Reglement Huishoudelijk reglement gemeentelijke begraafplaatsen
Verklarende woordenlijst Afdekplaat stenen plaat ter afdekking van columbariumnis Afdeksteen steen ter afdekking van urnenkelder Begraafplaats gemeentelijke grond voor begravingen en bijzettingen Begraving begraven in volle grond Bijzetting plaatsing van urne in urnenveld of columbariummuur Columbariummuur bovengrondse verzameling nissen voor plaatsing van urnen Concessie graf of nis tegen betaling voorbehouden voor een vastgestelde termijn Eeuwigdurende concessie concessie toegestaan vóór de wet van 20/07/1971 Gedenkmuur muur voor naamplaatjes aan strooiweide Gewone lijn graf of nis voor kosteloze begraving (=geen concessie) Grafmonument zerk of omboording Grafrust periode dat het stoffelijk overschot niet mag verwijderd worden Grafteken wat op een zerk of afdeksteen wordt gezet Herbegraving begraven na ontgraving Hernieuwing verlenging van de concessietermijn Ontruiming verwijderen van stoffelijke resten of urnen Ontgraving opgraven stoffelijke resten of urnen (meestal na privéaanvraag) Park perceel voor concessies voor 8 personen in volle grond (enkel in Schilde) Perceel grond waarop de zerk geplaatst wordt, afdeksteen op urnenveld of nis in de columbariummuur Perk terrein op begraafplaats voorgehouden voor specifieke begravingen of bijzettingen Strooiweide weide voor het verstrooien van de as van gecremeerde lichamen Urnenveld weide met afzonderlijke kleine kelders voor plaatsing van urnen Volle grond begraven in het zand
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Artikel 1.1 In de gemeente kan op volgende begraafplaatsen begraven, bijgezet of verstrooid worden: Schilde: begraafplaats aan kerk van Sint-Guibertus, Kerkplein. ’s-Gravenwezel: begraafplaats aan de Moerstraat. Artikel 1.2 Onder ‘begraving’ wordt verstaan: Het begraven van stoffelijke overschotten in volle grond; Het begraven van asurnen in volle grond; Onder ‘bijzetting’ wordt verstaan: Het bijzetten van asurnen in het columbarium; Het bijzetten van asurnen in een urnenkelder (klein zerkje);
Onder ‘verstrooiing’ wordt verstaan: Verspreiding van de as op de strooiweide. Artikel 1.3 De begravingen in volle grond zijn mogelijk op: werkdagen tussen 09.00 uur en 14.30 uur; zaterdagen tussen 09.00 uur en 13.00 uur. De bijzettingen in urnenveld en columbarium zijn mogelijk op: werkdagen tussen 09.00 uur en 15.00 uur; zaterdagen tussen 09.00 uur en 15.00 uur. Regeling begrafenissen rond Allerheiligen. Zie politiereglement art. 5.14. Artikel 1.4 Gebruik begraafplaats Grafmonumenten, van gelijk welke aard, zonder stoffelijke resten zijn niet toegelaten. Artikel: 1.5 Aangifte overlijden De aangevers van een overlijden regelen met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begrafenis. Wanneer dit niet gebeurt, doet het gemeentebestuur van ambtswege en op kosten van de nalatenschap het nodige. Artikel 1.6 Keuze wijze van lijkbezorging Bij de aangifte van een overlijden wordt tevens gekozen op welke gemeentelijke begraafplaats en op welke wijze de overledene zal begraven worden. Met uitzondering van de wettelijke bepalingen voorzien in het decreet, is de manier van teraardebestelling, zoals vermeld bij de aangifte, definitief. Artikel 1.7 Lijkenvervoer Het lijkenvervoer wordt verzorgd door private ondernemingen onder toezicht van het gemeentebestuur. Het vervoer van de niet-gecremeerde stoffelijke overschotten, gekist of in een lijkwade gebeurd in een lijkwagen of op de meest passende wijze. Het vervoer dient steeds in de kortst mogelijke afstand te gebeuren. Artikel 1.8 Lijkenvervoer in het Vlaamse gewest Het vervoer van het stoffelijk overschot binnen het Vlaams gewest kan plaatsvinden vanaf het moment dat de behandelende geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, een attest heeft opgesteld waarin hij verklaart dat het om een natuurlijk overlijden gaat en dat er geen gevaar is voor de openbare gezondheid. Voor vervoer van stoffelijke overschotten buiten de grenzen van het Vlaamse gewest is een voorafgaande machtiging van de burgemeester nodig. Het vervoer van asurnen is vrij en dient op de meest passende wijze te gebeuren. Artikel 1.9 Plaatsbepaling Er wordt begraven of bijgezet in volgorde van aangifte. Geen enkele begraving, bijzetting of verstrooiing zal toegestaan worden buiten de specifiek voorziene perken. Uitsluitend gemachtigden zijn bevoegd te zorgen voor:
