Rechtssociologie: Deel II. Deel II. Het onderwerp van de rechtssociologie ....................................................................... 3 Hoofdstuk 1: De sociale oorsprong van recht ...................................................................... 3 1.1 Recht en staat ............................................................................................................. 3 1.1.1. Recht en de democratische rechtsstaat .................................................................. 3 1.1.2. Recht en de sociale verzorgingsstaat ...................................................................... 3 1.1.3. Recht en de sociale verzorgingsstaat onder neoliberale invloed ............................ 4 1.2. Rechtssystemen ......................................................................................................... 4 1.2.1. Inleiding .................................................................................................................. 4 1.2.2. De ontwikkeling van rechtssystemen ...................................................................... 5 1.2.3. De structurele vergelijking van rechtssystemen (in de ruimte) ............................... 6 1.2.4. De antropologie van het recht ................................................................................ 7 Hoofdstuk 2: De sociale organisatie van het recht ............................................................... 7 2.1. Inleiding ..................................................................................................................... 7 2.2. De wetgeving ............................................................................................................. 8 2.2.1. Het ontstaan en de evolutie van wetten ................................................................. 8 2.2.2. De functies van wetten ........................................................................................... 8 2.2.3. De evaluatie van wetten ......................................................................................... 9 2.3. De uitvoering en handhaving van regelgeving ........................................................ 10 2.3.1. Inleiding ................................................................................................................ 10 2.3.2. Factoren van belang voor de wijze van uitvoering ................................................ 10 2.3.3. Variaties in uitvoeringsstijl .................................................................................... 11 2.3.4. De politie ............................................................................................................... 12 2.4. De advocatuur ......................................................................................................... 14 2.4.1. De sociale organisatie en structuur ....................................................................... 14 2.4.2. De relatie advocaat-‐cliënt .................................................................................... 15 2.4.3. De rechtshulp ........................................................................................................ 15 2.4.4. Gegevens over de Belgische advocatuur: Het onderzoek van PARMENTIER en PONSAERS naar het profiel van de advocaat anno 2007 ................................................... 15 2.5. De magistratuur ....................................................................................................... 16 2.5.1. De plaats en de herkomst van de magistratuur .................................................... 16 2.5.2. De (gedragswetenschappelijke) analyse van rechterlijke beslissingen ................. 16 2.5.3. De beroepsrol van de rechter ................................................................................ 17 2.5.4. Gegevens over de Belgische magistratuur (HUYSE en SABBE) ................................. 18 Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
Hoofdstuk 3: De burgers en het recht (3 dimensies) .......................................................... 18 3.1. De legitimering van het recht (EXAMEN!) ............................................................... 18 3.2. Het recht en de publieke opinie .............................................................................. 19 3.3. Rechtsbedeling ........................................................................................................ 19 Hoofdstuk 4: Rechtsbeginselen en fundamentele begrippen ............................................ 20
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
Deel II. Het onderwerp van de rechtssociologie Hoofdstuk 1: De sociale oorsprong van recht = Recht wordt verklaard als een uitkomst van sociale verhoudingen
