Regionaal gezondheidsbeleid (2013-2016) voor de regio Zaanstreek-Waterland
December 2012 Sandra Bleeker (GGD Zaanstreek-Waterland) In afstemming met de ambtelijke werkgroep LGB
1
Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding
3
1.1 Aanpak van gezondheidsproblemen
3
2. Aanpak van overgewicht
4
2.1 Overgewicht als gezondheidsrisico
4
2.2 Hoe vaak komt overgewicht voor in de regio?
4
2.3 Een integrale aanpak van overgewicht
5
2.3.1. Inrichting van de omgeving: maak gezond gedrag makkelijk en aantrekkelijk
5
2.3.2. Regelgeving en handhaving
5
2.3.3. Voorlichting en educatie
5
2.3.4. Signalering en advies
6
2.3.5. Ondersteuning
6
2.4 Doelstellingen
7
3. Schadelijk alcoholgebruik
9
3.1 Risico’s van alcohol voor de gezondheid van jongeren
9
3.2 Hoe is het alcoholgebruik in de regio?
9
3.3 Een integrale aanpak van schadelijk alcoholgebruik
10
3.3.1. Inrichting van de omgeving
10
3.3.2. Regelgeving en handhaving
10
3.3.3. Voorlichting en educatie
10
3.3.4. Signalering, advies en ondersteuning
11
3.4 Doelstellingen
11
Bijlagen I Cijfers overgewicht II Cijfers alcohol
13
2
Regionaal gezondheidsbeleid (2013-2016) voor de regio Zaanstreek-Waterland 1. Inleiding Ter voorbereiding op het gezondheidsbeleid 2013-2016 hebben de meeste gemeenten een prioritering gemaakt op basis van de landelijke speerpunten. Bij het prioriteren zijn ook regionale en lokale gezondheidscijfers gebruikt. Bovendien is het huidige beleid (waaronder Wmo, jeugdbeleid etc.) en het politieke klimaat een uitgangspunt geweest. De prioritering is de basis van waaruit zoveel mogelijk regionaal opgetrokken zal worden. Dit geldt voornamelijk voor de twee speerpunten: aanpak van overgewicht en schadelijk alcoholgebruik. Voornaamste doelgroep, waarop het gezondheidsbeleid zich richt, is de jeugd (en hun ouders/opvoeders). Door preventie in te zetten op kinderen en jongeren worden gezondheidsproblemen in de toekomst, op volwassen leeftijd, voorkomen. Dit geldt voor zowel het speerpunt overgewicht als voor schadelijk alcoholgebruik. 1.1 Aanpak van gezondheidsproblemen Een globaal model voor integraal beleid is het model van Lalonde, zie figuur 1. Dit model maakt op een eenvoudige manier duidelijk dat voor het effectief beïnvloeden van gezondheidsproblemen beleid nodig is dat inspeelt op meerdere factoren. Dit beleid richt zich niet alleen op het individu, maar ook op zijn of haar omgeving.
Figuur 1: Model van Lalonde (voorbeeld overgewicht) Gemeentelijk beleid heeft invloed op: o Leefstijl (bewegen of alcoholgebruik). o Toegankelijkheid van (zorg)voorzieningen (m.n. verbinden van preventie en zorg). o Fysieke (vb. woonomgeving) en sociale omgeving (vb. gezin, buurt- en leeftijdgenoten). Intersectorale samenwerking Veel van de factoren die van invloed zijn op gezondheid, zijn niet direct vanuit gezondheidsbeleid te beïnvloeden. Hiervoor zijn ook maatregelen nodig vanuit andere beleidsterreinen, zoals onderwijs, ruimtelijke ordening, sociale zaken of milieu. Andersom kan gezondheid een bijdrage leveren aan de doelstellingen van andere beleidssectoren: gezonde kinderen kunnen beter leren, gezonde burgers kunnen aan het werk of op andere fronten meedoen in de maatschappij, bijvoorbeeld als mantelzorger of vrijwilliger. Een voorwaarde voor integraal beleid is intersectorale samenwerking.
