Regionale uitgangspuntennotitie Licht in ‘t zicht
Colofon Leiden, september 2010
Initiatief Op initiatief van de gemeente Leiden en de Milieudienst West-Holland heeft een ambtelijke werkgroep deze nota opgesteld. Het is een project van Energie voor de toekomst.
Samenstelling werkgroep De ambtelijke werkgroep bestaat uit de volgende leden: Gemeente Leiden Gemeente Katwijk Gemeente Lisse Gemeente Noordwijk Gemeente Rijnwoude Gemeente Voorschoten Milieudienst West-Holland
Reikwijdte De nota is bestemd voor de gemeenten in de regio Holland Rijnland. Hieronder vindt u een kaart van deze regio.
Contact Voor vragen of opmerkingen over deze nota kunt u contact opnemen met Willy Hoekman van de Milieudienst West-Holland via 071-4083294 of
[email protected]. 2
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
Inhoud 1
Inleiding .......................................................................................................................................... 3
2
Beleid Rijk en doelstelling regiogemeenten.................................................................................... 4
3
Duurzaamheid en openbare verlichting........................................................................................... 5 3.1 Lichthinder en lichtvervuiling ........................................................................................... 5 3.2 Energielabel ....................................................................................................................... 5 3.3 Duurzame energie.............................................................................................................. 6 3.4 Elektriciteitproducerende lichtmasten ............................................................................... 6
4
Duurzaam beheer openbare verlichting........................................................................................... 7 4.1 Beleidsplan ........................................................................................................................ 7 4.2 Verlichtingsplan................................................................................................................. 7 4.3 Communicatie.................................................................................................................... 7 4.4 Materiaal............................................................................................................................ 7 4.4.1 Lichtmast ........................................................................................................................... 8 4.4.2 Voorschakelapparaat ......................................................................................................... 8 4.4.3 Armaturen.......................................................................................................................... 8 4.4.4 Lampen .............................................................................................................................. 8 4.5 Vervanging ........................................................................................................................ 9 4.5.1 Lampen .............................................................................................................................. 9 4.5.2 Lichtmasten en armaturen ................................................................................................. 9 4.6 Onafhankelijkheid van netbeheerder: Combi-net vs Solo-net ........................................... 9 4.7 Monitoring....................................................................................................................... 10
5
Kansen voor innovatie ‘licht op maat’ .......................................................................................... 11 5.1 Dimmen ........................................................................................................................... 11 5.2 Led-verlichting ................................................................................................................ 11 5.3 Diverse technieken .......................................................................................................... 11
6
Verlichting objecten...................................................................................................................... 13 6.1 Reclameverlichting ................................................................................................................. 13 6.2 Verlichting in bushokjes.................................................................................................. 13 6.3 Monumenten.................................................................................................................... 13 6.4 Grondspots....................................................................................................................... 14
7
Verlichting van derden in de buitenruimte.................................................................................... 15 7.1 Etalageverlichting en reclameverlichting ........................................................................ 15 7.2 Bedrijventerreinen en parkeerterreinen ........................................................................... 15 7.3 Parkeergarages................................................................................................................. 15 7.4 Kantoren en bedrijfsgebouwen........................................................................................ 16 7.5 Galerijverlichting............................................................................................................. 16 7.6 Sportvelden...................................................................................................................... 16 7.7 Natuurgebied en recreatie................................................................................................ 17 7.8 Glastuinbouw met assimilatieverlichting ........................................................................ 17 7.9 Evenementenverlichting .................................................................................................. 18
Bijlage 1 Bijlage 2
Adressenlijst .................................................................................................................... 19 Uitgangspunten actielijst ................................................................................................. 21
1
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
1
Inleiding
Energie voor de toekomst is de campagnetitel van het klimaatprogramma Holland Rijnland 20082012. De rol van de Milieudienst West-Holland hierin is procesmatig. Zij legt de contacten, houdt de regie, coördineert, stimuleert en inspireert.
Duurzame overheid Het klimaatprogramma kent zes thema’s, waaronder Duurzame Overheid. Energie-efficiënte openbare verlichting is een van de Duurzame Overheidprojecten. De Milieudienst heeft contact gelegd met alle beheerders van openbare verlichting in de regio. Hieruit is naar voren gekomen dat vrijwel alle gemeenten iets aan hun beleidsplan Openbare verlichting willen doen. Denk aan het opstellen van een heel nieuw beleidsplan of een actualisatie van het oude plan. Daarbij bestaat bij sommige beheerders van openbare verlichting ook nog de behoefte om de beleidsvisie breder te trekken, namelijk naar alle verlichting in de openbare ruimte.
‘Ontzorgen’ van gemeenten Bij het opstellen of actualiseren van de beleidsvisie, heeft iedere beheerder te maken met dezelfde problematiek. De regionale uitvoering van het klimaatprogramma door de Milieudienst is gebaseerd op het 'ontzorgen' van de gemeenten. Bijvoorbeeld door kennis te ontsluiten en te verspreiden, de lokale procesgang te ondersteunen en het van elkaar leren te bevorderen. De coördinatie van het opstellen van deze regionale uitgangspuntennotitie voor verlichting van de openbare ruimte is zo’n vorm van ontzorgen.
Hoe deze notitie te gebruiken Deze notitie gaat over energiebesparing, duurzaamheid en lichthinder. Het is een document dat kan dienen als basis voor het beleidsonderdeel van het beleidsplan Openbare verlichting. Regionale uitgangspunten geven eenduidigheid aan bedrijven. Vooral naar bedrijven en instellingen met vestigingen in meerdere gemeenten. Aan deze notitie hebben medewerkers uit de gemeenten actief bijgedragen. Ook de Milieudienst heeft hieraan gewerkt. In werkgroepsessies zijn de onderwerpen voor deze notitie bepaald en hebben de werkgroepleden teksten geschreven. De overige gemeenten konden aanvulling geven op de onderwerpen en ontvingen tussentijdse informatie. Actualisatie van deze nota gebeurt als technische en of maatschappelijke ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.
