www.researchportal.be - 14 Nov 2015 07:10:43
Research projects (1360 - 1380 of 3455) Search filter: Classifications: HUMANITIES (H)
OpenAIRE: Open Access Infrastructure for Research in Europe Ghent University Abstract: The main goal of OpenAIRE is to support the Open Access pilot, launched by the European Commission in August 2008. This Open Access pilot, which covers about 20% of the FP7 budget, commits researchers from 7 thematic areas (Health, Energy, Environment, Information & Communication Technology, Research Infrastructures, Socio-economic sciences & Humanities and Science in Society) to deposit their research publications in an institutional or disciplinary Open Access repository, to be made available worldwide in full text. OpenAIRE will establish underlying structures for researchers to support them in complying with the pilot through European Helpdesk System, build an OpenAIRE portal and e-Infrastructure for the repository networks and explore scientific data management services together with 5 disciplinary communities. Organisations: • Department of Research Affairs
Researchers: • Sylvia Van Peteghem
Archaeometrical research of painted objects Ghent University Abstract: This research project is situated on the border between natural sciences, archaeology and art-history and contains the examination of painted objects. Different methods of analysis are used to investigate pigments, binders and supports. This project tries to solve different types of questions on objects from different periods (prehistory, middle ages, antiquity) and locations. Organisations: • Departement of Archeology
Researchers: • Peter Vandenabeele
New forms of authenticity? Autobiographical writing in the Dutch literature from 1995 onwards. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Although popular, autobiographical writing in the Dutch literature from 1945 onwards has barely been researched. Since the mediatisation of literature from 1985 onwards and the dilution of postmodernism from 1995 onwards, however, the genre has flourished and diversified. Next to the classic autobiography, the pseudoautobiography, the autobiographical novel and auto fiction are distinguished in this research project. These (sub)genres violate the postulates of the traditional autobiography - e.g. the author-narrator-protagonist triad and the factuality - in numerous and various ways. The hypothesis is that different forms of autobiographical writing postulate different claims of authenticity. The term authenticity refers to the verisimilitude (also vraisemblance and verite du dire) of the image the autobiographer creates of the development of his personality. Authenticity, then, refers to a subjective rather than to an objective truth. This pragma-rhetorical study, i.e. a study that is concerned with the effects of the rhetorical and narrative strategies on the reading audience, researches the manner in which the textual (e.g. the author-narrator-protagonist triad), paratextual (e.g. the subtitle), extratextual (e.g. poetical writings) and contextual strategies (e.g. media performances) that result in the authentification of an autobiographical text, have changed since 1995. Organisations: • Language and literature
Researchers: • HANS VANDEVOORDE
Digitizing innovative grammar. University of Antwerp Abstract: This project represents a formal service agreement between UA and on the other hand KdG. UA provides KdG research results mentioned in the title of the project under the conditions as stipulated in this contract. Organisations: • Individual research IOIW
Researchers: • Jozef Colpaert
Parallel corpora for Dutch word sense disambiguation - Het gebruik van parallelle corpora voor automatische desambiguering van woordbetekenissen in het Nederlands University College Ghent Abstract: De informatie-explosie die we de laatste jaren meemaken op het World Wide Web en de vertaalexplosie die niet alleen een typisch Europees probleem is en ook o.a. samenhangt met de economische realiteit (zoals de kortere levenscyclus van producten en de globalisering van het aanbod), zorgen voor een groeiende vraag naar automatische vertaalsystemen. Ondanks de grote vooruitgang de laatste decennia heeft de performantie van taaltechnologische applicaties, zoals machinevertaling, heden ten dage nog sterk te lijden onder het niet of gebrekkig kunnen omgaan met ambiguïteit [Cabezas en Resnik 2005]. Die ambiguïteit