3
In het vervolg van dit hoofdstuk worden de regionale speerpunten ‘Aanpak van overgewicht’ en ‘Schadelijk alcoholgebruik’ beschreven en uitgewerkt aan de hand van het model van Lalonde. Met deze notitie streven de gemeenten in Zaanstreek-Waterland de regionale doelstellingen na (deze staan verderop vermeld). Hierbinnen maakt iedere gemeente haar eigen (aanvullende) keuzes. 2. Aanpak van overgewicht 2.1 Overgewicht als gezondheidsrisico Overgewicht en met name obesitas (ernstig overgewicht) vormen een risico voor de gezondheid. Samen met roken veroorzaakt (ernstig) overgewicht het grootste verlies aan levensjaren. Overgewicht is het resultaat van een verstoorde energiebalans. Beweging en voeding bepalen deze energiebalans. Anders dan bijvoorbeeld roken, dat per definitie slecht is voor de gezondheid, zijn beweging en voeding noodzakelijk om (gezond) te leven. Maar mensen eten niet alleen omdat het nodig is, maar ook (en vooral) omdat het lekker is. Niet alleen eten, maar ook bewegen bestaat uit uiteenlopende gedragingen, zoals met de fiets naar school gaan of sporten. Al deze gedragingen worden weer bepaald door andere factoren, zoals genetische aanleg, persoonlijkheidskenmerken en de sociale en fysieke omgeving. Dit maakt de aanpak van overgewicht tot een complex vraagstuk. Kinderen met (ernstig) overgewicht hebben zowel op jong als op latere leeftijd meer kans op gezondheidsproblemen. Dikke kinderen hebben ook te maken met stigmatisering. Hierdoor hebben zij meer kans op een laag zelfvertrouwen en daarmee samenhangende psychosociale problemen, zoals gepest worden, eenzaamheid en verdriet. Tieners met overgewicht zitten slechter in hun vel en hebben vaker suïcidegedachten. 2.2 Hoe vaak komt overgewicht voor in de regio? Het percentage inwoners met overgewicht neemt toe met de leeftijd, van 8% onder 2-jarigen tot 59% onder 65-plussers. Conform het landelijk beeld komt in Zaanstreek-Waterland overgewicht het meest voor onder jongeren met een Turkse achtergrond en bij laag opgeleide volwassenen.
Uit de cijfers blijkt verder dat: o Overgewicht al op jonge leeftijd (van 2 jaar) voorkomt; o Niet-westerse kinderen vaker overgewicht hebben dan westerse kinderen; o Overgewicht onder de 11-jarigen de laatste jaren toeneemt.
Regionale cijfers versus landelijke cijfers Het percentage 11-jarigen met overgewicht in (Zaanstreek-Waterland) ZW is sinds 2007 gestegen, bij 5- en 14-jarigen lijkt het overgewicht in de tijd redelijk stabiel. De 11- en 14-jarigen in de regio hebben vaker overgewicht dan 11-jarigen landelijk (17%) en 14-jarigen (landelijk 19%). De 5-jarigen in de regio hebben juist minder vaak overgewicht dan hun landelijke leeftijdsgenoten (16%). Meer cijfermatige informatie over overgewicht staat in bijlage I.
4
2.3 Een integrale aanpak van overgewicht Zoals eerder genoemd vraagt effectieve preventie van overgewicht om een integrale aanpak (model van Lalonde). Om dit globale model concreet te maken zijn er vijf pijlers te benoemen. Deze vormen de basis voor de vertaalslag naar een mix van interventies voor de uitvoering van het beleid. 1. 2. 3. 4. 5.
Inrichting van de omgeving Regelgeving en handhaving Voorlichting en educatie Signalering en advies Ondersteuning
(Bron: Handreiking gezonde gemeente van het Centrum gezond leven/RIVM). 2.3.1. Inrichting van de omgeving: maak gezond gedrag makkelijk en aantrekkelijk De fysieke en sociale omgeving hebben veel invloed op het (onbewuste) keuzegedrag van mensen en dus op hun gezondheid. Overgewicht neemt toe in een omgeving die uitnodigt tot veel eten en weinig bewegen. Het streven is dan ook: een leefomgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het gaat hier met name om de inrichting van de fysieke omgeving. Dit is de openbare, tastbare omgeving. De sociale omgeving, waarin het gezin (ouders, broertjes en zusjes) een belangrijke plaats inneemt, zit verweven in de pijlers ‘voorlichting en educatie’ en ‘ondersteuning’ (verderop beschre ven). Inrichting van de omgeving voor kinderen Om kinderen te stimuleren om buiten te spelen, te fietsen of te wandelen is een veilige, toegankelijke en groene omgeving van belang. Naast voldoende ruimte speelt ook de inrichting een rol: uitdagend, met een gevarieerd aanbod aan goed onderhouden buitenspeelmogelijkheden, bijvoorbeeld op de schoolpleinen. Een andere belangrijke omgeving voor kinderen is de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de school. Een (school)omgeving met een helder voedings- en beweegbeleid is een goede manier om overgewicht tegen te gaan.
