisch opzicht. De mentor heeft een heel uitgebreide rol – die is het eerste aanspreekpunt voor de leerlingen. Leerdoelen worden met de mentor vastgesteld en het laatste lesuur brengen ze met hun mentor door. De leerdoelen worden gedeeld met de ouders tijdens een jaarlijks terugkerend kennismakingsgesprek tussen ouders en mentor.’ Managementinformatie De school heeft een taal- en rekengroep ingesteld om de opbrengsten op deze gebieden te bevorderen. Deze groepen brengen regelmatig zaken als begrippenlijsten, gezamenlijk te hanteren strategieën e.d. onder de aandacht van de teams. Bender: ‘Spilfiguur binnen de taalwerkgroep is de taalcoördinator, die activeert, motiveert en attendeert. Taalbeleid beperkt zich niet tot het vak Nederlands; taal wordt herhaaldelijk en stelselmatig onder de aandacht van het hele team gebracht. De effecten van het beleid zijn te merken in de uitslagen op Diataal.’ De school werkt met MagnaView, een aanvullende module bij het schooladministratiesysteem. MagnaView levert informatie voor zowel management als docenten. Van Hamburg: ‘Dit instrument helpt ons bij het opbrengstgericht werken. We maken er structureel gebruik van. De vraag hoe de leerlingen in een bepaald jaar hebben gescoord, is bij ons onderwerp van gesprek. Zo nodig doen we herhalingsonderzoek op microniveau en zetten we remedial teaching in. We kijken waar leerlingen laag op scoren en stellen vast wat ze nodig hebben. We gebruiken RTTI
64
“We maken er geen sluitpost van en geven het een duidelijke plaats in het rooster; op lange termijn levert dat meer op!” Effecten Calvijn Meerpaal geeft taalontwikkeling een duidelijke plaats in het schoolbeleid. Dat draagt volgens Van Hamburg en Bender het meest bij aan het verbeteren van de leeropbrengst op dit gebied. ‘We laten taalbeleid regelmatig terugkomen in teamvergaderingen. We halen experts in huis en kijken wat er nodig is. We vragen mensen om hun mening en betrekken hen erbij; we vermijden frontale presentaties. We maken er geen sluitpost van en geven het een duidelijke plaats in het rooster; op lange termijn levert dat meer op! Immers, maak je een slag op het gebied van lezen, dan gaan de leerlingen op andere terreinen ook vooruit,’ aldus Van Hamburg. Bender vult aan: ‘We volgen nieuwe ontwikkelingen op de voet, en kijken wat er verbeterd kan worden. Bij ons is er geen sprake van dat dingen niet kunnen. We zijn altijd op zoek naar wat er nog mogelijk is.’ Van Hamburg: ‘Dit alles vraagt veel van onze docenten. We moeten blijven zoeken naar zaken die efficiënter kunnen. Dat is de uitdaging waar we in het gehele onderwijs de komende jaren voor staan, omdat de huidige bekostiging gewoon niet voldoende is om volgens de gangbare methoden onderwijs te blijven geven.’ Stedelijke netwerken De school voelt zich ondersteund door het bestuur waaronder zij valt. Van Hamburg: ‘Via CVO doen we het traject Pedagogische tact, onder leiding van Luc Stevens. Hierin wordt een revitalisatie beoogd van wie je bent als docent, wat je kunt enzovoort. Het project is bedoeld om mensen nieuwe energie te geven. We doen ook mee aan collegiale visitatie.’ Als zorgschool neemt de school actief deel aan het samenwerkingsverband. ‘Dat vormt een positieve aanvulling op de schoolontwikkeling. We praten mee, ook om te beïnvloeden en ons steentje bij te dragen. We willen als Rotterdamse scholen samen verder komen.’ Ook binnen de stedelijke verbanden participeert de Meerpaal actief. ‘In het kader van Beter Presteren doen we mee aan School aan zet en aan ouderbetrokkenheid. Daarnaast doen we mee aan Topklassen. Dat is een traject waar we aanvankelijk wat scepsis over hadden, maar de adviezen die het oplevert, ervaren we als waardevol. We beschouwen dit als cadeautjes – dingen die we anders niet zouden
65
kunnen doen. Zo zien wij ook het inspectiebezoek. Naar de analyse en adviezen van de inspectie kijken we altijd reikhalzend uit. We vinden het belangrijk om in dit soort verbanden eenzelfde constructieve houding aan te nemen als we van onze leerlingen verlangen,’ aldus Van Hamburg. Resultaten verantwoorden Ten aanzien van het stedelijk programma Beter Presteren geeft Van Hamburg aan dat hij het lastig vindt de resultaten op het gebied van taal uitsluitend in cijfers te vatten. Volgens hem doet dat niet altijd recht aan de resultaten. Het format van Topklassen vindt hij beter. ‘De gemeente zou deze werkwijze ook kunnen toepassen op andere trajecten. Mensen met verstand van zaken en kennis van onderwijskundige processen komen op school en doen een soort visitatie. Wij hebben liever geen afstandelijke gemeente waar je cijfers naartoe stuurt, maar geven de voorkeur aan een gemeente die het gesprek met je aangaat. Die kijkt naar wat scholen met hun leerlingen bereiken, gelet op hun situatie.’
“Naar de adviezen van de inspectie kijken we altijd reikhalzend uit.” De school heeft veel landelijke bijeenkomsten bijgewoond in het kader van passend onderwijs. Daarvan zegt Van Hamburg: ‘Er is zoveel! Het is bijna niet mogelijk alles te volgen. De wet op passend onderwijs, de rugzakregeling – ze zijn zo vaak bijgesteld. Het is moeilijk om bij te blijven. Ons advies aan de rijksoverheid zou zijn: spring zuiniger om met het verspreiden van informatie en pas niet voortdurend regelingen aan.’
“Maak je een slag op het gebied van lezen, dan gaan de leerlingen op andere terreinen ook vooruit.”
Menukaart uitbreiden Bender geeft aan wat zij vanuit haar ervaring als tip aan andere scholen zou willen meegeven: ‘Wees niet angstig en houd niet krampachtig vast aan wat je doet, maar ga op zoek naar mogelijkheden. Dúrf! En… maak dingen niet te groot. Zie een gewenste vernieuwing niet als iets heel complex. Probeer praktische handgrepen te vinden, kleine dingen te doen waardoor je een begin van vernieuwing realiseert. Fouten maken moet kunnen. Er gaat ook bij ons regelmatig wat mis, maar je leert ervan en komt verder!’ Van Hamburg vult aan: ‘Het allerbelangrijkste om te komen tot betere resultaten is het handelingsrepertoire van docenten verbeteren, hun ‘menukaart’ uitbreiden. Bewustzijn creëren dat het repertoire misschien soms op de schop moet. Specifiek voor onze school geldt ook: hoeveel en welke zorg moet je geven? Door de leerlingen te vragen wat zij nodig hebben, kom je daar achter en dan blijkt het van hen soms niet allemaal te hoeven. Ga dus niet overal voetstoots van uit. Veel leerlingen kunnen vaak goed verwoorden wat hun problemen zijn en wat zij nodig hebben.’
66
67
Interview met Selma Klinkhamer van De Wielslag
“Als we het met z’n allen doen, dan gaat het ’t best” De Wielslag is een openbare school voor vmbo in de Afrikaanderbuurt in Rotterdam-Zuid. Selma Klinkhamer is er sinds kort directeur. Een school met achterstallig onderhoud, er moet dan ook van alles worden opgebouwd.
69
Children’s Zone (leertijduitbreiding). Wel denk ik dat de samenwerking tussen primair en voortgezet onderwijs meer gestimuleerd zou kunnen worden. Dat gebeurt wel binnen ons eigen bestuur.’
De resultaten van onze school zijn wisselend, vertelt Klinkhamer. ‘De trend was positief; de school had eervorig jaar nog zesennegentig procent geslaagden. Maar door samenvoeging van twee locaties en een directieloze periode vielen de examenresultaten het afgelopen jaar tegen. We hebben de inspectie uitgenodigd om te komen praten en met ons mee te denken. Overigens heeft ook de nieuwe examenregeling invloed gehad op de resultaten.’