het delven van een graf voor de begravingen of bijzetting in volle grond en het vullen van de kuil; het openen en sluiten van bestaande grafkelders; het openen en sluiten van een nis en het plaatsen of weghalen van een urne in het columbarium of het urnenveld; het aanbrengen en verwijderen van de naamplaatjes op de afdekstenen (urnenveld) en de gedenkmuur en de naamplaten aan het columbarium. Artikel 1.10 Een stoffelijk overschot wordt begraven in een kist of een lijkwade (* Belgisch staatsblad, publicatie 15/12/2005. Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden waaraan een doodskist en een lijkomhulsel moet beantwoorden.). Artikel 1.11 Op de bovenste doodskist of lijkwade bevindt zich een grondlaag van ten minste 65 cm. Artikel 1.12 Wie kan begraven worden op begraafplaatsen in Schilde. Op de gemeentelijke begraafplaatsen kunnen begraven, bijgezet of verstrooid worden: 1. Personen die op het grondgebied van de gemeente overleden zijn of er dood aangetroffen werden; 2. Personen die op datum van hun overlijden ingeschreven zijn in één van de gemeentelijke bevolkingsregisters; 3. Personen die de gemeente effectief bewonen, maar door de wettelijke bepalingen of internationale overeenkomsten vrijgesteld zijn van inschrijving in één van de gemeentelijke bevolkingsregisters; 4. Personen die vroeger ingeschreven waren in een van de gemeentelijke bevolkingsregisters, maar door het OCMW van Schilde in een instelling buiten de gemeente werden geplaatst en tot hun overlijden ten laste bleven van het OCMW van Schilde; 5. Personen die steeds in de gemeente gehuisvest waren maar die door ouderdom of ziekte verbleven en overleden in een rusthuis buiten de gemeente; 6. Personen die vroeger in de gemeente gehuisvest waren maar door ziekte of ouderdom inwoonden bij familie van de 1ste graad buiten de gemeente en daar verbleven tot hun dood; 7. Personen die niet-ingeschreven zijn in de gemeente maar wensen begraven te worden op een begraafplaats in Schilde. Artikel 1.13 Wilsbeschikking Indien een niet in de gemeente ingeschreven overledene in een wilsbeschikking bepaalde om begraven, bijgezet of verstrooid te worden op de gemeentelijke begraafplaats van Schilde, dient vóór de begraving of bijzetting een inkomtaks betaald te worden.
Hoofdstuk 2: Crematies Artikel 2.1 De crematie is onderworpen aan de formaliteiten bepaald door het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging van 16 januari 2004. Artikel 2.2 Asbestemmingen Uitstrooiing van de as op de strooiweide van de begraafplaats; Begraving van de asurne op de begraafplaats; Bijzetting van de asurne in het columbarium op de begraafplaats;
Bijzetting van de asurne in het urnenveld op de begraafplaats; Bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats; Uitstrooiing van de as op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee.
Artikel 2.3 Andere plaats dan de begraafplaats Er kan ook gekozen worden voor bewaren, begraven of uitstrooien van de as op een andere plaats dan de begraafplaats (niet op openbaar domein), als de overledene dit schriftelijk heeft bepaald (= wilsbeschikking), of op gezamenlijk schriftelijk verzoek van de nabestaanden van de 1ste graad. De wilsbeschikking heeft voorrang op het verzoek. Artikel 2.4 Wijziging van bestemming Een asurne kan op vraag van de nabestaanden en mits toestemming van de burgemeester ontgraven worden om te worden verstrooid of om te worden bijgezet in een concessie.
Hoofdstuk 3: Niet-geconcedeerde graven Artikel 3.1 Termijn Met uitzondering van een gerechtelijk bevel tot opgraving en om ernstige redenen, mits toelating van de burgemeester, is de verplichte grafrust nooit minder dan 10 jaar. Niet geconcedeerde graven of niet geconcedeerde nissen worden kosteloos bewaard gedurende een termijn van ten minste de wettelijke grafrust. Artikel 3.2 In een niet-geconcedeerd graf of nis wordt slechts 1 stoffelijk overschot begraven of bijgezet.
