Purmerend
25-03-2008
17:25
Pagina 1
Nota gezondheidsbeleid 2008 - 2011
Regio Zaanstreek-Waterland
Beemster Edam-Volendam Landsmeer Oostzaan Purmerend
Waterland Wormerland Zaanstad Zeevang
Inhoudsopgave Voorwoord
4
1
Inleiding
1.1 1.2 1.3 1.4
Visie op Gezondheidsbeleid Kaders vanuit het Rijk Bestuurlijke Relevantie Leeswijzer
5 6 6 6
2
Terugblik Nota Gezondheidsbeleid 2003 –2007
7
3
Prioriteiten voor Gezondheidsbeleid
10
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Gezondheidssituatie Bevolking Speerpunten nader belicht Prioriteiten in Zaanstreek-Waterland Integraal Gezondheidsbeleid Regionale Doelstellingen Risico’s
10 10 11 11 12 13
4.
Activiteitenprogramma
14
5
Lokaal Deel Purmerend
15
5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6 5.3.7 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 5.4.5 5.4.6 5.4.7 5.4.8 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3 5.5.4 5.6 5.6.1 5.6.2 5.6.3 5.7
Relevante Beleidsdocumenten Eerstelijns Gezondheidszorg Algemeen Acties Overgewicht Algemeen Diabetes Depressie & Eenzaamheid Lokale cijfers Overgewicht Bestaande Beleidslijnen Constateringen Ambities Schadelijk Alcohol - & Drugsgebruik Algemeen Preventie Lokale cijfers Alcohol - & Drugsgebruik Roken Bestaande Beleidslijnen Lokaal aanbod Constateringen Ambities Opvoedingsondersteuning Algemeen Bestaande beleidslijnen Lokale cijfers Opvoedingsondersteuning Constateringen Milieu Algemeen Bestaande beleidslijnen Constatering Financieel en totaal overzicht van de acties
15 17 17 17 18 18 19 19 20 21 22 22 25 25 25 26 28 29 29 29 30 32 32 32 32 32 34 34 34 34 36
6.
Evaluatie van beleid en activiteit
39
Literatuurlijst Bijlagen
Verklaring gebruikte begrippen: Prevalentie Incidentie
-
het aantal zieken of ziekten in een populatie op een gegeven moment het aantal nieuwe gevallen van een ziekte in een bepaald tijdvak
Vertaling Engelse citaten: Blz. 25 :Consumption of alcohol is related to over 60 medical conditions. Alcohol consumption additionally increases the risk of a wide range of social harms, such as crimes and injuries:
Alcoholgebruik wordt in verband gebracht met meer dan 60 medische aandoeningen. Alcoholgebruik verhoogt de kans op sociale wantoestanden, zoals misdrijven en ongelukken Noot16 Blz.25: Alcohol consumption is related to more mortality in young people than it is in any other age group. Research indicates that over 10% of female mortality and 25% of male mortality in those aged 15-29 years is alcohol-related in Western European countries and most EU countries: Onder jonge mensen is alcoholgebruik vaker een doodsoorzaak dan bij andere leeftijdsgroepen. Uit onderzoek blijkt dat meer dan 10% van de doodsoorzaak onder vrouwen en 25% van de doodsoorzaak onder mannen in de leeftijdsgroep 15 tot 29 jaar met alcohol te maken heeft in West-Europese landen en de meeste EU-landen.
2
Afkortingenlijst ADHD APZ ASHG Awbz BDU BOS-impuls CJG CVTM EKD EU GGZ GOA GSB HVW HOED IGZ JGZ KNMG MEE MEO OGGZ OGZ PAAZ Pfo VGZ PGO PO RIAGG RIVM RPCP SES SMART SMD SOA SOVA STAP TOED UMTS VETC VIR VO VTV VVE VWA VWS Wcpv WLZ Wmo ZMLK
-
Attention Deficit Hyperactivity Disorder Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Brede Doeluitkering Buurt, Onderwijs en Sport-impuls Centrum voor Jeugd en Gezin Coördinatie Vrijwillige Thuis-&Mantelzorg Elektronisch Kinddosier Europese Unie Geestelijke Gezondheidszorg Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid Grote Steden Beleid Huisartsenvereniging Waterland Huisartsen Onder Een Dak Inspectie voor de Gezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg Koninklijk Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunde Laagdrempelige ondersteuningsvoorziening voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap, functiebeperking of chronische ziekte Meldpunt Extreme Overlast Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Openbare Gezondheidszorg Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis Portefeuillehouderoverleg Volksgezondheid Periodiek Geneeskundig Onderzoek Primair Onderwijs Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Regionaal Patiënten en Consumenten Platform Sociaal Economische Status Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Resultaatgericht, Tijdgebonden Sociaal Maatschappelijke Dienstverlening Seksueel Overdraagbare Aandoening Sociale Vaardigheidstraining Stichting Alcoholpreventie Tandartsen Onder Een Dak Universal Mobile Telecommunications System Voorlichting Eigen Taal en Cultuur Verwijsindex Risicokinderen Voortgezet Onderwijs Volksgezondheid Toekomst Verkenning Voor -en Vroegschoolse Educatie Voedsel- en WarenAutoriteit Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid WaterlandZiekenhuis Purmerend Wet Maatschappelijke Ondersteuning Zeer Moeilijk Lerende Kinderen
3
Voorwoord Volgens de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) (RIVM, 2006) is de Nederlander weer wat gezonder geworden. Sinds 1950 is de levensverwachting voor mannen met 5,8 jaar gestegen tot 76,2 jaar en die van vrouwen met 8,3 jaar tot 80,9 jaar. Goede gezondheid is een groot goed in de samenleving, zo ook in Zaanstreek-Waterland. In de eerste plaats voor de burgers zelf. Mensen kunnen zich optimaal ontwikkelen en langer zelfstandig meedoen. Een lang en gezond leven, dat wenst ieder zichzelf en de ander vaak toe. Wie langer gezond leeft heeft ook minder maatschappelijke ondersteuning en intensieve zorg nodig. Investeren in een goede openbare gezondheidszorg is daarom van groot maatschappelijk belang en dus ook een zaak van de overheid. Hierbij presenteren wij de nieuwe nota gemeentelijk gezondheidsbeleid 2008-2011 voor de negen gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland: Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang. In deze nota leggen we vast wat we op het gebied van de openbare gezondheidszorg in de komende vier jaar willen doen. Het is niet de eerste keer dat we een dergelijke nota uitbrengen, we borduren dan ook voort op de vorige nota gezondheidsbeleid die gold voor de periode 2003-2007. Een algemene conclusie naar aanleiding van deze vorige periode is dat de aandacht voor de openbare gezondheidszorg in de afgelopen vier jaar is gegroeid. Er zijn (zowel regionaal als lokaal) concrete stappen voorwaarts gezet, zoals het verbeterde inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking en de integratie van de Jeugdgezondheidszorg. Ook hebben we hard gewerkt aan versterking van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ), met als resultaat dat onder andere het Meldpunt Overlast en Bemoeizorg is uitgebreid, in de verschillende voorzieningen crisisopvang structureel is ingebed en dat de coördinatie van huiselijk geweld is verbeterd. We zijn dus op de goede weg, maar er is zeker nog werk te doen! Mede gezien de vele ontwikkelingen die zich op dit moment op het terrein van welzijn en de openbare gezondheidszorg voordoen. In de komende vier jaar willen we het gezondheidsbeleid verder versterken, onder andere door meer aandacht te besteden aan een integrale aanpak van de belangrijkste gezondheidsproblemen. Er liggen nog veel mogelijkheden voor het bevorderen van de volksgezondheid door beslissingen op andere beleidsterreinen. Een goede gezondheid is een zaak van ons allemaal! We moeten dan ook met elkaar zorgen voor een (nog) gezond(er) Zaanstreek-Waterland. Met deze nota hopen we (weer) een stap in de goede richting te zetten. Bij de totstandkoming van deze nota zijn verschillende partijen betrokken geweest. Wij willen al deze mensen hartelijk danken voor hun inzet en wensen iedereen veel succes bij de uitvoering! Beemster Edam-Volendam Landsmeer Oostzaan Purmerend Waterland Wormerland Zaanstad Zeevang
4
Inleiding
De belangrijkste bouwsteen voor de nota gezondheidsbeleid is de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv). Deze verplicht gemeenten sinds 2003 om elke vier jaar een nota gezondheidsbeleid op te stellen, waarin zij aangeven hoe zij binnen hun gemeente vorm willen geven aan de Openbare Gezondheidszorg (bijlage 1). Met de nota stellen de gemeenten gezamenlijk prioriteiten voor het gezondheidsbeleid voor de komende vier jaar. Het is hierbij noodzakelijk rekening te houden met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die veel raakvlakken en overlap met de Wcpv vertoont. Preventie, en daarmee het voorkomen van gezondheidsproblemen, betekent dat er minder beroep zal worden gedaan op de Wmo. De Wmo brengt nieuwe kansen voor gezondheid en preventie met zich mee. Meer hierover staat beschreven in bijlage 2. Centraal doel in de nota is het verbeteren van de volksgezondheid in Zaanstreek-Waterland1 en het verkleinen van gezondheidsverschillen binnen de bevolking. Hiervan afgeleide doelstellingen zijn: - Volksgezondheid introduceren als belangrijk element binnen andere beleidsterreinen als jeugdbeleid, sport, ruimtelijke ordening, milieu, werk en inkomen, welzijn, sociaal beleid, openbare orde en veiligheid en onderwijs; - Voortzetten en creëren van samenwerking en afstemming tussen verschillende instellingen en organisaties op het gebied van preventie.
1.1
Visie op gezondheidsbeleid
Om deze doelen te bereiken hanteren de Zaanstreek-Waterlandse gemeenten de volgende visie op het gezondheidsbeleid. Deze is afgeleid van het Model van Lalonde, waarin vier determinanten van gezondheid worden onderscheiden: de (fysieke en sociale) omgeving, leefstijl, gezondheidszorg en biologische factoren. De gezondheid van de inwoners in Zaanstreek-Waterland kan worden verbeterd door: - het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving; - het bevorderen van een gezonde leefstijl; - het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving; - het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Om gezondheidsverschillen te verkleinen is relatief meer aandacht nodig voor (groepen) inwoners die nu onder het gemiddelde scoren. Uitgaande van deze visie worden voor het gezondheidsbeleid de volgende uitgangspunten geformuleerd: - De gemeenten hebben bij de uitvoering van het beleid de regie; - Samenwerking en afstemming tussen alle relevante partijen moet worden bevorderd (optimaliseren ketenzorg); - Het beleid moet breed georiënteerd zijn: zowel lichamelijke, psychische als sociale aspecten moeten worden belicht; - Alle relevante (beleids)sectoren moeten bij het bevorderen van gezondheid worden betrokken (het beleid moet integraal zijn); - Ook het betrekken van de bevolking bij het bevorderen van gezondheid is van belang. Het gezondheidsbeleid moet worden geformuleerd met ambities, waar specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden acties van worden afgeleid. Regelmatig moet 1
Of, in geval van ziekte, de ziekte draaglijk en leefbaar maken en houden. 5
worden getoetst of genomen maatregelen effect hebben en indien nodig moet het beleid worden bijgesteld. Bij toetsing spelen monitoring en overige epidemiologische informatie een grote rol.
1.2
Kaders vanuit het Rijk
De gemeenten hebben de hoofdlijnen van het te voeren gezondheidsbeleid voor de periode 2008 tot en met 2011 in deze nota vastgelegd. De begrenzing van de nota ligt in het wettelijk kader van de Wcpv en de Wmo (waartussen de samenhang in bijlage 8 schematisch wordt weergegeven) en in de insteek van de determinanten van gezondheid. Het gezondheidsbeleid gaat binnen die kaders op maatschappelijke tendensen en ontwikkelingen in, waarvan de belangrijkste in bijlage 3 worden weergegeven. Om gemeenten een inhoudelijk kader voor het gezondheidsbeleid van de komende vier jaar mee te geven, gaf het Ministerie van VWS eind 2006 de tweede preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’ uit. Deze nota zet de lijnen uit voor het landelijke preventiebeleid in de periode 2007-2010. Het ministerie verwacht van de gemeenten dat ze in de lokale nota’s gezondheidsbeleid uitvoering geven aan activiteiten die de landelijke prioriteiten ondersteunen. Zowel landelijk als lokaal zijn dit onderwerpen waarmee de meeste gezondheidswinst te behalen is. De landelijke prioriteiten zijn: roken, overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, diabetes en depressie. In vervolg daarop bracht hetzelfde ministerie in september 2007 ‘Gezond zijn, gezond blijven, een visie op gezondheid en preventie’ uit. Het stuk beschrijft de nieuwe strategieën die nodig zijn om de gezondheidsproblemen van de 21e eeuw het hoofd te bieden: beter integraal gezondheidsbeleid, een goede relatie tussen de preventieve sector en de andere sectoren in de gezondheidszorg en versterking van de bestuurlijke context. Ook de benodigde afstemming met de Wmo wordt nog eens benadrukt. Het huidige beleid en de uitvoering van taken zijn te vrijblijvend en versnipperd en leveren te weinig op. Het ministerie wil in de komende jaren dan ook met alle lokale partijen constructiever aan de slag om daadwerkelijk gezondheidswinst te behalen.
1.3
Bestuurlijke relevantie
Samenvattend kan de bestuurlijke relevantie van deze nota gezondheidsbeleid in een aantal punten worden opgesomd: - Het schrijven van de nota is een wettelijke verplichting vanuit de Wcpv; - De nota geeft de visie van de gemeenten op het gezondheidsbeleid weer; - De nota geeft een vervolg aan de eerste nota 2003-2007; - In aanvulling daarop maken de gemeenten in deze nota keuzes binnen de prioriteiten die door het Ministerie van VWS zijn gesteld; - Waarbij de nadruk wordt gelegd op het verder versterken van het gezondheidsbeleid door meer aandacht te besteden aan de mogelijkheden van een integrale aanpak van de belangrijkste gezondheidsproblemen.
1.4
Leeswijzer
De nota bestaat uit twee delen: een regionaal en een lokaal deel. Het regionale deel (hoofdstuk 2 t/m 4) geeft een terugblik op de vorige nota en gaat in op de huidige regionale problemen en de prioriteiten die van daaruit worden gesteld. De gemeenten in de regio hebben veelal te maken met regionaal werkende partijen in de gezondheidszorg, waardoor regionale samenwerking kan leiden tot verhoging van efficiëntie en meer effectiviteit. Het is echter wel nodig om gemeentespecifieke keuzes te maken omdat het door de gemeenteraad vastgestelde beleid zo goed mogelijk moet aansluiten bij de lokale situatie. In het lokale deel van de nota (hoofdstuk 5) werkt elke gemeente zijn eigen aanvullende maatregelen uit om gemeentespecifieke problemen aan te pakken. Het laatste hoofdstuk gaat kort in op de evaluatie van de nota. 6
2. Terugblik nota gezondheidsbeleid 2003-2007 De stand van zaken rond de uitvoering van de vorige nota 2003-2007 is één van de vertrekpunten voor het beleid van de komende jaren. De doelstellingen2 van het regionale deel zijn destijds geformuleerd aan de hand van negen ambities. In dit hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre de ambities zijn gerealiseerd en wat er eventueel aanvullend nodig is om de voorgenomen doelen te behalen. Ambitie 1: Beter inzicht krijgen in de gezondheidssituatie van de bevolking. Om inzicht te krijgen in de gezondheidssituatie van de bevolking is vanuit landelijke koepelorganisaties de ‘Lokale en Nationale Monitor Gezondheid’ ontwikkeld. GGD Zaanstreek-Waterland verzamelt in dit kader gegevens over (determinanten van) gezondheid en over de ontwikkeling van de burgers in de regio. Door het gebruik van uniforme vragen zijn de resultaten regionaal, landelijk en in tijd met elkaar te vergelijken, waardoor de gemeenten het beleid beter kunnen evalueren en beter lokale aandachtspunten kunnen signaleren. In 2005 is de Gezondheidsenquête onder 18-70 jarigen uitgevoerd (zie voor de resultaten hiervan bijlage 4) en is een verdiepend onderzoek gedaan naar dak- en thuislozen en zwerfjongeren in de regio. Het jaar 2007 stond in het teken van de Jeugdenquête onder 0-12 jarigen. Het is de bedoeling om in de toekomst elk jaar een specifieke leeftijdscategorie te bevragen (in 2008/2009 ouderen en jongeren ouder dan 12 jaar). Ambitie 2: Jong beginnen. Leefstijlprojecten ter bevordering van gezond gedrag richten zich vooral op jeugd. Binnen verschillende leefstijlprojecten was de jeugd in de afgelopen jaren de belangrijkste doelgroep. De preventieprogramma’s voor jeugdigen richten zich onder andere op overgewicht, mondgezondheid, verslaving en seksualiteit en worden in samenwerking met het onderwijs aangeboden. Ook in de komende jaren is deze ambitie nog actueel. Mede door de beleidsvoornemens van het huidige Programmaministerie voor Jeugd en Gezin en de specifieke aandacht voor jeugd in de Wmo staat het bevorderen van de gezondheid en het welzijn van jeugdigen momenteel hoog op de politieke agenda. Ambitie 3: Gezondheidsbevordering vindt ook plaats vanuit diverse andere beleidsterreinen. Bij ingrepen in de fysieke omgeving ter versterking van sociale samenhang en leefbaarheid moeten uitdrukkelijk de gezondheidsaspecten worden meegenomen. Het aantal gemeenten dat aandacht besteedt aan de gezondheidsgevolgen van beslissingen op andere terreinen dan volksgezondheid is in de afgelopen jaren gestegen, vooral op de beleidsterreinen milieu, economische zaken en maatschappelijk werk. Er liggen echter nog veel onbenutte mogelijkheden om met andere beleidssectoren samen te werken aan het beschermen of bevorderen van de gezondheid. Dit blijkt ook uit het rapport ‘Staat van de gezondheidszorg’ van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ, 2005). Het zogenaamde ‘integrale gezondheidsbeleid’ staat daarom ook de komende jaren nog in de volle belangstelling. Ambitie 4: Het gezondheidspreventiebeleid voor de komende jaren is gericht op het verbeteren van de sociale leefomgeving en het versterken van de sociale cohesie. Het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk leven en het bevorderen van gezondheid liggen in elkaars verlengde: gezondheid en participatie versterken elkaar. In de afgelopen jaren zijn diverse initiatieven genomen om deelname aan het maatschappelijk leven (weer) mogelijk te maken, zoals de oprichting van het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) begin 2006 en de realisatie van het Meldpunt Overlast en Bemoeizorg bij GGD Zaanstreek-Waterland. Met de invoering van de Wmo liggen er nieuwe kansen voor het verbeteren van de levensvoorwaarden, zodat problemen kunnen worden voorkomen en 2
Naast deze algemene terugblik is er ook een evaluatie beschikbaar met een meer Purmerends karakter. Deze evaluatie is als aparte bijlage bij dit document gevoegd 7
mensen in staat zijn in gezondheid te leven. Ook deze ambitie is dus nog onverminderd van kracht. Ambitie 5: De beschikbaarheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de eerstelijnszorg op een voldoende niveau houden en betere informatie geven over de mogelijkheden om een beroep te doen op zorg. Het huisartsentekort in Zaanstreek-Waterland, waarvan ten tijde van de ontwikkeling van de vorige nota sprake was, is anno 2007 niet meer aan de orde. Huisartsen geven aan dat dit met name komt door een toename in de aanwas van nieuwe huisartsen. Daarnaast hebben de toenemende samenwerking tussen huisartsen in de vorm van HOED’en (Huisartsen Onder Eén Dak) en de komst van praktijkondersteuners en –assistenten de praktijken aantrekkelijker gemaakt voor overname en draaien de praktijken hierdoor efficiënter. Uit de Gezondheidsenquête 2005 onder 18-70 jarige inwoners van Zaanstreek-Waterland blijkt ook dat het percentage personen dat vindt dat ze de huisarts niet goed kunnen bezoeken significant lager is dan in 2001 (1,4% t.o.v. 2,8%). Zie ook bijlage 4. Verder is in 2004 de Zorgwijzer van start gegaan, een digitale vindplaats voor adressen met betrekking tot zorg, welzijn en wonen in Zaanstreek-Waterland (www.zwzw.nl). In 2006 is daar de Opvoedwegwijzer bij gekomen (www.opvoedwegwijzer.nl). De Opvoedwegwijzer is een website waarop ouders, verzorgers en hulpverleners informatie kunnen vinden over opvoeden en opgroeien in Zaanstreek-Waterland en waarop digitaal vragen kunnen worden gesteld aan een pedagoog. In 2007 is een koppeling tussen de Zorgwijzer en Opvoedwegwijzer gerealiseerd, zodat op beide websites voor de doelgroep jeugd dezelfde informatie voorhanden is. Ambitie 6: Een goede uitvoering van de wettelijke (Wcpv-) taken en de mogelijkheid tot het leveren van maatwerk naast en binnen dit takenpakket. Bijlage 5 geeft een overzicht van de activiteiten die per Wcpv-taak worden uitgevoerd. De gemeenten hebben de uitvoering van deze wettelijke taken voor een groot deel bij GGD Zaanstreek-Waterland neergelegd. In onderlinge afstemming met de GGD wordt dit takenpakket elk jaar opnieuw vastgesteld, waarbij ook de invulling van het maatwerk jaarlijks aan de orde komt. Ambitie 7: Bevorderen van een integrale aanpak op het brede terrein van gezondheidsbeleid in de regio. Evenals onder ambitie 3: Het aantal gemeenten dat aandacht besteedt aan de gezondheidsgevolgen van beslissingen op andere terreinen dan volksgezondheid is in de afgelopen jaren gestegen, vooral op de beleidsterreinen milieu, economische zaken en maatschappelijk werk. Er liggen echter nog veel onbenutte mogelijkheden om met andere beleidssectoren samen te werken aan het beschermen of bevorderen van de gezondheid. Dit blijkt ook uit het rapport ‘Staat van de gezondheidszorg’ van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ, 2005). Het zogenaamde ‘integrale gezondheidsbeleid’ staat daarom ook de komende jaren nog in de volle belangstelling. Ambitie 8: - De gemeentelijke rol van regievoerder op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) actief vervullen, vormgeven en effectueren. - Samen met andere partijen de reikwijdte en diepte van de gemeentelijke taken op het gebied van de OGGZ in beeld brengen. - Samenwerkingsafspraken tot stand brengen tussen betrokken organisaties in de OGGZ inzake beleid en uitvoering. Op het terrein van de OGGZ hebben zich in de afgelopen jaren verschillende ontwikkelingen voorgedaan. In 2003 is het convenant Crisisopvang vastgesteld. Het doel van dit convenant was het verbeteren van de samenwerking en de afstemming in de crisisopvang van de GGZ. Vervolgens is in 2005 door 26 partijen een convenant OGGZ ondertekend, waarin het OGGZ beleid voor Zaanstreek-Waterland is vastgelegd. De uitvoering van dit convenant is ook ten 8
tijde van de ontwikkeling van deze nota nog gaande. Eén van de uitwerkingen van het convenant is het Team Bemoeizorg dat in 2007 van start is gegaan. Het belangrijkste doel van dit team is het verbeteren van de toeleiding van zorgwekkende zorgmijders naar de gewenste zorgvoorziening, zodat de zorgverlening van deze groep kwetsbare burgers verder kan worden verbeterd. De OGGZ is in 2007 naar de Wmo overgeheveld. Ambitie 9: - Het tot stand brengen van een optimale, longitudinale zorg voor de jeugd van 0-9 jaar, waarbij de zorg voor deze leeftijdscategorie beleidsmatig en uitvoerend in een aaneensluitende keten wordt geleverd. - Het verbeteren van zorgketens voor kinderen/jeugdigen in verschillende leeftijdsfasen door optimalisering van samenwerking tussen de JGZ en andere instellingen (onderwijs, jeugdzorg). - Het optimaliseren van de monitorfunctie ten aanzien van jeugd. Per 2005 is een start gemaakt met een zogenaamd ‘Integratietraject Jeugdgezondheidszorg’, waarbij voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg een taaken verantwoordelijkheidsverdeling volgens hoofdaannemer- en onderaannemerschap is afgesproken. De GGD is als hoofdaannemer verantwoordelijk voor de zorg van 4-19 jarigen en Evean als onderaannemer voor de zorg voor 0-4 jarigen. Verder zijn de gemeenten in de regio momenteel (in meer of mindere mate) bezig met de ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin. De centra moeten voor ouders, kinderen én jongeren een duidelijk en laagdrempelig centraal punt zijn voor opgroei- en opvoedvragen, adequate en passende hulp en coördinatie van die hulp. Voor professionals is het Centrum voor Jeugd en Gezin daarnaast een plek waar zij terecht kunnen met zorgwekkende signalen over een kind. Het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin wil dat elke gemeente in 2011 in principe over een Centrum voor Jeugd en Gezin beschikt. Het voorgaande laat zien dat er veel werk is verzet om de voorgenomen ambities te realiseren. Ook wordt duidelijk dat de meeste ook nu nog actueel zijn en dat de aanpak ervan in de komende jaren onverminderd wordt voortgezet. In lijn van de wensen van het Ministerie van VWS willen de gemeenten daarnaast in de komende jaren intensiever aandacht besteden aan de aanpak van de belangrijkste gezondheidsproblemen in Zaanstreek-Waterland.
