Het bestaansminimum en de maatschappelijke dienstverlening door de rechtspraak van het jaar 2002
VERSLAG OPGESTELD OP AANVRAAG VAN DE MINISTER VAN SOCIALE INTEGRATIE
Maart 2004
HET BESTAANSMINIMUM EN DE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING DOOR DE RECHTSPRAAK VAN HET JAAR 2002 Onderzoek opgesteld op aanvraag van de Minister van sociale Integratie door
D.F. & L.S. / F.U.N.D.P Centre interdisciplinaire Droits fondamentaux & Lien social Facultés Universitaires Notre Dame de la Paix à Namur Jacques FIERENS (Directeur) Myriam BODART (Directrice adjointe) Martine VAN RUYMBEKE Philippe VERSAILLES
C.e.R.P. / U.L.B.. Centre de Recherche et Prospective en Droit social de l’Université Libre de Bruxelles Professeur André NAYER (Directeur) Jean-Claude BODSON Bernadette SMEESTERS Olivier MORENO
U.G.
U.A.
Vakgroep PubliekrechtVakgebied Bestuurrecht Universiteit Gent
Vakgroep Rechten Universiteit Antwerpen
Prof.dr. Ludovic VENY Ivo CARLENS
Prof.dr. Daniel CUYPERS Jan BUELENS
Opmaak : Christiane DELVIGNE, FUNDP
MAART 2004
ABREVIATIONS – AFKORTINGEN
AR Arbh. Arbrb. Cass. C.A. C.E. C.E.D.H. ch. C.J.C.E. C.T. CPAS E.V.R.M. K. OCMW RG R v st. T.T. Vac. Vak.
Algemeen rolnummer Arbeidshof Arbeidsrechtbank Cour de cassation Cour d’arbitrage Conseil d’Etat Convention européenne des droits de l’homme Chambre Cour de Justice des Communautés européennes Cour du travail Centre public d’aide sociale Europees Verdrag tot Bescherming van de rechten van de mens Kamer Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn Rôle général Raad van State Tribunal du travail Chambre des vacations Vakatiekamer
Rôle général Cour du travail Tribunal du travail Cassatiehof Arbitragehof Raad van State Europees Verdrag tot Bescherming van de rechten van de mens Kamer Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen Arbeidshof Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn Convention européenne des droits de l’homme Chambre Centre public d’aide sociale Algemeen rolnummer Conseil d’Etat Arbeidsrechtbank Vakatiekamer Chambre des vacations
INLEIDING SAMENVATTING BESTAANSMINIMUM 2002 De rechtspraak van het jaar 2002 bevestigt in haar geheel de beginselen die door de rechtbanken naar voren werden geschoven in het jaar 2001. De beoordeling van de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum onderging nauwelijks veranderingen, werd integendeel andermaal voor sommige van die voorwaarden bevestigd. Wat de verblijfsvoorwaarde betreft, onderschrijven de rechtscolleges de gedachtengang volgens dewelke men van de steunaanvrager niet kan verlangen dat hij bestendig in zijn woonplaats aanwezig is, opdat hij de voorwaarde van het daadwerkelijk verblijf zou vervullen : krachtens het beginsel van het vrije verkeer van personen kan niemand een verblijf worden toegewezen. Wat de leeftijdsvoorwaarde betreft, koestert de bestudeerde rechtspraak nog steeds het beginsel dat ze zich eerder al eigen had gemaakt : de familiale samenhorigheid gaat voor op de solidariteit van de gemeenschap. Er is echter één verschil met de rechtspraakstudies van de vorige jaargangen : door de verwijzing naar de sociale gewoonten die in België gelden, kunnen de arbeidsgerechten voortaan nagaan of de aanvrager het huishouden van zijn ouders zonder enige objectieve of subjectieve (of om een absoluut noodzakelijke) reden heeft verlaten. De nationaliteitsvereiste bleef ongewijzigd, niettegenstaande het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap in de zaak Grzelcykc. Wat de voorwaarde over de inkomsten en de bewijzen op dat vlak betreft, verduidelijken sommige rechtscolleges dat elk van de partijen overeenkomstig het gemeen bewijsrecht en het bepaalde van artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek de feiten moet bewijzen die ze in de hoofdvordering of met een opgeworpen exceptie aanvoert – totnogtoe volstrekt onuitgegeven. Zowel het centrum als de aanvrager moeten voortaan samenwerken bij de samenstelling van dit bewijs. In Vlaanderen lijkt de rechtspraak op dit punt meer behoudsgezind : de aanvrager moet aantonen dat zijn bestaansmiddelen ontoereikend zijn. De voorwaarde inzake de werkbereidheid is verfijnd door een uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 23 van de Grondwet, ook al blijft een grote meerderheid binnen de rechtspraak er bij dat het werk financieel de moeite waard moet zijn om niet langer ten laste te zijn van de gemeenschap. De Nederlandstalige rechtspraak beklemtoont overigens dat de aanvrager zelf moet bewijzen dat hij werkwillig is. Wat de naleving van de overeenkomst van sociale integratie betreft, vertonen sommige rechtbanken de neiging om ultra petita een begeleiding aan de jongere voor te stellen : ze veroordelen het OCMW tot het nemen van de nodige maatregelen opdat het de jongere zou helpen zich in de maatschappij of in het beroepsleven in te schakelen, in plaats van gewoon het bestaansminimum te weigeren aan de jongere die zijn contract met het centrum heeft geschonden. Wat de studies als mogelijke billijkheidsreden betreft, lijkt de nieuwe tendens die zich al in het verslag voor het jaar 2001 aftekende zich in 2002 voort te zetten : de studenten krijgen het bestaansminimum maar dit wordt afhankelijk gemaakt van een begeleiding door het OCMW waardoor de aanvrager moet worden bijgestaan in zijn zoektocht naar een aangegeven en bezoldigde dienstbetrekking die in verhouding staat tot zijn bekwaamheid en vaardigheden. Vele Vlaamse rechtbanken zijn van oordeel dat studeren op zich geen billijkheidsreden uitmaakt ; ze eisen bijkomend dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. De aanvrager moet nog altijd eerst zijn rechten aanspreken op sociale uitkeringen en op onderhoudsgeld : het residuair karakter van het bestaansminimum en het primaat van de familiale samenhorigheid op de gemeenschapssolidariteit blijven onverminderd gelden. Toch moet even de aandacht worden gevestigd op de Luikse rechtspraak volgens dewelke de familiale samenhorigheid weliswaar voorgaat op de gemeenschapssolidariteit, maar dat neemt niet weg dat het de taak is van de samenleving om in deze moeilijke tijden bij te dragen tot de instandhouding van duurzame sociale en
I
familiale banden – deze zijn een waarborg voor het evenwicht in het bestaan van een individu en zorgen voor zekerheid en standvastigheid in fysieke, morele en psychische relaties, wat als gunstig resultaat heeft dat de gemeenschap kan besparen op belangrijke uitgaven in de gezondheidszorg en op allerhande bijstandsvormen … In het afgelopen jaar heeft er zich niet echt een kentering voorgedaan in het begrip samenwonen en in het bewijs daarvan : alle rechtscolleges van het land blijven absoluut zweren bij een beoordeling geval per geval. Wat de administratieve en de rechtsprocedure betreft, bevestigt en versterkt de rechtspraak uit 2002 de beginselen waar de rechtbanken zich aan hielden in 2001. De rechtbanken blijven inderdaad de omschrijving van de aanvragen soepel bekijken en spreken recht over een vraag ter verkrijging van een bestaansminimum en/of maatschappelijke dienstverlening, met een voorkeur voor het eerste. De rechtscolleges menen nog steeds dat het niet aan de steunaanvragers is om te weten hoe ze hun aanvraag precies moeten formuleren : een bestaansminimum of maatschappelijke dienstverlening. Wel is verduidelijkt dat de rechtbank onbevoegd is om recht te spreken over een verzoek tot maatschappelijke dienstverlening wanneer het OCMW nog geen beslissing heeft genomen en ze zelf gevat is voor een beroep tegen een beslissing die weliswaar het bestaansminimum toekent, maar aan een te lage categorie, volgens de eiser. De rechtbanken kijken nog altijd zorgvuldig toe op de naleving van de onderzoeksregels die gelden bij een aanvraag, en vernietigen indien nodig een beslissing die de rechten van verdediging schendt. Toch valt het op dat er in 2002 minder rechtspraak is over het verzuim van dergelijke regels. Met name rechtspraak over het sociaal onderzoek en de bewijskracht ervan is geslonken, wat wijst op een toename van het respect voor die regels bij de centra. De sociale rechtscolleges waken vooral over het respect voor de mogelijkheid die de betrokkene heeft om gehoord te worden voor er enige beslissing wordt genomen, en over een daadwerkelijke en doeltreffende mededeling van die mogelijkheid aan de betrokkene, binnen een termijn die hem de gelegenheid geeft om zijn verdediging voor te bereiden. Wat de medewerkingsplicht van de aanvrager betreft, is andermaal bevestigd dat het niet om een toekenningsvoorwaarde voor het bestaansminimum gaat. Enige mogelijke sanctie is de straf bepaald in artikel 16 van de wet. De Nederlandstalige rechtbanken bestraffen bij groten getale het gebrek aan medewerking door de aanvrager : ze bevestigen de beslissingen van het OCMW. Nochtans wordt het almaar duidelijker dat de rechtspraak het volgende optreden van het OCMW bevestigt : het centrum mag beslissen het bestaansminimum in te trekken wanneer het kan worden aangenomen dat de begunstigde de toekenningsvoorwaarden niet langer vervult. Een deel van de rechtspraak heeft daarnaast verzekerd dat de medewerkingsplicht voor de bestaansminimumaanvrager evenzeer een dynamische houding vergt van het OCMW dat nauwkeurig de draagwijdte moet vatten van het verzoek waarvoor het wordt aangesproken. Wat dit betreft, is bevestigd dat het OCMW een weigering van het recht op bestaansminimum niet kan rechtvaardigen wanneer het onderzoek beperkt bleef tot één enkele poging om een bezoek aan huis te brengen – dit volstaat niet om van een gebrek aan medewerking bij de betrokkene te gewagen. Hoe langer hoe minder dient de rechtspraak de beslissing nietig te verklaren wegens gebrek aan (of ongeschikte) motivering. De rechtscolleges verduidelijken dat een gewone verwijzing naar de wettekst leidt tot de nietigheid van de beslissing, wat evengoed het geval is wanneer er geen dergelijke verwijzing bestaat. In 2002 hebben de rechtbanken verduidelijkt dat de betekening van de beslissing van het OCMW bij aangetekend schrijven, niet met een gewone brief moet gebeuren. De rechtspraak is nog altijd de mening toegedaan dat de beroepstermijn voor een op onregelmatige wijze betekende beslissing niet kan beginnen lopen. Bepaalde beslissingen hebben de mogelijkheid moeten onderzoeken om af te wijken van het beginsel dat de terugwerkende kracht verbiedt, zelfs bij toekenning van het bestaansminimum op verzoek. Er is aan herinnerd dat deze mogelijkheid bestaat wanneer bijzondere omstandigheden maken dat de betrokkene belet werd om zijn aanvraag voor een vroegere periode in te dienen.
II
Herhaaldelijk is bevestigd dat het bestaansminimum wordt toegekend voor een onbepaalde duur, zolang de toekenningsvoorwaarden aanwezig zijn (tenzij bij uitzonderlijke reden), aangezien de wet niet toelaat om het bestaansminimum voor een beperkte tijd toe te kennen. Het bestaansminimum moet integendeel worden toegekend zolang de betrokkene aan de voorwaarden daartoe beantwoordt. Toch is verduidelijkt dat een beperking in de tijd een specifieke vorm van periodiek toezicht kan zijn op de toekenning en de situaties die er aanleiding toe geven (verblijf, bestaan en bestaansmiddelen van de bestaansminimum-begunstigden). Wat de rechtsprocedure betreft, hebben de rechtscolleges bevestigd dat elke beslissing van het OCMW in beginsel via beroep kan worden aangevochten voor de arbeidsrechtbank. Wel werd verduidelijkt dat een aanhangigmaking bij de arbeidsgerechten voorbarig en het beroep bijgevolg onontvankelijk is wegens gebrek aan een verkregen en dadelijk belang, wanneer er niet eerst een aanvraag is ingediend bij het OCMW. De rechtspraak heeft andermaal bevestigd dat géén beslissing binnen de wettelijke termijn gelijk is aan een weigeringsbeslissing, waardoor de deur naar een recht van beroep openstaat. De datum van « betekening » is niet de datum van verzending van het aangetekend schrijven, maar de datum waarop de brief aan de bestemmeling wordt aangeboden.
De rechtbanken hebben bevestigd dat de rechterlijke macht bevoegd is om in de plaats te treden van de bestuurlijke overheid en om de wetsbepalingen over de toekenning of de weigering van een opgeëist recht toe te passen – de rechtbank moet niet alleen de administratieve beslissing vernietigen, maar is ook gehouden door een indeplaatsstelling. Een zekere rechtspraak kent nog steeds het bestaansminimum toe op voorwaarde dat een begeleiding (die verschillende vormen kan aannemen) wordt nageleefd, ook al heeft het Hof van Brussel bevestigd dat die begeleiding ongeldig is aangezien ze niet door de partijen wordt gevraagd en de rechter ultra petita recht spreekt. We merken op dat de Franstalige rechtscolleges hoe langer hoe meer een heropening van de debatten bevelen, alsook onderzoeken en verhoren, of eender welke andere onderzoeksmaatregel – de rechter eist duidelijk een actievere rol op bij het beslechten van de geschillen. Wat de terugvordering van het bestaansminimum en de sancties betreft, gaat de rechtbank zoals immer na of de wettelijke voorwaarden vervuld zijn opdat de gevraagde recuperatie zou kunnen worden bevolen. De rechtspraak legt nog altijd een grotere loyauteit op tussen de partijen door een evenredigheidsafweging te maken tussen de fout en de opgelegde sanctie. Tot slot : welk OCMW is bevoegd voor daklozen ? De rechtbanken hebben er meer dan eens aan herinnerd dat geen enkele wettekst precies omschrijft wie dakloos is, zodat dit geval per geval moet worden beslist. Meer en meer maken de rechtscolleges gebruik van artikel 71 van de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976 volgens hetwelk de rechtbank het bevoegde OCMW aanwijst wanneer een dakloze een beroep aanhangig maakt met betrekking tot een bevoegdheidsgeschil tussen verschillende centra.
III
Voor het bestaansminimum kijken de rechtbanken er hoe langer hoe meer nauwlettend op toe dat het OCMW, na ontvangst van een aanvraag waarvoor het territoriaal onbevoegd blijkt te zijn, onverwijld de aanvrager daarvan verwittigt, en de aanvraag binnen de drie dagen aan het bevoegde centrum overmaakt. Een sanctie begint zich scherp af te tekenen wanneer het OCMW deze verplichting niet naleeft : het moet weliswaar geen bestaansminimum betalen, maar wel een schadevergoeding die het eventuele, tijdelijke verlies van de rechten van de begunstigde tijdens de periode waarover geschil moet goedmaken.