1.1 Recht en staat 1.1.1. Recht en de democratische rechtsstaat Eind 18de eeuw (ideëen van Verlichting, bv. Diderot) tot begin 20ste uitgewerkt (nu herleving). Kenmerken van de democratische rechtsstaat volgens SCHWITTERS § Wettelijke regels als basis voor verhouding overheid/burgers (Gw. = raamwerk) § Trias politica § Democratische besluitvorming § Grondrechten en vrijheidsrechten beschermen burger en minderheden 1.1.2. Recht en de sociale verzorgingsstaat Kenmerken van de sociale verzorgingsstaat volgens THOENES § Systeem van overheidszorg, dat zich garant stelt voor het collectieve welzijn § Overheid verzekert minimale bestaansvoorwaarden (bv. ziekte, ongeval, ouderdom) § Doel: welvaartsverschillen verminderen (bv. democratisering onderwijs) § Uiteindelijk doel: sociale integratie bevorderen § Ook sociale plichten! (bv. leerplicht, sociaal aanvaardde wijze gedragingen, werken…) Na WOII steeds meer en grotere publieke/private instellingen met dergelijke activiteiten § Sommige direct onder verantwoordelijk staat/andere grote mate van autonomie § Cf. Verzuiling: meeste van de instellingen zij politiek/levensbeschouwlijk gefundeerd § Bv.Werkeloosheidsuitkering door poltiek beïnvloede private organisaties (ACV, ABBV) Essentiële voorwaarde: democratische basis (doch bij uitbouw SV werd het kapitalistisch productiesysteem gehandhaafd) Onderzoek door SCHWITTERS Problemen die in de j70-‐80 bleken § Economische crisis: moeilijker middelen voor sociaal beleid te reserveren, terwijl er net op dat moment er meer beroep op wordt gedaan (werkeloosheid) § Individualisatieproces deed beroep op uitkeringen verhogen (bv. dalen trouwen) § Emancipatie van vrouwen § Flexibilisering arbeid (wijziging sociale zekerheid, nog geënt op klassieke werkweek) § Voorbereiding voor toetreding tot de eurozone (zeer strenge voorwaarden)
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
Aantal onbedoelde gevolgen die in j80-‐90 bleken § Eigen grondslag van solidariteit werd bedreigd o Mens is egoïstisch en wil zo veel mogelijk krijgen, en zo min mogelijk geven § Mensen worden (vanuit gedachte van beheersbaarheid van maatschappelijke problemen) in toenemende mate verantwoordelijk voor de oplossing, MAAR wordt steeds moeilijker om concrete verantwoordelijke personen aan te wijzen o Idee dat “overheid” voor alles zal zorgen (bv. bedelaar niet “ons probleem”) § De meest behoeftigen voor wie de zorg bedoeld is kan vaak niet van die zorg genieten (bv. vnl middenklasse geholpen met kindergeld) § Mist zijn doel: maakt bevolking afhankelijker, i.p.v. zelfstandiger 1.1.3. Recht en de sociale verzorgingsstaat onder neoliberale invloed Kenmerken van de herstructurering van SV onder neoliberale invleod (volgens SCHWITTERS) § Reduceren van de omvang van uitkeringen § Reduceren van gerechtigde mensen § Risico-‐overdracht: individuele verantwoordelijkheid stijgt door privatisering (bv. de verschillende soorten verzekeringen) § Herzien door o Grotere marktwerking o Verbeteren van toezicht o ó Vrees dat markt de ongelijkheid zal versterken (bv. sociale zekerheid VSA) § Tegengaan van regelverdichting, verkokering en fragmentering § Meer beroep doen op particuliere maatschappelijke instanties en burgers om problemen op te lossen (bv. herwaardering van het vrijwilligerswerk)
1.2. Rechtssystemen 1.2.1. Inleiding Rechtsvergelijking en -‐geschiedenis geven speciale impuls aan rechtssociologie Wat
Analyse-‐ niveau
Rechtsgeschiedenis en –vergelijking Vergelijking van specifieke regels en normen in tijd en ruimte Concrete regels
Rechtssocioloog De maatschappelijke context: de samenang tussen bepaald rechtssysteem en samenlevingsvorm § Recht is afhankelijke variabele § Enkel verklaarbaar door en uit de samenleving Algemeenheid van zaken (concrete regels zijn slechts een indicatie van het systeem) § Typologie van rechtssystemen (variaties in het
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
§
systeem hebben weerslag op recht: rechtstonwikkeling gaat samen met maatschappijontwikkeling) Beschrijving van “families van rechtssystemen” (welke kenmeken hebben ze gemeenschappelijk?) (Bv. Common Law landen)
De rechtssystemen worden in verband gebracht met samenlevingssystemen, met verschillende manieren om deze te vergelijken § Vergelijking in de tijd § Vergelijking van structuren § Vergelijking tussen primitieve samenlevingen onderling OF primitieve en moderne samenlevingen (= door de antropologie van het recht)
1.2.2. De ontwikkeling van rechtssystemen “Maatschappelijke complexiteit en evolutie van het recht” – SCHARTZ & MILLER § Vergelijkend onderzoek toont consistentie in patroon van evolutie rechtssystemen § Steekproef 51 samenlevingen § Studie van 3 grote kenmerken van volledig ontwikkeld rechtssysteem, nl. o Bemiddeling = Regelmatig gebruik van de tussenkomst van niet-‐verwante derden bij de geschillenbeslechting o Rechtshulp = Regelmatig gebruik van gespecialiseerde, niet-‐verwante vertegenwoordigers bij geschillenbeslechting o Politie = Gespecialiseerde en gewapende macht die (geheel of gedeeltelijk) de naleving van normen afdwingt Aantal Aantal samenlevingen kenmerken 13 Geen
Kenmerken van de samenleving § § § § §
Meest eenvoudige samenlevingen Geen geschreven taal Geen specialisatie Slecht 3 gebruikten geld Gemeenschapsgrootte klein (leidt tot aantal hypothesen:) o Minder geschillen o Minder gelegenheid om vaste patronen van geschilbeslechting te ontwikkelen o Gewoonteregels en informele controle o Harde strijd om te blijven bestaan ð besef ð minder vijandelijkheid o Ontbreken van geld en omvangrijk bezit ð Vaak geen schadevergoedingsbegrip (ó 7 wel schadevergoeding)
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
20
Bemiddeling
§ § §
11
Bemiddeling en politie
§
§
7
Bemiddeling, § politie en rechtshulp