3
2
Beleid Rijk en doelstelling regiogemeenten
Het Rijk heeft in 2007 met de VNG het Klimaatakkoord 2007-2011gesloten. Het doel van dit akkoord is een ambitieuze, gezamenlijke aanpak van klimaatverandering door gemeenten en het Rijk. Hierin staan afspraken en maatregelen op het gebied van energiebesparing1 en duurzaamheid. Er is onder andere afgesproken dat in 2015: de gemeentelijke organisaties klimaatneutraal zijn; de gemeenten duurzaam inkopen volgens de duurzaamheidcriteria van Agentschap NL (voorheen SenterNovem).
Doelstelling gemeenten De afspraken over energiebesparing en duurzaamheid tussen de VNG en het Rijk zijn verwerkt in het Plan van aanpak regionaal Klimaatprogramma. Hierin is voor de openbare verlichting als doel gesteld: het structureel verbeteren van de energieprestatie2 van de openbare verlichting. Om dit bereiken stelt elke gemeente een uitvoeringsplan op.
Doelstelling regio Regiobreed dezelfde uitgangspunten hanteren geeft eenduidigheid richting burgers en bedrijven. Ook ervaringen uitwisselen tussen de gemeenten is een doelstelling. Niet allemaal dezelfde proefprojecten maar deze verdelen over de regio en kennis en ervaringen met elkaar delen. Hiervoor organiseert de regio twee maal per jaar regiobijeenkomsten. De Milieudienst neemt hiervoor het initiatief. De kracht van de regio is ook dat er gezamenlijk afspraken gemaakt kunnen worden met de netbeheerder. De hele regio heeft een en dezelfde netbeheerder die zorgt voor het transport van de energie naar de openbare verlichting. Bij de ene gemeente gebeurt dit via een Combi-net en bij de andere levert de netbeheerder aan een Solo-net zie hoofdstuk 4.6.
1
2
4
De taskforce Verlichting heeft in het plan Groen licht voor energiebesparing de volgende ambitie opgenomen: 15% gerealiseerde energiebesparing in 2011 t.o.v. 2007. De prestatie is: een energiebesparing van 3% per jaar in de infrastructurele voorzieningen en installaties.
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
3
Duurzaamheid en openbare verlichting
We noemen iets duurzaam als milieu, mens en middelen met elkaar in balans zijn. Dit betekent niet alleen duurzaam omgaan met milieu en natuur, maar ook met de mensenrechten. De overheid wil concrete stappen zetten naar een duurzame samenleving en geeft zelf het goede voorbeeld. Door als overheid duurzaam in te kopen, krijgt de markt voor duurzame producten een stevige impuls. Daarom heeft Agentschap NL duurzaamheidcriteria ontwikkeld voor alle producten, diensten en werken die overheden inkopen. Voor de openbare verlichting zijn de volgende thema’s van belang: Waar wel of niet verlichten Minder energiegebruik en CO2-uitstoot Mate waarin lichthinder en lichtvervuiling wordt voorkomen Gebruik materiaal Productieproces van het materiaal Levensduur van het materiaal Onderhoudsbehoefte Restafval na levensduur Deze thema’s worden in hoofdstuk 3 en 4 behandeld.
3.1
Lichthinder en lichtvervuiling
Er is sprake van lichtvervuiling wanneer overmatig gebruik van kunstlicht zorgt voor een verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving. Van lichthinder is sprake wanneer mensen verlichting als hinderlijk ervaren. Denk hierbij aan verblinding van weggebruikers, of aan licht als verstorende factor bij nachtelijke activiteiten. Of als de nachtrust wordt verstoord door een lichtmast in nabijheid van het slaapkamerraam. Overdadige verlichting in bijvoorbeeld de woonomgeving en het winkelgebied geeft ook lichthinder. Om lichthinder te kunnen beoordelen, heeft de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) een aantal richtlijnen uitgebracht: • Deel 1 Algemeen en Grenswaarden voor sportverlichting • Deel 2 Terreinverlichting • Deel 3 Aanstralen van gebouwen en objecten buiten • Deel 4 Reclameverlichting • Openbare verlichting (in voorbereiding) • Assimilatieverlichting (in voorbereiding) Er is een aantal wettelijke regelingen om lichthinder te voorkomen of te beperken. De Wet milieubeheer, bestemmingsplannen en de APV zijn hier voorbeelden van. Uitgangspunt regio: NSVV-richtlijnen en wettelijke regelingen toepassen. Uitvoering: per direct. Meer informatie: NSVV en wettelijke kaders.
3.2
Energielabel
Een belangrijk hulpmiddel voor het vaststellen van het ambitieniveau voor openbare verlichting is de labelsystematiek. Het energielabel voor openbare verlichting is in opdracht van Agentschap NL ontwikkeld en is bedoeld om de energieprestatie van bestaande en toekomstige openbare verlichtingsin-
5
stallaties te kunnen bepalen. Rekening houdend met de efficiency van lampen, voorschakelapparatuur, het type armatuur en lichtontwerp. Ook het gunstige effect van een diminstallatie wordt meegenomen. Voor het toekennen van een label is een openbare verlichtingsinstallatie als volgt gedefinieerd: aan elkaar verbonden lichtpunten van hetzelfde type in een samenhangend gebied, bijvoorbeeld een straat waaraan één lichtklasse is toegekend. Net als bij andere energielabels, is er een onderverdeling gemaakt van A (zeer energiezuinig) tot G (helemaal niet energiezuinig). Het D-label is als norm goed realiseerbaar voor de meeste openbare verlichtinginstallaties met voldoende keuze uit armaturen. Voor de B- en C-labels zijn de eisen aanzienlijk zwaarder, waardoor er flinke beperkingen in de keuze van producten kunnen ontstaan. Niveau A is met de huidige stand der techniek nog niet bereikbaar. Dit niveau is bedoeld om de markt te prikkelen tot het ontwikkelen van nog betere armaturen en technieken. Uitgangspunt regio: streven naar Label C en meegaan in de wijzigingen van de criteria bij verbetering techniek. Uitvoering: bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg. Meer informatie: Aanbeveling Handleiding Energielabeling Openbare Verlichting (NSVV), mei 2010.
