Rechtspraak en geschillenbeslechting door het Instituut Sportrechtspraak door mr D.J. van Dijk (voorzitter Instituut Sportrechtspraak) 1. Oorsprong Instituut Sportrechtspraak In 2001 informeerde NOC*NSF bij haar leden-sportbonden naar knelpunten in de dagelijkse praktijk. Een groot aantal sportbonden gaf aan problemen te hebben met de inrichting van de tuchtrechtspraak, hetzij vanwege de kwaliteit van de bezetting hetzij vanwege een te geringe bezettingsgraad van de tuchtrechtelijke colleges. Met name ervoer men dat sporters mondiger werden en zich in toenemende mate door raadslieden ter zitting lieten bijstaan, waartegen menig tuchtrechter zich niet voelde opgewassen. Op initiatief van NOC*NSF is naar een oplossing gezocht, waarbij aanvankelijk werd gedacht aan de oprichting van een stichting die tuchtrechters aan de bonden zou uitbesteden, zodanig dat die tuchtrechters lid werden van een tuchtcommissie of een commissie van beroep van de bond. In het overleg tussen de betrokken sportbonden werd uiteindelijk voor een andere constructie gekozen, namelijk voor de oprichting van het Instituut Sportrechtspraak, waarbij geen tuchtrechters werden gedetacheerd bij de sportbonden, maar de tuchtrechtspraak in haar geheel werd uitbesteed. Hiervoor was met name bepalend, dat men van de mogelijkheid gebruik wilde maken om de tuchtrechtspraak in de sport te centraliseren en daardoor te uniformeren, zodanig dat later ook andere sportbonden zich daarbij konden aansluiten. De tuchtcommissie en de commissie van beroep van het Instituut Sportrechtspraak zouden gaan fungeren als externe organen van de sportbond en zouden rechtspreken ten behoeve van de desbetreffende sportbond. Dit noopte tot een ingewikkelde juridische constructie waarop ik later terugkom. De eerste aanzet werd gegeven door de volgende acht bonden: Handboogbond, de Nederlandse Krachtsport en Fitness Federatie, de Sportbond Moderne Vijfkamp, de Triatlonbond, de Koninklijke Nederlandse Algemene Schermbond, de Nederlandse Kruisboogbond, de Algemene Nederlandse Sjoelbond en de Skatebond Nederland. Het Instituut werd vervolgens op 22 juli 2003 opgericht. Nadien hebben zich nog 8 bonden aangesloten te weten: NebasNsg, de Nederlandse Atletiek Unie, de Koninklijke Nederlandse Biljartbond, de Koninklijke Nederlandse Roeibond, de Nederlandse Skivereniging, Nederlandse Darts Federatie, de Nederlandse Rugby Bond en de Taekwondo Bond Nederland, terwijl zich binnenkort naar verwachting nog 8 bonden zullen aansluiten te weten: de politie Sport Bond, de Federatie Oosterse Gevechtssporten , de Karate Do Bond, de Koninklijke Baseball en Softball Bond, de Jeu de Boules Bond, de Algemene Nederlandse Danssport Bond, het Handbalverbond en de Nevobo. Op iets langere termijn verwachten we ook nog de aansluiting van in elk geval nog twee bonden, namelijk de Ned. Waterski- en Wakeboard Bond en de Brandweersportbond. Dan zouden we op 26 bonden zitten, terwijl nog een aantal bonden aansluiting overwegen. Bovendien verwachten wij binnenkort de instemming van NOC NSF voor een statutenwijziging, waardoor het in de toekomst mogelijk is dat niet alleen leden-sportbonden van NOC* NSF bij het Instituut zijn aangesloten, maar ook sportorganisaties die geen lid zijn van NOC*NSF.