“Onze missie is: goede vakmensen afleveren die ook voor de maatschappij van waarde zijn en ertoe doen.” Goede burgers Klinkhamer vindt Rotterdams Taal Effect een goed voorbeeld van opbrengstgericht werken. ‘De beginsituatie in kaart brengen en na verloop van tijd vorderingen bekijken en streven naar een goed gemiddelde – dit soort werkwijzen vind ik belangrijk. Ik ben blij met het bestuurlijk en gemeentelijk beleid wat dit betreft. Echter, dat onze leerlingen goede burgers worden, is misschien nog wel belangrijker. Dat is onze missie. Goede vakmensen afleveren die ook voor de maatschappij van waarde zijn en ertoe doen. Leeropbrengsten zou je moeten terugzien in de doorstroom naar mbo en ten slotte in het vinden van een baan.’ Wordt er op De Wielslag opbrengstgericht gewerkt? Klinkhamer is daar helder over: ‘Nee. We moeten zelfs nog over zoiets fundamenteels als toetsing gaan nadenken. We gaan daar op vakoverstijgend niveau naar kijken: wat ben ik nu eigenlijk aan het toetsen. Leveren de toetsen betrouwbare gegevens op? En: wat is precies het doel van de toetsing?’ De school is volgens Klinkhamer nog volop in ontwikkeling. ‘Iets waar we mee bezig zijn, is leertijduitbreiding. En als je kijkt naar de vaksecties, dan zie je dat bijvoorbeeld de technieksectie het goed doet. De docenten weten hoe ze zich willen ontwikkelen en hoe ze de resultaten kunnen verbeteren. Bij de algemene vakken ligt dat ingewikkelder. De sectie Nederlands vormt daarop een gunstige uitzondering – daar zit ontwikkeling in. Een voorbeeld is de inzet van een middel als Nieuwsbegrip. De opdracht is nu om een taalbeleid neer te zetten waar iedereen zich aan committeert.’
Veel dingen regelt de school zelf, zegt Klinkhamer. Ze noemt de opzet van huiswerkbegeleiding, toetstraining, taallessen voor ouders, samen met de basisscholen. ‘Met loopbaanoriëntatie zou je eigenlijk al in groep 7 moeten starten. De keuze van kinderen voor het vmbo zou een positieve moeten zijn in plaats van: ik kan niet beter, dus ik moet naar het vmbo. Je zou ouders hierbij moeten betrekken. Daar is naar mijn mening veel mee te winnen.’
“Goede docenten verdiepen zich in de leerstijlen van hun leerlingen en borduren daarop voort. Maar vooral: voelen zich medeverantwoordelijk voor hun resultaten.” Met z’n allen Op de vraag wat volgens haar essentieel is om betere taalresultaten te behalen, stelt Klinkhamer: ‘Als we het met z’n allen doen, als iedere docent taaldocent is, dan gaat het ’t best. Wanneer alle docenten weten hoe je tot betere taalresultaten kunt komen, hoe je dat kunt stimuleren en motiveren, dan hebben we een belangrijke slag gewonnen. Taal verwerf je bij alle vakken, en je kunt ook je heel goed taal verwerven door vakken als drama. Leerlingen moeten lezen weer leuk gaan vinden. Hoe je dat bereikt? Misschien wel door voor te lezen. Of door ouders erbij te betrekken die met kinderen willen lezen. Door de actualiteit erbij te halen, zoals Nieuwsbegrip doet.’ Klinkhamers advies: zoek commitment van het team. ‘Verbind hen aan de doelstellingen die je gezamenlijk wilt halen. Zoek het vooral niet in nog meer Nederlands, daar zit het hem niet alleen in. Zoek creatief naar alternatieve werkvormen die stimuleren en motiveren. Laat het onderwerp niet inzakken, houd het op de agenda. Maak alle leergebieden er verantwoordelijk voor.’ En, last but not least: ‘Je goed voelen, je veilig voelen, gezien worden, is een conditie voor goed presteren. Goede docenten verdiepen zich in de leerstijlen van hun leerlingen en borduren daarop voort. Maar vooral: voelen zich medeverantwoordelijk voor hun resultaten.’ Afrekenen Enthousiast vertelt Klinkhamer over een studiereis naar Toronto die ze vorig jaar maakte. ‘Ik heb geproefd en meebeleefd hoe het onderwijs daar georganiseerd is. Ik was onder de indruk. Het heeft me enorm gestimuleerd en geïnspireerd. Daar wordt all inclusive-onderwijs geboden; geen kind mag buiten de boot vallen!’
Zelf regelen Heb je iets aan de partijen buiten de school? ‘Ik krijg zeker concrete steun van het bestuur, bijvoorbeeld als ik verantwoording moet afleggen bij de ISO-commissie. En ik voel me gesteund door de scholengroep waarin wij zitten. We zorgen voor een soepele overdracht van leerlingen, halen expertise bij elkaar weg en werken op verschillende terreinen samen. Ook de gemeente heeft goede initiatieven – denk aan het veiligheidsplan en de
70
71
Ik heb het gevoel dat wij meer aan het afrekenen zijn, dan eruit halen wat erin zit. We kijken te veel naar wat leerlingen niet kunnen. In Toronto moeten kinderen ook de taaltoets halen, maar dat is wel hun eigen verantwoordelijkheid. Het komt daar vanuit de kinderen zelf. Daardoor zie je gemotiveerde leerlingen. Wij gaan er te veel bovenop zitten.’
“Verbind het team aan de doelstellingen die je gezamenlijk wilt halen.”
72
Volgens Klinkhamer zouden we ernaar moeten streven om dat pedagogisch-didactische klimaat hier ook te vestigen. ‘Niet: wat wil de docent van me, maar: ik wil dat en dat leren! We ontnemen leerlingen de intrinsieke motivatie. Dat ontneemt het landelijk beleid ons door te stellen: jullie moeten het beleid uitvoeren zoals wij denken wat goed is voor de leerlingen.’
73
Interview met Eric van ’t Zelfde van OSG Hugo de Groot
“De docent moet zijn vak beheersen, moet enthousiasmeren en aanwakkeren” OSG Hugo de Groot is een openbare scholengemeenschap in Rotterdam-Charlois. Eric van ’t Zelfde is er drie jaar directeur. Sinds zijn komst is er veel gebeurd. Er zijn drastische stappen genomen om de school te transformeren naar een goed presterende school. De school gaat dit schooljaar van ‘zwak’ naar ‘voldoende’.
75
succesvol hebben in het vervolgonderwijs. En we proberen invloed te krijgen op het basisonderwijs. Dat pakken we als volgt aan. Leerlingen van groep 7 en 8 geven we iedere dag, op onze school, een uur les. Daar hebben afgelopen jaar zo’n 250 leerlingen aan meegedaan. Dat komt niet uitsluitend ten goede aan OSG Hugo de Groot, want veel leerlingen gaan nadien gewoon naar een andere vo-school. Wel zien we onze leerlingpopulatie gestaag stijgen.’ Van ’t Zelfde begint met het relativeren van de focus op landelijke normen. ‘Het publiek dat onze school binnenkomt heeft een achterstand van minimaal twee jaar op taal en rekenen. Als je dan een vergelijking maakt met de landelijke normscore, waar ben je dan mee bezig? Ruim negentig procent van de leerlingen is op allerlei gronden risicoleerling. We moeten bij deze leerlingen werken aan levenshouding, burgerschapsvorming, omgangsvormen en zelfvertrouwen. Als we dan kijken naar de slaagpercentages, de eindexamengemiddelden, de uitstroom en afstroom, dan is het niet verwonderlijk dat de school als zwak uit de bus komt.’
“We zijn het vakmanschap gaan benadrukken.” Zijn probleem met de eenzijdige beleidsfocus illustreert Van ’t Zelfde met een voorbeeld. ‘In het eerste leerjaar stroomt een leerling in met vwoadvies. Op grond van verschillende indicatoren moet deze leerling als ‘risicoleerling’ worden gezien. Als wij deze leerling aan een havodiploma helpen, dan hebben wij wonderen verricht. Maar volgens de inspectie is dit afstroom! Wij kiezen in dat geval voor het kind en niet voor onze IDUgegevens.’ Vakmatigheid Wat hebben jullie gedaan en waar zijn jullie mee bezig om de gewenste opbrengsten te halen? Van ’t Zelfde legt uit: ‘Om te beginnen hebben we een aantal zaken afgeschaft die naar ons idee ten grondslag lagen aan het probleem, zoals groepsleren en andere nieuwe-lerenachtige zaken. We hebben de kernteams afgeschaft en zijn juist het vakmanschap gaan benadrukken. De docent moet zijn vak beheersen, moet enthousiasmeren en aanwakkeren. En de leerling moet eigenaar zijn van zijn leerproces. Zo komt kennisoverdracht tot stand. Vervolgens hebben we de taallessen verdubbeld: geen 3 maar 6 uur in de week; enkele klassen krijgen zelfs 7 uur taal. Daarbovenop doen we ‘robuust lezen’, dat betekent dat we met de leerlingen fictie lezen. Rekenen en wiskunde is van 3 naar 6 uur gegaan – voor beide vakken hebben we dus het aantal lesuren verdubbeld.’ ‘Hoe we dat voor elkaar krijgen? Het eist veel van leraren én van leerlingen. Het betekent een enorme investering. Leerlingen maken schoolweken van 38 à 40 uur. Maar we zijn ervan overtuigd dat de resultaten hierdoor verbeteren. De examenresultaten zijn aanmerkelijk beter geworden. Ik noem mijn docenten dan ook met trots de ‘helden van Zuid’.’