9
3. Prioriteiten voor gezondheidsbeleid Om prioriteiten te kunnen stellen bij de aanpak van de belangrijkste gezondheidsproblemen zijn verschillende onderzoeken voorhanden die inzicht geven in de gezondheidssituatie van de bevolking. De resultaten van de Gezondheidsenquête 2005 van GGD ZaanstreekWaterland (voor 18-70 jarigen) en de Jongerenenquête 2005/2006 van de gemeenten Purmerend en Zaanstad geven een beeld van de gezondheid van de inwoners in Zaanstreek-Waterland. Door deze gegevens af te zetten tegen landelijke cijfers en cijfers uit eerdere onderzoeken (indien beschikbaar) ontstaat een totaal beeld op basis waarvan prioriteiten kunnen worden gesteld. 3.1 Gezondheidssituatie bevolking Bijlage 4 geeft de resultaten van bovengenoemde onderzoeken weer. Geconcludeerd kan worden dat het over het algemeen goed gaat met de gezondheid van de inwoners van Zaanstreek-Waterland. Wél zijn er een aantal belangrijke punten van aandacht, waaronder een significante stijging van psychische aandoeningen en diabetes, een toename in alcoholgebruik, meer opvoedingsproblematiek en een verslechtering van het binnenmilieu. Het groeiend aantal mensen met overgewicht baart ernstige zorgen, zeker ook gezien de voorspelling door deskundigen dat overgewicht binnen afzienbare tijd de grootste risicofactor voor de volksgezondheid zal zijn. Steeds minder mensen voldoen daarnaast aan de landelijke normen voor gezond bewegen en goede voeding. Op deze determinanten van overgewicht is nog veel winst te behalen. De risicogroepen zijn ten opzichte van 2001 gelijk: vrouwen (wat betreft gezondheid), mannen (wat betreft leefstijl), ouderen, allochtonen en laag opgeleiden. In tegenstelling tot voor volwassenen zijn voor de jeugd geen vergelijkbare regionale cijfers van voorgaande jaren voorhanden (in 2008 komen cijfers over 0 t/m 11 jarigen beschikbaar, uit de Jeugdenquête van de GGD). Wél kunnen voor een aantal problemen risicogroepen worden aangewezen: allochtonen en laag opgeleiden voor overgewicht, autochtonen en westerse allochtonen voor roken en autochtonen voor excessief alcoholgebruik. De onderzoeksresultaten laten zien dat het gezondheidsbeleid in de regio ZaanstreekWaterland breed ingestoken kan worden. Er zijn veel onderwerpen en gezondheidsproblemen die in de komende vier jaar aandacht vragen. 3.2 Speerpunten nader belicht Zoals eerder genoemd worden verschillende taken op het terrein van de Wcpv al door de gemeenten in Zaanstreek-Waterland gezamenlijk uitgevoerd, onder andere binnen de Gemeenschappelijke Regeling GGD Zaanstreek-Waterland (bijlage 5). In de eerste notaperiode is een start gemaakt met de aanpak van specifieke onderwerpen. Veel gezondheidsproblemen zijn echter hardnekkig, waardoor het noodzakelijk is om de in 2003 ingeslagen weg voort te zetten. In de komende periode willen we, in de lijn van de landelijke preventienota, de aanpak van een aantal gezondheidsproblemen intensiveren. Het Ministerie van VWS heeft in Kiezen voor gezond leven’ per speerpunt de volgende doelstellingen geformuleerd: Roken: - In 2010 zijn er nog 20% rokers (nu: 28%) Schadelijk alcoholgebruik: - Het gebruik van alcohol bij jongeren onder de 16 jaar terugbrengen naar het niveau van 1992 - Minder volwassen probleemdrinkers: van 10,3% nu naar 7,5% in 2010 Overgewicht: - Het percentage volwassenen met overgewicht moet niet stijgen (peiljaar 2005) - Het percentage jeugdigen met overgewicht moet dalen (peiljaar 2005) 10
Diabetes: - Het aantal patiënten met diabetes mag tussen 2005 en 2025 met niet meer dan 15% stijgen - Daarbij heeft 65% van de diabetespatiënten geen complicaties Depressie: - Meer mensen krijgen preventieve hulp tegen depressies (nu worden ongeveer 4.000 personen bereikt)3 3.3 Prioriteiten in Zaanstreek-Waterland De landelijke speerpunten zijn ook in de regio Zaanstreek-Waterland de belangrijkste gezondheidsproblemen. Op grond van de resultaten van de Gezondheidsenquête 2005 heeft GGD Zaanstreek-Waterland hier, op basis van de ernst van de problematiek in de regio, opvoedingsproblematiek en binnenmilieu aan toegevoegd. Bijlage 6 geeft een overzicht van het bestaande preventieve aanbod op deze onderwerpen. Bij dit overzicht moet worden opgemerkt dat de hoeveelheid activiteiten per speerpunt niet direct iets zegt over het resultaat dat met deze activiteiten wordt bereikt, maar het geeft in ieder geval een beeld van wat er op de verschillende speerpunten gebeurt. Tijdens de bijeenkomst ‘Regionaal gezondheidsbeleid Zaanstreek-Waterland 2008-2011’ in juni 2007 hebben wethouders, ambtenaren, raadsleden, medewerkers van (zorg)instellingen en diverse vertegenwoordigers van cliënten gezamenlijk gediscussieerd over de vraag op welke onderwerpen in de komende jaren intensiever moet worden ingezet. Alle aanwezigen konden aan het eind van de bijeenkomst ook nog individueel aangeven waar voor hen de prioriteiten lagen. Het resultaat ziet er als volgt uit: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Overgewicht Opvoedingsproblematiek Schadelijk alcoholgebruik Depressie Diabetes Roken Binnenmilieu
Prioriteiten gezondheidsbeleid Zaanstreek-Waterland
In bijlage 7 is een samenvatting van de bijeenkomst opgenomen. Op basis van bovengenoemde uitkomst kiezen de gemeenten in Zaanstreek-Waterland ervoor om in de periode 2008-2011 regionaal met de aanpak van de eerste drie problemen aan de slag te gaan: overgewicht, opvoedingsproblematiek en schadelijk alcoholgebruik. De gemeenten spreken hiermee de intentie uit om aan al deze onderwerpen lokaal aandacht te besteden, waarbij de aard van de uitwerking per gemeente, afhankelijk van de lokale situatie, verschillend kan zijn. 3.4 Integraal gezondheidsbeleid Een belangrijk streven voor de komende jaren is om bovengenoemde gezondheidsproblemen zoveel mogelijk integraal aan te pakken. Het is voor het verbeteren van de gezondheid van de burgers van belang dat er ook buiten het veld van de volksgezondheid bewuste beleidsacties worden genomen. Bijvoorbeeld op aanpalende terreinen als jeugdbeleid, sport, ruimtelijke ordening, milieu, werk en inkomen, welzijn, sociaal beleid, openbare orde en veiligheid en onderwijs. De volksgezondheidsproblemen worden steeds complexer en hangen met steeds meer verschillende actoren samen. Dit vraagt om ander beleid, dat beter is afgestemd op de eisen die deze complexe problemen met zich meebrengen. De problemen kunnen ook alleen dán effectief worden aangepakt 3
NB: Ambitieuze doelstelling gezien de bezuinigingen van het Rijk binnen de GGZ-budgetten in de Awbz. 11
wanneer alle bij het probleem betrokken partijen hier een rol in krijgen. Dit kunnen de gemeenten zijn, maar ook scholen, werkgevers, de zorgsector en anderen. Voor het bereiken van de doelen is het nodig dat alle beleidsterreinen van de samenleving zich bij het verbeteren van de volksgezondheid betrokken voelen. Daar willen we ons in de komende jaren dan ook extra voor inzetten. 3.5 Regionale doelstellingen Voor de aanpak van bovengenoemde problemen wordt per onderwerp een regionale doelstelling geformuleerd, waar mogelijk afgeleid van de landelijke doelstellingen uit de preventienota ‘Kiezen voor Gezond Leven’. Om de doelstellingen te formuleren is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van recente regionale gegevens. De doelstellingen zien er als volgt uit: Overgewicht Ł de percentages jeugdigen met overgewicht zijn in 2011 lager dan 8,4% bij 5-jarigen (meisjes 10,4%, jongens 6,3%), 14,2% bij jeugdigen in groep 7 (meisjes 14,9%, jongens 13,5%) en 13,4% bij jeugdigen in de tweede klas van het voortgezet onderwijs (meisjes 13,4%, jongens 13,3%)4; Ł het percentage volwassenen (18-70 jaar) met matig tot ernstig overgewicht is in 2009 niet hoger dan 48,5% en het percentage volwassenen (18-70 jaar) met obesitas niet hoger dan 11,8%5. Opvoedingsproblematiek Vanuit het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin worden landelijk verschillende acties ondernomen om de toenemende opvoedingsproblematiek het hoofd te bieden. De gemeenten in Zaanstreek-Waterland hebben daarnaast in de afgelopen periode besloten om zich gezamenlijk in te zetten om het preventieve jeugdbeleid van de regio (verder) te versterken. Hieruit komen de volgende doelstellingen voort: Ł de regio beschikt in 2009 over een Elektronisch Kind Dossier en een Verwijsindex6; Ł in elke gemeente is er in 2011 een Centrum voor Jeugd en Gezin7; Ł het opvoedprogramma ‘Triple P’ wordt regionaal geïmplementeerd. Schadelijk alcoholgebruik Over het alcoholgebruik onder de jeugdige bevolking van Zaanstreek-Waterland zijn geen regionale cijfers beschikbaar. De gemeenten hebben er daarom voor gekozen om de doelstellingen voor schadelijk alcoholgebruik te baseren op landelijk beschikbare cijfers en op cijfers uit een vergelijkbare regio. Ł Het percentage 12 t/m 18 jarigen dat ‘in de afgelopen maand’ dronken is geweest terugbrengen naar 17,4% voor jongens en 11,2%8 voor meisjes; Ł Het percentage leerlingen uit klas 2 en klas 4 van het Voortgezet Onderwijs dat in de afgelopen vier weken overmatig9 alcohol heeft gedronken terugbrengen naar 30% voor jongens en 25%10 voor meisjes; Ł het percentage volwassenen (18-70 jaar) dat zwaar drinkt is in 2009 niet hoger dan 17,6%11.
4
Percentages afkomstig uit de PGO-cijfers Jaarverslag GGD Zaanstreek-Waterland 2007. Percentages afkomstig uit de Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 (18-70 jarigen) 6 Afhankelijk van de uitkomst van de huidige discussies op Rijksniveau. 7 Naar verwachting verschijnt eind 2007 vanuit het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin een eerste versie van een handboek voor gemeenten, ter ondersteuning van het opzetten van Centra voor Jeugd en Gezin. Dit handboek zal geen gedetailleerde blauwdruk bevatten, maar een overzicht geven van aandachtspunten bij het opzetten van de centra (Beleidsplan Programmaministerie voor Jeugd en Gezin - Kabinet Balkenende IV). 8 Landelijke cijfers uit 1992, afkomstig uit de Handleiding lokaal alcoholbeleid. 9 Het gebruik van vijf of meer alcoholische drankjes tijdens één gelegenheid. 10 Op dit moment 36,1% voor jongens en 30,0% voor meisjes (cijfers afkomstig uit E-MOVO onderzoek 2005/2006 van GGD Gooi&Vechtstreek. 11 Percentages afkomstig uit de Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 (18-70 jarigen). 5
12
Afhankelijk van de lokale situatie kan elke gemeente ervoor kiezen om binnen die regionale doelstelling een eigen, lokale doelstelling te benoemen. De intentie is wél dat de gemeenten er met elkaar voor willen zorgen dat bovengenoemde voornemens in de komende jaren zullen worden gerealiseerd. 3.6 Risico’s Opgemerkt moet worden dat het al dan niet behalen van bovenstaande doelstellingen niet uitsluitend afhankelijk is van de inzet van de individuele gemeenten of de inzet van de gemeenten gezamenlijk. Verschillende factoren kunnen ervoor zorgen dat de gezondheidsproblemen niet dusdanig verminderen als op dit moment wordt beoogd. Zo zijn de gemeenten voor het terugdringen van gezondheidsproblemen ook sterk afhankelijk van de inzet van de individuele burger. De reikwijdte van de Wcpv biedt de gemeenten geen mogelijkheden om op dit individuele niveau maatregelen te treffen, waardoor de gemeenten op dergelijke gezondheidsproblemen ‘slechts’ deels invloed kunnen uitoefenen. Ook kunnen keuzes van de landelijke politiek of gebeurtenissen in de regio plotseling extra (financiële) aandacht vragen. Ook al doen de gemeenten uiteraard hun uiterste best om de doelen te behalen, dergelijke ontwikkelingen zouden mogelijk tot een andere invulling van het gezondheidsbeleid kunnen leiden. Vooralsnog gaan we daar echter niet van uit.
13
4.
Activiteitenprogramma
Om de doelstellingen te realiseren stelt elke individuele gemeente in Zaanstreek-Waterland in samenwerking met relevante partijen een activiteitenprogramma op. Hierbij worden de volgende uitgangspunten geformuleerd: - er wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande trajecten; - er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van evidence based programma’s; - waar nodig en mogelijk worden de activiteiten gemeenschappelijk ((sub-)regionaal) ingezet; - zoveel mogelijk relevante beleidsterreinen worden bij de aanpak van de gezondheidsproblemen betrokken (onderwijs, sport en recreatie, ruimtelijke ordening, werk en inkomen, verkeer en vervoer, zorg en welzijn, etc.); - elke gemeente maakt voor de uitvoering van de nota, binnen de kaders van de regionale samenwerkingsafspraken, eigen keuzes in de mate waarin financiële middelen worden ingezet. De resultaten van de uitvoering van het activiteitenprogramma zullen worden gemeten aan de hand van de gegevens uit de volgende monitors van GGD Zaanstreek-Waterland.
14
5
Lokaal deel Purmerend
Dit hoofdstuk gaat dieper in op de lokale prioriteiten van Purmerend. Op basis van de beschikbare rapportages is aan de lokale prioriteiten een andere rangorde toegekend dan de regionale thema's. Sommige thema's zijn onderdeel geworden van een hoofdthema en andere thema's worden weliswaar benoemd maar niet verder uitgewerkt. In schema ziet dat er als volgt uit: 5 - Depressie 1 - Overgewicht 4- Diabetes Betrekken van de Eerstelijnszorg
2 - Alcohol&Drugs
3 - Opvoedingsondersteuning
Deze prioriteiten zijn met professionals uit het veld, vertegenwoordigers van belangengroepen en ambtenaren van aanpalende beleidsterreinen besproken op een conferentie op 28 augustus 2008. Daarbij is nadrukkelijk aan de aanwezigen gevraagd of zij zich herkennen in de beelden, een eventuele oplossing herkennen en een rol voor zichzelf en elkaar daarin zien. De belangrijkste conclusies van die conferentie zijn weergegeven in de grijze kaders en waar mogelijk vertaald in ambities. Op grond van die ambities kunnen vervolgens gerichte plannen van aanpak worden gemaakt. Er is bewust voor deze aanpak gekozen omdat het niet mogelijk is alles aan te pakken. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden. Door het in de conferentie gecreëerde draagvlak zijn we er in elk geval zeker van dat de gemaakte keuzes weerklank vinden. Het betrekken van de Eerstelijnszorg is iets wat aan alle thema's vooraf gaat, vandaar de plaats in het schema. Het onderwerp Milieu heeft zijn weerslag op de gezondheid en wordt in dit hoofdstuk ook wel beschreven maar vormt geen apart thema dat hier nader uitgewerkt wordt. 5.1. Relevante beleidsdocumenten De nota lokaal gezondheidsbeleid staat niet op zichzelf maar baseert zich voor een aanzienlijk deel op voor de gezondheid relevante beleidsdocumenten zoals: • Het collegeakkoord 2006-2010 waarin het college van burgemeester en wethouders zich uitspreekt voor een leefbare stad met een grote sociale samenhang in wijken en buurten • De Zorgvisie waarin neergelegd is dat gezondheidsbeleid in elk geval integraal moet zijn door ook aandacht te hebben voor gezondheidspreventie op andere terreinen; er moet serieus werk gemaakt worden van de samenwerking tussen eerstelijnszorg en andere preventiepartners zoals welzijn, sport en onderwijs • De Wmo-visie12 die een zo groot mogelijke zelfredzaamheid als centraal thema heeft en die het begrip civil society vertaalt als 'de betrokken samenleving'. De lijst is lang. Bovendien bestaat er een verwevenheid met naastliggende beleidsterreinen zoals uit onderstaand overzicht duidelijk blijkt:
12
De verwevenheid van Wmo en WCPV is in bijlage 2 nader toegelicht 15
Beleidsterrein Maatschappelijke Ontwikkeling Sportnota ‘Scoren met Sport!’
Wmo-visie
Stedelijk Kompas
Wet tijdelijk huisverbod
Jeugd&Onderwijs Jeugdvisie
Milieu
Veiligheid&Openbare Orde
Werk&Inkomen
Inhoud In deze nota wordt onder andere het gezondheidsbelang van sporten onderkend, naast belangrijke neveneffecten als gemeenschapszin, respect voor elkaar en integratie. De Wmo en de WCPV zijn nauw met elkaar verweven. Waar de Wmo inzet op deelname van mensen met een beperking, zet de WCPV voornamelijk in op gezondheidsbevordering en bescherming. Beide wetten hebben verbetering van de kwaliteit van leven van burgers tot doel. In het kader van OGGZ, maatschappelijke opvang en Verslavingsbeleid worden 13 instrumenten ingezet om de leefsituatie van kwetsbare inwoners in de regio Waterland te verbeteren. Met integraal en effectief beleid worden met name dak-en thuislozen behoed voor verder afglijden Bij dreiging van huiselijk geweld kan de burgemeester met ingang van 2008 een tijdelijk huisverbod en een contactverbod opleggen van 10 dagen. Binnen die 10 dagen zou de gemeente hulpverlening voor slachtoffers en dader moeten regelen. Deze notitie wordt in 2008 in de Raad vastgesteld. De Jeugdvisie is uitgewerkt aan de hand van meerdere beleidsvelden zoals opvoeden&opgroeien, onderwijs, werk&inkomen, cultuur, sport en veiligheid. De gemeente is in de afrondende fase van haar milieubeleidsplan dat in 2009 zal worden vastgesteld. Aan gezondheid gerelateerde onderwerpen zoals luchtkwaliteit, duurzaamheid en geluid komen hierin aan de orde Hoofdlijnennotitie Integrale Veiligheid: jeugd en Veilige woonomgeving zijn beide onderwerpen die een raakvlak met gezondheidsbeleid hebben. Horecaconvenant 2006 gemeente, politie en horecaondernemingen werken samen bij de bestrijding van overlast die samenhangt met horeca-activiteiten. Ondersteuning minima: Minimahuishoudens worden op een pro-actieve manier benaderd en attent gemaakt op bestaande regelingen, zoals telefoonkostenvergoeding voor 65+, vrijstelling ouderbijdrage peuterspeelzalen, vergoedingen voor sport en cultuur en een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. Pilotvoorstel Werk&Zorg: De gemeenten Haarlem, Zaanstad en Purmerend zijn een samenwerkingsproject aangegaan met zorgverzekeraar Achmea om uitkeringsgerechtigden een opstap te bieden naar betaald of onbetaald werk.
Als mogelijke speerpunten in lokaal beleid wordt ons uit meerdere bronnen aangereikt thema's als overgewicht, schadelijk alcohol-&drugsgebruik en opvoedingsondersteuning. Aanpalende thema’s als voeding, eetgedrag, bewegingsarmoede, diabetes, depressie en het tegengaan van pesten krijgen een plaats onder de hoofdthema’s en worden gerangschikt naar doelgroep. Daarnaast zet de nota in op aanpak van de thema’s vanuit verschillende beleidsterreinen en sectoren. In dat opzicht verschilt zij van de vorige nota gezondheidsbeleid, waarbij dit integraal werken nog slechts als voornemen werd geformuleerd. Voor wat doelstellingen en ambities betreft sluit de nota aan op streefcijfers die op de verschillende beleidsterreinen reeds genoemd zijn en verbijzondert deze. Op deze manier werkt het gezondheidsbeleid als verbindende schakel tussen reeds bestaande beleidsvelden en concretiseert het op andere terreinen uitgesproken doelstellingen.
16
Verantwoordelijkheid van ouders/opvoeders Als het gaat om thema's als overgewicht bij kinderen en schadelijk alcohol-&drugsgebruik door kinderen moet worden benadrukt dat ouders en opvoeders in de eerste plaats verantwoordelijk zijn. Zij worden hierop aangesproken. Vaak is sprake van onwetendheid en onbekendheid met de gevolgen van overgewicht en schadelijk alcohol-&drugsgebruik. Daarom is goede voorlichting en opvoedingsondersteuning essentieel. In de uitwerking van de Jeugdvisie wordt hieraan uitgebreid aandacht besteed.
5.2
Eerstelijnsgezondheidszorg
5.2.1 Algemeen In het najaar van 2007 is een notitie verschenen waarin mogelijke ontwikkelingen in de eerstelijnszorg in de gemeente Purmerend zijn geschetst. Aanleiding daartoe is het feit dat de druk op de eerstelijn en met name op de huisartsenzorg toeneemt. Er worden hogere eisen gesteld aan de kwaliteit, beschikbaarheid en toegankelijkheid van zorg in het algemeen en huisartsenzorg in het bijzonder. Door vergrijzing en veranderde samenstelling van de bevolking neemt de hoeveelheid en complexiteit van zorgvragen toe. Veranderingen in de economie leiden tot een andersoortig beroep op de eerstelijnszorg. Vanuit de regionale huisartsenverenging Waterland is aangegeven dat geleidelijk naar verdergaande samenwerkingsverbanden gestreefd moet worden, ook met andere eerstelijnszorgaanbieders. Binnen nu en vijf jaar zullen tussen de een en tien Purmerendse huisartsen met pensioen gaan. Hun opvolging is een zaak die iedereen aangaat en betrokken partijen dwingt na te denken over de vorm waarin samenwerking plaats zal vinden. Daarnaast is het van essentieel belang om de eerstelijn te betrekken bij de totstandkoming van lokaal gezondheidsbeleid. Niet alleen om hun kennis van de lokale situatie maar ook om hun expertise bij het uitzetten van interventies. Met het plaatselijke ziekenhuis zal bekeken worden op welke gebieden samenwerking effectief is. In de GGD-enquete 2005 onder 18-70jarigen is de fysieke en telefonische bereikbaarheid van huis- en tandartsenpraktijken onderzocht. Daaruit blijkt behoorlijke onvrede over de bereikbaarheid van huis- en tandartsenpraktijken. Voor een cijfermatig overzicht wordt verwezen naar bijlage 4. Uit de conferentie van 28 augustus 2008:
• • • •
•
Signaleren en verwijzen is een zeer belangrijke taak van de Eerstelijnszorg Er bestaat een grote behoefte aan een goed werkende sociale kaart Een goede verdeling van de werklast tussen arts, praktijkondersteuner, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige en tolk komt de dienstverlening ten goede Het bereiken van mensen en hun werkelijke behoefte boven tafel krijgen vereist permanente aandacht Gewenste allianties: apothekers met verloskundigen; artsen met Jeugdzorg, Consultatiebureau, Brijder en scholen.
5.2.2 Acties De algemene doelstelling van de eerstelijnszorg is de beschikbaarheid en bereikbaarheid op een acceptabel niveau te brengen en te houden. Dat is een regionaal gegeven dat niet lokaal zal worden uitgewerkt. Het betrekken van de eerstelijnszorg is wel integraal onderdeel van de lokale nota Actie Door ontwikkelen van het Wmo-loket en bekendheid ervan vergroten
Resultaat Beter inzicht in sociale kaart
Indicatoren Wmo-monitor
Bekostiging jaar Regulier Wmobegroting
Periode 20082011
17
Vervolg op Visieontwikkeling en betrekken eerstelijnszorg
Betrekken tweedelijnszorg bij lokale interventies: samenwerking GemeenteWaterlandziekenhuis uitbouwen Voorlichting Eigen Taal&Cultuur-functie voor Purmerend: onderzoek naar mogelijke taal-en cultuurbarrières in de zorgvraag bij Purmerendse allochtonen
5.3
Convenant Eerstelijnszorg m.b.t. samenwerking en bereikbaarheid Groter bereik en effectiviteit interventies
GGD-monitor
Geen extra kosten
20082011
GGD-monitor
€ 3.000 Collectieve Volksgezondheid
20082009
Effectievere zorgverlening aan minderheden
GGD-monitor
€ 5.000 Collectieve Volksgezondheid
2009
Overgewicht
5.3.1 Algemeen Overgewicht en dan met name ernstig overgewicht (obesitas) heeft in de Westerse wereld de vorm van een epidemie aangenomen. Er bestaat brede consensus over het feit dat overgewicht voortkomt uit verminderde lichaamsactiviteit en toegenomen consumptie van energiedichte voedingsmiddelen. Overgewicht hangt samen met tal van aandoeningen (suikerziekte, hoge bloeddruk, ademhalingsproblemen) depressiviteit, negatief zelfbeeld en onvruchtbaarheid. Waar tot voor kort in veel landen, ook Nederland, de overwegende mening heerste dat overgewicht voornamelijk het individu aanging, begint nu steeds meer het besef door te dringen dat bij het ontstaan van overgewicht omgevingsfactoren ook een rol spelen. Lokale omstandigheden en sociaal culturele randvoorwaarden hebben invloed op het fenomeen overgewicht. Dat maakt de bestrijding van overgewicht een zaak die niet alleen het individu aangaat, maar de samenleving als geheel. Uiteraard is het uiteindelijk het individu dat moet besluiten minder te eten en meer te bewegen en daarnaar te handelen. Mensen moeten echter wel in staat zijn om in een gezonde omgeving gezonde keuzes te maken. Dat vraagt om een brede, integrale aanpak waarbij diverse sectoren (overheid, bedrijfsleven, gezondheidszorg, welzijnswerk en onderwijs) vanuit hun eigen verantwoordelijkheid samenwerken. Hoewel er nog volop discussie gaande is over de bewezen effectiviteit van diverse interventies op het gebied van overgewicht en nationale overheden in Europa en daarbuiten op zeer verschillende manieren omgaan met wetgeving lijkt zich toch een trend af te tekenen die duidt op mogelijk succes. Over het algemeen zijn campagnes die gericht zijn op een multi-sectorale aanpak en van "beneden" af (lokale overheden, scholen en sportclubs slaan de handen ineen) effectiever dan van "bovenaf" opgelegde strategieën. In meerdere landen zijn momenteel initiatieven gaande, die niet in de klassieke wetenschappelijke literatuur worden beschreven maar toch blijken aan te slaan zoals beroemde TV-koks die het belang van gezond voedsel aanprijzen of afvalprogramma's waarbij TV-kijkers via internet ondersteuning krijgen aangeboden. Vanuit de EU wordt er bij nationale overheden op aangedrongen bij alle overheidsbeslissingen een "health impact assessment" verplicht te stellen: wat zijn de gevolgen voor de volksgezondheid van overheidsbeslissingen? In dit verband wordt vaak gesproken over universele, selectieve en doelgerichte preventie:
18
Universele preventie is gericht op het voorkomen van de leeftijdsgerelateerde gewichtsstijging bij de gehele bevolking, ongeacht het individuele risico op het ontwikkelen van overgewicht en obesitas; • Selectieve preventie is gericht op groepen in de bevolking met een verhoogd risico op het ontwikkelen van overgewicht en obesitas; • Doelgerichte preventie is gericht op personen die al overgewicht hebben, maar nog geen obesitas hebben ontwikkeld. In het algemeen geldt bij de bestrijding van overgewicht dat er nauwelijks absolute zekerheden zijn omtrent de effectiviteit van interventies. Het meest zeker is nog de beweeginterventie en het vezelrijke dieet. De preventie van overgewicht in Purmerend zal bestaan uit een mengeling van universele, selectieve en doelgerichte acties. Uit beschikbare voorbeelden in het land blijkt echter wel dat beleid dat vanuit de basis gedragen wordt vaak het meest effectief is. Als het om kinderen gaat is de rol van ouders en opvoeders daarin essentieel. •
5.3.2 Diabetes Een van de aan overgewicht verbonden ziektes is diabetes mellitus ofwel suikerziekte. In Nederland heeft gemiddeld 3,5% van de bevolking suikerziekte. In 2003 hadden ruim 600.000 mensen in Nederland diabetes mellitus: 292.500 mannen en 316.400 vrouwen (schattingen op basis van huisartsenregistraties). Jaarlijks wordt bij circa 560 kinderen van 014 jaar de diagnose type 1 diabetes mellitus gesteld. Het aantal patiënten met diabetes is sinds de tweede helft van de jaren negentig sterk gestegen. Met name het teveel eten van van energierijk voedsel en verzadigd vet en tegelijkertijd te weinig innemen van onverzadigd vet en vezels verhogen het risico op diabetes. De toename van het aantal patiënten met diabetes is het gevolg van de sterke toename van het aantal mensen met ernstig overgewicht. Op basis van alleen demografische ontwikkelingen zal het absolute aantal personen met diabetes mellitus tussen 2005 en 2025 met 32,5% stijgen. Daarnaast is het waarschijnlijk dat het aantal patiënten met diabetes nog harder stijgt door de toename van het aantal mensen met overgewicht. Diabetes mellitus komt bij allochtonen vaker voor dan bij autochtonen. Diabetes leidt tot uiteenlopende klachten en complicaties. Het is algemeen aanvaard dat deze ziekte het beste bestreden kan worden met gezonde voeding en een intensief bewegingspatroon. Als zodanig bieden de ambities voor het tegengaan van overgewicht een goede basis voor het bestrijden van Diabetes. In de regio's Zaanstreek-Waterland (4,7%) en West-Brabant (4,6%) heeft een groot aandeel van de bevolking diabetes mellitus. Diabetes is hier dus werkelijk een probleem. 5.3.3 Depressie en eenzaamheid Het fenomeen depressie kent verschillende verschijningsvormen: niet alleen lusteloosheid, piekergedrag of energiegebrek maar ook ontregelde slaap en verstoorde eetlust. Bij eenzaamheid gaat het niet alleen om de hoeveelheid relaties maar met name om de kwaliteit van de relaties die van grote invloed kunnen zijn op het persoonlijk en fysiek welzijn. Over het algemeen wordt een relatie verondersteld tussen voeding en bewegen enerzijds en depressie en eenzaamheid anderzijds. In hoeverre deze begrippen elkaar beïnvloeden staat niet vast maar dat er samenhang is wordt wel aangenomen. In wetenschappelijke literatuur wordt de laatste jaren ook gewag gemaakt van een mogelijk verband tussen depressie en Alzheimer op latere leeftijd. In verband met de toenemende vergrijzing in Nederland verdient dit aandacht. Het tegengaan van depressie en eenzaamheid vloeit voort uit de doelstellingen van de Wmo, met name de prestatievelden 1 (sociale samenhang en leefbaarheid ) en 5 (bevorderen van participatie en zelfredzaamheid). Er zijn gemeentelijk meerdere initiatieven (gesubsdieerd en ongesubsidieerd) met als doel het tegengaan van eenzaamheid en depressie. Op initiatief van GGZ Dijk en Duin participeren SMD en de GGD Z/W in een project depressiepreventie bij ouderen. Het project is in 2006 gestart in de wijk Overwhere en in 2007 uitgebreid naar Purmerend zuid. Ook hier geldt dat de ambities voor het tegengaan van overgewicht een goede basis vormen voor het bestrijden van depressie&eenzaamheid.