2 2. Organisatiestructuur De stichting kent een bestuur van vijf personen, van wie de meeste raakvlakken hebben met de sportwereld. Vier van de vijf personen worden benoemd met instemming van NOC*NSF, het vijfde bestuurslid werd aanvankelijk benoemd met instemming van het ministerie van VWS. Deze achtte het nadien beter geen directe binding te hebben met een onafhankelijk rechtsprekend Instituut, zodat het vijfde bestuurslid nu door het bestuur zelf wordt benoemd. De eerste voorzitter was Pieter Kalbfleisch, tegenwoordig voorzitter van de Mededingingsautoriteit Ik ben hem in 2004 opgevolgd. Het bestuur bestaat op dit moment verder uit de registeraccountant Monique Visser die penningmeester is, de oud topzwemmer en zwemcoach Hans van Goor, die Rolf Franke, oudbasketbalspeler is opgevolgd, de secretaris Cor Last die jarenlang actief is geweest in de Hondensport en de in uw kringen ongetwijfeld zeer bekende Tjeerd Wimersma Greidanus, oud chef de mission bij de Olympische Spelen en voormalig voorzitter van NeCeDo. De heer Greidanus neemt binnenkort van ons afscheid en wordt dan opgevolgd door de oud-zwemmer Cees Vervoorn, voorzitter van de Anti Doping Autoriteit Nederland, de rechtsopvolgster van NeCeDo en DoCoNed. Als adviseur van het bestuur treedt de dagvoorzitter van vandaag, de bekende advocaat met een groot sporthart, mr Fred Kollen, op. Hij heeft ook het meeste materiaal voor deze lezing aangedragen. Het bestuur van het Instituut Sportrechtspraak heeft als voornaamste taak het instandhouden van een onafhankelijk rechtsprekend Instituut voor de sport. Het bestuur faciliteert deze rechtspraak door zorg te dragen voor een adequate juridische constructie voor rechtspraak en mediation en voorts voor de financiering en het bewaken van de kwaliteit van de rechtspraak zonder bij die rechtspraak zelf betrokken te zijn, want binnen de stichting geldt op dit punt uiteraard een scheiding der machten. De stichting kent twee secties: tuchtrechtspraak en geschillenbeslechting. De tweede sectie, geschillenbeslechting, bestaat uit arbitrage, bindend advies en mediation en is op dit moment in oprichting. Beide secties fungeren onafhankelijk van elkaar, zowel qua bemanning als qua financiering. Elke sectie moet uiteindelijk zijn eigen kosten dekken. De stichting kent voorts een ambtelijk secretariaat dat ondersteuning verleent aan het bestuur en aan de rechtsprekende commissies. Het ambtelijk secretariaat is ondergebracht bij de Nederlandse Culturele Sportbond. Naast het ambtelijk secretariaat is er een juridisch secretariaat, bestaande uit acht juristen, met aan het hoofd een algemeen juridisch secretaris en een plaatsvervanger. Zij verlenen in iedere zaak juridische ondersteuning. Bij het opzetten van het Instituut is ervoor gekozen om enerzijds gebruik te maken van de deskundigheid en de expertise van de tuchtrechters, rechters en mediators, maar om anderzijds onder hun leiding de feitelijke werkzaamheden te laten verrichten door de juridische secretarissen die hiervoor per uur een vergoeding ontvangen. De rechters en mediators ontvangen per dagdeel een dinervergoeding en een reiskostenvergoeding. Alleen op deze wijze kan de financiering van de rechtspraak in de sport betaalbaar blijven. De sectie geschillenbeslechting zal een algemeen voorzitter en een plaatsvervangend algemeen voorzitter kennen, die de werkzaamheden van de sectie gaan coördineren. In de sectie tuchtrechtspraak kennen zowel de tuchtcommissie als de commissie van beroep een algemeen voorzitter en een plaatsvervangend algemeen voorzitter, die niet alleen de werkzaamheden binnen de betreffende commissie coördineren en voor uniformiteit zorgen, maar tevens per zaak de