Hoofdstuk 4: Concessies Artikel 4.1 Toekenning concessie Het verlenen van een concessie door het gemeentebestuur houdt een toekenning in van de ingebruikname van een perceel grond of nis voor de berging van al dan niet gecremeerde lichamen, maar houdt geen verhuur of verkoop in. Er mag aan de concessie nooit een andere bestemming worden gegeven dan die waarvoor ze werd verleend. Het college van burgemeester en schepenen wordt gemachtigd om de concessies te verlenen conform de wetgeving en de modaliteiten van het huishoudelijk reglement en het tariefreglement. Deze machtiging geldt eveneens voor het hernieuwen van de concessies en voor de terugneming van niethernieuwde of verwaarloosde concessies. Artikel 4.2 Zolang de omvang van de begraafplaatsen dit mogelijk maakt, worden concessies verleend voor het begraven van stoffelijke overschotten en asurnen en voor het bijzetten van asurnen in het urnenveld of een columbariummuur, volgens de tarieven opgenomen in het gemeentelijk tariefreglement. Artikel 4.3 Aanvraag concessie Een grafconcessie wordt schriftelijk aangevraagd bij het college van burgemeester en schepenen. Personen die in eenzelfde concessie begraven willen worden, moeten nominatief in de aanvraag
worden vermeld. De vermelding toekomstige kinderen of kleinkinderen is toegestaan. Een concessie is niet overdraagbaar. Artikel 4.4 Voortijdig aanvragen Concessies worden niet verleend vóór het overlijden, behalve bij de meervoudige concessies waarbij één van de toegewezen plaatsen onmiddellijk benut wordt door een overleden persoon. De andere plaatsen worden voorbehouden voor diegenen die in de aanvraag nominatief vermeld staan. Artikel 4.5 Begunstigden concessie Eenzelfde concessie kan dienen voor de aanvrager, de echtgeno(o)t(e) of diegene met wie de overledene een feitelijk gezin vormde, voor de bloed- en aanverwanten van de 1ste graad of, indien het om een minderjarige gaat, op verzoek van de ouders of voogd, evenals voor iedere persoon aangewezen door de concessiehouder en die daarvoor bij de gemeentelijke overheid hun wil te kennen hebben gegeven. Een concessie mag worden ingediend ten behoeve van een derde en diens familie. Artikel 4.6 Aantal overledenen per concessie Een graf in volle grond is bestemd voor 1 tot 4 al dan niet gecremeerde lichamen. Uitzondering hierop is een “park” waarin 8 al dan niet gecremeerde lichamen kunnen begraven worden (4 x 1 graf voor 2 al dan niet gecremeerde lichamen boven elkaar - enkel in Schilde). Een columbariumelement is bestemd voor 1 tot 2 gecremeerde lichamen. Een urneveldkelder is bestemd voor 1 tot 2 gecremeerde lichamen. Artikel 4.7 Concessietermijnen Behalve voor de eeuwigdurende concessies en de reeds eerder toegekende concessies, worden vanaf heden de hiernavolgende termijnen toegepast: Een concessie van 1 persoon wordt verleend voor een periode van 30 jaar, die aanvangt op de datum van begraving. Een concessie voor meerdere personen wordt verleend voor een periode van 30 jaar, die aanvangt op de datum van de laatste begraving, indien de termijn van de eerdere begraving (30 jaar) nog niet verlopen is. Artikel 4.8 Hernieuwing Op schriftelijk verzoek en in het jaar vóór het verstrijken van de concessietermijn, kan de concessie hernieuwd worden voor een periode van 30 jaar die aanvangt op de einddatum van de eerste concessietermijn en aan de dan geldende tarieven. De concessie vervalt wanneer er bij het verstrijken van de termijn geen aanvraag voor hernieuwing is gedaan. Hernieuwingen kunnen geweigerd worden als blijkt dat de concessie verwaarloosd is. Artikel 4.9 Eeuwigdurende concessies De voorafgaande schikkingen omtrent de duur en de hernieuwing van de concessies doen geen afbreuk aan het recht op kosteloze hernieuwing van de reeds toegekende eeuwigdurende concessies, zoals voorzien in de wet van 20 juli 1971. Artikel 4.10 Einde termijnen Bekendmakingen in verband met het aflopen van termijnen en voorgenomen beslissingen betreffende een concessie of begraafplaats, gebeuren steeds op dezelfde wijze: 1 jaar voorafgaand aan het verlopen van een termijn wordt een bekendmaking geplaatst aan het betreffende graf en aan de ingang van de begraafplaats;
In deze bekendmaking worden de belanghebbenden gewezen op de gevolgen van het verlopen van de termijn of de beslissing; De belanghebbenden krijgen zo de gelegenheid de concessie te vernieuwen of de graftekens te verwijderen.