2.3.2. Regelgeving en handhaving De pijler ‘regelgeving en handhaving’ gaat over het uitvoeren van wettelijke taken. Voor overgewichtpreventie liggen de accenten in de andere vier pijlers. Er zijn voorzichtige ontwikkelingen om met regelgeving invloed uit te oefenen op bijvoorbeeld vestigingsbeleid van (mobiele) snackbars en fastfoodrestaurants. 2.3.3. Voorlichting en educatie Voor gezond gedrag heeft de doelgroep (kinderen en hun ouders/opvoeders) de juiste kennis, houding en vaardigheden nodig. Met name ouders hebben veel invloed, maar zijn ook verantwoordelijk voor het (gezonde) gedrag van hun kind(eren). De beschikbaarheid van verschillende voorzieningen is hiervoor belangrijk, zoals een centrum jong/voor jeugd en gezin (CJ(G)) in de wijk, met een laagdrempelig aanbod van verschillende activiteiten, of eerstelijnszorg en 5
thuiszorg. Het is niet alleen van belang dat deze voorzieningen aanwezig zijn, maar ook dat ze toegankelijk zijn. Wachtlijsten, afstanden en kosten spelen daarbij een rol. Ook het beschikbaar stellen van goede voorzieningen valt hieronder, zoals een bijdrage aan de sportcontributie voor mensen met de laagste inkomens. De verbinding tussen preventie en zorg verdient nog aparte aandacht. Op dit terrein zijn veel ontwikkelingen gaande. Een van de ontwikkelingen is de oprichting van netwerken waaraan professionals deelnemen uit de zorg, preventie en aanbodkant, zoals jeugdverpleegkundigen, diëtisten, fysiotherapeuten, pedagogen, sportaanbieders etc. Om zo gezamenlijk te voorkomen dat overgewicht of obesitas ontstaat. Voor de gemeenten is de Wmo een belangrijk instrument om zorg en preventie meer te verbinden. 2.3.4. Signalering en advies Bij signalering en advies staat de deskundigheid van intermediairs centraal. Zij spelen een belangrijke rol in het benaderen van mensen met risico’s op overgewicht en de toeleiding naar preventie en zorg. Het is in het belang van de klant dat zij dezelfde boodschap horen van de verschillende
Signalering en advies door de jeugdgezondheidszorg (JGZ) Vroegtijdige signalering en advies zijn erop gericht om het overgewicht van kinderen terug te dringen, door aandacht te besteden aan bijvoorbeeld frisdrankgebruik, ontbijtgedrag of buiten spelen. Dit zijn de veelbelovende elementen in de aanpak van overgewicht, de zgn. BOFT gedragingen (Borstvoeding, Bewegen, Ontbijten, Frisdrankgebruik, Televisie/computer). Daarnaast kan aandacht besteed worden aan weerbaarheid en zelfvertrouwen. De JGZ ziet alle kinderen op de basisschool, samen met hun ouders, twee keer. De JGZ werkt met de Richtlijn Overgewicht om kinderen met overgewicht of de neiging tot het ontwikkelen van overgewicht te signaleren en goed te kunnen begeleiden. Naast de JGZ zijn er ook andere lokale professionals (vb. fysiotherapeut, diëtist of weerbaarheidstraining) waar kinderen naar toe gaan. Er wordt gewerkt aan een zgn. ‘sluitende keten’ tussen professionals, waarin ieders aanbod afgestemd wordt en het kind met zijn sociale omgeving veel meer centraal komt te staan.
professionals die zij tegenkomen.
2.3.5. Ondersteuning Na signalering (van overgewicht) wordt ondersteuning aangeboden. Deze ondersteuning kan individueel zijn. Een voorbeeld hiervan is de begeleiding door de JGZ. De ondersteuning kan ook collectief zijn, bijvoorbeeld door middel van projecten als ‘ik lekker fit!?’ op het basisonderwijs of ‘De Gezonde Schoolkantine’ op het voortgezet onderwijs. Ouders hebben een grote invloed op het gezonde gedrag van hun kind. Door zelf gezond te eten en te bewegen geven zij het goede voorbeeld aan hun kind(eren). Maar ook door het stellen van grenzen, het ‘nee’ zeggen tegen eten. Opvoedingsondersteuning kan hierin een rol spelen. De ondersteuning voor kinderen die ouder zijn, raakt een bredere fysieke en sociale omgeving. Het is van belang dat oudere kinderen een veilige (school)omgeving hebben, waar ze ook terecht kunnen voor ondersteuning. 6
2.4 Doelstellingen Doelstellingen voor de lange termijn: Deze richten zich op minder kinderen met overgewicht. 1. In 2016 is het aantal 5-jarige kinderen met overgewicht in de regio ZW niet hoger dan in 2011. 2. In 2016 is het aantal 11- en 14-jarige kinderen met overgewicht in de regio ZW lager dan in 2011. Doelstellingen voor de korte(re) termijn: Dit zijn meer ondersteunende doelstellingen, die na kortere tijd al zichtbaar kunnen zijn. Overgewicht ontstaat over een langere periode. Ook de aanpak ervan vergt een langere tijd, voordat succes te meten is. Dat is de reden om te kiezen voor het aantoonbaar uitvoeren van activiteiten en het bereiken van de jeugd. Inrichting van de omgeving 1. In de regio ZW wordt jaarlijks minstens één activiteit uitgevoerd die blijvend bijdraagt aan een gezonde leefomgeving; 2. Bij het indienen van plannen bij B&W voor inrichting en herstructurering van de gemeente wordt standaard een item ‘gezondheidsaspecten’ (in de zin van stimuleren beweging en gezond voedingspatroon) opgenomen in het tekstformat; 3. Alle gemeenten in ZW doen mee aan de jaarlijkse landelijke buitenspeeldag. Voorlichting en educatie 4. In 2016 doen alle basisscholen in ZW mee aan “een activiteit gericht op gezond gewicht” voor kinderen in de leeftijd 4-12 jaar en hun ouders; (zoals Lekker Fit, traktatiebeleid, fruitbeleid, gebruik leskisten voeding en bewegen etc.); 5. In 2016 doen 20 kinderdagverblijven en/of peuterspeelzalen in ZW mee aan “een activiteit gericht op gezond gewicht” voor kinderen van 0-4 jaar en hun ouders/opvoeders; 6. In 2016 is de Gezonde School Kantine ingevoerd op alle 26 VO scholen in de regio ZW en heeft het voortgezet onderwijs gezonde voedingsproducten in iedere kantine. Signalering, advies en ondersteuning 7. De JGZ van de GGD werkt tijdens de contactmomenten met alle kinderen van 0 tot 19 jaar volgens de Richtlijn overgewicht1 (Jaarcijfers GGD); 8. In het kader van deze werkwijze worden, als ouders/verzorgers dit kenbaar maken of als de JGZmedewerker dit nodig vindt, ouders gestimuleerd en toegeleid naar concrete opvoedingsondersteuning voor dit onderwerp.