3 leden van de kamers en de juridische secretaris aanwijzen. Een kamer, die met de behandeling van een zaak is belast, bestaat uit drie leden, waaronder een kamervoorzitter die – evenals de algemeen voorzitter en hun plaatsvervangers - altijd jurist is. De bijzitters zijn vaak ook jurist en waarvan in elk geval een bij voorkeur afkomstig is uit de kringen van de sportbond waarvan een zaak dient, zodat ook de sportspecifieke deskundigheid kan worden ingebracht. De sportbonden kunnen hiertoe een tuchtrechter aan het bestuur aanbevelen, die vervolgens op basis van vastgestelde selectiecriteria en na overleg met de algemeen voorzitter al dan niet tot benoeming van een tuchtrechter overgaat. De algemeen voorzitters en hun plaatsvervangers kunnen ingeval van het disfunctioneren van een tuchtrechter het bestuur verzoeken de tuchtrechter te schorsen of te ontslaan. Deze werkwijze geldt ook indien wijzigingen in reglementen worden aangebracht. Ook dan wordt eerst het oordeel van de algemeen voorzitters en hun plaatsvervangers gevraagd. 3. Dienstverlening De dienstverlening door het Instituut is modulair van opzet. Het Instituut kent zes modules, t.w. de gewone tuchtrechtspraak voor alle overtredingen binnen een bond, de tuchtrechtspraak in dopingzaken en de tuchtrechtspraak van een overtreding die ligt in de sfeer van seksuele intimidatie. Deze zaken zijn in verschillende kamers ondergebracht. Aan de geschillenbeslechtings kant bestaan de modules uit arbitrage, bindend advies en mediation. Elke sportorganisatie die zich bij het Instituut Sportrechtspraak aansluit, kan voor alle modules kiezen dan wel voor één of meer modules. De sportbond is hierin vrij, zodat de sportbond die onderdelen kan uitbesteden waarin de bond zelf niet kan voorzien. Op verzoek van een aantal aangesloten sportbonden ontwerpt het Instituut op dit moment een Klachtenreglement seksuele intimidatie, die de sportbonden intern zullen hanteren. Het Instituut is in overleg met NOC NSF om tot een synchronisatie van dit Klachtenreglement te komen, omdat er aan NOC NSF-zijde ook sportbonden zijn die wel willen beschikken over een Klachtenreglement zonder echter aangesloten te willen zijn bij het Instituut. De synchronisatie moet leiden tot eenheid van reglementering, waarbij het Instituut intern er voor zorgdraagt dat er ten behoeve van de aangesloten sportbonden ook een Reglement seksuele intimidatie komt, op grond waarvan overtredingen die seksuele intimidatie betreffen, tuchtrechtelijke kunnen worden bestraft. Het zal dan in de naaste toekomst mogelijk zijn om terzake van seksuele intimidatie eerst of alleen een klacht in te dienen bij de klachtencommissie van de betreffende bond om vervolgens eventueel aangifte te doen bij de tuchtcommissie van het Instituut. De klachtenprocedure wordt uiteraard een lichtere procedure dan de tuchtprocedure. 4. Financiële opzet De financiering van het Instituut Sportrechtspraak is een private aangelegenheid. De aangesloten sportbonden zullen in beginsel de aan het Instituut verbonden vaste lasten gezamenlijk moeten dragen. De financiering kent twee onderdelen: (1) de vaste lasten, waarbij elke bond op basis van een staffel jaarlijks een bedrag voldoet afhankelijk van het aantal leden van de bond en (2) de variabele lasten, welke lasten zaaksgerelateerd zijn. Daarmee bedoel ik de per rechtszaak te maken kosten van het ambtelijk secretariaat, het juridisch secretariaat, de eventueel te huren zittingsruimte en de vergoedingen van de tuchtrechters in die zaak. Deze worden door de betreffende commissie hetzij aan de sportbond, hetzij aan degene die een overtreding beging, hetzij in een door de commissie gelaste