3.3
Duurzame energie
‘Duurzame elektriciteit’ of ‘groene elektriciteit’ is elektriciteit opgewekt uit natuurlijke energiebronnen, die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn. Denk aan wind, biomassa, waterkracht en zonne-energie. Duurzame energie legt daardoor geen beslag op eindige voorraden fossiele energie of brandstof voor nucleaire installaties (kernenergie). Als minimumeis is in de criteria voor duurzaam inkopen van Agentschap NL, opgenomen dat de gebruikte elektriciteit voor honderd procent duurzaam is. Uitgangspunt regio: de openbare verlichting gebruikt honderd procent groene stroom. Uitvoering: in het klimaatprogramma staat dat dit uiterlijk 2012 is gerealiseerd. Meer informatie: criteria voor duurzaam inkopen van Agentschap NL.
3.4
Elektriciteitproducerende lichtmasten
Er zijn lichtmasten op de markt die zijn voorzien van de mogelijkheid om energie op te wekken. Het gaat om zonnepanelen, windmolens en een combinatie van zon- en windenergieopwekking. Vooral voor de energievoorziening in het buitengebied is deze vorm goed bruikbaar, omdat daar vaak geen energievoorziening is. Een goede kosten- en batenanalyse bepaalt de haalbaarheid van deze toepassing. Uitgangspunt regio: toepassen waar gewenst en haalbaar. Uitvoering: Bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg. Meer informatie: leveranciers.
6
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
4
Duurzaam beheer openbare verlichting
De kwaliteit van de openbare verlichting is belangrijk voor de verkeersveiligheid en sociale veiligheid. Ook leefbaarheid speelt hierbij een rol. Omdat de openbare verlichting energie verbruikt en milieubelastend is, moet efficiënt en effectief verlicht worden.
4.1
Beleidsplan
Met een goed geformuleerd integraal beleid- en beheerplan, bereiken de gemeenten goede afstemming tussen de verschillende taakvelden. Ook krijgen de gemeenten hiermee inzicht met welke mensen, middelen en activiteiten de doelstellingen gerealiseerd kunnen worden Uitgangspunt regio: opstellen van goed geformuleerd integraal beleid- en beheerplan. Uitvoering: zo snel mogelijk. Meer informatie: modelbeleidsplan NSVV.
4.2
Verlichtingsplan
Een verlichtingsplan is een plan dat gemaakt wordt bij vervanging van een bestaande installatie of aanleg van een nieuwe installatie. Een verlichtingsplan is noodzakelijk om inzicht te krijgen in de kwaliteit en de energieprestatie van de openbare verlichtingsinstallatie. Als richtlijn wordt de NPR 13201-1 gehanteerd. Uitgangspunt regio: opstellen van verlichtingsplan waarbij de NPR 13201-1 als basis dient. Uitvoering: per direct. Meer informatie: NSVV.
4.3
Communicatie
Openbare verlichting is belangrijk voor de sociale- en verkeersveiligheid van gebruikers in de buitenruimte. De burger voelt zich steeds meer betrokken bij de inrichting van deze buitenruimte. Hierdoor is het belangrijk om burgers hierover te informeren en waar mogelijk hierbij te betrekken. De beleving van burgers is heel persoonlijk. Tijdig communiceren richting burgers is belangrijk voor het begrip bij de burgers. Door zelf de regie hierin te nemen, is de kans groter dat ook de juiste informatie naar buiten komt. Mogelijke communicatiemiddelen zijn mailings, enquêtes, persberichten en de website. Uitgangspunt regio: tijdig communiceren. Uitvoering: per direct. Meer informatie: communicatieafdeling van de gemeente.
4.4
Materiaal
Een kwalitatief goede verlichtingsinstallatie is samengesteld uit goed functionerende en technologisch zo actueel mogelijke materialen. Dit betekent dat lichtmasten en verlichtingsarmaturen geregeld vervangen moeten worden. Nieuw te gebruiken materialen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: qua specificaties voldoen aan de huidige eisen en normen; qua design breed gedragen; multi-toepasbaar zijn; standaard materialen hebben; vormgeving moet in omgeving passen; bestand zijn tegen vandalisme; gegarandeerde nalevertijd van onderdelen hebben, gedurende de levensduur van het product; eenvoudig te repareren zijn; duurzaam zijn. 7
4.4.1 Lichtmast Bij nieuwe ontwikkelingen of vervanging is onderzoek nodig naar welke lichtmast het beste past bij het desbetreffende gebied. Uitgangspunten daarbij zijn: lage milieubelasting bij productie; lage milieubelasting levensduurcyclus; juiste plaats en hoogte. In de keten van straatlantaarns is energiebesparing mogelijk dankzij levensduurverlenging door juist materiaalgebruik. Zowel aluminium masten als stalen masten hebben hun voor- en nadelen. Aluminium masten zijn bijvoorbeeld veiliger langs verkeerswegen dan stalen masten in verband met botsvriendelijkheid: als een weggebruiker ertegenaan rijdt, is de kans op autoschade veel kleiner. Stalen masten zijn in woongebieden veiliger omdat hun sterkte de kwetsbare voetganger beschermt tegen het gemotoriseerde verkeer. Aluminium als grondstof is energie-intensiever dan staal, maar net als staal is aluminium in de bouw volledig recyclebaar. Naast grondstof, recycling en levensduur is nog een vierde factor van belang: aluminium masten zijn lichter en daardoor is er voor de montage minder energie nodig. Stalen masten echter gaan twee keer zo lang mee als aluminium masten. Hierdoor zal de milieubelasting van een aluminium mast over het geheel ongeveer gelijkwaardig zijn aan een stalen mast. De beheerder bepaalt de keuze voor het soort materiaal. Bij de verschillende masttypen hebben sommige een beschermende maatregel nodig, zoals een coating. Het streven is: toepassing van een zo min mogelijk milieubelastende maatregel. Uitgangspunt regio: lichtmasten toepassen die het milieu zo min mogelijk belast. Uitvoering: bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg. Meer informatie: fabrikanten.