strekt zich uit over alle geledingen van natuurlijke taal: van het niveau van de morfologie (het niveau van de woordopbouw) tot het niveau van een intermenselijke conversatie. Zo zal het automatisch vertaalsysteem Babelfish (Babelfish.altavista.com) “Apple has doubled its profits in 2005.” vertalen naar “De appel heeft zijn winsten in 2005 verdubbeld.” Hoewel “appel” inderdaad een correcte vertaling is voor “Apple”, is het de verkeerde vertaling in deze context. Ook andere taaltechnologische applicaties, zoals vraag-antwoordsystemen en informatie-retrieval-systemen, hebben te lijden onder het gebrek aan contextuele desambiguering van woordbetekenissen (word sense disambiguation, WSD). WSD staat bekend als één van de moeilijkste problemen binnen de taaltechnologie, aangezien het impliceert dat er een artificieel tekstbegrip opgebouwd wordt: op basis van de context van een woord moet het systeem de correcte woordbetekenis detecteren. Als er in een Engelse tekst sprake is van een “bank” en de tekst bevat verder ook contextuele verwijzingen naar “water”, “river”, “boat”, “geese”, etc. dan moet het systeem automatisch kunnen induceren dat het hier hoogstwaarschijnlijk gaat over een “oever” van een rivier en niet over een “bank” als financiële instelling. Maar ook hier zal Babelfish een zin als “The geese were sleeping on the banks of the Thames” verkeerdelijk vertalen door “De ganzen sliepen op de banken van de Theems.” Een gelijkaardig desambigueringsprobleem stelt zich als de gebruiker een ambigue term, zoals “java” ingeeft in een zoekmachine. Wil de gebruiker dan informatie over de programmeertaal, het Indonesisch eiland of misschien wel de koffie? Zoekrobotten zoals Google (www.google.com/suggest) en Yahoo! (search.yahoo.com) geven de voorkeur aan de meest populaire betekenis op basis van query logs (zie ook [Cui et al. 2002]), wat in het geval van “java” betekent dat vooral query verfijningen gesuggereerd worden met betrekking tot de programmeertaal.
In dit project willen we een generiek automatisch WSD systeem ontwikkelen voor het Nederlands. Een dergelijk systeem detecteert woorden met meer dan één betekenis en kent er de contextueel correcte betekenis aan toe. Tot nu toe zijn de state-of-the-art WSD systemen (vooral voor het Engels, zie bijvoorbeeld [Hoste et al. 2002]) gebaseerd op gesuperviseerde leeralgoritmes die leren vanuit gelabelde data: geannoteerde corpora waarin de betekenissen van een woord manueel geannoteerd zijn. Aangezien dergelijke corpora voor het Nederlands nauwelijks voorhanden zijn, en het manueel annoteren van woordbetekenissen erg tijdsintensief en duur is, vertrekken we van parallelle corpora. De methode om van parallelle corpora automatisch woordbetekenissen af te leiden, is gebaseerd op de observatie dat een woord met meer dan 1 betekenis vaak een verschillende vertaling heeft voor deze verschillende betekenissen. Als we bijvoorbeeld op basis van een parallel Nederlands-Engels corpus kunnen achterhalen dat het woord “blik” overwegend als “glance” of als “tin” vertaald wordt, dan kunnen we afleiden dat “blik” tenminste twee betekenissen heeft. Het gebruik van parallelle corpora voor WSD is in een reeks recente studies onderzocht voor o.a. het Engels en het Chinees en wordt beschouwd als een veelbelovende methode [Ng et al. 2003, Shao en Ng 2004, Li en Li 2004, etc]. In dit project willen we de techniek onderzoeken voor het Nederlands. Het gebruik van corpora biedt een bijkomend voordeel. Gezien het bepalen van de mogelijke betekenissen van een ambigu woord subjectief is [Kilgariff 1997], zullen veel woorden in verschillende woordenboeken ook een verschillende set van betekenissen krijgen. Bovendien stelt zich ook een probleem van granulariteit, wat betekent dat het vaak niet duidelijk is hoe gedetailleerd betekenisverschillen moeten weergegeven worden om bruikbaar te zijn in praktische applicaties (zie ook [Resnik en Yarowsky 1997]). Niet alle betekenisverschillen worden immers in alle talen gelexicaliseerd. Zo kan het Engelse “head” perfect vertaald worden door het Nederlandse “hoofd”, onafhankelijk van feit of het nu over een “lichaamsdeel” of een “chef” gaat. In dit project willen we volgende concrete onderzoeksvragen behandelen: In hoeverre is het mogelijk om op een ongesuperviseerde manier automatisch woordbetekenissen te detecteren op basis van parallelle corpora zonder daarbij gebruik te maken van voorkennis uit woordenboeken