3/4 hebben een symbolisch ruilmiddel (dus geld) Grote omvang dan die zonder enige van de kenmerken Schadevergoedingsbegrip komt voor in quasi alle samenlevingen met bemiddeling o Vereist minimaal bezit als middel voor bemiddeling o = Noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde voor bemiddeling (reden: ook bij 7 zonder bemiddeling) Politie komt voor bij 20 samenleving, die bemiddeling en schadevergoedingsbegrip hebben (m.u.v. 2) o Feit dat andere 20 samenlevingen enkel bemiddeling en geen politie hebben stelt dat bemiddeling dus niet noodzakelijkerwijze gepaard gaat met systematische afdwinging van beslissingen Alle samenlevingen met politie: kenmerken gemeen (meestal) o Gebruiken geld (economische ontwikkeling) o Specialisatie o Full-‐time priesters en onderwijzers o Full-‐time overheidsambtenaren die geen familie van het “stamhoofd” waren Hebben alle kenmerken van maatschappelijke complexiteit
1.2.3. De structurele vergelijking van rechtssystemen (in de ruimte) Onderscheid tussen publieke en private rechtssystemen § Publieke = Vindt gebied in de staat én uitoefening van de functies valt samen met het territorium van de staat § Private = Bestaat in elke formele organisatie die onafhankelijk is van de staat, waarbij de jurisdictie zich uitstrekt tot de leden van de organisatie (bv. sportclub, bedrijf) Kenmerken van alle systemen (EVAN) om democratisch te zijn, waardoor tot een typologie van rechtssystemen (dit toetst ondernemingen, evt staat, op hun rechtsgehalte) komt: § Scheiding der machten (UM – WM – RM) § Procedurele regels § Instemming van norm-‐onderhorigen “Vergelijking van twee Israëlische kibboetsen” – SCHWARTZ § Gelijkenissen (Bv. grootte, ouderdom, ligging, politieke kleur…) § Verschillen (economische structuur en sanctiesysteem) Kibboets 1 (Kvutza) Kibboets 2 (Moshav) Collectieve eigendom Semi-‐privaat eigendom Geen formeel sanctiesysteem, doch algemene vergadering die Formeel sanctiesysteem met speciaal rechtsprekend orgaan normen vaststelt (overtreding enkel informele sancties) ð communicatie leidt tot consensus Hoge sociale interactie (iedereen ken elkaar) Geen frequente interactie ð Geen consensus
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
1.2.4. De antropologie van het recht §
§ § §
Ontstond in de periode van kolonisatie o Beschrijving en analyse van ongeschreven recht in niet-‐Westerse omgeving o Doel: rechtswetenschap gebruiken om ongeschreven recht verbeteren ð “Inpassen” in het koloniale recht Empirisch (levende recht dmv veldwerk en participerende observatie) Toch slechts recent contact met rechtssociologie Probleemstellingen van de rechtsantropologie o Welke typen conflictoplossing en bemiddeling zijn er? o Gezagsbasis? o Welke geschillen regelbaar zonder bemiddeling en proces? Omstandigheden? o Welke procedure voor de typen van conflictoplossing? Voorwaarden? o Manier van tenuitvoerlegging van rechtsbeslissingen? o Welke extra-‐systematische factoren beïnvloeden het rechtsproces? o Hoe verandert het recht?
Hoofdstuk 2: De sociale organisatie van het recht 2.1. Inleiding Recht is een formele organisatie § = Systeem van functies, die gecoördineerd worden m.b.t. een bepaald doel § Bij de drie onderscheiden normatieve functies (normgeving, interpretatie en handhaving) speelt de scheiding der machten een belangrijke rol o Bewuste werkverdeling (daarom formele organisatie) + coördinatie om gedeelde arbeid weer tot een geheel te maken o Wederzijdse controle om de macht niet te groot te maken Binnen de deelorganisaties ontstaat er een cultuur § Organisaties realiseren het gemeenschappelijk doel, maar opdat dit begrip vaag is leidt dit tot eigen opvattingen van elke organisatie omtrent eigen en collectief doel § De cultuur binnen een organisatie zorgt voor nog meer onderverdelingen o Bv. Belgische poltieapparaat voor de herorganisering in 2002: gerechtelijke politie bij parketten, gemeentelijke politie, Rijkswacht, zeevaartpolitie … De soorten benaderingen van een organisatie § Juridisch = Uitvoerige omschrijving van de taken en bevoegdheden van organisatie § Sociologisch = Heeft ook oog voor de informele aspecten van de organisatie (de redenen van cohesie in de organisatie die niet juridisch voorzien waren, en zowel mee-‐ als tegenwerken) o Erkenning van het verschil tussen de letter van de wet en de werkelijkheid
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
2.2. De wetgeving 2.2.1. Het ontstaan en de evolutie van wetten §
§
§
§
Het consensusperspectief o = De samenleving is opgebouwd o.b.v. waarden en normen waarover een consensus bestaat o Centraal: harmonie en sociale integratie o Conflicten (geen fundamenteel kenmerk van de maatschappij) worden gezien als een pathologie, en is slechts uitzonderlijk o Wet bevoordeelt niet één bepaalde groep, want er is een consensus Het pluralistisch perspectief o = De samenleving bestaat uit verschillende groepen met eigen waarden, normen en belangen. Zij kunnen conflicteren, maar meestal eensgezindheid en dit is de basis van de wet. o Slechts in een aantal gevallen is de wet een compromis tussen de verschillende opvattingen van de groepen. het conflictperspectief o = De samenleving bestaat uit verschillende groepen met eigen waarden, normen en belangen. Zij conflicteren meestal met elkaar. o Er is een ongelijke machtsstructuur in de samenleving: groepen wil hun macht uitbreiden of bestendigen, wat op politiek niveau uitwerking heeft. o Wet = middel voor machtsgroepen om macht te verwerven ten koste van andere minder machtige/machteloze groepen. o Basis van wetgeving = moral interpeneurs + symbolic crusaders Het neo-‐Marxistisch perspectief o = De samenleving wordt beheerst door de heersende, kapitalistische klasse die een grote rol spelen bij de totstandkoming van wetten. § Instrumentalistische visie: directe of indirecte invloed § Structuralistische/Gram visie: relatieve autonomie van het recht en de wetgeving. De staat is minder manipuleerbaar.