19
5.3.4 Lokale cijfers Overgewicht Voor de gezondheidssituatie van de Purmerendse bevolking is gebruik gemaakt van het in 2004 gepubliceerde onderzoek onder ouders van jonge kinderen (0-11jarigen), de Gezondheidsenquête uit 2005 onder 12 t/m 24 jarigen en de regionale omnibusenquête uit 2006 onder inwoners tussen 15 en 84 jaar. Door de cijfers af te zetten tegen regionale en landelijke gemiddelden ontstaat een beeld van het Purmerendse aandeel. Uit het beeld blijkt in elk geval dat: Purmerendse 5 jarige jongens zwaarder zijn dan het regionaal gemiddelde Purmerendse 5 jarige meisjes iets lichter zijn dan het regionaal gemiddelde Overgewicht bij jongens uit groep 7 niet afwijkt van het regionaal gemiddelde Obesitas bij meisjes uit groep 7 lager is dan het regionaal gemiddelde Purmerendse jongens in klas 2 opvallend zwaarder zijn dan het regionaal gemiddelde Purmerendse meisjes uit klas 2 zwaarder zijn dan het regionaal gemiddelde Per wijk is eveneens een indruk voor 5-jarigen en groep 7 beschikbaar: hoger,lager of gelijk refereert aan het Purmerendse gemiddelde Wijk Centrum Overwhere Wheermolen Purmer Noord Purmer Zuid Gors Weidevenne
5-jarigen Overgewicht : onbekend Obesitas : hoger Overgewicht : hoger Obesitas: onbekend Overgewicht : hoger Obesitas: hoger Overgewicht : hoger Obesitas: lager Overgewicht : lager Obesitas : hoger Overgewicht : lager Obesitas : hoger Overgewicht : lager Obesitas : lager
Groep 7 (11 jaar) Overgewicht: onbekend Obesitas: onbekend Overgewicht : lager Obesitas: hoger Overgewicht : gelijk Obesitas : hoger (!) Overgewicht : hoger (!) Obesitas : lager Overgewicht : lager Obesitas : lager (!) Overgewicht : lager (!) Obesitas : lager Overgewicht : lager Obesitas : hoger
In relatie tot overgewicht, voeding en beweging blijkt uit de cijfers dat: - 14% van de Purmerendse jongeren de norm van gezond bewegen haalt - 37% van de volwassenen de norm van gezond bewegen haalt - 13% van de jongeren hier aan overgewicht leidt - Purmerend negatief opvalt ten opzicht van de regio in de categorie relatief tot ernstig overgewicht - volwassen vrouwen hier beduidend minder bewegen (volgens de landelijke norm), onvoldoende ontbijten en minder fruit eten dan in de regio - bij allochtone jongeren het sporten afneemt met de leeftijd en al helemaal in verenigingsverband - obesitas ook hier gebonden is aan bevolkingsgroepen met een lage sociaaleconomische status - bepaalde wijken in Purmerend een verschillend beeld vertonen met betrekking tot de aanwezigheid van overgewicht waardoor in de aanpak ervan wellicht sprake moet zijn van een wijkgerichte aanpak. Voor een gedetailleerd cijfermatig overzicht wordt verwezen naar bijlage 4.
20
5.3.5 Bestaande beleidslijnen Er zijn meerdere beleidsterreinen die meer of minder direct met de thema's Overgewicht en beweging te maken hebben. Zonder de pretentie volledig te zijn volgen hier de belangrijkste: Sport Purmerend kent met name voor jongeren, senioren en mensen met een beperking een uitgebreid sportaanbod op maat. De basis van dit aanbod wordt gevormd door de talloze sportverenigingen, buitenschoolse activiteiten van de brede scholen en de diverse activiteiten en evenementen van Spurd. Belangrijke uitgangspunten voor sportbeleving in Purmerend zijn laagdrempeligheid en betaalbaarheid. De Purvak en Sportbuurtwerk (jongeren), GALM en MBvO (senioren) en aangepast sporten (mensen met een beperking) zijn bekende begrippen in Purmerend. In juli 2007 is met de vaststelling van de Sportnota Purmerend 2008-2011 ‘Scoren met Sport!’ het belang van sport in Purmerend nog eens extra benadrukt. Naast de noodzaak tot (bewustwording van) sport en bewegen wordt in de Sportnota Purmerend ook het algemene gezondheidsbelang onderkend. Spurd voert hiertoe onder meer een pilot, Purmerend Actief genaamd, uit die voortkomt uit de landelijke campagne ‘Gezond Bewegen’. Dit project heeft tot doel een gezonde leefstijl door middel van bewegingsactiviteiten te stimuleren. In het project Purmerend Actief, dat is gericht op het bevorderen van 30 minuten bewegen per dag participeert ook de GGD. Onderwijs Alle Purmerendse scholen kennen een beweegaanbod. Basis en voortgezet onderwijs hebben per groep of klas tweemaal 45 minuten gym per week. Bewegingsconsulenten van Spurd zorgen voor de programmering van de sportactiviteiten voor alle scholen. Sportbuurtwerkers ondersteunen de organisatie en de uitvoering. Spurd voert daarnaast in samenwerking met de PSG met steun van het ministerie van VWS als onderdeel van de BOS-impuls het project Sportfolio uit. Hiermee worden voornamelijk VMBO-leerlingen aangezet tot beweegactiviteiten en in contact gebracht met sportverenigingen in de buurt. Werk&Inkomen Ook de notitie Inkomensondersteuning en participatie Minima uit 2006 en de evaluatie ervan uit 2008 spreekt over armoede als een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies waaronder inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving. Het Purmerendse minimabeleid richt zich vooral op volwaardige participatie van huishoudens die op het bestaanminimum verkeren. In dat verband zijn maatregelen voorgesteld zoals het urgentiefonds voor scholen, invoering van de geld-terug-regeling en ook verdubbeling van de vergoeding voor sportieve en culturele activiteiten voor kinderen van 4 tot 18 jaar. Uit de vangnetregeling worden sinds zomer 2007 zwemlessen voor het diploma A gefinancierd voor kinderen van 5 jaar en ouder uit minimahuishoudens. Tegen een gunstig tarief kan een zomerzwemabonnement voor gezinnen worden aangeschaft voor het Leeghwaterbad. Hoewel de maatregelen nog niet uitgebreid geanalyseerd zijn, kan wel worden aangenomen dat zij in een behoefte voorzien en dat aan vergroting van hun bereik gewerkt zal moeten worden. Een van de voornemens op dit gebied is om mensen uit de doelgroep actief te gaan benaderen. De afdeling Werk&Welzijn spreekt in haar pilot-plan Werk&Welzijn over het letterlijk en figuurlijk weer in beweging krijgen van uitkeringsgerechtigden door hen voorzieningen aan te bieden als fysiotherapie, beweegprogramma's, dieetondersteuning en psychologische interventie. In het Leefstijl TrainingsCentrum van dit project worden deelnemers zowel mentaal als fysiek losgemaakt uit hun vaak inactieve situatie en ondersteund in het maken van hun eigen keuzes. Welzijn Vanuit de gezondheidszorgtaak wordt op diverse fronten natuurlijk actie ondernomen. De GGD ZW kent voor scholen de volgende programma's: 21
- Gezonde schoolkantine: op het Bladergroencollege is dit project begin 2007 van start gegaan. Leerlingen lopen stage in de kantine en helpen mee met het maken van gezonde broodjes - Weet wat je eet!: Project dat bestaat uit lesmateriaal, een themabijeenkomst voor ouders en een gezamenlijk ontbijt. In Purmerend hebben vier scholen hieraan meegedaan (799 leerlingen) - Lekker in je Lijf: Provinciaal project waarbij jongeren met overgewicht worden getraind op het geven van voorlichting aan andere jongeren met overgewicht (peereducation) 5.3.6 Constateringen Onderwijs: Op het gebied van bewegen en voorlichten gebeurt al veel en dat moet zeker zo blijven maar gezien de gewichtstoename tussen 5 en 11 jaar is het de vraag of dit op een goede manier en in voldoende mate plaatsvindt. Het onderwijs dient bevraagd te worden op wat er precies ontbreekt en of daar een voorziening in te treffen valt. Sport: In de nota wordt onder andere geconstateerd dat het aantal leden van de plaatselijke sportverenigingen min of meer constant blijft en bepaalde groepen in de Purmerendse samenleving niet of weinig sporten. Aan accommodaties en verenigingen ontbreekt het niet. Misschien moet in de voorwaardensfeer actie ondernomen worden. Dan gaat het met name om vragen als : waarom ontbreken allochtonen in Purmerendse sportverenigingen en wat is er nodig (kader, speciaal beleid?) om hen binnen te halen en te houden? Waarom vertonen vrouwen in Purmerend bewegingsarmoede en wat is er nodig om dat gedrag te veranderen? Tegen welke obstakels lopen mensen met een beperking aan als zij sport willen beoefenen? Inkomensondersteuningsbeleid en de maatregelen uit de evaluatie ervan: er is zeker behoefte aan en vraag naar hetgeen wordt aangeboden, maar een te beperkte groep maakt er gebruik van. De methodiek van het LTC lijkt aan te slaan maar staat (nog) niet open voor een grotere groep die daar wellicht baat bij kan hebben. In dit verband moet worden opgemerkt dat het betreffende beleid en de maatregelen nog geëvalueerd moeten worden en dat mogelijke uitbreiding van maatregelen en doelgroep(en) daarbij meegenomen wordt. Geconcludeerd kan worden dat het aanbod en de instrumenten op de diverse beleidsterreinen aanwezig zijn, maar dat er in de toeleiding en de voorwaardensfeer nog het een en ander dient te gebeuren. Dat kan inhouden: nader onderzoek naar ontbrekende voorwaarden en/of het bij elkaar brengen van belangrijke partijen. Uit de conferentie van 28 augustus 2008:
• • • •
• •
•
Bereiken van de doelgroepen is ook hier de grootste uitdaging; er is veel aanbod en ook behoefte maar geen afstemming Er is creativiteit nodig in het benaderen en "verleiden" van de doelgroep ; de klassieke brief of brochure sorteert nauwelijks nog effect Een wijkgerichte aanpak is goede manier om betrokkenheid en deelname te vergroten Peuterspeelzalen en scholen worden opgeroepen een extra inspanning te doen om gezond eetgedrag bij kinderen en ouders te stimuleren: gezamenlijke kook-&tuinprojecten uitvoeren, traktatie-, automaten- en kantinebeleid en protocollen opstellen; dit bespreekbaar maken met kinderen en ouders Preventie van Overgewicht al starten bij zwangere vrouwen: zij staan open voor verandering Bewegen: Cultuurbarriere bij allochtonen om deel te nemen aan verenigingen bestaat Vrouwen geven sport als eerste op door tijdgebrek Beweegaanbod op scholen zou veel intensiever moeten dan nu het geval is Gewenste allianties: scholen, CJG, Waterlandziekenhuis, huisartsen, toekomstige Centra voor Jeugd en Gezin en gemeente
22
5.3.7 Ambities In regionaal verband zijn reeds afspraken gemaakt over de ambities inzake overgewicht: • Het percentage jeugdigen met overgewicht zijn in 2011 lager dan 8,4 % bij 5-jarigen (meisjes 10,4%: jongens 6,3%) 14,2 % bij jeugdigen in groep 7 (meisjes 14,9; jongens 13,5%) en 13,4% bij jeugdigen in de 2e klas van het voortgezet onderwijs (meisjes 13,4% en jongens 13,3%). Gezien de Purmerendse bevindingen zullen de inspanningen zich voornamelijk moeten richten op Purmerendse 5-jarige jongens en jongens en meisjes in klas 2 van het voortgezet onderwijs. • Het percentage Purmerendse volwassenen met (18-70 jaar) met matig tot ernstig overgewicht is in 2009 niet hoger dan 48,5% en het percentage Purmerendse volwassenen met obesitas niet hoger dan 11,8%.13 Op sommige terreinen zijn ook reeds ambities geformuleerd, zoals in de sportnota. In dat geval wil de lokale nota gezondheidsbeleid zich daarbij aansluiten door in die ambitie het aandeel allochtonen of vrouwen nader te benoemen. Voor een aantal geïdentificeerde risicogroepen (kinderen met een lage SES, allochtonen en vrouwen) moeten de volgende acties ondernomen worden.
13
Percentages afkomstig uit de Gezondheidsenquete Zaanstreek Waterland 2005 (18-70 jarigen) 23
Actie -Volgen van 100% doorverwijzing van kinderen met Obesitas naar diëtist - Volgen 75% doorverwijzing van kinderen met overgewicht naar diëtist Onderzoek naar uitbreiding van Obesitasproject Waterlandziekenhuis; WLZ, gemeente en Zorgverzekeraars treden in nader overleg Doorlichten en sturen van het beweeg&voorlichtingsaanbod voor de doelgroep 018jaar
Sportverenigingen passen hun verenigingsstructuur aan
Promoten van sportregelingen van Bureau M€€r Doen voor mensen met lage SES door Gemeente en verwijzers samen met Spurd - Platform van wijkbewoners en professionele instellingen organiseren gezondheidsacties op wijkniveau - Monitor Peuterspeelzalen en scholen stimuleren tot gezond gedrag
Resultaat Bijdrage aan de doelstelling: verlaging van het percentage 5jarigen met overgewicht (8,4%) Groep 7 (14,2%) 2e klas VO (13,4%) en Obesitas Bijdrage aan de doelstelling: verlaging van het percentage 5jarigen met overgewicht (8,4%) Groep 7 (14,2%) 2e klas VO (13,4%) en Obesitas Bijdrage aan de doelstelling: verlaging van het percentage 5jarigen met overgewicht (8,4%) Groep 7 (14,2%) 2e klas VO (13,4%) Resultaat Aandeel van 10% voor allochtonen en vrouwen in de streefcijfers voor aanwas verenigingen (zie Sportnota) Minimaal halen van het verwachte bereik onder de doelgroep (15%)
Indicatoren JGZ-monitor GGD en Evean
Bekostiging uit Reguliere GGDbegroting (JGZ maatwerkdeel)
Periode 2009-2011
JGZ-monitor GGD en Evean
Kosten onbekend. Dekking nader in te vullen
2010-2011
JGZ-monitor GGD en Evean
€ 3.000 Collectieve volksgezondheid
2008-2011
Gegevens Spurd
€ 3.000 Ouderenbeleid/CVTM
2008-2011
Gegevens Bureau M€€r doen
Bekostiging uit regulier Werk&Inkomenbudget
2008-2011
Bijdragen aan prevalenties onder I t/m VIII genoemd in bijlage 4 met betrekking tot Overgewicht
Wmo-monitor
Bijdrage van gemeente: €8.000,- per wijk Collectieve volksgezondheid
2008-2009
Bijdragen aan prevalenties I-III en VI-VIII genoemd in bijlage 4 met betrekking tot Overgewicht
JGZ-monitor GGD en Evean
€ 2.000 Ouderenbeleid/CVTM Geen kosten
2008-2011
24
5.4
Schadelijk Alcohol-&Drugsgebruik
Consumption of alcohol is related to over 60 medical conditions. Alcohol consumption additionally increases the risk of a wide range of social harms, such as crimes and injuries (Rehm et al., 2003
5.4.1 Algemeen Alcohol is het meest gebruikte en meest wijdverbreide genotmiddel in Nederland. Met uitzondering van ongeveer 20%, drinkt iedereen boven de 12 jaar wel eens alcohol. Bij ongeveer 15% van de mannen en 12% van de vrouwen is sprake van overmatig alcoholgebruik. Overmatig14 alcoholgebruik heeft talrijke gevolgen voor de volksgezondheid. Voorbeelden hiervan zijn leveraandoeningen, verschillende vormen van kanker, verkeersongevallen, valincidenten, depressie en verslaving. In verschillende lidstaten van de EU, waaronder Nederland, is sprake van een zorgwekkende toename van alcoholgebruik onder jongeren. De Nederlandse overheid legt vanwege deze trend zelf ook prioriteit bij het verminderen en uitstellen van drinken bij jongeren. Wat betreft interventies gericht op deze doelgroep loopt Nederland achter bij andere West-Europese landen. Zo geldt in ons land een leeftijdsgrens van 16 jaar voor het kopen van zwakalcoholhoudende dranken, terwijl dit in veel West-Europese landen 18 jaar is. In Nederland is (nog) geen sprake van een speciale belasting voor kant-en-klare mixdranken. De risico's van alcoholgebruik op jonge leeftijd zijn talrijk. Overmatig alcoholgebruik is schadelijk voor de ontwikkeling van de hersenen van jongeren. Jongeren die een aantal jaren overmatig alcohol gebruiken, hebben vaak als gevolg daarvan leer- en geheugenproblemen15. Dat is direct van invloed op de schoolprestaties en het uiteindelijk bereikte schoolniveau. De kans op alcoholverslaving voor jongeren die voor hun 13e levensjaar met alcohol zijn begonnen ligt rond 40%. Met alcoholmatiging16 is dan ook veel gezondheidswinst te behalen. 5.4.2 Preventie Algemeen wordt aangenomen dat effectief alcoholmatigingsbeleid17 rust op vier pijlers: 1. 2. 3. 4.
publiek draagvlak regelgeving handhaving vroegsignalering
Voor wat betreft publiek draagvlak gaat het erom dat inwoners niet alleen begrip hebben voor het gevoerde beleid maar er ook naar handelen. Landelijke campagnes (de Bobslogans of de huidige campagne waarin met een bestraffend Uh.Uh..wordt opgetreden tegen het laten drinken van alcohol door kinderen) zijn hierin belangrijke voertuigen waarop meegelift kan worden. Structurele voorlichting in basis en voortgezet onderwijs is echter ook een onderdeel van het verkrijgen en behouden van publiek draagvlak. Ook is het van belang te benadrukken dat ouders/opvoeders de eerst verantwoordelijken zijn, en zonodig hierop worden aangesproken. Op grond van de Drank-en Horecawet en de gemeentewet kan het gemeentebestuur verordeningen vaststellen om het lokale alcoholbeleid vorm te geven. Daarbij ligt de nadruk eigenlijk meer op handhaving van de regelgeving en niet zozeer op het stellen van regels. 14
De richtlijn Goede Voeding uit 2006 spreekt al van overmatig alcoholgebruik bij meer dan 1 glas voor vrouwen en 2 glazen voor mannen, dagelijks. Excessief drankgebruik kent verschillende definities variërend van 1 tot minstens 3 keer per week minimaal 6 glazen alcohol. 15 Invloed van alcohol op de prefrontale cortex van niet volgroeide hersenen - Prof. Dr. G. Smit in Tijdschrift De Hoop Magazine nr.4 2006 16 Alcohol consumption is related to more mortality in young people than it is in any other age group. Research indicates that over 10% of female mortality and 25% of male mortality in those aged 15-29 years is alcohol-related in Western European countries and most EU countries (Anderson&Baumberg 2006) 17 Handleiding Lokaal alcoholgebruik 1992 25
Vanuit de landelijke politiek zijn allerlei regels voorgesteld waarmee lokale overheden maatregelen tegen schadelijk alcohol gebruik kunnen nemen. Zo ligt het in de bedoeling om gemeenten zelf de leeftijdsgrens voor de aanschaf van alcoholhoudende drank te laten bepalen en het bezit van alcoholhoudende drank door jongeren strafbaar te laten stellen. Burgemeesters zouden moeten kunnen optreden tegen supermarkten die alcolholverkoopregels overtreden. Tot op heden blijft dit bij planvorming. Handhaving blijkt een van de meeste effectieve preventiemaatregelen18 die de overheid tot haar beschikking heeft. Jongeren onder 18 mogen alleen licht-alcoholische drank aanschaffen (bier, wijn, premixdranken). Jongeren onder 16 mogen helemaal geen alcoholische drank kopen. Toezichthouder hierop is de Voedsel-&Waren autoriteit (VWA). Momenteel vindt een pilot plaats om te beklijken hoe de handhavende taken het beste verdeeld kunnen worden onder VWA en gemeente. Het vroegtijdig ontdekken van mogelijke alcoholproblemen levert de meeste kans op tijdig herstel en biedt het meeste perspectief op gezondheidswinst. Ook hier kennen we drie vormen van preventie, gericht op groepen met oplopend risico: • •
•
Universele preventie gericht op de algemene bevolking of subgroepen zonder alcoholproblemen (waaronder wet- en regelgeving en (massamediale) voorlichting). Selectieve preventie gericht op risicogroepen, zoals kinderen van ouders met alcoholproblemen, die een vergrote kans lopen op drankproblemen (waaronder peereducatie, voorlichting in uitgaanssetting en websites). Gëindiceerde preventie gericht op mensen met problematisch alcoholgebruik die nog niet de diagnose alcoholmisbruik of -verslaving hebben (waaronder vroegsignalering, gespecialiseerd spreekuur, internet-drinktests).
5.4.3 Lokale Cijfers Alcohol-&Drugsgebruik:
Alcohol De leeftijdsgroep 12 tot 17 jaar Deze groep is onderzocht op drinkgedrag: enerzijds door de Brijderstichting onder bezoekers van de Tienerdisco en door de afdeling Onderzoek en Statistiek van de gemeente in 2005 via een enquête. In de enquête van de gemeente geeft 44% van de ondervraagden aan nooit alcohol te drinken (bij de bezoekers van de Tienerdisco is dat 14,6%, maar de vraag is of onderzochte populaties vergelijkbaar zijn). Onder deze jongeren zijn Breezers (zg. premix drankjes) het meest gewild. De GGD heeft ook excessief drinkgedrag onder jongeren (12-17 en 18-24) in kaart gebracht:
12-17 18-24
Purmerend 7% 14%
Zaanstad 7% 15%
De groep 16 tot en met 25 jaar Onderzoek naar drankgebruik onder Purmerendse jeugd door de Brijderstichting uitgevoerd in 2006 levert het volgende beeld op: Van alle uitgaande jongeren drinkt het overgrote deel alcohol. 50% 20%
drinkt alleen in het weekend drinkt een paar keer per week
18
Uit buitenlands onderzoek is gebleken dat een kleine inspanning op het handhaven van leeftijdsgrenzen al een zeer merkbare invloed heeft op de verkoop van alcohol aan minderjarigen. De handhaving van leeftijdsgrenzen in Nederland is sinds de wetswijziging van 2002 meermaals onderzocht en hierbij bleek een zeer povere naleving in winkels en horeca (Gosselt, 2006; Bieleman et al. 2006). 26
10% 5%
drinkt dagelijks drinkt nooit
Verder is gebleken dat mannen (gemiddeld 18 glazen op een avond) meer drinken dan vrouwen (gemiddeld 10), hoewel vrouwen aan een inhaalslag bezig zijn. Ongeveer 86% van de jongeren drinkt voor het uitgaan, hetgeen hoger is dan het regionaal gemiddelde en opvallend hoog ten opzichte van Amsterdam (30%). Mannen beschouwen 16 glazen als norm voor teveel drinken, vrouwen 12. 80% 62% 22%
is tenminste eenmaal dronken geweest in periode van 4 weken voor ondervraging19 doet aan binge-drinken20 drinkt ook nog na het uitgaan
Uit interviews met sleutelfiguren in het Purmerendse uitgaansleven komt naar voren dat steeds meer mensen drinken en ook in grotere hoeveelheden. Dit beeld wordt bevestigd door de GGD-gezondheidsenquête uit 2005, waarbij niet alleen het drinkgedrag van jongeren in beeld is gebracht. Volwassenen 18-70 jaar: Het excessief alcoholgebruik onder volwassenen is hoog en ten opzichte van 2001 toegenomen. Het percentage probleemdrinkers (1 tot 3 keer per week 6 glazen alcohol of meer) moet volgens de regionaal afgesproken richtlijn onder 17,6% blijven (in 2009).
Drugs Het drugsgebruik is door de Brijderstichting eveneens in kaart gebracht en vergeleken met onderzoek dat in Zaandam21 heeft plaatsgevonden. Wel eens hasj/wiet gebruikt?
Wel eens cocaïne gebruikt?
Wel eens smartproducten gebruikt?
Wel een XTC gebruikt?
Wel eens amfetamine gebruikt?
Wel eens GHB gebruikt?
Ooit
65%
13,1%
12,6%
18,7%
8,0%
5,1%
Afgelopen maand
28,2
8,0
4,0
6,3
4,0
3,4
Vandaag
20,2
4,0
2,3
3,4
2,9
2,9
Vergeleken met Zaandam liggen de percentages voor softdrugs (60%) enigszins hoger. In vergelijking met Amsterdam is het gebruik van softdrugs (72,5%) weer lager, evenals voor cocaïne (26%). Uit de cijfers van de afdeling Onderzoek en Statistiek van de gemeente uit 2005 blijkt onder 12 tot 17 jarigen een veel gematigder beeld: 8% uit deze groep gebruikt wel eens softdrugs. Het percentage harddruggebruikers in deze groep is 1%. 19
Uit Europees onderzoek blijkt dat Nederlandse scholieren tot de top in Europa behoren in termen van hoeveelheid alcohol en aantal glazen, maar daarentegen laag scoren als het gaat om frequentie van dronkenschap. Dat zou kunnen duiden op gewenning aan alcohol: The ESPAD report 2003. 20 minimaal zes glazen alcohol achterelkaar drinken in korte periode 21 Kroegtijgers en Damlopers, onderzoek naar alcohol- en drugsgebruik, veiligheid en mogelijkheden voor preventie in het uitgaansleven van Zaandam, 2006 27
Uit alle beschikbare bronnen blijkt dat hasj en wiet met afstand de populairste drugs zijn, gevolgd door XTC en cocaïne. Er zijn geen gegevens beschikbaar over combinatiegebruik van meerdere soorten drugs. De combinatie van alcohol en hasj of wiet op een dag of avond komt bij 23% van de jongeren voor. Ongeveer 3% combineert XTC met alcohol en 3,4% doet dat met cocaïne. In beide gevallen ligt het Purmerendse gemiddelde hoger dan in Zaandam maar lager dan in Amsterdam. Volgens de bevraagde sleutelfiguren is het gebruik van drugs normaler geworden en meer geaccepteerd22. Met name jongeren boven de 21 zijn naar hun mening meer gaan gebruiken. Drugs zijn makkelijk verkrijgbaar, het dealen gebeurt overal in de openbare ruimte en dealers zijn moeilijk aan te pakken door het gebruik van moderne communicatiemiddelen. De geïnterviewden geven aan dat ouders invloed kunnen hebben op het drank&drugsgebruik van hun kinderen door hun voorbeeldfunctie en door de mate waarin een en ander bespreekbaar is gemaakt binnen de relatie. Uit de GGD-enquete 2005 waarbij het drugsgebruik onder 18 tot 70-jarigen is onderzocht, blijkt onder volwassenen over het algemeen een gematigder beeld te bestaan dan het regionale gemiddelde: De gevolgen van langdurig druggebruik zijn niet gering: het reactieen concentratievermogen en het korte termijn geheugen vermindert. Daardoor worden ook hier school- en werkprestaties en het verkeersgedrag negatief beïnvloed. Het gecombineerd gebruik van cannabis en alcohol levert voor het verkeer een risico op dat vele malen groter is dan bij gescheiden gebruik23. Bij het roken van cannabis komen relatief veel kankerverwekkende stoffen in het lichaam terecht. In het geval van harddrugs laat zich vaak een ander patroon zien: bij met name XTC kunnen zich psychische stoornissen en cognitieve schade voordoen. In hoeverre die schade blijvend is, valt uit wetenschappelijk oogpunt niet met zekerheid te zeggen. 5.4.4 Roken Ten aanzien van roken in het algemeen geldt dat er meer gerookt wordt onder laagopgeleide autochtone mannen en mannen van Turkse afkomst. Met het stijgen der jaren neemt het roken af. De gevaren van roken zijn over het algemeen genoegzaam bekend. In 2005 overleden in totaal bijna 20.000 mensen ten gevolge van roken, wanneer wordt uitgegaan van acht aan roken gerelateerde aandoeningen: Aantal sterfgevallen bij volwassenen (20 jaar en ouder) die toe te wijzen zijn aan roken, uitgaande van acht 'aan roken gerelateerde aandoeningen', in 2006 (Bron: CBS Doodsoorzakenstatistiek, bewerkt door het RIVM).
