Regeerakkoord: de zorg voor ouderen wordt niet alleen veel duurder, ze wordt ook nog eens slechter! Inleiding De kabinetsplannen hebben grote gevolgen voor ouderen. NPCF, ANBO, V&VN en Buurtzorg verzetten zich tegen de enorme omvang van de bezuinigingen, maar realiseren zich ook wel dat aanpassingen nodig zijn. Daarom hebben we ook naar de inhoud van de plannen gekeken en de gevolgen voor ouderen. We vragen op vijf punten een aanpassing om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, zonder de kosten te verhogen. Positief in de plannen is de rol van de wijkverpleegkundige die samen met de huisarts de spil wordt in de eerste lijn en de zorg heeft voor chronisch zieken. Positief is ook dat deze twee op basis van een budget met gezondheidsdoelen moeten gaan werken. Dat stimuleert kwaliteit en meer zorg in de eerste lijn en minder in de tweede lijn. Er zijn ook keuzes waar we niet achter staan en die de mogelijkheden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen sterk verminderen. Het gaat dan om loskoppelen verpleging en verzorging, het grotendeels schrappen van de huishoudelijke hulp en het weghalen van inkoop en indicatiestelling verpleeghuiszorg uit de regio. Verpleeghuiszorg valt volgens het regeerakkoord niet meer onder de AWBZ maar onder een landelijke voorziening. Dat houdt in dat ouderen geen wettelijke aanspraak meer kunnen maken op verpleeghuiszorg. NPCF, ANBO, V&VN en Buurtzorg maken zich daar zorgen over. Er moet voorkomen worden dat ouderen tussen wal en schip vallen. Dat vraagt integrale oplossingen die in dit document besproken worden. Om wie gaat het? Een paar voor beelden van mensen waar het om gaat: • Pietersen (80) is al jaren weduwnaar en heeft sinds een jaar of vier de ziekte van Alzheimer. De ene dag eet hij zes keer, de andere dag maar twee keer. De laatste tijd ruikt het in zijn huis naar urine, omdat hij soms te laat naar het toilet gaat. Alleen zijn neef komt een paar keer per maand een uurtje op bezoek. Die merkt dat zijn oom vereenzaamt en achteruitgaat, maar wat kan hij doen? De huishoudelijke hulp is een jaar geleden gestopt, net als de dagopvang. • Mevrouw Versteeg (77) kan zich na een hersenbloeding niet meer zelf wassen en aankleden. Daarnaast heeft ze een hardnekkige wond. ’s Morgens rond 8.00 uur helpt een verzorgende haar bij het opstaan. Om 9.00 en 19.00 uur verzorgt de wijkverpleegkundige haar wond. En op dinsdagmiddag komt er een huishoudelijke hulp. Voorheen hielp de verpleegkundige haar ook even met wassen. Maar omdat het geld tegenwoordig uit verschillende potjes komt, doet mevrouw Versteeg zaken met meerdere zorgverleners van drie organisaties. Mevrouw Versteeg moet zelf regelen dat alle partijen goed met elkaar samenwerken. Een heel gedoe. • De heer en mevrouw Robertson (85 en 87 jaar) zijn 60 jaar getrouwd en wonen nog in hun ‘eerste’ woning. Zij is lichamelijk gehandicapt, hij wordt erg vergeetachtig. Gelukkig is de heer Robertson lichamelijk kerngezond. Met (steeds meer) aanwijzingen van zijn vrouw doet hij boodschappen en het huishouden. Toch maakt mevrouw zich zorgen: wat gebeurt er als zij overlijdt? Haar man was volledig in de war toen zij laatst een uurtje weg was. Misschien moeten ze verhuizen naar een serviceflat, maar dan moeten ze eerst hun huis verkopen. Het huis van de buren staat al 2,5 jaar te koop. En voor aanleunwoningen (huur) is een wachtlijst.