Hoofdstuk 5: Kinderperk Artikel 5.1 Kinderperk Op de begraafplaatsen zijn perken voorzien voor de lijkbezorging van overleden of levenloos geboren kinderen vanaf 26 weken zwangerschap (wettelijke levensvatbaarheids- grens) tot 12 jaar. Ook bij een slecht onderhouden kindergraf kan een ‘procedure van verwaarlozing’ gestart worden. Artikel 5.2 Sterrenweide Foetussen van 12 tot 26 weken zwangerschap (= vóór de wettelijke levensvatbaarheidsgrens) kunnen begraven of, na crematie, verstrooid worden op de foetusweide (speciale gedeelte op het kinderperk). Enkel en sterretje, al dan niet met de naam gegraveerd en geleverd door het gemeentebestuur, mag op de foetusweide geplaatst worden. Andere gedenktekens zijn niet toegelaten.
Hoofdstuk 6: Ontruiming – Ontgraving Artikel 6.1 Ontruimingen of ontgravingen kunnen voorkomen nadat een termijn van een graf of een nis om welke reden ook ten einde loopt, om dienstnoodwendigheden of op aanvraag van nabestaanden. Artikel 6.2 De ontruimingen en ontgravingen worden uitgevoerd door een private firma, aangesteld door het bestuur, met inachtneming van de voorschriften voorzien in het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004. In geval van ontruiming of ontgraving van gecremeerde stoffelijke resten zal dit gebeuren door de zorgen van de gemeente. Artikel 6.3 Tijdens de ontruiming of ontgraving wordt de begraafplaats tijdelijk gesloten en wordt de plaats van de werken voor het publiek visueel afgeschermd . De ontgraving wordt bijgewoond door de grafmaker en een gemachtigde, aangesteld door de burgemeester, die er verslag van opmaakt. Bij een ontgraving kunnen ze, indien de welvoeglijkheid of de bescherming van de openbare gezondheid dit vereist, maatregelen voorschrijven zoals bijvoorbeeld de vernieuwing van de kist of de vervanging van een beschadigde urne, en dit op kosten van de aanvrager. Artikel 6.4 Procedure Wanneer niet-geconcedeerde graven of nissen worden ontruimd zal een afschrift van de beslissing tot ontruiming gedurende 1 jaar worden geplaatst: aan het betrokken graf en/of in de nabijheid van het te ontruimen perceel; aan de ingang van de begraafplaats; door middel van andere gemeentelijke kanalen worden bekendgemaakt.
De belanghebbenden zullen, te rekenen vanaf de datum van de bekendmaking bedoeld in vorige alinea, beschikken over een termijn van 1 jaar om de zerken en graftekens weg te nemen. Na die termijn worden ze van ambtswege verwijderd en worden eigendom van de gemeente. Het college van burgemeester en schepenen beslist over de bestemming van deze materialen. Artikel 6.5 In geval van terugneming van een concessie wegens openbaar belang of dienstnoodwendigheden, kunnen de concessiehouders geen aanspraak maken op enige vergoeding. Ze hebben enkel het recht op het kosteloos bekomen van een perceel of nis van dezelfde afmetingen op een ander deel van de begraafplaats of een andere gemeentelijke begraafplaats, tot het einde van de reeds toegekende concessietermijn. Artikel 6.6 voortijdige beëindiging concessie Op schriftelijk verzoek van de concessiehouder, zijn erfgenamen en rechthebbenden of op schriftelijk verzoek van iedere belanghebbende, kan het college van burgemeester en schepenen een concessie voortijdig beëindigen (aanvraag getekend door alle nog levende nabestaanden in 1ste lijn). Voor elke aanvraag is er een bekendmakingsprocedure die loopt vanaf het ogenblik van de aanvraag tot 30 november(eerstvolgend op de aanvraag). Bezwaar kan ingediend worden door iedere belanghebbende tot 1 maand na het beëindigen van de aankondigingsperiode. Het college van burgemeester en schepenen kan diegene die bezwaar aantekent als nieuwe concessiehouder aanduiden. Bij een voortijdige beëindiging van een concessie kan het betaalde concessiebedrag noch geheel, noch gedeeltelijk teruggevorderd worden. Een concessie die door ontgraving niet meer in gebruik is kan door het college van burgemeester en schepenen opgeheven