1
De producten van de Richtlijnen overgewicht voor de medewerkers in de jeugdgezondheidszorg zijn:
o Gebruik maken van een stroomdiagram en anamnese lijst; o Adviezen naar leeftijd bij overgewicht; o Gebruik maken van motiverende gespreksvoering; o Beschikken over verwijzingsadressen en relevante websites. 7
Veelbelovende aanpak: JOGG In Zaanstad en Purmerend is JOGG (Jongeren op Gezond Gewicht) gestart. JOGG is een beweging waarbij iedereen zich inzet om gezond eten en bewegen voor jongeren gemakkelijk en aantrekkelijk te maken. Jongeren (0-19), hun ouders en hun omgeving staan hierbij centraal. Het is een lokale aanpak waarbij niet alleen ouders en gezondheidsprofessionals zich bezighouden met de leefstijl van de kinderen maar bijvoorbeeld ook sportcentra, sportverenigingen, winkeliers, bedrijven, scholen en de gemeente zelf. Kenmerken van JOGG (JOGG pijlers) zijn: 1. Politiek-Bestuurlijk draagvlak: gezond gewicht is een speerpunt in het collegeprogramma. 2. Publiek-Private samenwerking: bedrijven denken mee, leveren communicatiekracht en dragen financieel bij. 3. Sociale marketing: principes vanuit sociale marketing worden toegepast. 4. Wetenschappelijke begeleiding en evaluaties: effectieve programma’s worden gebruikt en geëvalueerd, procesevaluatie en BMI metingen. 5. Verbinding preventie en zorg: vroegtijdig overgewicht signaleren en goed én snel doorverwijzen. De huidige interventies rondom de aanpak van overgewicht zijn een onderdeel van JOGG, met name van de pijler preventie en zorg. JOGG is vernieuwend (sociale marketing, publieke-private-samenwerking), pakt voeding én beweging aan en brengt allerlei instanties die actief zijn op het gebied van overgewicht bij elkaar.
8
3. Schadelijk alcoholgebruik 3.1 Risico’s van alcohol voor de gezondheid van jongeren Het gebruik van alcohol is diepgeworteld in onze samenleving. Alcohol drinken door volwassenen, maar ook door jongeren, wordt algemeen geaccepteerd. Onmiskenbaar zijn aan alcoholgebruik positieve aspecten verbonden. Velen vinden het lekker en gezellig om te drinken. Bovendien versoepelt het gezamenlijk gebruik van alcohol het leggen van sociale contacten. Dat neemt niet weg dat overmatig gebruik riskant is en in de praktijk kan leiden tot grote gezondheidsproblemen. Alcohol is schadelijk voor de gezondheid, vooral bij jongeren: o Alcohol drinken is schadelijk voor de ontwikkeling van de hersenen en andere organen die in de groei zijn. Er is een duidelijk verband tussen schoolverzuim en veel alcoholgebruik. o Alcohol drinken op jonge leeftijd kan leiden tot problemen met alcoholgebruik op latere leeftijd (verslaving). o Jongeren lopen sneller het risico alcoholvergiftiging te krijgen. Daarom is het voor jongeren onder de 16 jaar beter om helemaal geen alcohol te drinken. Daarnaast speelt alcohol een grote rol bij agressie en geweld en ongelukken in het verkeer (verstoring van de openbare orde). Bovendien is er een duidelijk verband tussen overmatig alcoholgebruik en risicovol seksueel gedrag en het oplopen van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA’s). Onderzoek toont aan dat restrictieve regels van ouders veel invloed hebben. Jongeren die thuis van hun ouders geen alcohol krijgen en ook geen alcohol mogen drinken, rapporteren veel minder alcoholgebruik dan jongeren wier ouders in dit opzicht veel toleranter zijn. Ander onderzoek wijst uit dat regels van ouders vooral een preventief effect hebben als leerlingen ook op school les krijgen in alcoholpreventie. 3.2 Hoe is het alcoholgebruik in de regio? Uit de monitoronderzoeken van de GGD blijkt dat: o o o o
Jongeren vroeg, veel en vaak drinken; Veel ouders het alcoholgebruik van hun kinderen gedogen; Drinken tijdens de zwangerschap afneemt, sinds 2007; Het aantal alcoholvergiftigingen onder jongeren de laatste jaren stabiel lijkt.