longkanker COPD coronaire hartziekten beroerte(CVA hartfalen slokdarmkanker strottenhoofdkanker mondholtekanker totaal
mannen 5.711 3.066 2.030 803 439 843 151 343 13.386
vrouwen totaal mannen en vrouwen 2.325 8.036 1.815 4.881 660 2.690 578 1.381 219 658 244 1.087 40 191 99 442 5.980 19.366
In de GGD-regio Zaanstreek Waterland zijn er meer mannen (34,2%) die roken dan vrouwen (25,5%). Dit gemiddelde percentage van 29,8% wijkt niet significant af van landelijk gemiddelde van 29,3%. 22
Uit een Haagse panelstudie naar drugsgebruik in diverse "scenes" komt naar voren dat XTC-gebruik inmiddels ontdaan is van haar nieuwe en spannende karakter en dat cocaïne aan een glorieuze comeback bezig is. Bij hardere en alternatievere Dancefeesten is pilgebruik nog wel populair, variërend van 2 tot 8 (!) pilletjes per nacht Epidemiologisch bulletin - 2007 jaargang 42 nr.4 23 Ramaekers et al. 2004 28
Accijnsverhoging, massamediale campagnes en individuele ondersteuning zijn effectieve interventies om te stoppen met roken. Het preventief aanbod in Nederland is van die omvang en dermate toegankelijk dat in deze nota geen extra aandacht aan roken besteed hoeft te worden. 5.4.5 Bestaande beleidslijnen Horecabeleid Purmerend: Horecaconvenant uit 2006 waarin gemeente, politie en Horecaondernemers verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan waaronder matiging van het alcoholgebruik (zie art 3.3.1 lid b). Het beleidsmatig overleg met de Horeca wordt najaar 2008 hervat, nadat dit enige tijd inactief is geweest Hoofdlijnennotitie Integrale Veiligheid: Het verschil tussen jeugdige en oudere alcoholgebruikers is dat jeugdigen zich meer in de openbare ruimte begeven terwijl ouderen thuis gebruiken. Jeugdoverlast voortkomend uit alcohol- & drugsgerelateerd gedrag is een prioriteit binnen het integraal veiligheidsbeleid. Uitwerking van die prioriteit vindt plaats in nauwe samenwerking met de jeugdregisseur en het team Integrale Veiligheid (TIV) van de gemeente. In de notitie wordt melding gemaakt van een toenemende problematiek die betrekking heeft op jeugd en veiligheid en relatief hoog is in vergelijking tot Zaanstad. Jeugdvisie: In deze notitie wordt ook gesproken over toenemend excessief gebruik van alcohol- en drugs onder jongeren. Net als in de hoofdlijnennotitie Integrale Veiligheid wordt in dit verband aangedrongen op tenminste strikte handhaving van de gestelde grenzen voor verkoop van alcohol en toegang tot cafés en bars. Daarnaast pleit de Jeugdvisie voor uitgebreide voorlichting aan jongeren en hun ouders over de gevolgen van alcoholmisbruik. Die combinatie - strikte handhaving, preventie en voorlichting - moet in een plan van aanpak worden uitgewerkt. 5.4.6 Lokaal aanbod GGD
Leskisten Genotmiddelen voor primair, voortgezet en speciaal onderwijs
Reguliere GGDbegroting
Brijder
-10-12 bezoeken van het Drugsinfoteam - Oudervoorlichting over experimenterende pubers - ouderavonden en spreekuren op VMBO - Theaterproject in Purmerend Noord gericht op preventie - voorlichtingsbijeenkomsten gericht op risicojongeren - structurele deelname in jongerenwerk - voorlichtingsbijeenkomst "Home Party" - Spreekuur preventiemedewerker op risicoscholen
Subsidieovereenkomst met Stichting Brijder
5.4.7 Constateringen Hoofdlijnennotitie Integrale Veiligheid: de toegenomen overlast van jeugd in de openbare ruimte wordt in deze notitie toegeschreven aan manco's in de jeugdketen. De samenwerking tussen politie en jeugdhulpverlening is aan versterking toe. Bij het versterken van die samenwerking speelt de gemeente een rol van betekenis. De gemeente wordt met name aangespoord consequent te handhaven, regelmatig te (laten) controleren en optimale aansluiting van verschillende vergunningen na te streven. Een beleidsvoornemen dat in samenwerking met de Jeugdregisseur zal worden geconcretiseerd is het actief ondersteunen van projecten en maatregelen van partners die zich richten op het terugdringen van overlast 29
in de omgeving van horeca. Met andere woorden: drank-en drugsgebruik door jongeren in het uitgaansleven met alle bijbehorende gezondheidsaspecten wordt vanuit het veiligheidsperspectief aangepakt. Jeugdvisie: Geconstateerd wordt dat de ervaringen met het straathoekwerk in Purmerend positief lijken. Het is een goed middel om een beeld te krijgen van groepen jongeren. Op die manier kan in vroegtijdig stadium corrigerend en verwijzend worden opgetreden in gevallen dat het mis dreigt te gaan. In de Jeugdvisie wordt voorgesteld een plan uit te werken waarmee groepen jongeren in de openbare ruimte in kaart worden gebracht en welke acties op hen van toepassing zijn. In Nederland is het over het algemeen niet goed gesteld met de handhaving van leeftijdsgrenzen bij alcoholconsumptie. Net als elders in het land viert het fenomeen indrinken in Purmerend hoogtij. In de pijler regelgeving bestaat sinds enige tijd het "Keetbeleid", een handreiking aan gemeenten die een einde willen maken aan het onveilig drinken in keten, hokken en schuren maar ook huiskamers. Aan de hand van het Bouwbesluit, het bestemmingsplan en de Drank&HorecaWet worden commerciële keten aangepakt en buurt- of huiskamerketen gefaseerd afgebouwd. Volgens de politie wordt in Purmerend met name in huiskamers ingedronken. Conclusie luidt dat vroegsignalering in combinatie met publiek draagvlak en handhaving bij uitstek de gebieden zijn waarop het gemeentelijk alcoholmatigingsbeleid zich kan profileren. Van interventies die zich richten op de omgeving van drinkende jongeren bestaan hoopgevende effectiviteitcijfers in de literatuur. Daarbij gaat het er met name om te investeren in het netwerk rondom school, het uitgaansleven en het verenigingsleven (sportkantines) zodat preventieve activiteiten op het gebied van alcolhol -&drugsbeleid door een breed veld (horeca, gemeente, welzijnswerk, verslavingszorg, politie e.d) worden gedragen. Uit de conferentie van 28 augustus 2008:
• • • • •
Drinken in huiskamers vindt voornamelijk plaats bij ouders die niet al te moeilijk doen over het drinkgedrag van hun kinderen Gerichte voorlichting noodzakelijk aan met name ouders over de gevolgen van alcoholgebruik onder jongeren; er is een groot kennistekort onder ouders Ouders moeten zich bewuster worden van hun eigen drinkgedrag en dat ook bespreekbaar durven maken om als geloofwaardig voorbeeld te kunnen dienen Controle op leeftijd in supermarkten is niet eenvoudig: vaak is het winkelpersoneel zelf scholier, volwassenen worden ingeschakeld om drank aan te schaffen Gemengde strategie zal het meest effectief zijn: bestaande regels handhaven, gerichte voorlichting aan ouders en kinderen en "normbepalers" binnen jongerengroepen bewerken via straathoekwerk
5.4.8 Ambities In de komende jaren zal de nadruk moeten liggen op met name het tegengaan van excessief alcoholgebruik onder de groep 12 tot 18 jaar, mede ook gezien hun fysieke kwetsbaarheid. De allerjongsten onder hen begeven zich idealiter nog niet in het uitgaanscircuit zodat de betrokkenheid van onderwijs en ouders in de aanpak van dit probleem essentieel is.
30
Actie Gemeente, Politie en Horeca operationaliseren het bestaande convenant op gebied van: - verantwoord schenkgedrag door barpersoneel - uniform standpunt t.o.v. happy hours - alcoholpromillage bij evenementen
Resultaat 12-18 jaar: percentage dat afgelopen maand dronken is geweest reduceren naar 17,4% voor jongens en 11,2 voor meisjes
Indicatoren GGDgezondheidsenquete en onderzoek
Bekostiging Reguliere begroting O&V
Periode 20082009
GGDgezondheidsenquete en onderzoek
€ 800
20082011
18-25 jaar: excessief drinken terugdringen van 62% naar 50% 18-70 jaar: percentage volwassen dat zwaar drinkt is in 2009 onder 17,6 gebleven
Voorlichting en gerichte preventie: Jaarlijkse Guus Smit-lezing of andere wetenschapper voor Oudercommissies en leerlingen
12-18 jaar : excessief drinken van 7%-->3% terugbrengen
Ouderenbeleid/ CVTM
Scholen activeren om meer gebruik te maken van bestaande voorlichtingsaanbod Scholen activeren alcoholvrije feesten te organiseren inclusief blaastest voor en na.
Gemeente in samenwerking met WLZ en huisartsen benadert actief ouders van kinderen die zijn binnengebracht voor comadrinken met aanbod voor voorlichting Jongerenwerk actief beleid laten ontwikkelen op normbepalers binnen groepen van jongeren met betrekking tot alcohol Gemeente faciliteert samenwerking Brijder en supermarkten met betrekking tot alcoholvoorlichting
12-18 jaar : Percentage dat afgelopen maand dronken is geweest reduceren naar 17,4% voor jongens en 11,2 % voor meisjes 12-18 jaar : excessief drinken van 7%-->3% terugbrengen
GGDgezondheidsenquete en onderzoek
Brijdergegevens
12-18 jaar : excessief drinken van 7%-->3% terugbrengen 12-18 jaar : excessief drinken van 7%-->3% terugbrengen
Geen extra kosten
€ 2.000
20082011
Ouderenbeleid/ CVTM
Brijdergegevens
€ 2.400
20082009
Ouderenbeleid/ CVTM
31
5.5
Opvoedingsondersteuning
5.5.1 Algemeen Op grond van de Wet op de jeugdzorg en de Wmo is de gemeente verplicht te zorgen voor een passend aanbod op het gebied van preventieve activiteiten ter ondersteuning van jeugdigen en ouders met problemen bij het opgroeien. Die activiteiten zijn onder te verdelen in vijf functies: 1. informatie en advies 2. signaleren 3. toeleiding naar hulpaanbod 4. licht-pedagogisch hulp 5. coördinatie van zorg op lokaal niveau De preventieve zorg voor Purmerendse kinderen wordt vooral verleend op grond van het jeugdbeleid en prestatieveld 2 van de Wmo. Activiteiten die gericht zijn op het ondervangen van "overlast' door jongeren (jongerenactiviteitenplekken en de inzet van de jeugdregisseur) behoren tot prestatieveld 1. Voorzieningen voor jongeren op het terrein van sport, onderwijs en wonen vallen niet direct onder de Wmo. 5.5.2 Bestaande beleidslijnen Zeer belangrijk is in dit verband de totstandkoming van de Centra voor Jeugd en Gezin. In de CJG's werken diverse instellingen samen: Evean en de GGD voor de JGZ, de zorgteams en het schoolmaatschappelijk werk, Bureau jeugdzorg, MEE voor de ondersteuning van ouders en kinderen met een lichtverstandelijke of lichamelijke beperking en het maatschappelijk werk voor jongeren van 19-23 jaar (SMD). In regionaal verband wordt de coördinatie van zg. multiprobleemgezinnen opgepakt. Het voornaamste doel hiervan is juist bij deze gezinnen goede afstemming van de zorg voor elkaar te krijgen, zodat verder afglijden wordt voorkomen. Door het opstellen met alle betrokken partijen van één gezamenlijk plan en, indien nodig, het aanwijzen van één persoon of instelling met doorzettingsmacht kan effectiever zorg worden verleend. Deze specifieke coördinatievorm is gekoppeld aan het advies- en steunpunt huiselijk geweld en het team bemoeizorg en daarmee aan prestatieveld 7(maatschappelijke opvang en vrouwenopvang) en veld 8 (OGGZ) van de Wmo. Het is in Nederland nog geen algemeen geaccepteerd gegeven dat ondersteuning bij opvoeden normaal is. Vaak wordt opvoeden nog gezien als iets wat tot de normale vaardigheden behoort. In dat kader wordt in de regio Zaanstreek-Waterland de komende jaren gewerkt aan acceptatie van ondersteuning bij opvoeding met de zgn. Triple P -aanpak (Positief, Pedagogisch Programma). 5.5.3 Lokale cijfers Opvoedingsondersteuning Uit de GGD-enquete 2005 onder 18-70 jaar blijkt met betrekking tot opvoeden voor de ouders in Purmerend dat van de 13,6% die problemen heeft met hun kinderen ongeveer 2% aangeeft behoefte te hebben aan opvoedingsondersteuning. Niet alle ouders gaan actief op zoek naar advies of ondersteuning omdat hen niet duidelijk is bij wie zij terecht kunnen. Nietwesterse ouders maken zich vaker zorgen over de opvoeding van hun kinderen maar vragen minder vaak hulp of advies dan westerse ouders. Daarnaast maken vrouwen zich beduidend meer zorgen dan mannen over opvoedingsvraagstukken. Voor een gedetailleerd cijfermatig overzicht wordt verwezen naar bijlage 4. 5.5.4. Constateringen Er wordt vanuit de ambtelijke organisatie opgemerkt dat de overdracht van kindgegevens bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs verbetering behoeft. Bovendien zitten er forse lacunes in de kennis van de sociale kaart bij professionals. Diezelfde professionals hebben behoefte aan supervisie bij de ontwikkeling van methodiek. Over de toedeling van verantwoordelijkheden hierbij (b.v. wie faciliteert?) moeten nog nadere afspraken gemaakt 32
worden. Aan het bereik van de Triple P-methodiek onder met name allochtone ouders wordt getwijfeld. De inventarisatie van het aanbod is een ambitie uit de vorige nota gezondheidsbeleid die is blijven liggen als gevolg van andere prioriteiten binnen de gemeente. In het kader van vastgestelde Jeugdvisie zal deze ambitie alsnog worden waargemaakt. Het aanbod Opvoedingsondersteuning omvat in elk geval de volgende diensten: Evean (regionaal)
Cursus effectief omgaan met kinderen Cursus Opvoeden zo! Opvoedspreekuur Themabijeenkomsten voor peuterspeelzalen
GGD Z/W
Leskisten persoonlijkheid/gedrag, seksuele vorming Opvoedspreekuur Cursus beter omgaan met je puber Video Home Training
GGZ Dijk&Duin
Moeder Peutergroepen Opvoedingsondersteuning voor vluchtelingen Cursus Steuntje in de rug
Er is dringend behoefte aan overzicht van instanties; de versnippering op dit gebied is enorm Er moet alleen ondersteuning geboden worden waar ook werkelijk behoefte aan bestaat Opvoeding kent ook een cultuurbarrière: sommige allochtone ouders kennen schaamte bij het vragen van ondersteuning en vrezen inmenging door instanties; vaak bestaan er ook onrealistische verwachtingen ten aanzien van het ondersteuningsaanbod • Pestgedrag is weliswaar van alle tijden maar verhardt wel; SOVA-trainingen gecombineerd met sport kunnen een oplossing bieden, mits er geen andere stoornissen in het spel zijn; Permanente, intensieve aandacht van scholen is ook hier gewenst • Gewenste alliantie: Welzijnswerk moet nadrukkelijker bij het opvoedingsondersteuningsaanbod 5.5.5.betrokken Ambities worden. • • •
Op grond van hetgeen met betrekking tot de CJG's als ambities is uitgesproken en op basis van wat uit de GGD-cijfers blijkt, kunnen voor de komende jaren de volgende acties worden geformuleerd: Actie Invoering EKD en jeugdmonitor-rapportages Complete inventarisatie ondersteuningsaanbod
Ontwikkelen van CJG's Operationeel worden Verwijsindex
Resultaat Groter inzicht in aard en omvang van de opvoedingsproblematiek Inzicht in het aanbod; sturingsmogelijkheid in de behoefte aan specifieke ondersteuning Betere samenwerking in de zorgketen voor opvoeders en kinderen Sluitend maken van de keten voor met name risicojongeren
Indicatoren Jeugdmonitor Gegevens EKD vanaf 2009 Jeugdmonitor Gegevens EKD vanaf 2009
Gegevens Verwijsindex
33
Concrete uitwerking hiervan vindt onder meer plaats via de al eerder genoemde Jeugdvisie en krijgt dus geen aparte plaats in de nota lokaal gezondheidsbeleid.
5.6
Milieu
5.6.1. Algemeen Op onze gezondheid zijn meerdere factoren van invloed. Naast persoonsgebonden, fysieke factoren valt te denken aan leefstijlfactoren (roken, drank en lichaamsbeweging) maar ook aan omgevingsfactoren zoals het milieu. Hoewel milieu in relatie tot die andere factoren relatief weinig invloed heeft op de gezondheid, zijn sommige ziekten in de totale ziektelast in Nederland toch in bepaalde mate toe te schrijven aan het milieu: - Verergering in ziektebeelden als astma, bronchitis en sommige hart -en vaataandoeningen als gevolg van verslechtering van de luchtkwaliteit - Concentratieverlies en verstoorde slaap als gevolg van geluidhinder zoals blijkt uit het rapport Geluidseffecten door verkeer van het RIVM uit 2005 5.6.2 Bestaande beleidslijnen Nu de overheid een taak heeft in het beschermen van de bevolking in zaken als voedsel, straling, bodemvervuiling en lawaai zal nog in 2008 de nationale aanpak Milieu en Gezondheid van het Kabinet uitkomen, waarin wordt aangegeven wat de speerpunten op dit gebied zijn. Lagere overheden worden geacht in hun beleidsplannen hierop aan te sluiten. Buitenmilieu Dit onderwerp wordt meegenomen in het Milieubeleidsplan dat in het derde kwartaal van 2009 wordt gepresenteerd. Allerlei verschillende onderwerpen komen in dit Milieubeleidsplan aan de orde zoals luchtvervuiling, duurzaamheid en geluidhinder. Het gebruik van de fiets in plaats van de auto wordt in Purmerend gepropageerd met behulp van fietsbeleid. Het fietsbeleid omvat een meerjarenprogramma inclusief jaaractieplan en richt zich voornamelijk op de aanleg van een nieuwe fietsinfrastructuur en de realisatie van nieuwe fietsparkeervoorzieningen. In juni 2007 is het fietsklimaat in Purmerend met behulp van uitgebreide metingen in kaart gebracht Het onderzoek omvat ook elementen als luchtkwaliteit en de gezondheidseffecten van fietsgebruik.
Binnenmilieu Dit onderwerp komt terug via het uniform takenpakket van de GGD met onderwerpen als collectieve preventie, bevorderen van medische milieukundige zorg en technisch hygiënische zorg. In de GGD/ enquete 2005 zijn de volgende onderwerpen met betrekking tot binnenmilieu aan de orde gesteld: schimmel- en vochtplekken, ventileergedrag en roken binnenshuis. 5.6.3 Constatering Opvallend is de prevalentie van personen die minder vaak hinder hebben van stank, waar schimmel- en vochtplekken in huis voorkomen en last hebben van lawaai. Op deze gebieden scoort Purmerend lager dan het regionale gemiddelde. Het ventilatiegedrag van de Purmerendse bevolking als geheel is beduidend beter dan in de regio. Alleen bij het roken in huis wijkt Purmerend in negatieve zin af van het regionale gemiddelde. Milieu zal worden uitgewerkt in de daartoe bedoelde beleidsplannen en niet in de lokale nota gezondheidsbeleid.
34
5.7
Financieel en totaal overzicht van de acties
In onderstaand overzicht zijn de geschatte kosten van de uit te voeren interventies opgenomen, voorzover deze op dit moment te noemen zijn. Acties die reeds bestaan en uit de reguliere OGZ-begroting worden betaald zijn hierin niet opgenomen. Evenmin de interventies die samenhangen met Jeugdbeleid en bekostigd worden uit b.v. de BDU Actie Eerstelijnszorg Samenwerking gemeente-WLZ uitbouwen
Bekostiging 1e jaar
Dekking uit Post:
€ 3.000
Collectieve volksgezondheid
€ 5.000
Collectieve volksgezondheid
€ 8.000
Collectieve volksgezondheid
€3.000
Collectieve volksgezondheid
€ 3.000
Ouderenbeleid/CVTM
€ 2.000
Ouderenbeleid/CVTM
Jaarlijkse Guus Smit-lezing of andere wetenschapper voor Oudercommissies en leerlingen
€ 800
Ouderenbeleid/CVTM
Brijderaanbod t.a.v. : Voorlichting verkooppunten alcohol
€ 2.400
Ouderenbeleid/CVTM
Jongerenwerk actief beleid laten ontwikkelen op normbepalers binnen groepen van jongeren met betrekking tot alcohol
€ 2.000
Ouderenbeleid/CVTM
VETC-functie in Purmerend: onderzoek naar mogelijke taal-en cultuurbarrières in de zorgvraag bij Purmerendse allochtonen Overgewicht/voeding/bewegen Wijkgerichte aanpak: platform van wijkbewoners en professionals organiseren gezondheidsacties op wijkniveau; gemeente beloont initiatieven door subsidies per project beschikbaar te stellen. De rest van de financiering wordt door sponsoring bijeen gebracht. Doorlichten en sturen van het beweeg -en voorlichtingsaanbod voor de doelgroep 0-18 jaar Sportverenigingen passen hun verenigingsstructuur aan om knelpunten voor allochtonen, vrouwen en mensen met een beperking op te heffen. Monitor wijkgerichte aanpak
Schadelijk Alcohol-&Drugsgebruik
Totaal
29.200
35
Totaaloverzicht Nr. E 1
Thema Eerstelijnszorg Doorontwikkelen van het Wmo-loket en bekendheid ervan vergroten
2 3
4
O 5
6
7
8
9
10
11 12 A 13 14 15 16
17
Initiator
Uitvoerende(n)
Gemeente
Gemeente
Vervolg op Visieontwikkeling en betrekken eerstelijnszorg Betrekken tweedelijnszorg bij lokale interventies: samenwerking Gemeente-Waterlandziekenhuis uitbouwen Voorlichting Eigen Taal&Cultuurfunctie voor Purmerend: onderzoek naar mogelijke taal-en cultuurbarrieres in zorgvraag bij Purmerendse allochtonen Overgewicht -Volgen van 100% doorverwijzing van kinderen met Obesitas naar diëtist - Volgen 75% doorverwijzing van kinderen met overgewicht naar diëtist Onderzoek naar uitbreiding Obesitasproject van het Waterlandziekenhuis; gesprek aangaan met WLZ en Zorgverzekeraars Doorlichten en sturen van het beweeg-&voorlichtingsaanbod voor de doelgroep 0-18jaar Sportverenigingen passen hun verenigingsstructuur aan om ondervertegenwoordiging van bepaalde groepen tegen te gaan Promoten van sportregelingen van Bureau M€€r Doen voor mensen met lage SES door Gemeente en verwijzers samen met Spurd Platform van wijkbewoners en professionele instellingen organiseren gezondheidsacties op wijkniveau
Gemeente
Gemeente-HVW
Gemeente
Gemeente
Gemeente-WLZ (andere partners nog nader te bepalen) GGD
Gemeente
GGD-Evean
Gemeente
Gemeente, WLZ, Zorgverzekeraars
Gemeente
GGD, Spurd
Gemeente
Spurd, Sportservice N-H, NISB (nog nader te bepalen)
Gemeente
Gemeente, verwijzers en Spurd
Gemeente
Monitor wijkgerichte aanpak Peuterspeelzalen en scholen stimuleren tot gezond gedrag Alcoholgebruik - verantwoord schenkgedrag door barpersoneel - uniform standpunt t.a.v. happy hours - alcoholpromillage bij evenementen Jaarlijkse Guus Smit-lezing of andere wetenschapper voor Oudercommissies en leerlingen Scholen activeren om meer gebruik te maken van bestaande
Gemeente Gemeente
Bewonersgroepen, Eerstelijnszorg, welzijnsinstellingen (andere partners nog nader te bepalen) Gemeente GGD
Gemeente idem
Partners in Horecaconvenant idem
Idem Gemeente
idem Nog nader te bepalen
Gemeente
Brijder-GGD
36
voorlichtingsaanbod 18
19
20
21
Scholen activeren alcoholvrije feesten te organiseren inclusief blaastest voor en na. Gemeente in samenwerking met WLZ en huisartsen benadert actief ouders van kinderen die zijn binnengebracht voor comadrinken met aanbod voor voorlichting Jongerenwerk actief beleid laten ontwikkelen op normbepalers binnen groepen van jongeren met betrekking tot alcohol Gemeente faciliteert samenwerking Brijder en supermarkten met betrekking tot alcoholvoorlichting
Gemeente
Brijder
Gemeente
Gemeente, Eerste-& Tweedelijnszorg, Brijder
Gemeente
Jongerenwerk
Gemeente
BrijderSupermarkten
37
Literatuurlijst Alphen van, T., Boot, J.M., Zoest van, F. (2006). Publieke Gezondheid Agenda 2007-2011. Abcoude: Stichting Public Health Forum. Comajta, M., Peppelenbos, M., Walg, C. Preventie voor zorg! Wat de GGD doet en kan doen in het kader van de Wmo. Zaandam: GGD Zaanstreek-Waterland, 2006. Hamar de la Brethonière, R., Brinkman, N. Lokaal gezondheidsbeleid en Wmo in samenhang. Den Haag, SGBO/Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), 2007. Hollander de, A.E.M., Hoeymans, N., Melse, J.M., Oers van, J.A.M., Polder, J.J. (2006). Zorgen voor gezondheid. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Inspectie voor de Gezondheidszorg (2005). Staat van de gezondheidszorg 2005. Openbare gezondheidszorg: hoe houden we het volk gezond? Den Haag: Inspectie voor de Gezondheidszorg. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Kiezen voor gezond leven 2007-2010. Den Haag, 2006. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Gezond zijn, gezond blijven. Een visie op gezondheid en preventie. Den Haag, 2007. Mulder, M; Plevier, C. Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005. Zaandam: GGD Zaanstreek-Waterland, 2006. Nijboer, C., Pieterse M. (2001). Facetbeleid als strategie voor gezondheidsbevordering. Factsheet NIGZ/CRIM. STIVORO. Handleiding tabakspreventie in de nota lokaal gezondheidsbeleid. Den Haag, 2007. Trimbos Instituut. Alcoholgebruik en jongeren onder de 16 jaar. Schadelijke effecten en effectiviteit van alcoholinterventies. Utrecht, 2006. Trimbos Instituut. Handleiding preventie van depressie in lokaal gezondheidsbeleid. Utrecht, 2007. Voedingscentrum. Handleiding preventie van overgewicht in lokaal gezondheidsbeleid. Den Haag, 2007. Voedsel en Warenautoriteit. Handleiding lokaal alcoholbeleid. Een integrale benadering. Den Haag, 2007. Walg, C. Relatie tussen de Wcpv en de Wmo. Kansen voor de openbare gezondheidszorg! Deventer: GGD Gelre-IJssel, 2006.
38
6.
Evaluatie van beleid en activiteiten
Met deze nota gezondheidsbeleid leggen de gemeenten hun prioriteiten in het kader van de openbare gezondheidszorg voor de komende vier jaar vast. Om te bepalen of de doelen worden behaald en of de voorgenomen activiteiten worden uitgevoerd is het belangrijk om het gezondheidsbeleid systematisch te evalueren. De gemeenten zijn voornemens om halverwege de notaperiode (begin 2010) een tussenevaluatie uit te voeren. Dan zal worden bekeken welke van de voorgenomen activiteiten tot dan toe zijn uitgevoerd en op welke punten nog extra moet worden ingezet. Eind 2011 volgt een eindevaluatie om de balans op te maken voor de volgende nota gezondheidsbeleid.
39
BIJLAGE 1: Openbare Gezondheidszorg De OGZ is vooral gericht op collectieve preventie: de bescherming, bevordering en bewaking van de volksgezondheid en acute hulpverlening aan de bevolking als geheel. Het gaat daarbij om de zorg voor de gezondheid van de samenleving, waarbij extra aandacht is voor groepen met een specifiek gezondheidsrisico en voor personen die kwetsbaar zijn. Deze zorg vult daarmee de reguliere, individugerichte zorg aan, die zich vooral richt op behandeling ter genezing (cure) en verzorging (care) van personen op het moment dat hun gezondheid al is geschaad. Onder de OGZ vallen ook de activiteiten die te maken hebben met overheidsverantwoordelijkheid voor beschikbaarheid en toegankelijkheid van zorg en het acuut optreden bij (dreigende) ongevallen en rampen. De OGZ en gezondheidsbeleid zijn een zaak van veel verschillende partijen, zoals gemeenten, de GGD, verschillende zorg- en welzijnsinstellingen en vertegenwoordigers van cliënten. De gemeenten hebben de regie. Ze hebben op grond van de Wcpv een groot aantal taken en zijn verplicht om een GGD op te richten en in stand te houden, die werkt op de vele terreinen die in deze wet beschreven staan.
40
BIJLAGE 2: Wcpv en Wmo Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) In het kader van de Wcpv zijn veel taken en verantwoordelijkheden op het gebied van de collectieve preventie van het Rijk naar de gemeentelijke overheden overgeheveld. De Wcpv onderscheidt drie hoofdtaken: collectieve preventie (een bevorderingstaak), infectieziektebestrijding (een uitvoeringstaak) en jeugdgezondheidszorg (bevorderings- en uitvoeringstaken). In onderstaand schema worden de Wcpv-taken schematisch weergegeven: Taken gemeenten Collectieve preventie • verwerven van inzicht in de lokale gezondheidssituatie van de bevolking; • onderlinge afstemming tussen collectieve preventie en curatieve zorg; • bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen; • gezondheidsbevordering; • bevolkingsonderzoeken; • bevorderen van medisch milieukundige zorg; • bevorderen van technische hygiënezorg. NB: tot 1 januari 2007 stond ook het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg in deze rij. Vanaf deze datum is deze taak echter bij de Wmo ondergebracht.
Infectieziektebestrijding • algemene infectiebestrijding; • bestrijding van seksueel overdraagbare aandoeningen, zoals aids, chlamydia etc.; • tuberculosebestrijding; • bron- en contactopsporing bij vermoeden van epidemieën van infectieziekten; • outbreakmanagement; • beantwoorden van vragen uit de bevolking; • geven van voorlichting en begeleiding.
