Regionale prestatieafspraken 2014 Regiogemeenten Westelijke Mijnstreek Beek, Schinnen, Sittard-Geleen en Stein ZO Wonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born-Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht en Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond
1
LEESWIJZER De prestatieafspraken afspraken zijn als volgt opgebouwd: Het hoofddocument omvat drie hoofdambities inclusief een aantal belangrijke thema’s, een inhoudelijke toelichting per thema en de daarbij behorende afspraken tussen de gemeenten en woningcorporaties. Iedere afspraak wordt aan de hand van een aantal onderwerpen nader uitgewerkt. In de bijlage volgt een concreet jaarprogramma per afzonderlijke gemeente en corporatie. Dit programma is voor het eerste jaar concreet en geeft een globale doorkijk t.a.v. de daaropvolgende jaren. Het programma wordt jaarlijks geëvalueerd en eventueel bijgesteld en geconcretiseerd. Het gaat om de regionale prestatieafspraken voor het overgangsjaar 2014. Het jaar 2014 wordt gebruikt om regionale prestatieafspraken uit te werken voor de periode 2015-2019. Hierin worden ook de gevolgen van het Woonakkoord, de Herzieningswet Toegelaten Instellingen en de daarop gebaseerde Algemene Maatregel van Bestuur verwerkt.
2
AKKOORDVERKLARING De gemeente Beek, De heer Maurice Wierikx, wethouder Middelen, Ruimtelijke Ordening en Sport De Gemeente Schinnen De heer Karel Wolff, wethouder Financiën, Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting De gemeente Sittard-Geleen, De heer Ruud Guyt, wethouder Volkshuisvesting, Duurzaamheid en Sport De Gemeente Stein, De heer Leon Heuvelmans, wethouder Financiën en Ruimtelijke Ordening ZO Wonen, De heer Ton Mans, directeur-bestuurder Woonpunt Mevrouw Mirjam Depondt, directeur-bestuurder Wonen Limburg, De heer Wim Hazeu, directeur-bestuurder Woningbeheer Born-Grevenbicht, De heer Michiel Sluijsmans, directeur Vitaal Wonen, De heer Wobbe van der Meulen , directeur a.i. Woningstichting Obbicht en Papenhoven, De heer Ben Leurs, bestuurder Woningstichting Spaubeek, De heer Wiel Mesters, voorzitter bestuur Maaskant Wonen De heer Karel Smitsman, directeur-bestuurder Woningstichting Urmond De heer Nico Pelt, directeur
3
PRESTATIEAFSPRAKEN 2014 De ondergetekenden, 1. Gemeente Beek, vertegenwoordigd door wethouder Maurice Wierikx, hierna te noemen gemeente Beek 2. Gemeente Schinnen, vertegenwoordigd door wethouder Karel Wolff, hierna te noemen gemeente Schinnen 3. Gemeente Sittard-Geleen, vertegenwoordigd door wethouder Ruud Guyt, hierna te noemen gemeente Sittard-Geleen 4. Gemeente Stein, vertegenwoordigd door wethouder Heuvelmans, 5. hierna te noemen gemeente Stein 6. ZO Wonen, vertegenwoordigd door directeur-bestuurder Ton Mans, hierna te noemen ‘ZO Wonen’ 7. Woonpunt, vertegenwoordigd door directeur-bestuurder Mirjam Depondt, hierna te noemen ‘Woonpunt’ 8. Wonen Limburg, vertegenwoordigd door directeur-bestuurder Wim Hazeu, hierna te noemen ‘Wonen Limburg’ 9. Woningbeheer Born-Grevenbicht, vertegenwoordigd door directeur Michiel Sluijsmans, hierna te noemen ‘WBG’ 10. Vitaal Wonen, vertegenwoordigd door directeur a.i. Wobbe van der Meulen, hierna te noemen ‘Vitaal wonen’ 11. Woningstichting Obbicht en Papenhoven, vertegenwoordigd door bestuurder Ben Leurs, hierna te noemen ‘Woningstichting Obbicht en Papenhoven’ 12. Woningstichting Spaubeek, vertegenwoordigd door voorzitter bestuur, Wiel Mesters, hierna te noemen ‘Woningstichting Spaubeek’. 13. Maaskant Wonen, vertegenwoordigd door directeur Karel Smitsmans, hierna te noemen Maaskant Wonen 14. Woningstichting Urmond, vertegenwoordigd door directeur Nico Pelt, hierna te noemen woningstichting Urmond
Overwegende dat , a. Partijen een toegevoegde waarde zien in samenwerking . b. Partijen uitgaan van de eigen verantwoordelijkheden van een ieder. c. Partijen het belangrijk vinden de onderlinge verhoudingen te beschrijven en afspraken vast te leggen. d. Partijen onderkennen dat de regio Westelijke Mijnstreek een krimpmarkt is en dit de noodzaak vergroot om tot een structurele onderlinge afstemming te komen. e. Volkhuisvestingsprocessen steeds meer een regionaal karakter hebben en zich weinig aantrekken van gemeentegrenzen. f. De vier regiogemeenten de regionale Structuurvisie Wonen hebben vastgesteld waarvan de corporaties kennis hebben genomen. g. Partijen vinden dat afspraken evenwichtig dienen te zijn (goede balans tussen wederzijdse afspraken) h. Partijen onderkennen dat de afspraken niet vrijblijvend moeten zijn en (tussentijds) geëvalueerd dienen te worden. De eindevaluatie vindt plaats eind 2014. Daarbij wordt per afspraak bekeken wat de stand van zaken is.
4
i.
De regionale prestatieafspraken worden aangegaan voor de duur van één jaar. Zij treden in werking op 1 januari 2014 en eindigen derhalve op 31 december 2014.
Spreken partijen met elkaar af om regionale afspraken met elkaar te maken en deze vast te leggen. De afspraken hebben betrekking op het jaar 2014. Partijen gaan in 2014 de regionale prestatieafspraken uitwerken voor de periode 2015-2019, waardoor de afsprklen een meerjarig karakter krijgen. De gevolgen van het Woonakkoord, de Herzieningswet Toegelaten Instellingen en de daarop gebaseerde Algemene Maatregel van Bestuur worden hierin betrokken. Ook worden de prestatieafspraken verder geobjectiveerd waardoor deze in de tijd steeds beter toetsbaar worden.
5
GEMEENTEN EN WONINGCORPORATIES WESTELIJKE MIJNSTREEK Gemeente Beek De gemeente Beek bestaat uit 6 kernen, te weten Beek, Spaubeek, Neerbeek, Genhout, Geverik en Kelmond. De gemeente bestaat uit een mix van verstedelijkt en landelijk gebied en. De oppervlakte van de gemeente bedraagt 21 km² en er leven circa 16.000 inwoners. Ondernemend Beek, dat is waar de gemeente de komende jaren voor wil staan. Ondernemend in de zin van een bedrijvige en economisch krachtige gemeente maar ook in bredere zin ondernemend. Een gemeente die met demografische krimp te maken heeft maar daarom niet minder vitaal hoeft te zijn. Vergrijzing en ontgroening stellen Beek voor een grote uitdaging om de vitaliteit en leefbaarheid de komende 20 jaar te behouden. Vitaal kan alleen door ook economisch krachtig te zijn. Beek is veelzijdig! Dit komt ook naar voren in de ligging van Beek. Bereikbaarheid via spoor, weg en lucht bieden een ideale basis om dit verder te ontwikkelen, mét behoud van de unieke karakteristieken van Beek. Gemeente Schinnen De gemeente Schinnen bestaat uit 6 kernen, te weten Schinnen, Oirsbeek, Amstenrade, Puth, Doenrade en Sweikhuizen. De gemeente bestaat uit een mix van dorps en landelijk gebied. De oppervlakte van de gemeente bedraagt 13 km² en er leven circa 13.000 inwoners. Samen met haar burgers en andere partners ontwikkelt de gemeente Schinnen duurzame initiatieven om de leefbaarheid en levendigheid in de kernen te behouden en de kwaliteit van natuur en landschap te versterken. De kernen beschikken over een goed woonmilieu en een levensvatbaar voorzieningenniveau op maat. In het buitengebied is ruimte voor de ontwikkeling van natuur- en landschap en voor extensieve recreatie. Hierdoor versterkt de gemeente Schinnen haar functie als groene buffer in een verstedelijkte regio met een samenhang en evenwicht tussen de stedelijke dynamiek en de landelijke kwaliteit. Gemeente Sittard-Geleen De gemeente Sittard-Geleen vormt, naast Maastricht en Heerlen, één van de drie grote stedelijke clusters in Zuid Limburg. De gemeente ligt in het overgangsgebied tussen Midden-Limburg en het Zuid-Limburgse Heuvelland. De grenzen met België en Duitsland liggen naast de deur. De gemeente heeft een oppervlakte van 80 km2. Er leven circa 95.000 inwoners en daarmee is Sittard-Geleen de 28e gemeente van Nederland. De gemeente verwerkt in haar beleid in de volle breedte de gevolgen van de demografische ontwikkelingen. Goede woonmilieus en meer differentiatie in woonmilieus, bijvoorbeeld met een mix van functies, bieden kansen tot verbetering van de leefbaarheid in wijken en het ontwikkelen van specifieke gebieden. Daarnaast kan een duidelijkere verbinding met de omgeving, het landschap en het inbrengen van hoogwaardige aaneengeschakelde openbare ruimtes een impuls geven aan de gehele gemeente. Duurzame ontwikkeling is hierbij een belangrijk thema. Ook wordt er aandacht besteed aan de noodzakelijke ruimtelijke ingrepen om de werkgelegenheid op peil te houden en nieuwe economische impulsen te faciliteren.