1
Deze voorbeelden maken duidelijk wat de randvoorwaarden zijn voor zelfstandig wonen: -‐ een schoon huis -‐ een dagbesteding -‐ ogen en oren bij ouderen die weinig sociale contacten hebben, om bij achteruitgang anderen snel in te schakelen -‐ stimuleren van zelfredzaamheid -‐ aanleren van vaardigheden -‐ bewaken dat mantelzorg en vrijwilligers worden ingeschakeld, maar niet overbelast Ruim 780.000 mensen maken gebruik van de AWBZ. 10% daarvan is 65-‐74 jaar, 23% is 75-‐84 jaar en 24% 85 en ouder.1 Het gaat in totaal dus om 450.000 ouderen. Hiervan wonen ongeveer 200.000 in een verzorgings-‐ of een verpleegtehuis.2 Ongeveer 250.000 ouderen hebben AWBZ zorg om zelfstandig te kunnen blijven wonen. In totaal maken 639.000 mensen gebruik van de Wmo . 215000 mensen krijgen huishoudelijke hulp en 160.000 verzorging thuis. 3 Onze uitgangspunten • Ouder worden hoort bij het leven en mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid om zich daar op voor te bereiden. Er moet ondersteuning zijn bij zelfmanagement en mantel-‐ zorg, met gebruik van e-‐health, gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid. Het zorgaanbod moet aansluiten bij de levensloop. Als de zelfredzaamheid afneemt, ontstaat eerst een vraag naar hulp bij huishouden en is signalering van toenemende kwetsbaarheid noodzakelijk. Als de gezondheid verder achteruit gaat, ontstaat behoefte aan verzorging, in combinatie met verpleging als dat nodig is. Opname is een laatste redmiddel: alleen als dat echt niet anders kan. • Het is op zichzelf genomen goed dat er een ombouw van verzorgingshuizen naar extramurale zorg op gang komt, die het mogelijk maakt dat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Daarvoor is wel een goede fasering nodig. Ouderen en aanbieders in wonen, zorg en welzijn, moeten de tijd hebben om bestaande voorzieningen om te bouwen en nieuwe woon-‐zorgvormen te ontwikkelen. • De patiënt mag geen hinder ondervinden van het feit dat zorg vergoed wordt vanuit verschillende systemen (Zvw, AWBZ en Wmo). Als er ergens een knip wordt gezet, dan moet dat dusdanig gedaan worden dat integrale zorg in elke fase van het leven goed geregeld kan worden. • Zorgverleners moeten samen met ouderen besluiten kunnen nemen om zelfstandig wonen mogelijk te maken: de zorgvraag moet leidend zijn en niet de schotten tussen Wmo, Zvw en AWBZ. Prikkels moeten gericht zijn op kwaliteit en samenwerking en niet op volume en afschuiven. • Zorgverzekeraars, gemeenten en de landelijke uitvoeringsorganisatie AWBZ moeten in hun beleid samen werken aan het zelfde doel: zelfstandig wonen versterken en opname voorko-‐ men. De kostenstijging in de zorg, in combinatie met de verslechterde overheidsfinanciën, maken het onontkoombaar dat er moeilijke keuzes gemaakt moeten worden. Het SER advies en de agenda voor de zorg bevat een breed gedragen en duurzaam plan voor de samenhang van Zvw, Wmo en AWBZ. Met dit plan worden de randvoorwaarden gecreëerd om zelfstandig wonen mogelijk te maken. Het kabinet heeft anders besloten. De gevolgen zijn onacceptabel voor ouderen en daarom stellen we een aantal veranderingen voor.