Jeugdgezondheidszorg • verwerven van inzicht in de ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende- en bedreigende factoren; • ramen van de behoefte aan zorg; • vroegtijdige opsporing en preventie van een aantal specifieke stoornissen en het aanbieden van vaccinaties voortkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma; • geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding; • formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen; • Maatwerk jeugdgezondheidszorg (zoals opvoedingsondersteuning en logopedie).
Veel van deze preventieve taken worden al structureel uitgevoerd, hetzij door GGD Zaanstreek-Waterland hetzij door andere partijen als de thuiszorg, verslavingzorg en welzijnsinstellingen. Er ligt momenteel een wetsvoorstel om de Wcpv te vervangen door de Wet publieke gezondheid (Wpg). Het wetsvoorstel bevat twee inhoudelijke wijzigingen: de infectieziektebestrijding en de introductie van een verplichting voor gemeenten om in de jeugdgezondheidszorg het Elektronisch Kinddossier (EKD) te gebruiken. Wanneer de Wpg officieel wordt ingevoerd is nog niet bekend. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) maakt gemeenten sinds 1 januari 2007 verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning en participatie van alle burgers. Deze wet beoogt dat alle burgers op een volwaardige manier aan de samenleving kunnen deelnemen; kwetsbare groepen (bijvoorbeeld ouderen en mensen met een beperking) mogen daarbij zo min mogelijk drempels ervaren. In de doelstellingen van de Wmo neemt de realisatie en versterking van een zogenaamde ‘civil society’ een belangrijke plaats in, dat wil zeggen de zorg en ondersteuning die burgers in hun eigen omgeving organiseren. De Wmo omschrijft 'maatschappelijke ondersteuning' in negen prestatievelden:
41
1. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten; 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden; 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem; 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer; 7. Maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en aanpak huiselijk geweld; 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid. Relatie Wcpv-Wmo De Wcpv en de Wmo hangen nauw met elkaar samen en vertonen op verschillende terreinen zelfs overlap. Beide wetten kunnen worden gezien als twee onlosmakelijk met elkaar verbonden pijlers. Overstijgend doel is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers (zie figuur 1). Veel onderzoeken laten zien dat mensen die openstaan voor actieve deelname aan en betrokkenheid bij de maatschappij zich gezonder voelen. Andersom maakt een goede gezondheid deelname aan het maatschappelijke leven mogelijk.
Kwaliteit van leven Gezondheid
Deelname maatschappij
Wcpv
Wmo Figuur 1: Relatie Wcpv-Wmo
De raakvlakken en overlap tussen de Wmo en de Wcpv liggen met name op het preventieve vlak. De Wcpv heeft vooral tot doel de gezondheid van (nog) gezonde burgers te bevorderen en te beschermen. De Wmo is vooral bedoeld om burgers met een fysieke, sociale of psychische beperking te laten deelnemen aan de maatschappij. Bijlage 8 laat de relatie tussen beide wetten ook nog eens schematisch zien.
42
BIJLAGE 3: Maatschappelijke tendensen en ontwikkelingen Het kader voor gezondheidsbeleid wordt, naast verschillende wetten, ook gevormd door allerlei maatschappelijke tendensen en ontwikkelingen. De belangrijkste worden hieronder weergegeven. - Demografische ontwikkelingen. De Nederlandse bevolking stijgt minder snel dan een aantal jaren geleden en de bevolkingssamenstelling verandert. Het aantal ouderen neemt toe (vergrijzing), evenals het aantal allochtonen. Ook is er sprake van meer éénoudergezinnen en stijgt het aantal alleenstaanden nog steeds (cijfers CBS). - De zorg ‘vermaatschappelijkt’. Hiermee wordt gestimuleerd dat ouderen en mensen met een beperking steeds meer een volwaardige plaats innemen in de maatschappij, door zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen of opnieuw zelfstandig te gaan wonen. De vermaatschappelijking hangt nauw samen met de tendens tot extramuralisering: de afbouw en ombouw van grootschalige zorgvoorzieningen naar hulp- en zorgverlening aan huishoudens en personen in de thuissituatie. Wanneer dat niet mogelijk blijkt, wordt ernaar gestreefd dat mensen terechtkunnen in kleinschalige woonvoorzieningen in de wijk. - Beleidsprogramma Kabinet Balkenende IV 2007-2011 ‘Samen werken samen leven’. Veel van de hierin genoemde voornemens raken (in)direct aan het terrein van de openbare gezondheidszorg. Er is onder andere aandacht voor een duurzame ruimtelijke inrichting, een veilige woon- en leefomgeving, opgroeien met betrokkenheid en kansen (met daarbinnen speciale aandacht voor opvoedingsondersteuning en het bestrijden van kindermishandeling), het bevorderen van de participatie van burgers in de samenleving, ondersteuning van minimuminkomens en toegankelijke en betaalbare zorg. - Jeugd en Gezin staan centraal in het beleid van het nieuwe kabinet Balkenende IV. Er wordt stevig ingezet op de ontwikkeling van zogenaamde Centra voor Jeugd en Gezin, waarbinnen gemeenten al hun taken op het gebied van jeugd samenbrengen. Het Centrum is een laagdrempelige voorziening waar ouders en jeugdigen terecht kunnen voor alle vragen en problemen over opgroeien en opvoeden. Uiterlijk 1 januari 2009 moet het Elektronisch Kind Dossier (EKD) zijn ingevoerd. Het EKD wordt gekoppeld aan een zogenaamde ‘Verwijsindex risicojongeren’. Hierdoor wordt de monitoring van kinderen en het uitwisselen van informatie tussen instellingen makkelijker en worden de mogelijkheden voor het signaleren van risicogezinnen vergroot. De verbinding tussen de jeugdgezondheidszorg en de zorgadviesteams rondom scholen wordt in toenemende mate gestimuleerd. - Evaluatie integratie Jeugdgezondheidszorg. In 2006 is de integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar landelijk geëvalueerd. In het evaluatierapport worden enkele aanbevelingen gegeven die in overweging kunnen worden genomen bij de verdere vormgeving van de integrale jeugdgezondheidszorg. De belangrijkste aanbevelingen zijn het nauwkeuriger formuleren van het uniforme deel van het basistakenpakket en het zo snel mogelijk komen tot één uitvoeringsorganisatie voor de 0- tot 19-jarigenzorg. Een regionale evaluatie van de integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar vindt eind 2007 plaats. - Ontwikkelingen Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). Het Ministerie van VWS wil dat gemeenten met het zogenaamde ‘Stedelijk Kompas’ in toenemende mate sluitende trajecten organiseren voor kwetsbare inwoners, waaronder mensen die dak- of thuisloos (dreigen te) worden. Ook is het bedoeld om overlast en criminaliteit te verminderen. De centrumgemeenten (Purmerend en Zaanstad) hebben de regie ten opzichte van effectieve signalering en toeleiding tot opvang en zorg. - Modernisering van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz). Om de (stijgende) kosten te beheersen en de collectieve verzekering voor noodzakelijke zorg te kunnen blijven garanderen wordt de Awbz aangepast. De Awbz is alleen nog van toepassing op langdurige en zwaardere zorg (onverzekerbare zorg). De lichtere
43
-
-
zorg is uit de Awbz verdwenen en in de Wmo en de Zorgverzekeringswet (2006) ondergebracht. Toenemende kwaliteitseisen. Er worden in toenemende mate eisen gesteld aan de uitvoering van de Wcpv. De Inspectie voor de Gezondheidszorg toetst in toenemende mate de prestaties, bijvoorbeeld aan de hand van indicatoren. De gemeenten worden erop afgerekend wanneer zij niet aan de gestelde normen voldoen. Visie Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG): preventie effectiever door versterking eerstelijnszorg. Volgens de KNMG is het huidige preventiebeleid te weinig effectief en te vrijblijvend. Dat schrijft zij in haar rapport ‘Volksgezondheid en Preventie’ (juni 2007). Effectieve preventie kan in belangrijke mate bijdragen aan langer gezond leven, langer gezond werken en langer volwaardig deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. KNMG wil een betere kwaliteit van leven door een scherper preventiebeleid en vindt het van belang dat het door de overheid gevoerde preventiebeleid met meer kracht wordt voortgezet. KNMG doet voorstellen voor een betere samenwerking in de zorgketen en vindt dat een versterkte eerstelijnszorg hierin het voortouw moet nemen. Een sterke lokale ondersteuningsstructuur daarbij acht de KNMG noodzakelijk. Om een beter preventiebeleid te realiseren wordt hiertoe met relevantie partijen in de zorgketen overlegd.
44
BIJLAGE 4: Huidige gezondheidssituatie – gemeente Purmerend Hierna wordt specifiek ingegaan op de gezondheidssituatie van de inwoners van Purmerend. Over jongeren komt aan bod: het in 2004 gepubliceerde onderzoek van de gemeente onder ouders van jonge kinderen (1-11 jarigen) en de, in 2005, gepubliceerde resultaten van de Jongerenenquête 12 t/m 24 jarigen. Om een beeld van de volwassen bevolking te schetsen vergelijken we de cijfers uit de Gezondheidsenquête 2005, specifiek voor Purmerend, met de cijfers uit de regio. Ook wordt kort ingegaan op enkele resultaten van de Regionale Omnibusenquête.
Jonge kinderen In 2004 is door de gemeente Purmerend een uitgebreid onderzoek gehouden naar de leefsituatie van jonge kinderen (via de ouders). De resultaten zijn uitgewerkt in het rapport ‘Leefsituatie 1-11 jarigen’ (2004). Deze paragraaf bespreekt de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek. Gezondheid Fysiek. Het gaat goed met de fysieke gezondheid van de Purmerendse kinderen tot 12 jaar. Slechts 2% van de ouders beoordeelt de gezondheid als ‘matig’. Niemand oordeelt ‘slecht’. Minder dan 1% van de kinderen wordt door een fysieke aandoening sterk in de activiteiten belemmerd. De door de ouders gerapporteerde gezondheid hangt positief samen met het gezinsinkomen en frequent ontbijten. Het hangt negatief samen met leeftijd en niet-westerse afkomst. Sociaal-emotioneel. Ook het sociaal-emotionele welzijn van de kinderen tot 12 jaar is goed. Slechts 2% van de ouders is het oneens met de stelling dat hun kind een gelukkig persoon is. Het door de ouders gerapporteerde geluk hangt positief samen met het gezinsinkomen en opgroeien in een tweeoudergezin. Het hangt negatief samen met leeftijd en niet-westerse afkomst. Tand- en huisarts. Het merendeel van de kinderen heeft een huisarts (99%). 42% bezocht die huisarts de afgelopen drie maanden. Vanaf 6 jaar hebben en bezoeken vrijwel alle kinderen ook een tandarts (98%). Opvoeding Oordeel. Het opvoeden blijkt voor veel ouders niet moeilijk. 31% vindt opvoeden (zeer) makkelijk. 62% vindt het niet makkelijk en niet moeilijk. 8% vindt het moeilijk of heel moeilijk. Zorgen. Bij tweederde van de ouders brengt het hebben van kinderen zorgen met zich mee. Meestal betreft het zorgen omtrent de opvoeding in het algemeen en gedragsproblemen. Hierover maakt respectievelijk 34 en 33% zich een beetje of erge zorgen. Hulp zoeken. 52% van de ouders die zich zorgen maakt zoekt hulp. De hulp die zij krijgen komt voornamelijk van naasten: de partner (41%), familie (40%) en vrienden en kennissen (35%). Daarnaast was de hulp vooral afkomstig van de basisschool (37%) en de huisarts of specialist (29%). Redenen om geen hulp te zoeken. Niet iedereen met zorgen zoekt hulp. In de meeste gevallen is dat omdat men daar geen behoefte aan heeft (71%). In slechts beperkte gevallen is dat omdat men niet weet tot wie men zich moet wenden (3%), omdat men het moeilijk vindt om hulp te vragen (2%), omdat men denkt dat het te duur is (1%) of omdat men slechte ervaringen met hulpverleners heeft (1%). Hulpaanbod. 6% van alle ouders geeft aan dat zij in Purmerend ondersteuning op het gebied van opvoeding missen.
45
Westers / niet-westers. Niet-westerse ouders maken zich vaker zorgen, maar vragen minder vaak om hulp of advies. Dit komt mede omdat zij minder goed weten tot wie zij zich moeten richten dan westerse ouders (5% tegen 1%). Basisscholen Beoordeling basisschool. Ouders zijn over het algemeen positief over de basisscholen. 11% is niet zo tevreden of ontevreden. Het oordeel hangt onder meer samen met het plezier dat het kind op school heeft en de mate waarin de school de ouders bijstaat in de zorgen om hun kind en voldoende informatie verstrekt. Van de basisschoolleerlingen vindt 86% het altijd of meestal leuk op school; 13% soms wel/soms niet en 1% vindt het meestal niet of nooit leuk. Informatie. Eén op de vijf ouders heeft behoefte aan meer informatie van school over hun kind. Met eventuele zorgen over hun kind kan 66% goed bij de school terecht; 19% niet altijd en 2% niet. 12% gaf aan geen ondersteuning nodig te hebben. De behoefte aan informatie is onder ouders van niet-westerse kinderen groter dan onder westerse ouders. Relaties. Bijna alle kinderen hebben op school vriendjes en vriendinnetjes; 3% heeft dat niet, de helft hiervan zou dat wel graag willen. Pesten. Volgens de ouders wordt 30% van de kinderen op school wel eens gepest, waarvan 2% vaak. Oudere kinderen hebben hier meer mee te maken dan jongere. Het aandeel kinderen dat ‘soms’ of ‘vaak’ gepest wordt is onder westerse en niet-westerse kinderen gelijk, alleen hebben niet-westerse kinderen daar meer ‘vaak’ last van. Ouders waarvan hun kinderen gepest worden vinden doorgaans dat de school onvoldoende doet om het pesten tegen te gaan. Vrije tijd Activiteiten. In hun vrije tijd spelen kinderen het liefst met vrienden en vriendinnen. Daarnaast is de televisie een geliefd tijdverdrijf. Van de kinderen sport 60% minstens een keer per week en is de helft lid van een vereniging, club of iets dergelijks, met name op sportgebied. De activiteiten wisselen per leeftijdscategorie. Sporten en lidmaatschap neemt toe met de leeftijd. Internet. Bij vier op de vijf kinderen staat thuis een computer met toegang tot internet.
Jongeren Purmerend hield in 2005 een jongerenenquête onder jongeren van 12 t/m 24 jaar. De reden van het onderzoek was het volgen van ontwikkelingen en het weergeven van de stand van zaken op de gebieden onderwijs, arbeid, vrije tijd, jeugd(gezondheids)zorg, wonen, veiligheid en criminaliteit. Waar mogelijk is een vergelijking gemaakt met de situatie in 1999 en is er gekeken of er verschillen zijn naar leeftijd, geslacht, herkomst en opleidingsniveau. Samenvatting onderzoek Zoals ook al in 1999 bleek gaat het met de gezondheid van de meeste jongeren goed, zowel lichamelijk als geestelijk. Jongeren drinken en roken niet overmatig, zijn niet crimineel, hebben een voldoende opleiding om kans te maken op de arbeidsmarkt en zijn actief in hun vrije tijd. Toch is er een groep die het in verschillende opzichten moeilijker heeft. Verveling iets toegenomen Eén op de tien jongeren verveelt zich vaak. Dit is ten opzichte van 1999 toegenomen. De computer heeft bij de activiteiten binnenshuis een nog grotere plaats ingenomen ten koste van knutselen/hobby. Winkelen, sport en wandelen/fietsen zijn voor de hele groep jongeren belangrijke activiteiten buitenshuis. Bij de jongste groep is daarnaast ‘op straat rondhangen’
46
een belangrijke activiteit, bij de oudere groep het uitgaan. Allochtone jongeren vervelen zich vaker dan autochtone jongeren, maar hun participatie buitenshuis is niet sterk afwijkend. Op veel gebieden participeren zij iets meer dan gemiddeld, maar sportbeoefening en cafébezoek zijn iets minder. Het sporten neemt af met de leeftijd. Dit geldt nog sterker voor het sporten in verenigingsverband. De vereniging wordt bij de oudere groep jongeren ingeruild voor de sportschool. 27% van de jongeren haalt de, voor 12 t/m 17 jarigen, norm van iedere dag minstens een uur bewegen. Eén op de vijf heeft probleem dat hen dag en nacht bezig houdt Ruim 90% van de jongeren ervaart de eigen gezondheid als goed of zeer goed. Overgewicht komt bij 13% van de jongeren voor. Overgewicht komt bij jongeren van 12 t/m 17 jaar vaker voor bij allochtone jongeren en jongeren met een laag opleidingsniveau. Psychische problematiek komt bij 14% van de 12 t/m 17 jarigen en bij 19% van de 18 t/m 24 jarigen voor. Van alle 12 t/m 24 jarigen geeft 20% aan dat zij een probleem hebben dat hen dag en nacht bezig houdt. Zij piekeren vooral over school, verkering of relaties, zichzelf, uiterlijk, keuzes die ze moeten maken en gezondheid. In verhouding gaat dit piekeren vaker samen met een slechte gezondheid, roken, drugs, een mindere relatie thuis en op school en meer verveling. Voor hulp bij problemen gaan jongeren vooral naar familie, driekwart van de jongeren gaat naar hun ouders. De hulpverlening, voornamelijk de huisarts, speelt bij 8% een rol. Aantal dagelijkse rokers gedaald Het percentage rokers dat dagelijks rookt is sinds 1999 duidelijk gedaald: van 12 naar 7% onder de 12 t/m 17 jarigen en van 34 naar 28% onder de 18 t/m 24 jarigen. Het alcoholgebruik is daarentegen licht toegenomen. 7% van de 12 t/m 17 jarigen en 14% van de 18 t/m 24 jarigen drinkt overmatig. Over het geheel genomen roken en drinken jongens meer dan meisjes en autochtonen meer dan allochtonen. Het gebruik van softdrugs onder 12 t/m 17 jarigen is gelijk gebleven vergeleken met 1999, maar onder de 18 t/m 24 jarigen is het aantal gebruikers van hasj en wiet gestegen. Ongeveer 3% van de 12 t/m 17 jarigen en 10% van de 18 t/m 24 jarigen gebruikt vaak softdrugs. Harddrugs worden door 1% van de 12 t/m 17 jarigen en 4% van de 18 t/m 24 jarigen gebruikt. Eén op de tien jongeren van 12 t/m 17 jaar en 17% van de 18 t/m 24 jarigen gokt wel eens op speelautomaten. Slechts één procent van alle jongeren heeft wel eens hulp gezocht om van het roken, drinken, gokken en drugsgebruiken af te komen. Veiligheid Van de jongeren voelt 40% zich ’s avonds vaak of soms onveilig. Dit speelt vooral in de eigen buurt en in het uitgaanscentrum.
Volwassenen De gezondheidssituatie van de volwassen bevolking van de gemeente Purmerend ten opzichte van heel Zaanstreek-Waterland is weergegeven. Hiervoor zijn de resultaten van de Gezondheidsenquête 2005 van GGD Zaanstreek-Waterland gebruikt. De conclusies worden hieronder per onderwerp weergegeven. Gezondheid De gemeente Purmerend wijkt op een aantal onderwerpen negatief af van de regio. Het percentage personen dat hun gezondheid als matig tot slecht ervaart is hoger. Meer mensen hebben in het afgelopen jaar een psychische aandoening gehad (vastgesteld door een arts). Matige of ernstige eenzaamheid komt in Purmerend vaker voor en de prevalentie van personen die geen goede vrienden hebben is hoger. De inwoners van Purmerend voelen zich vaker onveilig, zowel overdag als ’s nachts. De significante verschillen op een rij: - Vrouwen in de gemeente Purmerend zijn psychisch significant ongezonder dan de rest van de vrouwen in de regio;
47
-
Mannen in Purmerend hebben significant minder contact met de buren dan de mannen in de regio; Vrouwen hebben significant meer problemen met hun kinderen. Dit geldt ook voor de bevolking van Purmerend als geheel.
Prevalentie van personen die het aflopen jaar en psychische aandoening hebben gehad (vastgesteld door een arts) Regio Purmerend Man 3,8 4,8 7,6 Vrouw 5,3 Totaal 4,6 6,2
Man Vrouw Totaal
Prevalentie van personen met een hoog risico op angststoornis of depressie Regio Purmerend 3,2 4,1 8,4 6,1 5,1 5,9
Man Vrouw Totaal
Prevalentie van personen die psychisch ongezond zijn Regio Purmerend 13,9 12,3 27,3 18,2 16,1 19,9
Man Vrouw Totaal
Prevalentie van personen die matig of ernstig eenzaam zijn Regio Purmerend 38,4 39,1 42,3 37,7 38,1 40,8
Man Vrouw Totaal
Prevalentie van personen die niet regelmatig contact met de buren hebben Regio Purmerend 47,4 32,4 25,8 25,5 29,1 36,3
Man Vrouw Totaal
Prevalentie van personen die problemen met hun kinderen hebben Regio Purmerend 16,8 19,6 17,7 10,4 13,6 18,6
Oordeel over moeilijkheidsgraad van opvoeden Purmerend Zeer makkelijk 31% 62% Niet moeilijk, niet makkelijk Moeilijk tot zeer moeilijk 7%
48
Leefstijl De prevalentie van personen die in Purmerend ooit harddrugs hebben gebruikt is lager dan in de regio. Ook het percentage mensen dat wel eens gokt is lager. Het percentage personen dat onvoldoende groente consumeert is hoger. Significant afwijkend zijn: - In de gemeente Purmerend is het percentage mensen met matig tot ernstig overgewicht significant hoger dan in de regio; - De prevalentie van vrouwen die in Purmerend onvoldoende bewegen is significant hoger dan in de regio (volgens de landelijke norm gezond bewegen). Dit geldt ook voor de volwassen bevolking van Purmerend als geheel; - Ook bij de soepele norm voor bewegen (op minder dan 6 dagen voldoende bewegen) is de prevalentie van personen die onvoldoende bewegen significant hoger (zowel bij mannen, vrouwen als totaal); - De prevalentie van vrouwen die onvoldoende ontbijten is significant hoger dan in Zaanstreek-Waterland; - De prevalentie van vrouwen die onvoldoende fruit consumeren is ook significant hoger. Prevalentie van personen die matig of ernstig overgewicht hebben Regio Purmerend Man 55,8 64,6 Vrouw 41,2 45,6 Totaal 48,5 54,9
I
Prevalentie van personen die ernstig overgewicht hebben II Regio Purmerend Man 11,2 12,4 Vrouw 12,4 13,7 Totaal 11,8 13,1 Prevalentie van personen die onvoldoende bewegen (volgens de norm gezond bewegen) III Regio Purmerend Man 78,2 84,2 Vrouw 71,3 79,5 Totaal 74,7 81,8 Prevalentie van personen die onvoldoende bewegen (soepele norm: op minder dan 6 dagen voldoende bewegen) IV Regio Purmerend Man 66,5 79,1 Vrouw 60,1 69,3 Totaal 63,3 74,1 Prevalentie van personen die sporten in georganiseerd verband V Regio Purmerend Man 35,5 37,9 Vrouw 34,1 31,2 Totaal 34,8 34,5
49
Prevalentie van personen die onvoldoende ontbijten VI Regio Purmerend Man 24,0 23,3 Vrouw 16,1 22,4 Totaal 20,1 22,8 Prevalentie van personen die onvoldoende groente consumeren VII Regio Purmerend Man 71,5 73,1 Vrouw 72,4 78,1 Totaal 71,9 75,7 Prevalentie van personen die onvoldoende fruit consumeren VIII Regio Purmerend Man 80,1 80,0 Vrouw 62,1 71,1 Totaal 71,1 75,4 Prevalentie van personen die ooit cannabis hebben gebruikt Regio Purmerend 26,8 24,9
Man Vrouw
19,5
20,7
Totaal
23,1
22,8
Prevalentie van personen die ooit harddrugs hebben gebruikt Regio Purmerend 9,4 6,1
Man Vrouw Totaal
6,2 7,8
4,6 5,4
Prevalentie van personen die de afgelopen maand cannabis hebben gebruikt Regio Purmerend Man Vrouw
5,5 2,2
4,0 4,1
Totaal
3,8
4,0
Prevalentie van personen die de afgelopen maand harddrugs hebben gebruikt Regio Purmerend 0,7 Man 1,4 Vrouw
1,6
1,1
Totaal
1,5
0,9
50
Milieu De prevalentie van personen die vaak hinder hebben van stank is in Purmerend lager dan in de regio. Ook het percentage personen met schimmel- en vochtplekken in huis is lager. Het percentage personen waarbij in huis wordt gerookt is hoger. Significant afwijkend zijn: - Mannen hebben in Purmerend significant minder hinder van lawaai dan de mannen in de rest van de regio. Dit geldt ook voor de totale volwassen bevolking in Purmerend; - Het ventilatiegedrag van de bevolking in Purmerend is vaak beter dan in de rest van Zaanstreek-Waterland. Het percentage personen dat de woonkamer niet continu ventileert is significant lager. Dit geldt ook voor het percentage personen dat de keuken niet continu ventileert. De prevalentie van mannen die de slaapkamer en de badkamer niet continu ventileren is lager dan in de rest van de regio. Dit geldt ook voor de volwassen bevolking van Purmerend als geheel. - Het percentage mannen dat van mening is dat de bodem in de omgeving vervuild is, is in Purmerend significant lager dan in de rest van de regio. Dit geldt ook voor de volwassen bevolking van Purmerend als geheel. Zorg De prevalentie van personen die ontevreden zijn over de telefonische bereikbaarheid van de huisarts is in Purmerend hoger dan in de rest van de regio. Prevalentie van personen die ontevreden zijn over telefonische bereikbaarheid van de huisarts Regio Purmerend 18,1 Man 14,4 Vrouw 14,5 15,4 Totaal 14,4 16,7 Prevalentie van personen die ontevreden zijn over het bezoeken van de huisarts Regio Purmerend 3,6 Man 1,7 Vrouw 1,2 0 Totaal 1,4 1,7 Prevalentie van personen die ontevreden zijn over het bezoeken van de tandarts Regio Purmerend 7,3 Man 3,0 Vrouw 1,2 1,9 4,5 Totaal 2,1 Prevalentie van personen die ontevreden zijn over telefonische bereikbaarheid van de tandarts Regio Purmerend 8,8 Man 4,4 Vrouw 4,0 3,1 5,9 Totaal 4,2 Significant hoger zijn: - De prevalentie van mannen die ontevreden zijn over het bezoeken van de tandarts. Dit geldt ook voor de bevolking van Zaanstreek-Waterland als geheel; - De prevalentie van mannen die ontevreden zijn over de telefonische bereikbaarheid van de tandarts. 51
Bijlage 5: Uitvoering van Wcpv-taken, onder andere door GGD Zaanstreek-Waterland Het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking (epidemiologie) Na de Gezondheidsenquête 2005 geeft de GGD in de komende vier jaar verder invulling aan de monitorfunctie voor alle leeftijdscategorieën (0-100 jaar). Dit gebeurt aan de hand van landelijk ontwikkelde standaarden. Sinds 2007 vindt de Jeugdmonitor 0-12 jaar plaats. Elk jaar wordt een onderzoek onder een specifieke doelgroep uitgevoerd. Het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen De GGD informeert de gemeenten over ontwikkelingen op het gebied van de volksgezondheid op landelijk en op regionaal niveau. Ook adviseert de GGD de gemeenten bij het opzetten en uitvoeren van het gezondheidsbeleid en de openbare gezondheidszorg. Het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en opvoeding De preventieprogramma’s van de GGD richten zich veelal op specifieke doelgroepen en thema’s. Er is zowel aandacht voor volwassenen als voor de jeugd. Gezien de regionale epidemiologische gegevens uit de Gezondheidsenquête 2005 zijn voor volwassenen de komende jaren zes speerpunten benoemd, te weten overgewicht, opvoedingsproblematiek, schadelijk alcoholgebruik, depressie, diabetes en binnenmilieu. De preventieprogramma’s voor jeugdigen richten zich onder andere op overgewicht, mondgezondheid, verslaving en seksualiteit en worden in samenwerking met het onderwijs aangeboden. Specifieke aandacht is er voor allochtonen, met name voor de Turkse bevolkingsgroep en asielzoekers. In de uitvoering wordt samengewerkt met andere organisaties, waaronder de gemeenten, Evean, de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening (SMD), Stichting Welsaen, het Zaans Medisch Centrum en Plato in het kader van voedingsvoorlichting voor Turken. Het bevorderen van medisch-milieukundige zorg Het inschatten van de gezondheidsrisico’s van milieugerelateerde aspecten en de voorlichting aan de bevolking hierover zijn de belangrijkste taken van de GGD. In de komende jaren wil de GGD in dit kader, op basis van een inkoopmodel, verschillende activiteiten ontwikkelen, waaronder gezondheidseffectscreeningen op het gebied van ruimtelijke ordeningsvraagstukken en herstructureringsplannen. Met de uitbreiding van de formatie voor medische milieukunde wil de GGD verder een meer pro-actieve benadering in de aanpak van milieugerelateerde gezondheidsproblemen ontwikkelen en de risicocommunicatie bij milieuvraagstukken optimaliseren. Het bevorderen van technische hygiënezorg Momenteel voert de GGD inspecties ‘hygiëne, veiligheid en pedagogisch handelen’ uit in kinderopvangcentra en in bedrijven die huidpenetrerende handelingen verrichten. In de komende jaren zal in overleg met de gemeenten afgesproken moeten worden welke taken op het gebied van de technische hygiënezorg verder worden uitgevoerd en hoe dit gerealiseerd moet worden. Het uitvoeren van infectieziektebestrijding Het landelijke project om risicogroepen te vaccineren tegen Hepatitis B wordt door de GGD in de regio uitgevoerd. Risicogroepen zijn homoseksuelen, prostituees en verslaafden. Bij de uitvoering van het project wordt samengewerkt met o.a. de Brijder, maatschappelijke opvang en het COC. Verder organiseert de GGD ‘Kinderspreekuren Hepatitis A’ voor kinderen t/m 12 jaar die regelmatig op vakantie of familiebezoek gaan naar onder andere Turkije en Marokko. Op twee locaties wordt SOA-zorg aangeboden: in het Zaans Medisch Centrum en bij de GGD in Zaandam. Voor de komende jaren zijn voor de infectieziektebestrijding verschillende plannen geformuleerd. Zo wil men in het kader van de regionalisering de samenwerking in NoordHolland/Flevoland intensiveren, zowel op het gebied van de algemene
52
infectieziektebestrijding als voor de tuberculosebestrijding. Ook is het de bedoeling ten behoeve van grootschalige uitbraken protocollen en draaiboeken te ontwikkelen. Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (vanaf 1-1-2007 ondergebracht bij de Wmo) Het Meldpunt Overlast en Bemoeizorg signaleert sinds 2003 kwetsbare inwoners en leidt deze toe richting zorg. Deze signalering is vanaf 1 oktober 2007 uitgebreid met het Team Bemoeizorg, een samenwerkingsverband tussen de GGD, GGZ Dijk en Duin, Brijder Verslavingszorg, Stichting Maatschappelijke Dienstverlening en Stichting Odion. Het team wordt ingezet voor snelle en goede zorgbemiddeling voor mensen die in zorgwekkende toestand bij het Meldpunt Overlast en Bemoeizorg van de GGD worden aangemeld. In de komende jaren wordt deze werkwijze verder uitgebouwd. Ook wordt gewerkt aan versterking van het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) en het Netwerk Huiselijk Geweld. Zaanstad en Purmerend voeren de regie. Jeugdgezondheidszorg GGD Zaanstreek-Waterland is sinds 2005 hoofdaannemer en daarmee verantwoordelijk voor de Jeugdgezondheidszorg van 0-19 jaar. Een deel van deze zorg, de zorg voor 0-4 jarigen, heeft de GGD uitbesteed aan Evean Jeugdgezondheidszorg. Op dit moment vindt een evaluatie van deze integrale jeugdgezondheidszorg plaats, waarna een besluit zal worden genomen over de uitvoering van de zorg voor 0-19 jarigen in de komende jaren. De verdere agenda voor de komende periode bevat onder andere het opzetten van gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin, het invoeren en beheren van het Elektronisch Kind Dossier (EKD) en de Verwijsindex en de versterking van de aansluiting van zorgadviesteams (ZAT’s) rondom scholen. Ook wordt hard gewerkt aan de regionale ontwikkeling van bemoeizorg voor multiprobleemgezinnen en aan de regionale invoering van het opvoedprogramma ‘Triple P’.