of andere lexicale bronnen? Enkele van de te onderzoeken onderliggende vragen hierbij zijn: Wat is de foutenlast van de automatisch woordalignatie van de parallelle corpora? Hoeveel syntactische voorkennis is er vereist voor een goede detectie van woordbetekenissen/vertalingen? Wat is de optimale variatie in de contrasterende talen om te komen tot een performante betekenisset? Wat is de optimale granulariteit om te komen tot een goede performantie? Welke verbetering in termen van precisie en recall, kan behaald worden door de integratie van een automatisch WSD systeem in een praktische applicatie? Organisations: • Faculty of Translation Studies • Department of Language Technology
Researchers: • Els Lefever • Veronique Hoste
Terminology Extraction for Semantic Interoperability and Standardization University College Ghent Abstract: De dynamiek van document- en termencreatie vereist een flexibele en accurate terminologie-extractie, die per domein on-the-fly termen kan extraheren. Terminologie-extractie kan eenvoudigweg omschreven worden als de extractie van termen uit eentalige of meertalige documenten. Een eenduidig en gecentraliseerd terminologiebeheer leidt tot een efficiënte productie en distributie van meertalige inhoud. Daarnaast is het ook onontbeerlijk voor indexering en “intelligent informatiebeheer”. Alhoewel de opbouw van bedrijfsterminologielijsten en vertaallijsten heel tijds- en arbeidsintensief is, zijn er nauwelijks grootschalige inspanningen. Bovendien blijken die manueel geconstrueerde lijsten vaak te generiek of te specifiek en zelden up-to-date. Automatische terminologie-extractie biedt hier de oplossing. Het TExSIS project wil een volautomatisch terminologie-extractiesysteem bouwen dat “on the fly” termen extraheert uit mono- en multilinguale documenten. De ondersteunde talen zijn Nederlands, Frans, Duits en Engels, Dergelijke terminologie-extractie is onontbeerlijk voor een eenduidige communicatie, kan geïntegreerd worden in systemen voor computerondersteund vertalen of automatische vertaling en in intelligente zoeksystemen en systemen voor intelligent informatiebeheer. Organisations: • Faculty of Translation Studies • Department of Language Technology
Researchers: • Veronique Hoste • Marjan Van de Kauter
Passages ‘Managers van Diversiteit’ University College Ghent Abstract: Abstract not yet available Organisations: • Faculty of Technology • Faculty of Social Work and Welfare Studies • Department of Languages • Department of Social Sciences
Researchers: • Charlotte De Kock • Christian Van Kerckhove • Eva Vens • Stefanie Devloo
Acteer de cesuur! Onderzoek naar de bruikbaarheid van de klassieke acteermodellen binnen de postdramatische theateresthetiek University College Ghent Abstract: De Duitse theaterwetenschapper Hans-Thies Lehmann duidt met zijn 'Postdramatisches Theater' op de aanwezigheid van een cesuur binnen de hedendaagse theatertheorie en -praktijk. Het postdramatisch theater dat zich ontwikkelt sinds eind jaren 80, omschrijft hij door te wijzen op de verschillen met het ‘klassieke’ dramatische of aristotelische theater. In het postdramatisch theater staat de tekst niet meer centraal. De tekst is een perifeer element geworden naast andere niet-tekstuele elementen zoals het lichaam (danstheater), het beeld (nieuwe media), geluid (muziektheater), enz., die deel uitmaken van het scenische gebeuren. Het woord wordt er net als het beeld, het lichaam en het geluid, gezien als een teken. De onderlinge verbondenheid van deze tekens creëert in eerste instantie een zintuiglijke gebeurtenis voor de toeschouwer. Deze zintuiglijke belevenis van het hele gebeuren – dus ook van de tekst – staat boven het ‘begrijpen’, ‘het betekenis geven aan’ en het ‘cognitief
herkennen van’ het gebeuren. De verruiming van een dramatische naar een postdramatische esthetiek heeft zo zijn gevolgen voor de acteur. Op het eerste gezicht zouden de ‘klassieke’ acteermodellen niet meer toepasbaar zijn op het postdramatische theater en zijn non-tekstuele componenten. Pas wanneer we de relatie tussen de tekstuele en non-tekstuele elementen van het postdramatische gebeuren zien als een tekst, in de betekenis van een opeenvolging van tekens, kunnen we partikels van de klassieke acteermodellen inzetten binnen de postdramatische esthetiek. Dit onderzoek zal zich toespitsten op de breuk tussen het dramatische en postdramatische theater. In eerste instantie stellen we de