4.4.2 Voorschakelapparaten Voorschakelapparaten zorgen voor de ontsteking van lampen. Voor bepaalde typen lampen zijn elektronische voorschakelapparaten beschikbaar. Deze hebben een lager energiegebruik en zorgen voor een langere levensduur van de lamp. Uitgangspunt regio: toepassen van elektronische voorschakelapparaten waar mogelijk. Uitvoering: bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg. Meer informatie: fabrikanten.
4.4.3 Armaturen Een armatuur zorgt voor een juiste verspreiding van licht. De voorkeur gaat uit naar armaturen die het licht gericht verspreiden ten opzichte van rondstralende armaturen. Door hoogrendementarmaturen te gebruiken, wordt een installatie efficiënter. Uitgangspunt regio: toepassen van hoogrendementarmaturen. Uitvoering: bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg. Meer informatie: fabrikanten.
4.4.4 Lampen Een lamp is de lichtbron van de installatie. Het vervangen van verouderde lampen door meer efficiënte exemplaren levert besparing op. Deze energieverslinders met de geschikte vervangers zijn: hogedruk kwiklampen (HPLN) vervangen door hogedruk natriumlampen (SON) of lagedruk kwiklampen (PLL). Dit levert ook een verbetering van de verlichtingskwaliteit op; cirkelvormige fluorescentielampen (TLE en TLEM) vervangen door lagedruk kwiklampen (PLL); 8
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
lagedruk kwiklampen (TLS) vervangen door lagedruk kwiklampen (PLL). Ook verbetering lichtkwaliteit; lagedruk natriumlampen (SOX) van 18 watt vervangen door lagedruk kwiklampen (PLL). Ook verbetering lichtkwaliteit; led-verlichting is in ontwikkeling. Deze efficiënte lamp levert nog niet de juiste lichtkwaliteit. voor brede toepassing in de openbare ruimte. Enkele van bovenstaande lampen leveren qua energiegebruik en lichtefficiency zoveel voordeel op dat vroegtijdige vervanging loont. Uitgangspunt regio: energie efficiënte lampen toepassen. Uitvoering: energieverspillende lampen eerder vervangen dan het natuurlijk vervangingsmoment. Meer informatie: fabrikanten.
4.5
Vervanging
De onderdelen van een verlichtingsinstallatie worden aan het einde van hun levensduur vervangen. De levensduur is afhankelijk van het onderdeel. De levensduur van een lamp is bijvoorbeeld korter dan die van een mast.
4.5.1 Lampen Groepsremplace is de meest efficiënte wijze om lampen te vervangen. Dit houdt in dat lampen na verloop van een – per lamptype vast te stellen – aantal branduren worden vervangen. Het is efficiënt om gelijktijdig met groepsremplace een inspectie en reiniging aan de installatie uit te voeren. Dit waarborgt de kwaliteit van de installatie. De markt biedt lampen met langere levensduur aan. Hierdoor vindt lampvervanging minder vaak plaats. Wel moet afgewogen worden hoe dit zich verhoudt met reguliere reiniging en inspectie. Een belangrijk aspect bij het terugdringen van de belasting van het milieu, zijn de afvalstoffen die ontstaan bij zowel de fabricage- als bij de verwerking van lampen aan het eind van hun levensduur. Sinds 1 mei 2002 is hierop de Europese afvalstoffenlijst (EURAL) van toepassing. Op basis van deze lijst behoren gasontladingslampen (fluorescentie, kwik- en natriumlampen) tot het gevaarlijk afval. Die moeten worden afgevoerd naar erkende verwerkingsbedrijven of gekwalificeerde inzamelaars. Uitgangspunt regio: vervanging, reiniging en inspectie met groepsremplace. Uitvoering: zo snel mogelijk of per direct. Meer informatie: fabrikanten.
4.5.2 Lichtmasten en armaturen Bij lichtmasten en armaturen moet de vervangingsperiode op elkaar afgestemd worden. Hiervoor houden we een vervangingstermijn aan van respectievelijk veertig en twintig jaar, dertig en vijftien jaar of twintig en twintig jaar. Uitgangspunt regio: vervangingstermijnen masten en armaturen op elkaar afstemmen. Uitvoering: bij natuurlijk vervangingmoment en nieuwe aanleg. Meer informatie: fabrikanten.
4.6
Onafhankelijkheid van netbeheerder: Combi-net vs Solo-net
Voor de energievoorziening maken gemeenten in de regio gebruik van ‘Solo-net’(de hele installatie is in eigendom bij de gemeenten) of ‘Combi-net’(de bekabeling is in eigendom bij de netbeheerder en de bovengrondse installatie bij de gemeente). Op een Combi-net zitten ook meerdere andere aansluitingen zoals woningen en bedrijven. Een leaseconstructie komt ook voor.