6
Gemeente Stein Stein ligt op een kruispunt van water en wegen. De gemeente is door op- en afritten verbonden met de autowegen A2 en A76. De A2 is tegelijkertijd de oostgrens van de gemeente, terwijl de A76 de gemeente dwars doorsnijdt. Aan de overzijde van de A2 ligt het DSM-complex. De westgrens van de gemeente wordt gevormd door de Maas. Deze rivier is tegelijkertijd de grens met België. Parallel aan de Maas loopt het Julianakanaal met een grote overslaghaven voor bulkgoed in de kern Stein. In het Maasdal liggen de historische dorpskernen van Elsloo, Stein, Urmond en Berg aan de Maas en Meers. Daaromheen liggen de landelijke woonkernen afgewisseld met nu nog overwegend agrarisch gebruikt buitengebied: Nattenhoven, de Maasband en Catsop. De meeste kernen zijn in de zestiger en zeventiger jaren flink gegroeid, zodat de gemeente nu bijna 26.000 inwoners telt. De gemeente Stein wil zich ontwikkelen tot een kwalitatief hoogwaardige groene woongemeente met leefbare kernen. De zone rondom de snelweg dient zich als groenbeeld te presenteren met herkenbare groene entrees. De gemeente wenst de eigenheid van de diverse woonkernen te versterken en streeft naar een evenwichtige opbouw, zowel in bevolkingssamenstelling als in woonkwaliteit. ZOwonen ZOwonen beheert en verhuurt circa 14.000 woningen waarvan ruim 12.000 sociale huurwoningen liggen in de regio Westelijke Minstreek. Het betreft zelfstandige huurwoningen, verzorgingstehuizen en bijzondere woonvormen. ZOwonen heeft als woningcorporatie met het meeste bezit in de regio een belangrijke opgave te vervullen. Samenwerking is hierin van wezenlijk belang. Daartoe maakt ZOwonen gebruik van samenwerkingsverbanden met belanghouders op het snijvlak van wonen, welzijn en zorg. Belanghouders zijn onder andere huurdersorganisaties, gemeenten, provincie, zorgaanbieders, welzijnsinstellingen en collega woningcorporaties. Eind 2011 heeft ZOwonen in haar nieuwe ondernemingsplan voor gekozen om zich te richten op mensen in een zwakke positie op de woningmarkt en zich te concentreren op de kerntaken. In haar Strategisch Voorraad Beleid (SVB) heeft ZOwonen de maatregelen opgenomen voor verkoop, sloop, renovatie en onderhoud van woningen. Het SVB wordt in 2014 start ZOwonen met een nieuw woningportefeuilleplan en een nieuw ondernemingsplan. Woningstichting Spaubeek Woningstichting Spaubeek beheert in de kern Spaubeek circa 250 woningen. Het aanbod is divers: appartementen, gezinswoningen, ouderenwoningen en woonzorgwoningen. De woningstichting heeft uitsluitend sociale huurwoningen (huurprijs onder de huurtoeslaggrens) in eigendom en faciliteert een wijksteunpunt. Verder werkt de woningstichting op onderdelen samen met andere corporaties, onder andere met ZOwonen. Woonpunt Woonpunt bezit circa 19.000 woningen in Zuid-Limburg, waarvan ruim 1000 in zijnj gelegen in de regio Westelijke Mijnstreek. Het gaat om sociale huur, middeldure huur en woningen voor specifieke doelgroepen (m.n. studenten en zorg). Het woningbezit in Westelijke Mijnstreek is gemiddeld relatief nieuw. Het bezit ligt nagenoeg geheel in de gemeente Sittard-Geleen, maar wel verspreid over meerdere buurten. Woonpunt is dus niet prominent eigenaar in een of meerdere buurten. Zij kiest in haar recente
7
meerjarenstrategie 2014-2018 voor focus op het verlagen van energieverbruik in haar woningen alsook op het (waar mogelijk) levensloopbestendig maken van de woningvoorraad. Ook zal Woonpunt de komende jaren circa 1000 woningen van de 19.000 woningen slopen en een deel daarvan vervangen. Gezien de huidige goede technische en energetische staat van het bezit in Westelijke Mijnstreek in combinatie met de te verwachten (kwalitatieve en kwantitatieve) woningvraag, ligt de focus van Woonpunt de komende jaren in de regio vooral op het fysiek en sociaal beheer van de bestaande voorraad. Wonen Limburg Wonen Limburg bezit in Sittard-Geleen ruim 1.000 huurwoningen. Het dalend aantal inwoners en de vergrijzing vraagt om duidelijke keuzes. Wonen Limburg richt zich de komende jaren op segmenten waaraan een duidelijke behoefte bestaat. Voor SittardGeleen zijn dit de ouderen. Wonen Limburg doet dit niet alleen door middel van de bouw van levensloopbestendige woningen te bouwen maar houdt ook nadrukkelijk rekening met de woon- en leefomgeving in combinatie met zorg- en welzijnsdiensten. Daarnaast zet Wonen Limburg zich in om speciale projecten uit te voeren voor bijzondere doelgroepen, zoals bijvoorbeeld bijzondere woonvormen voor mensen met een verstandelijke- of lichamelijke beperking, dak- en thuislozen en statushouders. Stichting Woningbeheer Born-Grevenbicht Stichting Woningbeheer Born-Grevenbicht is actief binnen het stadsdeel Born van gemeente Sittard-Geleen. De stichting exploiteert ruim 850 woningen en 17 standplaatsen van woonwagenlocaties in de kernen Buchten, Born, Grevenbicht en Holtum. De stichting zet zich in op het bieden van passende en adequate huisvesting van doelgroepen, in het bijzonder senioren (al dan niet met zorg). Daarnaast werkt zij samen met betrokken partijen aan het versterken van de leefbaarheid in de wijken en buurten waar zij substantieel bezit heeft. De stichting investeert verder in het beheer, onderhoud en verbetering van haar bestaande woningen om eigentijds en duurzaam woonconform en kwaliteit te kunnen blijven bieden. Vitaal Wonen Vitaal Wonen heeft in totaal 275 woningen waarvan ongeveer 170 zorgwoningen en de overige woningen betreft een combinatie van eengezinswoningen en appartementen. Vitaal wonen concentreert zich nu en in de toekomst met betrekking tot nieuw- en verbouw met name op woonzorgcombinaties. Woningstichting Obbicht-Papenhoven Woningstichting Obbicht en Papenhoven heeft 185 woningen waarvan het merendeel eengezinswoningen (137) en senioren/zorgwoningen (34). In de afgelopen jaren heeft de Woningstichting fors geïnvesteerd in de aanpassing en renovatie van haar totale woningbestand. Dit heeft ertoe geleid dat het woningbezit voldoet aan de huidige en toekomstige kwaliteitseisen
8
Woningstichting Urmond De Woningstichting Urmond heeft in totaal 564 woningen verdeeld over 30 complexen. Het betreft een combinatie van eengezinswoningen en appartementen. De afgelopen jaren heeft de woningstichting fors geïnvesteerd in de nieuwbouw van het complex de Kooypoort (63 appartementen) en de kattekop (72 appartementen).
Maaskant Wonen Maaskant Wonen bezit ongeveer 1900 woningen in de gemeente Stein. De nadruk ligt op eengezinswoningen, maar de corporatie bezit relatief veel etagewoningen zonder lift (bijna 30 %). Het overgrote deel (ruim 90 %) van het bezit behoort tot de sociale huursector (het zogenaamde DAEB-bezit. Met het oog op de vergrijzing richt de corporatie zich nadrukkelijk op de woningvraag van senioren. Nieuwbouwwoningen zijn zonder uitzondering levensloopbestendig. Met zorgpartners zijn afspraken gemaakt over zorgarrangementen. Binnen de bestaande voorraad richt de corporatie zich op verduurzaming en kwaliteitsverbetering. Bijzondere aandacht heeft de corporatie voor de huisvestingskansen van jongeren, zowel in de huur- als de koopsfeer. Voor starters geldt een korting op de aankoopprijs. De toekomstvisie op het vastgoed is vastgelegd in het strategisch voorraadbeleid. Via een mix van onderhoudsmaatregelen, renovaties en sloop/nieuwbouw realiseert Maaskant Wonen haar portefeuilledoelstellingen. Samenwerking met partners en collegacorporaties is essentieel om de ambities te kunnen realiseren. Maaskant Wonen streeft naar duurzame samenwerkingsverbanden, onder meer op het vlak van wonen, welzijn en zorg. In 2014 start Maaskant Wonen met het opstellen van een vernieuwde portefeuillevisie en een nieuw Ondernemingsplan. Corporatiebezit naar gemeente (peildatum 31-07-2013) Beek Born-Grevenbicht Maaskant Wonen Obbicht en Papenhoven Spaubeek Urmond Vitaal Wonen Wonen Limburg Woonpunt ZOwonen Totaal WM
0 0 0 246 0 0 51 0 1.282 1.579
Schinnen Stein Sittard Geleen Born Totaal 0 0 0 0 855 855 0 1852 0 0 0 1.852 0 0 0 0 185 185 0 0 0 0 0 246 0 560 0 0 0 560 0 0 276 0 0 276 74 101 644 127 39 1.036 0 53 188 763 6 1.010 918 0 5575 4250 0 12.025 992 2.566 6.683 5.140 1.085 18.045
Corporatiebezit naar gemeente (peildatum 31-07-2013) Beek Born-Grevenbicht Maaskant Wonen Obbicht en Papenhoven Spaubeek Urmond Vitaal Wonen Wonen Limburg Woonpunt ZOwonen Totaal WM
0% 0% 0% 16% 0% 0% 3% 0% 81% 100%
Schinnen Stein Sittard Geleen Born Totaal 0% 0% 0% 0% 79% 5% 0% 72% 0% 0% 0% 10% 0% 0% 0% 0% 17% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 22% 0% 0% 0% 3% 0% 0% 4% 0% 0% 2% 7% 4% 10% 2% 4% 6% 0% 2% 3% 15% 1% 6% 93% 0% 83% 83% 0% 67% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
9
INLEIDING De regiogemeenten van de Westelijke Mijnstreek en de corporaties streven naar een structurele samenwerking, gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het wonen in de regio. Samenwerken betekent meer bereiken dan ieder voor zich. Bij een gedeelde verantwoordelijkheid dient duidelijk te zijn wie welke taken en werkzaamheden op zich neemt. Daarvoor worden prestaties en tegenprestaties geformuleerd, wordt organisatorische en financiële afstemming gezocht en vindt gezamenlijke evaluatie en bijstelling plaats. De regiogemeenten en corporaties spreken in de prestatieafspraken af om doelstellingen en opgaven op het gebied van wonen gezamenlijk op te pakken, elkaars partners te zijn en heldere afspraken te maken over het niveau van wederzijdse dienstverlening, rollen en verantwoordelijkheden. In 2010 hebben de regiogemeenten in samenwerking met de corporaties, projectontwikkelaars en overige partijen in de regio Westelijke Mijnstreek de Structuurvisie Wonen opgesteld. Deze visie is medio 2011 door alle gemeenteraden in de regio vastgesteld. In deze Structuurvisie is de ontwikkelingsrichting op het vlak van wonen voor de regiogemeenten vastgelegd en de daarbij behorende woningbouwbehoefte voor de volgende jaren. De Structuurvisie Wonen vormt de basis voor de prestatieafspraken. Het verbeteren van de kwaliteit van wonen heeft niet alleen betrekking op woningbouw. Ook de woonomgeving, maatschappelijke voorzieningen, bijzondere en kwetsbare doelgroepen, duurzaamheid en bewonersparticipatie zijn belangrijke onderwerpen waarover de regiogemeenten en de corporaties afspraken maken. Typering van de afspraken Expliciet wordt gemaakt of de afspraak intenties betreft of juist garanties wil geven of afspraken betreft in procesmatige zin: - procesafspraken zijn afspraken gericht op ordenen, regelen, structureren van de manier van samenwerken (bv. regiogemeenten en corporaties overleggen een aantal keer per jaar); - intentieafspraken ofwel inspanningsverplichtingen zijn bedoeld om doelstellingen vast te leggen (bv. regiogemeenten en corporaties streven naar); - handelingsafspraken betreft het plannen en afstemmen van activiteiten (bv. De regiogemeenten zullen …); - garantieafspraken zijn afspraken waarmee waarborgen worden geboden (bv. de corporaties verplichten zich tot …). Naast deze typering is per afspraak ook aangegeven: - de legitimatie van de afspraak, corporaties en regiogemeenten elkaar over een langere termijn aan bepaalde inspanningen. Deze inspanningen zijn ergens op gebaseerd en dat dient inzichtelijk te worden gemaakt; - de bijdragen per corporaties in termen van cijfer 1 (bijdrage laag, rol passief), 2 (bijdrage gemiddeld, rol meedoen) en 3 (bijdrage hoog, trekkersrol); - de bijdrage en rol van de regiogemeenten; - het gebied waar de afspraak op van toepassing is.