vraag: wat is de inhoud van de cesuur die Lehmann aanduidt in de theaterpraktijk? En is er hier wel degelijk sprake van een cesuur in de theaterpraktijk, of moet er niet eerder gesproken worden van een kantelmoment? Dit deel van het onderzoek omvat een theoretische analyse van de verschillende aspecten van het postdramatische theater in vergelijking met het klassieke dramatische theater. In tweede instantie gaan we na wat er overblijft van de klassieke acteermodellen, wanneer we die inzetten binnen een postdramatische esthetiek, en dit zowel op het theaterwetenschappelijke als op het kunstpraktische vlak. We vragen ons af in hoeverre partikels van acteermodellen nog geactiveerd kunnen worden binnen het postdramatische theater. Wat kunnen deze acteermodellen, waarin de benadering van de tekst centraal staat, nog zeggen over ‘het beeld’, ‘het lichaam’, ‘het geluid’, e.d., m.a.w. over de niet-tekstuele aspecten van de voorstelling? Hebben deze theorieën nog een functie binnen de gewijzigde context? In hoeverre zijn de tekstgerichte acteermodellen transponeerbaar op het postdramatische theater? In derde instantie wordt er nagegaan wat deze evolutie binnen de theaterpraktijk en de theorie over het postdramatische theater betekent voor het theateronderwijs. Men kan zich de vraag stellen of er nieuwe theorieën en een aangepaste praktijk ontwikkeld moeten worden om de toekomstige acteurs voor te bereiden op de postdramatische theaterpraktijk. Of moet er binnen de gewijzigde theaterpraktijk niet eerder geopteerd worden voor de herwaardering van de klassieke acteermodellen in functie van het postdramatische theater? Organisations: • Faculty of Fine Arts • Faculty of Music and Drama
Researchers: • Katrien Vuylsteke Vanfleteren
La traducción de la ironía en un corpus literario. Análisis basado en fragmentos de novelas hispano-americanas (siglo XX) y sus traducciones al francés, inglés y neerlandés. University College Ghent Abstract: Ironie in vertalingen. Aan de hand van een beperkt (reeds vertaald) corpus wordt nagegaan hoe ironie werd vertaald. Daartoe worden volgende aspecten onderzocht: 1. ironie in literaire werken 2. ironie in vertaling 3. analyse van het corpus. Organisations: • Faculty of Translation Studies • Department of Spanish
Researchers: • Hildegard Vermeiren • July De Wilde
Onderzoek naar de performantie van een Nederlandstalig zoeksysteem dat gebruik maakt van de vertaalde MeSH-termen University College Ghent Abstract: We leven in een informatie-maatschappij: het internet brengt informatie die voor de vorige generatie wetenschappers nog ontoegankelijk was binnen handbereik van de gewone leek. Het komt er op aan niet te verdrinken in deze informatiepoel, en efficiëntie als norm te stellen. Een van de factoren die een efficiënte zoektocht naar digitale publicaties in de weg kunnen staan, is de taal. Dit onderzoek spitst zich toe op de biomedische sector, waar het Engels de voertaal is. In hoeverre dit de efficiëntie van een zoekopdracht in PubMed beïnvloedt, zal blijken uit een eerste deelonderzoek. Vervolgens wordt een systeem van ‘federated search’ opgebouwd, waarmee zowel in het Engels als in het Nederlands naar digitale publicaties kan worden gezocht. Belangrijk voor dit doctoraatsonderzoek is dat er duidelijkheid heerst over de soorten retrievalsystemen. Een theoretische studie van de begrippen “thesaurus”, “ontologie”, “gecontroleerde vocabularia”, en “topic maps” vormt een derde deel van dit doctoraatsproject Ten slotte zal de performantie (“recall and precision”) van het Engels-Nederlandse zoeksysteem in een empirisch onderzoek worden getest. Organisations: • Faculty of Translation Studies • Department of Language Technology • Department of English
Researchers: • Joost Buysschaert • Klaar Vanopstal
The Work of L.P. Boon. University of Antwerp Abstract: This project aims at presenting the Collected Works of the Flemish writer and Nobel Prize for Literature candidate Louis Paul Boon. Twenty-four volumes are planned in what will be a fitting memorial to one of the major writers of the Low Countries. Organisations: • Institute for the Study of Literature in the Low Countries (ISLN)
Researchers: • Kristiaan Humbeeck