4 verhouding aan beide toegedeeld. Bij arbitrage, bindend advies en mediation zijn het partijen die de kosten dragen. Voor dit systeem van variabele kosten is destijds door de participerende sportbonden gekozen om te voorkomen dat bonden met weinig zaken mee moeten betalen aan sportbonden met veel zaken. Zaken verschillen overigens in zwaarte en duur. De variabele kosten per zaak varieren naar mijn inschatting op dit moment tussen de € 600 en de € 1200. 5. Juridische constructie Ik zei u al aan het begin dat de door de sportbonden uiteindelijk gemaakte keuze voor de opzet van het Instituut tot een ingewikkelde juridische constructie leidt. De ingewikkeldheid wordt vooral veroorzaakt doordat de tuchtcommissie en de commissie van beroep functioneren binnen het lichaam van het Instituut, maar tegelijkertijd een extern orgaan van de sportbond dienen te zijn. Feitelijk kent die constructie drie bestanddelen. Een constructie bij het Instituut zelf, bij de bond en om beide lichamen met elkaar te verbinden een overeenkomst die geldt als een verenigingsrechtelijk ledencontract, zoals geregeld in art. 2:46 BW. Ik ga op ieder bestanddeel nader in. 5.1. Constructie bij het Instituut Het Instituut Sportrechtspraak stelt vast en wijzigt de navolgende reglementen: Het Tuchtreglement, het Dopingreglement met bijbehorende Dispensatiereglement en Dopinglijsten, het Reglement seksuele intimidatie, het Arbitragereglement, het Reglement bindend advies en het Mediationreglement. Afhankelijk van de door de desbetreffende sportbond afgenomen modules zijn één of meer van deze reglementen op de sportbond en haar leden van toepassing. Ik zei: het Instituut stelt deze reglementen vast en wijzigt deze. Dat betekent dat de sportbonden niet bevoegd zijn een op hen van toepassing zijnd reglement te wijzigen. Dit om tot uniformiteit van de rechtspleging te komen en deze ook te handhaven. Waar het het Dopingreglement betreft, werkt het Instituut nauw samen met Steven Teitler van de Anti Doping Autoriteit Nederland. Tevens is bepaald dat steeds de nieuwste versie van de betreffende reglementen van toepassing is, zoals deze door het Instituut is vastgesteld enop de website van het Instituut is weergegeven. Daarmee wordt voorkomen dat bij elke wijziging van een reglement er weer statutenwijzigingen moeten plaatsvinden. 5.2. Constructie bij de sportbonden Voor alle sportbonden - geen uitgezonderd - die zich willen aansluiten bij het Instituut Sportrechtspraak geldt als voorwaarde, dat hun lidmaatschapsconstructie moet voldoen aan de eisen die het Instituut hiertoe stelt. Er dient bij de sportbond (wanneer er binnen de bond sprake is van verschillende verenigingen) sprake te zijn van een lidmaatschapsconstructie, waarbij zowel de verenigingen zelf als de leden en alle functionarissen van die verenigingen lid zijn van de sportbond. Hiermede wordt verenigingsrechtelijk beoogd dat de door de sportbond aangegane verplichtingen voor alle bij die bond aangesloten verenigingen en hun leden gelden als een verplichting in de zin van art. 2:27 lid 4c BW. Op grond van die wettelijke bepaling kan een sportbond van haar leden nakoming verlangen van verplichtingen die statutair of krachtens de statuten zijn opgelegd. Indien de lidmaatschapsconstructie van de sportbond voldoet aan de gestelde eis, moet de sportbond vervolgens de door het Instituut ter beschikking gestelde statutaire bepalingen in haar statuten
