Requisitoir inzake verdachte: Paul van der W. geboren op 30 januari 1959 te Tilburg Meervoudige Kamer bij de rechtbank Amsterdam d.d 18 april 2009 Parketnummer: Van der Water wordt allereerst verweten dat hij op of omstreeks 24 januari 2009 in de gemeente Amsterdam gepoogd heeft zijn echtgenote mevrouw De Jong opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven. Mocht het voorgaande niet tot een veroordeling leiden dan wordt hem verweten dat hij zich toen en daar schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling al dan niet met voorbedachten rade op mevrouw De Jong. Geachte voorzitter, Edelachtbaar college, Huiselijk geweld is in Europa de belangrijkste doodsoorzaak onder vrouwen tussen de 16-44 jaar. 1 Geschat wordt dat in Nederland jaarlijks ongeveer 80.000 vrouwen slachtoffer worden van ernstige vormen van huiselijk geweld. Mevrouw De jong is één van deze 80.000 vrouwen. Haar man, de verdachte in deze zaak, heeft namelijk na de zoveelste ruzie zijn vrouw opgezocht en met een mes op haar ingestoken. Zij had geluk dat een spoedoperatie haar het leven redde. Verdachte is primair een poging tot doodslag al dan niet met voorbedachten rade ten laste gelegd, subsidiair wordt hem een poging tot zware mishandeling al dan niet met voorbedachten rade verweten. Mijns inziens is het verwijt zoals impliciet primair omschreven te weten de poging tot moord wettig en overtuigend te bewijzen. Daarom zal ik ten eerste een korte weergave van de feiten geven. Ten tweede zal ik mijn visie op de bewijsmiddelen en bewezenverklaring uiteenzetten. Ten derde ga ik in op de strafbaarheid van het delict. Tot slot kom ik toe aan de vraag op welke wijze deze zaak afgedaan dient te worden. 1 Feiten: Op 24 januari 2009 krijgen verbalisanten een melding binnen dat op de Bernhardstraat te Amsterdam een vrouw door haar man in het bovenlichaam is gestoken. Ter plaatse aangekomen treffen verbalisanten een man aan die een met bloed doordrenkte handdoek op de buik van een vrouw houdt. Het slachtoffer is op dat moment niet aanspreekbaar. Nadat verbalisanten deze man de cautie hadden gegeven verklaarde hij dat hij degene was die haar had neergestoken. Hierop hebben verbalisanten de verdachte aangehouden. Mevrouw is in kritieke toestand overgebracht naar het ziekenhuis, waar door middel van een spoedoperatie haar leven gered werd. De arts verklaart later zoals weergegeven op blz. 10 dat de steekwond in haar buik enkele centimeters diep was en daarbij de slagader en de lever geraakt had. Daarnaast heeft zij een kleine snijwond op haar arm en een hersenbeschadiging (cerebrale) waardoor haar reuk en smaakvermogen verloren zijn gegaan. Daarnaast kan zij zich daardoor niets van het incident herinneren, ik zou bijna zeggen gelukkig maar. De vraag is wat zich die avond precies heeft afgespeeld. Een reconstructie van hetgeen gebeurd is kan gemaakt worden aan de hand van de proces-verbalen; Verdachte en het slachtoffer hebben een stormachtige relatie zo verklaart de verdachte (blz. 19). De buren horen het slachtoffer en verdachte regelmatig ruzie maken (blz. 14-16). Daarbij wordt over en weer geweld toegepast zo verklaart het slachtoffer. Ook voor de steekpartij heeft zich een ruzie voorgedaan. Verdachte was na zijn werk nog wat gaan drinken en had dit niet laten weten (blz. 20). Bij thuiskomst ontstond hieromtrent een ruzie waarbij over en weer geduwd en geprovoceerd is. Nadat verdachte het slachtoffer een duw heeft gegeven is zij naar boven gegaan (blz. 20-22). Verdachte is haar vervolgens achterna gegaan. Voordat hij echter naar boven is gelopen heeft hij in de keuken een broodmes gepakt. Onder weg naar boven bedenkt hij zich echter, hij loopt terug en pakt een scherper vleesmes. Boven aangekomen steekt hij vervolgens vanuit de deuropening van de douche zijn vrouw neer. Hij steekt eerst op schouderhoogte maar omdat zij doorloopt steekt hij vervolgens lager in de buik. Het slachtoffer is vervolgens in haar vlucht van de trap gevallen waarna ze bewusteloos is blijven liggen.