53
Bijlage 6: Inventarisatie bestaand preventief aanbod op speerpunten Thema Overgewicht
Aanbod Regionaal Evean - Cursus ‘Sportief wandelen op gewicht’ - Gespreksgroep ‘Wat nou dik? Ik ben ik!’ - Internetcursus ‘Happy weight’ GGD Zaanstreek-Waterland - Methode ‘De klas beweegt!’ - ‘Ga voor gezond!’: de nationale scholencompetitie - ‘Gezond trakteren’ - Project ‘Weet wat je eet’ - Project ‘De gezonde schoolkantine’ MEE - Cursus ‘Wonen op jezelf’ - Project ‘Voorlichting overgewicht aan kinderen met een (licht) verstandelijke beperking’ (i.s.m. GGD ZaanstreekWaterland, ZML- en Praktijkonderwijs) (in voorbereiding)
Lokaal Evean - Ontbijtproject peuterspeelzalen GGD Zaanstreek-Waterland - Project ‘Club Move’ (Zaanstad) - Overbruggingsplan overgewicht jeugd (Zaanstad), i.s.m. Evean SMD - Cursus ‘Wat nou dik’ voor vrouwen (Zaanstad en Purmerend) Opvoedingsproblematiek Regionaal Evean - Cursus ‘Effectief omgaan met kinderen’ - Cursus ‘Opvoeden & Zo’ - Opvoedspreekuur - Themabijeenkomsten voor peuterspeelzalen/kinderdagverblijven - Moeder-Peutergroep (voor depressieve moeders), i.s.m. GGZ Dijk en Duin GGD Zaanstreek-Waterland - Diverse leskisten over thema’s genotmiddelen, mondgezondheid, persoonlijkheid/gedrag, seksuele- en relationele vorming, voeding en actieve leefstijl - Opvoedspreekuur - Website www.opvoedwegwijzer.nl - Cursus ‘Opvoeden & Zo!’ - Cursus ‘Beter omgaan met je puber’ - Video Home Training (m.u.v. gemeenten Oostzaan en Wormerland), i.s.m. Evean GGZ Dijk en Duin - Cursus ‘Steuntje in de rug’: voor ouders met psychische problemen met kinderen van 4-12 jaar en hun partners - Oudercursus ‘Veilig voor de kleintjes’: voor mishandelde moeders
54
-
Gesprekken over opvoeding: cliënten van GGZ Dijk en Duin kunnen verwezen worden naar de afdeling jeugd voor één tot maximaal 3 gesprekken - Moeder-peutergroep: ondersteuningsgroep voor moeders én peuters met depressieve klachten - Zelfhulpcursus voor ouders van peuters en kleuters met telefonische ondersteuning - Opvoedingsondersteuning voor vluchtelingen: cursus als onderdeel van het mindspring-project - Thema-avond voor ouders met kinderen met ADHD - Diverse voorlichting voortgezet onderwijs - Scholing over ADHD aan voortgezet onderwijs - Werkgroep ADHD en school SMD - Cursus ‘Ouders van pubers’ voor ouders die ondersteuning willen bij de opvoeding van hun kinderen tussen 12 en 18 jaar - Cursus ‘Turkse ouders van pubers’ (Zaanstad) MEE - Vroege signalering en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen van 0-4 jaar (VTO-Vroeghulp) - Cursus ‘Stap voor stap’ (ontwikkelingsstimulering) - Hanen oudercursus - Oudercontact en speelgroep - Cursus ‘Positief opvoeden’ - Cursus ‘Zo opvoeden’ - Cursus ‘Omgaan met je moeilijk lerende puber’ - Oudercursus autisme - Oudercursus autisme 12+ - Diverse vaardigheidscursussen voor jongeren met een beperking (‘Zoek het uit’, voor pubers; ‘Tum Tum’, voor jongeren; ‘Maak je sterk’, weerbaarheidstraining; ‘Vriendschap, relaties en seksualiteit’; ‘Omgaan met geld’) - Diverse netwerkversterkende methodieken (‘Eigen Kracht Conferentie’, Cursus ‘Natuurlijk een netwerk’, ‘Personal Future Planning’ Lokaal Evean - Cursus ‘Opvoeden & Zo’ (Zaanstad), i.s.m. Welsaen - ‘VoorZorg’ (Zaanstad en Purmerend) - ‘Zorgcoördinatie’ (Purmerend) GGD Zaanstreek-Waterland - Themabijeenkomsten op scholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven e.d. (Zaanstad) - Vangnet Jeugd (Zaanstad) GGZ Dijk en Duin - Diverse voorlichting basisscholen (Zaanstreek) MEE - Diverse sociale vaardigheidstrainingen in Zaanstad en Purmerend (i.s.m. ZMLK/VSO Het Anker in Zaanstad en Praktijkschool Waterland in Purmerend)
55
Schadelijk alcohol- en drugsgebruik
Depressie
Welsaen - Themabijeenkomsten in reguliere en VVEpeuterspeelzalen (Zaanstad) - Cursus ‘Opvoeden & Zo’ (Zaanstad) Regionaal Brijder Verslavingszorg - Publieksvoorlichting (voorlichting aan bijv. EHBOvereniging, kerkgroep, Turkse vrouwengroep) - Campagne ‘Voorkom alcoholschade bij uw opgroeiende kind’ - Voorlichting jongerenwerk - Cursus / deskundigheidsbevordering voor intermediairs (o.a. voor jongerenwerkers, horecapersoneel, docenten) - Drugsinfoteam: jongeren informeren jongeren - Instructie Verantwoord Alcoholgebruik voor paracommerciële horeca - Informatiecursus voor de omgeving van problematische drinkers - Informatiecursus omgaan met experimenteren van jongeren (voor ouders) - Ouderavonden - Gastlessen onderwijs - Theaterprojecten primair onderwijs - Advies, begeleiding, consultatie - Vroegtijdige Interventie School - Spreekuur op scholen - Spreekuur in het jongerenwerk (voor professionals) - Homeparty GGD Zaanstreek-Waterland - Leskist Genotmiddelen voor basis- en voortgezet onderwijs - Project ‘Gezonde school en genotmiddelen’ voor basisen voortgezet onderwijs, i.s.m. Brijder Verslavingszorg - Project ‘Alcohol een ander verhaal’, i.s.m. Brijder Verslavingszorg MEE - Cursus ‘Wonen op jezelf’ Lokaal GGD Zaanstreek-Waterland - Project ‘Kroegtijgers en damlopers’ (Uitgaan en Drugs) (Zaanstad), i.s.m. Brijder Verslavingszorg Regionaal Evean - Cursus Timemanagement - ‘Slaap lekker!’ - ‘Helemaal jezelf in relatie met anderen’ GGZ Dijk en Duin - Cursus ‘Een stap op weg’ (jongeren 15-18 jaar) - Cursus ‘In de put, uit de put’ (23-60 jaar) - Cursus ‘In de put, uit de put’ (55+ jaar) - Cursus ‘Lichte dagen, donkere dagen’ (Turkse vrouwen) - Cursus ‘Lichte dagen, donkere dagen’ (Turkse mannen) - Gespreksgroep ‘Nabestaande na zelfdoding’ 56
-
Cursussen voor familieleden van mensen met een psychiatrisch ziektebeeld - Suïcidepreventie - Voorkomen van eenzaamheid en depressie bij ouderen - Project ‘Niet-pluis Ouderen’ SMD - (Groeps)maatschappelijk werk
Diabetes
Roken
Binnenmilieu
Lokaal GGD Zaanstreek-Waterland - Deelname netwerk integrale aanpak depressiepreventie (Purmerend en Zaanstad) GGZ Dijk en Duin - Coördinatie netwerk integrale aanpak depressiepreventie Regionaal Evean - Diabetes wat nu? GGD Zaanstreek-Waterland - Coördinatie netwerk diabetespreventie Regionaal Brijder Verslavingszorg - Actie Tegengif (onderwijs) - Project ‘Gezonde school en genotmiddelen’ – basis- en voortgezet onderwijs, i.s.m. GGD Zaanstreek-Waterland GGD Zaanstreek-Waterland - Leskist Genotmiddelen - basis- en voortgezet onderwijs - Project ‘Gezonde school en genotmiddelen’ - basis- en voortgezet onderwijs, i.s.m. Brijder Verslavingszorg - Programma ‘De rookvrije school’ - Lespakket ‘Ik (r)ook niet’ – basisonderwijs - Lespakket ‘No Way’ – voortgezet onderwijs - Lespakket ‘Be Free’ – voortgezet onderwijs - Actie FF niet: een niet-rokenwedstrijd voor vriendengroepen Regionaal GGD Zaanstreek-Waterland - Binnenmilieu-metingen - Project ‘Binnenmilieu op scholen’ Lokaal GGD Zaanstreek-Waterland - Deelname aan ‘TELI-project ‘Energieservice aan huis Zaanstreek’
57
BIJLAGE 7: Bijeenkomst ‘Regionaal Gezondheidsbeleid Zaanstreek-Waterland 20082011’ juni 2007 Samenvatting Avondvoorzitter Bart Zwagemaker, directeur communicatieadviesbureau Fylingdale, heet de aanwezigen welkom. De negen gemeenten in de regio en GGD Zaanstreek-Waterland hebben deze bijeenkomst georganiseerd om gezamenlijk te discussiëren over de vraag waarover het regionale gezondheidsbeleid van Zaanstreek-Waterland de komende vier jaar zou moeten gaan. Het doel is om met elkaar prioriteiten te stellen en overeenstemming te bereiken over de onderwerpen die in de nieuwe nota regionaal gezondheidsbeleid extra aandacht verdienen. Corrie Noom, portefeuillehouder volksgezondheid van de gemeente Zaanstad en voorzitter van het Algemeen Bestuur van GGD Zaanstreek-Waterland, bevestigt dit doel en nodigt de aanwezigen uit om van zich te laten horen! Dit is het moment om mee te praten en duidelijk te maken waar de wensen liggen. De prioriteiten voor het regionale gezondheidsbeleid die deze avond worden benoemd worden na afloop van de bijeenkomst op regionaal niveau uitgewerkt. De gemeenten werken daarnaast ieder voor zich aan een eigen, gemeentespecifiek, deel. Het is de bedoeling om aan het eind van 2007 de nota (met daarin zowel het regionale als het gemeentespecifieke deel) aan de individuele gemeenteraden aan te bieden. Presentaties Achtergrondschets nota gezondheidsbeleid 2008-2011 Door M. Peppelenbos (GGD Zaanstreek-Waterland) Openbare gezondheidszorg Deze presentatie schetst het kader voor de nota. We begeven ons op het terrein van de openbare gezondheidszorg, welke onder andere is gericht op de zogenaamde collectieve preventie. Collectief omdat het voor de gehele bevolking geldt en preventie omdat we door het uitvoeren van de openbare gezondheidszorg willen voorkomen dat mensen ziek worden. Het doel van de openbare gezondheidszorg is dan ook het beschermen, bewaken en bevorderen van de volksgezondheid, oftewel: van de gezondheid van het volk als geheel. Gezondheid is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Uit verschillende onderzoeken en uit de praktijk blijkt zelfs dat bepaalde groepen mensen specifieke gezondheidsrisico’s hebben en mede daardoor extra kwetsbaar zijn om ziek te worden. Voor deze mensen heeft de openbare gezondheidszorg extra aandacht. De openbare gezondheidszorg vult de reguliere, individugerichte zorg aan. De gezondheidszorg die we allemaal wel kennen: behandelingen in het ziekenhuis om mensen te genezen van een ziekte (wordt ook wel ‘cure’ genoemd), of verzorging van personen op het moment dat hun gezondheid al is geschaad (de zogenaamde ‘care’). Een aantal voorbeelden van de openbare gezondheidszorg: de onderzoeken van de schoolarts binnen de jeugdgezondheidszorg, voorlichting aan kinderen over de gevaren van alcohol, allerlei (overheids)maatregelen om de gezondheid van de burgers te bevorderen en het verbeteren van het binnenmilieu. Kortom: een heel breed terrein! Gezondheid Wanneer je aan mensen vraagt: ‘Wat vindt u het belangrijkst in het leven?’, zullen deze mensen 9 van de 10 keer zeggen: Mijn gezondheid. Een goede gezondheid is voor de meesten van ons het grootste goed. Maar wat is nu eigenlijk gezondheid? Het antwoord hierop is niet duidelijk, omdat gezondheid voor elk individu verschillend is. Iemand met een
58
chronische ziekte kan zeggen zich gezond te voelen, terwijl een ander veel klaagt zonder dat daar medische redenen aan ten grondslag liggen. Mensen die zeggen dat ze gezond zijn voelen zich over het algemeen beter, zijn minder vaak ziek en werken meer en langer. Ze kunnen dus beter meedoen in de maatschappij! Dit is dus het streven van de openbare gezondheidszorg: het behalen van gezondheidswinst zodat de burger èn de samenleving daarmee geholpen zijn. Er zijn veel verschillende definities van het begrip gezondheid. De oudste en nog steeds meest gebruikte is die van de World Health Organisation (WHO) uit 1948: ‘Health is a state of complete fysical, mental and social well-being, and not merely the absence of disease or infermity’. Gezondheid is dus meer dan het ontbreken van ziekte. Factoren die de gezondheid beïnvloeden Wat mensen wel of niet als gezond ervaren is van veel verschillende factoren afhankelijk. Dit zei in 1974 ook een voormalig Canadese minister van Volksgezondheid, de heer Lalonde. Volgens hem wordt de gezondheid beïnvloed door vier factoren: 1. De omgeving (fysiek en sociaal). Fysiek: de natuur om je heen, de woning waarin je leeft, het land waarin je opgroeit. Sociaal: de mensen om je heen, vrienden, kennissen, familie, de mate van contact met anderen. 2. Leefstijl. De manier van leven. Heb je gezonde leefgewoontes of niet? Rook je? Drink je veel alcohol? In grootmoeders tijd zou men zeggen: ‘Het enige dat een mens nodig heeft om gezond te blijven is rust, regelmaat en reinheid.’ 3. Gezondheidszorg. Kun je naar de huisarts of het ziekenhuis wanneer dat nodig is? Zijn deze toegankelijk en goed bereikbaar? 4. Biologische factoren. Natuurlijk heb je niet alles in de hand en kun je dus niet alles voorkomen. Gezondheid heeft ook te maken met een stukje erfelijkheid. Hierop kan de gemeente geen invloed uitoefenen en hier zullen we het dan vanavond ook niet verder over hebben. Lalonde laat met dit model zien dat gezondheid een breed begrip is en dat het daarom belangrijk is om goed af te stemmen met andere sectoren. Gezondheid gaat niet alleen de sector volksgezondheid aan. De gebieden Ruimtelijke Ordening en Milieu kunnen bijvoorbeeld in belangrijke mate bepalen of een mens in een gezonde omgeving kan wonen en leven. Ook zegt Lalonde met dit model expliciet dat preventie belangrijk is. Een goede omgeving, zowel fysiek als sociaal en een gezonde leefstijl kunnen er in belangrijke mate voor zorgen dat de gezondheid van de mens zo optimaal mogelijk is. Recht op gezondheid wettelijk vastgelegd Het recht op gezondheid is in verschillende wetten vastgelegd. - Al in 1815 in de Grondwet. Artikel 22 van deze Grondwet luidt: ‘De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid’. - De Wet collectieve preventie volksgezondheid maakt gemeenten in 1990 verantwoordelijk voor de openbare gezondheidszorg. - Met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn gemeenten verantwoordelijk gemaakt voor de maatschappelijke ondersteuning van haar inwoners. Zoals velen van u wel weten is deze wet onlangs, per afgelopen 1 januari, ingevoerd.
59
Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) De Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) is de belangrijkste wet voor de openbare gezondheidszorg. In deze wet staat onder andere dat gemeenten elke vier jaar een nota gezondheidsbeleid moeten vaststellen, de reden van deze bijeenkomst. De Wcpv verplicht de gemeenten verder om de volgende taken uit te voeren: het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking (epidemiologie), het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen (beleidsadvisering), het opzetten en uitvoeren van preventieprogramma’s (gezondheidsbevordering), het bevorderen van medisch milieukundige zorg, het bevorderen van technische hygiënezorg en het bieden van psychosociale hulp bij rampen. De openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) is sinds 1 januari 2007 bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ondergebracht. Naast als deze taken schrijft de Wcpv ook voor dat gemeenten een GGD in stand moeten houden. Daarmee is de GGD een onderdeel van de gemeentelijke organisatie. Veel van de hiervoor genoemde taken hebben de gemeenten bij de GGD neergelegd. Een paar voorbeelden van de verschillende wettelijke taken: - Infectieziektebestrijding → de recente Tekencampagne (‘preventie van de (gezondheidsrisico’s van) tekenbeten’) om burgers te waarschuwen voor het gevaar van teken en de gevolgen van de ziekte van Lyme. - Medische Milieukunde → de ongerustheid in Zaandam over de stankgolven vanuit het Westelijk Havengebied en de onrust rondom UMTS-masten. - Technische Hygiënezorg → wijziging van de Warenwet per 1 juni 2007, waarmee wordt vastgelegd dat ondernemers die tatoeëren, piercen of permanente make-up aanbrengen zich vanaf die datum moeten houden aan de hygiënerichtlijnen die het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid heeft opgesteld. Focus van het Ministerie van VWS De Wcpv gaat dus over heel veel verschillende onderwerpen. Tijdens deze bijeenkomst hebben we het echter alleen over roken, alcohol, depressie (psychosociale problematiek), diabetes, overgewicht, opvoedingsondersteuning en binnenmilieu. Om gemeenten te sturen heeft het Ministerie van VWS in haar nieuwe preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’ aangegeven dat zij wil dat gemeenten in de komende vier jaar op de eerste vijf onderwerpen extra inzetten. Waarmee het ministerie natuurlijk niet zegt dat de gemeenten op de andere taken vanuit de Wcpv niets meer hoeven doen. De laatste twee onderwerpen zijn toegevoegd vanwege de resultaten van de Gezondheidsenquête 2005 van GGD ZaanstreekWaterland. De Rijksoverheid legt de laatste jaren meer nadruk op preventie, omdat de gezondheid van de Nederlanders onder druk staat door een toename van ongezond gedrag. Nederlanders eten in veel gevallen ongezond, bewegen te weinig, het aantal chronische aandoeningen nemen toe en het aantal kinderen en volwassenen met overgewicht stijgt zorgwekkend snel. Door een toename van preventieve activiteiten probeert de Rijksoverheid deze kentering terug te draaien en de volksgezondheid weer te optimaliseren. Toelichting speerpunten Verschillende pleitbezorgers pleiten ervoor om ‘hun’ speerpunt een plek in de nota te geven. Roken Alcohol Depressie Diabetes Zaanstreek) Overgewicht Binnenmilieu Opvoedingsondersteuning
→ door J. Hoogervorst (Brijder Verslavingszorg) → door J. Hoogervorst (Brijder Verslavingszorg) → door W. Gotink (GGZ Dijk en Duin) → door A. Weerstand (Diabetes Vereniging Nederland, → door K. Noten (Fysiophysics) → door B. Rozema (GGD Zaanstreek-Waterland) → door N. Groothuismink (GGD Zaanstreek-Waterland)
60
Discussie Na de pauze gaan we over de verschillende onderwerpen in discussie. Alvorens hiervan een samenvatting te geven, schetsen we hieronder eerst de uitkomsten van de ‘prioriteiteninventarisatie’. De aanwezigen konden aan het eind van de discussie op een formulier hun prioriteiten aangeven. Door de aanwezigen worden de volgende punten aan de verschillende onderwerpen toegekend: Onderwerp
1
2
3
4
5
6
7
Opvoedingsondersteuning Overgewicht Alcohol Depressie Diabetes Roken Binnenmilieu
30 13 11 5 4 2 1
11 16 16 9 3 3 3
5 18 17 12 5 3 3
5 6 9 7 10 14 2
2 4 4 12 10 14 9
4 1 2 12 15 11 8
3 0 1 2 9 8 30
Totaal aantal toegekende punten 60 59 60 59 56 55 56
% toegekende punten op plaats 1, 2 of 3 77 80 73 44 21 15 13
Zoals in de tabel zichtbaar, is van elk onderwerp berekend welk percentage van het totaal aantal toegekende punten de 1e, 2e of 3e prioriteit kreeg. De top drie van onderwerpen ziet er als volgt uit: 1. Overgewicht (80%) 2. Opvoedingsondersteuning (77%) 3. Alcohol (73%) Per onderwerp zetten we de belangrijkste discussiepunten op een rij. Prioriteit 1: Overgewicht Overgewicht is als eerste prioriteit benoemd. Het probleem van overgewicht neemt sterk toe. Veel aanwezigen merkten op dat overgewicht niet als afzonderlijk probleem kan worden gezien en dat er samenhang moet zijn in de aanpak van overgewicht met onder andere depressie en diabetes. Genoemde relaties tussen deze problemen: - Overgewicht is een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van diabetes. Preventie van diabetes begint dus onder andere bij de aanpak van overgewicht. - Mensen met overgewicht hebben vaak een laag zelfbeeld. Het hebben van een laag zelfbeeld is een risicofactor voor het krijgen van een depressie. Andersom kan een laag zelfbeeld er ook voor zorgen dat men meer gaat eten waardoor overgewicht ontstaat. - Overgewicht hangt sterk samen met het ontstaan van hart- en vaatziekten, een hoge bloeddruk, etc. Genoemde oplossingsrichtingen voor de aanpak van overgewicht: - Stimuleer sport en bewegen. Richt de openbare ruimte zó in dat het uitnodigt tot bewegen en buiten zijn/spelen. School, wijk en sport zijn, naast de jeugdgezondheidszorg en curatieve zorg, belangrijke lokale settings om overgewicht aan te pakken. - Stimuleer sport na school, overblijven met gezamenlijke schoolmaaltijden, jeugdverenigingen (scouting). - Maak gezond eten ‘hip’ en zorg dat dat de norm wordt. - Motto moet zijn: De gezonde keuze is de makkelijke keuze.
61
Prioriteit 2: Opvoedingsondersteuning Opvoedingsondersteuning verdient volgens de aanwezigen de tweede plaats in de top drie. Genoemde argumenten: - Een goede opvoeding legt de basis voor de toekomst. - Door een goede opvoeding voorkom je veel van de overige problemen. Problemen in de opvoeding hebben vaak te maken met onderliggende problemen als slechte huisvesting en geldgebrek. - Steeds meer ouders hebben problemen met de opvoeding. Dit is nadelig voor de kinderen maar ook voor de maatschappij als geheel. Opvoedingsondersteuning is nodig om de gevolgen van de toenemende opvoedingsproblematiek te voorkomen. Kanttekening bij het thema opvoedingsondersteuning: eigenlijk gaat het om opvoedingsproblemen en is opvoedingsondersteuning niet meer dan een middel (en dus een oplossingsrichting) om deze opvoedingsproblemen aan te pakken. Zoals het probleem nu in het rijtje staat is het eigenlijk een ‘vreemde eend in de bijt’. Genoemde oplossingrichtingen voor opvoedingsproblemen: - Leg nadruk op het verbeteren van de signalering. Vroegtijdig signaleren kan veel ellende voorkomen. - Ga goed na waar de opvoedingsproblemen vandaan komen. Opvoedingsproblemen staan vaak niet op zichzelf. - Ga niet alleen af op risicogezinnen maar richt je ook op de ‘gewone’ bevolking. - Creëer voldoende sociale netwerken en plaatsen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten voor het uitwisselen van ervaringen. - Richt je zowel op de kinderen als op de ouders. - Zorg ook voor opvoedingsondersteuning voor mensen met een verstandelijke beperking. Prioriteit 3: Alcohol Nummer drie: alcohol. Alcohol is na roken en hoge bloeddruk de belangrijkste oorzaak van ziekte en overlijden in Europa (volgens STAP). Overmatig drinken is één van de oorzaken van 60 verschillende ziekten. Bij de bespreking van het probleem alcohol wordt opgemerkt dat ook het overmatig gebruik van drugs in toenemende mate problemen oplevert. Gepleit wordt daarom voor een gezamenlijke aanpak van overmatig alcohol- en drugsgebruik. Genoemde oplossingsrichtingen voor de aanpak van overmatig alcoholgebruik: - Richt je (ook) op volwassenen (50+)! - Zoek naar de achterliggende oorzaken. Alcoholproblematiek staat vrijwel nooit op zichzelf (alleenstaand, financiële problemen, problemen in relationele sfeer). Goed instrument: vroegsignalering van achterliggende oorzaken van alcoholproblematiek. - Ga op school en met leerlingen concrete acties bedenken en uitvoeren. - Vervroeg de sluitingstijden van de horeca. - Handhaven belangrijk! Je moet als gemeente veel meer plekken aanwijzen waar geen alcohol genuttigd mag worden. Prioriteit 4: Depressie Depressie veroorzaakt veel ziektelast. Steeds meer mensen leiden aan een depressie. In de praktijk blijkt dat depressie of psychosociale problematiek vaak gecombineerd voorkomt met opvoedingsproblematiek en verslaving aan alcohol en drugs. Gepleit wordt daarom om deze problemen gezamenlijk op te pakken. Genoemde oplossingsrichtingen voor de aanpak van depressie: - Richt je op alle leeftijdsgroepen. Depressie of psychosociale problematiek komt bij alle leeftijden voor.