5 opnemen. In die statutaire bepalingen wordt het Instituut Sportrechtspraak bevoegd verklaard om – als het om tuchtrecht gaat- door middel van haar tuchtcommissie en commissie van beroep de tuchtrechtspraak in de sportbond uit te oefenen, worden de reglementen van het Instituut Sportrechtspraak onverkort op alle leden van toepassing verklaard en verklaart de bond de tuchtcommissie en de commissie van beroep van het Instituut Sportrechtspraak voor de duur van de overeenkomst als orgaan van de bond aan te merken. Tevens is geregeld dat de tuchtcommissie en de commissie van beroep van het Instituut Sportrechtspraak rechtspreken in naam, voor rekening en voor risico van de sportbond. Een en ander heeft als praktisch gevolg dat wanneer een door de tuchtcommissie gestraft lid van een sportbond de uitspraak zou willen voorleggen aan de burgerlijke rechter het lid zijn eigen sportbond en niet het Instituut Sportrechtspraak moet dagvaarden omdat door de constructie de sportbond zowel formeel als materieel als procespartij geldt. De sportbond vrijwaart het Instituut Sportrechtspraak voor elke aansprakelijkheid die het gevolg is van een uitspraak. Dat is op zich logisch omdat het toepassen van de tuchtrechtspraak geschiedt ten behoeve van, in naam van, voor rekening van en voor risico van de sportbond. Zou de desbetreffende sportbond zelf over een tuchtcommissie en de commissie van beroep beschikken, dan zou de sportbond ook aansprakelijk zijn voor alle gevolgen die voortvloeien uit een tuchtrechtelijke uitspraak. Er is geen reden ten aanzien van het Instituut anders te handelen en zeker niet omdat het Instituut niet over eigen geldmiddelen beschikt, maar naar behoefte wordt gefinancierd door de sportbonden. Overdracht van de tuchtrechtspraak door een sportbond leidt ertoe dat de sportbond vanaf de datum waarop de overeenkomst tussen de bond en het Instituut wordt gesloten niet meer beschikt over een eigen tuchtcommissie en een eigen commissie van beroep. Behalve, wanneer een sportbond slechts één of twee van de tuchtrechtelijke modules afneemt en niet alle drie. Om een voorbeeld te noemen: wanneer een sportbond besluit zich bij het Instituut Sportrechtspraak aan te sluiten alleen voor het berechten van dopingovertredingen en overtredingen seksuele intimidatie betreffende, dan zijn de tuchtcommissie en de commissie van beroep van het Instituut Sportrechtspraak alleen bevoegd die overtredingen te berechten. Alle andere overtredingen die betrekking hebben op de gewone tuchtrechtspraak (slaan, belediging, mishandelen, wedstrijdovertredingen etc.) worden dan behandeld door de eigen tuchtcommissie en de eigen commissie van beroep van de sportbond, welke commissies dan ook slechts bevoegd zijn alleen die overtredingen te behandelen. Dat betekent dat wanneer niet alle drie tuchtrechtelijke modules worden afgenomen de desbetreffende sportbond een eigen tuchtcommissie en een eigen commissie van beroep kent, alsmede de tuchtcommissie en de commissie van beroep van het Instituut Sportrechtspraak. Dit is wel heel ingewikkeld, maar het komt voor, bijvoorbeeld bij de Roeibond, die alleen voor dopingzaken is aangesloten. Het Instituut is overigens te allen tijde bereid sportbonden behulpzaam te zijn bij het kiezen van de juiste juridische constructie. De aansluiting bij het Instituut wordt nogal eens vertraagd wanneer sportbonden van het inbrengen van de door het Instituut Sportrechtspraak voorgeschreven statutaire constructie gebruik maken om te komen tot een algehele herziening van hun statuten en reglementen.