worden. Artikel 6.7 Wanneer een begraving of bijzetting om gelijk welke reden ten einde loopt, worden de niet teruggenomen graftekens en de nog bestaande constructies eigendom van de gemeente. Het college van burgemeester en schepenen bepaalt de bestemming van deze grafmonumenten. Artikel 6.8 In het geval de ontruiming betrekking heeft op één of meer niet-gecremeerde lichamen, zullen de onverteerde resten in een daartoe aangewezen algemeen graf geplaatst worden. In het geval de ontruiming betrekking heeft op één of meer gecremeerde lichamen, zal de as worden verstrooid op de daartoe bestemde plaats. Artikel 6.9 Ontgraving op aanvraag Een aanvraag tot ontgraving en herbegraving op eigen initiatief, dient door de meest belanghebbenden schriftelijk te worden gericht aan de burgemeester. Alle nog levende nabestaanden van de 1ste graad moeten de aanvraag ondertekenen. De ontgravingswerken kunnen enkel gebeuren door een firma aangeduid door het gemeentebestuur. Dag en uur van de ontgraving zal in overleg met de dienst van de begraafplaatsen worden vastgesteld. Het grafteken, beplantingen en alle voorwerpen die het openleggen van het graf kunnen bemoeilijken of beletten dienen door toedoen van de aanvrager te worden verwijderd vooraleer tot ontgraving wordt overgegaan.
Het is niet toegelaten om na een ontgraving, het stoffelijk overschot of de asurne te herbegraven in een niet-geconcedeerd perceel of een niet-geconcedeerde nis op één van de gemeentelijke begraafplaatsen. De kosten/taksen van een ontgraving op aanvraag worden geregeld in het tariefreglement en zijn volledig ten laste van de aanvrager. Artikel 6.10 Thuisbewaring Een urne kan op aanvraag van de overlevende echtgenoot, de kinderen of nabestaanden van de 1ste graad van de begraafplaats worden verwijderd om thuis te worden bewaard. Indien de urne begraven of bijgezet werd in een concessie zal deze nog 2 jaar na de ontgraving bewaard worden. Wanneer de urne binnen de termijn van 2 jaar terug naar de begraafplaats gebracht wordt, zal ze in het oorspronkelijke perceel of nis bewaard worden. Na deze periode van 2 jaar vervalt de concessie. Deze procedure is éénmalig. Er wordt geen vergoeding betaald voor de resterende concessietermijn. Bij een kosteloze begraving zal het perceel of de nis niet bewaard blijven. Artikel 6.11 Indien een nis na aanvraag voor thuisbewaring vrijkomt kunnen de nabestaanden het naamplaatje of de afdekplaat in ontvangst nemen. Zo niet worden ze eigendom van de gemeente. Artikel 6.12 Crematie na ontgraving In geval van crematie na de ontgraving, wordt de as behandeld overeenkomstig de bepalingen van het decreet op de begraafplaatsen en lijkbezorging dd 16/01/2004. Artikel 6.13 De verplaatsing van een urne wordt aanzien als ontgraving. Artikel 6.14 Herbegraven buiten de gemeente Voor een herbegraving op een begraafplaats buiten de gemeente vraagt men toelating aan de burgemeesters. Het stoffelijke overschot moet onmiddellijk naar de nieuwe bestemming worden vervoerd en begraven, met inachtneming van alle voorschriften ter zake.
Hoofdstuk 7: Perken – Percelen – Afmetingen grafmonumenten – Graftekens – Gedenkplaten – Beplantingen – Onderhoud Artikel 7;1 Verschillende perken Op de begraafplaats zijn afzonderlijke perken voorzien voor lijken of asurnen van volwassen en voor kinderen tot 12 jaar, voor begraving in volle grond of bijzetting van urnen op het urneveld of in de columbariummuur of verstrooiing op de strooiweide. Artikel 7.2 Zerk of omboording Voor het plaatsen van een zerk of omboording moet een plan met afmetingen, gebruikte materialen, kleuren en tekst in dubbel worden bezorgd aan de dienst burgerzaken (zie verder). Indien er geen zerk geplaatst wordt op niet-geconcedeerde graven, dient het perceel te worden afgeboord met duurzame materialen volgens de reglementaire afmetingen. Opzichtige kleuren of vormen die de sereniteit op de begraafplaats negatief zouden beïnvloeden, worden niet toegelaten.
