REDENE N MEE TE OM DOEN
NWE IN ACTIE! st-Europa INTERREG IVB Noordwe 7-2013 200 t ich erz aov Programm
Deze publicatie vertelt het verhaal van het NWE-programma tot nu toe, aan de hand van een aantal concrete projecten en resultaten.
Door een helder beeld te schetsen van wat er zoal is bereikt, willen we u inspireren om na te denken over mogelijke vervolgstappen en over de verdere koers voor de volgende programmaperiode 2014-2020.
Het NWE-gebied in een notendop Het NWE-programmagebied beslaat 844.239 km2, wat overeenkomt met 18,7% van het totale grondgebied van de EU28. Het programmagebied bevindt zich voor het grootste deel in Frankrijk (33%), gevolgd door het Verenigd Koninkrijk (28,9%), Duitsland (17,4%), Ierland (8,3%), Zwitserland (4,9%), Nederland (3,6%), België (3,6%) en Luxemburg (0,3%). Geografisch gezien gaat het om een niet-aaneengesloten gebied, omdat het Verenigd Koninkrijk en Ierland immers van elkaar en van het continent worden gescheiden door zeeën. Het NWE-gebied heeft ongeveer 180 miljoen inwoners, oftewel circa 36% van de totale bevolking van de EU28. De gemiddelde bevolkingsdichtheid in het programmagebied bedraagt 307 inw./km2, ruim 2,5 maal het EU28-gemiddelde (113 inw./km2 in 2012). Ongeveer drie kwart van de bevolking woont in stedelijke gebieden met een bevolkingsdichtheid van meer dan 500 inwoners per km2, wat een indicatie is van het sterk verstedelijkte karakter van NWE. Anderzijds is ongeveer een kwart van het programmagebied dunbevolkt.
© EuroGeographics Association for the administrative boundaries
ENO Zone de coopération
Aantal Aantal goed- Succesontvangen gekeurde percenaanvragen projecten tage
Beschikbaar EFRO-budget
Toegekend EFRO-budget (in euro)
Toegekend EFRO-budget (%)
128
36
28.1%
89 348 419
84 107 064
94.1%
2 Beheren van hulpbronnen en gevaren
66
30
45.5%
86 930 420
111 648 060
128.4%
3 Verbeteren van Connectiviteit
53
21
39.6%
89 357 665
74 581 306
83.5%
4 Versterken van gemeenschappen
111
27
24.3%
68 480 191
68 191 448
99.6%
Totaal
358
114
31.8%
334 116 695
338 527 878
101.3%
Prioriteit
1 Kapitaliseren op Innovatie
(Gegevens september 2013)
Cijfers over het programma • • • • • • • • • •
4
Acht landen: België, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Luxemburg, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland Een budget van € 337.616.695 (EFRO) 101% van de totale programmafinanciering toegekend 10 projectoproepen, 358 projectaanvragen, waarvan circa 32% goedgekeurd 114 goedgekeurde projecten met in totaal 1.118 partners Gemiddeld 10 partners per project Gemiddeld € 2,96 miljoen EFRO per project 64% van alle projecten (73) omvat investeringen in infrastructuur Investeringen in infrastructuur beslaan ongeveer 28% van het programmabudget Gemiddelde investeringsbedrag per project: circa € 1,3 miljoen EFRO
Beste lezer, Dit is geen bundel met Europese best practices. Het is een verhaal – of eigenlijk een serie verhalen – over wat mensen zoals u hebben bereikt door samen te werken, gewoon omdat ze Noordwest-Europa willen maken tot een betere plek om te wonen, te werken en te leven. In deze publicatie vindt u voorbeelden van de vele geslaagde regionale initiatieven die ons programma heeft ondersteund op uiteenlopende gebieden: milieubescherming, ondernemerschap en innovatie, mitigatie en adaptatie in verband met klimaatverandering, vervoer en logistiek, en actieve integratie. Wat is het geheim achter deze succesverhalen? Het geheim is dat de betrokkenen geloven in ‘samen doen’: ze kiezen er bewust voor om internationaal samen te werken. Ze hebben begrepen dat ze hun krachten moeten bundelen, in plaats van elkaar te negeren of te beconcurreren. Dankzij deze samenwerking zijn hun ideeën niet op de tekentafel blijven liggen maar in praktijk gebracht. Samenwerking biedt beleidsmakers en andere belanghebbenden de kans om dingen voor elkaar te krijgen die hen afzonderlijk niet zouden zijn gelukt, om samen bijzondere resultaten te boeken. Samenwerking hoeft geen sprong in het duister te zijn. Het INTERREGprogramma Noordwest-Europa is opgezet om allerlei partijen de kans te geven om samen te werken aan transnationale projecten en hen daarbij van alle nodige – financiële en inhoudelijke – ondersteuning te voorzien. Het doel is om samen verder te komen op weg naar Europese cohesie, duurzame ontwikkeling en groei. Bovendien, zoals veel voormalige en huidige partners zullen beamen, transnationaal samenwerken is ook een cultureel verrijkende en vaak erg leuke ervaring! Nu het huidige programma zijn afronding nadert en het volgende programma in de grondverf wordt gezet, is duidelijk dat er nog grote uitdagingen voor ons liggen en dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Wij zullen dan ook blijven investeren in hoogwaardige projecten en wij kijken uit naar uw bijdragen, ideeën, kennis en (hernieuwde) inzet. Laten we optimaal profiteren van deze kans om samen te werken! Veel leesplezier!
Ruut Louwers,
Programmadirecteur INTERREG IVB Noordwest-Europa 5
p Geim
2re4ge2len
aat eer de m an beh n r e e ent nne ng v plem vorderi hulbro m i e e e k G ter b atuurlij n van
2g6elener
tre he aa l be m va e rd n af e e nt va me ring e l p de im or Ge bev ter
Bron: JTS analyse van PMS (Programme Monitoring System) data, oktober 2013.
6
54
469
Ontwikkelde technologieen verbetering van water, bodem en luchtkwaliteit
elen treg maa ak van rde p ntee de aan dering r leme o ran o v e ve fisch
o g ra d em
48
l en ge otre ci aa n s o s ten e m va win rd ie ee o t an nt om e a me pr isch ple d e m im or n o Ge vo eco
196
plan Geimple nen m voor enteer de de a v a klim an risico npak aatv eran 's van derin g
Samenwerking is het antwoord ! 2007-2013 8paste 5 3 ge tie
e n To ova ieë n g e n i at str
0 1e4cre0ëerde G n bane
56
Verbeterde transportverbindingen
738
BO VE NH M ET O 542 € ORS : ET PRONK ELIJKE TOTAAL BUDG
INTERREG IVB NWE PROGRAMME
4 25
n e rd ge ëe in cre nem Ge der on
IN AN CI ER IN G
Nieu w prod e verm arkt ucte b en g n epro , proce are ssen dien duce sten erde
DE R E RE E EN G GE T C OJE R P R DOO
F
Kapitaliseren op Innovatie Beheren van hulpbronnen en gevaren Verbeteren van Connectiviteit Versterken van gemeenschappen
7
Inhoudsopgave
8
11
REDEN 1: Ons vermogen tot aanpassing aan klimaatverandering versterken
13
REDEN 2: Mitigatiestrategieën integreren in stadsontwikkeling
15
REDEN 3: Belemmeringen voor innovatie wegnemen
18
REDEN 4: Rendabele en duurzame melkveebedrijven creëren
20
REDEN 5: De ontwikkeling van duurzame energiebronnen stimuleren
23
REDEN 6: Integratie bevorderen via ondernemerschap
25
REDEN 7: De energie-efficiëntie verbeteren
28
REDEN 8: Duurzaam stedelijk openbaar vervoer ontwikkelen
31
REDEN 9: Investeren in naadloos vervoer
34
REDEN 10: Slimme vrachtvervoeroplossingen voor de binnenvaart bevorderen
37
REDEN 11: Gedragsverandering stimuleren en voedselverspilling tegengaan
39
REDEN 12: Een continuüm tot stand brengen tussen stad en platteland
42
Vooruitblik op 2014-2020
43
Dankbetuiging
DUURZAME
SLIMME
INCLUSIEVE
12 redenen om mee te doen! 9
Europa 2020 (EU2020) is een tienjarenstrategie die de Europese Commissie in 2010 heeft gelanceerd om de Europese economie sterker te maken. De EU2020-strategie is gericht op: slimme groei, door meer investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie; duurzame groei, via concrete stappen naar een koolstofarme economie; en inclusieve groei, door een sterke nadruk op werkgelegenheid en armoedebestrijding. De onderstaande ‘12 redenen om mee te doen’ illustreren wat transnationale samenwerking binnen ons programma reeds heeft opgeleverd en – voor de toekomst – hoe transnationale samenwerking kan helpen om de EU2020doelstellingen in Noordwest-Europa te verwezenlijken. Verdeling NWE-projecten op basis van EU2020
Verdeling programmabudget (EFRO) op basis van EU2020 els %
els %
Slimme groei
32
28%
€65 384 926
19%
Duurzame groei
65
57%
€231 250 333
68%
Inclusieve groei
17
15%
€41 251 111
13%
114
100%
€337 886 370
100%
Totaal
REDEN 1. Ons vermogen tot aanpassing aan klimaatverandering versterken REDEN 2. Mitigatiestrategieën integreren in stadsontwikkeling REDEN 3. Belemmeringen voor innovatie wegnemen REDEN 4. Rendabele en duurzame melkveebedrijven creëren REDEN 5. De ontwikkeling van duurzame energiebronnen stimuleren REDEN 6. Integratie bevorderen via ondernemerschap REDEN 7. De energie-efficiëntie verbeteren REDEN 8. Duurzaam stedelijk openbaar vervoer ontwikkelen REDEN 9. Investeren in naadloos vervoer REDEN 10. Slimme vrachtvervoeroplossingen voor de binnenvaart bevorderen REDEN 11. Gedragsverandering stimuleren en voedselverspilling tegengaan REDEN 12. Een continuüm tot stand brengen tussen stad en platteland 10
Ons vermogen tot aanpassing aan klimaatverandering versterken.
DUURZAME
REDEN 1
Het klimaat verandert, en wij moeten mee veranderen. We zullen op een andere manier moeten omgaan met onze omgeving en met het milieu. We zullen de nodige maatregelen moeten treffen vóórdat de zeespiegelstijging, overstromingen, stormvloeden en hittegolven hun tol beginnen te eisen in de vorm van materiële schade en mensenlevens. Via een reeks transnationale projecten investeert het NWE-programma in initiatieven om beter opgewassen te zijn tegen deze uitdagingen en risico’s.
11
Project:
SIC ADAPT! -
Cluster Strategische Initiatieven – Aanpassing aan de ruimtelijke effecten van klimaatverandering
EFRO:
€879 525 Looptijd:
2010-2013 Website:
www.sic-adapt.eu Zo heeft het transnationale, interdisciplinaire kennisplatform SIC ADAPT! een reeks tools voor het beperken van de gevolgen van klimaatverandering ontwikkeld, getest en geïmplementeerd. Bij veel van deze meet- en beheersinstrumenten worden stakeholders actief bij de projectontwikkeling en de besluitvorming betrokken. Een van de leden van SIC ADAPT!, het NWE-project FUTURE CITIES, heeft het Adaptatiekompas ontwikkeld. Dit is een praktisch hulpmiddel voor het beoordelen van de kwetsbaarheid van een stad(sregio) en de aanpassingsmogelijkheden die er liggen op allerlei beleidsterreinen. Het helpt gemeenten en waterschappen om stap voor stap tot klimaatbestendige steden te komen. Het Adaptatiekompas kan worden gebruikt voor een regio, stad of projectgebied, maar levert op stads- of wijkniveau de beste resultaten op. Ook is het een gemakkelijk overdraagbaar beleidsinstrument. Op basis van hun gezamenlijk opgedane ervaring hebben de partners van SIC ADAPT! ook beleidsaanbevelingen voor betere adaptatiemaatregelen gedaan aan DG Regionaal Beleid en aan de Eurocommissaris voor Klimaatactie, die zich onlangs 12
De methode van SIC ADAPT! voor het ontwikkelen van klimaatstrategieën in Noordwest-Europa is opgenomen in de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering (april 2013). In het begeleidende persbericht prees de Europese Commissie zowel de ‘Community Woodlands’-strategie van Somerset County Council (VK), gesubsidieerd via het WAVE-project, als het project FUTURE CITIES, dat mensen langs de Heerener Mühlbach (DE) wist te mobiliseren om de afvoer van hemelwater los te koppelen van het rioolsysteem, waardoor de Duitse stad Kamen bij zware regenval nu minder met overstromingen kampt.
lovend heeft uitgelaten over het werk van het platform. Verder behoorde SIC ADAPT! in 2012 tot de finalisten van de RegioStars Awards, een wedstrijd die wordt georganiseerd door het DG Regionaal Beleid van de Europese Commissie. Bovendien zijn de SIC ADAPT!projecten FORESTCLIM en FUTURE CITIES door het online European Climate Adaptation Platform (CLIMATE-ADAPT) geselecteerd als casestudy’s, omdat zij draagvlak creëren en een positieve invloed hebben op het lokale, regionale, nationale en Europese vermogen om met de gevolgen van klimaatverandering om te gaan.
Mitigatiestrategieën integreren in stadsontwikkeling.
DUURZAME
REDEN 2
Qua CO2-uitstoot behoren de NWE-landen tot de grootste vervuilers van de EU. Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn de landen met het grootste aandeel in de totale CO2-uitstoot van de EU28. Onze CO2-voetafdruk moet hoognodig worden verminderd. Maar hoe? Om de CO2-reductiedoelstellingen van Europa 2020 te halen, moeten we anders gaan leven en werken; dat vereist een andere benadering van de bebouwde omgeving. Via Europese territoriale samenwerking kunnen verschillende methoden – best practices – worden ontdekt die in andere landen reeds met succes worden gebruikt. Door dit soort territoriale samenwerking mogelijk te maken, stimuleert het NWE-programma nieuwe investeringen om de CO2-voetafdruk in ons gebied te verkleinen.
13
Project:
MUSIC -
in Urban areas: Solutions for Innovative Cities
EFRO:
€2 810 714 Looptijd:
2009-2014 Constructie van een duurzaam districtcentrum voorzien van innovatieve energiebesparingsmaatregelen in Ludwigsburg (piloot).
De partnersteden van het project MUSIC (Aberdeen, Gent, Rotterdam, Ludwigsburg en Montreuil) werken samen om de terugdringing van CO2 te integreren in de stadsontwikkeling. Daarbij maken ze gebruik van transitiemanagement. Dat is een bestuurlijke benadering die uitgaat van ‘leren van elkaar’ en die het tempo en de richting van maatschappelijke verandering wil beïnvloeden. Binnen het project is men ook bezig met het ontwikkelen van lokale duurzaamheidsvisies en het toetsen van actieplannen voor energie-efficiëntie. Verder heeft het project een GIS-tool voor slimme stedelijke energieplannen ontwikkeld, genaamd iGUESS (Integrated Geospatial Urban Energy Information and Support System). iGuess is een open-source, interoperabele softwaretool (GPLv3-licentie, opgeslagen op GitHub), die door elke stad kan worden gebruikt. Deze tool is gratis beschikbaar op internet en kan door gebruikers naar eigen behoefte worden uitgebreid met modules over bijvoorbeeld brandstof- en energiearmoede of het stedelijke warmte-eiland-effect. iGuess omvat inmiddels een zonnemodule, die aanvankelijk in Rotterdam werd uitgetest, en een geothermische 14
Website: www.themusicproject.eu
MUSIC steden visualiseren en discussiëren hun lokale transitieagenda’s gedurende een partnerbijeenkomst in Ludwigsburg.
module, die oorspronkelijk voor Ludwigsburg was ontwikkeld. Beide modules worden beschikbaar gesteld aan de andere partnersteden. De belangstelling voor dit project beperkt zich niet tot stedenbouwkundigen; er is ook interesse van-
uit de particuliere sector, omdat de gegevens van iGUESS door het bedrijfsleven kunnen worden gebruikt om zicht te krijgen op de vraag naar duurzame energie en daar beter op in te spelen.
MUSIC heeft bijgedragen aan een verbetering van bewijsgerelateerde besluitvorming ten aanzien van de energietransitie van steden door transitieonderzoekers, praktijkbeoefenaars, GIS experts en stedelijke beleidsmakers in 5 steden samen te brengen teneinde meer energie efficiënt te worden en energiezekerheid voor de burgers te garanderen. Esther Sprangers – Rotterdam – Hoofdpartner
Belemmeringen voor innovatie wegnemen.
SLIMME
REDEN 3
Innovatie wordt steeds belangrijker voor een goede concurrentiepositie. Maar hoe laat je innovatie concreet ten goede komen aan bedrijven, studenten, universiteiten, en burgers? Hoe zorg je voor technologieoverdracht, voldoende financiering en de nodige ondernemersvaardigheden? Veel regio’s hebben nog altijd moeite om hun innovatiepotentieel te ontsluiten en onderzoeksresultaten te benutten voor het creëren van nieuwe ondernemingskansen en nieuwe banen. Het NWE-programma biedt financiering voor vernieuwende ideeën, stimuleert ondernemerschap en helpt mee om innovaties en kennis te vertalen in verkoopbare producten, processen en diensten die NWE concurrerender maken.
MESH
15
Project:
OPTIMIR EFRO:
€3 704 002.50 Looptijd:
2009-2015 Website:
www.optimir.eu Een grootschalig samenwerkingsverband tussen Europese melkregistratieorganisaties is een recente innovatie om de melkveehouderij duurzamer te maken. In samenwerking met wetenschappers uit België, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Luxemburg en Ierland heeft het project OPTIMIR bijgedragen aan het concurrentievermogen van de sector… letterlijk via een druppel melk. OPTIMIR heeft een transnationale database opgezet waarin de melkspectrumgegevens van elf melkcontroleorganisaties uit de betrokken NWE-landen worden verzameld. Om deze data statistisch te kunnen analyseren, zijn ook de diverse bestaande technieken voor de analyse van
melk via infraroodspectroscopie gecombineerd tot één techniek. Hierdoor konden diverse transnationale onderzoeksgroepen eventuele correlaties tussen de gezondheid van de koe en de melkspectrumgegevens bestuderen. Dit heeft geleid tot indicatoren voor de gezondheid van melkkoeien, die eenvoudig te monitoren zijn omdat daarbij gebruikgemaakt wordt van monsters uit het gewone melkregistratieproces. Via een webapplicatie worden boeren volledig op de hoogte gehouden van de resultaten, zodat ze tijdig maatregelen kunnen treffen om hun veemanagement aan te passen. Voor melkveehouders die reeds betrokken zijn bij melkregistratie, kost deze extra informatie geen extra tijd of geld. Bovendien heeft de toepassing van de OPTIMIR-methode geleid tot een verlaging van de productiekosten dankzij beter veemanagement (door de energiebalansindicator zijn bijvoorbeeld de voerkosten gedaald, door een vroegtijdige diagnose van mastitis zijn de veeartskosten gedaald, door de inseminatievoorspeller zijn de kosten van spermarietjes gedaald, enz.). De po-
Melkmonsters vormen in principe een enorme bron van biologische informatie over elke koe. Op dit moment wordt bijvoorbeeld de melk van zo’n 47% van de melkkoeien in Ierland standaard geregistreerd om het vet-, eiwit- en lactosegehalte bij te houden. Melkmonsters worden getest met machines die er licht doorheen sturen op ruim 1.000 verschillende golflengten in het midden-infrarood (MIR) spectrum. Aan de hand van de hoeveelheid licht die de melk op elk van deze golflengten absorbeert, kan de chemische samenstelling van de melk worden bepaald. OPTIMIR is deze informatie ook gaan gebruiken als indicator voor allerlei gezondheidskenmerken van de koe.
tentiële jaarlijkse productiekostenbesparing wordt geschat op € 115 per koe of € 7.170 per bedrijf , wat voor het hele NWE-gebied neerkomt op een besparing van ongeveer € 1 miljard per jaar. Het project Open Innovation (IOIT) levert nieuwe banen en bedrijven op door het promoten van open in-
Project:
Open Innovation Project (IOIT) EFRO:
€4 203 904 Looptijd:
2010-2014 Website:
www.openinnovationproject.eu novatiemodellen voor co-creatie en de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten. Het betreft een samenwerkingsverband van lokale overheden, universiteiten, bedrijfsondersteunende diensten en andere overheidsinstellingen in het Verenigd 16
Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Ierland en België die activiteiten organiseren op het gebied van open innovatie.
het project IOIT gezorgd voor de totstandkoming van nieuwe bedrijven en nieuwe producten. In Edinburgh (VK) zijn er bijvoorbeeld nieuwe producten en diensten ontwikkeld Via bedrijfscoaching en bootcamp- voor sociale ondernemingen. De trainingen rond open innovatie heeft universitaire partners van IOIT heb-
“Ons transnationaal partnerschap heeft door de disseminatie van Open Innovatie technieken en praktijken bijgedragen aan de creatie van nieuwe bedrijven, banen, producten en diensten in Noord West Europa” Tom Cuthbert – Edinburgh Council – Hoofdpartner
Ontwikkelen van ondernemersvaardigheden van onze jeugd op een leuke en praktische manier – Citrus Saturday London, juli 2013
ben workshops, coachingsessies en netwerkbijeenkomsten voor starters en investeerders georganiseerd om starters in een vroeg stadium aan financiering te helpen. Deze hebben meer dan £ 500.000 (ongeveer € 590.000) opgeleverd voor verdere ontwikkelingsactiviteiten in het Verenigd Koninkrijk. De leermiddelen die het project heeft opgeleverd, zullen na afloop van het project beschikbaar blijven via de projectwebsite, en het is de bedoeling dat een aantal activiteiten zal doorlopen. Zoals ‘Citrus Saturday’, een dag die is bedoeld om jongeren te leren denken als ondernemers en te laten inzien dat ze met hard werken en doorzettingsvermogen hun succes in eigen hand hebben. Citrus Saturday moet een organisatie worden die het programma in heel Europa gaat uitrollen. Verder heeft het project ook een open-innovatienetwerk opgezet onder de naam EPIC (European Pre-Incubation Consor-
tium), dat ondernemers stimuleert om kennis uit te wisselen, samen te werken en gezamenlijk problemen op te lossen. Dit moet uitgroeien tot een transnationaal leerpartnerschap tussen universitaire virtuele incubatiediensten. En last but not least heeft het IOIT-project het Turing Festival in het leven geroepen, waar digitale technologie en internet worden geïntegreerd in het grootste kunst- en cultuurevenement ter wereld en alles in het teken staat van digitale cultuur en creativiteit. Het festival is genoemd naar Alan Turing, de vader van de moderne computerwetenschap. In veel bredere zin dan gewone technische conferenties verkent dit festival welke invloed de technologie heeft op alle aspecten van cultuur en samenleving. Naar verwachting zal het Turing-festival zichzelf in de toekomst financieel kunnen bedruipen.
Het principe achter open innovatie is simpel: als je toegang hebt tot meer ideeën dan er bij je eigen organisatie bestaan of kunnen ontstaan, krijg je véél meer mogelijkheden om innovatieve nieuwe producten te ontwikkelen en goede oplossingen te vinden voor allerlei problemen. Binnen het project IOIT krijgt open innovatie invulling via allerlei activiteiten en mogelijke bedrijfsmodellen. Deze modellen verschillen qua mate van informatie-uitwisseling, onderlinge afhankelijkheid en openheid. Bedrijven kunnen dus die modellen uitkiezen die het best aansluiten bij hun manier van werken, hun omvang en de branche waarin ze actief zijn.
17
Rendabele en duurzame melkveebedrijven creëren.
DUURZAME
REDEN 4
In Noordwest-Europa worstelen ongeveer 140.000 melkveehouderijen (waar in totaal 250.000 mensen werkzaam zijn ) met het volgende dilemma: hoe kun je een agrarisch bedrijf milieuvriendelijk en duurzaam maken en tegelijkertijd rendabel houden? Het NWE-programma heeft aangetoond dat een transnationale aanpak gunstig is voor alle betrokkenen.
MESH
18
Project:
DAIRYMAN EFRO:
€4 360 447 Looptijd:
2008-2013 Website: www.interregdairyman.eu
Uit het project DAIRYMAN is gebleken dat beter grondstoffenbeheer op melkveebedrijven kan leiden tot meer productiviteit en tegelijk tot minder milieubelasting (minder broeikasgasemissies als gevolg van kunstmest en grondstoffenvervoer). Boeren van 120 melkveebedrijven in tien Noordwest-Europese regio’s leverden gegevens aan de negen centra voor kennisoverdracht van Dairyman. Op basis daarvan hebben Tot de tastbare resultaten van het project behoort een pakket beheersstrategieën waarmee boeren hun CO2-voetafdruk en andere duurzaamheidsaspecten kunnen verbeteren. Dit is tot stand gekomen in het kader van het Ierse nationale kwaliteitszorgprogramma, dat wordt ondersteund door het Ierse voedingsmiddelenbureau Bord Bia en de Ierse landbouw- en voedingsontwikkelingsautoriteit Teagasc. Melkveebedrijven zijn hierdoor rendabeler geworden, want voor agrarische producten die aan de voorwaarden van het Ierse kwaliteitszorgprogramma voldoen, wordt een hogere prijs betaald. Hetzelfde gebeurt in Nederland, waar de projectpartners pleiten voor invoering van een soortgelijk kwaliteitszorgmechanisme.
onderzoekers in kaart gebracht hoe de regio’s in ecologisch, economisch en sociaal opzicht presteren. Vervolgens is het totaalplaatje voorgelegd aan de boeren, zodat zij konden nagaan hoe zij scoorden op CO2voetafdruk, financiële prestaties, enzovoorts. Het onderzoek leverde ook geavanceerde technieken op waarmee de boeren hun beheersystemen zowel economisch als ecologisch duurzamer konden maken. In vijf jaar leidt dit naar verwachting gemiddeld tot een vermindering van het grondstoffenverbruik (ingekocht voer en kunstmest) met ongeveer 20% en een kostenbesparing van 15-20% (een managementinnovatie). Bovendien zullen de kostenbesparingen naar verwachting in 5 tot 10 jaar oplopen tot 20-30% dankzij de invoering van 18 technische innovaties die in het kader van het project zijn uitgetest en aangepast om ze de komende jaren praktisch toepasbaar te maken voor commerciële melkveebedrijven. Inmiddels is bekend dat, dankzij deze kennisoverdracht, een Nederlandse eindbegunstigde de CO2-voetafdruk van zijn familiebedrijf met 40-50% heeft weten te verlagen.
Het project DAIRYMAN heeft twee spin-off-projecten opgeleverd. Het eerste heeft betrekking op de toegenomen milieu-efficiëntie van productiesystemen, waarbij een Life Cycle Assessment wordt geïntegreerd in een kwaliteitszorgsysteem. Dit wordt gesubsidieerd door het Ierse ministerie van Landbouw, Voedsel en Visserij en ondersteund door Bord Bia. Het tweede project betreft een grote internationale fabrikant van voedingsmiddeleningrediënten, smaakstoffen en kaas in Cork, Ierland, die zijn klanten producten met de hoogst mogelijke voedingswaarde en functionaliteit wil leveren. Dit project heeft een interessante ontstaansgeschiedenis. Een van de melkveehouders van DAIRYMAN levert melk aan de internationale fabrikant in Cork. In 2011 kreeg de fabrikant bezoek van een van zijn klanten (een grote internationale inkoper voor supermarkten als Tesco), die onder meer de duurzaamheid van de melkleveranciers van de fabrikant wilde onderzoeken. De boer die bij DAIRYMAN was betrokken, kon uitgebreide gegevens over de verschillende duurzaamheidsaspecten van zijn bedrijf overleggen. Vervolgens stelde de fabrikant voor om een vergelijkbare studie bij 14 van zijn toeleveranciers te bekostigen. Sindsdien is het onderzoek uitgebreid naar 22 bedrijven. Deze moeten als pilots dienen om andere boeren in de omgeving te inspireren om hun bedrijf duurzamer te maken. Dit proces wordt ondersteund door discussieforums, open dagen en online tools die boeren kunnen gebruiken om de verbetermogelijkheden voor hun bedrijf te onderzoeken. Wanneer de internationale fabrikant beschikt over dit soort informatie, die gunstig is voor het imago van zijn producten, betekent dit voor hem een extra unique selling point.
19
De ontwikkeling
DUURZAME
van duurzame energiebronnen
REDEN 5
stimuleren. Veel mensen en bedrijven zijn voor hun energievoorziening grotendeels afhankelijk van steenkool, olie en aardgas. Deze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen plaatst ons echter voor grote problemen. Fossiele brandstoffen zijn eindig. Op een gegeven moment raken ze op of wordt het winnen van de resterende voorraden te duur. Fossiele brandstoffen veroorzaken ook lucht-, water- en bodemverontreiniging en leiden tot de uitstoot van broeikasgassen, die bijdragen tot de opwarming van de aarde. Het NWE-programma investeert daarom in de ontwikkeling van duurzame energie, zoals zon, wind, regen, getijden, golven, biomassa en aardwarmte. Dit zijn schone alternatieven voor fossiele brandstoffen. Ze produceren weinig of geen verontreiniging of broeikasgassen en raken nooit op.
20
Project:
ARBOR
Accelerating Renewable Energies through valorisation of Biogenic Organic Raw Material
EFRO:
€3 717 426 Looptijd:
2009-2015 Website:
www.arbornwe.eu
Project:
ACE
NWE Academy of Champions of Energy
EFRO:
€2 367 681 Looptijd:
2010-2015 Website: www.aceforenergy.eu
Het project NWE Academy for Champions of Energy (ACE) richt zich op duurzame energie in diverse Noordwest-Europese landen. Het brengt het belang van duurzame energie onder de aandacht van burgers, bedrijven, universiteiten en lokale overheden. Het uitgangspunt is dat bij goede voorlichting het gebruik van duurzame energie vanzelf zal toenemen. De partners van het ACE-project hebben financieel duurzame bedrijfsmodellen uitgewerkt voor lokale duurzame-energieprojecten. Een interessant voorbeeld is het bedrijfsmodel dat ACE heeft ontwikkeld voor het plaatsje Wadebridge in Cornwall (VK). De partners onderzoeken nu de mogelijkheden
om dit model ook elders in NWE toe Het project ARBOR (Accelerating Renewable Energies through the Exte passen. ploitation of Biogenic Organic Raw Verder is ACE een netwerk aan het material) heeft een rol gespeeld in opzetten om de samenwerking en de ontwikkeling van technologieën afstemming tussen energiepartijen voor de productie en het gebruik in NWE te verbeteren. ACE (Aca- van biomassa. In Saarland (DE) zijn demy of Champions for Energy) manieren gevonden voor het omzetis een virtueel samenwerkingsverband tussen het Verenigd KoDe Europa 2020-strategie (met name de initiatieninkrijk, Nederland, Frankrijk en ven ‘Innovatie-unie’ en ‘Een België. De deelnemers zijn lokale hulpbronnen¬efficiënt Europa) overheden, energiebedrijven en benadrukt het belang van de overheidsorganisaties. Door hun totstandkoming van een biokrachten en middelen te bundelen, economie om in Europa tot slimme en duurzame groei te willen ze alle plaatselijke overheden komen. in Noordwest-Europa een integraal pakket energieadviesdiensten kunEen bio-economie in Europa nen aanbieden. Deze innovatieve biedt kansen voor het behouAcademy zal na afloop van het proden en creëren van economische groei en werkgelegenheid ject blijven bestaan. Er zijn plannen in plattelands-, kust- en indusom het aantal leden uit te breiden triegebieden, het verminderen en structurele inkomsten te generevan de afhankelijkheid van fosren via ledenbijdragen. siele brandstoffen en het verHet NWE-programma investeert in biomassaprojecten die geen ontbossing, extra emissies of aantasting van de biodiversiteit veroorzaken – en die dus de weg vrijmaken voor een groenere, concurrerende maatschappij waarin voedselzekerheid samengaat met een duurzaam gebruik van hernieuwbare hulpbronnen en waar milieubescherming, werkgelegenheid en groei gewaarborgd zijn.
beteren van de economische en ecologische duurzaamheid van de primaire productiesector en de verwerkende industrie. Biobrandstoffen van de volgende generatie zouden tussen nu en 2020 een miljoen banen kunnen opleveren en de uitstoot van broeikasgassen door het wegvervoer met 42% tot 50% kunnen verminderen, wat een forse groene stimulans voor de Europese economie zou betekenen (€ 31 miljard in 2020).
21
Project:
ENALGAE
Energetic Algae
EFRO:
€7 382 018 Looptijd:
2009-2015
Opening van een reactor op basis van bacteriële micro-algen vlokken – Roeselare BE
ten van organisch afval en rioolslib in biomassa; in Bliesgau (DE) doet men hetzelfde met snoei- en ander groenafval. Verder is er een inventarisatie gemaakt van het aanbod van en de vraag naar organisch afval vanuit de industrie en de landbouw rond Roeselare (BE), het centrum van de Vlaamse agri-foodsector.
composteerders (meer dan 10.000 ton composteerbare biomassa/jaar) en waterschappen in de provincie Utrecht (NL) werken in dit verband inmiddels samen met de projectpartners. Het project is door een internationale jury geselecteerd als finalist voor de RegioStars Awards 2014 in de categorie DUURZAME GROEI: ARBOR heeft pilots uitgevoerd die de groene groei en banen door de biobruikbaarheid van allerlei bronnen economie. van biomassa in heel NWE hebben aangetoond, zoals oplossingen voor Het project Energetic Algae (ENALgemeenten om warmte en stroom GAE) bevordert best practices voor op te wekken uit afval. Het Centre een rendabele, duurzame algeninof Excellence for Biomass, dat mede dustrie in Europa, bijvoorbeeld door dankzij het project tot stand is ge- te pleiten voor gestandaardiseerde komen aan de universiteit van Staf- methoden. Microalgen zijn eencelfordshire (VK), is nu een transnati- lige waterorganismen die kooldioxionaal expertisecentrum, waar men de, licht, water en andere elemenmet eigen ogen kan zien hoe een ten kunnen omzetten in potentieel biomassasysteem op basis van lokale bruikbare biomassa. Door een intenbiomassa werkt en drie verschillende sieve kweek van microalgen in spesoorten output tegelijk genereert. ciale groeikamers die naast schoorsteenpijpen zijn geplaatst, biedt Daarnaast heeft het project nieuwe deze innovatieve technologie een diensten opgeleverd, zoals het tes- nieuwe manier om koolstof op te ten, vervoeren en upgraden van bio- slaan in levende cellen. Deze methogas, het vervoeren van biomassa en de is in heel Noordwest-Europa gehet inzamelen van bermgras. Dank- dupliceerd en is succesvol gebleken zij ARBOR denken meer bedrijven met betrekking tot kweekcondities, in NWE nu na over het produceren licht, water, schoonmaken van het van biogas. Een aantal boerenbedrij- zeewier, geschikte cultures, en het ven (minimaal 100 stuks vee), grote produceren van biomassa op zee. 22
Website:
www.enalgae.eu
ENALGAE’s eerste proefreactor op basis van vlokken van microalgen en bacteriën, gelegen in Vlaanderen (BE), vormt nu wereldwijd een referentiekader op dit terrein. De ervaring die NWE heeft met samenwerking op het gebied van kustbeheer is erg nuttig geweest bij het opzetten van eventuele bedrijven. Twee eindbegunstigden van het project zijn momenteel plannen aan het maken om zelf een bedrijf te starten. De projectpartners helpen hen om aan de beste technologieën en de benodigde investeringen te komen. Op Europees niveau dragen ARBOR en ENALGAE ook bij tot de EU-strategie voor biobrandstoffen, namelijk door duurzame bio-energie te promoten op een manier die de lokale bevolking ten goede komt en zo min mogelijk negatieve gevolgen heeft voor het milieu en de omgeving. Dankzij ARBOR en ENALGAE zijn Europese en nationale beleidsmakers zich beter bewust geworden van de mogelijkheden die bio-energie biedt om aan de energievraag te voldoen zonder schade aan het milieu te veroorzaken.
Integratie bevorderen via ondernemerschap.
INCLUSIEVE
REDEN 6
De demografische veranderingen in Noordwest-Europa hebben geleid tot uitsluiting en discriminatie van bepaalde groepen, zoals 50-plussers of vrouwen, onder meer als het gaat om toegang tot de arbeidsmarkt of openbare voorzieningen. Hoe is een betere integratie van deze groepen te bereiken? Hoe kunnen we de arbeidsparticipatie van die groepen vergroten? Dit soort uitdagingen vereisen nieuwe, innovatieve benaderingen ten aanzien van actieve integratie en bedrijfsontwikkeling. Het NWE-programma investeert in projecten die sociale integratie bevorderen door middel van werk in loondienst of als zelfstandige. Via rolmodellen wordt getracht bepaalde groepen te bereiken die nog onvoldoende gebruikmaken van de mogelijkheden om een eigen bedrijf te starten of die buiten de traditionele doelgroep van bedrijfsondersteunende diensten vallen, zoals vrouwen, etnische minderheden, jongeren, gehandicapten en ouderen. 23
In Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk heeft het project SENIOR ENTERPRISE praktische oplossingen uitgewerkt voor het inactiviteitsprobleem onder 50-plussers. Het onbenutte potentieel onder ouderen is onder de aandacht gebracht van onder meer ontwikkelings¬maatschappijen, financiële instellingen, ouderenuitzendbureaus en jonge ondernemers. In Ierland heeft het project invloed gehad op het lokale en nationale ondernemingenbeleid, zodat daarin nu scholingsprogramma’s rond dit thema zijn opgenomen. Door ouderen een rol te geven in het bedrijfsleven, heeft het project ook bereikt dat Europese beleidsmakers ouderen als een waardevolle hulpbron zijn gaan zien in plaats van als een kostenpost. SENIOR ENTERPRISE werkt nauw samen met het netwerk INITIATIVE FRANCE en met de Kamer van Koophandel in Mechelen (BE). Beide partijen zijn geïnteresseerd in het aanbieden van de door het project ontwikkelde cursus ‘Start Your Own Business’. Verder wordt er een SENIOR ENTERPRISE-vereniging opgericht. Organisaties of mensen die bedrijfsactiviteiten willen ontplooien, kunnen hier lid van worden en deelnemen aan SENIOR ENTERPRISE-evenementen, ook na het formele einde van het project. Ook mensen die reeds hebben deelgenomen aan de evenementen en die Senior Enterprise-activiteiten
Project:
PROUD
People, Researchers and Organisations Using Design for co-creation and innovation
EFRO:
€2 491 699 Looptijd:
2010-2014 Website: www.proudeurope.eu
schap (EU 2020) is het project SENIOR ENTERPRISE onlangs door de Europese Commissie en de OESO aangemerkt als bron van inspiratie voor Europa, vanwege de aanpak die 50-plussers stimuleert om actief te worden in het bedrijfsleven. Het project People Researchers Organisations Using Design for innovation and co-creation (PROUD) neemt design als uitgangspunt voor innovatie, economische groei en duurzame ontwikkeling. Het laat zien hoe kan worden ingespeeld op het talent van creatieve, getalenteerde mensen die anders vaak buiten de boot vallen. PROUD ondersteunt de transnationale ontwikkeling van methoden voor codesign van diensten, producten en processen die in een behoefte voorzien. De projectpartners hebben ontwerpers in contact gebracht met overheidsinstanties, bedrijven en gebruikers om hen te laten ervaren wat de toegevoegde waarde
Project:
SENIOR ENTERPRISE EFRO:
€916 085 Looptijd:
2008-2015
de juiste faciliteiten, kennis en ervaring om hun innovatierol te kunnen vervullen, en heeft daarmee een positieve invloed op mensen, bedrijven en openbare voorzieningen in Europa. De co-design-workshops van PROUD hebben inmiddels de belangstelling van lokale en regionale beleidsmakers in de toeristische sector gewekt. Zo heeft de Région Nord-Pas de Calais (FR) het project opdracht gegeven om nieuwe diensten te ontwikkelen. Het Franse ministerie van Industrie heeft het project onlangs gevraagd een presentatie te geven over de gebruikte methode om de specifieke waarde van co-design te bevorderen. Concreet heeft PROUD ook geresulteerd in een nieuw toeristisch aanbod, dat het midden houdt tussen gewoon toerisme, waarbij ‘consumptie’ centraal staat, en gastvrijheid, waarbij het om sociale waarden gaat. Dit nieuwe aanbod richt zich op lage-inkomensgroepen, ouderen en vrouwen. Het houdt rekening met hun specifieke levensstijl, hun banden met andere generaties en hun beperkte inkomen. Daarnaast heeft het project het lokale netwerk van een honderdtal kleine en micro-ondernemingen versterkt door overleg en samenwerking tussen hen te bevorderen.
Website: www.seniorenterprise.ie
willen voortzetten, zijn lid van deze van ‘design-denken’ en design is vereniging. bij het werken aan innovatieve oplossingen voor problemen van deze In het Actieplan voor Ondernemer- tijd. PROUD helpt ontwerpers aan 24
Volgens eigen gegevens van SENIOR ENTERPRISE had het project eind 2012 naar schatting ruim 900 nieuwe bedrijven tot stand gebracht. Dat is ruimschoots boven het oorspronkelijke doel van 360.
De energieefficiëntie verbeteren.
DUURZAME
REDEN 7
Bij het plannen van nieuwe infrastructuur, het bouwen van een nieuw huis of het renoveren van een bestaande woning wordt steeds vaker gesproken over eco-materialen, natuurlijke materialen of composieten. Hoewel de voordelen evident zijn (een lagere energierekening en een schoner milieu), zitten technici, architecten, ingenieurs en particulieren vaak met de handen in het haar wanneer ze daadwerkelijk materialen voor hun project moeten kiezen. Hoe moeten ze tot de juiste keuze komen? Hoe komen ze erachter welke oplossing financieel het voordeligst uitpakt? Het NWE-programma loopt voorop met het promoten van energie-efficiëntie in de bouwsector en in gebouwen. NWE investeert in transnationale projecten die werken aan innovatieve, overdraagbare oplossingen om die keuze gemakkelijker te maken voor burgers, partners, ondernemers en beleidsmakers.
25
Project:
CAPEM
Cycle Assessment Procedure for Eco-Materials
EFRO:
€4 546 261 Looptijd:
2008-2014 Website:
www.capem.eu
Het project CAPEM (Cycle Assessment Procedure for Eco-Materials) bundelt de expertise van elf partnerorganisaties om de productie, de distributie en het gebruik van ecomaterialen te bevorderen. Ecologische bouwmaterialen vormen een doeltreffende, structurele oplossing voor milieuproblemen in de bouw. Het kan echter lastig zijn om te bepalen wat precies ecologische bouwmaterialen zijn omdat ze zelden over een keurmerk beschikken. Daardoor is hun kwaliteit moeilijk te vergelijken met die van traditionele bouwmaterialen. CAPEM heeft een proces uitgewerkt waarmee eco-materialen kunnen worden geïdentificeerd en gedefinieerd op basis van gezamenlijke kwaliteitseisen en criteria. Dit biedt fabrikanten een goede kennisbasis en helpt om eco-materialen een eigen plaats te geven te midden van de reguliere bouwproducten. Bewustwording in het bedrijfsleven en de bouwsector ten aanzien van klimaatverandering geldt als een voorwaarde voor het verbeteren van de energie-efficiëntie in het NWEgebied. Beheerders van bedrijven26
terreinen hebben in dit opzicht een bedrijfsvoering te integreren. belangrijke rol te vervullen, namelijk door best practices te ontwikkelen REGAIN heeft gezorgd voor een betere koppeling tussen de ontwikkeling van innovatieve en overdraagbare producten, diensten en methoden Het project draagt sterk bij aan voor eco-efficiënte bouwsystemen het verbeteren van de markt voor eco-materialen in Noordenerzijds en de toepassing daarvan west-Europa. Het heeft een anderzijds. Door een voortdurende netwerk van 500 snelgroeiende afstemming met beleidsmakers bedrijven in Kent (VK) en ruim heeft het project ook geholpen om 4.000 in heel Zuidoost-Engeland de bestaande regelgeving op logevormd. Op die manier worden één-op-één-diensten gelekaal, nationaal en Europees niveau verd aan 250 kleine en middelte handhaven en te verbeteren. De grote bedrijven die duurzame internationale partijen (bouwbematerialen produceren en ontdrijven, architecten, consultants, wikkelen. Bovendien zijn er 400 toezichthouders) die bij het project banen gecreëerd. zijn betrokken, hebben innovatieve materialen en technologieën getest en het gebruik van innovatieve, eco- op kosten-batenverhouding, CO2efficiënte producten en technolo- reductievermogen en betrouwbaargieën te bevorderen. Dat is dan ook heid. Bij wijze van pilot zijn deze het uitgangspunt van het project vervolgens verwerkt in vier eco-efREGAIN, dat een transnationaal net- ficiënte kantoor- en fabrieksgebouwerk heeft opgezet van bedrijventer- wen, gelegen op grote bedrijventerreinbeheerders die aandacht hebben reinen in de provincie Namen (BE), voor vermindering van de CO2-voe- Nord-Pas de Calais (FR), Schotland tafdruk en voor technologische op- en Wales (VK). lossingen om de energie-efficiëntie te verbeteren. Het uiteindelijke doel Ondanks een wat trage start – vanis om deze aspecten in de dagelijkse wege de problemen die de partners
Project:
REGAIN
Reducing the Greenhouse Effect through Alternative Industrial Estates Management in North-West Europe
EFRO:
€4 889 032 Looptijd:
2007-2013 Het gebouw in Blaenau-Gwent (Wales, VK) is een prachtig voorbeeld. Blaenau-Gwent behoort tot de armste streken van Europa en het plaatselijke bestuur zet sterk in op revitalisering. Onderdeel van deze ontwikkeling is het REGAIN-gebouw van € 1,4 miljoen, een nieuwe ‘bedrijfsincubator’ van 500 m2, die plaats biedt aan acht kleine starters en door de lokale overheid en het NWE-programma gezamenlijk is bekostigd. Het resultaat van deze vruchtbare samenwerking is een op-entop duurzaam, esthetisch fraai gebouw, dat binnen het beschikbare budget is gebouwd en waarvan de essentiële kenmerken overal kunnen worden gekopieerd. Het gebouw heeft energielabel A en is bekroond met de Constructing Excellence in Wales (CEW) 2012 Zero/Low Energy Award. Het energieverbruik zal naar verwachting uitkomen op 19 kW/m2, wat 24% beter is dan in de bestaande bouwvoorschriften wordt geëist.
REGAIN gebouw in Wales – “The Works”, Ebbw Vale
in eerste instantie hadden met het selecteren van materialen en de tijd die nodig was voor afstemming op de nationale wetten en regels, de beschikbare kennis en vaardigheden
Website:
www.programmeregain.eu
en de klimaatomstandigheden ter plaatse – staan er dankzij REGAIN nu vier proefgebouwen die aan de hoogste energie-efficiëntienormen voldoen.
Het belangrijkste resultaat en innovatieve aspect van ons project betrof voornamelijk de nieuwe bouwtechnieken en bouwmaterialen welke tot uiting worden gebracht in de 4 test gebouwen (demonstratie investeringen). Deze technische keuzes zijn geïllustreerd in een publicatie ‘Best Available Technologies’ waarin een lijst van 22 innovatieve BATs is opgenomen. Olivier Granville, Bureau économique de la province de Namur (BEP-Namur) – Hoofdpartner
27
Duurzaam stedelijk openbaar vervoer ontwikkelen.
DUURZAME
REDEN 8
In heel Europa is stedelijk vervoer om twee redenen een belangrijke prioriteit. Ten eerste is het sterk bepalend voor de mate waarin burgers en bedrijven een stad als aantrekkelijk ervaren; ten tweede is stedelijke mobiliteit – vanwege het gebruik van op olie gebaseerde brandstoffen – verantwoordelijk voor 40% van alle CO2-uitstoot door het wegvervoer. Bovendien zijn de toekomstprognoses voor CO2-concentraties in de lucht pessimistisch. Het vervoer is de op één na grootste bron van CO2 in de EU (24% van de totale CO2-uitstoot). Daarbinnen heeft het wegvervoer met 70% het grootste aandeel. Dat geldt vooral in stedelijke gebieden, waar 80% van de NWE-bevolking woont; hier is het openbaar vervoer verantwoordelijk voor circa 10% van de vervoersgebonden uitstoot van broeikasgassen. Het gebruik van het openbaar vervoer wordt bedreigd door twee factoren: stijgende energiekosten (tussen 2003 en 2008 steeg de kostprijs van ruwe olie met zo’n 500%) en de grote afhankelijkheid van één energiebron (98% van het energieverbruik in het vervoer betreft fossiele energie). Vooral die laatste bedreiging is zorgwekkend, omdat economische groei immers sterk afhankelijk is van vervoer. Als er niets verandert, is de vervoerssector binnenkort de grootste veroorzaker van broeikassen. Het openbaar vervoer, dat per passagier/ km veel minder CO2 uitstoot dan personenauto’s, biedt dan ook reële mogelijkheden om een zinvolle bijdrage te leveren aan het klimaatbeleid. Toch blijkt het een enorme opgave om de CO2-voetafdruk van het stedelijke openbaar vervoer te verkleinen en rijst de vraag hoe dit in een tijd van bezuinigingen te realiseren is. Dankzij het NWE-programma hebben bedrijven en steden de mogelijkheid gekregen om zowel de risico’s als de kosten van innovatie te delen, wat schaalvoordelen en schonere openbaarvervoerssystemen heeft opgeleverd. 28
Project:
SUSSTATION
Supporting Sustainable Stations
EFRO:
€3 703 864 Looptijd:
2008-2013 Website:
www.susstations.org
SusStation levert comfortabele, aangename en 50% meer energie-efficiënte spoorstations. SusStation zorgt voor een toename van meer dan 10% van het spoorgebruik en vormt een brandpunt voor gemeenschappen. (Jo French – Transport Regeneration Ltd – Hoofdpartner)
Het vlaggenschip van het project SUSSTATION is het ‘Green Station’ in Kerpen-Horrem (DE), het grootste station in de Kreis Rhein-Erft, dat dagelijks 14.000 forenzen verwerkt. Het is niet alleen het eerste CO2-neutrale treinstation in Duitsland, maar dient ook als proeftuin voor de meest innovatieve technologieën, op basis waarvan uiteindelijk in heel Europa duurzame en energie-efficiënte treinstations moeten worden ontwikkeld. Er zijn plannen om hetzelfde concept toe te passen bij de bouw van een station in Wittenberg (DE), dat buiten het NWE-programmagebied ligt.
actief regenwatermanagement, terwijl een gloednieuw verlichtingsconcept het gebruik van daglicht combineert met energiezuinige LED-technologie.
Het Green Station-proefproject is de eerste stap naar een nieuwe generatie stations. Dankzij innovatieve ruimte- en verlichtingsconcepten weet het de modernste ecologische normen te combineren met een prima comfort voor de reiziger. In het eerste Green Station-project zijn allerlei technologieën bijeengebracht. Het doel is om de stations in de toekomst volledig CO2neutraal te maken. Zonnepanelen produceren jaarlijks 35.500 kWh aan elektriciteit. Een geothermisch systeem zorgt voor optimale airconditioning en zonnecollectoren leveren warm water. Het groene dak zorgt voor
De meeste Europese treinstations zijn minstens een halve eeuw oud; veel stations dateren uit het begin van de twintigste eeuw of zelfs nog van daarvoor. Op basis van de ervaringen met de bouw en exploitatie van het eerste duurzame station kan het SUSSTATION-concept in toekomstige projecten verder worden aangepast – ook voor oude, bestaande stations, waardoor er weer nieuwe kansen ontstaan. Dit betekent dat er goede mogelijkheden liggen om voort te bouwen op de resultaten van het
(T2K) heeft bijgedragen tot een beter beleid en betere regelgeving voor CO2-beperkende maatregelen. NWE, lokale overheden en vervoers¬bedrijven hadden meerjarige afspraken gemaakt over de toepassing van meer energie-efficiënte technologieën en systemen bij vernieuwing van infrastructuur, waarna er feedback is gegeven op de uitgevoerde werkzaamheden.
Sinds de oplevering van het groene station in Kerpen-Horrem hebben ook andere regio’s belangstelling getoond voor dit idee van SUSSTATION. Er zijn plannen om een tweede duurzaam station te bouwen in Lutherstadt Wittenberg in Saksen- Met het oog op het langetermijnAnhalt. Dit moet in 2016 gereed doel van het project om de CO2zijn en zou zonder de steun van het NWE-programma nooit mogelijk De investeringen van het TICzijn geweest. KET TO KYOTO-project zullen gemiddeld na zeven jaar zijn terugverdiend en hebben een looptijd van ten minste 15 jaar. Naast het toetsen van energiebesparingspilots zorgt het project er ook voor dat deze bij de betrokken bedrijven in de dagelijkse praktijk worden geïntegreerd. De meeste innovatieve technologieën en toepassingen van T2K zullen door de partners ook elders in hun infrastructuur worden doorgevoerd. De RATP gaat het warmtekrachtsysteem van de STIB overnemen, en de STIB zal zijn systeem voor de terugwinning van remenergie gaan toepassen in zijn gehele vervoersnet (19 andere eenheden).
Het project TICKET TO KYOTO 29
Project:
TICKET2KYOTO EFRO:
€6 006 145 Looptijd:
2010-2014 Website: www.tickettokyoto.eu
Schroef van een waterkrachtstation in Rochdale (Manchester) @ TFGM
uitstoot van het openbaar vervoer te verminderen, wordt er geïnvesteerd in nieuwe technologieën en duurzame energie. T2K heeft reeds concrete resultaten opgeleverd. Er is bijvoorbeeld een ‘quick wins’energiebesparingsprijsvraag uitgeschreven, die heeft laten zien dat het energieverbruik soms met 20% omlaag kan. Transport for Greater Manchester (TfGM) bespaart met waterkracht en wind respectievelijk 55 en 30 ton CO2-uitstoot per jaar , terwijl de STIB met haar nieuwe WKK-systeem jaarlijks 165 ton CO2 bespaart . Aan de hand van hun koolstofbalans en gezamenlijke CO2-indicatoren kunnen de partners nu hun eigen CO2-beleid formuleren en dit in hun beheerplan verwerken. Op lokaal/regionaal niveau zijn er initiatieven ontplooid voor nieuwe 30
Het transnationale partnerschap van Ticket to Kyoto vormt een dynamische cocktail van innovatie, strategische visie en betrokkenheid dat door betere en groenere openbaar vervoer infrastructuren bijdraagt aan de verbetering van het leven van Europese burgers. Patricia Remacle- STIB- Lead Partner
investeringen in infrastructuur. Twee investeringsprojecten (een windturbine en een turbine met een schroef van Archimedes) zijn inmid-
De verwachting is dat het project TICKET TO KYOTO invloed zal hebben op het Europese duurzaamheids- en CO2-beleid. Met name het feit dat nu bekend is welke enorme rol onderhoud speelt met betrekking tot duurzaamheid, kan in de toekomst invloed hebben op de wijze van ontwerpen in deze sector. Voor de periode 20132020 staan er vijf CO2-emissiereductiestrategieën gepland, waarbij een meer energie-efficiënte vernieuwing van de infrastructuur mogelijk wordt via meerjarige afspraken tussen lokale overheden en vervoersbedrijven.
dels uitgevoerd. Deze leveren nuttige informatie op over de toepassing van duurzame technologieën bij infrastructurele projecten en programma’s in de vervoerssector. De windturbine geeft reeds positieve resultaten te zien; de schroef-vanArchimedes-turbine moet gebruikt gaan worden voor een vervoersknooppunt dat momenteel in aanbouw is. Het project is door een internationale jury reeds genomineerd voor de RegioStars Awards 2014 in de categorie CITYSTAR (voor investeringsprojecten op het gebied van duurzaam stedelijk openbaar vervoer).
Investeren in naadloos vervoer.
SLIMME
REDEN 9
Het stedelijke mobiliteitsbeleid is met name de taak van lokale, regionale en nationale overheden. Besluiten op lokaal niveau staan echter nooit op zichzelf, maar zijn ingebed in een (beleids) kader op basis van regionale, nationale en Europese wet- en regelgeving. Het NWE-programma wil ervoor zorgen dat er een gecoördineerde aanpak van mobiliteitsproblemen in NoordwestEuropa is die aansluit bij de lokale situatie en rekening houdt met de verschillende behoeften en competenties van alle stakeholders.
31
Het vernieuwde Blackpool Tramdepot is in April 2012 geopened. Sintropher heeft €1.6m in het systeem geinvesteerd. De investering omvatte het geschikt maken voor tram-trein gebruik, de constructie van een nieuw verbindingspunt voor de toekomstige uitbreiding van het spoorweg station alsook de financiering voor de haalbaarheidsstudie van de uitbreiding. Deze nieuwe lijn is goedgekeurd en zal voor € 20m opvolgings investeringen genereren. Photo : Prof. Sir Peter Hall
De partners van het project SINTROPHER hebben overdraagbare kennis geproduceerd over de economische gevolgen van investeringen in lokale en regionale vervoersverbindingen. Zo hebben de projectpartners in maart 2013 de resultaten van het project gepresenteerd aan de UK Parliamentary All-Party Light Rail Group, een adviesorgaan voor Britse overheden. Door deze presentatie werden de nationale beleidsmakers zich meer bewust van het tramtrein-concept; ook werd op basis van de resultaten aan de Light Rail Group uitgelegd op welke wijze investeringen een bijdrage kunnen leveren aan stedelijke vernieuwing en werkgelegenheid. Het project heeft ook deelgenomen aan het overleg over de Route Utilisation Strategy van Network Rail (de Britse spoorinfrastructuurbeheerder), die moet leiden tot innovatie op het gebied van technologische planning. Een ander initiatief in het kader van het project SINTROPHER kwam van de West-Vlaamse partners in België, die hebben geïnvesteerd in hun OVknooppunten. Uit de analyse van de economische effecten blijkt dat deze 32
Het lopende Sintropher project laat zien hoe innovatieve spooren tramsystemen de verbindingen tussen NWE randgebieden en nationale en transnationale transport hubs kunnen vergroten. Een regio heeft al een opvolgingsinvestering verzekerd van € 20m om haalbaarheid in realiteit om te zetten. Prof. Sir Peter Hall
Project:
SINTROPHER EFRO:
€7 214 445 Looptijd:
2007-2014 Website: www.sintropher.eu
investeringen op hun beurt leiden tot nieuwe investeringen in deze buurten, waardoor de aantrekkelijkheid van deze gebieden (die van overheidswege zijn aangemerkt als risicowijken) wordt verhoogd. Een
concreet voorbeeld is het investeringsplan van het Belgische vervoersbedrijf De Lijn. Dit wil investeren in een nieuwe OV-verbinding tussen de kust en de plaats Veurne in het binnenland, zodat er een nieuw regionaal OV-knooppunt ontstaat.
Het Britse ministerie van Transport heeft een fonds voor duurzaam openbaar vervoer, waarvoor lokale overheden projecten kunnen indienen. De Borough of Reading (VK), een actieve partner van het RoCKproject, was één van de tien partijen die een subsidie van circa € 30,8 miljoen in de wacht sleepten. Het project RoCK heeft bijgedragen aan het imago van Reading als innovatieve gemeente die openstaat voor nieuwe methoden. De betrokkenheid bij Europese projecten helpt ook: circa € 1,8 miljoen van de subsidie is specifiek bestemd voor het uitrollen van door RoCK geteste methoden voor ticketsystemen, incentives om mensen het openbaar vervoer in te krijgen (punten, telefoonspelletjes, enz.) en voor de marketing van de persoonlijke vervoersplanner en de promotie ervan via social media.
Vervoersbewijzen kopen zonder contant geld (‘cashless ticketing’) is een belangrijk hulpmiddel om een modal shift te bewerkstelligen: het werkt drempelverlagend voor het openbaar vervoer. Binnen het project RoCK (Regions of Connected Knowledge) heeft de Borough of Reading (VK) aan de hand van de aanpak van andere partnerregio’s uitgezocht wat het beste ‘wave and pay’-systeem voor het openbaar vervoer zou zijn, bijvoorbeeld: •
• •
creditcard-apparaten met touchscreen, waarmee bij kleine transacties zonder pincode kan worden betaald; pre-paid smartcards (zoals de Oyster Card in Londen); in smartphones geïntegreerde smartcards, die op elk gewenst moment online kunnen worden opgeladen;
Het grensoverschrijdende project “Light Rail Hasselt- Maastricht“. Deze grensoverschrijdende express light spoorverbinding is de eerste van drie verbindingen. Het is ingebed in een geïntegreerd openbaar vervoer netwerk voor de gehele provincie Limburg, het zogeheten “Spartacus plan”.
Project:
Regions of Connected Knowledge (ROCK) EFRO:
€5 909 500 Looptijd:
2007-2015 Website: www.rock-project.eu
•
EMV (een nieuwe technologie mensen aanbelden en bij bedrijven die wordt gebruikt door credit- aanklopten om het gesprek aan te card-bedrijven). gaan met werknemers over de manier waarop zij reizen, voorlichting te Na Londen is Reading het eerste OV- geven over de lokale vervoersmogesysteem in het VK (en misschien wel lijkheden, de nieuwe cashless-systein heel Europa) dat gebruikmaakt van men te promoten en bepaalde incen‘smart ticketing’. De tests die in het ka- tives te geven, zoals een fietsslot. Dit der van het project werden uitgevoerd, is een manier om mensen ‘een zetje hebben de waarde en de haalbaar- te geven’ in de richting van gedragsheid van het betalen met een mobiele verandering. Dit initiatief staat nog in telefoon aangetoond. Hierdoor zal de kinderschoenen, maar uit voorlo‘cashless ticketing’ in Reading sneller pige cijfers blijkt een modal shift van kunnen worden geïntroduceerd. In het 8-10%. Eind 2014 zullen er meer kader van RoCK zijn de partners bezig betrouwbare resultaten beschikbaar de systemen in de praktijk te testen. zijn: dan kunnen de cijfers worden Mede afhankelijk van die resultaten gelegd naast die van de uitrol van wordt beslist hoe de webtechnologie wave&pay-systemen en de invoering hiervoor zal worden ontwikkeld. van creditcardkaartmachines in bussen, trams en treinen. Als de aanpak De persoonlijke vervoersplanner, ook werkt, kan deze ook worden gebruikt een van de initiatieven van RoCK, is een in andere delen van het NWE-gebied campagne om mensen meer gebruik en daarbuiten. te laten maken van duurzaam vervoer. Dit initiatief omvat onder andere een SINTROPHER en RoCK vormen samen social-media-campagne (Facebook, met twee andere NWE-projecten de Twitter) met als doel: SYNAPTIC-mobiliteitscluster (Synergy of New Advanced Public Transport • mensen een positief gevoel te Solutions Improving Connectivity in geven over alternatieve, duur- North-West Europe). Deze cluster zame vormen van vervoer; heeft de S-MAP 2030 gepresenteerd, • bewustmaking; een lijst met aanbevelingen voor be• ‘peer pressure’ te creëren, zodat leidsveranderingen en investeringsmensen eerder gebruik maken initiatieven op Europees, nationaal van duurzaam en/of openbaar en regionaal niveau, die ertoe moevervoer. ten leiden dat Noordwest-Europa in 2030 een systeem heeft voor naadDaarnaast hadden de projectpartners loos vervoer van deur tot deur op batijdelijke reisadviseurs in de arm ge- sis van de behoefte van de individuele nomen, die samen met burgers bij gebruiker. De S-MAP 2030 heeft niet
alleen de ontwikkelingsmogelijkheden in kaart gebracht, maar ook de obstakels op de markt die moeten worden aangepakt om naadloos vervoer ook echt te realiseren. Het is gelukt om vertegenwoordigers van DG CONNECT, DG MOVE, DG RTD en DG REGIO alsmede van het Europees Parlement en de belangrijkste Europese vervoersorganisaties (UITP, Rail Forum Europe, TAP TSI, Europese Reizigersfederatie (EPF), ETSA) te mobiliseren. Naar verwachting zal de door de transnationale partners opgestelde visie ertoe leiden dat het van-deur-tot-deur-vervoer in NWE in 2030 ingrijpend zal zijn verbeterd.
Project:
SYNAPTIC -
SYnergy of New Advanced/ Adapted Public Transport Solutions Improving Connectivity in the NWE region
EFRO:
€574,969 Looptijd:
2010-2013 Website: www.synaptic-cluster.eu
33
Slimme vracht-
DUURZAME
vervoeroplossingen voor de binnenvaart
REDEN 10
bevorderen. Een goed wegtransportsysteem betekent dat er sprake is van een hoge levensstandaard. In dat opzicht is het een indicatie voor hoe economisch gezond een moderne samenleving is. Wegvervoer heeft echter ook andere effecten: het verandert ons sociale gedrag en is schadelijk voor het milieu. Files, luchtvervuiling en geluidsoverlast zijn slechts enkele van de meest in het oog springende negatieve en geldverslindende gevolgen van het toenemende wegverkeer. Dit heeft ertoe geleid dat de politiek steeds meer prioriteit geeft aan milieuvriendelijkere vormen van vervoer, zoals de binnenvaart. Maar hoe dat precies ingevuld moet worden, roept nog de nodige vragen op. Hoe kunnen de bestaande binnenhavens beter worden benut? Op welke manier kan de vrachtvervoerlogistiek worden gereorganiseerd? Is het echt mogelijk om goederen op een duurzamere manier te vervoeren? Het NWE-programma investeert in maatregelen om het vrachtvervoer in Noordwest-Europa efficiënter en daardoor groener te maken.
34
Het demonstreren van realistische oplossingen kan aantonen hoe een duurzame goederen- logistiek kan bijdragen aan economische, sociale en ecologische voordelen in NWE. De hoogtepunten van het Weastflows project zijn onder andere een opsporing en tracerings- piloot die helpt om de havenactiviteiten meer efficient te maken en een atlas voor de identificatie van een beter gebruik van de bestaande goederen infrastructuur. (WEASTFLOWS- Ginny MackeanIfS - Thames Gateway Institute for Sustainability - Partner n°2) Project:
WEASTFLOWS EFRO:
€4 581 177 Looptijd:
2010-2015 Website: www.weastflows.eu
In het kader van het project WEASTFLOWS is ‘The Atlas of Maps’ geproduceerd, een GIS-tool met real-timedata die de tracking-, tracing- en afleverprocessen van vrachttransportroutes in Duitsland, Luxemburg, Ierland, Frankrijk en het VK verbetert. Het was altijd zo dat de langere en zwaardere vrachtwagens (LZV’s) in de haven aankwamen op het moment dat het schip de haven in voer. De LZV kon pas beginnen met laden wanneer het schip was gelost, zodat er opstoppingen, vervuiling en vertraging ontstonden. Dankzij het project kunnen de LZV-ondernemers hun vrachtwagens efficiënter inzetten omdat deze nu pas arriveren wanneer de lading opgehaald kan worden. Dit komt doordat er een real-time-analyse wordt gemaakt aan de hand waarvan precies kan worden nagegaan waar de lading zich in het systeem van de importeur bevindt. Deze methode was een module die is gekoppeld aan een bestaand streepjescodesysteem voor het traceren van fruit vanaf de fruitteler tot in de schappen in de supermarkt.
In Ierland heeft het project WEASTFLOWS daarnaast het nationale vervoersbeleid, zoals dat is vastgelegd in het beleidsdocument Smarter Travel, met succes beïnvloed, omdat het project aangeeft wat er moet gebeuren om het vrachtvervoer van de weg naar het spoor te verplaatsen om op die manier de CO2-uitstoot terug te dringen en het vrachtvervoer duurzamer te maken. De resultaten van het project zijn in het tussentijdse Smarter-Travel-rapport terechtgekomen via de National Transport Authority (een officieel orgaan dat is opgericht door de Britse Minister van Transport, die zitting heeft in het Mid-West Regional Authority Committee) . Binnenhavens zijn belangrijke vervoersknooppunten. Hier worden goederen overgeslagen en gaan passagiers aan en van boord, waardoor economische meerwaarde ontstaat. Het fijnmazige en goed ontwikkelde net van binnenvaartverbindingen biedt een groot (ongebruikt) potentieel. De ligging van binnenhavens in steden opent mogelijkheden voor
nieuwe logistieke en ruimtelijke concepten, zoals stadsdistributie, regionaal containervervoer en multifunctioneel ruimtegebruik. Binnenhavens staan echter sterk onder druk omdat zij als gevolg van de beperkte ruimte langs het water te maken hebben met sterke concurrentie van andere stedelijke functies. Willen we de binnenhavens met elkaar verbinden tot een Europees binnenvaartnetwerk om de havens concurrerend te maken op de internationale markt, dan is schaalvergroting nodig.
Project:
CCP21 -
CONNECTING CITIZEN PORTS 21 EFRO:
€3 911 094 Looptijd:
2009-2014 Website: www.citizenports.eu
35
De scheepvaartindustrie is klaar om het Watertruck concept op te nemen als veelbelovend aanvullend of zelfs alternatief voor traditioneel binnenvaart verkeer. Het kan een waardige vervoersoplossing zijn in concurrentie met wegtransport. Nicole van Doninck, Manager Onderzoek & Ontwikkeling – Vlaams Instituut voor Mobiliteit – Hoofdpartner
Project:
WATERTRUCK EFRO:
€1 070 474 Looptijd:
2008-2014 Website: www.watertruck.eu
De uitkomsten van het project Connecting Citizen Ports 21 (CCP21) hebben laten zien dat blauw water ook ‘groen’ kan zijn. De haven van Parijs, een van de zeven projectpartners, heeft het samen met expediteur Norbert Dentressangle en distributeur Franprix (Casino Group) mogelijk gemaakt dat goederen in containers in het hart van Parijs, aan de voet van de Eiffeltoren, kunnen worden afgeleverd. Het project heeft voor de haven van Parijs een innovatief platform ontwikkeld, waar de overslag van containers plaatsvindt. Op de lange termijn is het de bedoeling om dagelijks meer containers naar Parijs te vervoeren. Voor de laatste kilometer tot de uiteindelijke afleverplaats wordt dan gebruikgemaakt van elektrische voertuigen. Dat betekent dat er per jaar 3.874 minder vrachtwagens rijden en dat de CO2-uitstoot met 37% wordt teruggedrongen. Het project WATERTRUCK introduceert een nieuw, flexibel en milieuvriendelijk vervoersconcept voor binnenvaartschepen over smalle waterwegen (van CEMT klasse I – 300 ton – tot maximaal CEMT klasse IV – max. 1.500 ton). Wat is het doel van WATERTRUCK? De traditionele binnenvaart wordt op dit moment op diverse manieren bedreigd, bijvoorbeeld doordat aan de aanbodzijde van de vervoersmarkt de kleine binnenvaartschepen in rap tempo verdwijnen, en omdat het beroep van binnenschipper steeds minder 36
aantrekkelijk wordt. Wat houdt het project in? Het WATERTRUCK-vervoersconcept is gebaseerd op het gebruik van kleine binnenschepen die worden geduwd door kleine, innovatieve duwboten. Dit kent een aantal voordelen ten opzichte van de traditionele binnenvaart met de grotere, gemotoriseerde schepen, waaronder: •
groter geografisch bereik omdat dankzij de duwboten ook kleinere waterwegen bevaarbaar zijn, waardoor de aanbodzijde van de binnenvaart wordt versterkt en de modal shift van wegtransport naar binnenvaart haalbaarder wordt. Dit betekent ook dat de kosten van transportbedrijven dalen en dat er sprake is van minder files en minder vervuiling.
•
een van de innovaties is dat er geen accommodatie aan boord van het nieuwe type duwboot is. Aangezien de kapitein van de duwboot elke dag na zijn werk gewoon naar huis kan gaan met een klein voertuig dat op de duwboot past, hoeft hij niet meer permanent aan boord te wonen. De kapitein van de duwboot wordt een van de (lokale) schakels in een totaalroute. Iets vergelijkbaars gebeurt nu al bij vrachtwagencombinaties waarvan de lading zijn weg per schip vervolgt. Als deze nieuwe ser-
vice wordt opgepakt door transportbedrijven, zal het beroep van binnenschipper aantrekkelijker worden, wat een belangrijke factor is in het goed functioneren van het systeem. Door de binnenvaart te verbeteren en vooral flexibeler te maken, met name ten aanzien van smalle waterwegen en de dienstverlening in havens, wordt de binnenvaart weer een aantrekkelijkere optie voor logistieke bedrijven. Op basis van signalen die we tijdens het project opvingen vanuit de markt, kan gesteld worden dat de scheepvaart er klaar voor lijkt te zijn om het WATERTRUCK-concept naast of soms zelfs als alternatief voor de traditionele binnenvaart te gaan inzetten. Om na te gaan of het concept werkelijk klaar is voor de markt, heeft het project officieel zijn business-case voorgelegd in termen van zowel de economische als de sociale gevolgen (ook is een businesscase gemaakt voor een specifieke intermodale containerroute). De WATERTRUCK business-case is ook vergeleken met traditionele binnenvaartmodellen. De conclusie is dat, in vergelijking met de recente vervoerspraktijk, WATERTRUCK economisch meer levensvatbaar is en kan concurreren met andere traditionele binnenvaart- en wegvervoersmogelijkheden. In de sector moet nu een pilot worden uitgevoerd om de business-case aan de praktijk te toetsen.
Gedragsverandering stimuleren en voedselverspilling tegengaan.
DUURZAME
REDEN 11
Voedselverspilling is een groot probleem en houdt direct verband met de bredere vraagstukken van consumptie en duurzaamheid. In Europa wordt ieder jaar ongeveer 90 miljoen ton voedsel weggegooid. Maar wat kunnen we er concreet aan doen? Hoewel de producten die we kopen, ongetwijfeld bijdragen aan ons comfort en welzijn, groeit onder consumenten, beleidsmakers en bedrijven het besef dat ons huidige consumptietempo en het effect van deze producten op het milieu niet bepaald duurzaam zijn. In de hele voedselketen – van boer tot consument – wordt voedsel verspild. De redenen hiervoor lopen uiteen van boodschappen doen zonder goede planning, tot verwarring over houdbaarheidsopschriften, inefficiënt voorraadbeheer of verkeerde opslag. De negatieve gevolgen van deze verspilling zijn heel concreet: voor huishoudens betekent het geldverspilling, voor lokale overheden betekent het extra afval dat moet worden verwijderd (wat extra kosten met zich meebrengt), voor het milieu betekent het onnodig gebruik van grondstoffen en vervuiling. In het kader van het NWE-programma wordt gezocht naar mogelijke verbeteringen in goederen en diensten, zodat het milieu minder wordt belast en er minder grondstoffen hoeven te worden gebruikt. 37
Project:
GREENCOOK EFRO:
€2 974 257 Looptijd:
2008-2014 Website: www.green-cook.org
Het project GREENCOOK richt zich op het terugdringen van voedselverspilling en wil ervoor zorgen dat Noordwest-Europa een voorbeeld wordt op het gebied van duurzaam voedselbeleid. Daartoe richt het project zich intensief op de relatie tussen consument en voedsel, waarbij diverse sectoren samenwerken. Het onderzoek dat in het kader van het project is uitgevoerd en de testinstrumenten die zijn ontworpen om gedragsverandering tot stand te brengen, hebben nieuwe en innovatieve kennis aan het licht gebracht over de drijfveren en mechanismen die kunnen zorgen voor technologische veranderingen en/of gedragsverandering bij bedrijven en consumenten. Door effectieve instrumenten te ontwikkelen om voedselverspilling terug te dringen en consumenten 38
meer bewust te maken van de gevolgen van voedselverspilling, heeft GREENCOOK bijgedragen aan een gedragsverandering onder burgers, met name achterstandsgezinnen.
Geïnspireerd door de resultaten die GREENCOOK wist te bereiken op het gebied van voedselverspilling, is het Waalse parlement bezig om belastingvoordelen te introduceren voor supermarkten die een bijdrage willen leveren aan een goed doel. In dat kader heeft het parlement de projectpartners uitgenodigd voor een openbare zitting. GREENCOOK heeft ook invloed gehad op het tienstappenplan tegen voedselverspilling, dat onderdeel uitmaakt van de Nota Duurzaam Voedsel van het Nederlandse ministerie van LNV.
In Nederland is er bijvoorbeeld een systeem ingevoerd waarbij huishoudens door middel van acties worden geprikkeld om minder voedsel weg te gooien. Als zij meedoen, ontvangen ze steun van de lokale afvalbeheerbedrijven. Op basis van dit systeem is er een algemeen toegankelijke website ontwikkeld, die nu ook in Duitsland wordt ingevoerd. Het systeem zal ook in Frankrijk worden gebruikt. Verder heeft GREENCOOK een aantal interessante voorbeelden opgeleverd van manieren waarop distributiecentra en supermarkten milieuvriendelijker en duurzamer kunnen werken. Door de instrumenten toe te passen op hun interne en externe logistiek, zouden bedrijven hun jaarlijkse verliezen vanwege onverkochte producten met 21% kunnen verminderen.
Een continuüm tot stand brengen tussen stad en platteland.
SLIMME
REDEN 12
Voor veel sociale, culturele, economische en milieuproblemen werkt het huidige beleid met gescheiden agenda’s en prioriteiten voor ‘stad’ en ‘platteland’ niet goed. Hoe kunnen we deze scheiding opheffen? Hoe kunnen we tegelijkertijd onze maatschappelijke, culturele en economische verworvenheden behouden, ons aanpassen aan verandering én ervoor zorgen dat voor iedereen de kwaliteit van leven toeneemt? In het kader van het NWE-programma investeren we in projecten die gemeenschappen versterken en die inspelen op de economische en sociale verbindingen tussen stad en platteland. Uiteindelijk levert het immers voor iedereen voordelen op wanneer er een gezamenlijke visie op ruimtelijke orde wordt ontwikkeld.
39
Opening van de PURE Hub ‘Gemeenschapstuin Luchtbal’ in Antwerpen waar inwoners van het Luchtbal district samen groenten groeien. Fotograaf: Marleen van der Velde
Project:
PUREHUBS
Supporting Pioneers in Urban-Rural Entrepreneurship to create vital new HUBS EFRO:
€3 433 519 Looptijd:
2010-2015 Website: www.purehubs.eu
Boerenmarkt bij PURE Hub ‘ Main Äppelhaus Lorhberg’ in Frankfurt waar boeren van de regio Spessart hun producten presenteren aan de inwoners van Frankfurt. Fotograaf Michael Fuchs.
Het project PURE HUBS heeft ondernemers op het platteland geholpen om nieuwe en kortere ketens te ontwikkelen en beter in te spelen op de toenemende behoeften in stedelijke gebieden. Het project wil zorgen voor een betere verbinding tussen bedrijven op het platteland en de behoefte in stedelijke gebieden aan sociaal en economisch welzijn, zodat zowel in steden als op het platteland de welvaart en de kwaliteit van leven toeneemt. Het project heeft een aantal nieuwe bedrijfsmodellen ontwikkeld, die oplossingen moeten bieden voor regionale uitdagingen en lokale beleidsvraagstukken. De oplossingen richten zich op ondernemerschap dat op een slimme manier de verbinding legt tussen stad en platteland. Tot nu toe zijn er al negen lokale on40
dernemersnetwerken opgezet, met 84 deelnemende ondernemers. Zij krijgen ondersteuning bij de ontwikkeling van innovatieve bedrijfsideeën. Deze netwerken hebben ook lokale actieplannen opgesteld. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling en implementatie van nieuwe economische activiteiten, zoals distributienetwerken via lokale verkooppunten van streekproducten (consumenten, restaurants, winkels en instellingen) en recreatieactiviteiten. Daarnaast zijn er drie bedrijfsplannen ontwikkeld voor nieuwe economische activiteiten. In Eindhoven heeft bijvoorbeeld een plaatselijke fruitteler zijn bestaande activiteiten en producten geoptimaliseerd door een informatiecentrum voor stedelingen op te zetten, waardoor zijn omzet in 2015 naar verwachting met € 260.000 zal zijn gestegen ten opzichte van 2011.
Rural Vibrancy streeft naar een veerkrachtig platteland met actieve en betrokken burgers, waar een creatieve, dynamische interactie bestaat tussen mensen met een verschillende maatschappelijke achtergrond, waar men gezamenlijke doelen voor ogen heeft en waar iedereen samenwerkt om de gemeenschap vooruit te helpen. Deze visie kan werkelijkheid worden door: •
het verbeteren van de toegang tot de markt voor kleine plattelandsproducenten in de betrokken gebieden;
•
het bevorderen van productieve samenwerking tussen diverse organisaties van kleine plattelandsproducenten en afnemers;
•
het verbeteren van de toegang tot productiemiddelen, technologie en financiële dienstverlening;
•
en het verbeteren van de milieuvriendelijkheid van productiemethoden.
Project:
RURAL ALLIANCES EFRO:
€4 982 307 Rural Alliance partners lanceren het project en brengen een transnationaal team van 12 partners samen. Fotograaf – Brecon Beacons National Park Authority
Om voort te bouwen op het succes van het project is PURE HUBS in zee gegaan met een aantal universiteiten, ontwikkelingsmaatschappijen en ondernemingsnetwerken om de resultaten te verspreiden binnen universiteiten en het bedrijfsleven. Het project werkt ook samen met lokale en regionale overheden die aangegeven hebben dat zij de resultaten willen verspreiden via hun netwerken (bijv. PURPLE - Peri-Urban Regions Platform Europe). Het project RURAL ALLIANCES wil de leefbaarheid in dorpen verbeteren door hen te inspireren en alle stakeholders (lokale overheden, bevolking en bedrijfsleven) ertoe te bewegen samen te werken, zodat er weer een economisch en sociaal levendige gemeenschap ontstaat. Het project richt zich daarbij op het versterken van de concurrentiepositie van het MKB en het verbeteren van de kennis van de eigen regio onder regionale beleidsmakers, zodat zij hun burgers meer en beter van dienst kunnen zijn. De activiteiten en transnationale uitwisseling van ideeën in het kader van het project blijken zeer inspirerend en motiverend te zijn voor de doelgroepen. Zo werd in de Duitse plaats Großseelheim – die geen on-
derdeel uitmaakt van het project – een film vertoond over de activiteiten van Rural Alliances. Dit heeft ertoe geleid dat de plaatselijke gemeenschap samen met de universiteit van Marburg (DE) een vergelijkbaar samenwerkingsverband met lokale bedrijven wil opzetten om de sociale integratie en het concurrentievermogen te bevorderen en ervoor te zorgen dat voorzieningen en diensten voor het platteland behouden blijven.
Looptijd:
2010-2015 Website: www.rural-alliances.eu
Een ander voorbeeld zijn de ‘zorgboerderijen’, een concept dat al vrij bekend is in Nederland en nu dankzij PURE HUBS ook in het Verenigd Koninkrijk steeds populairder wordt. Zorgboerderijen richten zich op een specifieke doelgroep: mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking, mensen die psychiatrische of maatschappelijke ondersteuning nodig hebben, ouderen die zorg nodig hebben of oudere migranten. Op deze zorgboerderijen gaan agrarisch werk en zorg hand in hand. Voor de ondernemers die hierbij betrokken zijn, geldt dat deze vorm van bedrijfsvoering steeds rendabeler wordt.
Rural Alliances smeedt nieuwe verhoudingen tussen gemeenschappen en hun ondernemingen om lokale dynamiek te re-integreren en demografische veranderingen aan te pakken. Onze 32 Allianties brengen gemeenschapswaarden en de kracht van ondernemerschap samen om lokale problemen op te lossen en tegelijkertijd een transnationaal model te ontwikkelen. Richard Tyler – Sustainable Tourism Manager – Brecon Becons National Park Authorithy - Hoofdpartner
41
Vooruitblik op 2014-2020 Het NWE-programma, dat inmiddels al 1.118 projectpartners uit alle betrokken regio’s en sectoren heeft weten te mobiliseren, blijft investeren in mogelijkheden om het territoriale potentieel van het gebied te versterken, de samenhang te vergroten en de leefkwaliteit te verbeteren. Terwijl INTERREG IVB zijn afronding nadert, bereidt de Europese Unie zich voor op de toekomst. Het wetgevingspakket van de Europese Commissie moet het cohesiebeleid een sterkere strategische dimensie geven en investeringen van de EU specifiek richten op de Europese langetermijndoelstellingen van groei en banen. Het volgende programma zal moeten worden afgestemd op de doelstellingen van de EU2020strategie. Het moet aansluiten bij de uitdagingen en behoeften die juist via transnationale samenwerking goed kunnen worden aangepakt. Het nieuwe programma zal heel sterk het accent leggen op resultaatgerichte projecten. Daarbij zal de overgang tussen de huidige en de volgende periode zorgvuldig worden begeleid, zodat de resultaten ook na afsluiting van de projecten blijven doorwerken. Er is nog veel te doen in Noordwest-Europa. Binnenkort komt er weer Europese subsidie beschikbaar voor nieuwe projectoproepen. Het programmagebied blijft overigens hetzelfde. Deze publicatie heeft aan de hand van voorbeelden laten zien wat onze projecten op 12 verschillende strategische gebieden hebben bereikt. Wij hopen dat u, als oude bekende of als toekomstige partner, door deze succesverhalen wordt geïnspireerd om na te denken over de voordelen van deelname aan transnationale samenwerking in de periode 2014-2020. U weet nu wat er zoal mogelijk is. Dus waarom zou u niet overwegen om mee te doen aan het nieuwe programma? Ongeacht hoe goed uw projectidee op dit moment uitgewerkt is, wij staan klaar om u te helpen met de verdere invulling en de uiteindelijke uitvoering ervan! 42
Dankbetuiging Deze publicatie is geproduceerd en gepubliceerd door het Gemeenschappelijk Technisch Secretariaat van het INTERREG IVB-programma Noordwest-Europa. Vertaling Nederlands: Balance Proofreading: Richard Conlin and Paul Webster Grafische vormgeving: Atelier Kurth (kurth.lu) Drukwerk: OSSA Lille, Oktober 2013 Onze dank gaat uit naar de projectpartners en alle anderen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, inclusief iedereen die foto’s en citaten heeft aangeleverd. Printed on 100% recycled paper.
Op weg naar slimme, duurzame en inclusieve groei.
INTERREG IVB NWE Gemeenschappelijk Technisch Secretariaat Les Arcuriales 45, rue de Tournai, 6/D
•
F-59000 Lille, France
T. +33 3 20 78 55 00
•
F. +33 3 20 55 65 95
[email protected]
•
www.nweurope.eu
Volg ons op Twitter: https://twitter.com/INTERREG_NWE/
Bekijk onze nieuwe webdocumentaire: EU ≠ Brussels
(http://eu.is.not.only.brussels.nweurope.eu/)