6 5.3. Aansluitingsovereenkomst Voldoet de sportbond aan de lidmaatschapsvereiste en is de statutaire constructie door de algemene vergadering goedgekeurd en de statutenwijziging notarieel verleden, dan wordt de aansluitingsovereenkomst opgemaakt. In die overeenkomst wordt kort gezegd vermeld welke modules de sportbond afneemt, op welke datum de overdracht van de rechtspraak plaatsvindt, op welke wijze de toepasselijke reglementen van het Instituut Sportrechtspraak binnen de sportbond van toepassing worden verklaard en wordt naast een aantal andere zaken ook vrijwaring geregeld. Die aansluitingsovereenkomst is een overeenkomst tussen de sportbond en het Instituut en daarmede een ledencontract in de zin van art. 2:46 BW. Derhalve een door de bond met het Instituut gesloten overeenkomst waarin de bond verplichtingen aangaat, die via een derdenbeding door haar leden moeten worden nagekomen. De overeenkomst is complementair aan de juridische constructie aan de zijde van het Instituut en de juridische constructie aan de zijde van de sportbond. 6. Bemanning binnen het Instituut Over de bemensing van het Instituut kan ik nog het volgende opmerken. De arbitragecommissie, de commissie bindend advies en de mediationcommissie van de sectie geschillenbeslechting zullen gaan bestaan uit personen die worden benoemd op basis van hun specifieke deskundigheid. Zij worden niet voorgedragen door de sportbonden maar rechtstreeks benoemd door het bestuur van het Instituut. Zoals gezegd, dit deel van het Instituut moet nog geheel worden opgebouwd. Het zal ook nog wel even duren voor de eerste zaken binnenkomen. Ook in de sectie tuchtrechtspraak voor de leden van de dopingkamers en kamer seksuele intimidatie. worden geen vertegenwoordigers van de bonden benoemd. Ook deze leden worden door het bestuur benoemd op grond van hun specifieke deskundigheid. Die aanbeveling kan als gezegd wel worden gedaan wanneer het gaat om de bezetting van de kamers die de gewone tuchtrechtelijke overtredingen behandelen. Juist dan is het van belang dat de sportspecifieke deskundigheid in die kamer is vertegenwoordigd, bij voorkeur door een lid dat is voorgedragen door de desbetreffende sportbond, omdat van dit lid niet alleen wordt verlangd dat hij voldoende bekend is met de desbetreffende tak van sport, maar tevens met het wedstrijdwezen en de gang van zaken binnen de betreffende sportbond. Alle leden van alle commissies van het Instituut worden telkens benoemd voor de duur van drie jaar met de mogelijkheid van een aansluitende herbenoeming. 7. Aantal behandelde tuchtzaken Na een trage start neemt het aantal behandelde tuchtzaken gestaag toe. In 2005 zijn 5 tuchtzaken aangebracht, waarvan 2 zaken terzake van seksuele intimidatie. In 2006 zijn tot nu toe 15 dopingzaken aangebracht. Tot op heden is in twee zaken hoger beroep aangetekend. Bij deze aantallen moet worden bedacht dat het vooralsnog gaat om door de kleinere sportbonden aangebrachte zaken. Bovendien moet het Instituut Sportrechtspraak met de aangesloten sportbonden nog een slag maken door te komen tot een gelijke afstemming van het begrip 'overtreding'. De praktijk leert dat niet alle sportbonden terzake dezelfde definitie hanteren, wat zowel uit een oogpunt van uniformiteit als voor het aanbrengen van tuchtzaken bij het Instituut van belang is. Het is immers niet wenselijk dat iedere overtreding bij het Instituut wordt aangebracht. Ik denk dan met name aan al