2.2.2. De functies van wetten § §
Instrumentele functie o = Gedragsbeïnvloeding Symbolische functie (GUSFIELD) o = De wet hemelt, bij statusconflicten, de morele waarde van een groep op, waardoor de status van andere waarden gedegradeerd worden o Bv. Prohibition: Evangelisch Protestantse middenklasse tegen Ierse migranten § De drinker werd als “rependant deviant” bestempeld en dit ging over tot “enemy deviant” die de levensstijl in de VSA bedreigde.
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
§
§
§
§
Arbeidsregulerende functie o = Bepaalde wetten reguleren de arbeidsmarkt o Bv. landloperijwetgeving bij economische crissisen (bedelarij = strafbaar) Controlefunctie o = Controle op de uitoefening van bijzondere machten door personen en instanties, en sancties bij machtsovertreding o Bv. Wet op de politieambt Constitutieve functie o = Creëeren van groep(en) die zich tot sociale groepen kunnen formeren. Deze leveren een strijd als nieuwe pressiegroep (bv. sociaal recht) bij wetgever. Ideologische functie (vnl. Marxistisch) o Instrumentalistische benadering = creëren van vals bewustzijn o Structuralistische = mystificeren van de ideologieën, belange en politieke intervensie die aan de basis lagen van de wet
2.2.3. De evaluatie van wetten Studie van de gevolgen van het formeel vastleggen van gedragsvoorschriften en competenties in een wet. Evaluatie ex ante = vooruitdenken § Bv. begrijpelijkheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, controleerbaarheid… Ex post evaluatie = achterom kijken (empirische uitspraken) § AUBERT stelt dat een wet enkel werkt indien vijf voorwaarden vervuld zijn 1) Doelgroep kent en begrijpt de formele norm 2) Doelgroep is in staat om de norm na te komen 3) Doelgroep vindt dat overheid de norm serieus neemt 4) Doelgroep is overtuigd dat de naleving van de norm in eigen belang is 5) Sancties ter afdwinging § Evaluatie gebeurt in zes stappen Stap 1 + 2
3
Inhoud Totstandkoming en inhoud van de wet? § De doeleinden en verwachtingen vh wetsontwerp § De normen en bevoegdheden bekijken die veranderd zijn Objectieve beschrijving van situatie kort voor en enige tijd na de totstandkoming van de wet? § Mate van normnaleving, gebruik van bevoegdheden en beroep op rechter § Hoe het verschijnsel dat de wet wil beïnvloeden zich heeft ontwikkeld (bv. de mate van waterverontreiniging)
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
4
Voor-‐navergelijking om vast te stellen in hoeverre de doeleinden van de wetgever bereikt zijn? § NB. Beschrijvend evaluatie-‐onderzoek = Meeste onderzoeken beperken zich tot de eerste veer stappen § ó Effectiviteitsonderzoek = erkent dat de doelbereiking ook afhankelijk is van andere factoren (fase 5) In hoeverre kunnen de geconstateerde veranderingen worden toegeschreven aan de toepassing van de wet? § Zoeken naar een causale verklaring Systematische kosten-‐baten-‐analyse? § Positief te waarderen effecten van de wet moeten afgezet worden tegen kosten en negatieve gevolgen § Dit kan leiden tot een advies voor wetswijziging
5
6
§
In België is een Parlementair Comité hiermee belast (11 senatoren en 11 volksvertegenwoordigers) – drieledig takenpakket: 1) Kennisneming van moeilijkheden die rijzen bij de toepssing van de wet F De wet moet drie jaar inwerking zijn F Werkt ook op verzoekschrift F Bv. leemten, ingeewikkeldheid, fouten, gebrek aan samenhang, interpretatieproblemen… 2) Maandelijkse inoverwegingneming van arresten van het GwH die invloed hebben op de doeltreffendheid van het rechtsbestel 3) Behandeling en analyse van verslagen van procureur-‐generaal bij het Hof van Cassatie én College van procureur-‐generaals. Hun bevindingen worden naar de Kamer en Senaat doorgestuurd
2.3. De uitvoering en handhaving van regelgeving 2.3.1. Inleiding Handhaving door uitvoeringsorganisaties § Primaire = Passen zelf de regels toe (bv. vergunningsverlenende instanties) § Secundaire = Handhaven de wetten en regels (bv. controle bedrijven, burgers) § Vaak grote discrepantie tussen juridische idealen (regels) en feitelijke praktijk 2.3.2. Factoren van belang voor de wijze van uitvoering 1) Aard van de uitvoerende werkzaamheden § Unieke omstandigheden van iedere cliënt ó hoge case load § Nood aan routines en simplificatie van complexe werkelijkheid § Twee soorten karakteriseringen van cliënt (o.b.v. intuitie en ervaring = gevaarlijk) o Typering gebaseerd op behoefte en verdienste F Wie verdient het om moreel gezien eerst te worden behandeld? Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