10
PRESTATIEAFSPRAKEN REGIOGEMEENTEN WESTELIJKE MIJNSTREEK EN DE WONINGCORPORATIES Het spreekt voor zich dat woningen en de woonomgeving centraal staan in de gezamenlijke opgave van gemeenten en corporaties. Meer specifiek betreft het de kwaliteitsverbetering van het wonen, de woningen en woonomgeving. Deze kwaliteitsslag wordt gemaakt door vernieuwing/vervanging van de (sociale huur)woningvoorraad, maar heeft ook betrekking op het maatschappelijk vastgoed, de openbare ruimte en de leefbaarheid in buurten en dorpen. Onderstaand worden dit nader uitgewerkt in drie hoofdambities de vervolgens de kapstok zijn voor de thema’s waarover gemeenten en corporaties prestatieafspraken maken. 1. Kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad in bestaande buurten en dorpen De demografische ontwikkelingen geven kansen voor groei in kwaliteit van wonen en leven. Gemeenten en corporaties staan een aanpak voor het behouden van een gezonde en aantrekkelijke woningmarkt met de juiste woningen, qua aantal en kwaliteit, en op de juiste plek. Dit leidt tot gedeeltelijke sloop van verouderd woningbezit waarvoor levensloopbestendige woningen in de plaats komen. Daarnaast vraagt de renovatie van de bestaande woningvoorraad de komende jaren veel aandacht en inzet. De thema’s binnen deze ambitie waarover meerjarenafspraken worden gemaakt zijn: - Het regionale streefbeeld en de programmering - Beschikbaarheid en doelgroepen - Renovatie, beheer en onderhoud - Duurzaamheid/energie 2. Verbetering van de woon- en leefomgeving in samenspraak met bewoners Een leefbare regio is een regio met buurten, kernen en dorpen waar het prettig wonen is, waar de openbare ruimte goed onderhouden en beheerd wordt en er voldoende groen aanwezig is. Buurten, kernen en dorpen waar men zich veilig voelt doordat er geen sprake is van overlast en er gelegenheid is om elkaar te ontmoeten mede omdat er voldoende voorzieningen aanwezig. Gemeenten en corporaties hechten grote waarde aan de leefbaarheid van buurten, kernen en dorpen. Ten gevolge van maatschappelijke trends en ontwikkelingen staat de leefbaarheid onder druk. De demografische ontwikkeling (het dalend aantal inwoners, toenemend aantal ouderen, dalende beroepsbevolking, toename 1 en 2 – persoonshuishoudens en een dalend aantal jongeren) alsook de toenemende individualisering, de toegenomen mobiliteit en de toenemende arbeidsparticipatie (aantal tweeverdieners) zijn hierop van invloed. Het draagvlak voor voorzieningen vermindert en inwoners zijn mobieler en niet langer meer gericht op (de voorzieningen in) de eigen buurt. Dit roept de vraag op ‘hoe ziet een duurzame en toekomstbestendige sociale en fysieke infrastructuur eruit en wat is hiervoor nodig?’ Het uitgangspunt is dat kwaliteit voor nabijheid gaat. Gemeenten en corporaties willen in samenwerking met maatschappelijke organisaties, verenigingen en bewoners de schouders zetten onder het realiseren van een duurzame en toekomstbestendige sociale en fysieke infrastructuur in buurten en dorpen waar zij actief zijn. Praktisch betekent dit dat zij een substantieel aandeel woningen in het betreffende
11
gebied bezitten. Hierbij staan inwoners en bewoners centraal. Middels wijkgericht werken en de stadsdeelplannen en – programma’s betrekken gemeenten en corporaties inwoners en bewoners in een vroeg stadium bij de activiteiten, projecten en ontwikkelingen die van invloed zijn op de leefbaarheid in de woon- en leefomgeving. Deze aanpak geldt in het bijzonder voor de aanpak van buurten met urgente leefbaarheidsproblemen. De thema’s binnen deze ambitie waarover meerjarenafspraken worden gemaakt zijn: - Leefbaarheid en wijkgericht werken - Bewonersparticipatie 3. Heldere en duidelijke rollen en verantwoordelijkheden De gemeenten en woningcorporaties onderschrijven het belang van een gezamenlijke aanpak in de sturing op de woningmarkt. Volkshuisvestelijke, sociaal-maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen bepalen de vitaliteit van de stad en de leefbaarheid van buurten en dorpen. Gemeenten en corporaties streven naar een heldere verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden om invulling te geven aan de ambities op gebied van volkshuisvesting. Het belang ligt in de afstemming van de activiteiten tussen gemeente en corporaties maar ook tussen corporaties onderling. De thema’s binnen deze ambitie waarover afspraken worden gemaakt zijn: - Rolverdeling en samenwerking tussen partijen. Op basis van het advies van de Commissie Dekker: de vrijblijvendheid voorbij. Wederkerig en verplichtend (2013). - Financiële uitgangspunten
12
UITWERKING VAN DE THEMA’S Per thema wordt een korte toelichting gegeven, gevolgd door de prestatieafspraken tussen de gemeenten en de woningcorporaties betreffende dat thema. A. THEMA STRUCTUURVISIE WONEN: REGIONALE STREEFBEELD EN PROGRAMMERING Met de Structuurvisie geeft de regio de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingsrichting voor het wonen in de regio aan. Het is een sectorale structuurvisie die zich richt op ruimtelijke ontwikkelingen die met het terrein ‘wonen’ samenhangen. De hoofduitgangspunten van de Structuurvisie Wonen De hoofduitgangspunten van de sectorale Structuurvisie Wonen zijn als volgt: Ruimte bieden aan ontwikkeling De regio wil ruimte (blijven) bieden aan initiatieven die zorgen voor een goed woon- en leefklimaat in de regio. Dit vraagt om ontwikkelingen gericht op nieuwe kwaliteiten die aansluiten bij nieuwe vragen. Ruimte voor woningbouwontwikkeling is nodig om deze transformatie mogelijk te maken. De regio voert regie op welke ontwikkelingen gewenst zijn. Continueren inzet op evenwichtige woningmarkt. De ontwikkelingen moeten bijdragen aan een evenwichtige woningmarkt. Dit betekent dat plannen aangepast moeten worden aan de gevraagde kwaliteit en qua bouwvolume neerwaarts bijgesteld worden. De regio zet het beleid voort dat zij in de woonmilieuvisie heeft vastgelegd, zoals ‘1 woning erbij is 1 woning eraf’ (in die volgorde en op programmaniveau, niet per plan). Ook voor de Structuurvisie Wonen is dit beleid het vertrekpunt. Gebiedsontwikkeling is de toekomst. Gebiedsontwikkeling waar sloop en nieuwbouw hand in hand gaan, is dé toekomst. Dit biedt de mogelijkheid om projecten in samenhang met elkaar en verschillende thema’s (bijv. naast wonen ook zorg en welzijn) op te pakken. Hierbij zijn gemeente, corporatie, ontwikkelaar en inwoners elkaars partners. Dit vraagt om een andere rolopvatting van partijen: met een duurzame verbinding aan gebieden (dus niet als passant), en een meer integrale aanpak. Dit leidt tot nieuwe allianties tussen gemeenten, marktpartijen, maatschappelijke organisaties en bewoners. Aandachtspunt hierbij is de afstemming tussen aanpalende gemeenten. Criteria voor kwalitatieve plantoetsing In de Structuurvisie Wonen geeft de regio haar inhoudelijke prioriteitstelling voor plannen. Deze prioriteitstelling is in de Structuurvisie Wonen nader uitgewerkt en wordt bepaald aan de hand van een viertal kwaliteitscriteria: Versterken woonmilieu. Aansluiten op kansrijke woningmarktsegmenten (op basis van woningmarktonderzoek). Inbreiding gaat voor uitbreiding. Zorg- en levensloopgeschikte woningen in woonservicezones. De nieuwbouw en sloopprogrammering De uitvoeringsparagraaf van de Structuurvisie Wonen is een wezenlijk onderdeel van de visie. Dit bepaalt in grote mate de agenda voor zowel de regionale als gebiedsgerichte aanpak van de woningmarkt. Voor de periode 2011-2020 is de programmering voor
13
nieuwbouw en sloop vastgesteld. Door monitoring wordt dit programma gevolgd en zo nodig bijgesteld. Doel is het op gang brengen en houden van de kwalitatieve transformatie van de woningvoorraad in de regio. De bestaande plannen zijn hiertoe geïnventariseerd en in drie categorieën opgedeeld: Categorie 1: lopende herstructurering. Nieuwbouw moet nog deels uitgevoerd worden. Er is sprake van verdunning in de woningvoorraad. Categorie 2: plannen met een vastgesteld bestemmingsplan en / of bouwvergunning en / of een juridisch afdwingbare, privaatrechtelijke realisatieovereenkomst1. Categorie 2b: plannen die op 1 januari 2010 niet voldeden aan de criteria van categorie 2, maar die op basis van eerdere beleidskeuzes wel prioriteit verdienen. Categorie 3: alle overige plannen, waaronder ook nieuwe initiatieven. De regiogemeenten willen ruimte bieden aan plannen voor categorie 1, 2 (waaronder tevens valt categorie 2b. Bij categorie 2 geldt de regel: “ja, mits”: De ontwikkelende partij het plan kwalitatief passend maakt. Via gebiedsontwikkelingen in specifiek aangewezen verdunningsgebieden (voor zover nog actueel gezien de recente cijfers over de omvang van de sociale doelgroep, zie ook bladzijde 19) worden onttrekkingen gerealiseerd, als compensatie voor toevoeging van categorie-2 plannen. Door monitoring van de gebiedsontwikkeling en uitvoering van categorie-2 plannen moet in de loop van de periode 2010-2020 blijken of hiermee in voldoende mate gecompenseerd wordt. Indien categorie-2 plannen niet ten uitvoer komen, zullen de gemeenten deze plannen via zorgvuldig intrekkings- en bestemmingsplannenbeleid intrekken en ‘wegbestemmen’. Voor categorie-3 plannen hanteert de regio de benadering: “nee, tenzij”. Dit betekent dat de ontwikkeling alleen mogelijk is als compensatie buiten aangewezen verdunningsgebieden gevonden wordt en plannen kwalitatief volledig passend zijn. Financiering van de opgave Een belangrijk deel van de financieel niet renderende ingrepen valt nog onder ‘regulier beleid’ van corporaties, ontwikkelaars en gemeenten. Bedrijfseconomische kaders bepalen de lengte van de polsstok. De gevolgen van het Woonakkoord, de verhuurdersverheffing en andere ingrepen zijn verwerkt in de investeringsplannen van de corporaties. Ook de gemeenten beschikken over minder middelen om te investeren in de transitieopgave van de woningvoorraad in de Westelijk Mijnstreek. De verwachting is dat de opgave steeds complexer en kostbaarder wordt. Daarbij verschilt de opgave tussen corporaties. De corporaties in de regio willen plannen op elkaar afstemmen. De gemeenten hebben hierin vooralsnog geen rol. Wel ondersteunen de gemeenten de inzet van corporaties bij gebiedsontwikkelingen door onder meer investeringen in openbare ruimte. Om de komende decennia voortvarend de 1
Het gaat om bestemmingsplannen, bouwvergunningen en / of overeenkomsten waaraan de ontwikkelaar of particulier per 1 oktober 2010 rechten kunnen ontlenen om er te bouwen. Hieronder vallen ook particulieren met een directe bouwtitel in een bestemmingsplan. Zij hoeven nog niet perse te beschikken over een ingediend woningbouwplan. Deze directe bouwtitels zijn echter niet opgenomen in de planlijsten en overzichten. Onzelfstandige woonzorgeenheden zijn buiten de categorisering gelaten, omdat hiervoor niet de beleidslijnen gelden. Voor zelfstandige ‘zorgwoningen’ gelden de beleidslijnen wel. Deze zijn dan ook wel onderdeel van de inventarisatie.
14
transformatie van de woningmarkt op te kunnen pakken zijn op enig moment extra financiële middelen nodig. De oprichting van een regionaal dan wel provinciaal fonds wordt onderzocht. De 1e fases is in 2013 afgerond. De ontwikkelingsrichting op het vlak van Wonen Kaart: regionaal en lokaal streefbeeld (ontwikkelingsrichting).