1 CIZ basisrapportage AWBZ peildatum 1 juli 2012 tabel 4.1 2 3
idem tabel 7.1 getallen zijn uit 2011. Figuur 6 http://www.hetcak.nl/portalserver/portals/cak-‐portal/pages/o3-‐4-‐2-‐zorg-‐zonder-‐verblijf-‐wmo
2
Keuzes van het kabinet en de gevolgen daarvan • Door het schrappen van huishoudelijke hulp in de Wmo (ruim 215.000 gebruikers) − vervalt het loket bij de gemeente en ontbreekt iedere steun bij het vroegtijdig maken van een plan om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen − komen ouderen pas in beeld als de zorgvraag -‐ soms onnodig -‐ zwaarder is geworden − ontbreken de ogen en oren bij ouderen thuis, waardoor achteruitgang te laat wordt gesig-‐ naleerd (pas als de huisarts wordt ingeschakeld) en de kans op opname toeneemt. − zal er grote druk komen op mantelzorgers als er geen geld is voor huishoudelijke hulp − zullen ouderen zelf hulp moeten vinden terwijl ze juist minder zelfredzaam zijn • Het kabinet verwacht net als wij veel van de wijkverpleegkundige die samen met de huisarts de spil voor de zorg voor chronisch zieken wordt. Maar door de splitsing van verzorging (naar Wmo) en verpleging (naar Zvw) − wordt de wijkverpleegkundige vleugellam: deze mist de signaleringsfunctie van de huis-‐ houdelijk hulp en verzorgende en kan geen handen aan het werk zetten gericht op versterken zelfregie − wordt de zorg onnodig duurder omdat de verpleegkundigen toch verzorging zullen bie-‐ den. 85% van huidige AWBZ zorg wordt gebruikt door 75% plussers. 98,5% van hen heeft ook zorg die vanuit de Zvw wordt gefinancierd.4 De voorgestelde knip tussen verpleging en verzorging staat haaks op de feitelijke samenhang van verpleging en verzorging − dit raakt 185000 ouderen die nu gebruik maken van persoonlijke verzorging en 50.000 die gebruik maken van verpleging uit de AWBZ5 • Door aparte budgetten voor de huisarts en de wijkverpleegkundige en de gemeente − ontbreekt de prikkel tot samenwerking tussen de zorgverzekeraar en gemeente: − zullen ouderen zelf zorg moeten regelen terwijl ze dat juist niet kunnen, ook als ze ver-‐ pleegbehoeftig zijn − zal de wijkverpleegkundige veel kwijt zijn met het regelen van Wmo hulp • Door de splitsing van zorg thuis (Zvw en Wmo) en opname in een verpleeghuis (nieuwe landelijke regeling ter vervanging van de AWBZ): − wordt er, ver weg van de regio en zonder kennis van de ontwikkelingen, zorg ingekocht en geïndiceerd − is er geen regionaal plan gericht op passende ouderenhuisvesting en levensloopbestendig wonen − ontbreken de prikkels tot investeringen van de gemeente in de regio • Door het stopzetten van de indicatie verzorgingshuis − wordt het verzorgingshuis zonder adequaat aanvullende beleid, langzaam afgebouwd door het overlijden van de huidige bewoners − leidt de toenemende leegstand tot eenzaamheid, verschraling van zorg-‐ en servicedien-‐ sten, vereenzaming, inefficiënte zorg en kwaliteitsverlies: − zal gedwongen verhuizing dramatische effect hebben op de sociale contacten van ouderen en − zal de mantelzorg onder grote druk komen te staan Noodzakelijke veranderingen in het beleid
4 Vektis 2010, onderzoek declaratiegegevens op het gebied van Zvw en gegevens over de geïndiceerde en geleverde AWBZ-‐zorg. Vektis onderzocht met behulp van gegevens voor 2008 in welke mate verzekerden met hoge zorgkosten ten laste van de Zvw ook veel AWBZ-‐gefinancierde zorg gebruiken.