“We hebben de taal- en rekenlessen verdubbeld.” Erepoort Wat hebben jullie gedaan om een klimaat voor beter presteren te creëren? Van ’t Zelfde: ‘We hebben gezorgd voor vakdocenten voor de klas die hun vak verstaan. We hebben een eigen lesconcept ontwikkeld. Aan elke les moet te zien zijn dat het een les is van onze school. Daar hoort het begrip ‘activerend’ bij. We hebben het spijbelen teruggedrongen. We hebben gezorgd voor rust en duidelijkheid in het gebouw. De docenten hebben we getraind in het vertonen van voorbeeldgedrag. Leerlingen kunnen aangeven wat ze goed of niet goed vinden aan een docent. We hebben een actieve leerlingenraad en ouderraad. We doen veel aan het organiseren van reizen, excursies en activiteiten, activiteiten die altijd duidelijke leerdoelen hebben. We enthousiasmeren leerlingen om te leren, om prestaties te leveren. We stimuleren leraren om die prestaties te belonen, om positieve brieven naar huis te sturen. Daarvoor hebben we een uitdagend beloningssysteem ontwikkeld. We hebben een erepoort voor leerlingen die een bijzondere prestatie hebben neergezet.’ Topdocenten Het vakmanschap waar je het over had, hoe werken jullie daaraan? Van ’t Zelfde: ‘We hebben het lerarenbestand binnen de sectie Nederlands drastisch vernieuwd. We beschikken nu over een groep zorgvuldige geselecteerde topdocenten. Die maken met elkaar afspraken over het onderwijs. Maar niet alleen de kwaliteit van de sectie Nederlands is verhoogd – die van alle vaksecties. Binnen die secties is de sectievoorzitter heel belangrijk; die bepaalt de kwaliteit van het onderwijs voor zijn vak.’ Wat zijn de cruciale punten? ‘Als je Nederlands onverzorgd is, als je taalvaardigheid niet op orde is, kom je bij alle vakken in de problemen. Denk aan talige vakken als geschiedenis, aardrijkskunde, biologie. Als je de kernvakken niet beheerst, heeft dat verregaande consequenties. Daarnaast is volgens mij de kwaliteit en het opleidingsniveau van de docent doorslaggevend voor beter onderwijs en dus voor beter presteren. En de energie en passie. En… je kunt het niet alleen. Je hebt de betrokkenheid van ouders en het thuismilieu nodig.’
‘We hebben ons naar de buitenwereld toe met succes geprofileerd met kwalificaties als ‘8 tot 5-school’ en ‘niet zonder diploma van school’. Het gaat echter niet uitsluitend om een diploma; we willen onze leerlingen ook
76
77
Op de vraag of bestuur en gemeente behulpzaam zijn, antwoordt Van ’t Zelfde: ‘Bij het doen van aanvragen in het kader van Beter Presteren, levert het bestuursbureau goede ondersteuning. En de gemeente helpt, maakt veel mogelijk. Al mis ik wel eens de dialoog. En de regeltjes zijn niet altijd plausibel: zo worden bijvoorbeeld de middelen voor Beter Presteren niet gebaseerd op de sociale omgeving waar de leerlingen vandaan komen, maar op de wijk waar de school staat. Dat lijkt mij niet terecht.’
“Aan elke les moet te zien zijn dat het een les is van onze school.” Focus op vakken Wat zou je andere scholen willen meegeven? ‘Grijp in op het primaire proces. En zorg voor focus op de vakken. Kijk naar het basisonderwijs. Daar staan leraren voor de klas die alle vakken geven aan dertig kinderen van uiteenlopend niveau. Die kinderen krijgen onvoldoende aandacht, worden onvoldoende op hun niveau bediend. Ik durf de stelling aan dat de inrichting van het basisonderwijs grotendeels verantwoordelijk is voor de huidige achterstanden.’ En heb je nog een advies aan de overheid? ‘De gemeente zou ik willen adviseren: vereenvoudig de bureaucratische rompslomp bij regelingen als Beter Presteren. Heb meer oog voor de situatie van de scholen met hun specifieke doelgroepen. De rijksoverheid zou ik willen oproepen iets aan de salariskant te doen. We hebben leraren nodig die leerlingen slimmer maken. Leraren hebben een belangrijk aandeel in de kenniseconomie. Vroeger leverde het leraarschap een goed pensioen op. Geef de docent van nu een belastingvrije voet, bijvoorbeeld van tienduizend euro, en geef hem een eindloonpensioen. Als wij het vak niet op deze wijze aantrekkelijker maken dan wordt het tekort aan docenten nog onacceptabeler dan het nu al is.’
78
“Binnen de secties is de sectievoorzitter heel belangrijk. Die bepaalt de kwaliteit van het onderwijs voor zijn vak.”
79
Interview met Erik Zevenbergen van Libanon Lyceum
“Taal Effect is het vliegwiel waarmee je andere processen in gang zet en versnelt” Libanon Lyceum is een openbare scholengemeenschap voor mavo, havo en vwo met ruim twaalfhonderd leerlingen in de Rotterdamse wijk Kralingen. Doordat de jongerejaars en ouderejaars verdeeld zijn over twee gebouwen, voelen de leerlingen zich veilig en gekend op de school. Erik Zevenbergen is er rector.
81
Zevenbergen wijst op de voorbeeldige rol van de besturen in dit project: faciliterend, met Paul Scharff van het Erasmiaans in een coördinerende rol. ‘Die doet dat goed. Geeft aan: zo gaan we het doen, dat zijn de benchmarks. Er gaat enthousiasme en inspiratie van uit. Natuurlijk is het nodig de zaak op het spoor te houden. Er moeten voortrekkers zijn die zeggen: we blijven gaan! Het risico van inzakken is groot. Het echte werk moet in de scholen gebeuren!’ ls het gaat om het halen van resultaten kijkt Zevenbergen in eerste instantie naar de bekende resultaatgebieden: doorstroompercentages, rendement onderbouw-bovenbouw, aantallen zittenblijvers en examenresultaten. ‘Speciaal aandachtspunt is voor mij het hiaat tussen onderbouw en bovenbouw: de discrepantie tussen de gemiddelde cijfers van de derde en vierde klas. En natuurlijk – mede op instigatie van de inspectie – het verschil tussen het cijfer voor het schoolexamen en het centraal examen. Dat dwingt je scherp te blijven. De verzwaring van de exameneisen voor de kernvakken vormt natuurlijk ook een aandachtspunt.’ Voor Zevenbergen is het plaatje hiermee niet compleet. ‘Hiertegenover staat de warme school. Dat zit heel sterk ingebakken in de cultuur. Gevaar is dat je dit element niet meer expliciteert omdat het zo onderdeel is van de schoolcultuur. Wij besteden veel aandacht aan competenties, aan sociale vaardigheden zoals samenwerken, verantwoordelijkheid nemen, presenteren en doorzetten. We organiseren ‘student led conferences’ vanaf het eerste jaar. Dit soort dingen maken we expliciet door doelen te formuleren en deze op te nemen in het ontwikkelingsplan van de leerlingen.’
