Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid Dienst Veiligheid van de Consumenten
Reglementering over defibrillatoren
Versie
23/05/07
Reglementering over defibrillatoren
Referenties : Koninklijk besluit houdende veiligheids- en andere voorwaarden inzake een automatische externe defibrillator gebruikt in het kader van een reanimatie Datum van afkondiging
21/04/2007
Datum van publicatie in het 18/05/2007 Belgisch Staatsblad Datum van inwerkingtreding 28/05/2007 behalve artikel 5, eerste lid, 4° vanaf 18/08/2007 Wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige Wettelijke basis hulpverlening, Wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten Wet van 12 juni 2006 die het gebruik van automatische « externe » defibrillatoren toelaat, Omzetting van de Europese aanbeveling/richtlijn
Wijziging(en): Geen
Waarschuwing Deze tekst is een officieuze gecoördineerde versie van de reglementering. Er kan niet worden gewaarborgd dat dit document een exacte weergave van de officieel goedgekeurde tekst vormt. Uitsluitend wetgeving die in de papieren versie van het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, is rechtsgeldig. Mocht u fouten in deze tekst ontdekken, zouden we het op prijs stellen indien u ze ons zou melden. T: +32(0)2 277 76 99 VERSIE 23/05/07
F: +32(0)2 277 54 39
[email protected] 1
Reglementering over defibrillatoren
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN................................................................... 3 HOOFDSTUK II. – GEBRUIKSWIJZE................................................................................. 4 HOOFDSTUK III. - TERBESCHIKKINGSTELLING EN ETIKETTERING .................... 5 HOOFDSTUK IV. - VOORWAARDEN INZAKE VEILIGHEID EN GEZONDHEID ...... 6 HOOFDSTUK V. – REGISTRATIE ....................................................................................... 6 HOOFDSTUK VI. – CONTROLE .......................................................................................... 7 HOOFDSTUK VII. – SLOTBEPALINGEN ........................................................................... 7 BIJLAGE 1 : MELDINGSFORMULIER VAN DE TERBESCHIKKINGSTELLING VAN EEN AUTOMATISCHE EXTERNE DEFIBRILLATOR (ART. 5) ............................ 8 BIJLAGE 2 : PICTOGRAM TE GEBRUIKEN IN HET KADER VAN DE TERBESCHIKKINGSTELLING VAN EEN AUTOMATISCHE EXTERNE DEFIBRILLATOR (ART. 5) ................................................................................................... 9
VERSIE 23/05/07
2
Reglementering over defibrillatoren
Koninklijk besluit houdende veiligheids- en andere voorwaarden inzake een automatische externe defibrillator gebruikt in het kader van een reanimatie HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « automatische externe defibrillator » : een toestel dat op basis van een analyse een elektrische schok kan toedienen, al dan niet na een voorafgaandelijke vraag op een knop te drukken, en dat beantwoordt aan de eisen vermeld in het koninklijk besluit van 18 maart 1999 betreffende de medische hulpmiddelen; 2° « AED categorie 1 » : een automatische externe defibrillator die niet toelaat om te schakelen naar een manuele modus en aldus zelfstandig een elektrische schok toe te dienen, en die niet over een scherm beschikt om het hartritme te volgen; 3° « AED categorie 2 » : automatische externe defibrillator die toelaat om te schakelen naar een manuele modus en aldus zelfstandig een elektrische schok toe te dienen of die over een scherm beschikt om het hartritme te volgen; 4° « ter beschikking stellen » : het gratis aanbieden van een automatische externe defibrillator voor gebruik in geval van een hartstilstand; 5° « permanent » : op langdurige en duurzame wijze; 6° « publieke plaats » : elke plaats, inclusief winkels, scholen, bedrijfsgebouwen en terreinen, stations, luchthavens, filmzalen en sportterreinen, waar mensen verzamelen en evenementen kunnen worden georganiseerd; 7° « professionele gebruiker » : elke persoon die een automatische externe defibrillator gebruikt en die behoort tot de volgende categorieën : a) verpleegkundigen zoals bedoeld in artikel 21quater van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen; b) hulpverleners-ambulanciers, houder van het brevet bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers en van het onderscheidingsteken bedoeld in artikel 24 van hetzelfde besluit; 8° « niet-professionele gebruiker » : eenieder die een automatische externe defibrillator gebruikt en die geen professionele gebruiker is; 9° « patiënt » : de persoon die symptomen van een hartstilstand vertoont en aan wie de professionele of niet-professionele gebruiker beslist defibrillatie toe te dienen aan de hand van een automatische externe defibrillator;
VERSIE 23/05/07
3
Reglementering over defibrillatoren
10° « ziekenwagen DGH » : een voertuig bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel en die uitsluitend ingezet worden in de dringende geneeskundige hulpverlening; 11° « andere ziekenwagen » : een ziekenwagen die niet beantwoordt aan de definitie van ziekenwagen DGH. Art. 2. Dit besluit is niet van toepassing op : 1° het gebruik van een automatische externe defibrillator door personen gemachtigd om de geneeskunde te beoefenen zoals bepaald door het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, en 2° het gebruik van een manuele externe defibrillator door een verpleegkundige, in het kader van een cardiopulmonaire resuscitatie met technische hulpmiddelen, zoals opgenomen in de bijlage 1 van het koninklijk besluit van 18 juni 1990 houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige verstrekkingen en de lijst van de handelingen die door een arts aan de beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de wijze van uitvoering van die verstrekkingen en handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen.
