Rekenen
o
Blok 6 Maatbegrip: kiezen van de juiste eenheden in contexten. Aflezen en interpreteren van een lijngrafiek. Temperatuur: temperatuur in graden Celsius aflezen van een koortsthermometer. Procenten: percentages inkleuren op een strook.
o o o o
Blok 7 Geld: rekenen met geldbedragen in contexten. Oppervlakte: oppervlakte berekenen. Verhoudingen: verhouding als vergelijkingsmaat. Breuken: het verschil bepalen tussen gelijknamige breuken.
o o o o
Blok 8 Geld: handig rekenen bij delen en vermenigvuldigen met geldbedragen. Verhoudingen: vergelijken op basis van verhoudingsrelatie prijs-gewicht. Procenten: korting in euro’s berekenen bij kortingspercentages. Breuken: optellen en aftrekken met gelijknamige breuken.
o o o
o o o o
o o o o
Blok 9 Kommagetallen op de getallenlijn plaatsen. Optellen en aftrekken met kommagetallen in de context van lengte en gewicht. Het gemiddelde berekenen. Het verschil bepalen tussen ongelijknamige breuken. Blok 10 Vermenigvuldigen (van een kommagetal) met 10 en 100. De oppervlakte, de omtrek en de inhoud berekenen. Geld: Handig meerdere geldbedragen optellen. Geld: Gepast betalen.
Spelling -Woordspelling. -Werkwoordspelling; tegenwoordige - en verleden tijd, zwakke werkwoorden -Werkwoordspelling; tegenwoordige – en verleden tijd, sterke werkwoorden. Taal -Woordenschat uitbreiden. -spreken en luisteren; gericht vragen en luisteren, doorvragen, een gesprek leiden, hun mening geven, een moraal herkennen, hoofd- en bijzaken herkennen, gesprekken samenvatten, intonatie en zinsmelodie, problemen in tweetallen of groepjes bespreken, een spreekbeurt houden, een ordening of opsomming in een verhaal herkennen, een volgorde in een verhaal herkennen, vormen van non-verbaal gedrag herkennen, begrijpelijke vragen stellen en beantwoorden. -Stellen; samenvatten, tekst verdelen in alinea’s, gedichten schrijven, structuur aanbrengen d.m.v. koppen, een informatieve tekst schrijven, een beschrijving geven, een handleiding schrijven, een brief schrijven. -taalbeschouwing; persoonsvorm , onderwerp, zinnen in een ander tijd zetten, meervoud en enkelvoud, leestekens, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, aanhalingstekens, samengestelde woorden, moedertaal / vreemde taal, functie van apostrof, voltooid deelwoord, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord, lettergrepen, enkelvoud –heden en -’s , deelteken en trema, letterlijk – en figuurlijk taalgebruik, hoofdtelwoord, van een samengestelde zin twee zinnen maken, kenmerken van bepaalde woorden aangeven, aandachtsstreepje, rangtelwoord. Geschiedenis –Er wordt dieper en uitgebreider op de onderwerpen ingegaan. Thema’s: Tijd van ontdekkers en hervormers: Nieuwe tijden. Tijd van regenten en vorsten: De Gouden Eeuw. Tijd van de wereldoorlogen: De Tweede Wereldoorlog. Tijd van burgers en stoommachines: Industriële revolutie.
Aardrijkskunde – Europa staat centraal dit jaar. Meander: Thema 2: Om ons heen. De Europese unie. Hoe en waarom is de EU ontstaan? Hoe zien de andere EU landen eruit? Thema 3: Waterland. Rivieren. We bekijken de loop van de Rijn vanaf de bron naar de monding. Ook het rivierenlandschap in Nederland komt aan bod. Thema 4: Platteland. Landbouw in Europa. Wat komt er allemaal uit Europa. Waar is Europese landbouwbeleid op gericht? Thema 5: Over de grens. Immigratie en emigratie. Waarom gaan mensen naar andere landen? Wat betekent het om in een ander land te wonen? NAUT – Methode voor biologie, natuurkunde en techniek. Verrijking en verdieping bestaat uit opdrachten waarbij het geleerde wordt toegepast bij creatieve opdrachten. De methode legt dan ook verbanden met andere vakgebieden. Thema 2: Planten en dieren. Dit thema gaat over de relatie tussen dieren, planten en hun omgeving. En wat er kan gebeuren als deze leefomgeving verandert. Begrippen: bodemdieren, kringloop van voedsel, plankton, schimmels, nationaal park, suikers, vervuiling, voedselketen, voedselweb, zonne-energie. Thema 3: Voeding en je lichaam. Waar gaat het eten heen dat je doorslikt? Begrippen: bloedsomloop, orgaan, eiwitten, koolhydraten, smaakpapillen, spijsvertering, spijsverteringskanaal, ziektekiemen, zintuigen, pupil. Thema 5: Weer en klimaat. Hoe ontstaan verschillende weersomstandigheden? Begrippen: ijzel, kringloop van water, waterdamp, orkaan, wind, windkracht, windrichting, wolk, zonnestralen, zonnewarmte.
Engels – Methode ‘Take it easy’. Werkboek en digibord met digi-teacher. Veel filmpjes en gesprekjes. De nadruk ligt op spreken en begrijpen, minder op schrijven. Leerlingen hoeven de teksten en dialogen niet letterlijk te begrijpen. Het gaat erom dat ze de essentie eruit halen. Unit 1: persoonlijke gegevens: Het thema van deze unit is ‘Meeting people’(het ontmoeten van mensen). Als rode draad komt in elke les het onderwerp feest terug: feestjes met familie, (nationale) feestdagen en jezelf voorstellen op feestjes. Unit 2: eten en drinken: Het thema van deze unit is ‘Food’(eten en drinken). De leerlingen gaan leren hoe ze een maaltijd kunnen bestellen in een restaurant en hoe ze een menukaart kunnen lezen. Ze komen van alles te weten over eten. Unit 3: vrije tijd en hobby’s: Het thema van deze unit is ‘Spare time’ (vrije tijd). De rode draad is in elke les het onderwerp ‘too busy’(te druk): te druk om iemand te helpen met klusjes of huiswerk, te druk om gewoon te spelen of met vrienden rond te hangen. Lezen – Van begrijpend naar studerend lezen. Niet zomaar beginnen. Wat weet je al? Bedoeling van de schrijver. Leesstrategie. Technisch lezen – Romans, informatieve boeken, strips, leeskaarten, gedichten, boekbespreking. Voor een aantal kinderen is er ‘lekker lezen’. Teksten met lastige woorden worden eerst voorgelezen, de lastige woorden worden behandeld en daarna worden oefeningen gemaakt. Extra oefenen is mogelijk met vloeiend en vlot.
Schrijven techniek, motoriek- en tempo oefeningen Schrijfhouding Creatief schrijven: bijvoorbeeld kalligraferen, tekenen.
Verkeer Voorbereiding op praktisch en theoretisch verkeersexamen in april. Muziek Liedjes djembe les Kielzog Eigen inbreng van leerlingen.