1
Timmerman, Wat huiselijk geweld met je doet, Zoetemeer: Boekcentrum, 2005.
Het mes met bloed van het slachtoffer wordt later door de technische recherche aangetroffen in de keuken (blz. 12-3) Verdachte bekent dat dit het mes is waarmee hij heeft gestoken (blz. 23). Dit mes behoort tot het messenblok afkomstig uit de keuken (blz. 13). 2 Bewijsmiddelen en bewezenverklaring Voor het tenlastegelegde heb ik voldoende bewijs. Deze bewijsmiddelen zijn in het dossier aanwezig en de belangrijkste zijn; de geheel bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van het slachtoffer en de diverse ambtelijke verslagen. Deze bewijsmiddelen acht ik betrouwbaar en mijns inziens blijkt uit deze bewijsmiddelen het wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde. Alvorens ik op de elementen van de bewezenverklaring in ga wil ik kort stilstaan bij hetgeen verdachte hier ter zitting en bij de Rechter-commissaris heeft verklaard. Verdachte stelt dat verbalisanten hem tijdens het verhoor geen ruimte gaven om zijn verhaal te vertellen. Verbalisanten hebben in het eerste verhoor een verklaring opgenomen over de relatie van verdachte. Dat verbalisanten vervolgens gericht vragen naar de steekpartij en daar het verhoor op toespitsen acht ik niet meer dan hun werk. Juist daaromtrent moet immers duidelijkheid verkregen worden. Door verdachte gericht vragen hieromtrent te stellen is geen inbreuk gemaakt op zijn verklaringsvrijheid. Nu de verdachte daarnaast de verklaring heeft ondertekend en hier ter zitting heeft bevestigd kunnen de verklaringen als bewijs gebezigd worden (Gerechtshof Arnhem Van 10 februari 2002, LJN AO 3327). Ik acht deze verklaringen betrouwbaar en ik houd de verdachte dan ook aan deze verklaringen. Dan kom ik toe aan de bewezenverklaring: Uit de hiervoor gegeven feitenschets wordt de voorbedachte raad duidelijk. Voorbedachte raad wijst op een moment van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering. Enige zij het korte tijd (HR 7 december 1999, NJ 2000,263) waarin de verdachte zich kan beraden en reflecteren op de gevolgen van zijn genomen besluit is hiervoor voldoende. Verdachte geeft zelf aan dat hij het mes heeft meegenomen om het slachtoffer zo te dwingen om te praten over hun relatie (blz. 23). Ondanks deze verklaring leid ik uit het handelen van verdachte af dat hij het plan had om haar te vermoorden. Verdachte heeft het slachtoffer nadat deze zich aan de ruzie had ontrokken bewust opgezocht. Voordat hij echter naar boven is gelopen heeft hij in de keuken een mes gepakt. Als gekeken wordt naar de plattegrond zoals in het dossier aanwezig dan blijkt dat als je van de woonkamer naar de trap loopt je niet door de keuken komt. Verdachte moet dus daar expliciet naar toe zijn gelopen. Uit het bewust opzoeken van de confrontatie en het pakken van het mes zo kort na een ruzie leid ik af dat hij van plan was om haar te vermoorden. Ik bevind mij in goed gezelschap, voor een zelfde redenering verwijs ik u namelijk naar het hof Den haag 23 oktober 2003, LJN AN7941. Ook daar verliet het slachtoffer met ruzie de ruimte waarna de verdachte zich naar de keuken begaf een mes pakte en vervolgens de confrontatie opzocht. Uit het pakken en achterna lopen zo direct na een ruzie leidt het hof de intentie om te doden af. Dat verdachte dit plan om haar te vermoorden had blijkt vervolgens nogmaals als hij terugloopt om van mes te wisselen. De verdachte verklaart dit op blz. 25. Daarnaast heeft de verdachte hier ter zitting verklaard dat verklaring drie en daarmee blz. 25 een juiste weergave is van hetgeen is gebeurd. Men mag er dus vanuit gaan dat verdachte eerst een broodmes heeft gepakt en vervolgens is teruggelopen om dit broodmes voor een vleesmes in te wisselen. Dit wordt ook ondersteund door de foto’s van de technische recherche (35-36). Als verdacht echt alleen maar de intentie had om te dreigen, waarom is hij dan terug gelopen om een scherper vleesmes te