Bernadette SMEESTERS et Olivier MORENO Centre de Recherche et Prospective en Droit social de l’Université Libre de Bruxelles
Ivo CARLENS Vakgroep-Publiekrecht Vakgebied Bestuurrecht Université de Gand
IV
SAMENVATTING MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING 2002 DE TOEKENNINGSVOORWAARDEN VOOR DE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING Wat de leeftijdsvoorwaarde betreft, beslecht de rechtspraak van 2002 de geschillen tussen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de bevoegde overheden voor jeugdbijstand duidelijker dan voorheen. Al zijn er institutionele geschillen tussen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de Franse Gemeenschap, toch mogen de centra deze onenigheid niet aangrijpen als voorwendsel om niet tussen te komen, zodra vaststaat dat de waardigheid van de aanvrager een dergelijke tussenkomst vereist. De eventuele tussenkomst van de jeugdzorg sluit de tussenkomst van het OCMW niet uit : de gespecialiseerde bijstand van de jeugdzorg en de algemene steun van het OCMW komen niet met elkaar in concurrentie maar vullen elkaar aan. Gaandeweg wordt de voorrang van de tussenkomst door het OCMW op het optreden van de jeugdzorg dus een vast principe. Wat de nationaliteitsvereiste betreft, is er nog altijd een omvangrijke rechtspraak over de verschillende vreemdelingencategorieën. Aan het Arbitragehof is de volgende prejudiciële vraag vaak gesteld : is artikel 57, § 2 OCMW-Wet verenigbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met verschillende internationale bepalingen ? Wat de vreemdeling betreft die over een borg beschikt, bevestigt de rechtspraak dat het principe zelf van een borg in de regel de toekenning van maatschappelijke dienstverlening verhindert maar dat deze niettemin wel zal verschuldigd zijn wanneer het optreden van de borg om redenen eigen aan de zaak onmogelijk of te onzeker lijkt. In dit opzicht volstaan gewone moeilijkheden echter niet. De toepassing van de Vreemdelingenwet steunt te dikwijls op een initieel beoogde korte duur zodat de garantieplicht met de tijd afzwakt. Wat de kandidaat-vluchteling betreft, bevestigt de rechtspraak de strikte interpretatie van de eerdere oplossingen voor het vraagstuk over de toepassingsvoorwaarden van artikel 57, § 2, zoals omschreven door het arrest van het Arbitragehof van 22 april 1998. De rechtspraak heeft moeten verduidelijken dat de steun verschuldigd blijft gedurende de «procedureperiodes», dat wil zeggen tijdens de periode die de betekening van het bevel om het grondgebied te verlaten scheidt van de datum van instelling van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State of tijdens de periode die de datum van het arrest dat het vernietigingsverzoek verwerpt, scheidt van het ogenblik waarop dit arrest aan de betrokkene wordt betekend. Het is werkelijk opmerkelijk dat er nog zoveel procedures rond dit probleem worden gevoerd terwijl het arrest van het Arbitragehof reeds 4 jaar oud is ! De latere ontwikkeling in de rechtspraak van de rechters ten gronde en van de hogere rechtscolleges en met name het onderzoek naar de verenigbaarheid van artikel 57, § 2 OCMW-Wet met een stijgend aantal bepalingen uit het internationale recht kan een verklaring bieden voor het blijvend bestaan van geschillen op dit vlak. Wat de regularisatiekandidaat op grond van artikel 9, derde lid Vreemdelingenwet (1980) betreft, oordeelt de volledige Nederlandstalige en een nagenoeg eensgezinde Franstalige rechtspraak dat er geen recht ontstaat op maatschappelijke dienstverlening door een dergelijke aanvraag in te dienen in toepassing van artikel 57, § 2 OCMW-Wet. Die oplossing is niet in strijd met de artikelen 3 en 13 van het E.V.R.M.
Wanneer de vreemdeling geen bevel boven het hoofd hangt om het grondgebied te verlaten overweegt in de rechtspraak een afwijkend standpunt. De administratieve praktijk en de rechtspraak van de Raad van State verlenen de aanvraag daadwerkelijk een schorsend effect. Artikel 57, § 2 OCMW-Wet is dus niet van toepassing op een vreemdeling die hier onwettig verblijft en zijn regularisatieverzoek heeft ingediend op een ogenblik dat hem geen bevel om het grondgebied te verlaten boven het hoofd hing. De Arbeidsrechtbank van Brussel wijkt met verschillende beslissingen af van die eensgezinde rechtspraak : de regularisatievraag op grond van artikel 9, derde lid, hangt weliswaar af van de uitvoerende macht, maar is toch een beroep in de zin van artikel 13 van het E.V.R.M., aan de hand waarvan de aanvrager ijvert voor de intrekking van de administratieve akte, met name het bevel om het grondgebied te verlaten. De betrokkene heeft recht op maatschappelijke dienstverlening opdat hij een effectief recht van beroep zou genieten in het kader van het regularisatieverzoek.
V
In het arrest nr. 89/2002 van 5 juni 2002 heeft het Arbitragehof geoordeeld dat artikel 57, § 2 OCMW-Wet, de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 191 G.W., met artikel 11.1 van het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en met de artikelen 3 en 13 E.V.R.M. niet schendt, in zoverre die bepaling het recht op maatschappelijke dienstverlening van de illegaal op het grondgebied verblijvende vreemdeling die een aanvraag tot regularisatie van verblijf heeft ingediend op grond van artikel 9, derde lid Vreemdelingenwet, beperkt tot dringende geneeskundige hulp, zolang zijn verblijf niet geregulariseerd is. Wat de regularisatiekandidaat op grond van de wet van 22 december 1999 betreft, trekt de rechtspraak in 2002 lering uit het arrest nr. 131/2001 van 30 oktober 2001, bevestigd door de arresten nrs. 14, 15, 16 en 17/2002 van 17 januari 2002. Soms volgen rechtscolleges die lijn zonder verdere motivering. De meeste rechtbanken in Vlaanderen volgden de rechtspraak van het Arbitragehof. De meeste Franstalige rechters ten gronde en een deel van de Nederlandstalige rechtspraak brengen evenwel in herinnering dat de arresten van het Arbitragehof, gewezen op prejudiciële vraag, de relevantie van de door de rechter ten gronde omschreven hypothese (ter ondersteuning van zijn vraag) niet mogen nagaan en slechts een beperkte draagwijdte hebben. Ze kunnen niet gelden als precedent wat de interpretatie van de wet betreft. Deze bevoegdheid komt aan de rechter ten gronde toe. Een belangrijke strekking binnen de rechtspraak sluit terug aan bij de vroegere rechtspraak en beslist dat er bijstand verschuldigd is aan de regularisatiekandidaat op eerder uiteengezette gronden. De rechtspraak van 2002 heeft deze argumenten verfijnd en aangevuld : het logisch principe volgens hetwelk «de overheid geen tegenstrijdige beslissingen kan nemen» : het is moeilijk denkbaar dat de Belgische wetgever enerzijds bepaalde vreemdelingencategorieën heeft willen regulariseren met toestemming om zich in België te vestigen en hij anderzijds maatschappelijke dienstverlening zou weigeren tijdens de regularisatieprocedure, wat immers zou neerkomen op een aanmoediging om het land te verlaten, het beginsel van behoorlijk bestuur brengt mee dat de beslissing over het regularisatieverzoek binnen een redelijke termijn valt en dat de partijen, in het bijzonder de aanvrager en de Belgische Staat die vrijwillig tussenkomt, een discussie voeren over de gevolgen die ze aan dit principe verbinden, artikel 14 van de wet van 22 december 2001 biedt een grondslag voor een subjectief recht om materieel niet van het grondgebied te worden verwijderd, zij het dat bepaalde rechtscolleges hun analyse voortaan enigszins nuanceren en weliswaar maatschappelijke dienstverlening toekennen, maar niettemin oordelen dat het verblijf van de regularisatiekandidaat onwettig is, zonder dat dit echter enige verwijdering meebrengt zolang er jegens hem geen weigeringsbeslissing is genomen, het beroep op artikel 3 van het E.V.R.M. als argument voor de toekenning van maatschappelijke dienstverlening aan regularisatiekandidaten lijkt in 2002 te worden genuanceerd. Hoven en rechtbanken zijn eensgezind in het afwijzen van enig dwingend karakter van ministeriële omzendbrieven, inzonderheid de ministeriële omzendbrief van 9 december 1998 die stelt dat de steun pas ten vroegste vanaf het instellen van het beroep opnieuw kan worden toegekend. Deze omzedbrief is onwettig en bindt de rechter niet. Dit geldt ook voor de ministeriële omzendbrief van 24 juni 2002, geschreven op basis van artikel 2, § 5, van de wet van 2 april 1965, op basis waarvan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van Ham-sur-Heure-Nalinnes en van Rebecq herhaaldelijk ambtshalve besloten om de aan verschillende kandidaat-vluchtelingen verleende steun te verminderen, omdat deze ministeriële omzendbrief leidde tot een vermindering van de terugbetaling door de Staat. Alle arbeidsgerechten stellen deze houding aan de kaak : het recht op maatschappelijke dienstverlening vanwege het OCMW, staat los van de voorwaarden, regels en bedragen voor en van de steunterugbetaling door de Staat. Het Hof van Cassatie heeft op 17 juni 2002 een belangrijk arrest gewezen volgens hetwelk uit het geheel van de door het arrest beoogde grondwettelijke en wettelijke bepalingen voortvloeit dat de beperking van het recht op maatschappelijke dienstverlening, zoals bepaald in artikel 57, § 2, eerste lid OCMW-Wet niet van toepassing is op een vreemdeling die materieel niet kan verwijderd worden krachtens artikel 14 van de wet van 22 december 1999. Franstalige rechters ten gronde maken toepassing van deze rechtspraak. De Arbeidshoven van Antwerpen en Gent daarentegen weigeren alsnog de rechtspraak van het Hof toe te passen. De Nederlandstalige Kamer van het Hof van Cassatie zal zich dan ook kortelings hierover dienen uit te spreken. De rechtspraak herinnert eraan dat de discussie over het recht op maatschappelijke dienstverlening in functie van de administratieve situatie van de vreemdeling niet de enige vraag is die moet worden opgelost. De
VI
vreemdeling moet ook in een staat van behoefte verkeren. Indien er daarvan geen sprake is, is de steun niet verschuldigd, ongeacht de administratieve situatie van de vreemdeling. De rechtspraak controleert ook streng de voorwaarde van werkbereidheid. Sommige rechtscolleges bestuderen eerst dit vraagstuk, aangezien de administratieve situatie bij een vastgesteld gebrek aan werkwilligheid niet meer moet worden onderzocht. De rechtspraak van 2002 hecht in het bijzonder belang aan de situatie van kinderen van vreemdelingen die hier onwettig verblijven. Ze is sterk verdeeld over de rechtstreekse werking van het Internationale Verdrag inzake de rechten van het kind, inzonderheid van de artikelen 3.1, 3.2, 6.2 d, 24, 26 en 27, ook al lijkt de strekking volgens dewelke deze een zekere rechtstreekse werking hebben, de overhand te krijgen. Opnieuw komt hierbij een sterke verdeeldheid tot uiting tussen de arbeidsgerechten enerzijds en de Arbeidshoven van Gent en Antwerpen en het Hof van Cassatie anderzijds. Het hoger belang van de kinderen wordt gaandeweg een beoordelingscriterium : kinderen van vreemdelingen die hier onwettig verblijven moeten over de nodige middelen kunnen beschikken om een menswaardig leven te leiden. De Arbeidsrechtbank van Brussel stelt de volgende prejudiciële vraag aan het Arbitragehof : «Schendt artikel 57, § 2, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 191 van de Grondwet, de artikelen 2, 3, 24, 26 en 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 4 van hetzelfde Verdrag, het artikel 11.1 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 1966, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2.1 van dit Verdrag, het artikel 3 van het E.V.R.M., de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre dit het recht op maatschappelijke dienstverlening beperkt tot dringende geneeskundige hulp voor minderjarige vreemdelingen die onwettig op het grondgebied van het Rijk verblijven, en aldus, verschillend behandelt, enerzijds de minderjarige vreemdelingen die onwettig op het grondgebied verblijven, en anderzijds de minderjarige Belgen alsook de minderjarige vreemdelingen die wettig op het grondgebied verblijven, terwijl dit verschil in behandeling ertoe strekte vreemdelingen die onwettig op het grondgebied verblijven aan te moedigen het land vrijwillig te verlaten, wat voor minderjarigen in beginsel onmogelijk is, gelet op hun leeftijd, personen die zich in een verschillende situatie bevinden, gelijk behandelt, met name, enerzijds, meerderjarige vreemdelingen die in beginsel vrijwillig het grondgebied van het Rijk kunnen verlaten, en, anderzijds, minderjarige vreemdelingen die dit in beginsel onmogelijk kunnen doen, gelet op hun leeftijd ?». Het Hof zal deze vraag beantwoorden in het arrest van 22 juli 2003. De rechtspraak blijft verdeeld over de toekenning van maatschappelijke dienstverlening met terugwerkende kracht. De verschillende strekkingen blijven naast elkaar bestaan zonder dat één strekking doorweegt.
-
De aard zelf van de maatschappelijke dienstverlening vereist dat zij gelijktijdig met de behoeften wordt verstrekt, terwijl de termijn die inherent is aan de gerechtelijke procedures niet tot gevolg mag hebben dat de betrokkene die steun gedeeltelijk verliest. De bijstand is dus verschuldigd vanaf de aanvraag, dat wil zeggen vanaf de datum waarop de staat van behoeftigheid bestond.
-
De maatschappelijke dienstverlening kan slechts voor het verleden worden toegekend voor zover een staat van behoeftigheid die destijds ontstaan was, nog steeds bestaat op het ogenblik dat de rechter uitspraak doet en dat hiervoor andermaal het bewijs wordt geleverd.
De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de Belgische Staat werd onderzocht. De door de regularisatiekandidaten tegen de Belgische Staat ingestelde aansprakelijkheidsvorderingen hebben een zekere weerklank gekregen bij de hoven en rechtbanken, voor zover kan worden aangetoond dat deze er ongewoon lang heeft over gedaan om uitspraak te doen over zijn aanvraag, wat een fout uitmaakt. In de behandelde zaken heeft de rechtspraak echter vastgesteld dat dit niet werd bewezen. Wat de geregulariseerde kandidaat betreft, benadrukken de hoven en rechtbanken dat de regularisatiebeslissing geen terugwerkende kracht heeft en dat de maatschappelijke dienstverlening ten vroegste verschuldigd kan zijn vanaf deze beslissing. Omwille van de ingewikkelde aard van de gronden en van de procedure waarvan de beslissing het eindpunt vormt, kan het besluit niet gelijkgesteld worden met een akte van erkenning of met een declaratoire akte.