15
PRESTATIEAFSPRAKEN
1. Nieuwbouw en sloop a. De nieuwbouw van corporaties sluit zo goed als mogelijk aan bij de kwalitatieve criteria uit de Structuurvisie Wonen; b. Nieuwbouwplannen categorie 1, 2 of 2b worden gerealiseerd middels gebieds- of dorpsontwikkeling waarbij sloop en nieuwbouw samengaan. Bij voorkeur participeren meerdere partijen, waaronder ook de gemeente, actief in de gebiedsontwikkeling. c. Nieuwbouwplannen niet zijnde categorie 1, 2 of 2b plannen worden gecompenseerd middels een concrete afspraak over de sloop van woningen in de periode 2010-2020. d. Voor categorie 2 plannen vindt de compensatie op programmaniveau plaats in de periode 2011-2020 (middels de verdunningsgebieden). De compensatie voor categorie 3 plannen dient per plan te worden bepaald. e. Gebiedsontwikkeling en herstructurering staan in de periode 2011-2020 centraal f. Bij nieuwbouw zonder sloop worden de daartoe benodigde contingenten door de initiatiefnemer ingebracht en wordt zo nodig overleg gevoerd met corporatie(s). Soort afspraak Legitimatie
Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen
Gebied 1
= bijdrage laag, rol passief
2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Garantie Structuurvisie Wonen SVB en programmering corporaties 3 2 2 2 2 2 2 3 2 Regie en sturing Monitoring Faciliteren RO procedures en initiatieffase van projecten Gehele regio 3 = bijdrage hoog, trekkersrol
2. Verkoop sociale huurwoningen De corporaties voeren een verantwoord beleid met betrekking tot de verkoop van bestaande huurwoningen. Verkoop van bestaand bezit is voor woningcorporaties een noodzakelijke bedrijfsactiviteit vanwege financiering van benodigde investeringen in nieuwbouw en herstructurering. Corporaties bieden eigen gemeenten inzicht in de verkoopprogramma’s. De gemeente en corporaties voeren jaarlijks overleg hierover en streven naar overeenstemming. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Herstructurering van wijken/buurten: verkoop mag toekomstige herstructurering niet bemoeilijken. Verkoop in de verdunningsgebieden vraagt specifieke aandacht.
16
Onderhoudskwaliteit: verkoop mag niet leiden tot nieuwe herstructureringsgebieden. Uitgangspunt is het behouden van voldoende woningen voor de BBSH-doelgroep in alle kernen (mede in het licht van de demografische ontwikkeling). Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten Gebied 1
= bijdrage laag, rol passief
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen
Handelingsafspraak Structuurvisie Wonen 3 1 2 2 2 1 2 2 2 Regierol Gehele regio, met accent op herstructureringsgebieden.
2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
3. Social return Leerling bouwplaatsen bieden een goede mogelijkheid om jonge mensen op te leiden en door te laten stromen. Corporaties en regiogemeenten spreken af dat bij grootschaliger ontwikkelingen in het bestek van de opdrachtgever wordt opgenomen dat een project uitgevoerd dient te worden als leerlingbouwplaats. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
Handelingsafspraak ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen
Gebied 1
= bijdrage laag, rol passief
2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
3 1 2 2 1 1 1 2 2 Stimuleert en vraag aandacht voor. Gehele regio, met accent op herstructureringsgebieden. 3 = bijdrage hoog, trekkersrol
17
B. THEMA BESCHIKBAARHEID EN DOELGROEPEN Woningcorporaties en de regiogemeenten hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de huisvesting van mensen in een kwetsbare positie. Deze taakstelling is gericht op huishoudens met een ‘smalle beurs’ en op doelgroepen die niet geheel zelfstandig in woonruimte kunnen voorzien en in bepaalde gevallen hierbij ook begeleiding nodig hebben. Vanuit maatschappelijk oogpunt werken woningcorporaties en gemeente samen met zorgaanbieders om voor deze mensen een goede woon- en leefomgeving te realiseren. Gemeenten en woningcorporaties spreken af dat de woningbouwprogrammering van corporaties zich voornamelijk richt op huishoudens met een ‘smalle beurs’. Het ministerie vat onder deze groep huishoudens met een huishoudinkomen tot € 34.000. Om de huidige en toekomstige te verwachten verhoudingen tussen de sociaaleconomische doelgroep en de voor hen betaalbare sociale kernvoorraad in kaart te brengen hebben gemeenten en corporaties in de Westelijke Mijnstreek in 2013 het E’til de volgende opdrachtonderzoek gegeven: “Hoe groot is de benodigde sociale kernvoorraad op basis van de ontwikkeling van de sociaal-economische doelgroep gedurende de periode 2013-2030?” Uitgaande van het basisscenario voor de welvaartsontwikkeling en het basisscenario voor de ontwikkeling van de verkoopprijzen luidt de conclusie dat de huidige omvang van de sociale kernvoorraad (dit zijn de woningen van de sociale en particuliere verhuurders met een huur tot de huurtoeslag en de koopwoningen met een WOZ-waarde tot € 145.000) niet voldoende is om de doelgroep met een inkomen tot € 34.000 te kunnen huisvesten. Het tekort bedraagt in het basisscenario circa 800 woningen. In 2030 is er sprake van een beperkt overschot aan sociale huurwoningen (300). In de scenario’s is geen rekening gehouden met toekomstige sloop- en nieuwbouwplannen. Deze conclusie wijkt behoorlijk af van de onderzoeksresultaten uit 2010. Toen was er sprake van de sociale kernvoorraad een overschot had van 1.700 woningen in 2020 en 4.800 woningen in 2030. Op basis van deze gegevens hebben corporaties hun strategisch voorraadbeleid ingevuld. Aangezien de cijfers er nu geheel anders uitzien ontkomen de regiogemeenten en corporaties er niet aan om hun woningbouw- en sloopplannen opnieuw “tegen het licht” te houden. Inzet is eind 2014/begin 2015 hierover meerjarenafspraken te maken. Discrepanties sociale kernvoorraad Westelijke Mijnstreek, 2013-2030 2020
2030
Prijsontwikkeling koopwoningen Demografisch scenario Negatief scenario Basis scenario Positief scenario
Prijsontwikkeling koopwoningen
Negatief
Basis
Positief
Negatief
Basis
Positief
1.700
800
300
3.900
1.000
-400
-300
-1.200
-1.700
1.900
-1.000
-2.400
0
-800
-1.400
3.100
300
-1.100
900
0
-500
5.400
2.500
1.100
Bron: RIO 2010, E'til – Woonmonitor Westelijke Mijnstreek 2012, E’til Progneff (2013).
18
Actualisatie programma wonen-welzijn-zorg De ontwikkelingen in de domeinen welzijn en zorg staan niet stil. Veranderende demografische ontwikkelingen maar vooral nieuwe wet- en regelgeving zorgen voor een grote dynamiek. Dit noodzaakt de regio om met elkaar, binnen deze veranderende omstandigheden, tot goede afspraken te komen. In 2003 heeft de regio samen met de provincie Limburg, zorgaanbieders, woningcorporaties en de welzijnsinstelling daartoe een eerste stap gezet door het opstellen van een uitvoeringsprogramma. Dit programma omvatte een visie op WWZ alsook een concreet programma. In 2006 is dit Uitvoeringsprogramma WWZ bijgesteld aan de hand van een aantal concrete ontwikkelingen op dat moment, zoals bijvoorbeeld de komst van de WMO. Op basis van de Uitvoeringsprogramma’s WWZ uit 2003 en 2006 is de afgelopen jaren structureel samengewerkt tussen gemeenten, corporaties en zorgaanbieders. In 2013 is het programma opnieuw geactualiseerd. Demografische ontwikkeling De totale bevolking blijft krimpen, er bestaan echter wel sterke verschillen tussen de leeftijdsgroepen. De leeftijdsklassen tot 55 jaar gaan volgens de prognose de komende jaren allemaal in omvang afnemen. De klasse van 55 tot 75 jaar neemt nog tien jaar in aantal en aandeel toe, om vanaf 2023 te gaan afnemen. Stabiele groei vindt voorlopig plaats onder de 75-plussers. Hun omvang en aandeel blijven de komende 30 jaar toenemen. Dit heeft op meerdere terreinen consequenties, denk aan: - De toenemende zorgvraag door vergrijzing. - Een afnemend aantal mensen, die de zorg kunnen leveren. - Delen van de woningvoorraad sluiten op termijn niet meer goed aan bij de samenstelling van de huishoudens. - Krimp van de bevolking betekent ook minder draagvlak voor het huidige voorzieningenniveau. Extramuralisering Veel ouderen, die nu intramuraal zouden worden gehuisvest, zijn als gevolg van de extramuralisering verplicht de komende jaren zelfstandig te blijven wonen. Dit geldt deels ook voor mensen met verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperkingen of psychische problemen. Naar verwachting kan deze opgave grotendeels worden gerealiseerd door aanpassen van de bestaande voorraad en gerichte woningtoewijzing. Mogelijk leidt dit tot een behoefte aan geclusterde woonvormen waar zorg en diensten in de nabijheid geleverd kunnen worden op afroep beschikbaar zijn (“verzorgd wonen”). Wijkgerichte benadering Het zorgaanbod wordt steeds vaker ingericht vanuit een wijkgerichte benadering. De meeste wijksteunpunten in principe zijn bestemd voor alle (kwetsbare) buurtbewoners. In deze steunpunten worden meestal diverse functies gecombineerd zoals horeca, informatie en advies functie, ondersteuningsaanbod (cliënt, vrijwilliger, mantelzorg), ontmoeting, sport en gemaksdiensten. De wijksteunpunten zijn een belangrijke voorwaarde voor het welslagen van scheiden wonen en zorg voor de categorie die valt onder verzorgd wonen. Bovenwijks wordt voorzien in een aantal subregionale functies op vlak van ziekenhuiszorg en expertisecentra voor vaak specialistische zorg die alleen doelmatig in een grootschalige context kan worden georganiseerd. Ook de eerste lijn ontwikkelt initiatieven waarbij huisartsenpraktijken, apotheken, fysiotherapeuten de
19
samenwerking opzoeken. In de toekomst zullen deze initiatieven een centrale rol krijgen in de decentrale zorgketens die op wijkniveau vorm krijgen. Zelfredzaamheid Los van alle lokale, regionale en landelijke ontwikkelingen wordt van de individuele zorgvrager verwacht dat hij/zij ook zijn individuele verantwoordelijkheid neemt op vlak van preventie en zoveel mogelijk gebruik maakt van de eigen omgeving (zelfredzaamheid). Voor de nabije toekomst is het vooral van belang dat mensen hun sociale netwerk onderhouden. Dat bepaalt of mensen informele hulp en ondersteuning krijgen of dat zij eenzaam thuis zitten. Dus eerst zelf kijken of men de hulpvraag kan oplossen voordat naar een professionele instelling wordt gestapt. De participatiesamenleving (lees: terugtrekkende overheid) vraagt een grotere betrokkenheid en actievere opstelling van burgers. Concurrentie zorgaanbieders De zorgaanbieders krijgen te maken met een omgeving met meer concurrentie. Zij moeten ondernemerschap tonen, waarbij vanzelfsprekendheden en garanties op vlak van zorgproductie en de vergoedingen van kapitaallasten definitief voorbij zijn. Het ministerie van VWS stuurt bij de vormgeving van het nieuwe stelsel op een lokale/wijkgerichte aanpak met de klemtoon op Langer Thuis Wonen. De corporaties krijgen een cruciale rol bij de fysieke realisatie op het vlak van wonen, welzijn, zorg en leefbaarheid. Toekomst zorgsector Het rijk decentraliseert taken naar de gemeenten en kort tegelijkertijd fors op het budget. De netto-bezuiniging bedraagt landelijk € 3 miljard, die gehaald wordt bij de thuiszorg en de huishoudelijke hulp. De Tweede Kamer moet nog instemmen met de voorstellen. In 2014 moet duidelijkheid bestaan over de omvang van de financiële stromen. Het is derhalve belangrijk ontwikkelingen nauwgezet te blijven volgen. Woonvormen Er is in de afgelopen jaren een groot scala aan benamingen ontstaan voor verschillende vormen van wonen met zorg. De gebruikte termen hadden niet in alle gevallen (en voor alle doelgroepen) dezelfde betekenis. De scheidslijn tussen verschillende vormen van wonen met zorg is bovendien door de steeds grotere diversiteit aan woonvormen gaandeweg vervaagd. Conclusie In de actualisatie wordt geconstateerd dat voor de gehele regio geldt dat2: - Normatieve behoefte aan intramurale zorgplaatsen voor ouderen met ca. 260 gaat afnemen naar ongeveer 1.500 plaatsen in 2023; - Behoefte aan complexgewijs verzorgd wonen gaat toenemen naar ca. 1.900 woningen in 2022; - Er een flinke toename mag worden verwacht in de zorg die thuis wordt gebracht;
2
Voor een verdere detaillering in de cijfers wordt verwezen naar het rapport van Companen: Actualisatie programma Wonen-Welzijn- Zorg.