9
Een Solo-net kent voor- en nadelen. Een aantal voordelen is: overzichtelijke installaties; betrouwbare bedrijfsvoering zonder aansluitingen van derden; overdag spanningloos kabelnet; veiligheid omdat de installatie voldoet aan de NEN 1010; onafhankelijkheid van de netbeheerder; keuzevrijheid in uitvoerder; lagere onderhoudskosten; snellere en betrouwbare storingsdienst. Een aantal nadelen is: extra werk en verantwoordelijkheid voor het te beheren netwerk; investeringkosten bij aanleg; kasten en kabels maken deel uit van het onderhoudsprogramma. Hoewel er een landelijke beweging is richting een Solo-net zijn er nog steeds gemeenten die voor een Combi-net kiezen. Niet voor iedereen wegen de voordelen zwaarder dan de nadelen. Voor de gemeenten die een eigen voedingsnet hebben of aanleggen is de onafhankelijkheid van de netbeheerder belangrijk. De overstap naar een Solo-net is een lang traject. Uitgangspunt regio: iedere gemeente besluit individueel wel/geen eigen net. Uitvoering: bij nieuwe aanleg en bij grootschalige herinrichting van de woonomgeving. Meer informatie: diverse gemeenten in de regio.
4.7
Monitoring
Monitoren geeft inzicht in energiegebruik. Het maakt de controle van energienota’s mogelijk en maakt de resultaten van de investering zichtbaar. Het is alleen mogelijk bij een bemeterde installatie of bij een Solonet. Uitgangspunt regio: waar gewenst en haalbaar bemeteren. Uitvoering: bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg. Meer informatie: netbeheerder.
10
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
5
Kansen voor innovatie ‘licht op maat’
De technologische ontwikkeling staat niet stil. Het is goed om deze ontwikkelingen te volgen en – wanneer de gelegenheid zich voordoet – ook toe te passen. Het is belangrijk hierover te communiceren richting burgers. Voor openbare verlichting heeft vrijwel iedere gemeente niet alleen te maken met veelbelovende ontwikkelingen, zoals led-verlichting, maar ook met de bestaande technieken, zoals dimmen.
5.1
Dimmen
Met het dimmen van verlichting is het mogelijk een optimaal verlichtingniveau te creëren. De markt biedt de mogelijkheid om armaturen met een dimvoorziening aan te schaffen. De aanbevelingen van de NSVV bieden mogelijkheden op verkeerswegen, op basis van de verkeersintensiteit, te dimmen. Op verzoek van gemeenten wordt door de NSVV onderzocht of dimmen op bredere schaal in gemeenten toepasbaar is.
Verlichting 40 tot 60% gedimd
Uitgangspunt regio: NSVV aanbevelingen volgen. Uitvoering: waar toepasbaar per direct. Meer informatie: NSVV
5.2
Led-verlichting
De ontwikkeling van led-verlichting heeft de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen. De ontwikkelingen staan niet stil. Onder andere door toepassing van led in de openbare buitenruimte door proefopstellingen en uitvoering van projecten in veel gemeenten is meer informatie beschikbaar gekomen. Zoals: Energie-efficiency Levensduur Ervaringen van bewoners en verkeersdeelnemers Vooral de markt geeft aan dat de led-technologie nog sterk in ontwikkeling is. Betere, zuinigere en beter dimbare oplossingen volgen elkaar op dit moment nog steeds op. Proefprojecten met ledverlichting bij de openbare verlichting geven meer kennis en ervaring. Daarnaast draagt dit bij aan een groter kennisnetwerk op dit gebied. Een ander aspect is dat de gemeente laat zien duurzaamheid een belangrijk thema te vinden en gebruikers laat wennen aan de nieuwe lichttechnologie. Uitgangspunt regio: nauw volgen van de ontwikkelingen Uitvoering: waar mogelijk per direct. Meer informatie: fabrikanten en gemeenten, tip: Agentschap NL heeft informatie over veel ledprojecten.
5.3
Diverse technieken
Er zijn locaties waar continue verlichten niet nodig is. Denk hierbij aan brandgangen, jeugd ontmoetingsplaatsen, galerijen en recreatiegebieden. Hier kunnen specifieke technieken toegepast worden zoals bewegingsmelders en actieve markering. Deze technische toepassingen moeten wel binnen het beleid van de gemeente passen.
11
Uitgangspunt regio: toepassen op locaties waar mogelijk. Uitvoering: op korte termijn. Meer informatie: fabrikanten, tip voor toepasbaarheid op fietspaden zie Fietsersbond.nl.
12
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
6
Verlichting objecten
De openbare verlichting brandt vanaf de schemering tot de ochtend. Naast openbare verlichting – die veiligheid als doel heeft – is er ook verlichting die zorgt voor extra aandacht op een object, zoals monumenten- en reclameverlichting. Deze schakelt mee met de openbare verlichting. In de nachtelijke uren, wanneer er bijna geen mensen op straat zijn, is deze verlichting onnodig. Het gaat om de volgende onderdelen: reclameverlichting (mupi’s lichtmastreclame en reclameverlichting in bushokjes); verlichting in bushokjes; aanlichten van monumenten; grondspots.
6.1 Reclameverlichting Reclameverlichting heeft geen functie in het kader van sociale veiligheid en verkeersveiligheid. Het doel is om aandacht van weggebruikers te trekken. Deze verlichting zorgt voor een onrustig beeld voor de weggebruiker. Een gemeente kan een financieel belang hebben bij deze reclame-uitingen. Voor het beperken van reclameverlichtingen zijn de volgende mogelijkheden: het verwijderen van de lichtmastreclames; het instant houden van de lichtmastreclames en deze voorzien van nieuwe technieken; uitschakelen in de nachtelijke uren, eventueel afhankelijk van de route waar deze staat. Wel dient overleg plaats te vinden met de contractpartij van de reclame uitingen. Uitgangspunt regio: niet plaatsen of wel maar dan met innovatieve toepassingen. Uitvoering: waar mogelijk per direct anders bij natuurlijk vervangingsmoment of nieuwe aanleg. Meer informatie: fabrikanten.