HOOFDSTUK II. – Gebruikswijze Art. 3. Een AED categorie 1 mag bediend worden door zowel professionele als nietprofessionele gebruikers op de hierna omschreven wijze : 1° Alvorens te beslissen de AED categorie 1 te gebruiken, vergewist de betrokken gebruiker zich van de toestand van de patiënt; 2° de betrokken gebruiker gaat slechts over tot defibrillatie indien de patiënt niet bij bewustzijn is en geen normale ademhaling vertoont; 3° bij elk gebruik moet zo snel mogelijk het eenvormig oproepcentrum van de dringende geneeskundige hulpverlening verwittigd worden. Art. 4. Een AED categorie 2 mag slechts bediend worden door professionele gebruikers en uitsluitend in automatische modus. Bij de bediening zijn de punten 1° en 2° vermeld in artikel 3 van toepassing.
VERSIE 23/05/07
4
Reglementering over defibrillatoren
HOOFDSTUK III. - Terbeschikkingstelling en etikettering Art. 5. Een automatische externe defibrillator mag slechts permanent op een publieke plaats ter beschikking worden gesteld, indien aan volgende voorwaarden is voldaan : 1° De eigenaar van de AED bezorgt voorafgaandelijk aan het directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer een formulier dat opgesteld wordt overeenkomstig het model in bijlage 1 bij dit besluit en dat volledig en correct is ingevuld; 2° de AED wordt in een verzegelde kast geplaatst die geschikt is voor de opslag van zowel het toestel als de batterij en de elektroden, en dit overeenkomstig de aanwijzingen voor opslag van de fabrikant; 3° de kast is op de voorkant op een duidelijk zichtbare plaats voorzien van het pictogram in bijlage 2; 4° de kast bevat een geheugensteun op A4-formaat zoals verstrekt door het directoraatgeneraal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer, minimaal in de taal of de talen van het taalgebied waarin de defibrillator permanent ter beschikking wordt gesteld; 5° op de kast staan verder volgende gegevens vermeld : a) de naam en het adres van de eigenaar; b) het telefoonnummer, het emailadres en eventueel het faxnummer waarop de eigenaar bereikt kan worden; c) de vermelding « enkel te gebruiken indien de persoon niet bij bewustzijn is en geen normale ademhaling vertoont »; d) de vermelding « gelieve steeds het hulpcentrum voor dringende geneeskundige hulpverlening te verwittigen via het nummer 100 of 112 in geval van gebruik van een AED »; 6° indien de AED in een draagtas zit, staan op de draagtas hetzelfde pictogram en dezelfde gegevens vermeld als op de kast; 7° de instellingen van de AED voldoen aan de European Resuscitation Council Guidelines, zoals gepubliceerd in Resuscitation (2005), 67S1, S7-S23, oktober 2005. Het directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer kent een registratienummer toe ten laatste één maand nadat het formulier bedoeld in het eerste lid, 1° werd ontvangen. Art. 6. In voertuigen van categorie M2 of M3 volgens de definities van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen mag een automatische externe defibrillator van categorie 1 permanent ter beschikking worden gesteld, indien is voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 5, eerste lid, 1°, 6° en 7°. De geheugensteun vermeld in artikel 5, eerste lid, 4°, wordt bij de AED gevoegd. In treinen mag een automatische externe defibrillator van categorie 1 permanent ter VERSIE 23/05/07
5
Reglementering over defibrillatoren
beschikking worden gesteld, indien is voldaan aan alle voorwaarden vermeld in artikel 5. In ziekenwagens DGH mag een automatische externe defibrillator van categorie 1 of van categorie 2 permanent ter beschikking worden gesteld, indien is voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 5, eerste lid, 1°, 6° en 7°. In andere ziekenwagens mag een automatische externe defibrillator van categorie 1 permanent ter beschikking worden gesteld, indien is voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 5, eerste lid, 1°, 6° en 7°. Art. 7. De eigenaar van een automatische externe defibrillator die een formulier heeft bezorgd overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 2°, informeert het directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer van elke gegevenswijziging binnen een termijn van 1 maand.