20
-
Behoefte aan geschikt wonen (comfortabel wonen in een nultredenwoning, zonder dat er sprake is van een zorgvraag) toeneemt naar bijna 10.000 geschikte woningen.
Voor de komende jaren zal de uitdaging zijn om vanuit dit ontwikkelkader te komen tot heldere afspraken, waarbij alle partijen samen streven naar een zo evenwichtig mogelijk aanbod voor de zorgopgave. De gemeente zal hierin de regierol moeten oppakken zodat de opgave, zoals benoemd in het ontwikkelkader, zo efficiënt en effectief mogelijk wordt ingevuld door de partijen. Kwetsbare doelgroepen in de zorg Het woningmarktonderzoek laat zien dat er een groeiende behoefte is aan verschillende vormen van wonen met ondersteuning voor kwetsbare groepen. Door het landelijke beleid en het beleid van zorginstellingen, die steeds meer mensen buiten de muren van de instelling helpen, zijn grote groepen kwetsbare burgers meer op zichzelf zijn aangewezen. Deze groep heeft niet alleen een passende woning nodig maar ook begeleiding in de vorm van beschut, bescherm en begeleid wonen. Gemeente en corporaties werken samen met hulpverleningsinstellingen aan de opvang en huisvesting van kwetsbare personen die behoefte hebben aan een bijzondere woonvorm in combinatie met zorg en/of begeleiding. Deze doelgroep bestaat uit: mensen met een lichamelijke- en verstandelijke beperking, dak- en thuislozen, ex-psychiatrische patiënten, ex-gedetineerden, (ex-)verslaafden en jongeren die begeleid moeten wonen. Het Veiligheidshuis voert de (keten) regie indien er sprake van multiproblematiek (waarbij vaak een relatie is met politie en justitie en OGGZ-problematiek). Het Veiligheidshuis is géén uitvoerende organisatie maar maakt gebruik van reguliere uitvoeringsorganisaties. Daarnaast zijn er verschillende projecten en/of initiatieven in ontwikkeling voor kwetsbare doelgroepen gericht op huisvesting met begeleiding. Overige doelgroepen Naast de kwetsbare doelgroep zijn er ook andere doelgroepen die in het kader van de volkshuisvesting van belang zijn, te weten: Studenten/short stay Studenten worden steeds kritischer in hun woonwensen. Er is een groeiende behoefte aan studentenstudio’s die centraal gelegen zijn in Sittard. Voor de gemeente Sittard-Geleen is het van groot belang om deze doelgroep te voorzien van voldoende kwalitatieve huisvesting. Mede gelet op deze ontwikkelingen stimuleert de gemeente Sittard-Geleen de bouw van studentenstudio’s in de binnenstad van Sittard. Geconcentreerd in de binnenstad van Sittard worden studio’s boven winkels gerealiseerd die in belangrijke mate gericht zijn op studenten en short stay. Ouderen en mensen met een functiebeperking Als gevolg van de toenemende vergrijzing neemt het aantal senioren en mensen met een functiebeperking de komende decennia fors toe. In het kader van het Uitvoeringsprogramma Wonen, Welzijn en Zorg hebben gemeenten, woningcorporaties en overige samenwerkingspartners de afspraak gemaakt om senioren en mensen met een
21
functiebeperking te ondersteunen in hun wens zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen omgeving te wonen, indien nodig met zorg op maat. Deze afspraak is geconcretiseerd in de woonzorgprojecten, zoals de bouw van zorgwoningen en/of nultredenwoningen. Behalve nieuwbouwactiviteiten van zorgwoningen en nultredenwoningen stimuleren de gemeenten ook het aanpassen en renoveren van de bestaande woningvoorraad t.b.v. zorgverlening. Op basis van de WMO doelstelling ‘collectief gaat voor individueel’ maken de gemeenten het voor corporaties mogelijk om onder bepaalde voorwaarden een aanvraag in te dienen voor complexmatige woningaanpassingen. Per aanvraag wordt bekeken in hoeverre de gemeenten hieraan een bijdrage willen leveren. Op 1 september 2010 hebben de gemeenten en de woningcorporaties in de Westelijke Mijnstreek de WMO convenanten ondertekend die van toepassing zijn op de gemeenten Sittard-Geleen, Stein, Beek en Schinnen. Voordelen zijn het vereenvoudigen van procedures, het hanteren van normbedragen, het stroomlijnen van offertetrajecten en het maken van eenduidige afspraken over huurderving en woningtoewijzing. Dit convenant wordt eind 2014 geëvalueerd. Statushouders De afzonderlijke regiogemeenten en de corporaties hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de huisvesting van statushouders. Het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) stelt ieder half jaar de taakstelling per gemeente vast. Iedere gemeente maakt afspraken met de lokaal werkzame corporaties over de verdeling van de taakstelling. Starters en alleenstaanden In regio Westelijke Mijnstreek is sprake van meer aanbod dan vraag naar woningen. Deze ontspannen woningmarkt leidt ertoe dat starters op de woningmarkt een redelijk aanbod hebben. Een aandachtspunt vormt de huisvesting van de groep (alleenstaanden) met één inkomen. Deze groep is groeiende als gevolg van de vergrijzing en het stijgend aantal scheidingen. Overigens wordt er op gewezen dat voor bepaalde woningsegmenten de vraag het aanbod overtreft. Met name eengezinswoningen zijn gewild. Beek heeft een startersregeling. Per 1 januari 2014 kan in de gemeente Stein een beroep gedaan worden op een startersregeling. Sittard-Geleen onderzoekt de mogelijkheid een startersregeling te gaan aanbieden. PRESTATIEAFSPRAKEN 1. BBSH-doelgroep & doelgroep met inkomen tot EU-norm De BBSH-doelgroep en de doelgroep met een inkomen tot de Eu-norm zijn doorgaans huishoudens die niet geheel zelfstandig in hun woonruimte kunnen voorzien. Hiertoe garanderen corporaties een minimale omvang van de kernvoorraad in de periode 20142020 woningen. Nieuwbouw ten behoeve van deze huishoudens heeft een aanvangshuur die ligt onder de huurtoeslaggrens. Soort afspraak Legitimatie
Bijdragen corporaties
ZOwonen
Garantie BBSH Onderzoek E,til naar kernvoorraad, 2013 3
22
Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen
Rol gemeenten Gebied
1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
3 3 3 3 3 3 3 3 Regierol Gehele regio
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
2. Statushouders De afzonderlijke gemeenten en de corporaties hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het realiseren van de jaarlijkse taakstelling voor de huisvesting van statushouders. De afzonderlijke gemeenten maken hierover jaarlijkse prestatieafspraken met de corporaties. Aangezien corporaties een inspanningsverplichting hebben in het aanbieden van woningen, maar niet verantwoordelijk zijn voor de weigering ervan, houden corporaties in het kader van de huisvesting van statushouders het aantal aangeboden, geaccepteerde en geweigerde woningen bij. In geval van grote gezinnen dan wel meerdere nationaliteiten in één woning bieden de afzonderlijke gemeenten middels Vluchtelingenwerk extra ondersteuning bij de huisvesting van statushouders. Overigens heeft het huisvesten van de verschillende nationaliteiten in één woning niet de voorkeur. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen
Gebied
1
= bijdrage laag, rol passief
Intentie/inspanningsverplichting Rijksbeleid 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Gemeenten krijgen een taakstelling opgelegd door het Rijk en maken afspraken met corporaties over de realisatie. Provincie houdt toezicht. Gehele regio, gespecificeerd naar de afzonderlijke gemeenten
2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
23
4. Studenten c.q. jongeren Studentenhuisvesting dient zich te concentreren in de binnenstad van Sittard. Stein heeft bijzondere aandacht voor de huisvestingskansen van jongeren, zowel de huur als in de koopsector. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Maaskant Wonen Woningstichting Spaubeek Woningstichting Urmond Beleid Wonen
Rol gemeente Gebied 1
Garantie Structuurvisie wonen 1 2 1 1
= bijdrage laag, rol passief
1 1 3 1 1 Faciliteert en stimuleert. Binnenstad Sittard Gemeente Stein.
2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
5. Wonen, welzijn en zorg In geval van nieuwbouw bouwen corporaties zoveel als mogelijk levensloopbestendige c.q. zorggeschikte woningen. Daarnaast onderschrijven de regiogemeenten en corporaties op basis van het in het geactualiseerde uitvoeringsprogramma WWZ vastgelegde beleid voor Wonen, Welzijn en Zorg. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
Gebied
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid WMO
Intentie/inspanningsverplichting Uitvoeringsprogramma WWZ Structuurvisie Wonen 3 2 3 3 3 2 3 3 2 Regierol. Gemeenten faciliteren en stimuleren samenwerking corporaties en zorgaanbieders. Gehele regio en specifiek de 24
woonservicegebieden (zie kaart structuurvisie wonen). 1
= bijdrage laag, rol passief
2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
6. WMO Op basis van de WMO doelstelling ‘collectief gaat voor individueel’ maken de regiogemeenten het voor corporaties mogelijk om onder bepaalde voorwaarden een aanvraag in te dienen voor complexmatige woningaanpassingen. Per aanvraag wordt bekeken in hoeverre de gemeente hieraan een bijdrage kan leveren. In 2014 wordt dit verder geconcretiseerd. Verder wordt het WMO-convenant eind 2014 geëvalueerd. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwWonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid en uitvoering WMO
Gebied 1
= bijdrage laag, rol passief
2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Handelingsafspraak WMO beleid Bouwbesluit gemeenten 3 2 2 2 2 2 2 2 2 Afzonderlijke gemeenten beoordelen aanvragen en stellen onder voorwaarden middelen ter beschikking. Afzonderlijke gemeente stelt een bestand op van beschikbare aangepaste woningen. Corporaties reiken gegevens aan. Gehele regio en specifiek de woonservicegebieden 3 = bijdrage hoog, trekkersrol
7. Meervoudige problematiek In geval van situaties waarbij sprake is van meervoudige problematiek of van overlast spreken de regiogemeenten en corporaties het volgende af: a. In het structurele woonzorgoverleg wordt aandacht gevraagd voor de problematiek. b. Indien daadwerkelijk sprake is van meervoudige problematiek wordt aansluiting gezocht bij hiervoor bestaande instanties. Betreft het ernstige meervoudige problematiek of het hulpverleningsproces stokt, dan vindt melding plaats bij het Veiligheidshuis of het Centrum voor Jeugd en Gezin.