“We besteden veel aandacht aan competenties en sociale vaardigheden zoals samenwerken, verantwoordelijkheid nemen, presenteren en doorzetten.” Taal Effect Zevenbergen vindt dat Rotterdams Taal Effect een belangrijke rol speelt in het streven naar opbrengstgericht werken. ‘Vooruitgang op het gebied van taal meten we af aan de resultaten op Diataal. Daaraan zien we hoe het gesteld is met begrijpend lezen, met woordenschat, wie de zwakke lezers zijn. Met de uitslagen kun je daadwerkelijk iets; daaraan zien we of er vooruitgang is.’ Of er vervolgens ook meer leerlingen overgaan en ten slotte slagen voor hun examen, dat is een volgend chapiter: ‘Daar spelen ook andere factoren een rol in. Hoe streng ben je bij de intake; hoe goed is je determinatieprocedure? Al met al beschouwen we Taal Effect als het vliegwiel waarmee je andere processen in gang zet en versnelt. Doel van het hele taalbeleid is dat leerlingen beter gaan presteren bij andere vakken. Een vak als wiskunde kent bijvoorbeeld een behoorlijk talige component. Het gaat kortom om transfer.’
“Een groepje docenten dacht en besliste mee, de directie leverde de faciliteiten.” Rigoureus Wat heeft Libanon Lyceum gedaan om de taalresultaten te verbeteren? ‘Bij de start van Rotterdams Taal Effect besloten we niet te volstaan met een uurtje extra taaltraining. We besloten het rigoureus aan te pakken. Alleen zo zouden we de fikse achterstanden kunnen wegwerken. We trokken vijf uur extra taal uit voor de groep met de grootste achterstand: vooral de traditionele mavo/havo-klassen. We verzekerden ons ervan dat er een flinke groep mensen achter wilde staan, we zetten er een taalcoördinator op en nodigden een paar docenten uit het programma te gaan schrijven. Na het eerste jaar evalueerden we. We hadden een mooi programma gemaakt en de vorderingen na het eerste jaar waren erg goed. Wel hadden we moeite om vijf uur te vullen. Het werden vier uur in de eerste en twee uur in de tweede klas. De speerpunten werden gekozen – technisch lezen, begrijpend lezen en woordenschat. Dit werd vertaald in het taalbeleidsplan. Een groepje docenten dacht en besliste mee, de directie leverde de faciliteiten.’ Plezier krijgen in lezen Hoe creëer je een klimaat waarin betere taalprestaties worden geleverd? Volgens Zevenbergen is een belangrijke factor dat de school er een punt van heeft gemaakt. ‘We stralen uit dat het belangrijk is, dat je betere kansen hebt als je je taal goed beheerst. Dit hebben we naar de leerlingen toe positief gebracht: hiermee vergroot je je kansen. Leerlingen vatten het ook zo op, niet als straf of verplichting.’ Een voorbeeld van wat de school concreet doet om de taalresultaten te verbeteren, is fictielezen. Zevenbergen: ‘Fictielezen hebben we tot een speerpunt in de school gemaakt. Fictie legt een relatie met wat kinderen bezighoudt en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de persoonlijke vorming. Door het lezen van verhalen krijgen leerlingen meer plezier in lezen. Daardoor krijgen ze een andere kijk op lezen: lezen kan leuk zijn, verrijkend, en heeft te maken met je eigen leefomgeving.’
Zevenbergen belicht nog een ander aspect van Taal Effect: de kennisdeling in clusterbijeenkomsten. ‘Dat is zo belangrijk! Het is pure is kruisbestuiving. Dates maken, bij elkaar op bezoek gaan – daar is enorm veel winst te halen. Concurrentiegevoel is er op dit niveau nauwelijks of niet.’
82
83
De school heeft een werkgroep taalbeleid waarin kritisch wordt gekeken naar ‘wat werkt’. ‘Bijvoorbeeld de invoering van fictielezen – daarvan zagen we: het wordt leuk! Kinderen bezoeken met plezier die lessen. Ze hebben het gevoel dat ze er wat aan hebben. Dat nuttigheidsaspect zien we bijvoorbeeld ook bij schrijfopdrachten bij de verschillende vakken, waarbij we een gemeenschappelijke aanpak hanteren. Verder laten we leerlingen woordenlijstjes aanleggen per vak, maar ook van algemene schooltaalwoorden zoals beargumenteren, definiëren en verklaren.’
Duidelijk communiceren Zevenbergens advies aan andere scholen: maak het onderwerp belangrijk! ‘Het gaat niet alleen maar om een extra uur taal. De acties die je onderneemt op het gebied van taal, communiceer die duidelijk, zowel naar docenten als leerlingen. Draag ook je successen uit: we investeren in taal, maar het loont de moeite. Je hebt alle vakken ontzettend hard nodig om de leerlingen op taalgebied verder te brengen. Het kost een hoop energie om alle docenten erbij te betrekken. Dus: communiceer duidelijk en betrek iedereen erbij. Roep – zodra de toetsresultaten bekend zijn – het onderbouwteam bij elkaar en bespreek met elkaar wat er is gedaan en wat voor effect dat heeft gehad.’
“We besloten niet te volstaan met een uurtje extra taaltraining, maar het rigoureus aan te pakken.” Zevenbergen vertelt ook iets over de ontwikkelingen op het gebied van rekenen. ‘Bij binnenkomst nemen we de ABC-toets af. Deze laat de hiaten zien. We worstelen nog met de vraag hoe we hiermee aan de slag gaan. De ervaring leert dat een apart rekenuur, los van wiskunde, niet zo goed werkt. Daarvoor is de problematiek te gedifferentieerd. Het is nodig bepaalde hiaten gericht aan te pakken. Dat is lastig te regelen, over de klassen heen. We zoeken nu naar een methode met aparte katernen, met mogelijkheid om te differentiëren. Hier is duidelijk nog een wereld te winnen. Tot op heden loopt de ontwikkeling van rekenen nog achter op die van taal. Er wordt minder het nut van ingezien en dat betekent automatisch minder aandacht. Dat moet veranderen.’
“We stralen uit dat je betere kansen hebt als je je taal goed beheerst. Leerlingen vatten het ook zo op, niet als straf of verplichting.” Taal en de andere vakken Zevenbergen vat de inspanningen op het gebied van taal als volgt samen. ‘We hebben breed ingezet, een ommezwaai gemaakt. Dat heeft een goed rendement opgeleverd; onze inzet is de moeite waard geweest. Maar er zijn nog stappen te nemen. Het volgende hoofdstuk is: taal en de andere vakken. Daarop moeten we nog resultaten gaan boeken. De leerlingen vinden het in ieder geval leuk; bij het aanleggen van woordenlijsten hebben ze een actieve rol – ook dat kweekt betrokkenheid. Het is moeite waard, maar we zullen een aantal jaren nodig hebben om alles goed op de rails te krijgen en oplossingen te vinden. Op den duur moet dat merkbaar zijn in de indicatoren die de gemeente heeft aangegeven.’
84
85
Interview met Johan Bolomey van Melanchthon Schiebroek
“Het is mooi om aan de hand van data over het onderwijs te kunnen praten” Melanchthon Schiebroek maakt deel uit van een grote scholengroep met acht vestigingen, verspreid over Rotterdam en Lansingerland. De scholengroep valt onder het CVO-bestuur. De vestiging in Schiebroek biedt mavo tot en met gymnasium aan; mavoleerlingen gaan na de brugklas naar een ander gebouw. Johan Bolomey is adjunct-directeur op deze vestiging.
87
Bolomey merkt op dat – als het gaat om opbrengsten – de nadruk de laatste jaren is komen te liggen op ‘harde’ leeropbrengsten: examenresultaten, de relatie tussen centraal examen en schoolexamen, de kwaliteitskaart en de rapportages daarover in krant en tijdschrift. Over dat laatste is hij niet echt blij, ‘want de relatie tussen kwaliteit en oordeel is niet altijd transparant’. Sturen op docentgedrag Hoe is Melanchthon Schiebroek hiermee omgegaan? Bolomey: ‘We zijn een echte ‘opbrengstenschool’ geworden. We nemen opbrengsten heel serieus. Jaarlijks presenteren we intern de resultaten van het eindexamen aan de hand van Vensters voor Verantwoording. Het gaat dan om de vier ‘resultaatgebieden’: onderbouw, bovenbouw, doorstroom en examenresultaten. Op alle vier de gebieden zijn wij fors aan het sturen gegaan. Om een voorbeeld te geven: als blijkt dat de verhouding tussen schoolexamen en centraal examen niet klopt, dan gaan we daarover met de betreffende leerkracht of sectie in gesprek. We kijken naar de oorzaken en de mogelijkheden om de discrepantie te verkleinen.’ Voorheen keek de school meer naar de ‘warme’ kant, de laatste jaren vooral naar de ‘harde’ kant. ‘We zijn nu zover dat we op zoek gaan naar de balans,’ zegt Bolomey. ‘Het gaat weer over het onderwijs. Dat staat niet los van resultaatgericht werken. Integendeel. Het gaat om de vraag: hoe bereik je dan die resultaten.’ De positie van de docent is gaandeweg veranderd, stelt Bolomey. ‘Voorheen was de docent een betrekkelijk autonoom opererend iemand. Tegenwoordig is hij meer afhankelijk van de kaders van de school. We sturen als school veel sterker op docentgedrag dan voorheen.’