VII
De rechtspraak is verdeeld over de erkenning van het recht op maatschappelijke dienstverlening : vanaf de datum van het gunstig advies van de Minister van Binnenlandse Zaken dat een verblijfsmachtiging voor onbeperkte duur aankondigt of pas vanaf de regularisatiebeslissing ? De regularisatiebeslissing door de minister volstaat om een recht te openen op maatschappelijke dienstverlening, op voorwaarde dat alle gebruikelijke toekenningsvoorwaarden vervuld zijn. Het recht op maatschappelijke dienstverlening mag niet afhangen van de uitvoering door de administratie van die rechtscheppende beslissing. Bepaalde rechtbanken oordelen dat men rekening moet houden met de belangrijke bestuurlijke en geldelijke onzekerheid van de vreemdeling tijdens de regularisatieperiode, zodat moet erkend worden dat de geregulariseerde vreemdeling toen niet over bestaansmiddelen kon beschikken en evenmin bij machte was dergelijke middelen te verwerven. Eens geregulariseerd is het echter aan hem om alle middelen aan te wenden die nodig zijn om deze voorwaarde te vervullen. Wat de vreemdeling betreft die hier onwettig verblijft, past de rechtspraak artikel 57, § 2 OCMW-Wet strikt toe in verschillende voorgelegde hypotheses. In een arrest van 13 maart 2002 heeft het Arbitragehof geoordeeld dat artikel 57, § 2 OCMW-Wet de artikelen 10 en 11 G.W., in samenhang met artikel 23 G.W., artikel 11.1 van het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 3 E.V.R.M. niet schendt, in zoverre het recht op maatschappelijke dienstverlening wordt beperkt tot de dringende geneeskundige hulp voor de vreemdeling van wie de herhaalde aanvraag om als vluchteling te worden erkend met toepassing van artikel 51/8 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, niet door de bevoegde minister of zijn afgevaardigde in overweging is genomen (de betrokkene heeft het bevel gekregen om het grondgebied te verlaten), zelfs al is het beroep tot nietigverklaring van deze beslissing, ingediend bij de Raad van State, nog niet beslecht. Regelmatig werd beslist dat artikel 57, § 2 OCMW-Wet niet van toepassing is wegens overmacht. De rechtspraak geeft een betrekkelijk ruime definitie van overmacht : medische redenen bij de aanvrager, de politieke toestand in het land van herkomst, de onmogelijkheid van de Belgische overheid om de nationaliteit van de betrokkene vast te stellen en dus om uit te maken naar welk land hij moet worden uitgewezen. Extreme armoede vormt daarentegen geen overmacht. Ook de moeilijkheden bij de repatriëring zijn op zichzelf onvoldoende om als overmacht gekwalificeerd te worden. Wat de dringende medische hulp betreft, beklemtonen de hoven en rechtbanken zowel het dringend karakter als de medische aard van de hulp. Beide moeten worden aangetoond met behulp van bewijskrachtige medische documenten. Veel rechtspraak vindt haar oorsprong in een betwisting van de precieze draagwijdte en van de bewijswaarde van dergelijke attesten. In vele gevallen draait de discussie ook om psychische ziekten, die eveneens overmacht kunnen uitmaken. Het ontbreken van gepaste medische verzorging in het land van herkomst is daarentegen nog geen overmacht. Wat de staatloze betreft, verhindert de gerechtelijke procedure tot erkenning als staatloze niet dat er toepassing wordt gemaakt van artikel 57, § 2 OCMW-Wet. Overeenkomstig een eerdere (meerderheids)rechtspraak vormt de erkenning van de hoedanigheid van staatloze een declaratoire akte en neemt deze een aanvang met terugwerkende kracht vanaf de gebeurtenis die deze hoedanigheid heeft veroorzaakt. Het Arbitragehof heeft in het arrest nr. 89/2002 van 5 juni 2002 geoordeeld dat artikel 57, § 2 OCMW-Wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992 en 15 juli 1996, en gedeeltelijk vernietigd door het arrest nr. 43/98 van het Hof, de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 191 van de Grondwet, met artikel 11.1 van het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en met de artikelen 3 en 13 E.V.R.M. niet schendt, in zoverre die bepaling de bijstand die kan worden verleend aan de vreemdelingen die een bevel hebben gekregen om het grondgebied te verlaten dat definitief is geworden, hetzij wegens ontstentenis van beroep, hetzij door uitputting van de tegen dat bevel openstaande rechtsmiddelen, en die een aanvraag tot erkenning van staatloosheid hebben ingediend, beperkt tot dringende geneeskundige hulp. Ook in het jaar 2002 blijft de voorwaarde die verbonden is aan het respect voor de menselijke waardigheid (voornaamste voorwaarde voor het recht op maatschappelijke dienstverlening) in het centrum staan van een uitgebreide casuïstiek. Niettemin is het aantal beslissingen dat de menselijke waardigheid precies afbakent zeer schaars. Alvast voor de Arbeidsrechtbank van Brussel valt dit begrip niet samen met de filosofische betekenis ervan.
VIII
De Franstalige rechtspraak legt zich meer toe op een omschrijving van het recht op maatschappelijke dienstverlening : een subjectief, persoonlijk recht dat zich niet opdeelt in categorieën, niet in vraag kan worden gesteld wegens de tijdrovende procedure, maar ook niet onveranderlijk is. Zoals de vorige jaren is de Vlaamse rechtspraak terzake bondig en heeft de rechter eerder de neiging meteen tot de concrete toepassing over te gaan. De Rechtbank van Tongeren stelde zelfs dat een beoordeling van artikel 1 van de OCMW-wet in het licht van artikel 23 van het Grondwet weinig zin heeft, aangezien de OCMW-wet zelf de concretisering vormt van het grondwettelijk recht. Overigens benadert de rechtspraak de kern van het begrip menselijke waardigheid via een andere weg. In plaats van de waardigheid te omschrijven, beklemtoont ze het belang van de maatschappelijke dienstverlening, waarvan ze de grenzen afbakent. Aldus strekt de maatschappelijke dienstverlening ertoe tegemoet te komen aan de bestaande basisbehoeften van een steunaanvrager : eten, zich kleden, huisvesten en verzorgen, en een opleiding genieten …opdat de betrokkene «zich zou kunnen onttrekken aan de bijstandsspiraal». De casuïstiek neemt toe naar aanleiding van de aanvragen vanwege jonge meerderjarigen die een autonoom leven wensen te leiden. Sommige rechtbanken weigeren maatschappelijke dienstverlening tenzij er uitzonderlijke of dwingende redenen worden bewezen. Andere kennen wel toe, maar onderling verschillen de vorm en het bedrag van de steun sterk. Los van de veelheid aan invalshoeken van waaruit de menselijke waardigheid wordt bekeken, erkent de rechtspraak eensgezind dat het recht op maatschappelijke dienstverlening subsidiair is : de globale en concrete situatie van de steunaanvragers en met name het gebrek aan bestaansmiddelen wordt nauwkeurig onderzocht. In 2002 blijven de volgende onderwerpen aanleiding tot geschillen : het bedrag van de inkomsten om menswaardig te leven, de in aanmerking te nemen bestaansmiddelen, het vraagstuk van de geneutraliseerde bestaansmiddelen, de weerslag van private liefdadigheid en het «zwartwerk» en de aanrekening van de inkomsten van de samenwonenden. De vraag naar het bewijs van de staat van behoeftigheid blijft belangrijk. De rechtspraak bekijkt aandachtig een grote verscheidenheid aan feitelijke gegevens die wijzen op een dergelijke staat : gegevens met betrekking tot de huisvesting en de persoonlijke moeilijkheden van de steunannvrager, de verschillende aanwijzingen van onzekerheid en schuldenlast, de inspanning om te overleven. A contrario wijzen de passieve houding van de steunaanvrager, het schuldenvrij zijn en alle feiten die verdoken inkomsten laten vermoeden erop dat er geen staat van behoeftigheid bestaat. De rechtspraak besteedt veel energie aan een genuanceerde verdeling van de bewijslast tussen beide partijen. Hoewel het OCMW een zekere plicht heeft om een degelijk sociaal onderzoek te voeren en feiten vast te stellen, rust ook op de schouders van de betrokkene een zekere plicht om mee te werken aan het bewijs van de behoeftigheid. In Vlaanderen is er dit jaar ook meer rechtspraak te noteren over de vraag of de betrokkene al dan niet verantwoordelijk kan gesteld worden voor zijn eigen onvermogen. De werkbereidheidsvereiste zorgt nog steeds voor talrijke geschillen. Ook al spreekt artikel 60, § 3 OCMWWet over een mogelijkheid, een minderheidsstrekking binnen de rechtspraak omschrijft de werkbereidheid als een voorwaarde die «wezenlijk is» of «volstrekt noodzakelijk om maatschappelijke dienstverlening te genieten». In 2002 blijven de arbeidsgerechten het begrip werkbereidheid verfijnen en gaan ze met name de algemene houding na die de steunaanvragers ten aanzien van arbeid aannemen. Het bewijs van de werkbereidheid van de begunstigden is nog steeds oorzaak van vele geschillen, waaraan zich nu ook het vraagstuk van de overeenkomst van sociale integratie toevoegt. In Vlaanderen wordt sterk de nadruk gelegd op de verplichting van de betrokkene om taallessen te volgen. Nochtans is dit niet altijd evident wegens het beperkt aantal mogelijkheden en de lange wachtlijsten.
IX
Wat de overeenkomst van sociale integratie betreft, zijn de geschillen zeldzaam en spreekt de rechtspraak zich geval per geval uit : de inhoud van het contract wordt bestudeerd in functie van de concrete mogelijkheden van een begunstigde. De ernst van de door het OCMW uitgesproken schorsingen van maatschappelijke dienstverlening en van de tekortkomingen van de begunstigde worden tegen elkaar afgewogen. Blijkbaar bieden de openbare centra zelf weinig werk aan, allicht ook omdat er voor hun cliënteel weinig beschikbare arbeidsplaatsen te vinden zijn. De voorwaarde dat eerst andere rechten moeten worden aangesproken (sociale uitkeringen, onderhoudsgeld) schept geen nieuwe problemen. Het principe dat de familiale samenhorigheid voorgaat op de solidariteit van de gemeenschap lijkt verworven. Wat de doorverwijzing van de steunaanvragers naar hun onderhoudsplichtigen betreft, zet de rechtspraak wel bakens uit. Aangezien het bedrag van de maatschappelijke dienstverlening niet wettelijk bepaald is, spitsen de geschillen zich toe op de vraag of de dienstverlening gelijk moet zijn aan het bestaansminimum of de integratievergoeding. Een meerderheidsstrekking binnen de rechtspraak aanvaardt dat het minimumbedrag van de maatschappelijke dienstverlening om menswaardig te kunnen leven gelijk moet zijn aan de voormelde wettelijke inkomsten. Niettemin ligt het bedrag van de toegekende maatschappelijke dienstverlening in bepaalde beslissingen lager. De rechtbanken aanvaarden geenszins de praktijk dat een OCMW het bedrag van de toegekende steun vermindert om redenen die niets met de O.C.M.W.-Wet te maken hebben, zoals bijvoorbeeld een wijziging door de federale Staat van de terugbetalingsregels met betrekking tot de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn aan kandidaat-vluchtelingen verleende steun. Verschillende rechtbanken oordeelden dat dergelijke beperkingen van de maatschappelijke dienstverlening onaanvaardbaar zijn en herstelden de begunstigden derhalve in hun rechten. De rechtspraak bestudeert verder concreet de levensomstandigheden van de steunaanvragers en veroordeelt het OCMW tot betaling van verschillende steunvormen : aanvullende steun bovenop sociale uitkeringen, tijds- en kwestiegebonden steun, steun beperkt in de tijd, steun gelijk aan de gewaarborgde gezinsbijslag of forfaitaire bedragen vastgesteld ten gunste van de kinderen, steun gelijk aan het kraamgeld, voorlopige steun, voedselbonnen,… Wat de invloed van de familiale situatie van de aanvrager betreft, blijft de rechtspraak bij de eerder gemaakte analyse : er is sprake van samenwoning wanneer er twee bestanddelen aanwezig zijn, met name het samenleven onder één dak en het onderhouden van een gemeenschappelijk huishouden. De casuïstiek omtrent deze problematiek houdt de rechtbanken in hoge mate bezig. Ook hier geldt als regel dat het OCMW de bewijslast draagt van samenwoning, maar dat bij bepaalde gewichtige vermoedens het bewijs van het alleenwonen op de schouders van de aanvrager kan gelegd worden. Sommige arbeidsgerechten gaan zover dat zij stellen dat de eiser moet bewijzen dat hij effectief alleen woont. Wat de baremabedragen betreft die het OCMW toepast bij zijn tussenkomst, erkent de rechtspraak hun bruikbaarheid zonder zich echter te laten binden door de praktijken van de centra. In naam van het principe van de individualisering van de maatschappelijke dienstverlening herziet de rechtspraak inderdaad de beslissingen van het OCMW telkens wanneer de menselijke waardigheid in het gedrang komt, met name wanneer een barema geen «veiligheidsklep» bevat voor hypothesen die de standaardmaat duidelijk te buiten gaan. Het OCMW kan zich ook niet achter de steunnormen verschuilen indien deze hoger liggen dan het barema van het bestaansminimum. De uiteindelijk norm is immers de menselijke waardigheid. Indien de financiële steunnorm echter merkelijk boven het bestaansminimum ligt, zijn de arbeidsgerechten eerder restrictief om nog behoeftigheid te aanvaarden. Inzake de toekenning van dienstverlening aan minderjarigen wijst de rechtbank in de regel de analogie af met de uitkeringen die verschuldigd zijn in de gewaarborgde gezinsbijslag. STEUNVERLENING DOOR DIENSTVERLENING
X
De steunverlening door dienstverlening bestrijkt verschillende domeinen : begeleiding, gezondheidszorg, huisvesting, schuldenlast, studies en de beroepsinschakeling, voorschotten op onderhoudsgeld en sociale uitkeringen. De casuïstiek van 2002 rond de variatie van maatschappelijke dienstverlening leverde behoorlijk wat vonnissen en arresten op. Deze rechterlijke beslissingen bieden ons een steeds bredere visie op een menswaardig leven zonder dat dit ooit alomvattend kan beschreven worden. In Vlaanderen waren er opvallend veel betwistingen over medische kosten. Vele centra lossen dit op door forfaitaire maandelijkse bedragen toe te kennen als tegemoetkoming in de medische kosten, maar deze uitkeringen kunnen nog altijd getoetst worden aan de menselijke waardigheid. Hier is de rechtspraak relatief mild. Inzake tegemoetkomingen voor kledij daarentegen is de rechtspraak streng. Tevens waren er dit jaar in Vlaanderen opvallend veel betwistingen over wachtlijsten inzake sociale woningen en het beleid van de openbare centra inzake prioritaire opnames. Ook de problematiek van tussenkomst bij opname in bejaardentehuizen tekent voor heel wat gerechtelijke betwistingen. Het is duidelijk dat de vraag naar betaalbare woongelegenheden het aanbod ver overtreft. Hetzelfde geldt voor de poetshulp. Inzake de schuldbegeleiding en het budgetbeheer zijn er weinig gerechtelijke uitspraken. Dit kan zowel betekenen dat de nieuwe wettelijke regeling inzake collectieve schuldenregeling voldoet of dat het OCMW zich nu meer dan vroeger van die begeleidingstaak ontheven acht. In de praktijk blijkt het voor de betrokkene soms verwarrend en ziet hij niet in dat het gaat om twee verschillende instanties met duidelijk gescheiden bevoegdheden. De nieuwe wettelijke regeling ontslaat ook de openbare centra niet van hun plicht om de betrokkene waar nodig te begeleiden. DE ADMINISTRATIEVE PROCEDURE De rechtspraak herinnert eraan dat de afgifte van een ontvangstbewijs een wezenlijke vereiste is die niet steeds wordt nageleefd, net zoals het OCMW trouwens verplicht is elke aanvraag in aanmerking te nemen en binnen de wettelijke termijn een beslissing moet nemen. De wet van 30 november 1998 en artikel 1344ter van het Gerechtelijk Wetboek waren het voorwerp van een reeks beslissingen. Het beroep tegen een ambtshalve door het OCMW genomen beslissing is ontvankelijk. Het centrum was overeenkomstig de bepalingen van artikel 1344ter van het Gerechtelijk Wetboek door de griffie van het vredegerecht ervan op de hoogte gebracht dat een vordering tot uithuiszetting was ingesteld tegen een persoon. Het heeft vervolgens het initiatief genomen om de betrokkene op te roepen om een beslissing van toekenning of weigering van bijstand te kunnen nemen, niettegenstaande de betrokkene het OCMW oorspronkelijk geenszins zelf gevat had met een verzoek. De rechtspraak bevestigt de actieve rol van het OCMW in de omschrijving van de eis. Krachtens artikel 60 OCMW-Wet moet het OCMW de vraag een juridische omschrijving geven. Het mag zich niet beperken tot het onderzoeken van een aanvraag tot toekenning van het bestaansminimum, zonder de toekenning van een bijkomende maatschappelijke dienstverlening te overwegen indien het onderzoek van de situatie redelijkerwijs hiertoe moet leiden. Tegelijkertijd moet het OCMW krachtens zijn plicht tot raadgeving, informatieverstrekking en het inwinnen van inlichtingen de aanvrager helpen bij het opstellen van zijn aanvraag, opdat de eventueel toegekende steun op maat zou zijn van de situatie van behoeftigheid van de betrokkene. Het sociaal onderzoek is weliswaar niet verplicht bij maatschappelijke dienstverlening, maar toch van wezenlijk belang wanneer het OCMW uitspraak moet doen over steun, gelijkwaardig aan het bestaansminimum. Er bestaat maar weinig rechtspraak over de bewijskracht van het sociaal onderzoek. Een deel van de rechtspraak houdt vol dat het beroep gegrond is wanneer wordt vastgesteld dat het OCMW naliet over te gaan tot een sociaal onderzoek. Een ander deel beveelt de heropening van de debatten opdat het OCMW dit sociaal onderzoek zou kunnen verrichten.