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden inzake veiligheid en gezondheid Art. 8. De eigenaar van een automatische externe defibrillator die deze permanent ter beschikking stelt zoals bedoeld in artikelen 5 en 6, gaat minstens maandelijks de staat van zijn automatische externe defibrillator na, en in het bijzonder of er alarmboodschappen zijn met betrekking tot de batterij alsook de aanwezigheid van een intact elektrodenpaar. De eigenaar van een automatisch externe defibrillator documenteert in een register de uitvoering van bovenstaand nazicht en desgevallend van het nazicht gevraagd door de fabrikant van het toestel. Art. 9. De eigenaar van een automatische externe defibrillator die deze permanent ter beschikking stelt zoals bedoeld in artikelen 5 en 6, controleert na elk gebruik van zijn automatische externe defibrillator de staat van de batterij en de beschikbaarheid van een intact elektrodenpaar.
HOOFDSTUK V. – Registratie Art. 10. De eigenaar van een automatische externe defibrillator maakt, op verzoek van de behandelende arts van de patiënt die gedefibrilleerd werd met de betrokken automatische defibrillator, de gegevens die door het toestel werden geregistreerd naar aanleiding van deze defibrillatie aan deze arts over. Art. 11. De eigenaar van een automatische externe defibrillator die deze permanent ter beschikking stelt zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6, maakt jaarlijks alle gegevens die door zijn automatische externe defibrillator gedurende het voorbije jaar werden geregistreerd over aan het directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu legt de nadere regels vast volgens dewelke het bezorgen van gegevens zoals bedoeld in het vorige lid gebeurt.
VERSIE 23/05/07
6
Reglementering over defibrillatoren
HOOFDSTUK VI. – Controle Art. 12. Inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten. Art. 13. De gezondheidsinspecteurs bedoeld in artikel 10bis van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening en de gezondheidsinspecteurs van de FOD Volksgezondheid bedoeld in artikel 5 van de wet van 12 juni 2006 die het gebruik van automatische « externe » defibrillatoren toelaat worden aangesteld om toezicht te houden op de uitvoering van de bepalingen van dit besluit.
HOOFDSTUK VII. – Slotbepalingen Art. 14. In afwijking van artikel 5, eerste lid, 7° mogen AED's die niet voldoen aan aldaar vermelde richtlijnen maar wel aan de European Resuscitation Council Guidelines 2000, Resuscitation (2001), 48, p. 199-205, tot 31 december 2008 permanent op een publieke plaats ter beschikking worden gesteld. Art. 15. Het artikel 5, eerste lid, 4° treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin het besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Art. 16. Onze Minister van Consumentenzaken en Onze Minister van Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
VERSIE 23/05/07
7
Reglementering over defibrillatoren
BIJLAGE 1 : MELDINGSFORMULIER VAN DE TERBESCHIKKINGSTELLING VAN EEN AUTOMATISCHE EXTERNE DEFIBRILLATOR (ART. 5)
VERSIE 23/05/07
8
Reglementering over defibrillatoren
BIJLAGE 2 : PICTOGRAM TE GEBRUIKEN IN HET KADER VAN DE TERBESCHIKKINGSTELLING VAN EEN AUTOMATISCHE EXTERNE DEFIBRILLATOR (ART. 5) Opmerkingen : De hoogte van het pictogram is minimaal 10 cm. De RAL code van de groene kleur is 6032.
VERSIE 23/05/07
9