“We zijn een echte opbrengstenschool geworden.”
gegevens aan de hand van Datateams. Dat dwingt de organisatie om beter te administreren, om overal de gegevens vandaan te halen en te combineren.’ Om daar vervolgens op een goede manier mee om te gaan, is nog niet zo eenvoudig als je zou denken. Opbrengstgericht werken levert niet altijd eenduidige adviezen op, zegt Bolomey. ‘Zo wezen data uit dat de heterogene brugklas zijn langste tijd heeft gehad. We constateerden dat leerlingen bijna altijd afstromen naar het lagere niveau. Vandaar dat we nu overwegend met homogene brugklassen werken. Dat betekent ook dat we ouders niet langer een worst voorhouden; het is duidelijk waar we met een leerling op mikken.’ Taal Effect Het andere spoor is Rotterdams Taal Effect. In het kader daarvan zijn inmiddels alle eerste en tweede klassen getest. ‘We zijn met name enthousiast over de gegevens die Taal Effect oplevert en de platformbijeenkomsten. Het is mooi om aan de hand van data over het onderwijs te kunnen praten. Je zit samen met andere scholen als vakmensen om de tafel, ongeacht de denominatie.’ Bolomey geeft aan dat de school inmiddels in een proces zit dat nog wel enkele jaren in beslag neemt. ‘Rekenen loopt nog achter op taal, ondanks de prikkel van de rekentoets die eraan komt. Voor rekenen hebben we nog geen coördinator zoals bij taal. Er is ook nog geen platform voor rekenen op bovenschools niveau. Er staat al wel een extra uur rekenen/wiskunde op het rooster.’
“Wat het opbrengstgericht werken heeft bevorderd, is de status die de overheid heeft gegeven aan de kernvakken.” Wat volgens Bolomey het opbrengstgericht werken heeft bevorderd, is de status die de overheid heeft gegeven aan de kernvakken. ‘Je merkt dat ouders daardoor ook kritischer en mondiger worden. Ze letten scherper op de cijfers van de kinderen bij Nederlands, Engels en wiskunde en stellen daar ook vragen over. Al met al moet de focus op resultaten, maar niet uitsluitend op resultaten. We zoeken de balans tussen regels en ruimte. Zo investeren we veel in het eerste leerjaar. Dat betaalt zich terug. We zorgen voor een veilig leerklimaat: je kunt alleen presteren als je het naar je zin hebt. Daardoor komen incidenten relatief weinig voor op onze school. Wat daarbij helpt is de geringe afstand tussen docent en leerlingen.’
Uniformiteit Om opbrengstgericht werken te bevorderen is de school alles gaan vastleggen in pta’s, van leerjaar 1 tot 6. ‘Ook het toetsbeleid hebben we strak geregeld. Al ons toetsen zijn voorzien van een uniform voorblad. Ze lopen via de sectieleider en worden door hem of haar ‘geratificeerd’. We willen uniformiteit binnen de vakken. We hebben ook strakke protocollen, zoals voor dyslexie.’ Verder heeft de school nog niet zo lang geleden twee zaken de school in gehaald die het opbrengstgericht werken volgens Bolomey op een heldere manier beïnstrumenteren: Rotterdams Taal Effect, via de besturen en de gemeente, en Datateams, een traject van de Universiteit van Twente. In Datateams gaat het om het analyseren van determinatiegegevens, doorstroom- en examenresultaten en het verbinden van consequenties daaraan. Bolomey: ‘We verzamelen onze
88
89
Resultaten Qua resultaten doen we het goed als school, merkt Bolomey op. ‘De examenresultaten zijn voldoende en ook de verhouding tussen de cijfers voor centraal examen en schoolexamen is goed. De resultaten zijn dus in orde en ook qua aanmeldingen liggen we goed in de markt. Om het onderwijs verder te optimaliseren, gaan we dit jaar aan de slag met Teach Like a Champion. We hebben gekeken welke technieken we van dit programma adopteren en we hebben een aantal trainingen ingepland.’
Wat het landelijk onderwijsbeleid betreft zou Bolomey graag zien dat op beheersniveau de zaken zo centraal mogelijk worden geregeld, op onderwijsniveau zo decentraal mogelijk. ‘Ik heb destijds met verbazing gezien hoe er geopereerd werd inzake de 1040-urennorm. Daarin is finaal over de scholen heen gewalst. Terwijl scholen een zekere vrijheid van inrichting van onderwijs nodig hebben. Ook het stimuleren van fusies tussen scholen heb ik nooit begrepen. Het is belangrijk voor scholen om zelfstandig te zijn, om een zekere autonomie te hebben. De decentralisatiebeweging die je nu ziet, wordt door mij dan ook omarmd.’ Balans Johan Bolomey heeft een kort maar krachtig advies aan andere scholen: ‘Zoek de balans tussen regels en ruimte en sla niet door! Het gaat om veel meer dan resultaten alleen. Beheers je vak zo goed mogelijk, maar vergeet niet het gevoel, de empathie. Een leerling is bezig met mens worden en dat is enorm belangrijk.’
“Je merkt dat ouders scherper letten op de cijfers bij Nederlands, Engels en wiskunde en daar ook vragen over stellen.” Volgens Bolomey is het overheidsbeleid de belangrijkste stimulans om de leeropbrengsten taal en rekenen te verbeteren. ‘Zoals de voldoende die leerlingen op het eindexamen minimaal voor Nederlands moeten halen. Doordat er door de overheid en de media een hype is gecreëerd rond taal en rekenen, is er in de maatschappij, maar zeker ook bij docenten, een besef ontstaan dat er wat moet gebeuren.’ Centraal en decentraal Heb je iets aan het gemeentelijke beleid inzake Beter Presteren? Bolomey: ‘Prikkels gebaseerd op geld werken, maar alleen omdat er geen geld is. Het is triest dat het nodig is. We zijn er dankbaar voor, want externe middelen maken faciliteiten vrij die we anders niet zouden hebben. Zo doen we mee met activiteiten in het kader van Beter Presteren, onder meer op het gebied van verzuimregistratie. Tegelijk vinden we het jammer dat je er afhankelijk van bent. Ook het gebouwenbeleid zorgt voor armoede. Het vet is eraf.’
“Doordat de overheid en media een hype hebben gemaakt van taal en rekenen, is er een besef ontstaan dat er wat moet gebeuren.” Positief aan het gemeentelijk beleid vindt Bolomey dat er in sommige acties mensen worden ingezet die daadwerkelijk in de scholen hebben gestaan. ‘Mijn advies is: houd dat vast. Meer in het algemeen vind ik dat scholen meer middelen zouden moeten hebben. Geld zou rechtstreekser naar de scholen moeten gaan.’
90
91
Interview met Gerdi Lambers en Stefanie Pattipeiluhu van Thorbecke Prinsenlaan
“Scholen moeten de tijd krijgen om vernieuwingen te kunnen borgen” Thorbecke VO is een openbare scholengemeenschap met vestigingen in Rotterdam en Nieuwerkerk aan den IJssel. We spreken met Gerdi Lambers, directeur van de locatie Prinsenlaan, en met Stefanie Pattipeiluhu, taalcoördinator van de school. Thorbecke Prinsenlaan biedt mavo, havo en vwo aan. Leerlingen kunnen op deze school vanaf binnenkomst kiezen voor een sportprofiel of een cultuurprofiel. Daarnaast kunnen ze kiezen voor ‘Thorbecke klassen’, een profiel waarin talentherkenning en talentontwikkeling vooropstaat.
93
Lambers ziet leeropbrengsten graag in het perspectief van ontwikkeling. ‘We krijgen veel leerlingen binnen met een achterstand. Als die zich verbeteren en gaandeweg op een gemiddelde score uitkomen, zien wij dat als net zo’n prestatie als leerlingen die zich verbeteren van gemiddeld naar goed. Niet alleen de harde cijfers zijn voor ons van belang, maar ook de bredere context, de ontwikkeling van een kind.’ Taalzwakke leerlingen De populatie op haar school karakteriseert Lambers als volgt. ‘Wij krijgen op onze school redelijk wat taalzwakke leerlingen binnen. Dat is goed te volgen dankzij de Diataaltoetsing. Het feit dat wij profielen als sport en cultuur aanbieden, is hier mede debet aan. Onze leerlingen zijn over het algemeen gesproken minder op taal en lezen gericht.’