5
CIZ basisrapportage AWBZ tabel 8.4 en 8.5
3
1. De gemeente moet het aanspreekpunt zijn voor ouderen, ook als ouderen zelf huishoudelijke hulp moeten betalen a. De vraag naar huishoudelijke hulp is vaak het eerste signaal dat de afhankelijkheid en kwetsbaarheid toeneemt. Goed ingaan op deze vraag, kan bijdragen aan langer zelfstan-‐ dig wonen en kan kosten later voorkomen. Ook als de Wmo geen huishoudelijke hulp meer omvat, moeten ouderen terecht kunnen bij het Wmo loket waar ze verwezen worden naar betrouwbare partijen voor huishoudelijke hulp en verzorging. Anders moeten 215.000 ouderen het helemaal zelf regelen en dat is onaanvaardbaar. b. Het splitsen van huishoudelijke hulp (geen vergoeding meer) en verzorging (vergoeding vanuit Wmo) en verpleging (vergoeding vanuit Zvw) is kunstmatig. Verzorging kan niet zonder schoonmaken van het huis. Pas daarom de vergoeding vanuit de Wmo aan naar huishoudelijke verzorging (niveau 2). Als dat financieel mogelijk is, moeten ouderen net als nu bijdragen aan het onderdeel schoonmaken. Het voorkomt dat ouderen in handen van malafide aanbieders terechtkomen, het huis vervult en er onnodig meerdere per-‐ sonen rondlopen. Bovendien kan deze verzorgende ook de wijkverpleegkundige inroe-‐ pen als de zorgvraag toeneemt. 2. Hevel niet het hele budget verzorging over naar de Wmo, maar laat een deel achter in de Zvw a. Er zijn drie niveaus verzorging: niveau 1 en 2 bieden hulp bij het runnen van de huishouding, kunnen toenemende kwetsbaarheid signaleren en kunnen ouderen adviseren. Daarnaast bieden ze minder lijfgebonden zorg. Niveau 3 biedt lijfgebonden verzorging bij wassen, aankleden en hulp bij naar het toilet gaan. Hevel alleen 1 en 2 over naar de Wmo en laat 3 – samen met verpleging niveau 4 en 5 -‐ achter in de zorg-‐ verzekering. Het is belangrijk om opleidingseisen te stellen aan de verschillende niveaus van verzorging. b. Het budget voor niveau 1 en 2 is vastgelegd via de Wmo en zo kan bewaakt worden dat de kosten niet stijgen. Oormerk dit bedrag wel in de uitkering aan de gemeente en stel kwaliteitscriteria op voor de uitvoering. Het budget voor niveau 3 en 4 wordt toegevoegd aan het populatiegebonden budget van de huisarts en de wijkverpleegkundige, gefinancierd uit de Zvw. Dat geeft hun de flexibiliteit die zo nodig hebben en kan de wijkverpleegkundige ook echt de rol van spil spelen. De NZA toetst of de afspraken van de verzekeraar met de huisarts/wijkverpleegkundige binnen de budgettaire kaders blijft en zo kunnen de kosten bewaakt worden. 3. Geef de wijkverpleegkundige de ruimte om huishoudelijke verzorging in te zetten als dat nodig is a. De huisarts en de wijkverpleegkundige vormen de spil van de eerste lijn nieuwe stijl. Ze functioneren dicht bij elkaar: een nauwe samenwerking vanuit de eigen deskundigheid en complementair aan elkaar. Als het kan zelfs fysiek dichtbij, bijv. in een gezondheidscentrum of een verpleegkundige voorziening in de wijk. Ouderen moeten een laagdrempelige toegang hebben tot de wijkverpleegkundige. Huisarts en wijkverpleegkundige vallen gezamenlijk onder de populatiegebonden bekostiging in de Zvw. b. Verpleging en behandeling bij ouderen is onlosmakelijk verbonden met hulp bij het runnen van het huishouden en de signaalfunctie van verzorgenden. . De wijk-‐ verpleegkundige teams moeten direct huishoudelijke verzorging kunnen inschakelen. Zo wordt de samenhang bewaakt, de zelfredzaamheid vergroot en kunnen mensen langer zelfstandig wonen. c. Maak dat ook financieel mogelijk door het vrijgevallen budget Wet tegemoetkoming Chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) van 649 miljoen hier deels voor in te zetten. Gemeenten moeten daar dan wel met eerstelijns organisaties afspraken over maken. Zo wordt gestimuleerd dat zorgverzekeraars en gemeenten samenwerken, wordt voorko-‐ men dat ouderen onnodig lang op zorg moeten wachten en dat kosten van Zvw naar de