25
c.
Het Veiligheidshuis kan ook een beroep doen op corporaties. In het geval dat het Veiligheidshuis betreffende een cliënt een plan van aanpak opstelt waar huisvesting een onderdeel van uitmaakt wordt aan corporaties gevraagd hieraan medewerking te verlenen. Woonbegeleiding kan tevens onderdeel uitmaken van het plan van aanpak. d. In geval van (te verwachten) overlast kunnen corporaties een melding doen naar het Vangnet OGGZ. Het Vangnet probeert dan bij de huurder binnen te komen, bekijkt de situatie en brengt advies uit. Dit kan vervolgens leiden tot een aanpak van het Veiligheidshuis. Corporaties dragen financieel bij aan deze werkwijze.
Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten Gebied
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen Openbare orde en veilgheid
Handelingsafspraak Wijkgericht werken 3 2 2 2 2 2 2 2 2 Signaleren en toeleiden. Faciliteren samenwerking. Gehele regio
26
C. THEMA RENOVATIE, BEHEER EN ONDERHOUD Het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad is een belangrijke opgave voor de woningcorporaties. Ze zijn verantwoordelijk voor het bieden van voldoende kwalitatieve en duurzame huurwoningen. Bij het onderhoudsvraagstuk wordt gekeken naar: - bouwtechnische kwaliteit; - energetische kwaliteit; - installatietechnische kwaliteit; - woontechnische kwaliteit; - leefbaarheid (fysiek en sociaal). Onderhoud Woningcorporaties maken onderscheid tussen dagelijks/niet-planmatig onderhoud (klachten-en mutatieonderhoud) en planmatig onderhoud (inclusief groot onderhoud). Voorbeelden van planmatig onderhoud zijn: schilderwerk, reparaties aan kozijnen, vervangen/vernieuwen van keukens en sanitaire voorzieningen, vernieuwen dakbedekking, herstellen gevelvoegwerk en het vervangen van CV ketels. De onderhoudswerkzaamheden zijn op het niveau van woningen/complexen verankerd in de meerjaren onderhoudsbegroting en het SVB van de corporaties. Levensloopbestendig maken Woningcorporaties ondernemen activiteiten om de bestaande woningvoorraad geschikter te maken voor senioren. Hierbij kan gedacht worden aan het verbeteren van de toegankelijkheid van woongebouwen, automatische deuropeners, plaatsen van liftinstallaties, scootmobiel ruimtes en van de interne toegankelijkheid van de woning door het wegnemen van niveauverschillen en verbreden van deuren. Verbeteren woonomgeving Vanuit maatschappelijk oogpunt ontplooien corporaties initiatieven om de woonomgeving in en om het corporatiebezit te verbeteren. Voorbeelden van corporatie-initiatieven in de woonomgeving zijn: onkruidbestrijding, opschonen en vervangen van brandpaden, uitvoeren van groenrenovaties, schoonmaakwerkzaamheden in complexen, opknappen van entrees in complexen en het inzetten van (vrijwillige) toezichthouders en huismeesters (sociaal beheer). De gemeenten zijn verantwoordelijk voor beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Dit heeft betrekking op enerzijds beheer en onderhoud en anderzijds de inrichting van de openbare ruimte. Beheer en onderhoud openbare ruimte Beheer en onderhoud openbare ruimte betreft het beheer en onderhoud van groen, verharding (wegen), terreinmeubilair (bankjes), reiniging (verwijderen onkruid, graffiti, bladeren etc), openbare verlichting, verkeers- en straatnaamborden en verkeersinstallaties. Inwoners beleven dit vaak als de meest belangrijke aspecten van de eigen woon- en leefomgeving. Gemeenten voeren op dit aspect, afhankelijk van de financiële mogelijkheden, eigen beleid. Inrichting openbare ruimte
27
De inrichting van de openbare ruimte is veel meer dan het onderhoud en beheer. Bij de inrichting van de openbare ruimte spelen ook voorzieningen zoals speelplekken, honden uitlaatplekken, parkeermogelijkheden, monumenten, parken, water, kunst in de openbare ruimte, stedenbouwkundige kwaliteit etc. De inrichting van de openbare ruimte heeft een nadrukkelijke plek in het wijkgericht werken. Gemeenten voeren op dit aspect, afhankelijk van de financiële mogelijkheden, eigen beleid.
PRESTATIEAFSPRAKEN 1. Bestaande voorraad Woningcorporaties voeren structureel activiteiten uit om de bestaande woningvoorraad geschikter te maken voor de toekomstige vraag. Dit gebeurt door middel van opplusactiviteiten alsook renovatie en groot onderhoud zoals vastgelegd in de onderhoudsbegroting en het SBV van de verschillende corporaties. Soort afspraak Legitimatie
Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwWonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen
Gebied
1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Garantie Uitvoeringsprogramma WWZ BBSH SVB en onderhoudsbegroting corporaties 3 2 3 3 3 3 3 3 3 Stimuleren en faciliteren. Aandacht voor koop en particulier huursector. Gehele regio, specifiek de woonservicegebieden (zie kaart structuurvisie wonen).
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
2. Openbare ruimte Inrichting, beheer en onderhoud openbare ruimte is primair een verantwoordelijkheid van de afzonderlijke gemeente. Daar waar openbare ruimte omsloten is door corporatiebezit hebben betreffende corporatie en de bewoners ook een eigen verantwoordelijkheid op gebied van leefbaarheid.
28
Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Maaskant Wonen Woningstichting Spaubeek Woningstichting Urmond Openbare Ruimte
Gebied 1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Handelingsafspraak Kerntaken gemeenten en corporaties. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Afzonderlijke gemeente is verantwoordelijk. Gehele regio.
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
29
D. THEMA DUURZAAMHEID EN ENERGIE Duurzaamheid staat voor een leefbare en veilige buurt, met schone lucht, goede en energiezuinige woningen, gezonde voeding en een overstap op schone productieprocessen en landbouw. De regio Westelijke Mijnstreek wil een levendige regio zijn met een vitaal en aantrekkelijk woon- en leefgebied. De extra ruimte voor wonen en werken dient zo veel mogelijk worden gevonden in het bestaand gebied. De basisnormen voor een schone en veilige woonomgeving vormen het uitgangspunt. Dit betekent een schone bodem, schone lucht, verminderen van de geluidbelasting en een goed beheer van de openbare ruimte. Bij stedelijke ontwikkelingen en herinrichtingen wordt ingezet op een versterking van de groen- en waterstructuur als voorwaarde voor kwaliteit en adaptatie op klimaatveranderingen (wateropvang versus verdroging) Het Groene Net ‘duurzame warmte en koude uit biomassa en restwarmte in de regio Westelijke Mijnstreek’ De gemeenten Sittard-Geleen, Stein en Beek zijn in nauwe samenwerking met Provincie Limburg, Chemelot, USG, de biomassacentrale BES en Woningcorporatie ZO Wonen, bezig met de ontwikkeling van een warmtebedrijf genaamd ‘t Groene Net. Het project strekt zich uit van Born tot aan Maastricht Aachen Airport. ‘t Groene Net gaat via een ondergrondse leidinginfrastructuur woningen en bedrijven van warmte en koude voorzien. Deze warmte wordt geleverd uit de restwarmte van het Chemelot bedrijventerrein en de biomassacentrale BES in Sittard. Het doel is warmte te leveren aan circa 5000 woningen en een 40-tal bedrijven en instellingen. Door de goede samenwerking tussen de overheid en het bedrijfsleven en de omvang van dit duurzaam initiatief is het project uniek in Nederland. Voor de inwoners van deze gemeenten betekent dit een lagere energierekening. Het totale voordeel voor de regio wordt op dit moment geschat op 1,5 miljoen euro per jaar. Voor de deelnemende gemeenten en de provincie ligt het belang van de aanleg van ’t Groene Net in de realisatie van de duurzaamheidstellingen, die naar voren komen in een reductie van gasverbruik met 20 miljoen m3 per jaar en de uitstoot van het broeikasgas CO2 met 40.000 ton per jaar. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Europese klimaatdoelstellingen. Het belang van burgers en bedrijven wordt gewaarborgd doordat de overheid mede-eigenaar van ’t Groene Net wordt. Door aan te sluiten op ‘t Groene Net kan een energiesprong van 2 labels voor de bestaande woningen worden bereikt en een EPC verlaging van 0.2 voor de nieuwe woningen. In 2014 wordt gestart met de aanleg van HGN. BAM voert het project uit. Woningen en woonomgeving Mensen stellen hoge eisen aan hun woning en directe woonomgeving. De klimaatveranderingen en de eisen aan een gezonde leefomgeving hebben consequenties voor het ontwerp en de inrichting van woningen en wijken. (Nieuwbouw)woningen dienen van een goede kwaliteit te zijn voorzien; comfortabel, energiezuinig, veilig, toegankelijk en
30
met een gezond binnenmilieu; geen geluidhinder, schone bodem en lucht. Kortom, woningen die duurzaam zijn in gebruik. Duurzaam bouwen middels GPR-gebouw Ter vervanging van het oude convenant duurzaam bouwen en ter actualisering van de duurzaamheideisen hebben de gemeente Sittard-Geleen besloten het GPR-gebouw in te zetten als duurzaamheidinstrument voor de afspraken met woningcorporaties en ontwikkelaars. Woningcorporaties worden gevraagd om voor de milieuthema’s energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit minimaal een 7 te scoren. Vervolg op energielabeling Alle woningen van de corporaties hebben inmiddels een energielabel. De woningcorporaties investeren de komende jaren in het verder ‘vergroenen’ van het woningbezit. Bij de woningen die onderhanden worden genomen streven corporaties naar een gemiddeld energielabel tussen A en C. Woonlasten De woonlasten zijn voornamelijk opgebouwd uit de huurkosten en energielasten. De prijskwaliteit verhouding van nieuwbouwwoningen is gunstig ten opzichte van die in de bestaande woningvoorraad. De lage energielasten van nieuwbouwwoningen versterkt deze onevenwichtigheid nog eens extra. Tegen deze achtergrond nemen corporaties energiebesparende maatregelen en investeringen in de bestaande woningvoorraad.
PRESTATIEASFPRAKEN 1. Energielabel Bij aanpak van een bestaand complex/woning wordt op termijn gestreefd naar een gemiddeld energielabel C.
Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten Gebied
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Duurzaamheid
1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Intentie/inspanningsverplichting Duurzaamheidvisie corporatie 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Stimuleren en faciliteren. Gehele regio
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
31
2. GPR Bij nieuwbouw geldt levensloopbestendig bouwen als referentiekader. Bij nieuwbouw wordt uitgegaan van een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van 0,6 of lager en een GPR van minimaal 7 of hoger. In geval van bestaande bouw betreft het een GPR van minimaal 6. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Duurzaamheid
Gebied
Garantie Duurzaamheidsconvenant 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Gemeenten zien hierop toe. Gehele regio.
1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
3. Het Groene Net De regiogemeenten en corporaties hebben de intentie om nieuwbouwwoningen in de directe omgeving van het netwerk van Het Groene Net hierop aan te sluiten om hiermee te komen tot het verlagen van de energiekosten van de gebruiker. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten Gebied
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Duurzaamheid
1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Intentie/inspanningsverplichting Samenwerkingsovereenkomst Het Groene Net 2 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 1 (geen nieuwbouw) n.v.t. Stimuleren en faciliteren. De omgeving van het Groene Net.