XI
Overeenkomstig een vaste rechtspraak is de beslissing nietig wanneer de betrokkene voordien niet de gelegenheid kreeg om gehoord te worden. Overeenkomstig de geldende beginselen is de aanvrager verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek van zijn aanvraag. Deze plicht lokt heel wat rechtspraak uit. In principe moet de aanvrager bewijzen dat alle toekenningsvoorwaarden vervuld zijn. Indien er geen medewerking is, geeft de aanvrager het OCMW niet de mogelijkheid om na te gaan of aan de toekenningsvoorwaarden voldaan is, zodat de steun moet worden geweigerd. Deze regel wordt niet in vraag gesteld maar wel genuanceerd door een aantal beslissingen. Het Arbeidshof van Brussel heeft geoordeeld dat het OCMW er zich niet toe mag beperken het gebrek aan medewerking jegens de aanvrager die de nodige informatie niet heeft verschaft, op te werpen, wanneer het centrum bij machte was om zelf zonder noemenswaardig probleem deze informatie te verkrijgen. In dezelfde zin mag het OCMW geen steun weigeren wegens gebrek aan medewerking, wanneer het zelf in gebreke blijft en niet kan aantonen dat het de aanvrager een aanmaning heeft gestuurd met het verzoek de nodige inlichtingen te verschaffen of wanneer het niet is overgegaan tot een sociaal onderzoek. Het bewijs van de staat van behoeftigheid kan voor het Arbeidshof van Luik geen negatief bewijs zijn, maar bestaat erin ernstig mee te werken aan het onderzoek van de aanvraag door gegevens mede te delen over de familiale en geldelijke situatie en door alle aanwijzingen over te maken waaruit de waarachtigheid van de behoeftigheid blijkt. Vertraging in, of moeilijkheden bij, het beantwoorden van vragen om inlichtingen kunnen op zich geen weigering van maatschappelijke dienstverlening rechtvaardigen. De rechtspraak herinnert eraan dat de motivering bestaat uit de nauwkeurige aanduiding van de feitelijke gegevens eigen aan de situatie, alsook van de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn. De motiveringsplicht wordt vaak geschonden, waardoor de betrokkene wel verplicht wordt om in beroep te gaan teneinde de reële motieven van de beslissing te kennen. Bepaalde rechtscolleges lijken nog strenger toe te kijken op de motiveringsplicht wanneer de raad voor maatschappelijk welzijn van het OCMW een andere beslissing neemt dan de maatschappelijk assistent voorstelt in de conclusies van zijn sociaal verslag. De bewijslast van de betekening en de regelmatigheid ervan wegens de vermelding van de door de wet opgelegde gegevens ligt bij het OCMW. Bij gebrek aan of bij onregelmatige betekening vangt de beroepstermijn niet aan. In een arrest van 20 februari 2002 heeft het Arbitragehof geoordeeld dat artikel 3, 4°, van de Wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten, in zoverre dit de betekening van alle beslissingen of alle administratieve akten met individuele draagwijdte van provinciale overheden beoogt, met inbegrip van de bestendige deputaties in de uitoefening van de voogdij zoals bedoeld in artikel 53, § 3, van de organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de regels schendt die de respectievelijke bevoegdheden vaststellen van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten. Daarentegen schendt dit artikel, zo gelezen dat het niet van toepassing is op de administratieve beslissingen of akten van de provinciale en administratieve overheden met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, geenszins de regels die de respectievelijke bevoegdheden vaststellen van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten. Wat het aanvangspunt voor de steun betreft, beslist de gevestigde rechtspraak dat hij verschuldigd is vanaf de aanvraag. Wanneer de steun vanaf die datum wordt toegekend, is er geen sprake van achterstal. Niettemin kunnen bijzondere omstandigheden het rechtvaardigen dat van dit beginsel wordt afgeweken en kan de steun worden toegekend voor een periode die de aanvraag voorafgaat, of integendeel, vanaf een datum na de aanvraag. Volgens een toenemende rechtspraak verzet de aard van de maatschappelijke dienstverlening zich tegen toekenning met terugwerkende kracht, dat wil zeggen voor een periode die de aanvraag voorafgaat, behalve wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Wat de herziening van beslissingen betreft, herinnert de rechtspraak eraan dat het OCMW het bedrag van de maatschappelijke dienstverlening niet kan stopzetten of verminderen behoudens een individuele en gemotiveerde beslissing. Wanneer het OCMW steun opheft zonder voorafgaande individuele en gemotiveerde beslissing, begaat het een feitelijkheid en bezondigt het zich aan machtsmisbruik, wat per definitie fout is. Om een eerdere toekenningsbeslissing te herzien, moet het OCMW feitelijke omstandigheden aantonen waardoor het gerechtigd is de steun te verminderen of op te heffen. De bewijslast voor die veranderingen ligt bij het centrum.
XII
DE GERECHTELIJKE PROCEDURE Het Handvest van de sociaal verzekerde geldt niet voor de maatschappelijke dienstverlening. De Arbeidsrechtbank van Namen heeft niettemin besloten dat het toch van toepassing is, in het bijzonder wanneer het gaat over de toekenning van steun, gelijkwaardig aan het bestaansminimum, aan een persoon van vreemde nationaliteit die omwille van zijn nationaliteit geen aanspraak kan maken op het bestaansminimum. Overeenkomstig een vaststaande rechtspraak opent een nieuwe beslissing van het OCMW een nieuw recht op beroep, aangezien die wordt genomen na een nieuw onderzoek in rechte en in feite van de situatie van de aanvrager. De hoven en rechtbanken passen een uitermate strikte omschrijving toe van het begrip bevestigende beslissing. Zodra het OCMW overgaat tot een nieuw onderzoek in rechte en in feite van de situatie van de aanvrager, neemt het geen beslissing ter bevestiging van een eerdere beslissing die op dezelfde manier uitspraak zou hebben gedaan over een identieke vraag. De rechtspraak is weinig formeel, behalve inzake de hoedanigheid, waarin ze restrictief blijft. De betrokkene zelf moet beroep indienen, zonder dat anderen dit voor hem en in zijn naam kunnen instellen, tenzij zij voldoende gemandateerd zijn of optreden als voorlopige bewindvoerder. Wat de omvang van de aanhangigheid bij de rechter betreft, houdt een haast eensgezinde rechtspraak rekening met nieuwe feiten die zich hebben voorgedaan tot op de dag waarop de rechter uitspraak doet. Desgevallend zal een heropening van de debatten noodzakelijk zijn opdat de partijen tegensprekelijk standpunt kunnen innemen over die nieuwe gegevens. In tegengestelde zin heeft een alleenstaande vonnis geoordeeld dat het aan de rechter toekomt om recht te spreken in functie van de feitelijke situatie zoals die bestond op het ogenblik van de beslissing van het OCMW en dat elk nieuw gegeven eerst aan dit centrum moet worden voorgelegd. Wat de omvang van het rechterlijk toezicht betreft, moet de rechter die gevraagd werd recht te spreken over een verzoek tot veroordeling van het OCMW tot betaling van maatschappelijke dienstverlening, ambtshalve nagaan of de betrokkene niet veeleer recht heeft op het bestaansminimum. Er moet een heropening van de debatten worden bevolen opdat de partijen het geschil vanuit die nieuwe invalshoek zouden kunnen bekijken. De arbeidsgerechten treden actief op bij het onderzoek van de geschillen en bevelen verschillende onderzoeksmaatregelen : een sociaal onderzoek uitvoeren, documenten laten overhandigen door derden (Minister van Binnenlandse Zaken, Directoraat-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken, C.G.V.S.), een deskundigenonderzoek, getuigenverhoor (de directeur van het onthaalcentrum aangewezen als verplichte inschrijvingsplaats voor de asielzoeker). Bepaalde beslissingen kennen voorlopige steun toe in afwachting van de bevolen onderzoeksmaatregelen op grond van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek. Soms is de eiser verplicht om zijn eis in de loop van het geding uit te breiden in functie van de evoluerende feiten. Hoven en rechtbanken reageren hier verschillend op. Een duidelijke en eenduidige gedragslijn kan uit deze rechtspraak niet worden afgeleid. Een belangrijke strekking in de rechtspraak oordeelt dat het OCMW op grond van het beginsel van behoorlijk bestuur, niet bij machte is om een nieuwe reden van weigering voor de eerste keer aan te voeren voor de rechtbank, terwijl die reden nooit ter sprake is gebracht in zijn beslissing. Talrijke gerechten oordelen dat de eiser die verstek geeft op de zitting, te kennen geeft dat hij geen belang meer heeft bij de zaak, zodat ze de eis ongegrond verklaren zonder enig verder onderzoek. De Arbeidsrechtbank van Charleroi heeft scherpe kritiek geuit ten aanzien van het OCMW dat herhaaldelijk verstek gaf : deze schaamteloze houding zou onverenigbaar zijn met de openbare opdracht van een OCMW. De arbeidsgerechten spannen zich in om vonnissen en arresten te vellen die doeltreffend tegemoet komen aan de behoeften van de concrete zaak en geven op dit vlak vaak blijk van originaliteit. De rechtspraak brengt uiteenlopende oplossingen aan voor het volgende vraagstuk : waar eindigt het beschikkingsbeginsel in het licht van de wet die van openbare orde is ? Kan de rechter uitspraak doen over een vorm van steun die niet door de aanvrager gevraagd werd ? DE TERUGVORDERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING
XIII
Zowel de terugvordering van de als voorschot toegekende steun als van de onverschuldigde betalingen is kies, niet omdat dit nieuwe rechtsvragen doet rijzen, maar omdat de moeilijkheden die het OCMW daarbij ondervindt duidelijk voor het voetlicht worden gebracht. Het lijkt erop dat veel mensen het gehanteerde systeem onrechtvaardig vinden. De arbeidsgerechten passen nochtans de wettelijke bepalingen strikt toe. DE SANCTIES Wat de sancties tegen de rechthebbende betreft, verwerpt de rechtspraak de toepassing, bij analoge uitbreiding, van de sancties die gelden volgens de Bestaansminimumwet (in naam van het algemene beginsel volgens hetwelk strafrechtelijke normen strikt moeten worden uitgelegd). De arbeidsgerechten gaan nauwkeurig na of de toekenningsvoorwaarden voor de maatschappelijke dienstverlening vervuld zijn of de begunstigde meewerkt zoals het hoort en elk nieuw gegeven aangeeft. Ze besluiten eventueel tot een opschorting of een intrekking van het recht op maatschappelijke dienstverlening. In de loop van het jaar 2002 noteren we slechts één Franstalig vonnis dat het OCMW een sanctie heeft opgelegd wegens een fout die moet worden hersteld op basis van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. Dergelijke veroordelingen komen ook voor in Vlaanderen, maar ze blijven (gelukkig) uitermate schaars. TERRITORIALE BEVOEGDHEID In geval van verhuizing van één gemeente naar een andere sluit de rechtspraak aan bij de reeds bestaande meerderheidsstrekking : het OCMW van de gemeente die de betrokkene verlaten heeft, is niet langer bevoegd om een huurwaarborg toe te kennen wanneer hij zich al op het grondgebied van een andere gemeente heeft gevestigd. Het begrip dakloze wordt nog steeds op verschillende manieren ingevuld, waarbij de definitie uit de voorbereidende werkzaamheden bij de wet van 12 januari 1993 een leidraad blijft. De programmawet (I) van 24 december 2002 heeft artikel 57bis opgeheven. Wat de aanwijzing van de verplichte plaats van inschrijving (code 207) betreft, aarzelt de rechtspraak over het ogenblik waarop die niet langer de territoriale bevoegdheid van het OCMW bepaalt : tot er een eindbeslissing wordt genomen met betrekking tot de aanvraag om als vluchteling te worden erkend, of tot het bevel om het grondgebied te verlaten wordt uitgevoerd, blijft de aanwijzing van de verplichte plaats van inschrijving (code 207) gelden. Op zich tonen de administratieve maatregelen tot toekenning of intrekking van de code 207 niet aan dat de betrokkene over het statuut van steunaanvrager beschikt : al dan niet kandidaat-vluchteling zijn is het gevolg van procedures opgestart voor de bevoegde instellingen ; daarentegen is geoordeeld dat de code 207 van toepassing blijft zolang die niet uit het register wordt geschrapt. Overeenkomstig de gevestigde rechtspraak vormt artikel 54, § 1, van de wet van 15 december 1980 geen inbreuk op het recht van vrije vestiging. De rechtspraak brengt in herinnering dat de steun overeenkomstig artikel 57ter niet verschuldigd is buiten het aangewezen centrum. Indien er geen bevoegde plaats is aangewezen, blijft het OCMW van het daadwerkelijk verblijf bevoegd. Wanneer de asielprocedure voorgoed is afgerond, wordt het OCMW dat al bijstand verleende andermaal bevoegd. Inzake de achterstand in de betaling van de facturen van waterverbruik, werd de eerder beschreven oplossing bevestigd : het OCMW van de gemeente van de verblijfplaats is bevoegd om de betaling van deze facturen van waterverbruik in de vroegere woonst op het grondgebied van een andere gemeente op zich te nemen. Wanneer het OCMW dat zichzelf onbevoegd acht de aanvraag niet overmaakt aan het bevoegde O.C.M.W. is dit eerste centrum, overeenkomstig de vroegere rechtspraak, burgerrechtelijk aansprakelijk op basis van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. Het wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, gelijk aan de gemiste maatschappelijke dienstverlening.
XIV
Martine van RUYMBEKE Philippe VERSAILLES
Daniel CUYPERS
Centre Droits fondamentaux & Lien social FUNDP
Vakgroep Rechten Universiteit Antwerpen
XV
EERSTE DEEL : HET BESTAANSMINIMUM 1. DE TOEKENNINGSVOORWAARDEN Wie aan de toekenningsvoorwaarden voldoet, heeft recht op het bestaansminimum; in geval een persoon gerechtigd is op het bestaansminimum, blijft dit recht bestaan ook indien de betrokkene niet onmiddellijk reageert bij het uitblijven van de betaling. Geen enkele wettelijke bepaling gebiedt de rechtzoekende iedere maand zijn bestaansminimum uitdrukkelijk op te vorderen; op het OCMW rust een betaalplicht, zonder dat de aanvrager elke maand om de betaling ervan moet verzoeken.1
1.1. Verblijfplaats Krachtens artikel 7 van de Bestaansminimumwet en artikel 2 van de Onderstandswet2 geldt de werkelijke verblijfplaats van de aanvrager voor het bepalen van het steunverlenend centrum, indien de werkelijke verblijfplaats niet in België gelegen is, kan het bestaansminimum niet worden bekomen.3 In een belangwekkend arrest heeft het Arbeidshof van Bergen de algemeen door het gerecht aanvaarde stelregel over de verblijfsvoorwaarde samengevat4 : « Volgens artikel 1 van de wet van 7 augustus 1974 heeft elke Belg die burgerlijk meerderjarig is en zijn werkelijke verblijfplaats in België heeft, recht op het bestaansminimum. Artikel 26 van het koninklijk besluit van 16 oktober 1991, omschrijft wat men moet begrijpen als daadwerkelijk verblijf : « wordt geacht zijn werkelijke verblijfplaats in België in de zin van de wet te hebben, de persoon die gewoonlijk en bestendig op het grondgebied van het Rijk verblijft ». Het koninklijk besluit van 8 september 1997 heeft deze omschrijving behouden, maar brengt een verduidelijking aan : « …ook al beschikt hij niet over een woonst of is hij niet ingeschreven in de bevolkingsregisters zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten … ». Volgens de in de « considerans » bij dit besluit gegeven uitleg « strekt het besluit ertoe om via die verduidelijking komaf te maken met de door sommige openbare centra voor maatschappelijk welzijn gegeven interpretatie volgens dewelke een vast verblijf een toekenningsvoorwaarde is voor het bestaansminimum » (B.S. 1 november 1997, p. 29108). Het koninklijk besluit van 16 oktober 1991 daarentegen verschafte geen enkele uitleg over zijn doel (B.S. 14 november 1991) maar verving artikel 26 van het Algemeen Reglement, zoals opgesteld door het koninklijk besluit van 27 maart 1987, dat destijds aan de aanvrager de volgende verblijfsverplichting oplegde : in België verbleven hebben, hetzij gewoonlijk en doorlopend gedurende minstens de vijf laatste jaren voor de aanvraag, hetzij gedurende 10 jaren over het geheel van zijn leven. In de huidige versie omschrijft de tekst het werkelijk verblijf als een gewoonlijk en doorlopend verblijf op Belgisch grondgebied, zonder dat de betrokkene er voortdurend moet verblijven. Het gaat dus om een feitelijke situatie die moet worden beoordeeld in functie van de gewone betekenis van de woorden « verblijven » (gedurende zekere tijd op een bepaalde plaats wonen, er blijven) ; « gewoonlijk » (bijna altijd) en « doorlopend » (het blijft zo). Aangezien het om een aangelegenheid van openbare orde gaat, moeten de rechtbanken ambtshalve de vraag naar het daadwerkelijk verblijf in België stellen op het ogenblik dat de aanvraag bij het OCMW wordt ingediend ».