4
Wmo worden afgewenteld en andersom. Oormerk dit budget wel expliciet in de uitkering aan de gemeente. 4. Beloon gemeenten die investeren in langer zelfstandig wonen a. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor wonen en daarom komen de corporaties onder hun aansturing. Ze zijn ook verantwoordelijk voor woningaanpassingen en maatregelen om langer zelfstandig wonen mogelijk te maken: ondersteuning mantelzorg, begeleiding, vrijwilligerswerk. Als dat beleid vruchten afwerpt en er minder opnamen zijn, bespaart dat enorm in kosten. b. De landelijke voorziening die het budget voor verpleeghuizen bewaakt en verdeelt, werkt volledig los van de gemeente. Dat is bureaucratisch en leidt niet tot ontwikkeling van passende en levensloopbestendige oplossingen in de gemeente. De landelijke voorziening zou samen moeten werken met de gemeente en zichzelf overbodig moeten willen maken. Als er minder instroom is in verpleeghuizen, door goed gemeentelijk beleid, dan moet dat geld ook naar de regio gaan en gebruikt worden om lokaal beleid (op het gebied van woningaanbod, huishoudelijke verzorging, dagopvang, logeervoorzieningen, vrijwilligersnetwerk) te ondersteunen. 5. Stel duidelijke kwaliteitskaders op voor gemeenten (met geoormerkte budgetten) en de landelijke voorziening om willekeur en onacceptabel verschillen tussen regio’s te voorkomen a. Belangrijk knelpunt in de Wmo tot nog toe is de vrijblijvendheid van kwaliteitscriteria voor de uitvoering ervan. Dat moet anders. Hulp en ondersteuning die aangeboden wordt onder de regie van de gemeente moet voldoen aan kwaliteitscriteria die in de ogen van cliënten belangrijk zijn. Onder andere om de kwaliteit van de huishoudelijke verzorging te borgen. Maar ook om af te dwingen dat er op regionaal niveau wordt samengewerkt met de wijkverpleegkundige teams zoals voorgesteld. Ook moeten er regionaal plannen worden gemaakt voor de ombouw van verzorgingshuizen naar levensloopbestendige seniorenwoningen. Dat moet op een menswaardige manier gebeuren. Gebruik de vrijgevallen middelen uit de Wtcg ook hiervoor, maar alleen als gemeenten met plannen komen. Ook deze gelden moeten geoormerkt worden. Zo wordt voorkomen dat Wmo geld weglekt naar lantaarnpalen. Ook moet de inspraak binnen de Wmo mee ontwikkelen met de voorgenomen schaalvergroting van gemeenten. b. De landelijke voorziening (de vervanging van de huidige intramurale AWBZ zorg in ver-‐ pleeghuizen) omvat weliswaar maar een klein deel van de zorg voor ouderen, maar vormt wel een onderdeel van keten die vooral regionaal wordt ingevuld. De afstemming met al die regio’s moet geborgd worden. ook moet vastgelegd worden dat de voorziening jaarlijks vaste percentages van verpleeghuizen ombouwt naar levensloopbestendige woningen in de regio’s. Naast betaalbaarheid moeten er ook waarborgen voor kwaliteit en toegankelijkheid ingebouwd worden waaraan de uitvoering van de landelijke voor-‐ ziening moet voldoen. Ouderen moet zelf ook nadenken over hoe ze zelfstandig willen blijven wonen Duidelijk is dat ouderen veel meer zelf de regie moeten nemen over hoe en waar ze wonen als het minder gaat. Dat vraagt om bewustwording en hulp bij het maken van