6.2
Verlichting in bushokjes
De verlichting in bushokjes, binnen en buiten de bebouwde kom is in het beheer van de gemeente of van derden. Voor het beperken van deze verlichting zijn verschillende oplossingen. Bijvoorbeeld dimmen of uitschakelen van de verlichting na het passeren van de laatste bus, tot vijftien minuten voor de eerste bus. Wel dient overleg plaats te vinden met de contractpartij van de bushokjes. Uitgangspunt regio: dimmen of uitschakelen van de verlichting na passeren van de laatste bus tot vijftien minuten voor de eerste bus. Uitvoering: waar mogelijk per direct anders bij natuurlijk vervangingsmoment of nieuwe aanleg. Meer informatie: fabrikanten.
6.3
Monumenten
Het aanlichten van monumenten, kunstwerken en andere blikvangers kan de openbare ruimte verrijken. De manier waarop dat gebeurt, kan echter ook nadelige gevolgen hebben voor de beleving die de toeschouwer van het object heeft. Daarom: ‘aanlichten met beleid’. Waarbij leefbaarheid en de economische meerwaarde van deze verlichting worden afgezet tegen lichthinderreductie en energiebesparing.
Koornbrug Leiden
Mogelijke toepassingen zijn: uitschakelen in de nachtelijke uren, eventueel afhankelijk van de route waar deze staat;
13
aanlichten beperken tot de details; toepassen innovatieve technieken. Uitgangspunt regio: aanlichten met beleid. Uitvoering: waar mogelijk per direct. Meer informatie: fabrikanten en lichtarchitecten.
6.4
Grondspots
Een grondspot is een vorm van decoratieve verlichting. Deze schijnt omhoog en doorgaans grotendeels de ruimte in. Bij toepassing kan een grondspot verblinden. Toch kan het zijn dat het niet mogelijk is een monument of bijzonder object anders aan te lichten. Dit kan een reden zijn om grondspots toe te passen en voor de overige situaties terughoudend te zijn. Uitgangspunt regio: aanlichten met beleid. Uitvoering: waar mogelijk per direct. Meer informatie: fabrikanten en lichtarchitecten.
14
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
7
Verlichting van derden in de buitenruimte
Naast de gemeentelijke openbare verlichtingsinstallatie hebben we te maken met andere, particuliere lampen. Deze verlichting kan leiden tot lichthinder en lichtvervuiling. Ook is bij deze verlichting energie-efficiency mogelijk. Omdat deze verlichting invloed heeft op de openbare verlichting is afstemming met derden nodig.
7.1
Etalageverlichting en reclameverlichting
De uitstraling van etalage- en reclameverlichting bij winkels heeft invloed op het lichtniveau van de openbare verlichting. Men ervaart het licht buiten het bereik van de winkelverlichting daardoor als ‘donker’, terwijl het verlichtingsniveau voldoende is. De verlichting van winkels uitschakelen in de nachtelijke uren betekent naast het terugdringen van lichthinder ook dat het energiegebruik behoorlijk vermindert. Verlichting van winkels kan mogelijk gelijk aan met de openbare verlichting. Het terugdringen van storende effecten van etalage- en reclameverlichting is geen eenvoudige opgave. Door in gesprek te gaan met winkeliers en bij nieuwe ondernemingen, af te dwingen in bijvoorbeeld de APV, kan deze storende factor weggenomen worden. Uitgangspunt regio: etalageverlichting en reclameverlichting beperken. Uitvoering: zo mogelijk per direct. Meer informatie: Gemeente Leiden is voornemens hier een pilot voor uit te voeren. Ook Amsterdam is actief op dit gebied.
7.2
Bedrijventerreinen en parkeerterreinen
Bedrijventerreinen en parkeerterreinen zijn in de avond en nacht meestal volop verlicht, ook als er vrijwel geen verkeersbewegingen zijn. Door toepassing van nieuwe technieken is energiebesparing mogelijk en kan lichthinder en lichtvervuiling worden voorkomen. Bij de ontwikkeling van nieuwe terreinen, die in particuliere handen zijn, moeten er afspraken gemaakt worden over onnodig verlichten. Bij bestaande terreinen in particuliere handen is hiervoor een communicatietraject nodig. Uitgangspunt regio: beperken onnodige verlichting. Uitvoering: zo mogelijk per direct en bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg. Meer informatie: Gemeente Leiden is voornemens hier een proefproject voor uit te voeren. Ook Amsterdam is actief op dit gebied.
7.3
Parkeergarages
Verlichting in parkeergarages kan lichtvervuiling en lichthinder veroorzaken. De wettelijke mogelijkheden voor het reguleren van verlichting in een parkeergarage zijn beperkt. Bij een grote parkeergarage kan de Wet milieubeheer – en in het bijzonder het Activiteitenbesluit – van
15
toepassing zijn. Dan geldt ‘doelmatig met energie omgaan en lichthinder voorkomen of beperken’ volgens de richtlijnen van de NSVV als uitgangspunt. Bij nieuwbouw of vervanging van armaturen moet een lichtplan aan het volgende uitgangspunt voldoen: bereik het vereiste verlichtingsniveau met een zo laag mogelijk geïnstalleerd vermogen. Mogelijke maatregelen zijn: verlichting uitschakelen buiten de gebruikstijden; daglicht afhankelijk regelen bij voldoende daglichttoetreding; verlichtingsniveau terugdimmen in avond- en nachturen; lichtniveau schakelen via detectie; toepassen van led-verlichting. Uitgangspunt regio: beperken van onnodige verlichting. Uitvoering: zo mogelijk per direct.