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
32
E. THEMA LEEFBAARHEID EN WIJKGERICHT WERKEN Leefbaarheid Leefbaarheid is geen eenduidig begrip. Kenmerkend is dat de meeste mensen er hun eigen invulling aan geven. Algemeen bezien zegt leefbaarheid iets over de woonomgeving vanuit het perspectief van de mens. Leefbaarheid is de optelsom van sociale en fysieke elementen in een buurt, die een relatie hebben met de begrippen ‘schoon’, ‘heel’, ‘veilig’ en ‘prettig’ en ‘contact’. Gemeenten en corporaties willen anno 2014 meer aandacht geven aanhouding en gedrag van mensen onderling. Een goede grondhouding van burgers heeft een positief effect op de leefbaarheid. Fysieke verbeteringen en voorzieningen ondersteunen daarbij. Leefbaarheid van wijken en buurten: basiskwaliteit leefomgeving De regio Westelijke Mijnstreek hecht grote waarde aan de leefbaarheid van buurten en dorpen. Ten gevolge van een aantal maatschappelijke trends en ontwikkelingen staat de leefbaarheid en met name het voorzieningenniveau onder druk. Het gemeenten hanteren de volgende uitgangspunten: 1. De woonomgeving dient schoon, heel en veilig te zijn. Voor een groot deel van onze inwoners is dit voldoende om van een leefbare en prettige woonomgeving te spreken; 2. Het voorzieningenniveau wordt afgestemd op het gebruik waarbij het uitgangspunt is kwaliteit gaat vóór nabijheid. Voor kwetsbare doelgroepen (jongeren en ouderen) en in wijken of buurten waar sociale stijging aan de orde is wordt extra ingezet op ontmoetingsgelegenheden en contact. 3. Hieraan kan worden toegevoegd het begrip actief burgerschap. Dit komt terug bij het thema bewonersparticipatie. Centraal staan de burgers zelf, niet alleen hun wensen maar ook hun gedrag en de mate waarin burgers/inwoners daadwerkelijk gebruik maken van voorzieningen. In de komende jaren willen de gemeenten de burger als inwoner centraler stellen. Leefbaarheid wordt in de buurt of het dorp gemaakt, niet in het gemeenschapshuis. Leefbaarheid is niet afhankelijk van het aantal woningen en voorzieningen. Een doorslaggevende factor is het sociale klimaat: welke activiteiten ondernemen bewoners met elkaar in formele en informele verbanden3. Deze benadering zorgt er voor dat bij de basiskwaliteit leefbaarheid de kracht en verantwoordelijkheid van burgers en inwoners voorop worden gesteld. De methodiek van het wijkgericht werken in de regio Westelijke Mijnstreek De afzonderlijke gemeenten en woningcorporaties pakken de thema’s op het vlak van leefbaarheid middels wijkgericht werken op. Wijkgericht werken draagt niet alleen bij aan vraaggericht werken maar ook aan efficiënt beleid en uitvoering door samenhangende vraagstukken in samenhang te benaderen en op te lossen. Op deze wijze wordt een zinvolle bijdrage geleverd aan de basiskwaliteit van de woon- en leefomgeving en aan complexe dossiers zoals accommodatiebeleid of woningbouw. Daar waar nodig wordt de basis gelegd voor integrale gebiedsontwikkeling.
3
Agenda 2020 Kleine Kernen Limburg, VkkL oktober 2010
33
Gebieds- en dorpsontwikkeling Gebiedsgerichte aanpak Daar waar corporaties een substantieel woningbezit in een gebied hebben ontwikkelt een gemeente in samenwerking met de betreffende corporatie plannen voor een samenhangende gebiedsontwikkeling, Deze gebieden zijn gemarkeerd op de kaart op pagina 15: verdunningsgebieden. Waar sprake is van een opeenstapeling van sociale, fysieke en economische vraagstukken zal de gemeente via een gebiedsgerichte aanpak, samen met belanghebbenden, komen tot een samenhangende transformatieaanpak. Dus niet enkel een aanpak gericht op het verdunnen van de woningvoorraad, maar ook op sociaal klimaat, voorzieningenstructuur en wijkeconomie. Zitterd Revisited is in de Structuurvisie Wonen aangewezen als project van een boven lokale, regionale betekenis. In de regio is sprake van een aantal kleine kernen en dorpen. Deze dorpen en kernen hebben hun eigen identiteit en kwaliteit. De sociale samenhang is sterk. Ook zijn vaak de oude ruimtelijke dorpsstructuren nog herkenbaar, hetgeen zich vertaalt in een gewaardeerde ruimtelijke kwaliteit van dorpen. Elke gemeente is verantwoordelijk voor een goede ruimtelijke kwaliteit van de dorpen. Naast de gangbare inzet voor beheer en onderhoud van de openbare ruimte, is in voorkomende gevallen extra inzet nodig om kwaliteit in de omgeving terug te brengen, door aanpassen van ruimtelijke structuren, beschermde dorpsgezichten te bewaken en architectonisch passende nieuwbouw te stimuleren. Om de sociale kwaliteit te waarborgen is het belangrijk dat dorpen in ontwikkeling blijven. Dit gebeurt door in de dorpen ruimte te bieden voor beperkte nieuwbouw in de zin van herstructurering gericht op bijzondere doelgroepen. Daarnaast moet er ten behoeve van de sociale kwaliteit in de dorpen aandacht blijven voor ontmoeting.
PRESTATIEAFSPRAKEN Wijkgericht werken De regiogemeenten en de woningcorporaties onderschrijven een buurt- of dorpsgerichte aanpak. Dit betekent dat: - De leefbaarheidsbudgetten, die beschikbaar zijn voor bewonersinitiatieven binnen de afzonderlijke gemeenten en bij sommige woningcorporaties om initiatieven van uit de wijk te stimuleren in gezamenlijkheid dan wel in afstemming met elkaar worden ingezet. - Toekomstige woningbouwontwikkelingen van corporaties worden middels gebieds- en dorpsontwikkeling opgepakt waarbij een nauwe relatie tussen woningbouw, voorzieningen, openbare ruimte wordt gelegd en bewoners alsook overige betrokken partijen nauw betrokken worden. Betreffende gemeente en corporaties benoemen in deze gevallen een projectmanager en projectstructuur.
34
Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond
Rol gemeenten
Gebied 1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Handelingsafspraak Structuurvisie wonen 3 2 2 2 2 2 2 2 2 Gemeente stuurt op integrale gebiedsontwikkeling en faciliteert. Daar waar sprake is van herstructurering.
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
35
F. THEMA BEWONERSPARTICIPATIE Bewoners hebben een belangrijke inbreng bij projecten en activiteiten van gemeenten en woningcorporaties. Zij zijn de ogen en oren in de wijken en buurten. De belangrijkste motieven voor bewonersparticipatie: - Het draagvlak onder de bewoners wordt vergroot, wat ten goede komt aan het verdere verloop van het proces. Indien er geen draagvlak bestaat voor plannen kunnen bewoners, op basis van hun juridische bezwaarmogelijkheden en hun contacten met politieke partijen het planproces vertragen en zelfs uitstellen. - De betrokkenheid van de bewoners bij hun wijk of buurt wordt vergroot cq. gehonoreerd (bij dat wat je van zelf is ben je meer betrokken, ook in termen van sociaal en fysiek beheer). - De kwaliteit van de plannen wordt vergroot wanneer wordt uitgegaan van de specifieke kennis, wensen, behoeften en problemen van de bewoners. Het zijn de bewoners die het beste weten wat er in hun wijk gaande is. Bewonersparticipatie i.r.t. herstructurering en gebiedsontwikkeling De komende jaren richt de woningbouwontwikkeling zich minder op nieuwbouwprojecten en meer op herstructurering-, gebieds- of dorpsontwikkeling. Bij gebieds- of dorpsontwikkeling is er altijd sprake van belangen van bewoners en omwonenden. Het is belangrijk hen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de planvorming. Daarnaast hebben zij zelf vaak goede ideeën t.a.v. een nieuwe ontwikkeling. Ook kunnen zij op vele andere wijzen actief en betrokken worden bij de buurt. Door het opzetten van of meedoen aan een bewonersinitiatief dragen bewoners als ‘alledaagse doener’ bij aan de verbetering van hun wijk. De gemeenten en woningcorporaties onderschrijven het belang van bewonersparticipatie. Gezien de herstructureringsopgave in de regio wordt bewonersinbreng steeds belangrijker. Actief burgerschap Naast bewonersparticipatie ofwel in het verlengde daarvan krijgt actief burgerschap de komende jaren ook steeds meer aandacht. Actief burgerschap behelst het (leren) deelnemen aan en mede-verantwoordelijkheid dragen voor de publieke zaak. Het vraagt van burgers dat zij competenties ontwikkelen om die verantwoordelijkheid te kunnen nemen en dragen en het vereist van instituties dat zij burgers daartoe uitnodigen, ondersteunen en toerusten. Wat doen actieve burgers? Zij geven vorm aan sociale samenhang en solidariteit. Actieve burgers onderhouden maatschappelijke verbanden door met elkaar en anderen (bijvoorbeeld organisaties of overheden) in de publieke ruimte in gesprek te treden, of door concrete taken op zich te nemen; meestal gaat het dan om vrijwilligerswerk of mantelzorg. Actief burgerschap is alleen mogelijk indien alle maatschappelijke partners waaronder gemeente en corporaties daarvoor ruimte bieden en dit faciliteren. Een overheid en maatschappelijke organisaties die niet overnemen maar aanvullen, uitnodigen, stimuleren, verbinden en gaten vullen. De wijze waarop dit nieuwe samenspel tussen burgers, overheid en maatschappelijke organisaties vorm zal de komende jaren blijken. Vast staat in ieder geval dal het de bekende en vertrouwde tegenstelling tussen verzorgingsstaat en eigen verantwoordelijkheid doorkruist. 36
PRESTATIEAFSPRAKEN 1. Bewonersparticipatie De betreffende gemeente en woningcorporaties werken nauw samen m.b.t. communicatie en participatie. Gemeente en corporaties spreken af dat bij iedere herstructurering (grootschalig dan wel kleinschalig) vanaf het begin van het project volop aandacht is voor bewonersparticipatie op maat en schaal van het gebied. Naast informeren en communiceren staat ook het betrekken van bewoners en omwonenden bij de planontwikkeling centraal. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting Obbicht Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Afhankelijk ambtelijke en bestuurlijke organisatie.