“We hebben de collega’s bewustgemaakt van het feit dat veel leerlingen gewoon niet goed kunnen lezen.” De resultaten binnen Rotterdams Taal Effect laten zien dat de school desalniettemin een goede vooruitgang laat zien op taal. Hoe verklaar je dat? Lambers: ‘We zien inderdaad de laatste tijd stevige vooruitgang, zowel op taal als op rekenen. Een belangrijke factor is misschien wel dat we de resultaten op de toetsen zijn gaan meetellen. We merken dat leerlingen daardoor beter hun best zijn gaan doen. De topsportmentaliteit speelt dan mee; onze leerlingen zijn heel resultaatgericht!’ Taalcoördinator Stefanie Pattipeiluhu schetst wat de school doet op het gebied van taal en rekenen: ‘We zijn meer aandacht gaan geven aan ondersteunende vaardigheden in de vakken. We hebben een leerlijn ontwikkeld van leerjaar 1 t/m leerjaar 4. Tot en met de vierde klas krijgen de leerlingen extra uren taal en rekenen. In leerjaar 1 is dat een heel uur in de week, in de hogere leerjaren bouwen we dat af tot een kwart uur. We delen leerlingen op basis van de toetsuitslagen in op niveau. Dat blijkt een cruciale zet te zijn. Tussentijds passen we de indeling zo nodig aan.’ Op de vraag naar de betrokkenheid van het hele team, geeft Pattipeiluhu aan: ‘We hebben de collega’s bewustgemaakt van het feit dat veel leerlingen gewoon niet goed kunnen lezen. Terwijl ze bij alle vakken begrijpend lezen nodig hebben. Dit was meteen het belangrijkste speerpunt binnen het taalbeleidsplan. Alle docenten die taalvakken geven en in een of andere vorm iets met rekenen doen, dus bijvoorbeeld ook aardrijkskunde en economie, werken mee aan de extra lessen. Daardoor krijg je een olievlekwerking.’ Lambers vult aan: ‘We betrekken ook de ouders van de leerlingen erbij. We organiseren informatieavonden: wat kun je als ouder doen om je kind taalvaardiger te maken.’
94
Opbrengstgericht werken Hoe geven jullie vorm aan opbrengstgericht werken? Lambers: ‘We hebben het toetstraject gekoppeld aan I-Lab. I-Lab is een instrument waardoor je binnen de secties heel goed over doorlopende leerlijnen kunt praten. Een toenemend aantal secties is aan de hand van dit instrument met elkaar in gesprek over de inhoud van het onderwijs. Meteen in de brugklas beginnen we ermee: na ieder rapport worden de resultaten geanalyseerd. Wat zijn de opbrengsten, wat hadden we verwacht, wat doen om verbetering aan te brengen? Dit gaat op een vrij visuele manier, met kleuren en icoontjes. Leerlingen krijgen er in de nabije toekomst ook mee te maken. Het vormt een aanleiding om met elkaar in gesprek te komen. Daarnaast werken we sinds enige tijd met het OBIT-systeem (onthouden, begrijpen, integreren en toepassen) voor toetsanalyse. Dat is de taal die we op de hele school praten en dat draagt ook bij aan het resultaat.’ Belangrijk is volgens Lambers ook dat de school het afgelopen jaar gericht bezig is geweest met huiswerk. ‘Docenten zetten het maken van huiswerk neer als iets heel belangrijks. Ze laten de leerlingen zien dat je het nodig hebt en dat het nut heeft. We hebben daar ook de ouders bij betrokken; wat voor bijdrage kunnen zij leveren.’ Eigen middelen Op de vraag in hoeverre de school zich gesteund weet door het gemeentelijk beleid, is Lambers resoluut: ‘We doen zo min mogelijk een beroep op gemeentelijke subsidies. We vinden dat met de middelen te ambtelijk wordt omgegaan. Daarnaast vinden we het beleid te grillig. In het verleden kregen we subsidie voor sporten na schooltijd; dat is nu afgeschaft. Wel hebben we bij de gemeente een ISO-aanvraag gedaan. En we gaan naar de stedelijke bijeenkomsten over taal en rekenen. Daar brengen en halen we wat. Maar we werken vooral samen met partijen die we van eigen middelen inhuren en we hebben eigen opleidingen vanuit de Thorbecke Academie.’ En het bestuur waar jullie onder vallen? ‘BOOR ondersteunt. Het heeft een visie op openbaar onderwijs neergezet en lijnen uitgezet. Bovendien is Rotterdams Taal Effect er gekomen op initiatief van het bestuur. En er lopen binnen BOOR goede werkgroepen waarin we met elkaar over onderwijs praten.’
“Een toenemend aantal secties is aan de hand van I-Lab met elkaar in gesprek over de inhoud van het onderwijs.” Probleembewustzijn Wat heeft volgens de school het meest bijgedragen aan het verbeteren van de leeropbrengsten op het gebied van taal en rekenen? Lambers: ‘Ken je leerlingen! En zorg voor bewustzijn van het probleem, bij
95
iedereen! Onderbouw dit met harde cijfers. Scores kunnen laten zien dat het niet lekker gaat. Je moet het uitleggen, zeker ook naar ouders en kinderen toe. In het verleden was er nul aandacht voor taal. Nu heel veel.’ Cruciaal is volgens Lambers en Pattipeiluhu dat je aandacht geeft aan de ondersteunende vaardigheden die voor alle vakken van belang zijn. ‘Maak er ruimte voor in het lesrooster. Begrijpend lezen, rekenen, maar ook presenteren, onderzoek doen en andere ondersteunende vaardigheden die de leerlingen bij veel vakken en voor het maken van het profielwerkstuk nodig hebben. Regel dit centraal. Daardoor voorkom je dat ieder het doet zoals hij of zij denkt dat het hoort. Laat die ondersteunende vaardigheden door alle docenten geven – daardoor weet het hele team wat er gebeurt. Maak vooral niet de sectie Nederlands alleen verantwoordelijk. En, last but not least: geef iemand die zich wil oriënteren op oplossingen, die de kar wil trekken, de ruimte.’
“Zorg voor bewustzijn van het probleem en onderbouw dit met harde cijfers. Die kunnen laten zien dat het niet lekker gaat.”
“Met het project Rotterdams Taal Effect lopen we als Rotterdam voorop!”
Consolideren Hebben jullie nog een goede raad aan het programma Beter Presteren? Lambers: ‘Het is een goede zaak dat er in Rotterdam op stedelijk niveau aandacht is voor taal en rekenen, dat Rotterdams Taal Effect van de grond is gekomen. Goed dat de gemeente dat ondersteunt! We lopen daardoor als Rotterdam voorop. Maar scholen moeten wel de tijd krijgen om te consolideren, om vernieuwingen te kunnen borgen. We zien vaak dat ene trend de andere trend opvolgt en dat is niet goed voor de scholen. Ik hoop dan ook dat de gemeente dit proces meerjarig wil ondersteunen en dat er niet binnen de kortste keren een nieuw beleidsthema aan het firmament verschijnt.’
96
97
Interview met Martin van Zanten van Toorop mavo
“Knelpunten bij taal worden inmiddels beschouwd als een gezamenlijk probleem” De Toorop mavo is een kleine school in de wijk Hillegersberg-Schiebroek. De school is gehuisvest in mooie en efficiënte nieuwbouw. Leerlingen kunnen als onderdeel van het curriculum een leergang Art&Design volgen, dat gegeven wordt in samenwerking met het Grafisch Lyceum. Voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden en presentatievaardigheden kiest de school bewust voor theaterlessen in de onderbouw. Martin van Zanten is er sinds twee jaar directeur.