1.1.1. Het beginsel : het gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf 1 2
3 4
Arbrb. Kortrijk 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Harelbeke, AR 61808. Artikel 7 van de BM-wet van 7 augustus 1974 verwijst naar de wetgeving betreffende de onderstandwoonst; bedoeld wordt artikel 2 van de wet van 2 april 1965 die de verblijfsvoorwaarden voor maatschappelijke dienstverlening regelt. Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 oktober 2002, X / OCMW Mechelen, AR 980982. C.T. Mons, 6e ch., 23 avril 2002, CPAS Charleroi / X, RG 17.467.
1
Het Arbeidshof van Luik herinnert aan de drie voorwaarden om van een gewoonlijk verblijf te kunnen spreken : de wil om zich op een bepaalde plaats te vestigen, een daadwerkelijke aanwezigheid op de bepaalde plaats, en een bestendige aanwezigheid of minstens een aanwezigheid voor een zekere duur op deze plaats. Dit begrip « gewoonlijke verblijfplaats » is dus het tegengestelde van een voorlopig verblijf dat in de regel verband houdt met bijzondere omstandigheden : de woonst is tijdelijk onbeschikbaar om uiteenlopende redenen, verblijf bij de familie om verzorgd te worden, enz…5 De behoeftige is alleen maar verplicht om gewoonlijk op het grondgebied te verblijven van de gemeente waaraan hij bijstand vraagt. Wanneer de steunzoeker niet thuis geeft bij bezoeken door de maatschappelijk werker of werkster, mag hieruit niet zonder meer, a fortiori, worden afgeleid of bewezen geacht dat de betrokkene niet op de aangegeven plaats verblijft6. Men mag van de steunaanvrager niet eisen dat hij, om zijn werkelijk verblijf aan te tonen, voortdurend aanwezig is op zijn thuisadres : hij is vrij om te gaan en te staan waar hij wil, en mag een belangrijk, indien al niet wezenlijk deel van zijn dagen of nachten elders doorbrengen7. Met toepassing van artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek is het aan de steunzoeker om zijn daadwerkelijk verblijf te bewijzen8. Dit bewijs kan worden gegeven via de inschrijving in het bevolkingsregister, de vermelding van de woonplaats op de identiteitskaart, het sluiten van een huurovereenkomst, de rekeninguittreksels waaruit de betaling van het huurgeld blijkt, en getuigschriften van buren die de regelmatige aanwezigheid van de betrokkene bevestigen9. In geval van twijfel over de werkelijkheid van het verblijf mag de rechtbank het OCMW of de aanvrager echter machtigen om dit aan te tonen via eender welk rechtsmiddel (met name ook getuigenverklaringen)10. De liefdesband tussen de eiseres en haar gezel die in een andere gemeente woont, heeft tot gevolg dat er slechts sprake is van een gelegenheidsverblijf. Het liefdesleven van de betrokkene gaat het OCMW noch de rechtbank aan, het recht op een privé-leven moet worden gevrijwaard11. In geval een aanvrager door het OCMW nooit op het door hem aangegeven adres kan worden aangetroffen, dan zijn een huurovereenkomst en één kwitantie van betaling van de huur onvoldoende als bewijs van effectieve bewoning12; evenwel is het feit dat een aanvrager bij onaangekondigde bezoeken nooit thuis wordt aangetroffen, niet doorslaggevend om te besluiten tot bedrog of tot onmogelijkheid van onderzoek13. Het Arbeidshof van Luik herinnert eraan dat de steunzoekers niet in hun verblijf kunnen worden « opgesloten », dat er berichten van bezoek moeten worden achtergelaten die het de betrokkene bovendien mogelijk maken om te reageren, ofwel door zich naar het onthaal te begeven, ofwel door zich, indien nodig, te rechtvaardigen voor de afwezigheid. Het geringe water-, gas- of elektriciteitsverbruik mag niet werktuiglijk worden opgevat als een bewijs voor afwezigheid, maar kan er volgens de rechter ook op wijzen dat de betrokkene over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt om meer te verbruiken …14 Hetzelfde Arbeidshof van Luik beslist in tegenovergestelde zin in de volgende omstandigheden : het bedrag op de waterrekening is belachelijk laag, zodat moet worden verondersteld dat de eiseres geen eten bereidt in de zogenaamde woonst, er zich niet wast en er evenmin de was doet. Het waterverbruik laat amper toe het goed netjes te houden15.
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
C.T. Liège, 8e ch., 27 novembre 2002, CPAS Hannut / X, RG 29.040/00. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Erquelinnes / X, RG 17.291. T.T. Charleroi (section Charleroi), ch. vac., 13 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.782/R ; T.T. Dinant, 7e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Philippeville, RG 63.021. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 0764/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.942/02. T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R. T.T. Liège, 10e ch., 20 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 304.157. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 maart 2002, X / OCMW Bredene, AR 106.652. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 maart 2002, X / OCMW Oostende, AR 106.308. C.T. Liège, 8e ch., 26 juin 2002, CPAS Verviers / X, RG 30.805/02 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 2088/2001 et 0063/2002. C.T. Liège, 2e ch., 17 septembre 2002, X / CPAS Juprelle, RG 30.490/01.
2
Wanneer het sociaal onderzoek aantoont dat de koelkast in de flat van de eiseres leeg staat en niet aangesloten is, het bed niet met lakens gedekt is en de huurbewijzen en de bewijzen voor elektriciteitsgebruik in de woonplaats van haar gezel liggen, is bewezen dat er geen sprake kan zijn van een daadwerkelijk verblijf16. Wie bijna nooit op zijn aangegeven adres is, eenmaal per week zijn post komt ophalen, zijn meubelen uit de woning gehaald heeft, heeft zijn werkelijke verblijfplaats niet in die woning en verblijft er evenmin daadwerkelijk.17 Gelijkaardig is de schorsingsbeslissing waarbij wordt gesteld dat er voldoende feitelijke elementen voorhanden zijn die erop wijzen dat de aanvraagster niet effectief verblijft op het adres waarop zij in de bevolkingsregisters is18. Het is niet omdat de eiser huur betaalt dat meteen wordt aangetoond dat hij daar werkelijk woont, zeker niet wanneer de woonst nogal kaal oogt, er geen sporen van het dagelijks leven worden aangetroffen (voedsel, persoonlijke zaken), en de eigenaar van de flat « kamers verhuurt als postbus »19. De inschrijving in het bevolkingsregister is een officieel bewijs dat kan worden weerlegd door duidelijke, ernstige en overeenstemmende vermoedens. Aldus is het feit dat de eiser op een ander telefoonnummer dan op het nummer van zijn opgegeven woonplaats kan worden bereikt, een aanwijzing dat de plaats geen werkelijke verblijfplaats is. Hetzelfde geldt wanneer de naam voorkomt op de bel noch op de brievenbus20. Er is geen daadwerkelijk verblijf wanneer er geen koelkast, gasstel, fornuis of beddelakens aanwezig zijn21. In dezelfde zin kan er in geen geval sprake zijn van een woonst als werkelijke verblijfplaats wanneer er geen keuken, badkamer, toilet of meubels zijn22.
1.1.2. De bijzondere gevallen (voorbeelden) Het feit dat iemand wel verblijft op een bepaalde plaats maar er zich om welbepaalde redenen niet wil laten inschrijven is geen beletsel voor het toekennen van het bestaansminimum23.
1.1.2.1. De daklozen Wanneer het om daklozen gaat, die per definitie geen « gewoonlijke verblijfplaats » hebben, moet rekening worden gehouden met de wil van de wetgever om gebruik te maken van het aanknopingspunt met de gemeente waar de betrokkene naar eigen uitgedrukte wil wenst te verblijven. Eén en ander moet zo soepel mogelijk worden opgevat24. Een persoon die na zijn uithuiszetting kortstondig een toevluchtsoord gevonden heeft bij een zuster, zonder dat hij zich duurzaam bij haar kan vestigen (zij is sowieso al krap behuisd en moet voorzien in het onderhoud van een kind), mag gelijkgesteld worden met een dakloze, in de betekenis van de wet van 12 januari 1993 die een noodprogramma voor een meer solidaire samenleving bevat. De situatie van de betrokkene valt onder die definitie, aangezien hij niet over een bewoonbaar verblijf beschikt, niet met eigen middelen over zo’n verblijf kan beschikken, en zijn verblijf bij zijn zuster van voorbijgaande aard is, in afwachting van het ogenblik waarop hij andermaal over een eigen woning zal kunnen beschikken25. De verzoeker die uit zijn woning is gezet en tijdelijk huisvesting heeft gevonden in een kamer die toebehoort aan klooster, mag een installatiepremie vragen op het ogenblik dat hij een werkelijke huurovereenkomst ondertekent voor een sociale woning. De toestand waarin de verzoeker zich bevindt, stemt wel degelijk overeen 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Clavier, RG 55.612. Arbrb. Oudenaarde, 3e K., 2 juni 2002, X / OCMW Kluisbergen, AR 21.543/III. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 16 december 2002, X / OCMW Dendermonde, AR 47.982. T.T. Liège, 9e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 315.911 et 317.945. T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Verviers, RG 0125/2002 et 0126/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Herstal, RG 318.609. T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Verviers, RG 0287/2002 ; T.T. Liège, 10e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 318.699 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 113.130. T.T. Namur, 7e ch., 23 août 2002, X / CPAS Mettet, RG 115.148. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.053. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 22 juillet 2002, CPAS Sambreville / X, RG 7.126/2002. T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113.091 et 113.556.
3
met het begrip dakloze, aangezien hij geen bewoonbaar verblijf meer had, hij niet over een een dergelijke woonst kon beschikken via zijn eigen bestaansmiddelen, en voorlopig in een collectief verblijf heeft gewoond waarin hij slechts een kamer huurde, in afwachting van het ogenblik waarop hij opnieuw autonoom over een woonst kan beschikken, met name een sociale woning 26. De aanvraagster die een opvanggezin heeft verlaten om zich in een privé-woonst te vestigen met zijn dochter, beschikt over de hoedanigheid van dakloze, aangezien het artikel 2 § 4 bepaalt dat elke persoon die de hoedanigheid van dakloze verliest door een woonst te betrekken die voor hem dienst doet als hoofdverblijf, recht heeft op een verhoging van het bestaansminimum (installatiepremie) 27. De aanvrager die uit een kraakpand werd gezet ingevolge een onbewoonbaarverklaring door de burgemeester, beantwoordt wel degelijk aan de definitie van dakloze28.
1.1.2.2. Gelegenheidsverblijf of de bedoeling om er te verblijven Een huurovereenkomst sluiten voor een gemeubelde kamer waarvan de "Faculté Universitaire des Sciences Agronomiques de Gembloux" eigenaar is, toont aan dat de aanvrager nooit de bedoeling had om zijn daadwerkelijk verblijf in zijn « kot » te vestigen. Het gelegenheidsverblijf in dit kot wordt inderdaad aangetoond door, enerzijds, de duur van de huurovereenkomst die overeenstemt met de duur van het academiejaar, en, anderzijds, de regelmatige terugkeer naar de ouders tijdens de weekends en de vakantieperiodes29.
1.2. De leeftijd 1.2.1. Het beginsel : de meerderjarigheid Artikel 5 van de Bestaansminimumwet vermeldt een leeftijdsvereiste als toekenning-voorwaarde voor het bekomen van het bestaansminimum. Zonder zich hierbij over de vraag omtrent het recht op bestaansminimum uit te spreken, verwees de Arbeidsrechtbank te Mechelen in een zaak waarbij de eiser bij het instellen van de rechtsvordering minderjarig was, naar het Gerechtelijk Wetboek; overeenkomstig artikel 17 van dit wetboek kan een vordering niet worden toegelaten indien de eiser niet de hoedanigheid heeft om ze in te dienen, met name minderjarig is en geen procesbevoegdheid heeft. De Tongerse Arbeidsrechtbank30 besliste dat een minderjarige wel degelijk een persoonlijk recht op maatschappelijke dienstverlening bezit en steunde zich hierbij op het sociaal procesrecht en op een arrest van de Raad van State. Elk gezinsleven vereist wederzijdse inspanningen en toegevingen : de plicht om dergelijke inspanningen te leveren is niet werktuiglijk synoniem voor een grondige onenigheid die noodzakelijkerwijs moet leiden tot een breuk waardoor de gemeenschap moet worden aangesproken voor een tenlasteneming. Indien een meederjarig geworden persoon autonoom wil leven, moet hij eerst bij machte zijn om er alle gevolgen van te dragen, inzonderheid de financiële. Hij moet dus de nodige maatregelen nemen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien31. Het Arbeidshof van Luik maakt zich het algemeen door de rechtspraak aanvaard principe eigen volgens hetwelk de familiale solidariteit voorgaat op de openbare solidariteit. Het Hof herinnert er zo aan dat het niet aan de gemeenschap is om het voornemen van jongeren te financieren die de familiale woonplaats verlaten met het oog op een autonoom leven : ze verlaten de woonst met als enig doel zelfstandig te kunnen zijn, zonder er de logische verantwoordelijkheden bij te nemen, met name in het eigen levensonderhoud voorzien32. 26 27 28 29 30 31
32
T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 112.713. T.T. Liège, 9e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 321.548. T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 décembre 2002, X / CPAS Auderghem et CPAS Schaerbeek, RG 25.705/02. T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.960. Arbrb. Tongeren, 2e K., 17 januari 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2539/2002. T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 322.288 ; T.T. Verviers, 1e ch., 26 novembre 2002, X / CPAS Dison, RG 0461/2002 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Namur, RG 115.295. C.T. Liège, 8e ch., 13 mars 2002, CPAS Liège / X, RG 30.422/01.