een plan. Mensen willen zo lang mogelijk in hun eigen, vertrouwde huis blijven wonen. Maar weten ook dat de trappen een probleem zijn wanneer gezondheidsklachten als evenwichtsproblemen, slechte knie/heup etc, een rol gaan spelen. Het is noodzakelijk dat mensen wanneer ze nog behoorlijk fit en actief zijn, zich bewust worden van hun omgeving en of ze in die omgeving hulp-‐ en zorgbehoevend kunenn worden. Zijn aanpassingen aan de woning mogelijk? Is er een sociaal netwerk in de buurt? Is verhuizen een optie? Ouderen wachten soms lang, te lang met het nadenken over deze vragen. De mogelijke oplossingen zijn fundamenteel anders voor mensen met een huurhuis dan voor mensen met een koophuis. Bij een huurhuis is het de vraag of er woningaanpassingen mogelijk zijn. Bij een koophuis kan er een vraag ontstaan om geld vrij te maken dat ‘vast zit in stenen’. Dat geld kan
5
gebruikt worden voor aanpassingen aan het huis of voor het inkopen van servicediensten die het zelfstandig wonen ondersteunen. Zowel pensioenfondsen als banken en woningcorporaties kunnen een rol spelen bij het vinden van mogelijke oplossingen voor levensloopbestendig wonen. Ouderen die dat willen moeten ondersteund worden bij het mogelijke verandertraject omdat het bijna niet te overzien is in de huidige politieke wijzigingen en bezuinigingen wat wel en niet haalbaar is. Vrijwilligerswerk hoort hier ook bij. Het mes snijdt dan aan 2 kanten. Het geeft de gever en ontvanger een zinvolle dagesteding en en nieuwe sociale contacten. Als grote maatschappelijke organisatie vervult ANBO hierin een rol door vraag en aanbod van vrijwilligerswerk bij elkaar te brengen. Maar ook om het bewustwordingsproces bij senioren te stimuleren en ondersteunen, gericht op de toekomst zonder daarbij alle senioren als oud en hulpbehoevend neer te zetten. Samenvattend De voorgestelde bezuinigingen en maatregelen raken alle ouderen in Nederland. Mensen die soms kwetsbaar zijn en nu al moeite hebben om zelfstandig te wonen. Dat wordt er niet makkelijker op als de plannen ongewijzigd worden ingevoerd. NPCF, ANBO, V&VN en Buurtzorg verzetten zich tegen de enorme omvang van de bezuinigingen, maar realiseren zich ook dat aanpassingen nodig zijn. Daarom hebben we ook naar de inhoud van de plannen gekeken en de gevolgen voor ouderen. We vragen op vijf punten een aanpassing om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, zonder de kosten te verhogen. 1. De gemeente moet het aanspreekpunt zijn voor ouderen, ook als ouderen zelf huishoudelijke hulp moeten betalen Ouderen moeten terecht kunnen bij het Wmo loket waar ze verwezen worden naar betrouwbare partijen voor huishoudelijke hulp. Ook als ze die hulp zelf moeten betalen. Daarnaast moet de gemeente de mogelijkheid hebben om een combinatie van huishoudelijke hulp en lichte verzorging in te zetten bij ouderen die dat nodig hebben. Deze combinatie noemen we ‘huishoudelijke verzorging’. Voor dit werk is een passende opleiding noodzakelijk (verzorgende niveau 2). De huishoudelijk verzorgende ondersteunt ouderen in het runnen van het huishouden en dagelijkse bezigheden. Ze kan toenemende kwetsbaarheid tijdig signaleren en bespreken met de wijkverpleegkundige. Zo kunnen kwetsbare ouderen langer zelfstandig blijven wonen en wordt er minder snel een beroep gedaan op zwaardere zorg. 2. Hevel niet het hele budget verzorging over naar de Wmo, maar laat een deel achter in de Zvw Verpleging en verzorging gaan altijd hand in hand. Een scheiding van verpleging en verzorging is kunstmatig. Houd verpleging (niveau 4 en 5) en verzorging (niveau 3) daarom bij elkaar in een wijkverpleegkundig team. De wijkverpleegkundige (niveau 5) vormt samen met de huisarts de spil in de zorg dichtbij huis. Het wijkverpleegkundige team en de huisarts vallen samen onder het populatiegebonden budget in de Zvw. De NZA toetst of de afspraken van de verzekeraar met de huisarts/wijkverpleegkundige binnen de budgettaire kaders blijft en zo kunnen de kosten bewaakt worden. 