Regionale cijfers versus landelijke cijfers Landelijk is er sinds 2003 een dalende trend van alcoholgebruik onder jongeren tot 16 jaar zichtbaar. In ZW (2010) heeft de helft van de jongeren onder de 16 jaar wel eens alcohol gedronken, landelijk (2011) is dat 76%. Het percentage tweede en vierdeklas scholieren in ZW (2010) dat de laatste maand aan binge drinking heeft gedaan is 35%, landelijk (2007) is dit 36%. Het percentage scholieren dat de laatste maand dronken of aangeschoten is geweest in ZW is 25%, landelijk is dit 22%. Het percentage jongeren in ZW dat ooit alcohol heeft gedronken is lager dan het landelijke percentage. Voor de overige indicatoren wijkt het alcoholgebruik onder jongeren in ZaanstreekWaterland niet af van dat in Nederland. Meer cijfermatige informatie over alcoholgebruik staat in bijlage II.
9
3.3 Een integrale aanpak van schadelijk alcoholgebruik Een integrale aanpak speelt in op de verschillende factoren die schadelijk alcoholgebruik beïnvloeden: maatschappelijke norm, persoonlijke motivatie, beschikbaarheid van alcohol en toezicht. Om de aanpak te concretiseren worden dezelfde vijf pijlers benoemd als eerder gebruikt bij de aanpak van overgewicht. Praktijkervaringen en wetenschappelijke inzichten leren dat het meeste effect valt te verwachten van een basispakket dat bestaat uit interventies en maatregelen op het gebied van: o
o
o
De beschikbaarheid van alcohol verlagen, bijvoorbeeld door alcoholvrije schoolfeesten te organiseren. En het aantal verkooppunten en hun openingstijden beperken, voorbeelden hierbij zijn sportkantines of buurthuizen (zie pijler 1). Het uitoefenen van controle door leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop na te leven en de regels voor doorschenken en het in bezit hebben van alcohol op straat te handhaven (zie pijler 2). Maatschappelijke normen beïnvloeden door risico’s van alcoholgebruik continu in alle relevante gemeentelijke sectoren, organisaties en media onder de aandacht te brengen en normen in de omgeving te beïnvloeden door verspreiding van basisinformatie over de risico’s van alcoholgebruik (zie pijler 3).
Veel van deze interventies en maatregelen zijn niet direct vanuit gezondheidsbeleid te beïnvloeden, maar vereisen maatregelen op andere gemeentelijke beleidsterreinen zoals openbare orde en veiligheid, onderwijs, jeugdbeleid, horecabeleid, Wmo, sportbeleid en reclamebeleid. Als gevolg daarvan zijn er vaak veel partijen bij het alcoholbeleid betrokken. 3.3.1. Inrichting van de omgeving Alcohol is in onze maatschappij alom aanwezig. Het beperken van reclame-uitingen en de beschikbaarheid van alcohol zijn belangrijke maatregelen om (schadelijk) gebruik te beperken. Hiervoor kan een gemeente de tweede pijler regelgeving en handhaving inzetten. Bijvoorbeeld om regels vast te stellen voor paracommerciële inrichtingen, zoals buurthuizen en sportkantines. 3.3.2. Regelgeving en handhaving Er zijn verschillende landelijke regels voor het verstrekken en gebruiken van alcoholhoudende dranken2. De gemeenteraad kan die regels op enkele punten bij verordening aanvullen. Daarnaast kan de raad veel zaken regelen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), zoals horecasluitingstijden of een drankverbod op straat. 3.3.3. Voorlichting en educatie Het gedrag van mensen en de normen die daaraan ten grondslag liggen, zijn vaak moeilijk te veranderen. Alleen voorlichting is onvoldoende om verantwoord alcoholgebruik te bereiken. Toch is het belangrijk om de risico's van alcoholgebruik over te brengen op de verschillende doelgroepen en hen vaardigheden aan te reiken om tot een gedragsverandering te komen. Om de pijler ‘voorlichting en educatie’ effectief in te zetten, is het van belang om te communiceren met alle partijen die een rol spelen bij de verstrekking en het gebruik van alcohol. Deze bevinden zich in verschillende settingen, bijvoorbeeld: thuis, op school, op straat en bij de sportvereniging (in de wijk/buurt). Niet iedere doelgroep is op dezelfde manier en met dezelfde middelen te bereiken.
2
Per 1 januari 2013 wijzigt de Drank- en Horecawet. Mogelijk volgt later in 2013 een wijziging van de leeftijdsgrens voor het kopen van alcohol: van 16 jaar naar 18 jaar. 10
Hiervoor zijn verschillende werkwijzen nodig en kan gebruik gemaakt worden van diverse mediavormen. 3.3.4. Signalering, advies en ondersteuning De pijlers ‘signalering en advies’ en ‘ondersteuning’ zijn samengenomen. Zoals ook bij ‘aanpak overgewicht’ genoemd kan de geboden ondersteuning individueel en/of collectief van aard zijn.