62
Prioriteit 5: Diabetes Meer bewegen en voorkomen van overgewicht was tijdens de bijeenkomst dé insteek om het krijgen van diabetes te voorkomen. Diabetes is een sterk toenemend probleem! Genoemde oplossingsrichtingen om diabetes te voorkomen: - Pak het probleem bij de oorzaak aan. Stimuleer sport en bewegen en het nuttigen van gezonde voeding. - Voor de mensen die al diabetes hebben is het belangrijk om de ziektelast zoveel mogelijk te beperken (tertiaire preventie). - Belangrijk speerpunt voor de doelgroep ouderen. Prioriteit 6: Roken Over roken is onder andere opgemerkt dat een rookvrije omgeving en een gezond binnenmilieu van essentieel belang is voor mensen met luchtwegklachten. Vaak genoemde argumenten om het onderwerp roken niet in de nota op te nemen is dat er landelijk al veel aandacht voor dit onderwerp is (bijvoorbeeld het voornemen van een rookvrije horeca). Maar: op het onderwerp roken is weinig gemeentelijk beleid voorhanden. Dit zou ervoor pleiten om dit onderwerp wél in de nota uit te werken. Prioriteit 7: Binnenmilieu Opgemerkt werd dat gemeenten vrij gemakkelijk iets kunnen doen om een goed binnenmilieu te bevorderen (en daarmee samenhangende gezondheidsproblemen te verminderen). Met het onderwerp binnenmilieu kun je als gemeente ‘scoren’, omdat het concreet meetbare resultaten kan opleveren. Algemene opmerkingen Uit de discussie en de formulieren kwamen verder een aantal algemene opmerkingen naar voren. Deze zullen bij het schrijven van de nota gezondheidsbeleid worden meegenomen. -
-
-
Kijk bij de keuze van onderwerpen goed naar de mogelijkheden voor gemeenten op dit onderwerp. Gemeenten hebben niet overal evenveel invloed op. Kijk goed naar de te verwachten resultaten en wees realistisch in wat je als gemeente kunt bereiken. Dit ook om grote teleurstellingen te voorkomen. Maak de algemene noemer: opvoed- en leefondersteuning. Daar kunnen alle problemen onder hangen. Kijk bij de aanpak van problematiek naar de oorzaken die daaraan ten grondslag liggen (bv alcoholgebruik en jongeren; als ze dit doen omdat ze zich vervelen dan moet ook naar dit probleem worden gekeken). Houd bij de bepaling van het beleid rekening met kwetsbare groepen, bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapten. De aanpak en het aanbod moet voor hen worden aangepast om resultaten te kunnen boeken. Voorbeeld van een cursus (MEE): ‘Natuurlijk een netwerk’. Richt je op jeugd. Preventie heeft dan het meest effect wanneer je het over de gehele levensduur van mensen bekijkt. Maar: vergeet de volwassen bevolking niet! Opvoedingsondersteuning belangrijk voor de jeugd en hun ouders, maar ook bij volwassenen valt nog genoeg (gezondheids)winst te behalen. Met name door het terugdringen van overgewicht en het overmatig gebruik van alcohol (en roken). Een gezonde leefstijl moet dé invalshoek van de nota zijn. Werk zoveel mogelijk wijkgericht (bijvoorbeeld beweegprogramma’s op wijkniveau) → stimuleert mensen om deel te nemen. Zoek de burger op in de wijken! Bijvoorbeeld door het organiseren van informatieavonden (in samenwerking met bestaande buurt- en wijknetwerken). Een
63
-
suggestie om mensen te bereiken is om dit bijvoorbeeld te doen via de Sociale Dienst, UWV, etc. Zoek zoveel mogelijk samenwerking met andere beleidsterreinen. Dit levert de meeste winst op. Verandering van leefstijl en gedrag is de sleutel tot gezondheidsverbetering. Niet gedragsverandering moet het doel zijn, maar het verbeteren van het zelfbeeld en de emotionele en sociale vaardigheid van mensen. ‘Eigenlijk vormen het doorbreken van het sociale isolement en de bereikbaarheid van sociaal-emotionele ondersteuning en ontmoetingsplaatsen het speerpunt. Dit moet worden aangepakt door niet bedreigende ondersteuning, bijvoorbeeld met een programma als HomeStart.
Afsluiting Mark-Jan Prins, portefeuillehouder volksgezondheid van de gemeente Landsmeer en lid van het Algemeen Bestuur van GGD Zaanstreek-Waterland, sluit de bijeenkomst af en herhaalt nog eens het belang van een goed gemeentelijk volksgezondheidsbeleid. Hij bedankt alle aanwezigen voor hun komst. De avond eindigt met een borrel en enkele (gezonde!) hapjes. Aanwezigen Van de volgende organisaties waren vertegenwoordigers aanwezig: -
Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO) Apotheek Molentocht, Purmerend Brijder Verslavingszorg Cliëntenbond KAM Club- en buurthuiswerk Volendam Diabetes Vereniging Nederland (DVN), afdeling Zaanstreek Evean Jeugdgezondheidszorg Evean Zorg Fietsersbond, afdeling Edam-Volendam Gemeente Beemster Gemeente Edam-Volendam Gemeente Landsmeer Gemeente Oostzaan Gemeente Purmerend Gemeente Waterland Gemeente Wormerland Gemeente Zaanstad Gemeente Zeevang GGD Zaanstreek-Waterland GGZ Dijk en Duin Huisartsen Vereniging Zaanstreek Huisartsen Vereniging Waterland Participatieraad Zaanstad (in oprichting) Moeders Informeren Moeders (MIM)/Home-Start MEE Amstel en Zaan Nederlandse Hoofdpijn Patiëntenvereniging Noord-Holland Odion Parkinson Patiëntenvereniging, regio Zaanstreek-Waterland RIBW ROADS SMD 64
-
Sportservice Zaanstad Stichting Zorggroep Millennium Stichting Samenwerkingsverband Sociaal Medisch Centrum De Kolk, Oostzaan Turkse Ouderen Vereniging, Zaanstad Verloskundigenkring Zaanstreek-Waterland Waterland Ziekenhuis Wmo cliëntenraad Purmerend Zaans Medisch Centrum Zorgbelang Noord-Holland
65
BIJLAGE 8: Samenhang gezondheidsproblemen – Wmo In onderstaande figuur wordt de relatie tussen de gezondheidsproblemen schematisch weergegeven. De meest met elkaar samenhangende problemen zijn samen genomen en het aanpakken van drugsgebruik is als onderwerp toegevoegd. De figuur schetst tevens het verband met de prestatievelden van de Wmo. Opgemerkt moet worden dat de weergegeven samenhang niet uitputtend is en dat er dus meer dwarsverbanden mogelijk zijn. Samenhang gezondheidsproblmen - Wmo Gezondheidsprobleem Gezondheidsprobleem
Prestatieveld Wmo Prestatieveld Wmo
1. Bevorderen sociale samenhang Overgewicht, diabetes
Opvoedingsproblematiek
2. Opvoedingsondersteuning 3. Informatie, advies en cliëntondersteuning 4. Ondersteunen mantelzorgers/vrijwilligers
5. Bevorderen deelname Schadelijk 5. Bevorderen deelname maatschappelijk verkeermaatschappelijk verkeer alcoholgebruik, roken, drugs 6. Verlenen van voorzieningen Depressie
7. Maatschappelijke opvang 8. Bevorderen OGGZ
Binnenmilie
9. Bevorderen verslavingsbeleid
66
Bijlage 9: Terugblik nota Lokaal gezondheidsbeleid vanuit Purmerends perspectief Bij de vaststelling van de vorige nota Gezondheidsbeleid is een onderverdeling gemaakt naar: A) De acties, die wij als gemeente (deels) al (moeten) doen; B) Een zestal acties, die van de raadscommissie de hoogste prioriteit krijgen C) Een vijftal acties, die het college van burgemeester en wethouders daarnaast nog voorstelt om te gaan doen D) De overige acties, die wij NIET kunnen doen
GEZONDHEIDSSITUATIE (zie voorgaand actiepunt) Naam
Verdere ontwikkeling en periodieke herhaling van de huidige monitor B
AMBITIE NR. 1
Inzicht krijgen in de gezondheidssituatie van de bevolking
ACTIE
Verdere ontwikkeling en periodieke herhaling van de huidige monitor Volksgezondheid aangevuld met de doelgroep Ouderen en Jeugd.
ACTIVITEIT
In 2001 heeft voor de tweede maal een gezondheidsenquête onder de bevolking van de regio Zaanstreek-Waterland plaatsgevonden. Bij deze enquête, waarvan de resultaten in 2002 bekend werden en die bij het opstellen van de nota als basis is gebruikt, is slechts rekening gehouden met de bevolking in de leeftijdscategorie van 18 – 70 jaar. Juist bij de doelgroepen jeugd (0 – 18 jaar) en ouderen (70-plus) zijn grotere gezondheidsrisico’s te verwachten, dan bij de nu onderzochte populatie. Een volgend onderzoek zal dan een afspiegeling van de totale bevolking moeten zijn. Een breder onderzoek zal tevens waarde hebben voor andere beleidsterreinen zoals het jeugdbeleid en het ouderenbeleid. Al langer blijkt dat in voormalige groeikernen de vergrijzing en met name de dubbele vergrijzing explosief toeneemt. Bovendien neemt het aantal personen met een zorgbehoefte toe. Dit beeld wordt bevestigd door het provinciale onderzoeksrapport voor wonen met zorg in Noord-Holland 2000 –2030.
REALISATIE
Lopend.
OPENBARE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG NAAM *
Jong beginnen. Leefstijlprojecten ter bevordering van gezond gedrag (zoals meer bewegen, gezondere voeding, niet roken, geen verslavende middelen zoals alcohol of drugs gebruiken) richten zich vooral op de jeugd. A
AMBITIE NR. 2
Sportactiviteiten voor ouderen, gehandicapten en jeugd
ACTIE
Sportactiviteiten stimuleren ook voor de risicogroepen. Bij deze acties is er sprake van handhaven van bestaand beleid.
ACTIVITEIT
Meer bewegen voor ouderen Er wordt wekelijks (periode september – mei) gedurende 1 dagdeel per week een oudereninstuif georganiseerd. Handhaving van dit beleid legt geen beslag op de capaciteit en kost niets extra’s. Gehandicaptensport Gedurende het hele jaar wordt wekelijks 1 avond een zweminstuif voor gehandicapten georganiseerd. Handhaving van dit beleid legt geen beslag op de capaciteit en kost niets extra’s. Sporten voor de jeugd Gedurende drie keer per jaar wordt er een Purvak georganiseerd (in totaal 4 weken gedurende de krokusvakantie, de zomervakantie en de kerstvakantie.
REALISATIE
Gerealiseerd
67
LEEFSTIJL NAAM
Onderzoek Verslavingsproblematiek C
AMBITIE NR. 2
Jong beginnen. Leefstijlprojecten ter bevordering van gezond gedrag (zoals meer bewegen, gezondere voeding, niet roken, geen verslavende middelen zoals nicotine, alcohol of drugs gebruiken) richten zich vooral op de jeugd
ACTIE
Verslavingsproblematiek in kaart brengen. Sinds 2002 is Purmerend centrumgemeente voor de verslavingszorg. Hiervoor ontvangt zij van het Rijk samen met de maatschappelijke opvang een specifieke uitkering van 844.475 (2003). Op dit moment bestaat er onvoldoende inzicht in de aard en omvang van de verslavingsproblematiek is. Op grond van landelijke cijfers schat De Brijderstichting in dat voor sommige soorten verslaving maar een zeer klein deel (8 procent) van de verslaafden wordt bereikt. Ook de gezondheidsenquête levert niet het gewenste inzicht op. Om verslaving goed aan te pakken is het nodig om de aard en de omvang van de problematiek in beeld te brengen, en wel ook op wijkniveau, zodat een gerichte aanpak mogelijk wordt. Pas dan is het voor de gemeente mogelijk om aan de Brijderstichting te vragen specifieke activiteiten te ontwikkelen om de verslavingsproblematiek succesvol te kunnen terug te dringen. Inmiddels heeft de gemeente Amsterdam het voornemen kenbaar gemaakt om de import van verslaafden te beperken. Dit kan betekenen dat het aantal verslaafden dat naar de omliggende gemeenten vertrekt, zal toenemen. Verwacht wordt dat ook in Purmerend sprake zal zijn van een toename van het aantal verslaafden als gevolg van deze Amsterdamse maatregel.
ACTIVITEIT
Het gaat hier om het (in eigen beheer) verrichten van een onderzoek. Het gaat om het helder krijgen en formuleren van de onderzoeksvraag, om het organiseren van een bijeenkomst met de meest betrokken partijen en het maken van afspraken met betrokken instellingen.
REALISATIE
Gerealiseerd. Het onderzoek Verslavingsbeeld Purmerend en regio is januari 2006 gereed gekomen. De resultaten zijn bekend gemaakt aan de raad. De verbetervoorstellen van het onderzoek zijn allemaal overgenomen. Sommige verbetervoorstellen betreffen verbetering van de samenwerking en afstemming, en deze zijn via bovengenoemde actie "regierol oggz versterken" uitgewerkt. Het platform Oggz en de werkgroepen Oggz zorgden voor meer afstemming en uitwisseling. Andere verbetervoorstellen zijn vanaf 2007 en 2008 ingezet met tijdelijke uitbreiding van middelen. Voor 2009 wordt bekeken of er financiële ruimte is om deze stimulering structureel te maken. Verbeterzaken die met tijdelijke middelen zijn uitgevoerd: 1 de preventie van verslavingsgedrag via intensieve trajecten op het basisonderwijs, waarbij hun ouders worden betrokken, 2 actiever bereiken van jongeren met risicovol middelengebruik of verslavingsgedrag in het voortgezet onderwijs via sleutelfiguren, 3 trainingen voor eerstelijnszorgers voor het signaleren van verslavingsproblemen en beter motiveren van verslaafden richting hulpverlening,
LEEFSTIJL NAAM
Project gezonde voeding jeugd C
AMBITIE NR.2
Jong beginnen. Leefstijlprojecten ter bevordering van gezondere voeding,) richten zich vooral op de jeugd.
ACTIE
Een aanvullend project op gezonde leefwijzen (voeding) onder jongeren in het basis/middelbaar onderwijs starten
ACTIVITEIT
Voeding Gezonde voeding bij de jeugd gestimuleerd worden door: het stimuleren van gezonde voeding door het verbeteren van voorlichting aan peuters en kleuters, 4-12 jarigen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, leskisten voor basisscholen, ouderbijeenkomsten, gezonde kantine in het voortgezet onderwijs.
REALISATIE
Gerealiseerd In 2005 is de werving voor het gezonde voedingsproject Weet wat je eet! In het basisonderwijs gestart. Uiteindelijk hebben 8 basisscholen aan het project meegedaan. Het project bestond uit 4 onderdelen: een ontbijt voor de hele school, een ouderavond, de leskist en een receptenwedstrijd voor de leerlingen. Veel scholen hebben zelf nog onderdelen aan het project toegevoegd als tandenpoetsles'. Op basis van deze ervaringen schrijft de GGD een projectplan Aanpak Overgewicht. Het voornemen is in de komende periode het project bij zoveel mogelijk basisscholen uit te zetten met aandacht voor structurele implementatie van het project op de scholen.
68
OPENBARE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG NAAM *
Project gezond gedrag jeugd D
AMBITIE NR. 2
Jong beginnen. Leefstijlprojecten ter bevordering van gezond gedrag (zoals meer bewegen, niet roken, geen verslavende middelen zoals, alcohol of drugs gebruiken) richten zich vooral op de jeugd.
ACTIE
Een aanvullend project op gezonde leefwijzen (roken, meer bewegen) onder jongeren in het basis/middelbaar onderwijs starten
ACTIVITEIT
Roken Voorlichting op scholen en het aanbieden van een cursus stoppen met roken. Meer bewegen Het gaat om het initiëren van één project (schrijven projectplan), gesprekken met uitvoerders van de jeugdgezondheidszorg en met onderwijsinstellingen, voorts implementatie, bewaking van de voortgang en de evaluatie
REALISATIE
Niet gerealiseerd.
LEEFSTIJL NAAM
Preventieproject verslavingszorg D
AMBITIE NR. 2
Jong beginnen. Leefstijlprojecten ter bevordering van gezond gedrag (zoals meer bewegen, gezondere voeding, niet roken, geen verslavende middelen zoals nicotine, alcohol of drugs gebruiken) richten zich vooral op de jeugd.
ACTIE
Het starten van een preventieproject verslavingszorg (alcohol, drugs, medicijnen, gokken).
ACTIVITEIT
Het periodiek en gericht benaderen van specifieke doelgroepen.
REALISATIE
Niet gerealiseerd. Raad heeft ervoor gekozen dit preventieproject niet te doen.
FYSIEKE OMGEVING NAAM *
Integrale beleidsvorming D
AMBITIE NR. 3
Gezondheidsbevordering vindt ook plaats vanuit de diverse andere beleidsterreinen. Bij ingrepen in de fysieke omgeving ter versterking van sociale samenhang en leefbaarheid, moeten uitdrukkelijk de gezondheidsaspecten worden meegenomen.
ACTIE
Integraal beleid vormgeven door toepassing van relevante methodieken en instrumenten. Dit is niet zo zeer een beleidsspeerpunt waarvoor wel of niet gekozen kan worden. Het gaat hier om een nadrukkelijke opdracht vanuit de WCPV. Het gaat om het zodanig vormgeven van interne besluitvormingsprocessen dat gezondheidsaspecten in een nog nader te bepalen aantal gevallen integraal worden meegenomen. Dit zal een mentaliteitsverandering vergen en anderzijds een ingrijpen in de administratieve organisatie
ACTIVITEIT
Enerzijds gaat het om het ontwikkelen van methodieken en procedures, bijvoorbeeld het instrument van ‘gezondheidseffectscreening’, anderzijds om de daadwerkelijke inbreng in te nemen besluiten en evaluaties.
REALISATIE
Niet gerealiseerd. Hoewel door het integraal werken in algemene zin wel meer sprake is van toegenomen samenwerking met andere afdelingen c.q. beleidsterreinen als sport, wonen, milieu waardoor meer inbreng en aandacht is gekomen voor gezondheidsbeleid en gezondheidsaspecten. De EU dringt er bij overheden op aan een zg. Health assesment toe te passen bij alle besluiten onverschillig op welk terrein. Bij alle beslissingen van de overheid wordt dan bekeken wat de implicaties voor gezondheid zijn
69
SOCIALE OMGEVING NAAM *
Versterking Openbare Geestelijke Gezondheidszorgbeleid A
AMBITIE NR. 4
Het gezondheidspreventiebeleid voor de komende jaren is gericht op het verbeteren van de sociale leefomgeving en het versterken van de sociale cohesie.
ACTIE
Verdere versterking van de samenwerking tussen instellingen werkzaam op het terrein van de psychosociale problematiek.
ACTIVITEIT
•
Het OGGZ-beleid komt in beginsel tot stand in overleg tussen gemeenten, (zorg)instellingen en zorgkantoor, waarbij gemeenten een specifieke rol hebben als regisseur en/of medefinancier. De ontwikkeling en de totstandkoming van OGGZ-beleid stellen hoge eisen aan de gemeenten voor wat betreft kennis van de problematiek in de eigen regio en samenwerking met partners binnen en buiten het zorgcircuit. Hiervoor hoeft niet gekozen te worden, dit doen we deels al en hiermee is in de capaciteit al rekening gehouden.
•
In januari 2004 zal in de regio Zaanstreek-Waterland door de gemeenten een symposium over de OGGZ georganiseerd gaan worden, waar alle betrokken partijen aan deelnemen.
•
Voorts leeft bij de GGZ-instellingen de gedachte om vooruitlopend op een integraal zorgloket een GGZ-loket (informatie en adviesfunctie) in de regio te organiseren.
REALISATIE
Algemeen: Deze actie is meer dan afgerond. Dit betekent, dat de hierboven gestelde drie doelen zijn behaald en dat daarnaast nog meer verbetering van de Oggz heeft plaatsgevonden, waarbij de gemeenten profiteerden van de aangebrachte overlegstructuur en van de toestemming van de hele regio, dat Zaanstreek en Purmerend de trekkersrol mochten oppakken namens de gehele regio. Realisatie per actie in chronologische volgorde: •
December 2003 is een regionaal symposium gehouden over de Oggz, waaraan alle betrokken partijen hebben deelgenomen.
•
In 2004 is in Zaandam de "Psychotheek" opgericht. De psychotheek functioneert als bovengenoemd integraal GGZ-loket voor informatie en advies voor de hele regio. Zowel cliënten, hun naasten, als professionals maken gebruik van de Psychotheek.
•
Eind 2004 is er in Purmerend voldoende capaciteit gekomen om gezamenlijk met Zaanstad de trekkerrol op te pakken voor de versterking Openbare geestelijke gezondheidszorg. Het project regierol Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) leidde in november 2005 tot ondertekening van het 'Convenant inzake de uitvoering van het beleid openbare geestelijke gezondheidszorg (oggz) Zaanstreek-Waterland'. Met het ondertekenen toonden de partners in de Oggz de bereidheid om meer bemoeizorg te verlenen om cliënten makkelijker te bereiken, effectiever afgestemd samen te werken, én een overlegplatform te vormen op bestuurlijk en beleidsmatig niveau. Tevens hebben de ondersteunend ambtenaren afspraken gemaakt met medewerkers op het uitvoerend niveau voor input en afstemming voor het platform Oggz.
Wat is er nog meer gebeurd, dat verder gaat dan voorgenomen acties? •
Met ondertekening van bovengenoemd Oggz -convenant stemden de deelnemende partners ook in met het concept werkplan Oggz met verbetervoorstellen voor de aanpak. Dit conceptwerkplan is in februari 2006 uitgewerkt tot een plan van aanpak met zeven verbeteracties.
•
Vier van de zeven verbeteracties uit het werkplan Oggz zijn gerealiseerd in 2007, een vijfde actie is nagenoeg voltooid. Deze actie heeft vertraging ondervonden, omdat er lange tijd gewacht moest worden op informatie van het ministerie van Justitie. De twee resterende acties zijn uitgesteld, omdat in 2007 prioriteit gegeven is aan de totstandkoming van twee Stedelijke Kompassen voor de regio's Waterland en Zaanstreek.
70
SOCIALE OMGEVING NAAM *
Ontwikkeling van Nota gehandicaptenbeleid B
AMBITIE NR. 4
Het gezondheidspreventiebeleid voor de komende jaren is gericht op het verbeteren van de sociale leefomgeving en het versterken van de sociale cohesie
ACTIE
Bij de planologische ontwikkeling van de stad dient meer uitgegaan te worden van de sociale aspecten van het wonen, waarbij meer aandacht is voor de vragen van ouderen en gehandicapten. Uitgaan van een concentratie van voorzieningen die voor ouderen van belang zijn.
ACTIVITEIT
Om hiervan een goed beeld te krijgen is ontwikkeling van ouderenbeleid en gehandicaptenbeleid noodzakelijk. In dit beleid spelen de voorzieningen voor ouderen en gehandicapten een belangrijke rol. Het concipiëren van een nota ouderenbeleid en een nota gehandicaptenbeleid vergt een integrale en interactieve aanpak. • Het in 2004 inventariseren van knelpunten in toegankelijkheid van de openbare weg en openbare ruimten; • Het in 2004 vaststellen van de nota wijksteunpuntenbeleid; • Het in 2004/2005 vaststellen van de nota gehandicaptenbeleid; • Het in 2005 actualiseren en vaststellen van de nota ouderenbeleid
REALISATIE
Deze activiteiten zijn grotendeels gerealiseerd. •
De inventarisatie toegankelijkheid van de openbare weg en openbare ruimten heeft plaatsgehad in 2005: het betrof slechts 10 looproutes én gemeentelijke openbare gebouwen. De hele openbare ruimte toegankelijk maken is te ambitieus en die ambitie is ook niet gebleven in de uitgewerkte versie.
•
Met betrekking tot wijksteunpuntenbeleid is in 2004 aan de Raad medegedeeld dat er geen aparte wijksteunpunten meer zullen worden gerealiseerd en dat beleid hieromtrent in het kader van de Wmo zal worden uitgewerkt. De nota gehandicaptenbeleid is ivm capaciteitsgebrek bij de afdeling Zorg niet opgesteld. Het voornemen hiertoe is er wel, maar er is (nog) geen capaciteit voor geraamd. In het kader van de Wmo worden en zullen diverse extra activiteiten moeten worden ondernomen. Op managementniveau is besloten de evaluatie van de implementatie van de Wmo af te wachten en afhankelijk van de bevindingen te besluiten of aparte nota's voor gehandicaptenbeleid en/of ouderenbeleid noodzakelijk zijn of dat beleidsvisie en voornemens niet al in integraal in diverse andere nota's een plaats hebben, zoals de Wmo-beleidsnota, de nota lokaal gezondheidsbeleid, de zorgvisie, de woonvisie, de sportnota e.d.
•
•
Voor de nota ouderenbeleid geldt hetzelfde als voor de nota gehandicaptenbeleid. Wel is tussen eind 2005 en begin 2007 een huisbezoekproject, uitgevoerd de stichting Maatschappelijke dienstverlening samen met Humanitas in opdracht van de gemeente, onder alleenstaande zelfstandig wonende 75-plussers gehouden met als doel inzicht te krijgen in de wensen en behoeften van ouderen. Bovendien is op deze (outreachende) manier materiaal verzameld op grond waarvan voorstellen kunnen worden uitgewerkt die bijdragen aan het langer zelfstandig blijven wonen van ouderen. Zo kon worden geconcludeerd dat er geen grote hiaten zijn in het voorzieningenaanbod in Purmerend maar dat er zeker behoefte is aan goed werkende klusjesdienst en een verbeterde signalering - en doorverwijzingfunctie voor thuiszorg, huisartsen en vrijwilligers. Het voorkomen van eenzaamheid blijft een beleidsmatig aandachtspunt.
Wel uitgevoerd op dit terrein • AOV: Sinds maart 2008 is het Aanvullend Openbaar Vervoer in Purmerend actief, uitgevoerd door ETS (Extra Taxi Service). Dit systeem is de opvolger van het Wvg-vervoer en biedt sociaal vervoer vanaf het huisadres binnen zes OV-zones.
71
SOCIALE OMGEVING NAAM *
Project Huiselijk Geweld B
AMBITIE NR. 4
Het gezondheidspreventiebeleid voor de komende jaren is gericht op het verbeteren van de sociale leefomgeving en het versterken van de sociale cohesie.
ACTIE
Oordeel vormen over de wenselijkheid tot het structureel continueren van het project Huiselijk Geweld.
ACTIVITEIT
Onder huiselijk geweld verstaan we geweld dat door iemand uit de huiselijke kring (gezin, familie, huisvrienden, ex-partners) van de getroffene wordt gepleegd, vaak ook gepaard gaande met psychische bedreiging en chantage. Vormen van huiselijk geweld zijn lichamelijk geweld, psychisch geweld, verwaarlozing, seksueel geweld, schending van rechten en financiële uitbuiting. Uit onderzoek blijkt dat bijna de helft van de Nederlandse bevolking ooit slachtoffer is geworden van enige vorm van huiselijk geweld. Een op de vijf vrouwen is slachtoffer van structureel huiselijk geweld (geweest). Jaarlijks worden 20.000 meldingen gedaan van kindermishandeling en staat naar schatting 5 procent van de ouderen bloot aan (herhaald) geweld. Met ingang van 1 april 2002 bestaat er in de regio Zaanstreek-Waterland een centraal steunpunt huiselijk geweld. Slachtoffers, hun omgeving, maar ook plegers kunnen (desgewenst) bellen voor doorverwijzing. Aan het steunpunt werken tal van organisaties samen (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, Bureau Jeugdzorg, Blijf van m’n Lijf, Brijder Verslavingszorg, Evean Zorg, GGD Zaanstreek-Waterland, Openbaar Ministerie, Stichting Algemeen Opvang Centrum Purmerend, Politie Zaanstreek-Waterland, Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering, RIAGG, Slachtofferhulp, SMD, de gemeenten Zaanstad en Purmerend.