o Typering gebaseerd op de verwachte gevolgen van bepaalde werkwijze van de uitvoerders F Met welke cliënten zal je het meeste succes hebben? 2) Conflicterende denkwijzen en belangen binnen én buiten het uitvoeringsapparaat § Afhankelijk van de aard van de taken vloeit het cliënteel voort waarmee functionaris te maken krijgt § “relational distance”-‐stelling = Mensen die sterke sociale banden onderhouden, doen gemakkelijker een beroep op informeel i.p.v. formeel rechtssysteem 3) De onderlinge relaties tussen de uitvoerende functionaris en de gereguleerde § Functionaris kan iets bieden ó hinderlijke bemoeial 4) Taakopvatting door uitvoerders zelf § Bv. probleemoplosser, regeltoepasser, hulpverlener, expert… § Hangt samen met diens opleiding en achtergrond (Bv. juridisch ð regels) 5) Organisatie waarbinnen de uitvoering plaatsvindt § Meestal vaste routines en procedures (Bv. standaardformulieren) § Onderscheid ontstaat tussen wat men beschouwt als o Kernregels = basis voor bureaucratische verwerking van gevallen/cliënten o Onbelangrijke regels = dagelijkse gang van zaken, niet essentieel § Vaak verschillen in uitvoeringspraktijk (afhankelijk van verschillende niveaus): hoe meer gedecentraliseerd, hoe groter ð Gevaar voor gevoel van willekeur bij burgers 6) Karakter van de juridische regelgeving § Afhankelijk of regel algemeen dan wel gedetailleerd is § Is er juridische controle op de uitvoering? (Bv. ombudsman, rechter…) 7) Politieke context § Met een algemene consensus in de maatschappij is het makkelijker werken § De ontstaansgeschiedenis kan invloed hebben op de uitvoering (bv. verschillende partijen beoogden iets anders, dan moeten functionarissen betekenis kiezen) 2.3.3. Variaties in uitvoeringsstijl Soorten handhavingsstijlen § Nalevingstijl = De handhaver tracht overtreding te beëidingen of voorkomen § Afschrikkingstijl = Opsporen en sanctioneren van vastgestelde overtredingen § Nieuw derde type = efficiencystijl = het behalen van bepaalde ‘targets’
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
Soorten beleidsuitvoering § Ambtelijk-‐bureaucratische beleidsuitvoering o = Formalisme en legalisme (cf. Max Weber) o Geen discretionaire bevoegdheid: neutrale en uniforme toepassing o Hiërarchisch (hogergeplaatsten zien toe op toepassing door ondergeschikten) § Beroepsmatige of professionele beleidsuitvoering o = Deskundigheid van de uitvoerder binnen het wettelijk kader o Doelgerichte handhaving o Meestal aanzienlijke autonomie (elk geval kan goed beoordeeld worden) § Bedrijfsmatige of manageralistische uitvoering o = kwantitatieve maatstaven waaraan de uitvoering moet voldoen o Bv. productiecijfers, targets zoals daling van criminaliteit met 20%
2.3.4. De politie 2.3.4.1. De sociaal-‐wetenschappelijke studie van de politie Het management-‐perspectief (onderzoek VOOR politie) § Beschrijving o Toegepast onderzoek o Doel = Kennis te vergaren om de bedrijfsvoering in de praktijk te verbeteren o Vertrekt van de politie “an sich” (politie als functie = politie als organisatie): intern gericht ð Drie varianten naargelang onderzoeksveld; § Het politiebedrijf (micro-‐niveau – politie “an sich”) o Alle aandacht gat naar politieorganisatie (efficiëntie, doeltreffendheid, legitimiteit en arbeidssatisfactie) ð Verschillende aspecten F Klassiek managementmodel: analyse van de hiërarchische structuur en technologische vernieuwingen F “Open system” managementmodel: analyse van de in-‐ en output van de politie, alsook haar relevante omgeving F “Human resource” managementmodel: aandacht aan loopbaanontwikkeling en groeiproces van de agent § Het strafrechtelijk bedrijf (meso-‐niveau) o De politie deelt de centrale positie met andere organisaties van het openbaar bestuur ð slechts onderdeel van het strafrechtelijk bedrijf o Aandacht aan externe relaties (ó i.p.v. micro: enkel intern) F Organisatorische factoren: externe relaties van de politie met haar organisatorische omgeving (Bv. OM, lokaal bestuur…) F Juridische factoren: geheel van juridische spelregels waarbinnen de politie functioneert F Persoonlijke factoren: omgangsstijl en persoonlijke visie van de vertegenwoordiger van de politieorganisatie t.o.v. andere instanties
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
§
F Politieke factoren: invloeds-‐ en machtsrelaties tussen de verschillende onderdelen van het strafrechtelijk systeem De politie en de samenleving (macro-‐niveau) o Politie is een onderdeel van het omringende sociale systeem en beschreven in haar rol binnen de samenleving ð Verschillende aspecten F Beschrijving van de maatschappelijke functies die politie vervult F Integraal beeld geven van politiesterkte, inzet, kosten en opbrengsten F Analyseren van de relaties tussen politie en bevolking(sgroepen)