4
Voor een jonge meerderjarige kan de wens om buiten de familiekring te leven op 20-jarige leeftijd begrijpelijk lijken, zelfs al krijgt die wens vorm buiten enige noodzaak of enig ernstig gevaar. Hieruit vloeit echter geenszins voort dat die jonge meerderjarige, die meent over het recht te beschikken om autonoom buiten de familiekring te mogen leven, in elk geval een recht zou kunnen opeisen de kost daarvan via het recht op het bestaansminimum op de gemeenschap af te wentelen. Het is aan de jeugdige aanvrager om aan te tonen dat hij wegens onontkoombare redenen, met hoog risicogehalte voor de eigen persoon, gedwongen was om de familiale woonst te verlaten33. Aldus is de jonge aanvrager gemachtigd een autonoom bestaan te leiden, wanneer de gezinsomgeving niet bij machte is om de noodzakelijke bijstand te verlenen in functie van zijn psychologisch evenwicht en zijn vooruitzichten34. In tegenstelling tot de rechtspraakverslagen van de voorgaande jaren, heeft de verwijzing naar de maatschappelijke gebruiken in België de arbeidsrechtbank toegelaten om na te gaan of de aanvrager de ouderlijke woonst verlaten heeft zonder objectieve of subjectieve laat staan dwingende redenen. De rechtbank oordeelt dat de gebruiken en de gewoonten de geschreven reglementering aanvullen en de interpretatie van de Belgische wet vergemakkelijken. Deze gebruiken tonen aan dat de meerderjarige kinderen in België in de regel afhankelijk blijven van het ouderlijk gezin tot ze bij machte zijn om zelf verantwoordelijkheden op te nemen. Bovendien, zo verduidelijkt de rechtspraak met de Belgische gewoonten en gebruiken in het achterhoofd, opent het huwelijk op zich niet een onmiddellijk recht op een autonoom verblijf. De thans in het buitenland geldende gebruiken, gewoonten en godsdiensten volstaan niet om in België af te wijken van de volgende toekenningsvoorwaarde, zelfs niet in geval van een huwelijk : niet bij machte zijn om door persoonlijke inspanning of op enige andere manier zelf voldoende bestaansmiddelen te verwerven. Het is trouwens niet bewezen dat dergelijke gebruiken in Turkije bestaan, waar het tegendeel duidelijk het geval blijkt te zijn35. Een vonnis van de Arbeidsrechtbank van Luik kan als tegenwicht gelden voor deze bijzonder veeleisende houding, en machtigt de eiseres om de woonst te verlaten waar ze samen met haar ouders woonde, zodat ze zich zelfstandig kan vestigen, met het oog op een huwelijk, ook al beschikte ze niet over financiële middelen36. De Arbeidsrechtbank van Marche en Famenne bevestigt die rechtspraak en meent dat de keuze van een jonge meerderjarige om het ouderlijk huis te verlaten en een huishouden te stichten, een persoonlijke keuze is in het privé-leven, waar het OCMW noch de rechtbank zich mogen mee bemoeien, behalve in geval van bedrog, veinzing of rechtsmisbruik (bijvoorbeeld, omzeilen van het eigenlijke oogmerk, of keuze alleen maar gemaakt om het bestaansminimum te genieten)37. Een aanvrager leeft sinds 10-jarige leeftijd met zijn grootmoeder die instaat voor zijn onderhoud en opvoeding. Thans is de grootmoeder 71 jaar en wenst ze het wat kalmer aan te doen en weer alleen te leven. In deze omstandigheden kan de aanvrager een autonoom leven gaan leiden, maar dan moet hij er wel voor zorgen dat zijn ouders (die destijds de opvoedingsopdracht hebben doorgeschoven naar de eigen ouders) financieel tussenkomen38. Na een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof, heeft het Arbeidshof van Luik zich het beschikkend gedeelte van het arrest van het Hof van 1 maart 2001 eigen gemaakt, en oordeelt het dat « het ouderlijk gezag samen met de ouderlijke plichten, verbonden aan de opvoeding van het kind, een einde neemt op de leeftijd van de meerderjarigheid. Aldus is het geoorloofd en pertinent het objectief criterium van de leeftijd van meerderjarigheid te gebruiken wat de toekenning van het recht op een bestaansminimum betreft. Anderzijds omvat het gezinsleven een zeker aantal rechten en plichten voor de ouders jegens de minderjarige kinderen, en houdt het respect van het gezinsleven ook in dat de ouders zelf beslissingen kunnen nemen over de opvoeding van hun kinderen. Het familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming
33
34 35 36 37 38
T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 21.542/01 ; T.T. Verviers, ch. vacation, 13 août 2002, X / CPAS Dison, RG 0497/2002 ; T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Stavelot, RG 0680/2002. T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.762 et 321.766. T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 0149/2002. T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 320.797. T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 11 avril 2002, X / CPAS Durbuy, RG 27.756. T.T. Tournai, 3e ch. C, 3 octobre 2002, X / CPAS Tournai, RG 74.062.
5
van de rechten van de mens wordt in principe niet aangetast door een beschikking die de uitoefening van het ouderlijk gezag ten aanzien van meerderjarige kinderen zou verhinderen »39.
1.2.2. De bijzondere gevallen (voorbeelden) 1.2.2.1. De verlengde minderjarigheid Hierover is er geen rechtspraak.
1.2.2.2. De vreemdelingen die minderjarig zijn volgens hun nationale wet Hierover is er geen rechtspraak.
39
C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 25 juin 2002, Madame le Procureur Général près la Cour d’appel et la Cour du travail de Liège / X et CPAS Andenne, RG 6.081/98.
6
1.2.2.3. De pensioengerechtigde personen Hierover is er geen rechtspraak.
1.2.2.4. De zwangere minderjarigen Hierover is er geen rechtspraak.
1.2.2.5. De minderjarigen Hierover is er geen rechtspraak.
1.3. De nationaliteit 1.3.1. Het beginsel : de Belgische nationaliteit Hierover is er geen rechtspraak.
1.3.2. De bijzondere gevallen (voorbeelden) Wie in België woont, maar noch Belg, noch staatloze of gelijkgestelde, noch erkende vluchteling is, heeft geen recht op het bestaansminimum; het OCMW weigert in dergelijk geval terecht de toekenning van het bestaansminimum.40
1.3.2.1. De begunstigden van de EEG-verordeningen EU-onderdanen die wettelijk in ons land verblijven, kunnen aanspraak maken op het bestaansminimum41. Een aanvrager die de Nederlandse nationaliteit bezit, valt onder de bepalingen van het K.B. van 27 maart 1987. Met toepassing van de EEG-Verordening nr. 1612/68 van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van de werknemers binnen de Europese Unie kan een Spaanse onderdaan die in België verblijft en als werkzoekende ingeschreven is (nadat hij er eerst enige maanden heeft gewerkt als uitzendkracht), het bestaansminimum genieten. In deze zaak herinnert de Arbeidsrechtbank van Brussel eraan dat de bezoldigde werknemer die werkloos is geworden in een Lid-Staat maar voorheen een werknemersstatuut in de zin van het Gemeenschapsrecht genoot, verder zijn werknemershoedanigheid kan doen gelden, en aanspraak maken op de sociale voorzieningen die eraan verbonden zijn. De werkzoekende EEG-onderdaan kan bijgevolg aanspraak maken op een gelijke behandeling op het vlak van de sociale voorzieningen, voor zover hij vroeger een activiteit in loondienst heeft uitgeoefend op het grondgebied van de Lid-Staat. Alleen de werkzoekenden van een Lid-Staat die zich naar een andere Lid-Staat begeven om er werk te zoeken, zonder dat ze er voorheen een activiteit in loondienst hebben uitgeoefend, kunnen niet dezelfde sociale voorzieningen genieten als de ingezetenen, maar wel – zij het uitsluitend – bijstand die de arbeidsbureaus van die Staat aan de eigen onderdanen verstrekken (artikel 5 van de verordening 1612/68)42. Een Spaanse onderdaan die naar België is gekomen om er te werken, enkele weken na zijn aankomst is aangeworven maar ondertussen ontslagen is, kan de toepassing eisen van de verordening 1612/68, zelfs al verwijt het OCMW hem dat hij na zijn aankomst in het land niet onmiddellijk is beginnen werken43. 40 41 42 43
Arbrb. Brugge, 6e K., 04 april 2002, X / OCMW Zuienkerke, AR 103.076. Arbrb. Gent, 10e K., 10 mei 2002, X / OCMW Gent, AR 153.717/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 21.391/01. T.T. Liège, 9e ch., 30 avril 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.148.
7
1.3.2.2. De vluchtelingen Hierover is er geen rechtspraak.
1.3.2.3. De staatlozen Hierover is er geen rechtspraak.
1.4. Onvoldoende bestaansmiddelen Wie onvoldoende bestaansmiddelen bezit om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid, heeft recht op het bestaansminimum; op de rechthebbende rust wel de verplichting de mogelijkheden voor het verwerven van een inkomen uit te putten; een minderjarig meisje dat in een centrum voor integrale gezinszorg is opgenomen en niet kan rekenen op de onderhoudsplicht van de ouders om de kosten van verblijf en voeding te betalen, is iemand die niet over toereikende bestaansmiddelen beschikt en die ook niet kan verwerven44.
1.4.1. Het begrip bestaansmiddelen Bestaansmiddelen zijn alle inkomsten en kunnen derhalve niet beperkt worden tot sociale zekerheidsuitkeringen of arbeidsinkomen.
1.4.1.1. De persoonlijke bestaansmiddelen Jongeren die in een systeem van begeleid zelfstandig wonen vertoeven, ontvangen een maandelijkse verblijfssubsidie indien zij niet over eigen inkomsten beschikken, en indien blijkt dat zij na uitputting van de procedure geen recht hebben op het bestaansminimum. Wie aldus over huisvesting, kleding, voeding en begeleiding beschikt en niet behoeftig is, heeft volgens een stroming in de rechtspraak geen recht op het bestaansminimum.45 Gelijkaardig is de beslissing van de Arbeidsrechtbank te Tongeren46 waarin bepaald wordt dat het leefgeld ontvangen van het Fonds voor Bijzondere Jeugdbijstand samen met de kinderbijslag en het geld van een studiebeurs, een inkomen vormen dat hoger ligt dat de grens van het bestaansminimum; andere rechtbanken zijn daarentegen van oordeel dat het bedrag dat aan dergelijke jongeren wordt toegekend niet moet als bestaansmiddelen in de zin van artikel 1 en 5 van de bestaansminimumwet moet worden opgevat47. Ook de bestaansmiddelen van de echtgenoot waarmee de aanvrager niet samenwoont, moeten in rekening gebracht worden; de wet spreekt immers van “belanghebbende echtgenoten”48.
De aanvrager die zijn huis tegen lijfrente heeft verkocht en hiervoor een lijfrente ontvangt van 750 €, vervult niet langer de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum49. 1.4.1.2. De beschikbare bestaansmiddelen
44 45 46 47 48 49
Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2011776. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 06 mei 2002, X / OCMW Zele, AR 48.133; Arbrb. Turnhout, 2e K., 08 november 2002, X / OCMW Meerhout, AR V.25.773. Arbrb. Tongeren, 2e K., 18 december 2002, X / OCMW Genk, AR 1522/2002. Arbrb. Hasselt, 1e K., 15 november 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 202016. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 17 juni 2002, X / OCMW Zele, AR 47.769. Zie nu evenwel de nieuwe categorieën in de leefloonwet. T.T. Liège, 9e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Esneux, RG 324.085 et 324.086.
8
Een integratietegemoetkoming wordt afgetrokken van het bestaansminimum. Artikel 5 van de BM-wet vermeldt wel vijf uitzonderingen maar in die opsomming zijn de integratietegemoetkomingen niet opgenomen.50
1.4.1.3. De in beslag genomen inkomsten Hierover is er geen rechtspraak.
1.4.1.4. De beroepsinkomsten De in het kader van het koninklijk besluit van 18 november 1996 aan failliet verklaarde personen toegekende sommen dienen ontegensprekelijk om in een minimum aan levensbehoeften te voorzien. Met toepassing van artikel 5 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum kunnen die bedragen worden afgetrokken van het bestaansminimum51. De vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid zijn inkomsten waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van het bestaansminimum52. Hetzelfde geldt voor arbeidsongevallenuitkeringen en uitkeringen voor personen met een handicap53. Ook een door een onrechtmatig ontslag bekomen schadevergoeding vormt een inkomen in de zin van artikel 12 van de BM-wet.54
1.4.2. Het criterium van ontoereikende bestaansmiddelen Om dit criterium te onderzoeken zal er alleen moeten worden gekeken of de eiser op het ogenblik van zijn vraag al dan niet over bestaansmiddelen beschikt, zonder dat moet worden nagegaan of het tekort aan bestaansmiddelen misschien te wijten is aan het « wangedrag » van de aanvrager zelf. Op dit vlak mag men niet uit het oog verliezen dat de wet van 7 augustus 1974 voor iedereen een recht wou invoeren om zich aan een werkelijke staat van behoeftigheid te onttrekken, wat ook de oorzaak van deze behoeftigheid moge wezen. De verplichting om een oplossing te vinden voor een staat van behoeftigheid komt inderdaad voor mogelijke bedenkingen over de oorzaak van de behoeftigheid, tenzij men meent dat de wetgever de personen die zelf verantwoordelijk zijn voor hun ellende uit het toepassingswet van de wet wou weren55. Het recht op een bestaansminimum bestaat los van de fout, de nalatigheid of de misstap van de aanvrager, zodat een sanctie opgelopen met toepassing van de werkloosheidsreglementering geen gevolgen kan hebben voor het bestaansminimum56. Het feit dat de aanvrager vrijwillig zonder werk is gevallen, hindert de toekenning van het bestaansminimum niet57. In het geval waarbij er aan schuldbemiddeling gedaan wordt en de schuldproblematiek van de aanvrager thans wordt opgenomen en opgevolgd door een schuldbemiddelaar, dan rust op het OCMW geen verplichting inzake budgetbegeleiding; dit houdt volgens de Gentse Arbeidsrechtbank58 evenwel niet zonder meer in dat het OCMW geen enkele financiële tussenkomst (meer) zou moeten verlenen: de concrete werkelijkheid blijft immers de enige toetssteen en de norm van de menselijke waardigheid dient effectief gehaald te worden.
50 51 52 53 54 55 56 57 58
Arbrb Brussel, Vak. K., 3 september 2002, X /OCMW Brussel, AR 29993/2002. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et 1.677/01/LL. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 6 juin 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.191/01/LL. T.T. Huy, 2e ch., 25 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.474. Arbrb. Turnhout, 2e K., 11 januari 2002, X / OCMW Hulshout, AR 24.748. C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Couvin, RG 7.044/2001 ; T.T. Liège, 9e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 320.898 et 321.197. T.T. Liège, 10e ch., 8 février 2002, CPAS Seraing / X, RG 304.708. T.T. Charleroi (section Charleroi), ch. vac., 13 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61.012/R. Arbrb. Gent, 10e K., 6 september 2002, X / OCMW Gent, AR 153.876/01.