REALISATIE
Algemeen: Het project huiselijk geweld is voltooid. Na totstandkoming van de nota LGB 2003-2007 zijn de wettelijke taken voor gemeenten uitgebreid en zijn er nog meer verbeteringen ingevoerd ten behoeve van het signaleren en bestrijden van huiselijk geweld. Realisatie van de actie: • Vanaf 2003 zijn Purmerend, Zaanstad en Waterland gaan betalen voor de coördinatie huiselijk geweld door de GGD ZW. Vanaf 2004 sluiten alle andere gemeenten van Zaanstreek-Waterland aan bij dit project. • Vanaf 2004 komt er meer formatie beschikbaar bij de GGD ZW voor de regionale coördinatie van huiselijk geweld. De coördinator verstevigt en verduidelijkt de overlegstructuur van het zogenaamde 'Platform Huiselijk Geweld Zaanstreek-Waterland'. De overlegstructuur draagt beleidsvoorstellen aan, waarover de gemeenten uiteindelijk besluiten in aparte vergaderingen (AB GGD of pfo VGZ). De overlegstructuur omvat ook casuïstiekoverleg. De overlegstructuur omvat doorgaans vier tot vijf werkgroepen, die specifieke onderwerpen uitwerken voor verbetering beleid of uitvoering. Eén voorbeeld van de werkgroepen is de werkgroep ouderenmishandeling. • Via campagnes is huiselijk geweld als probleem meer bekend geworden onder het algemene publiek. Helaas heerst er onder het algemene publiek nog wel veel onwetendheid en handelingsverlegenheid, dus weten veel inwoners nog niet wat zij kunnen doen bij een vermoeden van/ervaring met huiselijk geweld. Dit hangt samen met het algemene probleem, dat sommige inwoners niet bereikt worden met folders, noch met advertenties of billboards in de openbare ruimte. Wat is er nog meer gebeurd, hetgeen verder gaat dan deze actie? • In januari 2006 is het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) voor de regio Zaanstreek-Waterland geopend. De gemeenten financieren dit gezamenlijk via de GGD-begroting, waarbij Zaanstad het leeuwendeel financiert met behulp van de Stimuleringsregeling ASHG's, die vanaf 2008 is opgegaan in de zogenaamde 'Brede doeluitkering voor GSB-gemeenten'. Het ASHG blijkt in een behoefte te voorzien. Echter, het bereik kan beter. Dit landelijke probleem kan worden tegengegaan met de extra gelden, die het het Rijk vanaf 2008 toevoegt aan de Brede GSB-doeluitkering van centrumgemeente Zaanstad. • Zaanstad is als centrumgemeente Vrouwenopvang de trekker van een beleidsnota Huiselijk Geweld voor de hele regio. In 2007 is een projectgroep gestart met deze nota, die medio 2008 gereed komt. Purmerend neemt deel aan deze regionale projectgroep. • Bovengenoemde nota loopt inhoudelijk ook vooruit op de toekomstige wet Tijdelijk Huisverbod én op de landelijke versterking van de ASHG's en op verschillende beleidsverbeteringen die het Rijk wil stimuleren. Hiervoor zal in 2008 veel regionale inzet nodig zijn.
SOCIALE OMGEVING NAAM *
Voorkomen van eenzaamheid bij ouderen B
AMBITIE NR. 4
Het gezondheidspreventiebeleid voor de komende jaren is gericht op het verbeteren van de sociale leefomgeving en het versterken van de sociale cohesie
ACTIE
Plannen ontwikkelen om een sluitende aanpak te realiseren voor het preventief ouderenbeleid rond voorkoming van eenzaamheid.
ACTIVITEIT
Te starten met het organiseren van preventieve huisbezoeken bij alle inwoners van 75 jaar en ouder.
REALISATIE
Gerealiseerd. In 2006 heeft de SMD de opdracht gekregen preventief huisbezoek uit te voeren door geschoolde vrijwilligers. De resultaten van het huisbezoek zijn in samenwerking met de afdeling O&S onderzocht en het huisbezoekproject is begin 2007 geëvalueerd. Voortzetting en uitbreiding van de huisbezoeken als activiteit op zich is te kostbaar werd geconcludeerd. In plaats daarvan heeft de SMD de opdracht gekregen de huisbezoeken en de signalerende werking die ze hebben integraal in hun outreachende werkwijze op te nemen. Het SMD is halverwege 2007 inmiddels met deze werkwijze van start gegaan. Het is nog te vroeg om hier conclusies aan te verbinden, maar de eerste bevindingen zijn positief.
.
72
SOCIALE OMGEVING NAAM *
Inventarisatie opvoedingsondersteuning C
AMBITIE NR. 4
Het gezondheidspreventiebeleid voor de komende jaren is gericht op het verbeteren van de sociale leefomgeving en het versterken van de sociale cohesie.
ACTIE
Inventarisatie van de opvoedingsondersteuning.
ACTIVITEIT
Het gaat hier vooral in kaart brengen van de verschillende activiteiten, die door de verschillende partijen in het kader van opvoedingsondersteuning worden aangeboden.
REALISATIE
Niet gerealiseerd ivm gebrek aan capaciteit. In 2007 is extra capaciteit gerealiseerd, maar omdat mantelzorg hogere prioriteit had en veel tijd heeft gekost is de inventarisatie nog niet afgerond. In de binnenkort vast te stellen Jeugdvisie is de inventarisatie van opvoedingsondersteuning opgenomen als een van de acties die met voorrang uitgevoerd moeten worden
SOCIALE OMGEVING NAAM *
Versterking van de opvoedingsondersteuning D
AMBITIE NR. 4
Het gezondheidspreventiebeleid voor de komende jaren is gericht op het verbeteren van de sociale leefomgeving en het versterken van de sociale cohesie.
ACTIE
Verdere versterking van de opvoedingsondersteuning.
ACTIVITEIT
Het gaat hier vooral om het brengen van meer coördinatie en samenhang in de opvoedingsondersteuning. Dat vergt overleg, zowel intern als extern met de GGD, OPSO, Evean Jeugdgezondheidszorg en het bureau Jeugdzorg.
REALISATIE
Gerealiseerd.
GEZONDHEIDSZORG NAAM *
Ontwikkeling van een zorgloket B
AMBITIE NR. 5
De beschikbaarheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de eerstelijnszorg op een voldoende niveau houden en betere informatie geven over de mogelijkheden om een beroep te doen op zorg.
ACTIE
Het instellen van een stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de grote zorgaanbieders, zorgkantoor, zorgvragers en gemeenten. Zij werken een plan uit voor een centrale informatievoorziening op het gebied van zorg en aan zorg gerelateerde onderwerpen (het instellen van één zorgloket in de gemeente
ACTIVITEIT
Er bestaan al diverse overlegstructuren. Het is nodig de krachten meer te bundelen. Daar waar samenwerkingsverbanden al ontstaan, is het van belang deze als gemeente te ondersteunen en te stimuleren, alles met het doel dat het voor de burger inzichtelijker wordt. In dat licht bezien is het zaak om mee te doen aan het project Zorgwijzer en dat de zorgconsument via het portaal van de website van de gemeente Purmerend bij de Zorgwijzer komt.
REALISATIE
Algemeen: Dit is een project voor de lange termijn, waarbij het belangrijk is tijdens de rit quick wins te behalen. Aan dit project zal de komende jaren naar schatting 120 uur per jaar moeten worden besteed. De uren, die hiervoor geraamd staan, komen niet ten laste van de reguliere uren van het gemeentelijk gezondheidsbeleid (1.000 uur), maar hiervoor wordt een deel van de voor het zorgloket gereserveerde formatie (0,4 fte) ingezet. In 2005 is het door de 9 gemeentes gesubsidieerde digitale zorgloket, de Zorgwijzer gerealiseerd. Daarmee is aan deze ambitie voldaan. Per 1 januari 2007 is het Wmo-loket operationeel geworden dat een bredere doelstelling heeft dan de Zorgwijzer en beter voorziet in de doelstellingen die in de loop der tijd veranderd zijn.
73
GEZONDHEIDSZORG NAAM *
Huisartsenzorg C
AMBITIE NR. 5
De beschikbaarheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de eerstelijnszorg op een voldoende niveau houden en betere informatie geven over de mogelijkheden om een beroep te doen op zorg.
ACTIE
Onderzoeken op welke wijze de huisartsenzorg in de regio gewaarborgd kan worden.
ACTIVITEIT
Dit vergt in de eerste plaats het in kaart brengen van het eventuele tekort nu en in de toekomst, en vervolgens plegen van overleg met de Huisartsenvereniging Waterland en de zorgverzekeraar over het oplossen van eventuele knelpunten
REALISATIE
Gerealiseerd. Vanaf 2005 is er structureel overleg met de Huisartsenvereniging Waterland gerealiseerd. Dit heeft geleid tot het sluiten van een convenant in 2006 (vernieuwd in 2008) ter versterking van de eerstelijnszorg. Een van de concrete actiepunten is het realiseren van HOED(-en)/TOED(-en) en GOED(-en). Hiervan is er inmiddels één gerealiseerd en één in voorbereiding. De realisatie verloopt moeizaam omdat er gemeentelijk veel personen bij betrokken zijn en daardoor de regie en het oplossen van knelpunten niet spoedig genoeg verloopt. Dit is voor de komende tijd een aandachtspunt. Het huisartsenoverleg en de versterking van de eerstelijnszorg worden de komende jaren onverminderd voortgezet.
WET COLLECTIEVE PREVENITE VOLKSGEZONDHEID NAAM *
Verbetering GGD-organisatie en aansturing A
AMBITIE NR. 6 Een goede uitvoering van de wettelijke (WCPV)-taken en de mogelijkheden tot het leveren van maatwerk naast en binnen het takenpakket ACTIE
De gemeenteraad is verantwoordelijk voor de instandhouding van een gezondheidsdienst (GGD). De gemeente wil dan ook dat de GGD voldoet aan een bepaald niveau aan kennis, kunde en menskracht om calamiteiten op te vangen (inspectienormen). Verder moet de GGD deze taak zoveel mogelijk planmatig uitvoeren, waarvoor van de GGD het nodige inzicht wordt verwacht. De gemeente wil samen met de andere gemeenten in de regio komen tot verbetering in aansturing van de GGD door middel van een adequate beheers- en be
ACTIVITEIT
Binnen afzienbare tijd zal er besluitvorming moeten plaatsvinden op welke wijze de GGD-organisatie en de aansturing door de gemeente kan worden verbeterd.
REALISATIE
Geen keuze, wettelijk verplicht Gerealiseerd. In 2005 is de gemeenschappelijke regeling herzien waarin met name veranderingen gericht op bovengenoemde actiepunten zijn aangebracht. De P&C-cyclus is in 2005 en 2006 verbeterd en wordt ieder jaar geëvalueerd hetgeen tot nieuwe verbeteracties leidt. Er is een automatiseringsplan 2006-2009 opgesteld dat bijdraagt aan de verbetering van werkprocessen op het gebied van productie, archivering, adressenbestand en salarisbeheer. Er is een kwaliteitssysteem (Mavim) in gebruik genomen dat in 2006 via Intranet voor medewerkers beschikbaar is gemaakt. Aan de hand van een geactualiseerde risico-inventarisatie is een meerjarenplan opgesteld om knelpunten in de arbeidsomstandigheden op te lossen. In 2007 hebben interne audits op het gebied van HKZ-processen JGZ en infectieziektenbestrijding plaatsgevonden. Hoewel er veel gerealiseerd is, gaat het hier over een doorlopend proces dat permanente aandacht behoeft.
WET COLLECTIEVE PREVENTIE VOLKSGEZONDHEID NAAM *
Periodieke herhaling monitor inclusief jeugd en ouderen B
AMBITIE NR. 6
Een goede uitvoering van de wettelijke (WCPV) taken en de mogelijkheden tot het leveren van maatwerk naast en binnen dit takenpakket
ACTIE
Verdere ontwikkeling en periodieke herhaling van de huidige monitor Volksgezondheid, aangevuld met de doelgroepen jeugd en ouderen
ACTIVITEIT
Gekozen kan worden om op korte termijn de monitor aan te vullen met informatie over de jeugd en ouderen. Dit betekent dan ook dat in 2004 en 2005 voorbereidingen getroffen moeten worden om in 2006 een goede monitor te kunnen houden. De verwachting is dat alle gemeenten in de regio deze activiteit willen gaan verrichten. Mocht dit het geval zijn dan zal uit o.a. kostenoverwegingen afstemming en prioritering met de overige regiogemeenten nodig zijn.
REALISATIE
Deze ambitie is grotendeels gerealiseerd. De monitor voor 18 tot 70-jarigen is in 2005 uitgevoerd en eind 2006 zijn de resultaten gepresenteerd. In 2007 is het 0-11-jarigen onderzoek gestart en de resultaten worden in 2008 verwacht. Het ouderenonderzoek is gepland in 2008.
74
OPENBARE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG NAAM *
Meldpunt Extreme Overlast (dat vanaf 2005 heet Meldpunt Extreme Overlast en Bemoeizorg)
AMBITIE NR. 8
- De rol van regievoerder actief invullen, vormgeven en effectueren; - Samen met andere partijen, de reikwijdte en diepte van haar OGGZ-taak in het algemeen en op specifieke onderdelen in beeld brengen; - Samenwerkingsafspraken tot stand brengen tussen betrokken organisaties, over het beleid en over de uitvoering daarvan.
ACTIE
Continueren van het meldpunt Extreme Overlast.
ACTIVITEIT
Voorstellen doen hoe het meldpunt in de toekomst een bredere beleidssignalerende functie kan gaan vervullen. Het meldpunt dat bij de GGD ZaanstreekWaterland is ondergebracht, is thans in onze gemeente nagenoeg onbekend. Alvorens een besluit tot uitbreiding van het meldpunt te komen, zal eerst onderzocht moeten worden of het meldpunt aan de gestelde verwachting voldoet.
REALISATIE
Algemeen: Deze actie is gerealiseerd. Bovendien zijn er nog extra verbeteringen gerealiseerd in beleid en uitvoering, die verder gaan dan deze actie. Gerealiseerd voor deze actie: - De rol van regievoerder OGGZ is actief ingevuld. - De gemeenten Purmerend en Zaanstad hebben namens de negen regiogemeenten nadere samenwerkingsafspraken gemaakt met de GGD over werkwijze, financiering en rapportage door het MEO. Deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd en worden in 2008 geëvalueerd. - De bredere beleidssignalerende functie voor de praktijk van de inwoners in Z/W is gerealiseerd. - Er is actief gewerkt aan het vergroten van de naamsbekendheid van het MOB. Bovendien is het aantal fte's van het meldpunt vanaf 2005 behoorlijk verhoogd. Om deze twee redenen, neemt het aantal meldingen jaarlijks toe. - Het meldpunt blijkt te voldoen aan de gestelde verwachting. - Bij de evaluatie in 2008 is er ook aandacht voor de gewenste stijging van het aantal meldingen en bereikte inwoners, die op gespannen voet staat met de beheersbaarheid van de kosten. Extra tot stand gebracht, hetgeen verder gaat dan deze actie: - Vanaf oktober 2007 is aan het bestaande meldpunt overlast en bemoeizorg het zogenaamde "team bemoeizorg' toegevoegd. Binnen het team bemoeizorg nemen professionals deel met diverse expertises (algemeen maatschappelijk werk, ggz, verslavingszorg, verstandelijke beperkingen). Het team bemoeizorg bekijkt bij complexe cliënten en/of sterk zorgmijdende cliënten welke aanpak het meest geschikt is. Evaluatie van het pilotproject "team bemoeizorg' volgt in oktober 2008. Voordelen van het team bemoeizorg zijn zowel de kwaliteitsverbetering, als dat door de 'achtervang'-formatie van het team bemoeizorg de medewerkers van het meldpunt meer tijd krijgen voor huisbezoeken. Zij reageren niet alleen op meldingen, maar zoeken ook actief naar inwoners met probleemsituaties door contact te leggen met sleutelfiguren (wijkagenten, leraren, huisartsen e.d.) Gezien de plaatsing van Oggz (onder de Wmo) zal het MEO in het Stedelijk Kompas c.q. Wmo beleidsplan aan de orde komen en minder in de nota Lokaal Gezondheidsbeleid.
75
OPENBARE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG NAAM *
AMBITIE NR. 8
Dak- en thuislozenopvang B
- De rol van regievoerder actief invullen, vormgeven en effectueren; - Samen met andere partijen, de reikwijdte en diepte van haar OGGZ-taak in het algemeen en op specifieke onderdelen in beeld brengen; - Samenwerkingsafspraken tot stand brengen tussen betrokken organisaties, over het beleid en over de uitvoering daarvan.
ACTIE
Voorstellen doen hoe de dak- en thuislozenopvang verbeterd kan worden.
ACTIVITEIT
Purmerend is sinds 1998 centrumgemeente voor de maatschappelijke opvang. Begin 2002 werd geconstateerd dat er onvoldoende inzicht was in de omvang en aard van de dak- en thuislozenproblematiek. Daartoe is in de tweede helft van 2002 een onderzoek uitgevoerd, waarover begin dit jaar is gerapporteerd. In het onderzoek wordt o.a. geconstateerd dat de dak- en thuislozenopvang in Purmerend onvoldoende is, en dat de doorstroming naar reguliere huisvesting stagneert. Inmiddels is het aantal opvangplaatsen toegenomen door levering van 3 woningen door de woningcorporaties en door het regelmatig beschikbaar komen van woningen ten behoeve van de opvang aan het Gouw. ‘Als je gaat dweilen moet je eerst de kraan dicht draaien’. Onder dit motto wordt een project gestart dat als doel heeft zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen dakloos worden. Als dat zou lukken wordt de problematiek van de opvang kleiner. Om dit te bereiken is het nodig afspraken te maken met woningcorporaties over de benadering van huurders in geval van huurachterstand en overlast en over een tweede kansbeleid. Gedacht wordt aan een actieve benadering van mensen die hun woning dreigen te verliezen (bemoeizorg), het op tijd verwijzen naar instanties die verder onheil kunnen voorkomen en het tijdelijk begeleiden van deze mensen. 1) werkconferentie organiseren met alle partijen, die bij de maatschappelijke opvang betrokken zijn; 2)
onderzoek doen of het huidige aanbod sluitend is.
REALISATIE Deze acties zijn vrijwijl geheel gerealiseerd. 1) De aangekondigde werkconferentie heeft niet plaatsgevonden. In plaats daarvan was er eind 2003 een regionaal symposium over het brede onderwerp van de Oggz. Daarmee leek een conferentie over het deelonderwerp "dak en thuisloosheid" niet langer aan de orde. 2) - Reseach en Beleid heeft in 2003 een onderzoek uitgevoerd naar de omvang van dakloosheid in Purmerend. Alle aanbevelingen zijn overgenomen door de raad en uitgevoerd, met uitzondering de aanbeveling om daklozen voorrang te geven bij woningtoewijzing. De raad stemde hier niet mee in, vanwege mogelijke nadelige neveneffecten van deze urgentie-voorrangsregel. - Als onderdeel van het werkplan van het Oggz convenant is een van de werkgroepen met het (veld-)onderzoek bezig geweest naar de vraag of het huidige aanbod sluitend is. Op basis van door de deelnemende ketenpartners en anderszins verzamelde informatie is geconcludeerd dat het aanbod niet sluitend is. De werkgroep heeft een top 3 aangeven van prioriteiten van doelgroepen waarvoor een sluitend aanbod gerealiseerd moet worden. In het kader van het Stedelijk Kompas en het Masterplan Wonen en zorg worden deze bevindingen nader uitgewerkt. Ook heeft het onderzoekscentrum van de Universiteit St. Radboud onderzoek verricht naar de daklozenpopulatie van Waterland. Dit onderzoek geeft een indicatie van de behoefte aan daklozenopvang en in het kader van de Opgave Wonen met Zorg zal de behoefte aan bijzondere woonvormen nader uitgezocht worden. - uitbreiding opvangplaatsen in 2003 en 2004 gefaseerd gerealiseerd in AOP - mei 2007 zijn convenanten tweede kansbeleid afgesloten tussen de gemeente Purmerend en de actieve corporaties. Vanaf augustus 2007 is dit beleid ingevoerd in de praktijk. Evaluatie van dit tweede kansbeleid komt eind 2008 gereed.
76
OPENBARE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG NAAM *
AMBITIE NR. 8
Crisisopvang C
- De rol van regievoerder actief invullen, vormgeven en effectueren; - Samen met andere partijen, de reikwijdte en diepte van haar OGGZ-taak in het algemeen en op specifieke onderdelen in beeld brengen; - Samenwerkingsafspraken tot stand brengen tussen betrokken organisaties, over het beleid en over de uitvoering daarvan
ACTIE
Onderzoeken op welke wijze de overlegstructuur tussen de verschillende partijen op het terrein van de OGGZ versterkt kan worden.
ACTIVITEIT
Crisisopvang GGZ De bedoeling van het project is drieërlei. 1. In de eerste plaats gaat het om de opvang van GGZ-cliënten in crisissituaties buiten de kantooruren. 2. In de tweede plaats gaat het om het verkorten van de tijdsduur tussen de crisismelding en opname en het voorkomen van een langdurig verblijf op het politiebureau. 3. En in de derde plaats gaat het om de verbetering van opvang van familie en naasten van cliënten. Het project is met name het vervolg op de regelmatig terugkerende klachten over de crisisopvang bij het Regionaal Patiënten en Consumenten Platform (RPCP) van cliënten en familie van cliënten. De doelgroep bestaat uit bij de RIAGG-crisisdienst “bekende” cliënten en een stijgend aantal nieuwe “onbekende” cliënten die voor het eerst in een crisis belanden. Het gaat enerzijds om eenvoudige crises die met een enkel gesprek kunnen worden afgehandeld, en anderzijds om ernstiger crises, bijvoorbeeld een psychopathologie (borderline, zelfverwonding) waarvoor opname in een crisisbed of open opname bed noodzakelijk is, of een psychose (manische depressiviteit, hypomanie) waarvoor een wel of niet gedwongen opname in een APZ of PAAZ noodzakelijk is, of persoonlijkheidsstoornissen waarbij voor opname een contra-indicatie bestaat. Een bijzonder aspect aan het project is het centraal registreren van crises en het bijhouden van een crisiskaart door behandelaar en cliënt. Het eerste is van belang om te weten hoeveel personen in de regio in hoeveel crises terecht komen. Vermoedelijk gaat het om zo’n 150 a 200 personen en tussen de 300 en 400 crisismeldingen per jaar. Het tweede is van belang om een “bekende” cliënt direct te verwijzen naar zijn of haar behandelaar (Duin en Bosch), zonder tussenkomst van de RIAGG-crisisdienst. Dat laatste levert ontlasting van de RIAGG-crisisdienst en tijdwinst op.
REALISATIE Gerealiseerd, waarbij punt 2 nog in ontwikkeling is. Met afsluiten van het convenant Crisisopvang ggz en een eenmalige startsubsidie van de gemeenten, is GGZ Dijk en Duin gestart met het telefonisch meldpunt crisisopvang. GGZ Dijk en Duin continueert dit nu met behulp van de verzekerde zorg én eigen middelen. Hiermee is punt 1 gerealiseerd. Uit een evaluatie met een cliëntenonderzoek blijkt het telefonisch meldpunt te voldoen aan de behoefte van cliënten, hun naasten en professionals. Bovendien blijkt het meldpunt niet alleen gevoelsmatig, maar daadwerkelijk preventief te werken: het aantal mensen dat crises dat wordt opgenomen bij GGZ Dijk en Duin is afgenomen vanaf 2004. Punt 2: het langdurige verblijf op het politiebureau komt nog voor, al is het minder dan voorheen. Er worden hiervoor nog verschillende oplossingen overwogen, dus dit is nog niet helemaal afgewerkt. - De gemeente heeft de regierol nader ingevuld door beleidscapaciteit voor dit onderwerp te realiseren. - De samenwerking in het veld is versterkt door het opzetten van het Maatschappelijk Steunsysteem (MSS). - De crisiskaart is in samenwerking met de gemeente door het veld gerealiseerd. Wat is er extra gebeurd, hetgeen verder gaat dan deze actie? In het kader van het Oggz-werkplan heeft een van de werkgroepen de opdracht meegekregen: - inventariseren of er voldoende crisisopvangplaatsen zijn - de werking van de crisiskaart te analyseren - knelpunten in de samenwerking binnen de crisisopvang in kaart te brengen - op grond van hun bevindingen verbetersuggesties te doen. De werkgroep concludeerde dat er geen tekort aan crisisopvangplaatsen is maar dat de samenwerking tussen veldpartijen verbeterd dient te worden. Eventueel door een centraal meldpunt in te stellen. De crisiskaart behoeft geen verbetering, maar er moet meer voorlichting komen over het juiste gebruik en het bestaan van de crisiskaart
77
OPENBARE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG NAAM *
Integratie Jeugdgezondheidszorg A
AMBITIE NR. 9
- Het tot stand brengen van een optimale, longitudinale zorg voor de jeugd van 0-19 jaar, waarbij de zorg voor deze leeftijdscategorie beleidsmatig en uitvoerend in een aaneensluitende keten wordt geleverd; - Het verbeteren van zorgketens voor kinderen/jeugdigen in verschillende leeftijdsfasen door optimalisering van samenwerking tussen de JGZ en andere instellingen (onderwijs, jeugdzorg); - Het optimaliseren van de monitoringsfunctie voor de jeugd.
ACTIE
Reeds ingezet regionaal proces tot integratie conform projectopzet vervolgen.
ACTIVITEIT
Het integratietraject van de jeugdgezondheidszorg vindt plaats onder leiding van een ambtelijke projectgroep en een bestuurlijke stuurgroep. Het traject is in drie fasen onderverdeeld: 1) de overgang van de zorg voor 0 tot 4 jarigen naar gemeentelijke regie soepel te laten verlopen; 2) inhoudelijk vorm te geven aan de integratie van beide onderdelen van de JGZ en afstemming met andere partners in de ketenzorg voor jongeren te verbeteren; 3) organisatorisch vorm te geven aan die integratie. Dit is geen keus, hiertoe is in 2002 al besloten. In 2004 zal definitieve besluitvorming inzake de integratie van de jeugdgezondheidszorg 0-19 plaatsvinden
REALISATIE
Gerealiseerd en doorlopend proces. De integratie van jeugdgezondheidszorg voor 0-4-jarigen en 4-19-jarigen is tot stand gekomen. GGD (4-19-jarigen) en Evean (0-4-jarigen) zijn onder gemeentelijke regie nauwer gaan samenwerken. Er wordt gewerkt met een hoofd-& onderaannemerschapconstructie waarbij Evean een contract heeft met de GGD. De organisaties zijn weliswaar autonoom maar niet gelijkwaardig. In 2005 is het samenwerkingscontract hiertoe getekend, nadat dat door de project- en stuurgroep begeleid is. In die overeenkomst is het voornemen tot een evaluatie van de samenwerking opgenomen. Deze evaluatie heeft op regionaal niveau in 2007/2008 plaats gevonden. Geconcludeerd wordt dat de integratie niet echt tot verbetering heeft geleid en dat partijen elkaar nu niet meer of makkelijker weten te vinden . Waar de constructie van hoofd-&onderaannemerschap bedoeld was om efficiencywinst te boeken, moet nu worden vastgesteld dat er geen verbeterd inzicht is ontstaan in essentiële managementinformatie zoals productieaantallen en benodigde formatieomvang.
OPENBARE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG NAAM *
Verdere ontwikkeling en periodieke herhaling van de huidige monitor B
AMBITIE NR. 9
- Het tot stand brengen van een optimale, longitudinale zorg voor de jeugd van 0-19 jaar, waarbij de zorg voor deze leeftijdscategorie beleidsmatig en uitvoerend in een aaneensluitende keten wordt geleverd; - Het verbeteren van zorgketens voor kinderen/jeugdigen in verschillende leeftijdsfasen door optimalisering van samenwerking tussen de JGZ en andere instellingen (onderwijs, jeugdzorg); - Het optimaliseren van de monitoringsfunctie voor de jeugd.
ACTIE
Monitorfunctie optimaliseren op basis van bestaande informatie en nieuw te verwerven materiaal.
ACTIVITEIT
Gekozen kan worden om of op korte termijn de monitor aan te vullen met informatie over de jeugd of daarmee te wachten tot de volgende monitor wordt gehouden.
REALISATIE
Zie voorgaand actiepunt
78
Bevindingen en aanbevelingen
Over het algemeen zal voor beleidsmaatregelen gelden dat het effect ervan vaak moeilijk te duiden is. Hoewel de insteek moet blijven dat doelstellingen zo SMART mogelijk geformuleerd worden, zal de praktijk toch uitwijzen dat het meetbare effect in veel gevallen zich moeilijk laat meten. Dat is overigens geen reden om het dan maar te laten en geen doelstellingen of ambities meer neer te leggen. Zoals reeds eerder opgemerkt kan de gemeente in haar eentje geen gezondheidsproblemen terugdringen en is zij afhankelijk van de inzet van andere partijen. Op het uiteindelijke resultaat zijn meerdere factoren van invloed en de ervaring leert dat het verstandig is bescheidenheid in ambitieniveau aan de dag te leggen. Terugkijkend op de bovenvermelde ambities kan echter wel vastgesteld worden dat de meeste ervan gerealiseerd zijn. Sommige zijn in de loop der tijd ingehaald door een verschuivende realiteit en andere zijn inmiddels ondergebracht op een nieuw beleidsterrein. Allemaal deden ze er op enig moment toe en hebben als zodanig bijgedragen aan de totstandkoming van het lokale gezondheidsbeleid in eerste aanleg.
®
79