Advies en ondersteuning door de jeugdgezondheidszorg (JGZ) Een passende manier van individuele ondersteuning van kinderen/jongeren en hun ouders zijn de vijf extra ‘alcoholminuten’ tijdens het periodiek geneeskundig onderzoek groep 7 van de GGD. Aan de hand van een afbeelding van een hersenscan van een drinker en een niet-drinker praten de verpleegkundigen met ouders en kinderen over de gevaren van alcoholgebruik op jonge leeftijd. De afspraak ‘geen alcohol onder de 16 jaar’ (gaat mogelijk naar 18 jaar) staat in dit gesprek centraal.
Een voorbeeld van de collectieve aanpak van schadelijk alcoholgebruik is een themabijeenkomst voor ouders in combinatie met de magazines ‘Hou vol, geen alcohol’. Ouders spelen immers een sleutelrol bij het uitstellen van het alcoholgebruik van hun kind(eren). Als ouders hierover afspraken maken en duidelijke regels stellen, beginnen kinderen later met drinken. Het contactmoment op 15/16-jarige leeftijd, dat door de rijksoverheid wordt gefaciliteerd, kan worden ingezet om op individuele of collectieve wijze aandacht te besteden aan schadelijk alcoholgebruik (en/of aanpak overgewicht). De JGZ komt in dit kader met een voorstel voor de invulling van dit contactmoment. 3.4 Doelstellingen Een integraal alcoholbeleid heeft primair als doel om de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik te voorkomen voor zowel de gezondheid van een individu en zijn omgeving als de veiligheid en de openbare orde in een gemeente. Doelstellingen voor de lange termijn: Alcoholbeleid is gebouwd op verschillende interventies die gedurende een langere tijd worden uitgevoerd. Er zijn veel factoren die alcoholgebruik beïnvloeden. Daaronder vallen tradities en normen die zo sterk zijn ingebed in de plaatselijke cultuur dat veranderingen op dit gebied pas op langere termijn te verwachten zijn. Duurzaamheid is dan ook een belangrijke voorwaarde voor een effectief alcoholbeleid. 1. In 2016 is het aantal jongeren onder 14 jaar dat nog nooit alcohol heeft gedronken gestegen ten opzichte van 2010 (E-MOVO scholierenonderzoek GGD in 2015); 2. In 2016 is het aantal jongeren onder de 16 jaar dat nog nooit alcohol heeft gedronken gestegen ten opzichte van 2010 (E-MOVO onderzoek); 3. In 2016 is het percentage jongeren onder de 16 jaar dat geen alcohol heeft gedronken in de maand voorafgaand aan het EMOVO onderzoek gestegen ten opzichte van 2010; 4. In 2016 is het percentage vierdeklassers van het VO dat aan binge drinken heeft gedaan in de maand voorafgaand aan het EMOVO onderzoek gedaald ten opzichte van 2010. (E-MOVO onderzoek); 11
5. In 2016 gedogen (‘vindt het goed’ of ‘zegt er niets van’) minder ouders alcohol drinken door hun kind jonger dan 16 jaar dan in 2010 (E-MOVO onderzoek); 6. In 2017 zijn meer ouders van jongeren van 10 en 11 jaar van plan om met hun kinderen een afspraak te maken over niet drinken voor het 16e levensjaar dan in 2011 (0 t/m 11 jaar monitor GGD 2016); 7. In 2017 hebben minder moeders van kinderen tot 4 jaar tijdens de zwangerschap alcohol gedronken dan in 2011 (0 t/m 11 jaar monitor GGD 2016); 8. Het aantal jongeren in ZW dat met een alcoholvergiftiging in een ziekenhuis is behandeld is in 2016 gedaald t.o.v. de periode 2007-2010 (81 jongeren in 4 jaar tijd). Doelstellingen voor de korte(re) termijn: Dit zijn meer ondersteunende doelstellingen, die na kortere tijd al zichtbaar kunnen zijn. Het betreft aantoonbaar uitgevoerde activiteiten en het bereiken van de jeugd en hun ouders. Inrichting van de omgeving 1. Alle gemeenten voeren een voor de gemeente passend nalevingsonderzoek uit onder de verkooppunten van alcohol ( ook sportkantines) in 2013 of 2014. Aan de hand van de resultaten stelt de gemeente doelen vast (in percentage naleving ) voor een verbeterde naleving na 2 jaar, te meten via een herhaalde meting; 2. Alle gemeenten hebben begin 2014 een plan van aanpak vastgesteld om de naleving van verkoop van alcohol aan 16-minners te controleren en te handhaven. Voorlichting en Educatie 3. In 2016 krijgen alle zwangere vrouwen standaard informatie over de risico’s van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap (met verloskundigen afspraken maken over het informeren van moeders en het noteren van bereik); 4. In 2016 doen alle basisscholen in de regio mee aan “een activiteit gericht op alcoholmatiging” voor kinderen in de bovenbouw en hun ouders. (zoals Hou vol, geen alcohol); 5. In 2016 besteden alle VO scholen in de regio aandacht aan alcoholmatiging (bijvoorbeeld door de implementatie van PAS3). Signalering en advies 6. Gedurende de periode 2013-2016 geeft GGD ZW individueel extra voorlichting tijdens het Periodiek Geneeskundig Onderzoek (PGO) groep 7 voor alle leerlingen van groep 7 en hun ouders die het PGO bezoeken; 7. In 2016 geeft GGD ZW individueel extra voorlichting tijdens het Periodiek Geneeskundig Onderzoek (PGO) klas 2 VO voor alle leerlingen van het vmbo-bkg in klas 2. En aan leerlingen van vmbo-t, havo en vwo in klas 2 die in de vragenlijst, voorafgaand aan het PGO, aangeven te veel te drinken voor hun leeftijd.