The work of L.P.-Boon. University of Antwerp Abstract: The Collected Works of Louis Paul Boon (24 volumes) consists not only of all published novels and stories, but also of anthologies of his journalistic writings, letters and the 'Boontjes'. Besides the scholarly adited text, each volume also contains an informative epilogue, an editorial statement and a bibliography. Exhaustive editorial comment, in which a substantial variorum apparatus is included, and a dictionary of non-standard words, will be made available on the site of the L.P. Boon Research Center (www.lpbooncentrum.be) The publication of the Collected Works of Louis Paul Boon is the result of the cooperation between the L.P. Boon Research Center (University of Antwerp), the Department Dutch Literature (Ghent University) and publishing house De Arbeiderspers. The Collected Works are published in a popular edition. Organisations:
• Institute for the Study of Literature in the Low Countries (ISLN)
Researchers: • Kristiaan Humbeeck
Jespersen's cycle. University of Antwerp Abstract: The term 'Jespersen Cycle' refers to a set of hypotheses on the development of negative markers. The data on which these hypotheses are based come from the standard languages of Europe. The project has two major aims. The first is to look outside of Europe, and the second is to refine the analysis. Organisations: • Center for grammar, cognition and typology
Researchers: • Johan Van der Auwera
The end of secularization? Charles Taylorr and Marcel Gauchet on the significance of the religious in a secularized world. University of Antwerp Abstract: The confrontation between Gauchet and Taylor starts from the following research question : what is the cultural and social relevance and significance of the religious in the secular world? The aim of this question is to make explicit the tension which currently occurs between the religious experience which is circumscribed in terms of the sacred, the godlike and the transcendent on the one hand and the advancing process of secularisation on the other Organisations: • Center for European Philosophy
Researchers: • Walter Van Herck • Guido Vanheeswijck
Senses as tools. A philosophy of the sensory modalities. University of Antwerp Abstract: Perception has an objective and a subjective aspect. We perceive events and objects, but at the same time these appear to us in a certain manner. An important role in the determination of 'how objects appear to us' is played by the sensory modalities. Philosophers from Aristotle to Paul Grice have considered the question what precisely distinguishes the senses: What makes hearing into hearing, and seeing into seeing? But also the question of what connects the sensory modalities has strongly attracted the philosophical attention. This is what is at issue in the famous Molyneux Question: What would happen if a blind person, capable of tactile recognition of a sphere or a cube, suddenly gained the capacity of sight? Would he be able to distinguish by looking the sphere from the cube? In the proposed project the two questions regarding what distinguishes and connects the senses will be reconsidered from the combined perspective of the sensorimotor contingency theory for perception and perceptual awareness and of the ideas of Andy Clark about the 'Extended Mind' and his hypothesis that humans are Natural-Born Cyborgs: Creatures which integrate external tools into their behaviour in such a way that these become literally part of themselves. On the basis of the conception of the senses constructed from this perspective, an account will be given of what distinguishes and connects the senses, and it will be investigated how this conception allows for relieving the tension between how objects appear to us, and how they are. The proposed theory of the senses has important implications regarding the debate between internalists and externalists about whether the mind is 'in the head', or extends into the environment. Organisations: • Centre for Philosophical Psychology
Researchers: • Erik Myin