99
proberen longitudinale lijnen te creëren. We hebben daarbij de wind in de zeilen door de verzwaarde slaag/zakregeling. Kortom, we monitoren nadrukkelijk op resultaten en geven veel ruimte en verantwoordelijkheid aan de vaksecties. Ik ga ervan uit dat die manier van werken binnen vaksecties wordt overgenomen. Of er in de klassen ook echt opbrengstgericht wordt gewerkt – daar ben ik nog niet altijd zeker van. Ik zie dat met name het differentiëren in de klas, leerlingen uitdagen op hun eigen niveau, een stap is die we nog moeten zetten.’ Van Zanten meet schoolsucces vooral af aan harde data als examenresultaten. Maar net als veel van zijn collega’s vindt hij dat ook wel beperkt. ‘Het legt erg sterk het accent op de cognitieve opbrengsten. Zou je in dit kader bijvoorbeeld ook niet iets moeten doen met gedrag en sociale vaardigheden? In de periode dat de leerlingen bij ons op school zitten, moet er toch meer gebeurd zijn dan alleen het halen van cijfers. Goed met elkaar kunnen omgaan, weten wie je bent en wat je kunt – dat zijn toch hele essentiële vaardigheden. Voor ons horen die bij de opbrengsten die je wilt behalen.’ Van Zanten vertelt dat hij dit in een aanvraag in het kader van Beter Presteren heeft proberen te vervatten, met als argument dat sociaal welbevinden het leerproces enorm stimuleert. Helaas werd dit onderdeel van de aanvraag afgewezen. ‘We bekostigen de extra activiteiten op het gebied van theater dan ook helemaal zelf. Als je ziet wat die opleveren op het gebied van gedrag en sociale vaardigheden – dat is enorm. Dus als het gaat om leeropbrengsten…!’ Verbeterproces Wat heeft de school gedaan om de taalprestaties te verbeteren en hoe zijn de resultaten op dit moment? Van Zanten: ‘De resultaten zijn nog niet echt goed te noemen. We zitten nog midden in een verbeterproces. We hebben duidelijke stappen ondernomen op het gebied van taalbeleid. Een werkgroep heeft een instrumentarium ontwikkeld en vastgesteld. Denk aan stappenplannen luisteren, lezen en samenvatten. We hebben Nieuwsbegrip en Muiswerk geïntroduceerd. Rotterdams Taal Effect heeft Diataal in de school gebracht. Van de vier eerste klassen krijgen er twee een extra uur taal. We hebben een leesgroep voor leerlingen die moeite hebben met begrijpend lezen. Daarnaast kan in de rt-uren gewerkt worden aan ontbrekende taalvaardigheden. Een stap die de school nog moet zetten, zegt Van Zanten, is taalbeleid structureel implementeren bij alle vakken. ‘De werkgroep taalbeleid ontwikkelt daar momenteel voorstellen voor.’
“Goed met elkaar kunnen omgaan, weten wie je bent en wat je kunt – dat zijn vaardigheden die horen bij de opbrengsten die je wilt behalen.”
Verwijzend naar het punt van de ambitieuze schoolcultuur, stelt Van Zanten: ‘Bij ons op school is het zevende examenvak steeds minder een compensatievak en steeds meer een ambitievak. Ook de mavo/ havo-klas die we in het eerste leerjaar hebben gecreëerd en waarin we samenwerken met het Sint-Laurenscollege, past daarin.’ Van Zanten schetst nog een tweetal ontwikkelingen die de afgelopen twee jaar hebben plaatsgevonden: ‘De maatschappelijke stage is echt in de steigers gezet. Op een goede en leerzame manier geven we nu invulling aan maatschappelijke prestaties. We maken de leerlingen bewust van de buurt om hen heen en wat zij daarvoor kunnen betekenen. Deze prestaties en de feedback hierop vormen gezamenlijk het maatschappelijk portfolio van een leerling. En het plusprogramma mediamanagement dat we in de bovenbouw aanbieden, in samenwerking met het Grafisch Lyceum. De leerlingen ontwikkelen daarin vaardigheden op het gebied van vormgeven, plannen, organiseren, budgetteren en communiceren. Het extra certificaat dat ze hiermee kunnen verdienen is een waardevol document voor doorstroom naar het mbo.’
“We monitoren nadrukkelijk op resultaten en geven veel ruimte en verantwoordelijkheid aan de vaksecties.” Knoeperhard Van Zanten vat de effecten van de interventies op het gebied van taal als volgt samen: ‘Met het instrumentarium dat de werkgroep taal ontwikkeld heeft, zijn de eerste stappen op weg naar taalbeleid genomen. De bewustwording is duidelijk toegenomen, ook bij de andere vakken. Knelpunten bij taal worden inmiddels beschouwd als een gezamenlijk probleem. Rekenbeleid komt inmiddels knoeperhard op ons af; straks hebben we de rekentoets als onderdeel van het examen. We doen als school dit jaar mee aan de pilotfase. Met de werkgroep rekenbeleid zou ik – net als voor taal – willen streven naar een uniforme methodiek. Het zou fijn zijn om ons licht te kunnen opsteken bij andere scholen.’ Gevraagd naar wat hij andere scholen zou willen aanraden, is de werkgroepenstructuur het eerste wat bij Van Zanten bovenkomt. ‘Zoek
Monitoren op resultaten Op de vraag hoe de school opbrengstgericht werken in praktijk brengt, wijst Van Zanten op de resultaatgesprekken die met alle secties worden gevoerd. ‘We bekijken de data, de cijfers. We proberen te analyseren waar het aan ligt dat er goede of minder goede resultaten worden gehaald. Aan het vak, aan de docent, aan de gebruikte didactiek? We
100
101
“Opbrengstgericht werken is een kwestie van investeren in je teamleiding, creëren van bewustwording en urgentiebesef.”
102
de kracht van binnenuit, zoeken naar motivatie om het met elkaar te doen en de successen daarvan te vieren. Dat is beter dan iemand een middagje inhuren en hopen dat het daarmee geregeld is.’ En: ‘Opbrengstgericht werken is volgens mij een kwestie van verandermanagement. Van investeren in je teamleiding, creëren van bewustwording en urgentiebesef. Het is zaak verder te kijken dan naar cijfers alleen. Alleen maar werken voor kwaliteitskaarten en rendementcijfers, daar doen we de maatschappij geen goed mee.’ Ondersteuning van overheidswege Over de rol van de gemeente is Van Zanten enerzijds positief, anderzijds kritisch. Hij prijst de focus op resultaten en de inzet op taal, maar is kritisch over de verantwoordingsplicht. ‘De gemeente moet niet doorschieten als het gaat om het vragen van verantwoording. Dat voelt als het betuttelen van schoolleiders. Een stukje vrijheid van handelen, een zekere mate van ‘entrepreneurschap’, is nodig. Verder vind ik het jammer dat investeringen op gebied van welbevinden, die je naadloos kunt koppelen aan leerprestaties, niet worden gehonoreerd. Op grond waarvan wordt besloten dat een theaterles minder rendement heeft dan een extra uur Nederlands?’ Over het landelijk beleid zegt Van Zanten: ‘De prestatieboxgelden vormen een goed initiatief en zijn ondersteunend aan het gemeentelijke programma Beter Presteren. Ook Vensters voor Verantwoording vind ik een goed initiatief, want het is te overzien en maakt dingen transparant. Wat je invoert, kun je weer voor diverse doeleinden gebruiken. Minder goed vind ik de registratie en verantwoording van de onderwijstijd. Dat is echt niet goed. Verder vind ik de nadruk die het ministerie legt op de vrijwilligheid van de ouderbijdrage funest. We zien onze inkomsten daardoor drastisch verminderen, waardoor voor de leerlingen de krenten uit de pap verdwijnen.’
103
Interview met Hans Dieleman van Veenoord
“We geven een eigen manier van werken alle kans, maar richten ons op een uniform doel” Veenoord is een kleine vmbo-school in Rotterdam-IJsselmonde. Hans Dieleman is er directeur. De meeste leerlingen volgen de basisberoepsgerichte leerweg, een kleine minderheid de kaderberoepsgerichte leerweg. Daarnaast biedt de school in samenwerking met het mbo doorlopende trajecten aan. Om de leerlingen een uitlaatklep te bieden en de motivatie te vergroten, organiseert de school extra sportactiviteiten en heeft de school een theatergroep.