9
Financiële en materiële steun van vrienden en vanuit liefdadigheid laten het OCMW niet toe om het bestaansminimum te weigeren59. Indien uit het sociaal verslag blijkt dat een gezin op diverse levensdomeinen door het OCMW gesteund wordt, dat de aanvrager samen met anderen tegen vergoeding muziek speelt op huwelijksfeesten, dat er op financieel vlak nooit echt een behoeftigheid is geweest, dat het gezin gratis huisvesting en meubilair ontving, dat er na twee jaar een nieuwe salon, nieuwe TV, nieuwe wasmachine werden gekocht, dat er nooit schuldeisers zijn geweest en dat alle schoolkosten worden vereffend, dan toont betrokkene niet aan dat zijn bestaansmiddelen ontoereikend zijn.60 Een OCMW dat oordeelt dat de inkomsten van een gezin niet volstaan om een menswaardig bestaan te leiden, kan niet én tegelijkertijd rekening houden met die inkomsten bij de berekening van het bedrag van het bestaansminimum én de financiële hulp uitkeren als voorschot op diezelfde inkomsten.61 Het is niet omdat de betrokkene over een voertuig beschikt, dat mag verondersteld worden dat hij ook voldoende bestaansmiddelen heeft, want de auto is van geringe waarde wegens zijn ouderdom (eerste inverkeerstelling : 1985), en de kosten van gebruik liggen niet hoog. Deze beoordeling houdt er ook rekening mee dat het voertuig een troef is bij de zoektocht naar werk62. Omgekeerd oordeelt de Arbeidsrechtbank van Brussel dat een aanvrager die rondrijdt met een wagen die verzekerd is op zijn naam (ook al hoort die eigenlijk toe aan zijn zuster), uiterlijke tekenen van welstand vertoont. Zo ook wordt verondersteld dat een aanvrager die zijn huurwaarborg en zijn eerste maandhuur kan betalen, over verdoken financiële middelen beschikt63. Dezelfde rechtbank heeft geoordeeld dat er een vermoeden van verdoken inkomsten bestaat wanneer de aanvrager een geriefelijke luxeflat met twee slaapkamers huurt voor 500 € (zonder lasten)64. De regelmatige betaling van huur en het feit dat er geen schulden zijn, voedt het vermoeden dat de eiser de voorwaarde (ontoereikende bestaansmiddelen) niet vervult65. De Luikse rechtbanken lijken minder streng en menen dat het OCMW ten onrechte verondersteld heeft dat de aanvrager over voldoende bestaansmiddelen beschikte, aangezien hij een huur van 410 € kon betalen, alsook huurlasten ten belope van 12.50 €. Het is integendeel aan het OCMW om de aanvrager te ondersteunen bij zijn zoektocht naar een goedkopere huurwoning66. De Arbeidsrechtbank van Charleroi veronderstelt dat een éénoudergezin met twee kinderen waarvan de moeder ziek is (geneeskundige en apothekerskosten ter ondersteuning) en de vader het laat afweten (geen financiële tussenkomst), over 25 € per dag moet beschikken om in de vitale behoeften te kunnen voorzien (eten, kleren, zich wassen, de was, en de woonst onderhouden) en menswaardig te leven67. De Arbeidsrechtbank van Verviers oordeelt dat de menselijke waardigheid voor niemand in het gedrang komt wanneer een gezin met vijf personen over een maandinkomen van 1467 € beschikt, bij afwezigheid van uitzonderlijke en specifieke lasten voor het huishouden van de moeder van de aanvrager. Onderwijskosten zijn geen dergelijke lasten68. De Arbeidsrechtbank van Luik heeft geoordeeld dat het beginsel van het recht op een familie- en privé-leven verbiedt dat een onbemiddelde persoon van het bestaansminimum wordt beroofd, omdat die steun rechtstreeks de huwelijkspartner zou ten goede komen, die hier onwettig verblijft – dit zou immers een oneigenlijk gebruik zijn van artikel artikel 57 par. 2 van de wet van 1976. Deze bepaling vormt een uitzondering op artikel 1 van de wet de 1974, in beginsel van algemene draagwijdte, en kan uiteraard niet op analoge wijze worden toegepast. De partner van de eiseres heeft daarentegen al een verblijfstitel verkregen door zijn huwelijk, waardoor hij wordt gelijkgesteld met een EEG-onderdaan. (zie artikel 40 paragraaf 6 van de wet van 15 december 1980 over het verblijf van vreemdelingen), ook al beschikt hij nog niet over de nodige verblijfsdocumenten. Krachtens de 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68
T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.715/R et 59.452/R. Arbh. Brussel, 14 februari 2002, OCMW Tremelo / X, AR 37.956. Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 november 2002, OCMW Mechelen / X, AR 76820. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 18.210/21 et 23.840/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 2.364/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 31.264/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 35.584/2002. T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Uccle, RG 29.678/02 et 26.679/02. T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.532 et 319.958. T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Verviers, RG 0213/2002.
10
wet zelf moet hij met een EEG-onderdaan worden gelijkgesteld vanaf de dag van de echtverbintenis ; het verblijfsrecht mag niet worden verward met de titel (dat wil zeggen het document) die dit vaststelt69. De aanvrager kan niet beweren dat hij het bestaansminimum nodig heeft om zijn verplichtingen als gezinshoofd te vervullen ten aanzien van zijn in Thailand achtergebleven echtgenote en zijn dochter die er er hogere studies volgt (kind uit een eerste huwelijk). De bezorgdheid van de aanvrager is eerbiedwaardig, maar daartoe kan geen aanvraag van bestaansminimum worden ingediend. In wezen strekt het bestaansminimum er immers toe de begunstigde toe te laten om op het grondgebied van het Rijk te voorzien in zijn vitale behoeften, alsook van de familie die bij hem woont70.
1.4.3. Het bewijs van de bestaansmiddelen 1.4.3.1. De bewijslast Het is aan de aanvrager om het juiste bedrag van zijn inkomsten te bewijzen (toepassing van de artikelen 1315 van het Burgerlijk Wetboek en 870 van het Gerechtelijk Wetboek)71. In tegenstelling tot wat ze voorheen zei, verduidelijkt de Arbeidsrechtbank van Brussel – een primeur – dat elk der partijen overeenkomstig het gemeen recht dat voor het bewijs geldt, de feiten moet aantonen die ze aanvoeren, of dit nu bij de hoofdvordering of ter gelegenheid van een exceptie gebeurt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek. Aldus moet de partij die een exceptie opwerpt hiervan het bewijs leveren (zelfs al is de exceptie van openbare orde). Dit geldt des te meer wanneer het om een openbare overheid gaat. In het kader van zijn maatschappelijke functie heeft het bestuur inderdaad de opdracht de betrokkene te helpen bij het samenstellen van het bewijs dat de vereiste wettelijke voorwaarden vervuld zijn, terwijl de aanvrager zelf slechts moet bewijzen dat zijn eigen verklaringen juist zijn. Het lijkt uitgesloten om, op basis van een gewone, door het OCMW opgeworpen exceptie op basis van het loutere vermoeden dat er zich in de inkomenssituatie van de aanvrager een wijziging heeft voorgedaan, de volledige bewijslast daarover meteen maar bij deze laatste te leggen72. Indien de aanvrager niet aantoont dat hij geen toereikende bestaansmiddelen heeft, noch dat hij in staat is die, hetzij door eigen inspanningen, hetzij op een andere manier te verwerven, dan is de betrokkene niet gerechtigd op het bestaansminimum.73 De aanvrager moet voor de rechtbank elementen aanbrengen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de door het OCMW gehanteerde berekeningswijze onvoldoende rekening houdt met de gezinsinkomsten en -uitgaven, of dat die berekening onredelijk is74. Op grond van een arrest van het Hof van Cassatie75 oordeelt de Arbeidsrechtbank van Luik dat de rechter niet uitsluitend op basis van de vaststelling dat de aanvrager nagelaten heeft zijn inkomsten aan te geven, kan beslissen dat het recht op bestaansminimum helemaal verloren gaat, zonder vast te stellen of de bestaansminimumbegunstigde ook daadwerkelijk over bestaansmiddelen beschikt die een invloed kunnen hebben op het bestaan of de omvang van het recht op een bestaansminimum76.
1.4.3.2. De bewijsmiddelen 69 70 71 72 73
74 75 76
T.T. Liège, 10e ch., 3 mai 2002, X / CPAS Seraing, RG 320.449. T.T. Liège, 11e ch., 6 août 2002, X / CPAS Liège, RG 321.625. T.T. Verviers, 1e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Verviers, RG 1865/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Forest, RG 28.419/02. Arbh. Brussel, 14 februari 2002, OCMW Tremelo / X, AR 37.956 ; Arbrb. Brussel, 20e K., 21 februari 2002, X / OCMW Sint-Genesius-Rode, AR 21.478/01 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.830 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 16 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.201 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 11 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2010688 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 23 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 348.726 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 23 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.045. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 16 september 2003, X / OCMW Dendermonde, AR 47.907. Cass. 27 février 1995, C.D.S., 1995, 470. T.T. Liège, 7e ch., 6 février 2002, X / CPAS Liège, RG 315.526.
11
De aanvrager die zelf aan de maatschappelijk werker verklaart inkomsten uit zwartwerk te hebben, voldoet niet aan het criterium van de ontoereikende bestaansmiddelen. Het OCMW mag, in geval het toch een bestaansminimum toekent, die inkomsten in mindering brengen. Echter, sluikwerk zorgt voor problemen in de bewijsvoering; het is in principe niet toelaatbaar en is geen voorwaarde die leidt tot het toekennen van het bestaansminimum77. A contrario kan de rechtbank uit het stilzitten van de aanvrager afleiden dat die gedurende een bepaalde periode over voldoende bestaansmiddelen beschikte.78 Belastingaangiften en aanslagdocumenten kunnen als bewijs voor bepaalde inkomsten gelden; ook al beweert de aanvrager dat de vennootschap niet in staat is hem de verschuldigde bedragen effectief te betalen, en het vast staat dat die bedragen fiscaal werden aangegeven, kan volgens de rechtbank derhalve worden aangenomen dat zij aan de aanvrager werden betaald. In het andere geval kan er sprake zijn van fiscale fraude. Bovendien wordt de vennootschap geacht solvabel te zijn. In acht genomen dat het OCMW moet instaan voor de meest passende dienstverlening, moet worden opgemerkt dat de tussenkomst van het OCMW tevens aanleiding kan zijn om een actieve sociale begeleiding van de eiser op te starten.79 In het geval waarbij de aanvrager onvoldoende aantoont dat hij behoeftig is, vormen de verschillende concrete aanwijzingen die voor de rechtbank een geldig vermoeden scheppen dat verzoeker over voldoende inkomsten beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien, een bewijsmiddel a contrario.80 Met verwijzing naar het arrest van het Hof van Cassatie van 10 januari 200081 verduidelijkt het Arbeidshof van Luik dat het recht op maatschappelijke dienstverlening niet betekent dat het OCMW steun moet verlenen aan de persoon die zich op bedrieglijke wijze van al zijn bestaansmiddelen ontdoet om maatschappelijke dienstverlening te kunnen genieten82. Met algemeen bedrog bedoelt men het feit de door de strafwet verboden handeling vrij en vrijwillig als doel van de eigen activiteiten te nemen, wat voor de rest ook de nagestreefde beweegreden moge zijn bij het verrichten van de verboden handeling of bij de weigering om de wettelijke voorgeschreven handeling te verrichten. Anders gezegd gaat het om de wil een handeling te verrichten waarvan men weet dat ze strafrechtelijk beteugeld wordt (of omgekeerd om een verzuim wanneer men nochtans weet dat de strafwet tot handelen verplicht)83. Wanneer men geen algemeen maar het bestaan van een bijzonder bedrog eist, legt de wet bovendien op dat er een bijzondere drijfveer aanwezig is die in de regel bestaat uit kwaadwillige of bedrieglijke bedoelingen of in het oogmerk om schade te berokkenen. Men kan niet veronderstellen dat er bestaansmiddelen voorhanden zijn louter en alleen omdat er daar voorheen wel sprake van was na het verrichten van onbekend gebleven klusjes. Men kan evenmin tot die vaststelling komen op basis van inkomsten die niet geraamd zijn84. Het OCMW wou via inlichtingen verkregen door het openbaar ministerie (inlichtingen uit een strafrechtelijk onderzoek) aantonen dat de aanvrager over bestaansmiddelen beschikt. De aanvrager was in hechtenis genomen wegens handel in verdovende middelen. De medegedeelde gegevens betroffen de reden voor de hechtenis van de aanvrager (drughandel) en het bezit van 2000 € op het ogenblik van zijn aanhouding. Deze mededelingen kunnen geen grondslag vormen voor een beslissing van het OCMW. Krachtens artikel 125 van het straftarief geldt immers een absoluut principe volgens hetwelk de procureur-generaal in het kader van een openbaar geding zijn toestemming moet geven voor er enige mededeling van een P.V. gebeurt aan derden – principe waarop geen uitzonderingen mogelijk zijn. De mededelingen zijn door een politiedienst gedaan in de loop van een rechtsprocedure, terwijl die dienst uitdrukkelijk onder het gezag staat van de procureur-generaal. Elke tekortkoming in de naleving van deze verplichting schendt het onderzoeks- en informatiegeheim. Dergelijke onwettige mededeling is nietig en kan dus onmogelijk de grondslag vormen voor een administratieve beslissing van het centrum. Een bewijs dat op die onwettige manier verkregen werd, is nietig en 77 78 79 80 81 82 83 84
Arbrb. Kortrijk, 2e K., 24 april 2002, X / OCMW Wevelgem, AR 62011. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2013618. Arbrb. Gent, 10e K., 6/9/2002, X / OCMW Maldegem, AR155.446/02. Arbrb. Gent, 10e K., 22 november 2002, X / OCMW Gent, AR 153.724/01. Cass., 3e ch., J.T.T., 2001, p. 234. C.T. Liège, 8e ch., 27 mars 2002, CPAS Grâce-Hollogne / X, RG 30.290/01 ; C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Couvin, RG 7.044/2001. Jean Constant, Traité élémentaire de droit pénal, pp. 180 et ss. T.T. Arlon, 2e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.596.
12
kan niet worden vervangen door een nieuw bewijs dat het gevolg is van het ouder – zij kunnen de rechter niet helpen in het vormen van zijn mening85.
1.4.4. De berekening van de bestaansmiddelen Onder bepaalde omstandigheden mag een OCMW-bestuur rekening houden met bedragen die de aanvrager in werkelijkheid niet ontvangt; dit is het geval indien de aanvrager van de RVA een vrijstelling geniet voor de opvoeding van de kinderen, waardoor de ontvangen werkloosheidsvergoeding verminderd wordt. Het OCMW dat – volgens de arbeidsrechtbank - terecht niet akkoord gaat met die vrijstelling omdat het aantoont dat de partner van de aanvrager voor de kinderen kan zorgen, mag op die grond het bedrag van het bestaansminimum verminderen indien uit het sociaal verslag niet blijkt dat de aanvrager door dergelijke vermindering geen leven kon leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid86.
1.4.4.1. De volledig vrijgestelde bestaansmiddelen Met toepassing van artikel 5, § 2, van de wet van 7 augustus 1974, wordt er bij de berekening van de bestaansmiddelen geen rekening gehouden met de gezinsbijslag voor kinderen, waarop de betrokkene gerechtigd is ingevolge Belgische of buitenlandse sociale wetgeving. Deze beschikking moet strikt worden geïnterpreteerd, waardoor de partijen zich niet op artikel 69, § 2, van de wet van 19 december 1939 kunnen baseren in een poging om bij de berekening van de bestaansmiddelen de gezinsbijslag in overweging te nemen die aan de ouders wordt betaald ten voordele van hun kind87. Artikel 5, § 2, eerste lid, a) van de wet van 7 augustus 1974 beoogt de door de steunaanvrager ontvangen uitkeringen, ten voordele van de kinderen, niet de door de aanvrager voor eigen rekening ontvangen uitkeringen. Er kan geen rekening worden gehouden met de gezinsbijslag van de betrokkene indien die ontvangen wordt door zijn ouders, en hij er zelf dus niet daadwerkelijk over beschikt88. Dit principe geldt ook voor de verhoogde gezinsbijslag van een kind met handicap89. Kinderbijslag waarop men zelf gerechtigd is, moet in rekening worden gebracht.90 Met een studietoelage mag volgens de Arbeidsrechtbank te Antwerpen geen rekening worden gehouden bij de toekenning van het bestaansminimum.91 Volgens dezelfde rechtbank92, een aantal maanden later, moet er hiermee wel rekening gehouden worden. Kleine bedragen die de echtgenoot onregelmatig aan de aanvraagster kan geven als een bijdrage in de kosten voor hun kindje, moeten niet in rekening worden gebracht bij de berekening van het bestaansminimum.93 In geval van samenwoonst met een broer, kunnen diens bestaansmiddelen op grond van artikel 13, § 3, van het K.B. van 30 oktober 1974 niet worden aangerekend.94
85 86 87 88 89 90 91 92 93 94
T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.241. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 januari 2003, X / OCMW Antwerpen, AR 331.203. C.T. Liège, 8e ch., 27 novembre 2002, X / CPAS Liège, RG 30.709/02. T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.178/R ; T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Aubel, RG 0167/2002. T.T. Liège, 11e ch., 6 août 2002, X / CPAS Seraing, RG 320.450. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 08 januari 2002, X / OCMW Aalst, AR 43.143. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.739. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.276 en 341.915. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.394, 349.864 en 350.446. Arbrb. Dendermonde (afd. Aalst), 3e K., 24 december 2002, X / OCMW Aalst, AR 49.327.