pakken, dreigen kun je ook met een broodmes. Uit het wisselen van mes leid ik dan ook wederom af dat verdachte het plan had om zijn vrouw te vermoorden. Dat verdachte dit plan had wordt daarnaast ook nog eens versterkt door twee omstandigheden. Ten eerste verklaart het slachtoffer op blz. 29 dat verdachte haar de dag er voor heeft gezegd dat hij haar wat zou aan doen. Dit naar aanleiding van het feit dat het slachtoffer zei tijdelijk weg te gaan omdat ze hun relatie niet meer zag zitten. Ten tweede is de verklaring van verdachte direct na zijn aanhouding van belang. De verdachte heeft toen immers gezegd dat hij geen andere uitweg meer wist (blz. 18). Dat verdachte dit hier ter zitting ontkent doet niets af aan de bewijswaarde van dit op ambtseed opgemaakte procesverbaal. Nu twee verbalisanten dit op hun ambtseed hebben opgemaakt acht ik deze verklaring betrouwbaar en houd ik verdachte aan zijn verklaring. Dat verdachte de handelingen deels onder invloed van frustraties heeft verricht staat zoals blijkt uit de uitspraak van de RB Assen van 24 december 2008 (LJN BG8101) niet aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg.
De verdachte heeft daarnaast ook de gelegenheid gehad om over dit besluit na te denken en de gevolgen te overzien. Het gaat hierbij immers niet om de vraag of hij dit daadwerkelijk heeft gedaan maar of hij daartoe de mogelijkheid had (Rb Den Bosch 2 december 2008, LJN BG5643). Deze gelegenheid had hij toen hij de trap opliep, het moment dat hij de deur opende en wachtte totdat zij zich omdraaide, maar ook tijdens het incident. Verdachte heeft immers eerst op schouderhoogte gestoken, is gestopt en heeft vervolgens lager gestoken. Verdachte had dus tussen het nemen van het besluit en handelen voldoende tijd om zijn wil te bepalen. Hiermee is naar mijn mening de voorbedachte raad een feit De volgende eis die de delictsomschrijving mij stelt is dat er sprake moet zijn van opzet. De verdachte geeft op blz. 24 aan dat hij niet de bedoeling had om te doden. Gelet op de hiervoor besproken handelingen acht ik de voorwaardelijke opzet desondanks bewezen. In het bovenlichaam en de buik bevinden zich diverse vitale organen zoals het hart, de longen maar ook de slagaders, dit is een feit van algemene bekendheid. Een weldenkend mens weet dat verwondingen aan deze vitale delen zeer levensbedreigend kunnen zijn en eenvoudig kan leiden tot de dood. De verdachte moet dit, evenals ieder weldenkend mens geweten hebben. Door ondanks deze wetenschap diverse malen in de buikstreek en borststreek te steken, handelingen die dus geschikt zijn om iemand te doden, leid ik af dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijk kans dat het slachtoffer hierdoor kwam te overlijden heeft aanvaard. (RB Den Bosch 5 december 2008, LJN BG5643). Op grond hiervan is er sprake van voorwaardelijke opzet. Conclusie Gelet op het voorgaande acht ik de primair ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen. Mocht de rechtbank mijn mening niet volgen dan is het gedrag van verdachte juridisch te rubriceren onder het impliciet primair opgenomen feit te weten de poging doodslag ofwel meer subsidiair de poging tot zware mishandeling. 3 Strafbaarheid van het feit Nu verdachte ter zitting en bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij enkel heeft gestoken omdat het slachtoffer hem aanviel met een schaar, zal ik reeds in mijn eerste termijn mijn visie op deze (vermeende) aanval geven. Ik zeg hierbij uitdrukkelijk vermeende aanval. Of die aanval daadwerkelijk heeft plaatsgevonden staat namelijk in zijn geheel niet vast. Een schaar is namelijk door de technische recherche niet aangetroffen, dit zou je toch verwachten (blz. 27). Wat wel is aangetroffen is een tandenborstel en tandpasta (blz. 13). En laat dit nu net overeenstemmen met de eerste verklaring van verdachte waarin hij vertelt dat het slachtoffer haar tanden stond te poetsen en niet spreekt over een schaar (blz. 