Het sociale controle-‐perspectief (onderzoek OVER politie) § Beschrijving o Fundamenteel (sociaal-‐wetenschappelijk) onderzoek o Doel = Kennis verkrijgen over de politie als sociaal systeem en diens plaats en functie in de maatschappij ð Drie varianten naargelang onderzoeksveld; § Het alledaagse politiewerk (micro-‐niveau) o = Het resultaat van de besluitvormings-‐, definiërings-‐ en interactieprocessen tussen politie en burger (bv. door participerende observatie, stage) o Onderzoeksaspecten F Selectieve optreden/behandeling bij bv. identiteitscontroles F Beroepssubculturen bij politie (bv. “street cop culture” vs. “management cop culture”) F Democreatische controle ó professionele waarden (bv. loyauteit is groot probleem bij bestrijding van corruptie) § De politiezorg (meso-‐niveau) o Het accent ligt op concreet politiewerk, maar in verhouding tot andere delen van de samenleving ð externe samenhang wordt bestudeerd o Politiewerk krijgt immers (als formele sociale controle) vorm door de specifieke sociale context o Onderzoeksaspecten F Mogelijkheden en beperkingen van politie F De effecten van politie-‐optreden (Bv. criminaliteitsbestrijding) § Het politiewerk in een staat (macro-‐niveau) o = Beroep waarvan de taken, machten en verantwoordelijkheden gedefinieerd liggen in wettelijke bepalingen + vorm van sociale controle 2.3.4.2.De politie en het recht Historische legitimiteit = Handhaving van de openbare orde (niet strafrecht) Moderne legitimiteit = Gebonden door het recht (bv. oorlogsvoering: HagReg, Genève conv) Naar de toekomst toe zal management centraal komen te staan
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
2.4. De advocatuur 2.4.1. De sociale organisatie en structuur Onderzoek HUYSE en SABBE (1950 t.e.m. 1996) § Aantal advocaten steeg van 800 (20/ 100.000 inwoners) naar 12.000 (118/100.000) ó Nuancering o Enkele honderden waren ouder dan 65: geen fulltime bezigheid o Meesten ook in onderwijs en/of politiek o 3000 ervan waren stagiairs (velen starten geen loopbaan) § 1996: 1/3 advocaten vrouw, maar… trekken weg want gezinsonvriendelijk beroep + stereotype opvattingen van ongeschiktheid o 1888: eerste vrouw studeert af o 1922: eerste vrouwen toegelaten tot balie o 1969: 10% § Differentiatie in praktijkuitvoering (lees p.63) § Grote verschillen in omvang van balies van gerechtelijke arrondissementen (p.64) § Kenmerken van de advocatuur als vrij beroep (blijft nu nog maar weinig van over) o Bewaking van een beroepsdomein dat door overheid is toegewezen o Zelfregulering o Beroepscode o Beloningsautonomie o Specifieke organisatie schakelde werking aantal vrije markt mechanismen uit § Legitimatie van de advocatuur als vrij beroep o Waakhond van de rechtsstaat o Unieke service door het persoonlijk en vertrouwlijk contact met cliënt o Kennis en deskundigheid § 3 fasen in de ontwikkeling van de advocatuur Fase 1
Periode 1950-‐1970
2
1970-‐1980
3
Na 1980
Kenmerken § Malaise, zelfbeklag en zelfverheerlijking § Pleitmonopolie van advocatuur werd bedreigd (o.a. arbeidsrechtbank, buitenjustitiële geschillenbeslechting, bedrijven eigen advocaat…) § Zelfgenoegzaaamheid o Gebrek aan bereidheid tot innoveren o Procesmonopolie blijft grotendeels intact o Interesse van jongere juristen § Hervormingen (doch totstandkoming onder druk van de jonge Balies) o Marktsegment verdelen over meer advocaten o Europese éénmaking ð buitenlandse advocaten
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
2.4.2. De relatie advocaat-‐cliënt § §
Advocaat als “control agent” = Degene die beroepshalve uitmaakt wat de cliënt vraagt en aldus krijgt Advocaat als “tolk” = De advocaat die aanduidt waar het verhaal moet gehoord worden (mits enige selectiviteit)
2.4.3. De rechtshulp Toegankelijkheid van de rechtshulp: verschillen in gebruik van rechtshulp hangen samen met andere sociale verschijnselen § Bv. gedrag hulpverleners, gedrag van degenen die rechtsproblemen hebben… Kenmerken van organisaties die het beroep kunnen beïnvloeden § Juridische/formele organisatie van § Intentie rechtshulpverlening § Bereikbaarheid hulpaanbod § Deskundigheid hulpverlening § Financiering § Honorering Onderzoek “rechtshulp aan marginalen” – BREDA en STEVENS § Vergelijking van verschillende vormen van rechtshulp-‐organisatie § Variatie in vraag (toeloop op instanties en effectieve hulpverlening) verklaard vanuit variatie van aanbod. § Conclusie: balie wordt geprefereerd > “nieuwe initiatieven” (bv. justitiehuizen – reden: deze laatste hebben en niet-‐procesgericht karkater) 2.4.4. Gegevens over de Belgische advocatuur: Het onderzoek van PARMENTIER en PONSAERS naar het profiel van de advocaat anno 2007 Onderzoek (juni 2006-‐2007) in opdracht van Orde van de Vlaamse balies Deel 1 van het onderzoek: statistisch § Aandeel van de Vlaamse advocaten groeide tot 44,1% in 1996, doch in 2006 terug naar 40,7%. De gemiddelde groei sinds 1997: 20%. § Onderling grote groeiverschillen: sterkste groei (45%) was Nederlandstalige balie te Brussel ó Ieper verlies van 10% § Omgekeerde trent in Wallonië Deel 2 van het onderzoek: online bevraging § Respons van 37,1% § Twee op drie Vlaamse tableau-‐advocaten werken in samenwerkingsverband o ó Advocaten-‐stagairs: meer dan de helft loopt stage in een associatie, 15% in een groepering en 4% oefent het beroep uit in ene netwerk. 11,8% werkt bij een solo-‐advocaat. § Een op drie heeft een solopraktijk
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
2.5. De magistratuur 2.5.1. De plaats en de herkomst van de magistratuur §
§ §
§
§
§ §