7 die overtredingen die administratief van aard zijn (zoals verkeerde voornamen en voorletters, wedstrijdnummers, data etc.) welke door het Instituut niet als overtreding worden aangemerkt maar als een administratief verzuim dat door de sportbond zelf moet worden afgewikkeld. Het op elkaar afstemmen van de begrippen overtreding en administratief verzuim zal in 2007 zijn beslag krijgen en pas dan is een toename van het aantal tuchtzaken te verwachten, niet in het laatst omdat sportbonden dan meer zicht krijgen op de hieraan verbonden kosten. 8. Arbitrage, bindend advies en mediation Deze nieuwe loot bij het Instituut is toegevoegd op verzoek van een aantal sportbonden die ook graag deze vorm van dienstverlening door het Instituut verzorgt zien. Zoals gezegd bestaat de mogelijkheid hiertoe pas sinds kort en is hiermee nog geen ervaring opgedaan. Wat de arbitrage betreft verwachten wij voornamelijk arbeidsrechtelijke conflicten tussen verenigingen en hun trainers en verenigingsrechtelijke conflicten tussen verenigingen en hun leden. Dat wil niet zeggen dat niet ook auteursrechtelijke problemen kunnen worden voorgelegd of geschillen die betrekking hebben op merchandising of andere rechtsgebieden die nauw samenhangen met topsportbeoefening. Of geschillen tussen leden onderling. U mist in deze opsomming wellicht de sponsoringgeschillen. Zoals u weet bestaat er reeds ruim 30 jaar de Arbitragecommissie Sportsponsoring die zich toelegt op het beslechten van geschillen welke samenhangen met sportsponsoring. Er vinden thans besprekingen plaats met die Arbitragecommissie Sportsponsoring om tot een integratie met het Instituut Sportrechtspraak te komen, waarbij het een mogelijke variant is dat de leden van de Arbitragecommissie Sportsponsoring als kamer sportsponsoring deel kunnen uitmaken van het Instituut Sportrechtspraak. De integratie heeft nog niet plaatsgevonden omdat nog geen passende financiering kon worden gevonden. Ik hoop dat we op korte termijn hiervoor een oplossing kunnen vinden, zonodig met medewerking van NOC*NSF en/of het ministerie van VWS. Er is bewust voor gekozen om naast de wettelijk geregelde arbitrage een lichtere vorm van geschillenbeslechting in de vorm van bindend advies te hanteren. De hieraan voor partijen verbonden kosten zullen lager zijn dan die van de arbitrage. De praktijk moet leren of dit ook door de justitiabelen zo wordt ervaren. Tot slot mocht de mediation niet in het pakket ontbreken omdat deze vorm van geschillenbeslechting ook buiten de sport in relatie tot de overheidsrechtspraak een flinke groei doormaakt. Tot op heden is de behoefte aan mediation in de sportwereld nog niet zo gebleken. Dit is wellicht te wijten aan de grondhouding van iedere sporter wiens wil gericht is op ‘winnen’, wat met veel strijd gepaard gaat. Bij mediation dient die strijd nu juist te ontbreken en zal men niet langer moeten streven naar het maximale maar naar het optimale vanuit een win-win–situatie. Voor mediation in de sport is des te meer plaats omdat men elkaar toch altijd weer tegenkomt en goede onderlinge verstandhoudingen op de lange duur onontbeerlijk zijn. Mediation kan hieraan bijdragen.
8 9. Tot slot Ik hoop u inzicht te hebben gegeven in de opzet, juridische structuur, kostenconstructie, bemanning en de dienstverlening van het Instituut Sportrechtspraak. Het Instituut Sportrechtspraak is geen gesloten bolwerk. Behalve behoefte aan de tuchtrechters via de bonden hebben wij ook behoefte aan onafhankelijke sportjuristen. Voor dit moment echter nog niet, omdat er voldoende capaciteit is om het huidige aanbod van zaken af te handelen. Maar wanneer zoals te verwachten is - in de toekomst nog meer sportbonden en sportorganisaties van buiten NOC*NSF zich aansluiten, zal ongetwijfeld behoefte bestaan aan uitbreiding van het aantal tuchtrechters, arbiters, bindend adviseurs en mediators. Het is goed te weten dat er een vereniging als de uwe bestaat waarin op dit gebied veel potentieel is gebundeld. Ik dank u voor uw aandacht!