20). Naar mijn mening blijkt dan ook uit onvoldoende omstandigheden dat het slachtoffer daadwerkelijk een schaar in haar handen had. Een noodweersituatie is dan ook niet aannemelijk gemaakt. Mocht het slachtoffer wel een schaar in haar handen gehad hebben ook dan is er geen sprake van een aanval in juridische zin. Verdachte stond immers in de deuropening van de douche. Het is heel goed mogelijk dat het slachtoffer hem gewoon wilde passeren. Van een noodweersituatie is mij dan ook niets gebleken. Ook op andere gronden dient het verweer, er vanuit gaande dat het gevoerd wordt, verworpen te worden; Ten eerste was de verdediging volstrekt niet gepast en disproportioneel. Verdachte heeft direct gestoken in de meest vitale delen van het lichaam, hij had anders kunnen en moeten handelen. Daarnaast was de verdediging ook niet geboden. De verdachte stond immers op het moment van de vermeende aanval in de deuropening en had onder deze omstandigheden zich eenvoudig moeten verwijderen. De noodzaak om op deze manier te reageren ontbrak volledig (HR 21 november 2006, NJ 2006, 650 en HR 18 juni 1957, NJ 1957,446). Ten slotte kan het verweer niet slagen omdat de verdachte zelf bewust na een ruzie met een mes in zijn handen de confrontatie heeft opgezocht. Als je met een mes op iemand in een kleine douche ruimte afloopt dan is het te verwachten dat daar een reactie op komt. Op het moment dat je op deze manier moedwillig een confrontatie opzoekt kan een beroep op noodweer(exces) niet meer slagen (HR 24 oktober 1989, NJ 1990,353 en recenter Gerechtshof Arnhem 2 juni 2008, LJN BD2944). Het noodweer(exces) verweer – er van uitgaande dat het zal worden gevoerd – treft gezien het voorgaande geen doel en dient te worden verworpen.
4 Strafmaat Zoals hiervoor gesteld is er sprake van een strafbaar feit en een strafbare dader. Daarom kom ik toe aan de vraag op welke wijze de zaak afgedaan moet worden. Het gaat hier om een ernstig strafbaar feit met grote gevolgen voor het slachtoffer; Zij heeft het incident ternauwernood overleefd en was de dood zeer dicht genaderd. Zij heeft geruime tijd in het ziekenhuis gelegen en ervaart naast lichamelijke ook psychische klachten. Haar zus omschrijft als volgt: “Zij is van een vrolijke meid veranderd in een angstige en droevige vrouw” Ook het feit dat dit geweld zich binnen huiselijke kringen heeft afgespeeld weegt voor mij zwaar. Je eigen huis is juist een plaats waar iemand zich veilig moet voelen. De impact om in je eigen huis door je eigen man aangevallen te worden is zeer groot. Het slachtoffer kon doordat haar man in de deuropening stond geen kant op, verdedigen was niet mogelijk. Wat ook meeweegt is het feit dat verdachte ter zitting de schuld bij het slachtoffer legt: “Als Angela normaal had gedaan, was er niets gebeurd” Kijk ik naar de ernst van de feiten dan acht ik lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer dan gerechtvaardigd. Betrek ik daarbij de persoon van de verdachte dan zou dit bijstelling naar beneden kunnen betekenen. Hierbij zijn een aantal omstandigheden van belang. Ten eerste het alcoholprobleem van de verdachte dat ook enige invloed op het delict lijkt gehad te hebben. Ook het feit dat het geweld in eerste instantie van twee kanten kwam weegt voor mij mee. Het zwaarst weegt voor mij echter dat de verdachte eerste hulp heeft verleend. Dit duidt op een verantwoordelijkheidbesef. De reclassering adviseert in deze zaak een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden het volgen van de aanwijzingen van de reclassering ook als dit ambulante behandeling van het alcoholprobleem inhoudt. De verdachte is hiertoe echter in het geheel niet gemotiveerd. Hij weigert mee te werken aan het opstellen van het behandelplan en herhaalt hier ter zitting geen hulp nodig te hebben. Mede gelet op de laatste omstandigheid kom ik tot de volgende strafeis: Ik vraag u op te leggen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis.