Jaargang 23 Nummer 4
De Poldervlieg Vliegvisvereniging
Redactie en Bestuur Drieëntwintigste jaargang, nummer 4, jaar 2013 Huisorgaan van de Poldervlieg Vliegvisvereniging in St.Pancras en omgeving Website: http://www.depoldervlieg.nl Redactie: Jelke Boersma Ruard Janssen Frits van Merkenstein Dirk Barendregt Bart de Steenhuijsen Piters
Fotografie: Ruard Janssen Dirk Barendrecht
Technische realisatie: Bart de Steenhuijsen Piters
Redactie adres: Bart de Steenhuijsen Piters
[email protected]
Bestuur van de Poldervlieg: Willem Gravemaker (voorzitter) Din van Nieuwenhuizen (secretaris) Erik van Soest (penningmeester)
072-5641696 06-54261327 072-5114701
Secretariaat: Din van Nieuwenhuizen Zuidje 15 1636 XB Schermerhorn
[email protected]
De redactie en het bestuur zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van dit blad. De redactie behoudt zich het recht voor artikelen en bijdragen in te korten.
2
Inhoud
Tussen vlieg en netje ...................................................................4 Oudjaarvissen ..............................................................................7 De verwondering van het maken (3 slot): de wikkelingen en het lakken .....................................................10 Reisverslag: Ierland 2013 ..........................................................13 De Vice of Holland met Roland Hulskamp .................................19 Mag ik u wat vragen? .................................................................22 Onder de Waterspiegel: Vissen en Veenwater ..........................24 Heerlijk ongecompliceerd Tenkara vissen in de polder ..............26 Boekbespreking: Robert Traver, een man met meerdere gezichten .............................................29
3
Tussen vlieg en netje ‘Vervolgens zal ik u vertellen dat men op deze blankvoorn…. in de zeer warme maanden (vist) met witte slakjes of met zinkende kunstvliegen, want hij grijpt zelden drijvende vliegen…’ Dit citaat heb ik gevonden in hoofdstuk 17 van De Volleerde hengelaar, geschreven door Izaak Walton in 1653, vertaling van Kees Ketting, uitgegeven in 1974. Opmerkelijk is ook dat op de voorkant van de stofomslag een foto (?) van een blankvoorn is afgebeeld. Blijkbaar wisten de vissers in Engeland al in 1653 dat je blankvoorn en ook ruisvoorn kon vangen met kunstvliegen. Ze visten toen met een hengel die wij tegenwoordig Tenkara-hengel noemen maar die zij waarschijnlijk loop-rod noemden naar het lusje aan de top van de hengel waar de (paardenharen) lijn aan werd vastgemaakt: lus in lus. Maar wie viste dan in Nederland voor het eerst met de vlieg op ruisvoorn en blankvoorn? In het interview dat ik in 1991 met Jan Schreiner heb gehouden, vroeg ik hem of er in 1950 niemand anders met de vlieg viste in Nederland? Hij antwoordde: ‘Er was niemand’. Hij vertelde ook nog dat hij het werpen van Wil Koolwijk had geleerd, dat hij een castingclubje had opgericht en ook naar het buitenland ging om te vissen. Hij zei ook: ‘Toen ben ik in mijn eentje op een dag naar de Bijlmer gegaan….met een zwart vliegje, toen heb ik mijn eerste voorntje gevangen. Er waren gelukkig geen mensen bij, die hadden gedacht dat ik idioot was geworden. Ik heb met mijn armen in de lucht gestaan van: het gaat hier *&%# ook, het gaat hier *&%$# ook.’ Ten tijde van dit interview heb ik dit geïnterpreteerd alsof Jan de eerste in Nederland was die een voorn met de vlieg ving. Veel waarschijnlijker is dat hijzelf toen voor het eerst een voorn in Nederland met de vlieg ving, nadat hij van anderen had gezien of gehoord dat dat mogelijk was en hoe dat moest. Jan was ook in dienst geweest bij Jos Peeters, de vader van Henk Peeters. Jos Peeters viste hoogstwaarschijnlijk al
4
voor 1950 met de vlieg op voorn in Nederland. In het boek ‘Vliegen Vangen Vissen’ door Henk Peeters staat het volgende citaat: ‘Drie vrienden: Jan Schreiner, Jan Roelfs en mijn vader Jos Peeters ontdekten eind jaren veertig van de vorige eeuw dat de rietvoorn….een ideale vis was om met droge kunstvliegen op te vissen.’ Ik heb in de boeken van Jan Schreiner pas voor het eerst iets over vliegvissen gevonden in 1960, in het boek ‘Over vissen gesproken’ in het verhaal ‘De boerenzoon en de voornvissers’: ‘…aan het dunne gedeelte komt de vlieg. En wat voor een vlieg. Een vlieg die het meeste lijkt op een kinderplumeau of op een mootje van een flesseborstel.’ Wij zouden het een Bruine Palmer noemen gebonden op een haak acht of zes. Verderop in hetzelfde verhaal vertelt hij hoe hij experimenteert met de grootte van de vlieg: de ruisvoorn blijkt ook een vlieg op een haak vier nog te pakken. In ‘Tussen ruisend riet en plompeblad’ vertelt hij hoe hij voor het eerst een voorn aan de vlieg ving:‘Twaalf jaar geleden(1951) ondernam ik mijn eerste poging met de kunstvlieg in de Nederlandse wateren en de staat van opwinding waarin ik kwam te verkeren bij mijn eerste succes ligt nog bovenop in de visbun van mijn herinnering.’ Er waren rond 1950 drie groepen vliegvissers, meestal lid van een castingclub: in Rotterdam, in Den Haag en in Amsterdam. Die groepen hadden via het blad ‘De Hengelsportwereld’ contact met elkaar. Leuk zou het zijn als je daar iets van terug kan vinden in afleveringen van ‘De Hengelsportwereld’ uit die tijd. Op de foto in het boek ‘Vissen vangen vliegen’ van Henk Peters over een castingwedstrijd staan Jos Peters, Jan Schreiner, Cor van Beurden en Jan Roelfs afgebeeld. Zij kenden elkaar dus in ieder geval. Op de foto staat geen enkele vliegenhengel. Jan Roelfs maakte splitcane hengels, maar ik heb nooit gehoord dat hij ook vliegenhengels heeft gemaakt. In het verhaal van de boerenzoon en de voorn beschrijft Jan Schreiner wel hoe er uit een foedraal een tweedelig of driedelig splitcane hengeltje tevoorschijn komt. Toch waren zij niet de eersten die op de voorn visten met de vlieg. In 1916 verscheen er een heel dun boekje, slechts 14 bladzijden dik, van de hand van Cor Missët en het heet: ‘Hoe leer ik visschen Handboekje voor den Hengelaar: Kunstvliegen. ’‘De vliegen. Het schijnt dat de blauwe insecten tegen den ochtend het meeste in trek vallen, midden op den dag de roode en tegen den avond de witte motten.’ Cor Missët heeft ook nog een aantal artikelen gepubliceerd in ‘De Nederlandsche Hengelsport’. Sportvisserij Nederland heeft deze bladen, maar helaas niet digitaal. Ik wil daar graag nog een keer een dag doorbrengen om uit te zoeken wat Cor Missët ons nog meer te melden heeft. Overigens woonden Cor Missët en Jan Schreiner rond 1950
5
beiden in Amsterdam en ik kan me niet voorstellen dat Jan niet van het bestaan van Cor Missët op de hoogte was. Mijn dank gaat uit naar Peter-Paul Blommers, die mij veel kon vertellen over deze eerste tijden van het vliegvissen in Nederland. Ik heb ook veel gehad aan zijn artikel uit 1994, dat stond in ‘De Vissport’. Van Frits mocht ik een boekje inzien van Cor Missët uit 1955. Ruard
6
Oudjaarvissen Ik zit in mijn stoel en neem een paar slokken thee en voor me ligt een appelflap. Toen ik thuiskwam rook het huis naar oudjaarsdag: appelflappen en olie. Traditiegetrouw hadden Frits en ik alle Poldervliegers uitgenodigd om op de laatste dag van het jaar met ons te gaan vissen. Misschien was er ook wel weer een pan snert. Die was heel lekker vorig jaar dus binnen een paar tellen hadden er een aantal mensen gereageerd dat ze mee zouden doen. Helaas ging de snert niet door.
Jan Spruit nam de foto dus die staat er niet op Tegen half elf waren we in Zuid-Schermer en we waren niet de eersten. Na wat gebabbel en handjesschudden gingen we vissen. Cor en ik gingen naar het Noorden, de meesten bleven in het dorp. Wij konden echt alleen kleine baarsjes en een enkel voorntje vangen. Cor viste met zijn gewone vliegen
7
(blacky en glimmertje) en ik viste met mijn splitcane #4 en met een Wilted Spinnach (var) en eerst met een spider, maar die zonk niet snel genoeg naar mijn zin, dus later met een verzwaarde lichtjesnimf. We hebben een heel stuk gelopen, maar het bleef bij kleine baarsjes en voorntjes. De mannen in het dorp hadden het beter gedaan, veel kleine vis en ook een paar mooie blankvoorns en aardige ruisvoorns. Frits had zelfs een snoek gevangen en Jan Spruit had er één even vast gehad. Jan had mazzel dat hij niet weggeroepen werd: zijn kleinkind kon ieder moment geboren worden. Gezamenlijk hebben we wat gegeten, de snert werd node gemist, maar onze snertmijnheer had een goed excuus: hij moest heel veel oliebollen bakken. Na gezamenlijk overleg besloten we om naar Stompetoren te gaan: daar is de wind wat minder als hij uit het zuiden komt en misschien zat daar wel mooiere vis: het gras is altijd groener…. Een paar mannen gingen helemaal aan de westkant vissen en een aantal anderen verkozen Stompetoren zelf. Ze hadden de Noordervaart nog niet zolang geleden uitgebaggerd en het was er toch wel tegen de twee meter diep. Met een leader van een paar meter kom je er dan niet, je moest echt wel met 2.70m vissen om af en toe even bodem te pakken. Frits ging weer met zijn streamertje vissen en Cor en ik bleven maar met onze nimfen vissen. Geen beetje kregen we en toen we een beetje moedeloos terugliepen konden we net getuige zijn van een snoek(je) voor Frits. Aan de andere kant van de brug zou het wel beter gaan. Helaas was dat maar een beetje waar: wat kleine beetjes en kleine baarsjes en een enkel voorntje. John kwam ook nog even langs, hij was op weg naar huis na zijn tweede Chemo, maar toen hij ons zag moest hij toch nog even omrijden om ons gedag te zeggen.
8
Jan had intussen al een paar keer een snoek gezien, maar kon hem niet te pakken krijgen. Nog één keer proberen met een hele slanke streamer. Eerst miste hij hem nog een keer maar toen was het raak. Na een korte dril kon ik de snoek voor Jan scheppen en mochten zij op de foto. Tegen drieën was het tijd om naar huis te gaan. Nog net op tijd om de laatste snoek voor Frits op de foto te zetten.
Ruard Voor de andere foto’s zie de website: www.depoldervlieg.nl
9
De verwondering van het maken (3 slot): de wikkelingen en het lakken In deze verhalenreeks neem ik jullie mee met mijn belevenissen in de hengelbouwwerkplaats van Joost Stolk. Onder zijn toeziend oog bouw ik een splitcane hengel met als classificatie #4 7ft6. Bladerend in de oude catalogussen van Hardy en Pezon Michel van Joost zoek ik naar de plaatjes waar de wikkelingen op de splitcane hengels goed te zien zijn, speurend naar een kleurcombinatie die mij aanspreekt. Uiteindelijk kies ik voor zwarte wikkelingen. ‘Een mooie kleur’, beaamt Joost… en tovert een ander tijdschrift tevoorschijn met een artikel over Walter Brunner. Een Oostenrijkse hengelbouwer die voortreffelijke splitcane hengels bouwde. Zijn hengels werden altijd zwart gewikkeld. Een goede keuze dus. In de werkplaats tref ik mijn hengeltje aan. De blank is voorzien van een laagje lak wat met de vinger is aangebracht. Daarmee is de hengel afgesloten en zal hij geen vocht uit de buitenlucht meer opnemen. De werkdag begint met het richten en buigen van de oogjes. Hiervoor gebruiken we staaldraad dat in de tandheelkunde wordt gebruikt om beugels van te maken. Ideaal spul om ook de slangenogen van te maken. Bij een Alkyone hengel worden kleinere ogen ook van een dunnere draaddiameter gemaakt. En om te bepalen hoeveel ogen we nodig hebben, zullen we eerst een verdeling van de ogen moeten maken. Dat gaat simpeler dan ik in eerste instantie vermoedde. Op de werkbank ligt een afgebouwde hengel met een soortgelijke actie als mijn hengel. De ogenverdeling wordt overgenomen op mijn hengel met dunne potloodstreepjes. En dan komt het moment om de ogen te gaan maken. Joost heeft er een handig apparaatje voor dat ooit ontwikkeld is door een slimme leerling metaaltechniek op zijn school. De voetjes van de ogen worden plat geslagen en op de slijpsteen geslepen, zodat ze verlopen en de wikkelingen naadloos over gaan op de blank. Wanneer een handvol ogen klaar is en keurig op een kartonnen kaartje is geplakt, kunnen we de ogen op de blank gaan plaatsen. Dat doen we met schilderstape. En dan komt er een belangrijke controle stap. We moeten die eerste globale plaatsing nu controleren. Dat doen we door een draad door de ogen te geleiden en vervolgens de hengel onder spanning te brengen. Daarbij mag de hengel flink doorbuigen. In het zijaanzicht van de hengel dient een gelijkmatige kromming zichtbaar te worden, ten teken dat de ogen goed zijn verdeeld. Met een kleine aanpassing vormt de ideale kromming zich en kunnen de ogen definitief worden gewikkeld.
10
Dat wikkelen is een klusje voor thuis. Het wikkelen van één kleur levert het voordeel dat er niet gewisseld hoeft te worden van draden. Kortom, wel wat eenvoudiger dus. Het zwarte draad waar ik mee werk is echter erg dun en dient nauwkeurig verwerkt te worden. Wikkelingen die elkaar kruizen leveren een slordig eindresultaat. Zodra ik thuis kom leg ik de eerste wikkelingen op de blank. Ik kan hier nu een heel filosofisch verhaal afsteken dat het leggen van wikkelen je echt tot de kern van het bestaan brengt en dat het meditatie in optima forma is, maar dat zal ik de lezer besparen. Het is ook niet zo, want wikkelen is gewoon keihard werken. Met kramp in de vingers is het mij gelukt om de wikkelingen er netjes op te krijgen. De sluiting van de wikkeling maak ik door halverwege een nylon lusje in te wikkelen. Wanneer ik klaar ben met de wikkeling dan trek ik de sluitdraad door het nylon lusje en vervolgens trek ik de nylon lus terug. Er blijft dan een draad uitsteken die pas in het laatste stadium met een scheermesje wordt afgesneden. Wanneer de ogen zijn afgewikkeld, is de hengel optisch heel dicht bij het eindresultaat. Van Joost heb ik een busje met verdunde ruwe jachtlak gekregen en een klein kwastje. Zijn opdracht was om de wikkelingen goed ‘te verzuipen’ in de verdunde lak. Het is de bedoeling dat dat wikkelingen zo veel mogelijk lak opzuigen. Dat maakt de verbinding sterk en dat lakken moet zes keer gebeuren. Het duurt dus een week voordat ik alle wikkelingen zes keer gelakt heb. Voor de laatste keer lakken snijd ik sluitdraden af met een scalpel uit mijn oude tekendoos. Inmiddels heb ik geoefend op een oud potlood om tekst op de blank te zetten. Is dat nu zo moeilijk, zie ik u in gedachten denken. Het antwoord is eenvoudig: ja. Want bij een Alkyone staat de tekst, net als bij een Hardy, schuin op de hengel en loopt dus over drie vlakken van de zeskant. Die tekst moet wel gewoon doorlopen en dat moet je even oefenen. Een oud potlood is mijn oefenblank. Met een kroonpennetje en Oost-Indische-inkt zet ik voorzichtig de zwarte letters op de blank. En het lukt aardig. Met deze tekst is de hengel op het aflakken na klaar. Wanneer ik weer bij Joost ben bekijkt hij zorgvuldig het resultaat van mijn werk. Dat ziet er best goed uit, is zijn oordeel. Blij met het compliment constateren wij dat wij de reelhouder nog van een lik lijm moeten voorzien en dat is de laatste handeling die wij samen aan de hengel uitvoeren. Enkele weken later is de hengel drie keer door Joost gedompeld in de lakkoker.
11
Gelijkmatig heeft hij de hengel uit de lakbuis getrokken en daardoor is de lak overal even dik. Dit proces is mooi weergegeven in de film Splitcane! die op onze website en youtube te zien is. Dan krijg ik een mailtje van Joost dat de hengel klaar is en ik hem op kan komen halen. Ik ben oprecht trots wanneer Joost mij de hengel overhandigt. De lak glanst luxe en de ogen en de bussen glimmen. In huis tuigen wij de hengel op om er de proefworpen mee te kunnen maken. Ik heb mijn Lochmor reel mee en samen lopen we naar de vijver voor het huis van Joost. Ik heb een rood stukje wol aan de leader bevestigd. Magisch om de eerste worpen uit te voeren met de hengel. Voorzichtig werp ik en de lijn strekt zich op het water. Joost neemt de hengel van mij over en zet met duidelijk meer kracht een worp in. De hengel doet wat hij moet doen. Het opbouwen van de spanning en het afgeven in de achterwaartse en daaropvolgend voorwaartse worp geven de vliegenlijn veel meer snelheid waarmee de lijn door de ogen schiet. Ik krijg er geen genoeg van en besluit om ook de rolworp toe te passen. Ongelofelijk wat er gebeurt wanneer de hengel de lijn in beweging brengt. Door de oppervlakte spanning buigt de hengel op de lijn die op het water kleeft. Maar op het moment dat de lijn in beweging komt veert de energie op die de hengel heeft geaccumuleerd. En met een prachtige overslag strekt de lijn zich weer op het water…. Wederom heeft een Alkyone het levenslicht gezien. Tot slot: na ongeveer 50 uur bouwen aan een hengel, waarbij er heel wat gesproken is over bouwen en vissen en al het andere wat mensen bezig kan houden, ronden Joost en ik een project af. Dat project is een hengel die nu naast mijn andere hengels hangt. Maar toch is het verhaal nog niet helemaal af. Er moet nog iets verteld worden over de vistechnische eigenschappen. En ik kan uit ervaring vertellen, dat die goed zijn. Een goede (willekeurige) hengel is een verlengstuk van de arm van de visser. Een splitcane gaat verder, dat zou ook een wichelroede kunnen zijn. Op ons clubkampioenschap heb ik gevist met mijn splitcane hengel. Ik was de laatste visser die het water in kon en heb een absoluut recordaantal vissen gevangen voor mijn doen, waarbij ik zeker vijf doubletten ving. Wat is er veranderd, vroeg ik mijzelf af. Ben ik een betere visser geworden zonder dat zelf te weten? Ik kan het niet verklaren. Wat wel zo is dat de hengel bij bijna alle worpen de leadermontage en de nimfen nagenoeg gestrekt in het water legde. Het contact met de vis was er vanaf het moment dat de nimfen door de waterfilm zakten. Zonder te hoeven verplaatsen, bleef ik vangen en het genoegen was groot. Mijn hengel, het zwarte pheasanttail nimfje, en het baarsje dat zijn stekels op zet. Joost hartelijk bedankt! Jelke
12
Reisverslag: Ierland 2013 Het is aardig weer als we donderdag 30 mei naar Schiphol worden gereden. De voorspellingen voor het Ierse weer zijn te aardig, maar dat weten we dan nog niet. Op het vliegveld checken we in, alles is geautomatiseerd behalve in mijn hersenen. Wanneer je niet veel vliegt, en dat hoort eigenlijk, is het steeds weer nieuw. Ik heb gelukkig geen overgewicht. Het zou aardig zijn de passagiers ook per kilo lichaamsgewicht te laten betalen. De belangrijke hengelkoker voor de 2-delige 7-ens wordt door Maarten naar het speciale rare- bagagepunt gebracht. De lichtere hengels zitten gewoon in de koffer. Na een voorspoedige vlucht met gratis koffie landen we anderhalf uur na vertrek op Dublin Airport. De koffie is natuurlijk niet gratis maar het doet prettig en gastvrij aan dat de meiden niet elk koppie apart staan af te rekenen. Veel in het leven is prettig en tegelijkertijd een illusie. Alle bagage is er en gelukkig ook de koker, wat altijd onze grootste zorg is . Mijn reeltjes heb ik in mijn handbagage, dus dat zit altijd wel snor. Met een ruime huurauto rijden we naar Trim in County Meath. Dat is ongeveer 40 mijl dus niet zo ver. De TomTom doet het niet goed dus het duurt het even voor we Dublin uit zijn. Om een uur of vier komen we aan op Cranmore House, wat ons verblijf is gedurende de eerste dagen. Het is een mooie Bed and Breakfast met fraaie tuin, even buiten Trim. Onze gastheer en visgids Mark is met een Amerikaanse klant, een patserige Newyorker, ergens op een meer in de buurt aan het vissen en Ann, onze gastvrouw is naar de plattelandsvrouwenclub zodat we ontvangen worden door een nichtje van Ann en een jonge hond. We hadden bier in de supermarkt, de Aldi, gehaald dus drinken we even lekker wat op het erf in het zonnetje en spelen met de hond. Mark komt laat thuis. We spreken hem nog even: ze hebben een goeie dag gehad met een paar grote bruine forellen. Daarna gaan we lekker slapen. Ik heb dezelfde kamer als in 2011. Het bed is lekker, wat belangrijk is als je een dagje strammer wordt. De volgende morgen smaakt het zware Ierse ontbijt weer bijzonder goed. Black pudding, bloedworst, op de nuchtere maag kan niet iedereen bekoren. Mij wel en zelfs een gerookte haring gaat er bij mij nog wel in. Of zo’n ontbijt elke dag gezond is? Als je maar hard genoeg vist, wordt je er in ieder geval niet dikker van. Maar ja, triglyceriden, verzadigde vetzuren… volgens Paracelsus, een geneesheer uit de Oudheid, bepaalt de hoeveelheid het venijn. Met andere woorden: als het maar niet te veel en te vaak is. Eet dus ook rustig af en toe een kroketje, frikandel of patat. En dan van goede kwaliteit, liefst zelf gemaakt. Ik denk dat het zo wel mag van de dokter.
13
Het visplan voor de eerste dag is de vorige avond al gemaakt. We gaan vissen op Lake Lane dat op 30km afstand is gelegen. Mark en Tommy, een visgids, hangen een boot achter de auto en we gaan op weg. Drie kwartier rijden door een golvend landschap met hier en daar een dorpje en overal rundvee brengt ons bij een boerderij aan het meer. Via het erf en na een praatje met de boer rijden we naar het water waar de andere boot ligt. Boot te water laten, vest aan, regenpak aan, hengel optuigen en de boot in. Jos en ik willen bij Tommy, Rob en Maarten gaan met Mark. Mark was voor zijn vroegpensioen majoor bij de Ierse SAS dus dat past Rob wel goed. Of dat voor Maarten ook zo is, denk ik niet. Gelukkig gaan Jos en ik net als twee jaar geleden met Tommy op stap. Gelukkig, want bij Mark heb ik altijd het gevoel dat ik me 30x moet opdrukken als ik het minst van iedereen heb gevangen, wat zeker niet onwaarschijnlijk is. Tommy Khegan is een fantastische ghillie. Twee jaar geleden was hij er ook en maakten we kennis met zijn vriendelijke, behulpzame karakter en zijn enorme kennis van het water, de vissen en de vliegen. Zonder Tommy waren we hopeloos verloren geweest op het meer. Dat geldt ook deze keer. Tommy was twee jaar geleden tegelzetter. Dat deed hij drie dagen in de week en verder gidste hij voor Mark. Toen ging het slecht in de bouw en zagen wij veel onafgebouwde huizen , ja zelfs hele woonwijken waarvan de bouw was gestopt. Voor Tommy had dat grote gevolgen. Hij vond geen werk meer in de bouw en vertrok net als miljoenen andere Ieren naar het buitenland. Hij koos voor Canada, waar werk was. Een maal per half jaar ging hij naar huis, terug
14
naar zijn gezin. Wij treffen het, want hij is er weer en beschikbaar als ghillie in onze boot. Het weer werkt mee vandaag. Het is half bewolkt, zonnig en af en toe maakt een briesje mooie rimpels op het glasheldere water. Het is niet gemakkelijk om met een 7-lijn en een tip van 18/100 een vlieg gelijk een veertje op het water te laten dalen. We varen uit en meteen bij een rietveld ziet Tommy forellen azen. Het zijn regenbogen. Het bestand op het meer bestaat daar vooral uit, met maar weinig ‘bruinen’. Ik breng de lijn zo goed en zo kwaad als het kan op lengte na twee jaar niet met zo’n lijn te hebben geworpen. De vlieg van Jos wordt genomen en hij landt een kiloforel na een korte dril. Dat geeft meteen super-motivatie. Pas begonnen zien we niet wat Tommy wel ziet: azende vissen die een bepaalde baan volgden. Als je dat eenmaal ziet, kan je je vlieg op de juiste plaats presenteren. Ik vis met droge vliegen van Tommy. We trekken van plaats naar plaats en die ochtend vangen we elk twee vissen en hebben we daarnaast de nodige aanbeten. Het is leuk vissen en kletsen met Tommy en Jos. Ik verspeel door ongeduld een hele grote vis. Voor mijn gevoel was het exemplaar van ver over de 2 kilo. Maar je verspeelt altijd de grootste……..Na de lunch op de wal gaan we er weer op uit in de stabiele boot. Er staat nu meer wind dan ’s ochtends en Tommy zoekt luwe plaatsen op, meest tegen de oever aan ,bij rietvelden. Een mooie omgeving met zacht glooiende heuvels om het meer. Ik hoor ook nog een ijsduiker en een buizerd. Die middag gaat het ook heel aardig. Jos vangt er nog drie en ik nog twee. Het is spannende visserij als je de vis ziet naderen. De andere boot vangt ook leuk. De grootste vissen worden meegenomen voor de schoonmoeder van Tommy. De forel van Maarten is iets zwaarder dan mijn 2-kilo-forel. Na een mooie dag en lekker eten in een restaurant op het plaatselijke platteland drinken we nog wat whisky en gaan heerlijk slapen. De volgende twee dagen wordt er in de Boyne gevist, waar onze Prins Willem, King William, een paar eeuwen terug zijn veldslag won. Op verschillende plaatsen ben ik bezig geweest met allerlei kleine vliegen en nimfen. Het is mooi weer maar ik vang heel weinig en dan nog kleine vis. Er zijn geen meivliegen waar de Ieren al dagen over praten. Dan zou je eens wat zien! Tommy gaat nog een ochtend mee voordat hij twee dagen later weer naar Canada vertrekt. Maar ook dat mag niet baten. Ik neem met weemoed afscheid van hem. Maandag 3 juni gaan we vol goede moed op weg naar het Zuiden, naar voor ons onbekend gebied: County Tipperary. Het is een bekende naam maar een ‘long way’ was het eigenlijk niet op de comfortabel rijdende snelweg. Na het ontbijt ,wat ik al gewoon begin te vinden, nemen we afscheid van Mark en Ann.
15
In het nieuwe gebied treffen we de nieuwe ghillie Jimmy Maher aan in de hoofdstraat van Cashel, een kleine stad in de County. De mobiele telefoon is dan een mooi hulpmiddel om alles soepel te laten verlopen. Jimmy loodst ons naar het hotel, dat in de stad bekend staat als het Cashel Castle Hotel. Eenvoudige kamers met een goed bed. Het is verouderd dus sfeervol met een prachtige toren waarin je ontbijt. Jimmy is een kleine, magere, druk pratende Ier. Hij is vriendelijk en behulpzaam, maar praat zo snel dat hij bijna niet te volgen is. De barman die ons de eerste Guinness brengt, zegt dat je gewoon moet vragen of het langzamer kan. Jimmy laat wat van zijn vliegen zien. Hij verkoopt ze nooit, zegt hij, maar gul is hij ook niet. We maken een afspraak voor de volgende dag en gaan het stadje bekijken. De plaatselijke Thai verstrekt een uitstekende maaltijd zonder patat, wat je bij de plaatselijke Chinees zelfs bij de bami krijgt. Ieren zijn verknocht aan hun aardappelen. We slapen goed en ontbijten weer Iers. Ook hier krijgen we weer bacon en white & black pudding. Daarna gaan we op weg naar Clonmel Kilsceelan, ten zuiden van het landgoed en kasteel. Het is een prachtige omgeving met
16
bomen en open grasland . De Suir stroomt daar langzaam, met ondiepe, goed bewaadbare, en diepe stukken. Het blijkt een zalmstek te zijn met grote vangkans voor belangrijke mensen maar die waren er nu niet. Toni, een ander visgids, houdt er toezicht. Hij maakt voor ons koffie en thee met heet water uit een Irish kettle. Het is verbazingwekkend hoe snel je met wat takjes een liter kokend water hebt. Thuis gekomen heb ik het ook weer eens gedaan met mijn halve liter keteltje van een vorige Ierlandreis. Wadend vissen in de Suir met een lekker zonnetje levert in totaal zeven kleine bruine forellen op die we vangen op kleine, donkere droge vliegen. Dat is schamel. Tussen de middag eten we in de pub aan de overkant. In waadpak gaan we de brug over en de pub in, wat geen probleem is. We krijgen warm eten bestaande uit een schnitsel, patat en kool. We krijgen het niet op, het smaakt, is te vet en het kost een habbekrats. Jimmy die zich ’s morgens al niet zo lekker voelde wordt steeds zieker en warriger. Hij blijkt ‘s nachts een niersteenaanval te hebben gehad en heeft pillen geslikt tegen de pijn. We sturen hem naar huis en vissen de middag zonder resultaat. Wat nu? We gaan op pad naar Boherlahan waar hij woont om te kijken hoe het met hem is. Hoewel hij een hekel heeft aan dokters – ‘that fucking docters’ zei hij toen we hem ’s middags vroegen of hij daar al advies had gevraagd - was hij nu wel bij de dokter geweest. We worden door zijn familie hartelijk en gastvrij ontvangen en krijgen ongevraagd koffie en taartjes voorgezet. Het gaat wat beter met Jimmy en er worden oude herinneringen opgehaald. Ad Swier en een aantal van zijn vrienden hadden daar ook met hem gevist en ook moeders wist zich dat nog te herinneren. Ad had een origineel schilderij achtergelaten maar dat was verdwenen. Ik krijg de indruk dat moeders het niet zo mooi vond in de huiskamer en die had duidelijk de broek aan. Jimmy geeft ons uitvoerig instructie over vergunningen en stekken voor de volgende dagen. De vergunningen kopen we in de pub O’Gormons bij Two Fords Bridge. Ze zijn 15 euro per dag. De volgende dag vissen we bij Ardmayle Bridge. De vangst is weer mager met in totaal zeven kleine forellen. Het is wel mooi weer. Te mooi. Maarten, onze best visser, vangt ’s avonds op twee rises twee mooie forellen van net over de 30cm. Maar er is geen sprake van een echte evening rise. Donderdag vissen we nog op twee plaatsen maar bij mij is de fut er uit. Wel praat ik genoeglijk en langdurig met een boer over de vangst en het Ierse slechte weer van het afgelopen half jaar. Er viel constant regen zodat er slecht gras groeide en het hooi duur maakte, zodat zelfs uit Frankrijk geïmporteerd moest worden. Even later komen er twee vrouwen met kleine kinderen langs die mij vriendelijk groeten. Ieren blijven aardige mensen. Ondertussen vangen mijn vismaten samen zeven kleine forellen. Aan het eind
17
van de middag gaan we nog even bij Jimmy kijken. Hij heeft al weer praatjes voor tien. Na de koffie nemen we afscheid van deze aardige Ier en zijn familie. Vrijdag vliegen we niet al te vroeg en arriveren na een rustige reisdag op Schiphol, waar we door Dries ,de buurman van Maarten, worden opgehaald. Terugkijkend op de week: we hadden mooi weer, te mooi. Een fraai landschap en aardige mensen maar geen meivliegen, weinig insecten en weinig vissen. De koude periode daarvoor zal een van de oorzaken zijn geweest, maar ook het mooie weer waarbij de Ierse meisjes al aardig luchtig rondliepen. Hoe het met de waterkwaliteit in de Suir is, weet ik ook niet. Die kan ook matig zijn geweest met een pover bestand als gevolg. Sinds 1980 zijn er rondom de Suir al vijf soorten eendagsvliegen verdwenen. Ik ben benieuwd hoe het bij de vroegere bezoeken van Ad Swier en zijn maats is geweest. Waar ze visten, wat ze vingen en waarmee. Maar het was toch een mooie week. Volgend jaar gaan we naar het noorden, naar Donegal. Ik kijk er nu al naar uit.
Dirk Barendregt
18
De Vice of Holland met Roland Hulskamp Om de een of andere reden denk ik bij Roland meteen aan snoeken. Daarbij is hij altijd een beetje mysterieus gebleven voor mij. Een clublid van weinig woorden die soms de instructies bij het gezamenlijk vliegbinden niet nodig lijkt te hebben om toch een mooie vlieg te binden. Het is me meerdere keren opgevallen dat Roland zijn vlieg al klaar had voordat de geachte voorbinder zo ver was. Nu ga ik op deze druilerige zaterdagmiddag in december bij hem langs om zijn favoriete vlieg te leren kennen. Zoals verwacht ben ik nog niet binnen of we hebben het al over snoek. Het valt me tegen dat de woonkamer niet is gedecoreerd met opgezette exemplaren. Roland heeft met zijn vennoten een bedrijf in kunstaas dat ze uit de USA importeren. Ik krijg een boek met kleurrijke hulpstukken onder mijn neus geschoven. En Roland vertelt me over het Alkmaarse water dat te helder wordt voor de snoek. Te helder? Uit ervaring heeft Roland geleerd dat zijn snoekvangsten afnemen met de helderheid van het water. We kunnen er even geen aannemelijke verklaring voor verzinnen.
Roland gaat achter zijn vice zitten en ik kijk speurend rond naar een grote snoekstreamer. Ik verwacht dat we een bonte kip gaan binden, maar het tegendeel is waar. Roland vertelt me dat zijn passie vliegvissen op stromend
19
water is. Voor het snoekvissen gebruikt hij zelden zijn vliegvishengel. Met een droge vlieg op een rivier vissen, zoekend en jagend op een grote forel, dat is voor hem het mooiste dat er is. Roland vist ook wel op het OVM, Baggelhuizen of de Eemhof, maar nooit op bijvoorbeeld voorn in de polder. Zijn favoriete bestemming is sinds enkele jaren Slovenië, waar hij solitair op de rivier kan zijn en alle ruimte voor zichzelf heeft. Dan heeft hij twee opgetuigde hengels bij zich: eentje met een streamertje en een hengel met een droge vlieg. Hoogstwaarschijnlijk is dat dan een Daddy Longlegs, want dat is zijn favoriete vlieg.
De Daddy Longlegs variant van Roland, in verschillende stadia van bouw (van rechts naar links)
Roland legt me uit hoe deze imitatie van de langpootmug het tot zijn favoriete vlieg heeft gemaakt. Tien jaar geleden was hij lid van vliegvisclub ‘de Natte Vlieg’, waar hij het originele patroon van de Daddy Longlegs leerde binden. Hij ging ermee vissen en kwam erachter dat hij de enige was die deze vlieg gebruikte. Dat voordeel bleek echt te werken, en waar forel gedresseerd was vanwege de hoge visdruk, daar ving Roland meer dan andere vliegvissers. Tot op heden is hij trouw gebleven aan dit patroon, wat best opmerkelijk is, want voorkeuren willen nogal eens evolueren onder vliegvissers. Roland heeft het patroon in de loop van de tijd wel wat aangepast. Zo heeft hij het lijfje van chenille vervangen door een dubbing van de haak, omdat de vis de vlieg neigde weg te duwen als hij met de chenille in aanraking kwam. Nu ligt deze aangepaste Daddy Longlegs verleidelijk gesopt in het water, klaar om erin te bijten. Deze vlieg is niet moeilijk te bouwen, vraagt geen duur materiaal, maar wel een bijzondere handeling. Bindt op een klinkhamer # 10 haak vier fibertjes van een goud- of bosfazant in de haakbocht en dub ze naar voren tot aan het oog. Neem zes fibers van dezelfde fazantveer en leg een knoop in elke fiber, zodat ze de gekromde pootjes van de langpootmug nabootsen. Bindt ze allemaal in
20
een keer voor op de haak naar achteren wijzend in. Neem nu twee dunne Indian skin veertjes en bindt die haaks op de haak en recht tegenover elkaar in, ter imitatie van de vleugels. Knip elk veertje ongeveer 3 mm. overstekend af, zodat ze niet gemakkelijk los van de haak komen. Leg er en druppeltje lak op om het nog wat steviger vast te zetten. Tenslotte, hackle een grove Indian skin veer aan weerskanten van de twee vleugels en knip zo onder af, zodat de vlieg door het wateroppervlak kan zakken.
Deze Daddy Longlegs moet je met enige subtiliteit werpen omdat hij kan ‘helikopteren’ als je te ferm werpt. Het is geen vlieg die je heel gericht lanceert onder een hangende tak. Maar op langzaam stromend of stilstaand water is Roland overtuigd van de kwaliteiten van deze vlieg. Dat bleek ook op het OVM: een forel van 60 cm zwemt traag langs zijn voeten. Er landt een vlieg op vier meter afstand van Roland op het water en de forel schiet toe. Roland lanceert zijn Daddy Longlegs twee meter voorbij de forel - soms is het moeilijker om dichtbij te werpen dan heel ver. De forel aarzelt niet en pakt ook deze vlieg. Roland heeft geen doos vol Daddy Longlegs, maar wel altijd vier exemplaren paraat. Als het nodig is, bouwt hij er zo een paar bij. Je hebt er tenslotte niet veel voor nodig: een klinkhamer haak, een goedkope Indian skin en een paar veren van een fazant. En een beetje geduld om die pootjes te knopen. Dat is alles, vangst gegarandeerd. Bart
21
Mag ik u wat vragen? Voor dit artikel ga ik bij ons kersverse nieuwe lid langs. René is geen onbekende in de vliegviswereld en daarbij ook nog eens Nederlands vliegviskampioen. Goed om eens een avondje met René te gaan praten over zijn manier van vissen. French nymphing Naar eigen zeggen is René een fanatiek baasje als het om vissen gaat. Natuurlijk kan hij genieten van de omgeving, de insecten en alles wat vliegvissen zo leuk maakt. Maar bij een wedstrijd gaat het daar niet om. Dan wil hij resultaten zien en daar is zijn uitrusting helemaal op aangepast. ‘Ik maak vaak gebruik van een techniek die French nymphing heet en het verschil met Tsjech nimfen is dat er met een veel langere leader wordt gevist. En tijdens het vissen komt mijn vliegenlijn eigenlijk niet voorbij mijn topoog’, zegt René. ‘Ik vis met een soepele hengel van 11 foot #2. Gewoon een standaard Greys bij Handy Bert uit het rek.’ Even probeer ik een vergelijking te maken tussen French nymphing en het tenkara-vissen. Maar lachend geeft René aan dat het wat hem betreft echt om vliegvissen gaat. ‘Vliegenhengel, vliegenreel, ik kan gewoon werpen, maar ik kies er voor mijn lijn niet op het water te leggen. Gewoon vliegvissen dus.’ De focus bij French nymphing ligt op het contact houden met de vlieg, zodat de gevoeligste aanbeet wordt geregistreerd. Slechts alleen de leader komt voorbij het topoog. En dat is een leader van maximaal 6,6 meter, want langer mag die niet zijn volgens de voorschriften. Maar buiten een wedstrijd vist René net zo makkelijk met veel langere leaders. De achterliggende gedachte is dat een vliegenlijn op het water, hoe licht dan ook, het vissen minder gevoelig maakt en de kans groot is dat vissen verjaagd worden door de vliegenlijn die op het water valt. Stroomsnelheid in lagen Wanneer bij het traditionele vliegvissen de vliegenlijn op het water ligt, neemt deze de snelheid aan van de bovenste stroomlaag. In bijna alle situaties is deze stroomsnelheid veel hoger dan de stroomsnelheid vlak boven de bodem. En de bodem is de plek waar wij ons nimfje willen aanbieden. Het gevolg is dat de nimf onnatuurlijk snel aan de vis voorbij wordt getrokken. In veel gevallen blijft dan de aanbijtreactie van de vis uit. Doordat bij het French nymphing alleen de dunne nylon leader in het water ligt, heeft de stroom veel minder grip op de montage. Het is dus gemakkelijker om de stroomsnelheid van de bodem te volgen en zelfs een eigen actie te geven aan de nimf. Leaderopbouw René maakt zijn leaders zelf. De materialen die hij gebruikt zijn:
22
Een getrokken leader van het merk Global tapered leader salt water lengte 5 meter. Butt 25/100 end 16/100. (5 leaders op een rol); Gekleurde nylon beetindicator16/100 van het merk Hanak Bicollor indicator; Tipped van 15/100 nylon/fluoro. Hierop past precies een nimfje haakmaat 18.
Voor het vissen tijdens een wedstrijd in Nederland, zoals bijvoorbeeld op de Merwede, is de leadermontage niet zo veel anders dan een reguliere opbouw. Tijdens dergelijke wedstrijden wordt er wel degelijk een vliegenlijn uitgeworpen. Dit omdat de vis alleen op die manier te benaderen is. Een standaard getaperde leader 5X (2,5 meter) wordt verbonden met een tip van 12/100 (lengte 60 cm afhankelijk van de waterdiepte). Verbinding aan de vliegenlijn Het gebruik van loop on junctions is bij het vissen waarbij de vliegenlijn niet buiten het topoog is heel erg onhandig. Bij het haken van een grote vis wil die graag een run maken. Een mogelijk gevolg van een loop die achter het topoog blijft hangen hoeven we niet toe te lichten. Daarom adviseert René een andere verbinding. De verbinding (voorslagknoop) die René gebruikt is hieronder getekend. De dikke lijn is de kern van de vliegenlijn waar de mantel van gestript is. Dat kan door de vliegenlijn met aceton week te maken en vervolgens de mantel af te krabben. Wellicht met een druppeltje lijm behandelen tegen het intrekken van vocht in de lijnkern. Tot slot: een gezellig avondje met René geeft weer hele verfrissende inzichten in het vissen met de nimf. Het vissen met die lange leaders is prachtig om eens te proberen en ik denk dat de meeste standaarduitrustingen geschikt zijn om te experimenteren met deze manier van vissen. Van René kreeg ik een stuk bicollor leadermateriaal, die ik de volgende keer aanknoop om dat ook eens te ervaren. René bedankt en welkom bij onze club! Jelke
23
Onder de Waterspiegel: Vissen en Veenwater Na de laatste ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden, begon een zeespiegelstijging door het smelten van landijs. De zee brak 5000 jaar later door gevormde strandwallen, oude kustlijnen en daarachter ontstonden in West-Nederland(?) grote moerassen die door regen- en rivierwater steeds zoeter werden. In de moerassen groeiden planten zoals biezen, riet, gagel en elzen. De plantenresten verteerden na afsterven door zuurstofgebrek onvolledig en er ontstond een veenpakket van soms 10 meter dik. Zo ontstond het ‘z.g. Hollands Veen’. In de meeste moerassen groeide het veen gestaag door tot in e de middeleeuwen. In de 11 eeuw begon de vervening . Er ontstonden petgaten en veenakkers/legakkers die soms volkomen verdwenen na een storm. Zo werden grote meren gevormd zoals de Vinkeveense plassen. De inklinking van het veen door ontwatering droeg hier ook aan bij. Er is in Nederland nogal wat water te vinden met een veenoorsprong, zoals de Ankeveense plassen, de Eilandspolder, het Ilperveld, de Loosdrechtse plassen, het Naardermeer, het Wormer-en Jisperveld, de Reewijkse plassen, de Vinkeveenseplassen met Botshol, de Weeribben, de boezems van de Alblasserwaard en nog veel meer. Water in de vorm van sloten en plassen genoeg, dus. Veenwater is van oorsprong voedselarm, of anders gezegd: oligotroof. Met voedsel bedoelen we de nutriënten zoals kalkzouten, sulfaat, nitraat en fosfaat. In de loop van de tijd, na de middeleeuwen, toen de landbouw en veeteelt op gang kwamen, is hier veel aan veranderd en werd het water vaak voedselrijk, oftewel: eutroof. Heden ten dage zijn er grote verschillen in voedselrijkheid van het veenwater in Nederland. De KRW (KaderRichtlijn Water) zal dat verschil in de toekomst kleiner maken bij het verbeteren van de biologische waterkwaliteit die samenhangt met de voedselrijkdom zoals we verderop in dit artikel zullen zien. Er is ook de afgelopen jaren veel veranderd. In 1965 kwam ik als biologiestudent voor het eerst in Botshol voor een plantenexcursie en was verwonderd over het heldere water en de rijkdom aan plantensoorten. Door instroom van Vinkeveens water veranderde dit onrustbarend totdat in 1989 een fosfaat trap werd gebouwd voor het in te laten water. De Poldervlieg organiseert regelmatig vistrips naar Botshol en een aantal leden heeft gezien hoe mooi het er weer is geworden. Veel van de bovengenoemde waters zijn niet zo fraai, maar dan heb ik het natuurlijk niet over het Naardermeer, dat het eerste waterreservaat in Nederland werd dankzij Jac.P.Thijsse. In oligotroof water vinden we de krabbenscheer, fonteinkruidsoorten, blaasjeskruid, kranswier en weinig algen (dus helder water). De planten groeien verticaal. In eutroof water groeien de planten vooral in de breedte en
24
vinden we hoornblad, waterpest en vederkruid. Soms is het water troebel door algengroei die periodiek kan optreden, ook blauwwierexplosies kunnen voorkomen. De soortenrijkdom verschilt ook: hoe meer voedingsstoffen, hoe minder soorten. De biomassa neemt juist toe. Algen verhinderen vaak plantengroei doordat er minder licht in het water komt. Voor de dieren, dus ook voor de vissen, geldt een zelfde verhaal: hoe meer voedingsstoffen, hoe groter de biomassa dus ook de totale hoeveelheid vis. Maar het aantal soorten neemt af en is ook anders wanneer de omstandigheden in het water veranderen. Denk maar aan de snoekbaars die in de plaats komt van de snoek als grote roofvis. Voor hengelsportverenigingen zijn dat boeiende dilemma’s: KWR water of visrijk water. Samenvattend kan je niet zeggen dat veenwater helder en rijk aan vissoorten is. Er is veel variatie met name afhankelijk van de voedingsstoffen in het water. Verder is het zo dat factoren zoals diepte, temperatuur, zoutgehalte enz. ook een rol kunnen spelen in bovengenoemde verschijnselen. Er valt nog veel te onderzoeken en te verbeteren aan ons water, samen met de sportvisserij. Dirk Barendregt
25
Heerlijk ongecompliceerd Tenkara vissen in de polder In mei 2012 bezocht ik samen met een aantal andere Poldervliegers de Fly Fair. Via internet had ik al wel wat filmpjes gezien en wat gelezen over Tenkara vissen, maar op de Fly Fair kwam ik voor het eerst Tenkara hengels en spulletjes tegen op de stand van Chris Hendriks. Er was ook een Japanse dame, Misako Ishimura die boeken signeerde en er Tenkara vliegjes bond. Ik voelde me direct al aangetrokken door de mooi afgewerkte subtiele hengeltjes en de enthousiaste verhalen van de mensen die Tenkara al eens in de praktijk hadden gebracht. Toch besloot ik bijna tegen mijn natuur in, me niet tot de aankoop van een setje te laten verleiden…Ik vond dat ik er eerst toch meer over moest lezen en te weten komen… In de auto terug naar huis had ik echter al spijt dat ik niet zo’n mooi setje gekocht had. Eenmaal thuis raakte ik weer in de greep van het werk en de sleur van alledag en werd Tenkara naar de achtergrond verdreven. Maar toen in september dit jaar Harry en Mirjam Geeraedts van Fish On hun Tenkara spulletjes bij ons op de club lieten zien en met een even groot enthousiasme over deze tak van vliegvissen spraken als eerder de innemende Misako op de Fly Fair had gedaan, was ik letterlijk en figuurlijk verkocht. In de zin hiervoor noem ik het bewust een vorm van vliegvissen, want veel mensen vragen zich af of Tenkara vissen eigenlijk nog wel vliegvissen is. Wat mij betreft is het antwoord daarop ja, het is vliegvissen, en nog wel in de meest ongecompliceerde en traditionele vorm ook. Je vist met een lijn die direct wordt vastgeknoopt aan de hengeltop, waaraan je vervolgens je tippet knoopt waaraan je een vlieg knoopt. Het grootste verschil met het vliegvissen volgens de Western-stijl zit hem in de te behalen afstand. Omdat de lijn vastgeknoopt zit aan de hengeltop is daarmee de te bereiken afstand bepaald. Je hebt geen reel met extra vliegenlijn en kunt dus niet verder werpen dan de afstand hengel en lijn. In feite viste Dame Juliana Berners, een Britse kloosterlinge, die door velen wordt beschouwd als een van de eersten die schreef over het vliegvissen in het boek A treatyse of fysshynge wyth an Angle ook min of meer op deze wijze. Ik ben Milco nog altijd dankbaar dat hij met zijn activiteitencommissie Harry en zijn vrouw had weten te strikken voor een avondje bij ons op de club. Harry vertelde eerst iets over de herkomst van het Tenkara vissen. Het Japanse woord Tenkara betekent overigens: ‘uit de hemel’. Het is ontstaan in de bergrivieren en beken van Japan. Waarbij het beoefend werd door de arme bergbewoners en rondtrekkende pelgrims. Voor hen was deze visserij echter
26
geen hobby of sport, maar gewoon een manier om aan voedsel te komen. Zij zochten daarbij naar een eenvoudige maar wel effectieve manier om de vis te vangen. Ook de vliegjes, die bij het vissen met de Tenkara hengel worden gebruikt, de zogenaamde Kebari, hetgeen in het Japans ‘haak met veren’ betekent, zijn veelal eenvoudig. Eenvoud en effectiviteit zijn wat mij betreft nog altijd aspecten die in het hedendaagse Tenkara vissen zijn terug te vinden. Het is werkelijk terug naar de basis: slechts een hengel, een lijn en een vlieg. Alleen zijn de hedendaagse telescopische hengeltjes door toepassing van high-tech carbon niet te vergelijken met het materiaal waarmee de Japanse bergbewoners visten. De leuke Tenkara-setjes die je op deze avond voor een echt heel schappelijke prijs kon kopen, werden zelfs door meer leden van de club gekocht dan Harry en Milco vooraf hadden ingeschat. Begin oktober ben ik voor het eerst met mijn Fish On setje bestaande uit een negendelige 3,90 meter lange 5:5 hengel en een handgetwijnde leader van 3,30 meter gaan vissen. Voor mijn eerste Tenkara pogingen toog ik naar het sportcomplex Het Lood, waar de jeugd van AZ en de voetballertjes van de Flamingo’s spelen en trainen. Ik viste daarbij zowel in het poeltje bij de wasserette van Lips als in de slootjes langs de Loodpolderweg. Ik viste er met een spectraflash nimf met een goudkraaltje, en vrijwel elke worp leverde me een voorntje of een baarsje op. De voorntjes, veelal ruisvoorntjes, pakten de nimf vaak direct al bij het afzinken, en de baarsjes grepen hem vaak als hij wat dieper werd gevist. In een uurtje tijd heb ik daar toen zo ongeveer vijftig visjes gevangen en het leuke ervan was dat zelfs een voorntje van maar net aan 15 centimeter kans zag het soepele hengeltje heerlijk te laten doorbuigen… Elke aanbeet zelfs van een baarsje zo groot als je pink wordt door het ultrafijne topje geregistreerd en voel je… Man wat was dit een openbaring! Ik voelde me op de één of andere mysterieuze wijze zo aangetrokken door deze manier van vissen dat ik me eenmaal thuis alweer verkneukelde om het ook in de Schermer polder te gaan proberen.
27
Er lopen smalle boerensloten aan weerskanten van de Menningweerweg. Met name de sloot aan de rechterzijde als je vanaf Stompetoren komt was mij afgelopen zomer als een visrijke sloot opgevallen toen ik er langs fietste. Nu vormde de sloot het decor voor mijn tweede Tenkara poging. Ter hoogte van een woning die bij ons plaatselijk bekend staat als Nova Zembla wist ik opnieuw in korte tijd een vijftig of misschien wel zestigtal visjes te vangen. Ik weet niet hoe dat jullie vergaat, maar als vrijwel elke worp een vis oplevert tel ik ze domweg niet meer. Wat er wel met je gebeurt als je merkt dat zelfs een aanbeet van een piepklein baarsje of voorntje door je wordt gevoeld en opgemerkt dat je alles om je heen vergeet en heerlijk opgaat in die visserij. Het zorgt ervoor dat je je hoofd heerlijk leeg kunt maken en daarom is het Tenkara vissen wat mij betreft helemaal Zen.
Na die eerste twee keer heb ik uiteraard vaker Tenkara gevist, en nog altijd met veel succes. Al moet ik wel zeggen dat de vis nu het toch wat kouder wordt wel wat lastiger te lokaliseren is en zich vaak ook wat minder gretig op de aangeboden nimf stort. De vangsten lopen dan ook terug…Maar ik denk zelfs dat het mogelijk moet zijn om in januari en februari de voorns in de Alkmaarse grachten middels Tenkara aan de schubben te komen. En dan hebben we het nog helemaal niet over de stroompjes bij onze zuiderburen in de Ardennen of bij onze oosterburen in de Eifel, waarvan ik droom om het komende voorjaar in april of mei met mijn Tenkara hengeltje te gaan vissen. En zo blijft er altijd wel wat te leren en te wensen over! Tenslotte kan ik iedereen, zowel beginneling als expert van harte aanbevelen om Tenkara eens een goede en eerlijke kans te geven. Je moet het daarbij denk ik niet zien als een methode ter vervanging van de traditionele vliegenhengel. Maar wel als een hele pure en fijne techniek om erbij te doen en eens vanuit een ander perspectief tegen het vliegvissen aan te kijken. John Hagens
28
Boekbespreking: Robert Traver, een man met meerdere gezichten ‘I fish because I love to. Because I love the environs where trout are found, which are invariably beautiful, and hate the environs where crowds of people are found, which are invariably ugly. Because of all the television commercials, cocktail parties, and assorted social posturing I thus escape’. Gezien het drukke programma en de geplande vakantie van Dirk mocht ik nu eens de boekbespreking doen voor de Poldernimf. Daarvoor heb ik niet zozeer gekozen voor een boek maar voor een Amerikaanse schrijver van verhalen over vliegvissen en alles eromheen: Robert Traver. Wie mijn stukjes kent, weet dat ik wel gecharmeerd ben van een aantal aspecten van het vliegvissen en binden in Amerika. Dat geldt overigens voor wel meer aspecten van de (Afro) Amerikaanse cultuur al zijn er ook genoeg zaken waar mijn Europese achtergrond zorgt voor een wat meer kritische kijk. Robert Traver is ook in de goede zin een ware vertegenwoordiger van de Amerikaanse stijl om over het vliegvissen te schrijven. Bij hem gaat het nooit alleen over ‘ik en de vis’ of ‘de vis en ik’ maar altijd wordt het vliegvissen beschreven in een context waarbij de sfeer van de rivier of het meer en de oevers deel van het verhaal zijn. Daarbij krijgen zijn visvrienden, de streek waarin hij vist en de tocht naar het viswater meestal ook de nodige aandacht. Zonder te generaliseren is het me opgevallen dat Engelse schrijvers zich meer richten op het vangen, terwijl Amerikaanse schrijvers meer geïnteresseerd zijn in het vissen en alles daaromheen. Robert Traver gaat in sommige stukken nog verder en weet ook verhalen die ogenschijnlijk ver weg staan van het vliegvissen toch nog een fishy ending te geven. Over Robert Traver’s achtergrond (19/6/1903 – 19/3/1991) is veel te vertellen. Robert Traver was overigens zijn schrijversnaam, want zijn werkelijke naam was John D. Voelker. Hij volgde een carrière als advocaat, officier van justitie en de laatste jaren tot 1959 als rechter. In 1958 schreef hij een kort verhaal over een rechtszaak, getiteld Anatomy of a murder. Alhoewel goed geschreven was het geen topliteratuur maar de verfilming door de
29
wereldberoemde regisseur Otto Preminger zorgde voor Academy Awards. Nog steeds wordt de film beschouwd als ‘one of the best trial movies of all time’. Voor de liefhebbers: de filmmuziek werd geschreven door Duke Ellington. Het succes van het boek bezorgde hem voldoende inkomen om op 56 jarige leeftijd te stoppen met werken en zich te wijden aan en schrijven over zijn grote passie, het vliegvissen op, bij voorkeur, brooktrout (bronforel). Deze forel soort was toen nog goed vertegenwoordigd in de streek waar hij leefde. Maar belangrijk voor Robert Traver werd de habitat van deze vis niet gevormd door de grote watersystemen maar door de kleinere rivieren, beekjes en beaverponds in de wouden van Michigan. Voor hem was niet de brooktrout als vangst de hoofdreden van zijn passie maar de omgeving waar deze, typisch Amerikaanse (native) forel, zich bij voorkeur ophield.
Zijn verhalen beschrijven heel vaak het vissen en veel minder het vangen. Misschien was Robert Traver ook helemaal geen ‘succesvolle’ vliegvisser en hij is daar in ieder geval zelf heel relativerend over. Wel kan hij heel sfeervol een ‘blank day’ zo beschrijven dat je er zin in zou krijgen ook eens niets te vangen. Voor sommige leden van onze club een aanrader dus. Het is je in ieder geval nu ook duidelijk waar de inspiratie voor mijn artikelen in de Poldernimf over ‘De zin van niets vangen’ vandaan komt. Opvallend is ook dat hij een van de weinige, zo niet de enige, Amerikaanse schrijver van vliegvisverhalen is die geen bindpatroon op zijn naam heeft staan. Robert Traver heeft veel korte verhalen geschreven, maar het meest bekend is toch zijn Testament of a Fisherman. Hierboven staat al een citaat daaruit, maar even zo karakteristiek vind ik de volgende uitspraak: ‘And finally, not because I regard fishing as being so terribly important, but because I suspect
30
that so many of the other concerns of men are equally unimportant and not nearly so much fun’. Er zijn in totaal vijf bundels met korte vliegvisverhalen van hem verschenen die met enige moeite nog wel nieuw of tweedehands te krijgen zijn. Een aanrader is de uitgebreide bloemlezing uit zijn werk Traver on fishing die op Internet voor zo`n € 25 te koop is. Via Bol.com is het boek ook leverbaar. Frits van Merkenstein Naschrift: wat betreft de brooktrout nog een andere anekdote. In een verzamelbundel van Amerikaanse vliegvisverhalen kwam ik ook eens een e artikel uit het begin van de 20 eeuw tegen van een Amerikaanse schrijver met een Angelsaksische achtergrond die ook een passie had voor de, toen al in aantal ernstig bedreigde, brooktrout. Na een lofzang op deze prachtige inheemse forel en het feit dat zijn omgeving ernstig bedreigd werd door industrialisatie en landbouw kwam hij op de ergste en oudere vijand uit, namelijk de bruine forel die vanuit Engeland en Schotland eind 19de eeuw in grote getale was uitgezet in Amerika. In tegenstelling tot andere Amerikaanse forelsoorten was de bruine forel wel een concurrent van de beekforel vanwege de voorkeur voor dezelfde levensomgeving en het gegeven dat hij sneller groeide. De schrijver eindigde het artikel door te stellen dat die uitzetting de grootst denkbare stommiteit was. Ik heb het artikel nog minstens drie keer gelezen om er zeker van te zijn dat het niet ironisch bedoeld was maar nee, het was serieus. Historisch bewustzijn of reflectie kon die schrijver niet verweten worden. De term natives wordt namelijk ook gebruikt om de Noord Amerikaans Indianen aan te duiden en als je op die manier het artikel leest?
Heb je nog een goed verhaal voor de Poldernimf? Je kopij is welkom, ook voor het eerstvolgende nummer. Stuur je kopij dan ajb voor 1 maart naar:
[email protected]. Bij voorbaat dank
31
32