7.4
Kantoren en bedrijfsgebouwen
Verlichting van gebouwen kan lichtvervuiling en lichthinder veroorzaken. Hierbij kan er sprake zijn van onnodige verlichting. Uitgangspunt zou moeten zijn dat er geen lichten aanstaan als er geen werkzaamheden plaatsvinden. De Wet milieubeheer – en in het bijzonder het Activiteitenbesluit – kan van toepassing zijn bij grote kantoorgebouwen. Hiermee is het mogelijk bedrijven aan te spreken op het zuinig omgaan met energie. Bij de kleinere kantoren is communicatie een instrument om ondernemers en kantoorgebruikers bewust te maken van energie- en geldverspilling en mogelijke lichthinder, bijvoorbeeld met ondersteuning van nachtfoto’s. Uitgangspunt regio: beperken van onnodige verlichting. Uitvoering: per direct.
7.5
Galerijverlichting
De verlichting in en rondom vastgoed van de coöperaties en particulieren kan efficiënter, zonder dat het afbreuk doet aan de veiligheid. Denk aan het toepassen van led-verlichting en het dimmen van de verlichting. Ook het gebruik van sensoren is een goed voorbeeld van hoe energie-efficiency en veiligheid kunnen samengaan. Gemeenten maken periodiek prestatieafspraken met woningcorporaties. Dimmen, aanwezigheidsensoren en led-toepassingen zijn hierin op te nemen. Beide partijen moeten particulieren via communicatiekanalen op de hoogte brengen van energiebesparende toepassingen zoals led, dimmen en aanwezigheidsensoren. Uitgangspunt regio: beperken van onnodige verlichting. Uitvoering: zo mogelijk per direct.
7.6
Sportvelden
De laatste jaren worden sportvelden steeds langer verlicht. Verenigingen gebruiken standaard grote schijnwerpers, soms met meerdere lampen. De lichtmasten op sportvelden zijn na de glastuinbouw de grootste bron van lichtverspreiding.
16
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
Er komen echter steeds meer goede armaturen op de markt die ervoor zorgen dat er zo min mogelijk licht buiten het sportveld terechtkomt. Ook de lichtsterkte in de richting van omliggende huizen is daardoor te beperken. Belangrijk is ook dat men de verlichting dooft als er niet wordt gesport. Veelal valt een sportvereniging die beschikt over veldverlichting onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer. Een milieuvergunning is niet noodzakelijk, de vereniging moet voldoen aan landelijke en algemene milieuregels van het Activiteitenbesluit. Hierin is geregeld dat de verlichting voor sportbeoefening in de buitenlucht moet zijn uitgeschakeld: tussen 23.00 uur en 07.00 uur; als er geen sport wordt beoefend; als er geen onderhoud plaatsvindt. Een beperkt aantal keer per jaar kan de vereniging ontheffing krijgen van deze voorschriften. Verenigingen moeten daarnaast voldoen aan de zogenaamde zorgplicht: het voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder. Uitgangspunt hierbij is de NSVV-richtlijn. Uitgangspunt regio: naleven wettelijke kaders. Uitvoering: zo mogelijk per direct. Meer informatie: NSVV-richtlijn lichthinder voor sportverlichting
7.7
Natuurgebied en recreatie
Natuurbehoud is een bepalende factor bij het tot stand komen van keuzes op het gebied van verlichting in natuurgebieden. Er moet daarom een weloverwogen keuze worden gemaakt tussen veiligheid en het gebied. Pas openbare verlichting toe waar noodzakelijk en gebruik nieuwe technieken. Uitgangspunt regio: beperken van onnodige verlichting. Uitvoering: bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg.
7.8
Glastuinbouw met assimilatieverlichting
Glastuinbouw met assimilatieverlichting kan een belangrijke bron van lichtvervuiling zijn in het buitengebied. Veel mensen ervaren de lichtuitstraling van de assimilatieverlichting als storend. Kassen waarin gewassen op een bedrijfsmatige wijze worden geteeld, vallen onder de werkingsfeer van de Wet milieubeheer. Uitgangspunt van deze wet is de bescherming van het milieu. Dit betekent onder meer het voorkomen en beperken van lichthinder. Ook kunnen er op basis van de Wet milieubeheer voorschriften ontstaan om aantasting van het landschap te beperken. Vrijwel altijd is het Besluit glastuinbouw van toepassing bij tuinbouwbedrijven die assimilatieverlichting toepassen. In dit besluit zijn voorschriften opgenomen. De belangrijkste eisen zijn: in een kas waarin assimilatieverlichting wordt toegepast, moet aan de bovenzijde van de kas een lichtscherminstallatie aanwezig zijn. Hiermee moet ten minste 98% van de lichtuitstraling zijn te reduceren; van zonsondergang tot zonsopgang moet bij de toepassing van assimilatieverlichting de gevel van de kas zijn afgeschermd. Deze afscherming moet, op tien meter afstand van de gevel, een reductie van de lichtuitstraling mogelijk maken van 95%. En de gebruikte lampen mogen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn. Handhaving van de voorschriften op grond van de Wet milieubeheer is een wettelijke taak voor de gemeenten. Een groot aantal gemeenten in de regio heeft deze taak uitbesteed aan de Milieudienst. 17
Daarnaast zijn er ontwikkelingen om nieuwe technieken toe te passen voor assimilatieverlichting. Uitgangspunt regio: verlichten binnen wettelijke kaders en tuinders stimuleren nieuwe technieken toe te passen. Uitvoering: zo mogelijk per direct, bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg. Meer informatie: Milieudienst West-Holland afdeling Bedrijven.
7.9
Evenementenverlichting
Evenementen- en feestverlichting is meestal verlichting die tijdelijk van invloed is op de omgeving. Dit soort verlichting, dat alleen tijdens een kortstondig evenement wordt gebruikt, is makkelijker aan bepaalde voorwaarden te verbinden. Tijdens de vergunningverlening zijn eisen te stellen aan het maximaal vermogen, de verlichtingsterkte en de gebruikstijden. Voor evenementen van langdurige aard, zoals kerst, kan de gemeente aangeven dat de betreffende partij deze verlichting op een bepaalde tijd uitschakelt. Sky beamers en andere de hemel aftastende verlichting moet altijd worden tegen gegaan. Uitgangspunt regio: volgen van de wettelijke kaders. Uitvoering: zo mogelijk per direct.