Bij geconcedeerde graven is een zerk verplicht gedurende de hele termijn van de concessie. Artikel 7.3 Perceelgrens (= afmetingen zerk of nis) Volgende afmetingen moeten gerespecteerd worden: Graven in niet geconcedeerde grond (gewone lijn): Lengte 1.70m Breedte 0.80m Hoogte 0.80m Graven op het kinderperk: Lengte 1.10m Breedte 0.60m Hoogte 0.80m Graven op geconcedeerde grond: Lengte 2.25m Breedte 1m (graf 2 personen naast elkaar is 2x1m) Hoogte maximum 1.20m Graven op een “Park” (4x2 personen boven elkaar): Lengte 2.25m Breedte 4m (4x1m) Hoogte: maximum 1.20m Graven op het oud-strijderspark: Het gedenkteken in de vorm van een Latijns kruis, conform de reeds geplaatste kruisen. Breedte 69 cm Hoogte 85 cm Vleugelbreedte 22 cm Artikel 7.4 Naamplaten en -plaatjes Voor de bijzetting van de as van gecremeerde lichamen in de columbariummuur of het urnenveld stelt het gemeentebestuur een columbariumnis + afdekplaat of een urnenkelder + afdeksteen + naamplaatje ter beschikking. Voor de vermelding op de gedenksteen aan de strooiweide worden naamplaatjes ter beschikking gesteld. Artikel 7.5 Persoonlijke gegevens Het is verplicht volgende gegevens te vermelden op grafzerk, afdekplaat of naamplaatje: naam, voornaam, jaartallen van geboorte en overlijden. Alleen gegevens van effectief daar begraven of nog te begraven overledenen mogen vermeld worden. Andere namen kunnen enkel na aanduiding “echtgeno(o)te, weduw(e)naar van…” , (uitzondering naamplaatje gedenkmuur: zie verder). Artikel 7.6 Graveren Het naamplaatje voor de afdeksteen van de urnenkelder en voor de gedenkmuur worden door de gemeente geleverd en gegraveerd (naam, voornaam en jaartallen van geboorte en overlijden). De columbariumafdekplaat wordt door de gemeente geleverd en door toedoen van de nabestaanden gegraveerd. De gegevens voor alle te graveren naam- en afdekplaten worden schriftelijk met het daarvoor bestemde formulier aan de dienst burgerzaken doorgegeven. Het naamplaatje of afdekplaat wordt nadien door de gemachtigde van de begraafplaats bevestigd. Andere plaatjes dan die door het gemeentebestuur geleverd, worden ambtshalve verwijderd.
Artikel 7.7 Gedenkmuur Bij een asverstrooiing bestaat de mogelijkheid om een naamplaatje aan te brengen op de gedenkmuur. Omwille van de gelijkvormigheid worden op dit plaatje 2 lijnen gegraveerd: voornaam, naam, en geboortedatum en overlijdensdatum, met uitsluiting van elke andere vermelding. De procedure is dezelfde als die voor de naamplaatjes van het urnenveld. De plaatjes kunnen 10 jaar bevestigd blijven. De verwijdering gebeurt door de gemeente. Het onderhoud van de gedenkmuur gebeurt door de werknemers van de begraafplaats. Artikel 7.8 Omdat de gedenkmuur een nieuw concept is, biedt de gemeente de mogelijkheid om een naamplaatje aan te vragen voor overledenen die na 2010 op de oude strooiweide werden verstrooid. Artikel 7.9 Beplantingen, afbeeldingen. Voor een efficiënt onderhoud op de begraafplaats dienen volgende regels strikt nageleefd te worden. Naast andere voorwerpen kan enkel een foto van de persoon die er begraven of bijgezet werd, op het gedenkteken geplaatst worden. Bloemen en planten garfzerken. Het is verboden beplanting (in potten of in volle grond) of gelijk welke verharding of steenslag aan te brengen buiten de perceelgrens (= buiten de afmetingen van de zerk). De beplantingen op de zerken moeten regelmatig onderhouden worden zodat ze de buitenafmetingen van het grafmonument (= perceelgrens = grote van de zerk) NIET overschrijden. De beplanting mag niet hoger groeien dan 50 cm, ze mag het zicht op de identificatiegegevens niet belemmeren. Het aanplanten van bomen is verboden. Niet reglementair geplaatste beplanting of beplanting die verwelkt is of de doorgang of het uitzicht verhindert, wordt zonder verwittiging verwijderd. Eventuele kosten worden verhaald op de belanghebbenden. Enkel in de Allerheiligenperiode is het toegelaten bloempotten vóór het grafmonument te plaatsen. Bloemen en planten urneveld. Het is verboden private tuintjes aan te leggen rondom de urnenkelders. Enkel in de Allerheiligenperiode is het toegelaten bloempotten vóór of achter de afdeksteen te plaatsen. Bloemen en planten columbarium. De anders gekleurde strook onderaan een columbariummuur is bestemd voor het plaatsen van bloemen of kransen voor de daar bijgezette overledenen. Enkel een vaasje, conform de kleur van de afdekplaat, en een foto van de overledenen daar bijgezet, kunnen aan de afdekplaat bevestigd worden. Bloemen en planten strooiweiden De anders gekleurde stroken naast de strooiweide zijn bestemd voor bloemen of kransen voor de daar verstrooide overledenen. Er mogen geen bloemen, planten of andere voorwerpen op de strooiweide geplaatst worden. Artikel 7.10 Zijn bloemen of planten verwelkt of niet meer in goede staat moeten ze verwijderd worden. Zo niet zal de opruiming gebeuren door de zorgen van het gemeentebestuur.