Military occupation as a transnational form of politics. A social and cultural history of the German occupation administration in Belgium during the first and the Second World War. University of Antwerp Abstract: In this project, the German occupation administration of the First and the Second World War in Belgium will be studied from within, as an internally coherent structure embedded in society. By using a perspective of intertemporal comparison, it tries to reveal similarities, continuities and differences between both administrations. Thus, it aims at providing insights into the history of military occupation as a specific form of politics. The starting point is that occupation administrations are transnational political organizations: they operate outside the political and social context of the authorities to which they are responsible. Therefore, they have to acquire legitimity both in the eyes of the political authorities of their home-country as in those of the population of the occupied country. This project tries to trace those processes of legitimization by focusing on the social composition and cohesion of those occupation administrations, and on their interaction with the population of the occupied country. It is situated at the crossroads of political, social and cultural history, but it uses insights from organizational sociology and cultural anthropology. Methodologically, a combination of prosopography, network analysis and discourse analysis will be brought to work. Organisations: • Power in History - Centre for Political History
Researchers: • Herman Van Goethem • Marnix Beyen
Local elites in a changing society: a comparative study of power in Flemish and Brabantine villages (13th-16th centuries). University of Antwerp Abstract: The aim of this project is to explain regional divergences in the organisation and dynamics of late medieval village elites by linking them to the equally regionally divergent patterns of rural commercialisation. In order to do so we have to question the basic assumption that an early and intensive commercialisation of agriculture was always paralleled by an equally early concentration of political and economic power in the hands of 'new' village elites, and that, vice versa, in more traditional or economically backward regions, feudal elites and community-based institutions and organisations were able to maintain their grip on rural society. Organisations: • Power in History - Centre for Political History
Researchers: • Tim Soens
The protection of cultural property during armed conflict: towards an integral prevention strategy. University of Antwerp Abstract: During the 20th century a lot of prevention measures to tackle the destruction of cultural property during armed conflict were designed. However, the destruction and looting of cultural property tends to increase the last decennia. Therefore, this research will analyze what causes the
failure of this strategy. A first phase of the research agenda is descriptive and explanatory. Bottom-up, starting from the different prevention measures, a typology will be designed, which will be then translated into a model strategy. A following phase will evaluate the former, top-down, starting from the model strategy, analysing two cases (Iraq and Kosovo). Organisations: • Management
Researchers: • Annick Schramme
The source of masked priming effects: lexical or episodic memory? University of Antwerp Abstract: Masked priming is a technique in which a word is presented so briefly that it cannot be consciously perceived, while at the same time it has an effect on the processing speed of a subsequently presented word. For this reason the technique is often used to investigate the nature of memory structures and processes underlying word recognition. However, recently the lexical nature of these masked priming effects has been called into question by Bodner and Masson (2003, 2004, 2006). Do these effects reflect the structure of the mental lexicon or do they reflect residual activation in episodic memory, where personal experiences are stored? A series of experiments is planned to investigate whether a lexical interpretation of the effect can be defended. Given the popularity of the technique the results of this research can have far-reaching consequences with respect to the theory formation on the mental lexicon. Organisations: • Centre for Computational Linguistics and Psycholinguistics (CLiPS)
Researchers: • Dominiek Sandra
International trade and economic development in the Austrian Netherlands, 1760-1790. University of Antwerp Abstract: With this research we intend to study the impact foreign trade exerted upon the eighteenth-century economic development of the Austrian Netherlands. On the basis of documents generated by the Council of Finance (Department of Custom Duties) a comprehensive reconstruction and interpretation of the foreign trade and foreign trade policy is envisaged. Organisations: • Centre for Urban History
Researchers: • Bruno Blondé • Wilhelmina De Smedt