3
PAS: Preventie Alcoholgebruik Scholieren. Beoordeling: waarschijnlijk effectief (I-database). 12
Bijlagen I II
Cijfers overgewicht Cijfers alcohol
13
I Cijfers overgewicht Het percentage inwoners met overgewicht neemt toe met de leeftijd, van 8% onder 2-jarigen tot 59% onder 65-plussers. Conform het landelijk beeld komt in Zaanstreek-Waterland overgewicht het meest voor onder jongeren met een Turkse achtergrond en bij laag opgeleide volwassenen. Overgewicht komt al op jonge leeftijd voor Van de 2-jarigen heeft 8% overgewicht. Eén op de 10 kinderen van 4 jaar heeft overgewicht. Elf procent van de 5-jarigen heeft overgewicht. Van de 11-jarigen is 1 op de 5 kinderen te zwaar en 18% van de 14-jarigen is te zwaar. Het percentage ernstig overgewicht schommelt bij alle leeftijdscategorieën, uitgezonderd 2-4 jarigen (1%), rond de 3%. Bij de jongste jeugd zijn het vooral meisjes die overgewicht hebben, naarmate de kinderen ouder worden lijkt dit te veranderen (zie figuur 2) (bron: Jeugdgezondheidszorg 2011). Overgewicht
Obesitas
25
20 3
2
4 3
15 4
% 10
1
1
1
17
1
1
5
9
6
16
15
11
9
8
17
6
0 Jongens Meisjes Jongens Meisjes Jongens Meisjes Jongens Meisjes Jongens Meisjes 2 jaar
3,9 jaar
5 jaar
11 jaar
14 jaar
Figuur 2: Overgewicht en obesitas naar leeftijd en geslacht bij kinderen in Zaanstreek-Waterland (%) Niet-westerse kinderen hebben vaker overgewicht dan westerse kinderen Overgewicht, maar ook obesitas, komt vaker voor bij kinderen met een niet-westerse afkomst. Dit geldt voor kinderen van alle leeftijden (zie figuur 3). Overgewicht
Obesitas
40 35 8
30
7
25 4
% 20
6
15
1 5
27
1
10
1
23
19
11
7
2
1
2
7
7
13
15
13
0 Westers
Niet Westers Niet Westers Niet Westers Niet Westers Niet westers westers westers westers westers 3,9 jaar
5 jaar
11 jaar
14 jaar
Figuur 3: Overgewicht en obesitas naar leeftijd en afkomst in Zaanstreek-Waterland (%) 14
Overgewicht onder 11-jarigen neemt de laatste jaren toe Vanaf 2005 zijn er cijfers bekend over overgewicht bij kinderen van 5 t/m 14 jaar (registratie jeugdgezondheidszorg). In figuur 4 is te zien dat vooral het overgewicht van 11-jarige kinderen gestegen is, van 11% in 2005 naar 20% in 2011. Het percentage overgewicht van kinderen van 5 jaar stijgt van 2005 tot 2007 maar lijkt in de laatste jaren redelijk stabiel te blijven. 5 jaar
11 jaar
14 jaar
25
20
15 % 10
5
0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 4: (Sterk) overgewicht per leeftijdsgroep naar jaar in Zaanstreek-Waterland (%) Regionale cijfers versus landelijke cijfers Het percentage 11-jarigen met overgewicht in (Zaanstreek-Waterland) ZW is sinds 2007 gestegen, bij 5- en 14-jarigen lijkt het overgewicht in de tijd redelijk stabiel. De 11- en 14-jarigen in de regio hebben vaker overgewicht dan hun leeftijdsgenoten landelijk. De 5-jarigen in de regio hebben juist minder vaak overgewicht dan hun landelijke leeftijdsgenoten.