105
Hoe definieert de school leeropbrengsten? Dieleman geeft aan dat wat hem betreft de examenresultaten leidend zijn. ‘We hebben het daar de afgelopen jaren druk mee gehad, want we zijn op grond van de examenresultaten na de splitsing van scholen en daarmee het doorbreken van bestaande structuren, een aantal jaren geleden, zwak geworden. We leiden sinds de splitsing vrijwel alleen nog op voor het diploma basisberoepsgerichte leerweg.’ Hoe is het sindsdien gegaan? ‘Sinds de splitsing hebben we het moeilijk gehad om met onze groep leerlingen goede examenresultaten te halen. Van onze leerlingen heeft bijna tachtig procent een lwoo-beschikking. Dat zijn dus per definitie zwakke leerlingen. Ze komen uit sociaal zwakke gezinnen.’ Dieleman heeft aan dat de school ook in personele en facilitaire zin doormidden was geknipt. De school had tijd nodig om zich in de nieuwe vorm te schikken. ‘We hebben ons de afgelopen jaren versterkt in de opvang van onze leerlingen, met uitzonderlijk goede resultaten tot gevolg. We raakten daardoor in één klap ons predicaat zwak kwijt. Afgelopen jaar boekten we opnieuw goede resultaten. Dat kan een deel toeval bij zijn. Maar we hebben wel hard gewerkt om de resultaten voor deze specifieke groep leerlingen te verbeteren.’ Gericht en gestructureerd Wat waren de succesfactoren? Dieleman: ‘We vinden het pas goed als je het op langere termijn goed doet. Maar we hebben een aantal maatregelen genomen waarvan we denken dat die hun vruchten hebben afgeworpen. We hebben de focus op de vakken verscherpt. En we hebben gerichter en gestructureerder examenoefening opgezet. Een gunstige omstandigheid daarbij is dat we voor de basisberoepsgerichte leerweg grotere vrijheid hebben de examens in te plannen. We zijn blokken gaan maken met bijvoorbeeld twee volle dagen wiskundeonderwijs en daarna examen. We zijn per vak gaan kijken: analyseer wat er is gedaan om tot een goed resultaat te komen en leg dat vast in werkplannen. Daar zijn we overigens nog volop mee bezig.’ Dieleman noemt een punt waar de school sterk in is: clusterdocenten in de onderbouw. ‘Door periodes in te richten, regelen we dat verschillende clusterdocenten in een bepaalde periode naar dezelfde opbrengst toewerken. We willen een eigen manier van werken alle kans geven, maar we richten ons op een uniform doel. Daar kan winst worden geboekt. Je kunt zien in welke klassen vorderingen worden gemaakt en in welke niet. We spreken docenten erop aan als de resultaten in een klas minder zijn. Hoe komt dat?’
106
Positief gedrag In samenwerking met Albeda College biedt de school een VM2traject handel en administratie aan en een traject zorg en welzijn, de vakschool zorg. Het gaat hier om kleine klasjes, maar het stimuleert. ‘We zijn trots als we leerlingen op de goede plek kunnen krijgen. We voorzien ze van stagevaardigheden, sociale vaardigheden, proberen hun zelfbeeld te vergroten. Dat zijn belangrijke leeropbrengsten! We hebben verder een kleine AKA-afdeling. Daar werken we met dossiers waarin stap voor stap de opbrengsten gevolgd worden. De leeropbrengst op het gebied van de vakken is voor deze leerlingen minimaal. Waar die leeropbrengsten dan wel in zitten? We werken hard aan gedrag en sociale vaardigheden. Daarbij helpt de ISOsubsidie van de gemeente. Met het ‘Goed zo’-traject van Fontys zetten we dit methodisch neer. We accentueren positief gedrag en trainen docenten om dit te honoreren. Aanvankelijk ging het vooral om gedrag in de pauzes, maar het gaat nu ook om gedrag in de klas, gedrag naar docenten toe enzovoort.’
“We spreken docenten erop aan als de resultaten in een klas minder zijn.” Inzet op positief gedrag kost leraren moeite, is de ervaring van Dieleman. ‘Leraren zijn van nature op zoek naar negatief gedrag. Maar als je inventariseert wat er aan negatieve zaken speelt, valt dat in de praktijk best mee. Negatieve zaken krijgen alleen onevenredig veel aandacht en blijven lang in de hoofden hangen. Daarin hebben we een omslag bereikt. We delen stickers uit voor goed gedrag. We geven beloningen, bijvoorbeeld in de vorm van gratis consumpties. Daarnaast betrekken we de leerlingen bij de school. We laten hen meebeslissen over allerlei zaken. Een positief schoolklimaat verbetert de schoolresultaten!’ Vastleggen Dieleman schetst wat opbrengstgericht werken op een school als Veenoord inhoudt. ‘We hebben geleerd gedetailleerder te kijken. We zijn beter gaan kijken naar de vakken en vakonderdelen. Om het onderwijs in een vak beter op orde te krijgen, zetten we bijvoorbeeld een deskundige docent in. Dingen die goed werken, leggen we vast. Als kleine school kostte ons dat in het verleden wel eens moeite. Waarom zouden we dat doen? Het zit immers in alle hoofden. Echter, je vergeet wel eens iets, personeel stroomt door en de know how gaat verloren. De inspectie heeft ons daarmee geconfronteerd. Mede daardoor zijn we daar nu actiever mee bezig, met het vastleggen van lijnen en procedures.’ De school voert al een aantal jaren een actief taalbeleid. ‘Leerlingen hebben nu vijf uur taal in de bovenbouw, vier uur Nederlands en een
107
extra taaluur. Een tijd geleden hebben we Muiswerk geïntroduceerd; daar is nu, in het kader van Taal Effect, Nieuwsbegrip bijgekomen. En de afname van Diataal. Taalbeleid moet overigens ook betrekking hebben op het onderwijs in andere vakken. We hadden daar destijds het Posterproject voor, met schooltaalwoorden van de week. We zoeken daar een nieuwe invulling voor.’
Kwaliteit voorop Dieleman besluit met een advies aan andere scholen. ‘Stel de kwaliteit van je personeelsbestand centraal. Kijk goed en bij twijfel: doe het niet. Zorg dat kwaliteit vooropstaat. Zorg voor een goede gesprekscyclus waarin je transparant bent: laat weten wat je van bepaalde dingen vindt. Neem mee dat mensen je dat niet in dank afnemen. Als je vernieuwingen invoert, zorg dan voor goede randvoorwaarden. En zie er scherp op toe dat de dingen gebeuren zoals afgesproken. Denk niet: het staat in het rooster, dus het gebeurt, maar volg het goed. Anders krijg je een mooi verhaal in de schoolgids, terwijl de praktijk anders is. Kijk naar de factoren die maken dat dingen goed gaan. Voorwaarde daarbij is dat er bereidheid is om van elkaar te leren.’
Het rekenbeleid staat op Veenoord nog wat meer in de kinderschoenen. Dieleman: ‘Vorig jaar hebben we in onderbouw een uur rekenen geïntroduceerd. En we hebben inmiddels een rekencoördinator aangesteld.’
“Een positief schoolklimaat verbetert de schoolresultaten.” De school als goede omgeving Dieleman somt de factoren op die naar zijn idee het meeste hebben bijgedragen aan betere resultaten. ‘Punt één is de kwaliteit van onderwijs en personeel. We hebben ons personeelsbestand goed bekeken en docenten die niet goed functioneren laten afvloeien. Dat is lastig, want je weet vaak niet wat er zich in de beslotenheid van het klaslokaal afspeelt. Maar we zijn ermee bezig. We worden strenger op docenten die hun bevoegdheid maar niet halen. We zijn constructief bezig met de gespreksen promotiecyclus. Complimenten geven is prima, maar heb het ook over wat niet goed is. Punt twee is dat we het vakgebied meer centraal stellen. We kijken gedetailleerd naar de vakken, de exameneisen en inrichting: hoe bereid je de leerlingen voor. Punt drie is de ontwikkeling van vakscholen en punt vier het werken aan een positief schoolklimaat.’
“We worden strenger op docenten die hun bevoegdheid maar niet halen.” Dieleman is kritisch over het accent dat door de overheid wordt gelegd op extra onderwijstijd in het kader van taal en rekenen. ‘Ik vind dat niet terecht. Leertijduitbreiding heeft naar ons idee weinig zin. Om één uur ’s middags zijn onze leerlingen óp. Inrichten van de school als een goede omgeving vind ik veel belangrijker. Daar ontstaat wel meer begrip voor. Het moet gaan om kwaliteitsverbetering, niet om tijduitbreiding.’
108
109
Colofon Tekst: Ed Olijkan CED-Groep Eindredactie: Caspar van Rijn Ontwerp: Vuurrood Fotografie: 500 watt Met dank aan OSG Hugo de Groot en De Globetrotter voor medewerking bij de totstandkoming van het beeldmateriaal. © Beter Presteren Rotterdam Februari 2013
110
111