Duiden op structurele elementen van het sociale systeem o In welke mate worden rechtsbeslissingen (mede) bepaald / beïnvloed door de naar milieu eenzijdige samenstelling van de RM / OM? o In welke mate is dit onvermijdelijk / onwenselijk, gelet op wat het recht wil bereiken? o Bevat het leer-‐ en beslissingsproces van rechters uit verschillende milieus dan ook verschillende kenmerken? ≠ rechtssociologische studie van de rechtspraak DAHRENDORF interpreteert een onderzoek door een Duitse rechter over de herkomst van advocaten theoretisch sociologisch o Resultaten F Geen geografische mobiliteit: 2/3 blijven in geboortestreek. F Ontbreken van sociale opwaartse mobiliteit: 66% van rechters uit bovenste 5% van de bevolking. Quasi alle rechters uit bovenste 40%. F Familieachtergrond: 25% juristenfamilie, 50% ambtenaren. o Conclusies F Politiek conservatisme F Kloof tussen 2 sociale wereldbeelden (niet verder dan middenklasse) F Percipiëren de wereld als bedreigend, tuchteloos en/of ongeordend Ander onderzoek: “relatie tussen herkomst en carrièrepatroon” o Aandeel van de hoogste lagen neemt toe met de hoogte van de positie binnen het rechterlijk systeem (Bv. arbeidsrechtbank vs. Hof van Cassatie) ó Nog andere rechtssociologen stellen dat sociale herkomst slechts één factor, en belangrijker zijn de onderlinge vervlechtingen (networking) tussen bedrijfsleven, overheidsadministratie en de specifiek juridische beroepen. o M.a.w. Er wordt meer gekeken naar juridische werkzaamheden voor hun aanstelling tot rechter! ó Nog andere rechtssociologen stellen dat het selectiepatroon volgens de lijnen van deskundigheid, senioriteit en prestatie gaan. (Bv. vergelijkend examen) NB. Herkomst ≠ cultuurpatroon: nu is het weer meer gelijklopend met elkaar
2.5.2. De (gedragswetenschappelijke) analyse van rechterlijke beslissingen = Wat zijn de culturele invloeden / extra-‐judiciële factoren in het besluitvormingsproces? Er wordt immers verwacht dat de rechter objectief recht spreekt. Dergelijke onderzoeken worden door de rechters echter als bedreigend/impliciete kritiek ervaren.
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
Twee analysemethoden: § Kwantitatieve methode o Methode 1: Op mathematische wijze nagaan welke samenhangen er zijn (tussen kenmerken van casus, sociale kenmerken en uiteindelijke beslissing) en het gewicht van de verschillende variabelen op de uiteindelijke beslissing o Methode 2: Correleren van beslissingen van individuele rechters uit eenzelfde rechtscollege met andere kenmerken (bv. politieke voorkeur, ra). Doel is te komen tot analyse van de praktijk van het gelijkheidsbeginsel. § Kwalitatieve methode o Methode 1: Documentenonderzoek (analyse van motiveringen en uitspraken) o Methode 2: Uitvoerige, kwalitatieve vraaggesprekken met rechters over hun arbeid (ó Te veel subjectiviteit onderzoeker zelf, weinig generaliseerbaar) o Methode 3: Observatie van de terrechtzitting 2.5.3. De beroepsrol van de rechter = Welke mij verwachtingen worden er aan de onpartijdige rechter in conflicten gesteld? § Max WEBER: Spanningen formele vs. substantiële (i.e. materiële) rechtvaardigheid o Inherent aan de rechtersrol én rechtssysteem § Sociologische analyse van de positie en taak van de rechter (Bv. vaststellen normen, toetsen sociaal handelen tegen normatieve criteria, vaststellen van sancties, bemiddeling) vereist eerst inzicht in en feiten over het werk van de rechtbanken (Bv. Welke soort zaken komen het meest voor? In welke gevallen geven partijen voorkeur aan extra-‐judiciële beslechting? Is een compromis afhankelijk van het soort zaak, of van de persoonlijkheid van de rechter?) § Vergelijking tussen manieren conflictoplossing (judicieel ó extra-‐judicieel) § Zakenlieden beroepen zich weinig op rechter bij niet-‐nakoming contract (want:) o Grondslag = rationele keuze om een ruilverhouding aan te gaan o Verklaringen F Percipiëren kooporders niet als contracten F Geef-‐en-‐neem-‐houding bij zakendoen F Juristen zorgen voor meer problemen F Sancties binnen zakenwereldzelf: efficiënter, goedkoper en vlugger § Vergelijking tussen functie van de rechter en bestuurlijke functie qua besluitvorming o Bedrijfsjurist is meestal in bureaucratische overheidsorganisaties werkzaam De rechtssocioloog komt zo tot de centrale problemen van het recht in de maatschappij, nl. de verhouding recht ó sociale controle & rechtvaardigheid ó doelmatigheid. § Macro vs. micro: Voortdurende spanning tussen mij verantwoordelijkheid van de rechter en verantwoordelijkheid voor individuele conflicten
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
§
Gevaren o Te maatschappijgericht: social engineering kan individuen overlaten tot hun lot aan bepaalde politieke orde o Te individueel gericht: gevaar voor wereldvreemde beslissingen
2.5.4. Gegevens over de Belgische magistratuur (HUYSE en SABBE) §
§
§
Eind 1996: 19,2/100.000 inwoners (dus: 2067 in totaal) o Recente cijfers: 2302 (200-‐tal meer Nederlandstaligen dan Franstaligen) o Gemiddelde leeftijd: 47 jaar Pas eerste vrouw benoembaar met Wet van 21 februari 1948 o 1961: 1% van de rechters vrouw o 1996: 1/3 vrouw o Recente cijfers: 48% vrouw MAAR… Wat met etnische minderheden?!