15
II Cijfers alcohol Jongeren drinken vroeg, veel en vaak Ruim een derde (39%) van de jongeren onder de 14 en de helft van de jongeren onder de 16 heeft wel eens alcohol gedronken. Ongeveer 3% van de ouders in Zaanstreek-Waterland geeft in 2011 aan dat hun 10 tot 12-jarige kind al minimaal één keer alcohol heeft gedronken. Dat was 6% in 2007. Dat percentage is afgenomen. In de regio Zaanstreek-Waterland drinkt 38% van de scholieren jonger dan 16 jaar wel eens alcohol, een kwart van deze leeftijdsgroep heeft in de afgelopen maand aan ‘binge drinken’4 gedaan en 17% is de afgelopen maand aangeschoten of dronken geweest. jongen
meisje
70 64 61 58
60
55 51
50 41 40
36 35
% 30
27 24
22 20
16 11
13
10 0 totaal
vmbo-bkg 2
vmbo-t 2
havo/vwo 2
vmbo-bkg 4
vmbo-t 4
havo/vwo 4
Figuur 5: Percentage scholieren dat de afgelopen maand 5 drankjes of meer bij één gelegenheid heeft gedronken. Naar geslacht, klas en onderwijstype. Percentage tweede en vierdeklas scholieren in ZW (2010) dat de laatste maand aan binge drinking heeft gedaan is 35%, landelijk (2007) is dit 36%. Het percentage scholieren dat de laatste maand dronken of aangeschoten is geweest in ZW is 25% , landelijk is dit 22% (zie figuur 6).
4
Binge drinken: het drinken van 5 of meer alcoholhoudende drankjes bij één gelegenheid. 16
ZW Zaanstreek-Waterland
NL Nederland
90 79
80 70 59
60 50 % 40
36
35
30
25
22
20 10 0
ooit alcohol gedronken
binge drinken afgelopen maand
aangeschoten, dronken afgelopen maand
Figuur 6: Percentage scholieren van klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs dat ‘ooit alcohol heeft gedronken’, dat in de maand voorafgaand aan het onderzoek aan ‘binge drinken’ heeft gedaan en dat in de maand voorafgaand aan het onderzoek ‘aangeschoten of dronken is geweest’. Veel ouders gedogen alcoholgebruik door hun kinderen Aan de middelbare scholieren jonger dan 16 jaar is gevraagd wat hun ouders ervan vinden dat ze wel eens alcohol drinken. Van de scholieren die wel eens alcohol drinken geeft 41% aan dat het door hun ouders wordt gedoogd: 29% van de ouders vindt het goed en 12% zegt er niets van. Bijna een kwart van de ouders (23%) weet niet dat hun kind drinkt, 25% raadt het af, 4% zegt dat het minder moet en 7% verbiedt het kind alcohol te drinken. Totaal 60
< 16 jaar
> 16 jaar
57
50 40 40
% 30
29 25
23 20
21
17 12
12
16
12
10
6
5
7
6 2
7 4
0
Vinden het goed
Zeggen er niets van
Weten het niet
Raden het af
Verbieden het
Zeggen dat het minder moet
Figuur 7: Houding van ouders ten aanzien van het alcoholgebruik van hun kind, naar leeftijdsgroep (alleen van drinkende scholieren). Het percentage ouders in de regio dat alcoholgebruik verbiedt aan hun 10 tot 12-jarige kind is tussen 2007 en 2011 gestegen van 58% naar 67%. Bijna een derde van de ouders (32%) van de 10- tot 12-jarige kinderen in de regio heeft met het kind een afspraak gemaakt over alcoholgebruik. Van de 10- tot 12-jarigen mag 33% niet drinken vóór het 18e jaar, 6% niet vóór het 17e jaar, 59% niet vóór het 16e jaar en 2% niet vóór het 15e jaar. 17
Drinken tijdens de zwangerschap neemt af sinds 2007 In 2011 geeft 6% van de moeders van jonge kinderen in de regio aan tijdens de zwangerschap alcohol te hebben gedronken. Dit was 9% in 2007. Dat percentage is afgenomen. Vooral hoog opgeleide moeders drinken nog wel eens tijdens de zwangerschap (10%). Aantal alcoholvergiftiging jongeren laatste jaren stabiel Het aantal jongeren in Nederland dat met een alcoholvergiftiging door een kinderarts in een ziekenhuis is behandeld is de afgelopen jaren gestegen. In de regio Zaanstreek-Waterland is geen stijging waarneembaar. In totaal zijn er in de ziekenhuizen van Zaanstreek-Waterland (Zaans Medisch Centrum en het Waterland ziekenhuis) in de periode van 2007-2010 81 jongeren opgenomen met een alcoholvergiftiging. Deze cijfers zijn waarschijnlijk een onderschatting. Jongeren die buiten het ziekenhuis door een huisarts worden behandeld, of door een andere arts dan een kinderarts worden niet meegeteld Tabel 1: Aantal alcoholintoxicaties in ziekenhuizen Zaanstreek-Waterland (2007-2010), jongeren (Bron: onderzoek door STAP) 2007 2008 2009 2010 Nederland
297
337
500
684
Twee ziekenhuizen in Zaanstreek-Waterland
24
23
16
18
18