Skybeamer
18
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
Bijlage 1
Adressenlijst
Instanties Naam Agentschap NL
Website www.agentschapnl.nl/
Fietsersbond
www.fietsersbond.nl/urlsearchresults.asp?itemnumber=1
Infomil
www.infomil.nl/
Milieudienst West-Holland
www.mdwh.nl
Nederlandse Vereniging voor Verlichtingskunde Platform Lichthinder
www.nsvv.nl www.platformlichthinder.nl/home.html
Beheerders Openbare verlichting in de regio Gemeente Alphen aan den Rijn
Naam Inge Cappendijk
Hillegom
Stephan van der Pols
Kaag en Braassem
Ed den Brave
Katwijk
Saskia Haasnoot
Leiden
Gert van Tol
Leiderdorp Lisse
Joost Laurier/Rob van den Eijkel Jan Broekhuizen
Nieuwkoop
Frans Lamfers
Noordwijk
Leo Snaar
Noordwijkerhout
Jeroen Rodenburg
Oegstgeest
Jan van de Heide
Rijnwoude
Charles Bleekveld
Teylingen
Erwin Schreve
Telefoon 0172465158 0252537306 0713327362 0714065292 0715165933 0655874684
E-mail
[email protected]
0252433274
[email protected]
0172521270 0713660374 0252343888 0715191852 0713428208 0252783579 en 0651720201
[email protected]
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
19
Teylingen
Erik Hogewoning
Voorschoten
Joan Gosselink
Zoeterwoude
Hendrik-Jan Platvoet
20
[email protected] 783574 en 0616925138
[email protected] 5600742
[email protected] 5806374
R e g i o n a l e u i t g a n g s p u n t e n n o t i t i e Li c h t i n ’t z i c h t – M i l i e u d i e n s t We s t - H o l l a n d
Bijlage 2
Uitgangspunten actielijst
Thema Lichthinder en lichtvervuiling Energielabel Duurzame energie
Elektriciteit producerende lichtmasten Beleidsplan
Verlichtingsplan
Communicatie Materiaal: lichtmast
Materiaal: voorschakelapparaat
Materiaal: armaturen Materiaal: lampen
Uitgangspunt regio NSVV-richtlijnen en wettelijke regelingen toepassen Minimaal label D en streven naar label C De openbare verlichting gebruikt 100% groene stroom Toepassen waar gewenst en haalbaar Opstellen van een goed geformuleerd integraal beleid- en beheerplan Opstellen van verlichtingplan waarbij de NPR 132011 als basis dient Tijdig communiceren Lichtmasten met een beschermende maatregel toepassen die het milieu zo min mogelijk belast Toepassen van elektronisch voorschakelapparaat waar mogelijk Toepassen hoogrendement armaturen Energie efficiënte lampen toepassen
Vervanging: lampen
Vervanging, reiniging en inspectie met groepsremplace.
Vervanging: lichtmasten en armaturen
Vervangingstermijnen masten en armaturen op elkaar afstemmen Iedere gemeente besluit individueel wel/geen eigen net Waar gewenst en haalbaar bemeteren NSVV aanbevelingen volgen Nauw volgen van ontwikkelingen Toepassen op locaties waar
Onafhankelijkheid van netbeheerder: Combi-net vs Solo-net Monitoring Dimmen Led-verlichting Diverse technieken
Termijn Per direct
√
Bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg Uiterlijk 2012 gerealiseerd
Bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg Zo snel mogelijk, uiterlijk 2012 gerealiseerd Per direct
Per direct Bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg
Bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg Bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg Energieverslindende lampen eerder vervangen dan het natuurlijk vervangingsmoment Zo snel mogelijk of per direct.
Bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg Bij nieuwe aanleg en bij grootschalige herinrichting van de woonomgeving. Bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg Waar toepasbaar per direct. Waar mogelijk per direct Op korte termijn
21
(bewegingmelders en actieve markering) Reclameverlichting
Verlichting in bushokjes
Aanlichten van monumenten Toepassen grondspots Etalage- en reclameverlichting Bedrijven- en parkeerterreinen
Parkeergarages Kantoren en bedrijfsgebouwen Galerijverlichting Sportvelden Natuurgebied en recreatie Glastuinbouw en assimilatieverlichting
Evenementen verlichting
mogelijk Niet plaatsen of wel maar dan met innovatieve toepassingen Dimmen of uitschakelen verlichting na passeren van de laatste bus tot 15 minuten voor eerste bus. Aanlichten met beleid Aanlichten met beleid Etalage- en reclameverlichting beperken Beperken onnodige verlichting Beperken onnodige verlichting Beperken onnodige verlichting Beperken onnodige verlichting Naleving wettelijke kaders Beperken van onnodige verlichting Verlichten binnen wettelijke kaders en tuinders stimuleren nieuwe technieken toe te passen Volgen van wettelijke kaders
Waar mogelijk per direct, anders bij natuurlijk vervangingsmoment of nieuwe aanleg Waar mogelijk per direct, anders bij natuurlijk vervangingsmoment of nieuwe aanleg Waar mogelijk per direct Waar mogelijk per direct Zo mogelijk per direct Zo mogelijk per direct en bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg Zo mogelijk per direct Zo mogelijk per direct Zo mogelijk per direct Zo mogelijk per direct Bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg Zo mogelijk per direct en bij natuurlijk vervangingsmoment en nieuwe aanleg Zo mogelijk per direct
Uitvoering bij vervanging en nieuwe aanleg: uitgaande van een vervangingstermijn van armaturen van 20 jaar moeten in 2030 alle maatregelen uitgevoerd kunnen zijn. Uiterlijk tussen nu en 2030 is alles vervangen.
22