Artikel 7.11 Het gemeentebestuur zal optreden bij niet naleving van de voorgaande bepalingen over planten en bloemen. Eventuele kosten zullen verhaald worden op de belanghebbenden. Artikel 7.12 De gemeentediensten staan in voor het onderhoud van de gemeenschappelijke delen van de begraafplaats zoals wegen, grasperken, niet-particuliere beplanting.
Hoofdstuk 8: Werken op de begraafplaats Artikel 8.1 Afspraak werken op de begraafplaats Vóór de aanvang van gelijk welk werk op de begraafplaats dient contact te worden opgenomen met de dienst burgerzaken. Artikel 8.2 Wanneer werken op de begraafplaats De werken worden verricht tijdens de openingsuren EN in aanwezigheid van de verantwoordelijke van de begraafplaats. In de periode van Allerheiligen geldt een speciale regeling (zie politiereglement art.5.14). Alle bouw-, renovatie-, reinigings-, en aanplantingswerken zijn verboden op zon- en feestdagen. Dit verbod geldt niet voor het plaatsen van eenvoudige grafversierselen, planten en bloemen. Artikel 8.3 Al wie op de begraafplaats gelijk welke werkzaamheden verricht, dient de werkplek dagelijks na beëindiging van de werken terug in een ordelijke en nette staat te brengen. Artikel 8.4 Vergunning plaatsen grafmonument De plaatsing, de verbouwing (herstelling) of de verwijdering van de grafmonumenten en de uitvoering van beplanting gebeurd onder toezicht van de burgemeester of zijn gemachtigde. Voor het plaatsen van een grafmonument is een voorafgaande vergunning vereist. De aanvraag en het ontwerp van een grafmonument moet in dubbel en ondertekend door de aanvrager worden ingediend en bevat volgende gegevens: aanduiding begraafplaats; opgave van alle (L, B, H) afmetingen en de verwerkte materialen; opschriften: naam, voornaam, geboortejaar en overlijdensjaar; vermelding van de aard van het graf (gewone lijn, grafconcessie in volle grond, met of zonder kelder). Artikel 8.5 Toelating plaatsen monument Indien het te plaatsen grafmonument aan alle vereisten van de reglementering voldoet, zal een schriftelijke toelating verleend worden en kan het grafmonument geplaatst worden. Vóór de plaatsing van het grafmonument wordt een afspraak gemaakt met de verantwoordelijke dienst. De verantwoordelijke van de begraafplaats zal de juiste ligging van het graf aanduiden. Artikel 8.6 Grafmonumenten die zonder vergunning, niet reglementair geplaatst werden of niet voldoen aan de verplichte afmetingen, zullen binnen 8 dagen na berichtgeving moeten worden verwijderd, zo niet zullen
deze ambtshalve op kosten en op risico van de opdrachtgever worden weggenomen (zie artikel afmetingen). Artikel 8.7 Een zerk wordt geplaatst TEN VROEGSTE 3 maanden na de begrafenis. Het monument op vergunde grond (verplicht bij concessies) dient steeds te worden geplaatst op een fundering die het ondersteund. Artikel 8.8 Voor ze op de begraafplaats worden toegelaten, moeten materialen voor het grafteken volledig afgewerkt en gekapt zijn en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden. De materialen worden aangevoerd en geplaatst naargelang de behoefte. Dagelijks vóór de sluiting van de begraafplaats dienen hulpstukken en restmateriaal van de werkplek terug meegenomen te worden. Onmiddellijk na de voltooiing van de werken moeten afval, steengruis en dergelijke verwijderd worden. Indien een ingebrekestelling zonder gevolg blijft, wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot het wegnemen van de materialen op kosten en op risico van de overtreder. Artikel 8.9 Een nieuw te plaatsen grafmonument volgt de lijn en de waterpaslijn aangeduid door de burgemeester of zijn afgevaardigde. Geen enkel grafmonument mag de toegewezen perceelgrens overschrijden. Artikel 8.10 Rond de percelen mogen geen afsluitingen of omheiningen in gelijk welke vorm geplaatst worden. Kniel- en bidbanken zijn niet toegelaten.