3. Geef de wijkverpleegkundige de ruimte om huishoudelijke verzorging in te zetten als dat nodig is Zorg en behandeling door huisarts en wijkverpleegkundig team is onlosmakelijk verbonden met een schoon huis en ‘ogen en oren’ die toenemende kwetsbaarheid bij ouderen tijdig signaleren. Als het nodig is, moet huishoudelijke verzorging snel ingeschakeld kunnen worden De wijkverpleegkundige moet een indicatie-‐advies kunnen geven en huishoudelijke verzorging snel inschakelen via het Wmo loket. Zo wordt de samenhang bewaakt, de zelfredzaamheid vergroot en kunnen mensen langer zelfstandig wonen. 4. Beloon gemeenten die investeren in langer zelfstandig wonen Hoe beter het gemeenten lukt om passende woonruimte en voorzieningen voor ouderen te regelen, deste minder ouderen zullen doorstromen naar een verpleeghuis. Zelfstandig wonen is langer mogelijk (en ook gewenst door ouderen zelf) als er sprake is van geschikte
6
woonruimte en voorzieningen zoals dagopvang, logeerhuizen, een vrijwilligersnetwerk en – als dat nodig is – de inzet van huishoudelijke verzorging. De kosten die bespaard worden doordat er minder instroom is in de verpleeghuizen, zouden ten goede moeten komen aan gemeenten die hun lokale beleid goed op orde hebben. 5. Stel duidelijke kwaliteitskaders op voor gemeenten (met geoormerkte budgetten) en de landelijke voorziening om willekeur en onacceptabele verschillen tussen regio’s te voorkomen Door AWBZ zorg onder te brengen deels bij de Wmo en deels bij een landelijke voorziening, verdwijnt de wettelijke aanspraak op deze zorg. Het is dan extra belangrijk om stevige afspraken te maken over de toegankelijkheid en de kwaliteit van deze zorg. Daarom moet er een landelijk kwaliteitskader komen waarin samen met cliënten wordt vastgelegd aan welke eisen gemeenten en landelijke voorziening moeten voldoen. Geld dat ter beschikking komt van de gemeente, dient geoormerkt te worden om te voorkomen dat Wmo geld weglekt. We nodigen de staatsecretaris, zorgverzekeraars en zorgaanbieders uit om met ons in overleg te gaan over de aanpassing van het kabinetsbeleid.
7
BUDGET 2014: -75%
VE
BUDGET NA 2017: –30 MLN
BUDGET 2014: -25%
SE
D
DZA AMHEI
REE MA
FAMIL IE
REN BU
RIENDEN / /V
W
MO
GEMEEN T RPLEEGHU VE I
IJWILLIGER VR
S
HUISA R
ZE RM INDERDE
E
/
LF
G
RE
NZAMIN
VE
TS
EN WONI OR N NI
G
ER OUD EN
VE
VERZEKERA RG
AR
ZO
GOPVANG DA
RPLEEGKUN VE E DIG
BUDGET 2017: +250 MLN
WIJ K
BUDGET 2015: -100%
MTE UI
WOON NDE R SE
PAS
ORGING RZ
VE
LEGING RP
ELIJKE HUL UD
P
HUISH O
Ouderenzorg: Regeerakkoord
ELZORGER NT
BUDGET NA 2017: -110 MLN
RZIENING OO
NDELIJKE V LA
PA S
ZELFRE
WI J
MH
MO
GEMEEN T RPLEEGHU VE I
JWILLIGE VRI
EID
MA
FA
/ VRIEN D ILIE
/ EN
M
S
R
TS
W
AA
E
DZ
VERZEKERA RG
HUISA R
EN WONI OR N NI
G
IN D
OP DAG VANG
ER OUD EN
AR
ZO
DVIES IE-A AT C I
SE
VER P
IGE ND
NDE WOON SE
IMTE RU
WIJKV ERPL EEG KU ND PLEEGK R IG E U TEA KV M
GING OR
G & VER GIN Z LE
GING OR
SIGNALERENDE FUNCTIE
HUISH OUD ELIJ KE VER D U E L O I ZO JK ISH RG IN G E T V H E R C Z LI
ULP EH
HU
Ouderenzorg: Zo kan het ook!
ELZORGER NT NDELIJKE V LA
RZIENING OO
BUREN
SAMENWERKING
SAMENWERKING