Gebied 1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Garantie Sociaal plan corporaties. Wijkgericht werken. 3 2 2 2 2 2 2 2 2 Stimuleert en faciliteert. Mede-verantwoordelijk. Gehele regio
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
2. Bewonersparticipatie in relatie tot herstructurering Bewonersparticipatie i.r.t. herstructurering en gebiedsontwikkeling is een structureel agendapunt tijdens de bestuurlijke overleggen tussen gemeente en woningcorporaties. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal Wonen Woningstichting ObbichtPapenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Afhankelijk ambtelijke en
Garantie Sociaal plan corporaties. Wijkgericht werken. 3 2 2 2 1 1 1 2 2 Afzonderlijke gemeente ziet
37
bestuurlijke organisatie. Gebied
1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
hierop toe. Daar waar sprake is van herstructurering/ Gebiedsontwikkeling. 3 = bijdrage hoog, trekkersrol
38
G. THEMA ROLVERDELING EN SAMENWERKING TUSSEN PARTIJEN Woningcorporaties en de afzonderlijke gemeente zijn samen verantwoordelijk voor het lokale wonen. Samen hebben zij, ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid, een grote maatschappelijke opgave. De gemeente Volgens de Woningwet dragen gemeenten de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het lokale volkshuisvestingsbeleid. Daarbij dienen gemeenten zich te conformeren aan door het rijk vastgestelde kaders. De belangrijkste taak is de integrale beleidsontwikkeling. De kwaliteit van het wonen, de woonomgeving en wijze van samenleven spelen een belangrijke rol in de keuze voor de gewenste woning. Hier ligt een taak voor gemeenten: het bieden van een goede woonomgeving, goede voorzieningen, keuzemogelijkheden en kwaliteit. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van het gemeentelijk woonbeleid, het realiseren van concrete woningbouwprojecten: bestemmingsplanprocedures in gang zetten, het bepalen stedenbouwkundige randvoorwaarden, het toetsen van projectvoorstellen aan structuurvisies en vakinhoud alsmede het afgeven van omgevingsvergunningen. De woningcorporatie Woningcorporaties zijn maatschappelijke ondernemers met een professionele werkwijze, die zich breed inzetten voor leefbare buurten, wijken, stadsdelen, gemeenten en regio’s. Op grond van de Woningwet zijn woningcorporaties toegelaten instellingen, ‘uitsluitend werkzaam op het gebied van en in belang van de volkshuisvesting’. Hun missie is het goed en betaalbaar huisvesten van kwetsbare groepen in de samenleving. De doelstellingen en taken van woningcorporaties staan helder beschreven in het Besluit Beheer Sociale Huisvesting (BBSH). Governancecode De meeste woningcorporaties zijn aangesloten bij Aedes, vereniging van woningcorporaties. Sinds 2007 geldt de Governancecode voor de corporatiesector. Deze code is opgesteld in opdracht van de ledenraad van Aedes en de Vereniging Toezichthouders Woningcorporaties (VTW). De Governancecode bevat normen voor goed bestuur en toezicht, transparantie, externe verantwoording en financiële beheersing bij woningcorporaties. De rol van het bestuur, het toezicht en de verantwoordelijkheid van het bestuur voor het beheersen van risico's en het verrichten van activiteiten worden hierin omschreven. De regio Westelijke Mijnstreek hecht grote waarde aan verantwoordelijk en behoorlijk bestuur. Visitatie In navolging van de Aedescode zijn corporaties verplicht om éénmaal per vier jaar een zogenaamde visitatie uit te laten voeren. De visitatie heeft betrekking op het maatschappelijk presteren, op de wijze waarop de corporatie belanghouders betrekt en op de wijze waarop het intern toezicht de eigen kwaliteit heeft geborgd. Lokale samenwerking Woningcorporaties en gemeenten zijn samen verantwoordelijk voor het lokale wonen. Samen hebben zij, ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid, een grote
39
maatschappelijke opgave. De gemeente n hebben in de sectorale Structuurvisie Wonen, en overige beleidsplannen vastgelegd wat zij op het vlak van wonen en leefbaarheid van de woningcorporaties verwachten. Middels de prestatieafspraken maken de woningcorporaties duidelijk wat zij naar redelijkheid kunnen bijdragen aan de uitvoering van de lokale volkshuisvesting en op welke wijze zij dit vorm, inhoud en uitvoering zullen geven. Bestuurlijk overleg per corporatie Minimaal twee keer per jaar vindt er bestuurlijk overleg plaats tussen de afzonderlijke gemeente en de corporatie. Doel van dit overleg is het bespreken van de voortgang van de ontwikkelingen op het gebied van wonen (evalueren en monitoren van de prestatieafspraken) en van nieuwe initiatieven. Indien bestuurlijke besluitvorming noodzakelijk is worden de knelpunten van projecten belicht. Bestuurlijk overleg gemeenten met alle corporaties Minimaal één maal per jaar vindt er een bestuurlijk overleg plaats met alle woningcorporaties en de vier gemeenten. Tijdens dit overleg staan de prestatieafspraken en de realisatie ervan centraal. Daarnaast kunnen actuele ontwikkelingen (niet zijnde projecten) worden geagendeerd zodat gemeente en corporaties gezamenlijk tot afspraken dan wel afstemming kunnen komen. Regionale samenwerking In de regio Westelijke Mijnstreek is nauwe samenwerking te vinden tussen gemeenten, woningcorporaties, provincie, zorgaanbieders, woonconsumenten, ontwikkelaars en makelaars. Deze samenwerking krijgt vorm middels de regionale stuurgroep wonen, Daarin zijn alle hierboven genoemde belanghebbenden via één of meer leden vertegenwoordigd. Naast de stuurgroep is een projectgroep actief die zaken voor de stuurgroep voorbereid. De transformatie van de woningvoorraad is niet de opgave van één partij. Samenwerking en het nemen van eigen verantwoordelijkheden zijn absoluut noodzakelijk. Regionale stuur- en projectgroep Wonen De regiogemeenten en een vertegenwoordiging namens de corporaties nemen actief deel aan de regionale stuurgroep en projectgroep wonen. De uitgangspunten en programmering van de Structuurvisie Wonen geven invulling aan een woningbouw- en transformatieprogramma waarbij de juiste kwaliteiten en de juiste aantallen worden vormgegeven. De samenwerking tussen partijen wordt ondersteund middels: monitoren bevolkingsontwikkeling; monitoren voortgang uitvoering woningbouw en herstructurering per categorie en kwaliteiten; monitoren planning woningbouw en herstructurering per categorie en kwaliteiten; signaleren gevolgen van uitvoering woningbouw en herstructurering voor regionale ontwikkeling in relatie tot de bevolkingsafname; signaleren en adviseren over kansen voor samenwerking bij uitvoering.
40
De uitkomsten hiervan worden geanalyseerd, waarna de project- en stuurgroep komen tot eventuele aanpassingsvoorstellen ten aanzien van het te voeren beleid. Via deze lijn worden beleidsvoorstellen uitgewerkt en wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. De resultaten hiervan rapporteren de colleges aan de gemeenteraden. PRESTATIEAFSPRAKEN 1. Bestuurlijk overleg Minimaal twee keer per jaar vindt er bestuurlijk overleg plaats tussen de afzonderlijke gemeente en iedere afzonderlijke woningcorporatie. Twee maal per jaar vindt er een bestuurlijk overleg plaats met alle woningcorporaties en de gemeente. De gemeenten en corporaties participeren actief in de regionale samenwerking rondom wonen (de sectorale Structuurvisie wonen en de daarbij behorende woningbouwprogrammering). Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen
Gebied 1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Procesafspraak Bestuurlijk overleg 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Afzonderlijke gemeente organiseert. N.v.t.
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
2. Governancecode en visitatie De corporaties geven de gemeenten desgevraagd inzicht in de mate waarin zij voldoen aan de governancecode alsook aan de uitkomsten en aanbevelingen van Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen
Procesafspraak Aedescode 2 2 2 2 2 2 2 2
41
Rol gemeenten Gebied
Woningstichting Urmond Beleid Wonen
1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
2 Stakeholder N.v.t.
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
42
H. THEMA FINANCIELE UITGANGSPUNTEN Centraal Fonds Volkshuisvesting Het Centraal Fonds Volkshuisvesting is de financieel toezichthouder voor woningcorporaties. De financiële positie van individuele corporaties beoordeelt het fonds jaarlijks. Daarnaast rapporteert het CFV over de sector als geheel. Sinds 1988 fungeert het CFV als saneringsfonds voor woningcorporaties. Als woningcorporaties niet beschikken over de noodzakelijke financiële middelen kunnen zij een beroep doen op de saneringssteun. Daarnaast kunnen kosten van werkzaamheden van corporaties die in het belang van de volkshuisvesting zijn in aanmerking komen projectsteun. In de nieuwe plannen van het kabinet gaat het WSW de feitelijke sanering van een corporatie begeleiden. Waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) Het WSW zorgt voor optimale financiering van woningcorporaties. Met de borg van het WSW kunnen corporaties geld lenen tegen een lagere rente waardoor zij meer kunnen doen met hetzelfde geld. De leningen wenden de corporaties aan om te kunnen investeren in sociale woningbouw, maatschappelijk vastgoed, nieuwbouw en renovatie. Ministeriele regeling inzake staatssteun woningcorporaties Op 15 december 2009 heeft de Europese Commissie een besluit genomen over de staatssteunregels voor woningcorporaties. Belangrijkste items zijn: - Staatssteun is borging van leningen door WSW, sanerings- en projectsteun van CFV en lagere grondkosten bij aankoop van grond van een gemeente. - Staatssteun sociale huursector en voor maatschappelijk vastgoed is toegestaan mits corporaties minimaal 90% van de vrijkomende woningen met een maximale huur van € 681,02 (huurtoeslaggrens 2013) toewijzen aan huishoudens met een inkomen van onder de € 34.229 (peildatum 2013). - Corporaties kunnen voor niet-DAEB activiteiten geen beroep meer doen op de borging van het WSW. Sinds 1 januari 2013 zijn corporaties verplicht een gescheiden administratie te voeren voor maatschappelijke activiteiten (DAEB) en commerciële activiteiten (niet-DAEB). De consequenties van deze regeling dienen goed tussen gemeentenen corporaties worden afgestemd: - afspraken over de ontwikkeling van sociale woningvoorraad en doelgroep (zie ook thema beschikbaarheid en doelgroepen) en gevolgen voor toewijzing (in het bijzonder voor de middeninkomens tot € 34.229 (peildatum 2013); - screening van projecten waar sprake is van niet- DAEB activiteiten en de financiële consequenties daarvan. De corporaties hebben de consequenties van het Woonakkoord verwerkt in hun (meerjaren)begrotingen. Mochten de Herzieningswet Toegelaten Instellingen en de daarbij horende Novelle en (concept medio februari 2014 beschikbaar) nog aanpassingen vereisen dan wordt dit meegenomen in de Regionale Prestatieafspraken Westelijke Mijnstreek 2015-2019.
43
PRESTATIEAFSPRAKEN 1. Profiel corporaties Corporaties worden jaarlijks beoordeeld. Het gaat om openbare stukken die gemeenten kunnen opvragen bij het ministerie, bij het centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw of via internet. In de toekomst wil het ministerie deze informatie actief verspreiden richting gemeenten. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen
Gebied 1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Handelingsafspraak CFV en WSW 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Inzicht in het functioneren van de corporaties. N.v.t.
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
2. Financiële ondersteuning De afzonderlijke gemeente biedt corporaties geen structurele financiële ondersteuning maar beoordeelt op basis van sectoraal beleid of een projectsubsidie aan de orde kan zijn. Dit wordt per project beoordeeld. Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeente
ZO Wonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Beleid Wonen Vastgoed en Projecten
Gebied 1
Handelingsafspraak Vlottrekken van projecten N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. n.v.t. n.v.t Stimuleert en faciliteert. Gehele regio.
= bijdrage laag, rol passief
2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
44
3. Gebiedsontwikkeling De financiële uitgangspunten m.b.t. gebiedsontwikkeling waarbij betreffende gemeente en corporaties partij zijn en een gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen zijn als volgt: Soort afspraak Legitimatie Bijdragen corporaties
Rol gemeenten
ZOwonen Woonpunt Wonen Limburg Woningbeheer Born Grevenbicht Vitaal wonen Woningstichting Obbicht – Papenhoven Woningstichting Spaubeek Maaskant Wonen Woningstichting Urmond Vastgoed en Projecten
Gebied 1 = bijdrage laag, rol passief 2 =bijdrage gemiddeld, rol meedoen
Garantie Grondbeleid 3 2 2 2 2 2 2 2 2 Gemeenten nemen financiële verantwoordelijkheid en ziet erop toe dat corporaties dat ook doen. Gehele regio
3 = bijdrage hoog, trekkersrol
45