Hoofdstuk 9: Verwaarlozing Artikel 9.1 De procedure van verwaarlozing kan enkel bij concessies. Artikel 9.2 Onderhoud De belanghebbenden zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van het perceel, de zerk, en de beplanting. De identiteitsgegevens moeten steeds leesbaar zijn. Eventuele verzakkingen van grafzerken zijn volledig ten laste van de nabestaanden. Artikel 9.3 Indien een voortdurende staat van verwaarlozing van een grafzerk wordt vastgesteld kan, volgens het decreet ,een einde gesteld worden aan de concessie. Verwaarlozing staat vast als het graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is. Verwaarlozing wordt vastgesteld in een akte van de burgemeester. De akte blijft een jaar bij het graf en de ingang van de begraafplaats aangeplakt. In de mate van het mogelijke zal een nabestaande schriftelijk verwittigd worden. Na het verstrijken van deze termijn en na niet herstelling wordt de concessie beëindigd door het college van burgemeester en schepenen. Van ambtswege wordt overgegaan tot afbraak en het wegnemen van de materialen.
Artikel 9.4 Wanneer om een of andere reden wordt vastgesteld dat een urne beschadigd is of in slechte staat verkeerd, dient ze op kosten van de nabestaanden vervangen te worden.
Hoofdstuk 10: Graven van historisch belang Artikel 10.1 Het gemeentebestuur kan beslissen om graven te behouden, te beschermen en te renoveren. Dit kan op basis van cultuurhistorische waarde van een graf en/of de overledene, maar ook om architecturaalesthetische redenen.
Hoofdstuk 11: Erepark Artikel 11.1 Op elke gemeentelijke begraafplaats werd door het college van burgemeester en schepenen een perceel voorzien voor de begraving van oud-strijders uit de wereldoorlogen. Om op dit perceel begraven te worden, moet de overledene voldoen aan volgende voorwaarden: oud-strijder zijn van Schilde of ’s-Gravenwezel; een officiële erkenningskaart met de opgave der oorlogsdiensten voor een strijder, afgeleverd door de bevoegde dienst van het Ministerie van Landsverdediging; OF een attest, afgeleverd door dezelfde dienst van het Ministerie van Landsverdediging, waaruit blijkt dat de betrokkene aan de voorwaarden voldeed om een erkenningskaart te bekomen. Het gedenkteken van de oud-strijder heeft vastgestelde afmetingen
Hoofdstuk 12: Sluiting van een begraafplaats Artikel 12.1 In geval van sluiting en /of wijziging van bestemming van de begraafplaats, kunnen de concessiehouders geen aanspraak maken op enige vergoeding. Ze hebben het recht op het kosteloos bekomen van een perceel of nis van dezelfde afmetingen op een ander deel van de begraafplaats of op een andere gemeentelijke begraafplaats, tot het einde van de reeds toegekende concessietermijn.
Hoofdstuk 13: Slotbepalingen Artikel 13.1 Alle niet in dit reglement voorziene gevallen worden beslist door de burgemeester, uitgezonderd de aangelegenheden waarvoor uitsluitend het college van burgemeester en schepenen bevoegd is en in zoverre zij niet door een wet, besluit of decreet aan een andere overheid worden toegewezen en niet in strijd zijn met het discriminatieprincipe. Artikel 13.2 Elke bij hoogdringendheid genomen beslissing van de burgemeester wordt ter kennis gebracht van het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 13.3 Dit huishoudelijk reglement vervangt alle vorige gemeentelijke reglementeringen en beslissingen betreffende de gemeentelijke begraafplaatsen. Artikel 13.4 Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikels 186 en 187 van de nieuwe gemeentewet en bezorgd aan de hogere overheid. Artikel 13.5 Dit reglement treedt in werking op 1 september 2013.