Hoofdstuk 3: De burgers en het recht (3 dimensies) 3.1. De legitimering van het recht (EXAMEN!) Deel van de organisatiesociologie: waarom ver/wantrouwen mensen justitie? Er werd reeds in de Griekse tijd over de aanvaardbaarheid van het recht gefilosofeerd. § Overtredingen van normen ð negatieve reacties (i.e. straffen) o Deze moeten op hun beurt gelegitimeerd worden o Legitmatieprobleem speelt in vele instituties ð uitvoerig bestudeerd; § Onderscheid tussen macht en gezag o Juridische benadering van gezag = Wie staat er boven ons? Welke autoriteiten/overheid beslist en legt de regels op? o Sociologische benadering = Wijst op relatie van meer en minder machtigen. Gezag is gelegitimeerde macht. (Geen eigenschap van een sociale positie). Waarom gehoorzamen burgers aan het recht? § Dwangtheorie (WEBER) o = Gehoorzaamheid wordt afgedwongen door sancties o Het recht verschaft de autoriteit over de dwangmiddelen o Deze monopolisering is basis van de door het recht afgedwongen sociale orde o Dwang van moderne recht berust op legaal-‐rationeel gezag § Consensustheorie (EHRLICH) o = Gehoorzaamheid door instemming (aanvaarding) met de regels en normen o Het recht vindt zijn bron en basis in morele principes van het “levende recht” o Loutere machtsuitoefening is niet op lange termijn handhaafbaar o Bv. norm is enige juiste, redelijk, altijd al zo geweest, is er niet voor niks… Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
Legitimeringsprobleem speelt op minstens drie onderscheiden niveaus (EXAMEN!) 1) Fundamentele uitgangspunten van een rechtssysteem o Bv. Individuele rechten, procesrecht, openbaarheid… 2) Afzonderlijke rechtsinstellingen o Bv. Vertrouwen in de rechterlijke macht, politie, advocatuur… o In België liggen legitimiteitsproblemen voornamelijk hier 3) Afzonderlijke, concrete wetten of samenhangend stelsel van wettelijke maatregelen o Bv. Drooglegging, abortuswetgeving, belastingswetgeving, euthanisewet… Er is tevens een specifieke analyse van de onderlinge relaties tussen de niveaus nodig § Na hoeveel wetten die niet aanvaard worden, komt de gehele legitimiteit van de instellingen zelf (bv. parlement) in het geding? § Loopt het proces van legitimering via individualistische visie of via organisaties als geïnstutionaliseerde legitimering? Knelpunt bij onderzoek naar legitimering § Operationalisering van begrippen “aanvaarding”, “dwang” en “consensus”
3.2. Het recht en de publieke opinie Opinie-‐onderzoek komt vaak voor bij de rechtssociologie § = Onderzoek naar het rechtsbewustzijn, rechtsgevoel, “general sense of justice” § ó Voor andere rechtssociologen een politiek instrument i.p.v. wetenschappelijk § ó GALTUNG heeft vijf bezwaren op opinie-‐onderzoek o Te individualistisch (Geen groepen van mensen) o Te democratisch (in de zin van 50% +1) o Te statisch (momentopnames) o Beperkt tot brede middenklasse (die heeft enige verbale vaardigheid) o Sociale afstand tussen interviewer en geïntvieuwde is te klein o ð M.A.W. ze vertellen meer over geïnterviewde en wetenschapsopvattingen van de interviewer, dan over het recht.
3.3. Rechtsbedeling Ongelijksheidsthema § Objectieve rechtsbedeling o = In welke mate kunnen burgers HUN rechten laten gelden? o Lukt beter bij de ene groep dan de andere § Subjectieve ervaringen van rechtsbedeling o Bv. Waarom procederen mensen? Hoe ervaren zij het proces?
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken
Hoofdstuk 4: Rechtsbeginselen en fundamentele begrippen Recht wordt opgevat als een ingewikkeld systeem van waarden § Concepten: zeer ruime betekenis (Bv. straf, schuld, rechtvaardigheid, aansprakelijkheid, eigendom, contract…) § Rechtsbeginselen: soms wel, soms niet in de wet (Bv. goede trouw, algemene beginselen van behoorlijk bestuur…) Rechtssocioloog kijkt naar § Sociale omstandigheden (context binnen dewelke concepten gehanteerd worden) § Sociale functie (betekenis van de begrippen en beginselen) § Toepassing in de verschillende rechtstakken o Bv. gelijkheidsbeginsel F Strafrecht ð straftoemeting F Administratief recht ð verlenen van vergunning F Internationaal recht ð vetorecht o Hoe komen ze voor in het alledaagse leven en rechtspraktijk o Invloed op beslissingen die leidraad vormen voor organisaties o Beïnvloeden de perceptie van individuen
Rechtssociologie | Deel 2 | 2010-‐2011 | Sofie Vereycken