13
1.4.4.2. De gedeeltelijk vrijgestelde bestaansmiddelen De gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit een tewerkstelling zoals bedoeld in artikel 23bis van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 geldt slechts voor de werkende persoon, niet voor de huwelijkspartner die niet werkt, ook al plukt deze onrechtstreeks de vruchten van de socio-professionele integratie van de partner95. Met toepassing van artikel 12bis van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 moet het bedrag van het door de R.V.P. betaalde pensioen worden afgetrokken van het bestaansminimum (na de gedeeltelijke vrijstelling).96
1.4.4.3. De roerende en onroerende inkomsten Huurgelden uit de verhuur van onroerend goed moeten als bestaansmiddel worden verrekend;97 wie beweert dat deze opbrengsten aan zijn vriendin of vader uitbetaald worden, moet daarvan het bewijs leveren. De uitbetaling van een erfenis vormt een bestaansmiddel dat als roerend kapitaal in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het bestaansminimum.98 Artikel 21 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 houdende algemeen reglement betreffende het bestaansminimum bepaalt dat « voor de al dan niet belegde roerende kapitalen rekening wordt gehouden met een som gelijk aan 4% van de eerste schijf van 5 000 €, aan 6% van de schijf van 5 000,01 € tot 12 500 € en aan 10% van de schijf die 12 500,00 € te boven gaat». De Arbeidsrechtbank van Charleroi oordeelt dat de aanvrager ingevolge zijn onroerende verrichtingen uit 2001 over roerende inkomsten voor een totaalsom van 1.886.000 BF beschikt. Met toepassing van dit artikel 21 bedraagt het in aanmerking te nemen jaarbedrag van de inkomsten 164.000 BF99. Als roerend kapitaal zoals bedoeld in artikel 21 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 is de vergoeding voor de gevolgen van een verkeersongeluk een inkomen in de zin van artikel 5, § 1, van de wet van 7 augustus 1974, aan te geven aan het OCMW. Dergelijke vergoedingen zijn geen vervangingsinkomen en moeten derhalve afgetrokken worden van de door de verzekeringsinstelling gestorte bedragen (terugbetaling geneeskundige kosten)100.
95 96 97 98 99 100
C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 42.476. T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 26.287/2002. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2003891. Arbrb. Hasselt, 1e K., 24 mei 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2010550. T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.046/R. Cf. T.T. Liège, 10e ch., 15 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 311.009. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 25 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 6.697/00.
14
1.4.4.4. Afstand van roerende en onroerende goederen Overeenkomstig artikel 7 van de Wet van 1 april 1969 wordt, in het geval dat de aanvrager of zijn echtgenote in de loop van de tien jaren voor de datum waarop de aanvraag uitwerking heeft, roerende of onroerende goederen om niet of onder bezwarende titel heeft afgestaan, een inkomen in rekening gebracht dat forfaitair door de Koning vastgesteld wordt op grond van de verkoopwaarde van het goed op het tijdstip van de afstand. De Arbeidsrechtbank te Hasselt101 stelt vast dat het OCMW een juiste toepassing heeft gemaakt van deze bepalingen en dat er rekening moet worden gehouden met een inkomen uit kapitaal van 1034,62 € op maandbasis. Ook voor een gerechtigde die enkele luxegoederen heeft verkocht, moet het inkomen hiervan dat in hoge mate het bedrag van het bestaansminimum overschrijdt, als bestaansmiddel in aanmerking worden genomen.102 Met betrekking tot een zaak waar de aanvrager begunstigde was van onroerende goederen uit een nalatenschap, kon het Arbeidshof van Luik eraan herinneren dat de regels inzake de aanrekening van inkomsten verschillen naargelang het kapitaal voortkomt uit een roerend of een onroerend goed, en naargelang het om een overdracht om niet of onder bezwarende titel gaat. Voor een afstand van onroerende goederen onder bezwarende titel, geldt de volgende regel : er wordt rekening gehouden met het kapitaal, na aftrek van de met behulp van de opbrengst van de afstand gedelgde schulden (zie artikel 44 van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden) en van een jaarlijks forfaitair abattement (artikel 45 van hetzelfde besluit), waarvoor de bewijslast van de in mindering te brengen sommen bij de begunstigde ligt. Of de begunstigde, sociaal verzekerde, al dan niet nog over het verkregen kapitaal beschikt, doet er nauwelijks toe, want er wordt zelfs rekening gehouden met de waarde van een gratis overgedragen goed (zie artikel 7, § 1, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, waarnaar artikel 5, § 4, van de wet van 7 augustus 1974 uitdrukkelijk verwijst). Het jaarlijks abattement kan evenwel slechts worden afgetrokken van een afstand onder bezwarende titel, niet bij overdracht van een onroerend goed om niet. Wanneer het daarentegen om inkomsten uit andere kapitalen gaat dan deze uit afstand van onroerende goederen onder bezwarende of om niet, moet de sociaal verzekerde er nog over beschikken op het ogenblik dat hij om het bestaansminimum verzoekt, wat de deur opent voor een herziening, opdat met het kapitaal dat hij bezit rekening zou worden gehouden. Een geldsom ontvangen (geen onroerend goed) uit een erfenis kan niet worden gelijkgesteld met een onroerende verrichting maar maakt een roerend kapitaal uit, waarbij de regels inzake aanrekening voor een roerend kapitaal in het vermogen van de bestaansminimumaanvrager gelden. De inkomsten die van het bestaansminimum kunnen worden afgetrokken, zijn dus de inkomsten waarover de begunstigde daadwerkelijk beschikt, niet de inkomsten waarover hij heeft beschikt maar die hij eventueel onoordeelkundig of ongelegen heeft verspild of uitgegeven103. De wet schrijft een specifieke berekeningswijze voor bij een verkoop van onroerende goederen, waarbij de bestaansminimumwet geen ruimte laat om met de concrete aanwending van de opbrengst rekening te houden. Zodoende, indien de aanvrager in de loop van de tien jaren voor zijn verzoek tot het bekomen van het bestaansminimum, onroerende goederen heeft verkocht, dan wordt een inkomen in rekening gebracht dat verkregen wordt door de toepassing op de verkoopwaarde van de goederen van dezelfde percentages als voor de aanrekening van de roerende kapitalen. Gebeurde de afstand onder bezwarende titel, dan mag van de verkoopwaarde van de goederen een jaarlijks abattement van € 1586,52 worden in mindering gebracht zo de aanvrager geen gezinshoofd is. Indien na die berekening blijkt dat de aanvrager in beginsel zelfs geen aanspraak kon maken op een aanvullend bedrag bestaansminimum doordat zijn bestaansmiddelen dit bedrag overschrijden, en het OCMW vaststelt dat hij wegens andere kosten nog niet rondkomt, dan kan het een aanvullende financiële steun verlenen om te vermijden dat de aanvrager in een mensonwaardige toestand terechtkomt.104 De aanvrager die meer dan één jaar voor zijn aanvraag bij het OCMW een erfenis van 35.000 € heeft ontvangen, moet aantonen dat hij dit volledige bedrag heeft uitgegeven. Met toepassing van artikel 21 van het 101 102 103 104
Arbrb. Hasselt, 1e K., 18 oktober 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2011694. Arbh. Antwerpen, 4e K., 20 november 2002, X / OCMW Brasschaat, AR 2000814. C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Couvin, RG 7.044/2001. Arbrb. Brugge, 6e K., 02 mei 2002, X / OCMW Knokke-Heist, AR 107.071.
15
koninklijk besluit van 30 oktober 1974 moet het OCMW immers het juiste bedrag kennen van het roerend kapitaal waarover een aanvrager beschikt, opdat het bestaansminimum zou kunnen worden berekend waarop hij gerechtigd is105. In de mate dat het door de aanvrager geërfde kapitaal zich niet langer in zijn vermogen bevindt en voor zover hij aantoont dat het kapitaal uitgegeven is, kan er geen rekening mee worden gehouden in de berekening van de inkomsten106. Op de eiseres die een som van 250.000 € heeft ontvangen uit de verkoop van haar huis maar van de opbrengst is beroofd (oplichting blijkens een neergelegde klacht) door een gewetenloos persoon, kunnen de berekeningsregels van de artikelen 22 en 23 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 niet worden toegepast. Dit zou wel het geval zijn indien de eiseres vrijwillig het roerend kapitaal of de opbrengst van de verkoop van het onroerende goed uit haar vermogen zou hebben doen verdwijnen107.
1.4.4.5. Lasten en schulden in rekening gebracht ? Hierover is er geen rechtspraak.
1.4.4.6. De vrijgestelde bedragen Artikel 23bis van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 beoogt de socio-professionele inschakeling van de bestaansminimumbegunstigde te bevorderen en bepaalt daarom dat de netto-inkomsten uit tewerkstelling in rekening worden gebracht met aftrek van een geïndexeerd bedrag van 184,94 € per maand gedurende een periode van drie jaren te rekenen vanaf de eerste dag van de tewerkstelling.
1.4.5. De personen van wie de bestaansmiddelen in rekening worden gebracht 1.4.5.1. Het feitelijk huishouden Een man en een vrouw die samenleven alsof ze gehuwd waren, vormen een feitelijk gezin.108 Een aanvraagster die een formulier "Aanvraag bestaansminimum" ondertekent en daarin verklaart te gaan samenwonen met een vriend, moet worden beschouwd als een feitelijk gezin; als gezinsinkomen moeten dus haar inkomen en dat van de vriend in rekening worden gebracht. Indien dit bedrag hoger blijkt te zijn dan twee maal het bestaansminimum categorie 4, kan de aanvraagster geen enkel recht op een aanvullend bestaansminimum meer doen gelden.109 Indien het OCMW aan de hand van officiële stukken aantoont dat de aanvraagster op een bepaald adres samenwoont met haar vriend, en zij slaagt er niet in de stelling van het OCMW ernstig te betwisten, dan besluit de rechtbank110 dat de samenwoonst wel degelijk een feit was. Indien het feitelijk gezin een maandelijks inkomen geniet dat het bedrag van het bestaansminimum categorie 4 overstijgt, beantwoorden de aanvragers uiteraard niet aan de voorwaarden om van het bestaansminimum te genieten.111 Ook de volgende elementen doen de rechtbank besluiten dat de betrokkenen een feitelijk gezin vormen: herhaaldelijk niet aanwezig zijn op het aangegeven adres, een verklaring van de wijkagent die zegt dat de betrokkene bijna nooit thuis is, niet over kleding en geen enkel paar schoenen beschikt in de aangegeven
105 106 107 108 109 110 111
C.T. Liège, 8e ch., 12 juin 2002, CPAS Liège / X, RG 30.721/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 25.669/00. T.T. Liège, 7e ch., 13 février 2002, X / CPAS Liège, RG 318.554. T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 26.287/2002. Arbrb. Gent, 10e K., 10 mei 2002, X / OCMW Gent, AR 153.717/01. Arbrb. Tongeren, 1e K., X / OCMW Bilzen, 4 januari 2002, AR 2785/2001. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 6 februari 2002, X / OCMW Kapellen, AR 318.124. Arbrb. Tongeren, 2e K., 19 juni 2002, X / OCMW Maaseik, AR 398/2002; Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Lommel, AR 2022275.
16
woning, slechts een blikje vis als etenswaar in huis heeft, alsook een uurwerk in die woning dat het winteruur aangeeft in de zomer.112 Wie evenwel een bestaansminimum als alleenstaande ontvangt en aantoont dat zij een huis huurt, dat zij ingeschreven is op dit adres en een verklaring van de huisbaas en de buren kan voorleggen, levert volgens de rechtbank het voldoende bewijs van alleen wonen; het OCMW dat dit betwist, moet dit zelf aan tonen.113 Ingeval een aanvraagster inwoont bij haar vriend en diens moeder, moet rekening worden gehouden met het maandelijkse netto-inkomen van het driekoppige gezin; zo dit bedrag hoger ligt dan drie maal dat van het bestaansminimum als samenwonende, moet het bestaansminimum worden geweigerd.114
112 113 114
Arbrb. Mechelen, 1e K., 18 februari 2002, X / OCMW Mechelen, AR 77808. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346.250. Arbrb. Oudenaarde, 3e K., 15 oktober 2002, X / OCMW Oudenaarde, AR 24.192/III.
17
1.4.5.2. Samenwonen met voor- of nazaten Artikel 5 van de wet van 7 augustus 1974 betreffende het bestaansminimum bepaalt dat het OCMW rekening kan houden met alle inkomsten waarover de betrokkene beschikt, met inbegrip van de inkomsten van de personen met wie hij samenwoont. Volgens artikel 13, § 2, van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 mag het OCMW wanneer de aanvrager samenwoont met één of meer meerderjarige voor- of nazaten in de eerste graad (bijvoorbeeld : vader – kinderen) het deel van de inkomsten van elk van deze personen dat het bestaansminimum overtreft in aanmerking nemen. Ook wordt verduidelijkt dat de toepassing van deze grens elk van de voormelde personen wel moet toelaten om fictief het equivalent van het bestaansminimum voor samenwonenden toegekend te krijgen115. Deze beschikking voert voor het OCMW een mogelijkheid in (« mag ») om rekening te houden met de inkomsten van de samenwonende voor- of nazaat. Er is sprake van een werktuiglijke beslissing noch van een soevereine beslissingsmacht (niet aan het oordeel van rechtbank voor te leggen) van het OCMW. Het is aan het OCMW en, desgevallend, bij beroep, aan de rechtbank om uit te maken of er reden toe is deze mogelijkheid aan te wenden, en, zo ja, in welke mate, waarbij rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden eigen aan elke zaak, alsook met de doelstelling van de wet (de liefdadigheid niet ontmoedigen maar misbruik vermijden)116 117. De Arbeidsrechtbank van Luik herinnert er in dit opzicht aan dat het van wijsheid getuigt om de bescheiden inkomsten van de samenwonenden niet in aanmerking te nemen : ze overtreffen het aan elk van hen fictief toegekende bestaansminimum niet, of er is sprake van uitzonderlijke omstandigheden118. De Arbeidsrechtbank van Charleroi oordeelt dat het OCMW een willekeurige beslissing heeft genomen door te weigeren om een bestaansminimum toe te kennen aan de 20-jarige eiseres die onder hetzelfde dak woont als de moeder, omdat deze laatste een directiewagen heeft gekocht met een lening op afbetaling (maandelijks = 200 €). In deze zaak oordeelt de rechtbank dat de eiseres niet moet gestraft worden door de beslissing van haar moeder om de oude wagen te vervangen door een op afbetaling aangekochte directiewagen. Het is immers duidelijk dat deze beslissing ingegeven werd door de wens om de huishoudelijke middelen goed te beheren. Het is een gewone zaak voor een veelgebruikte wagen om duur te worden : aanzienlijke en steevast onvoorspelbare kosten van herstel. De aankoop van een nieuwe (directie)wagen laat integendeel toe om het budget dat voor het gebruik ervan nodig is, vooraf te kennen en te beperken. Het zou te gek zijn voor woorden dat een beslissing van goed beheer nadelige gevolgen zou hebben voor de eiseres, terwijl het OCMW er nooit van op de hoogte zou geweest zijn, mocht de moeder het geld ter afbetaling van de lening voor de aangekochte auto eerder zou hebben besteed aan overbodige uitgaven119. Dezelfde Arbeidsrechtbank van Charleroi heeft correct en op geschikte wijze toepassing gemaakt van de mogelijkheid voor het OCMW om de inkomsten van voorzaten in aanmerking te nemen. Niettegenstaande het feit dat de inkomsten van de vader (1.900 €) vier personen in staat stellen om over het bestaansminimum voor samenwonenden te beschikken, vertrekt de rechtbank vanuit de vaststelling dat de eiser in een onontwarbare sociale situatie is verstrikt geraakt. Hij heeft geen beroepsopleiding genoten en wordt niet erkend als uitkeringsgerechtigd volledig werkloze, zodat hij maar weinig kans heeft op werk. Om zijn socio-professionele inschakeling te bevorderen, meent de rechtbank dat het OCMW hem moet erkennen als
115 116
117
118 119
C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, X/ CPAS Lobbes, RG 17.572 ; T.T. Liège, 10e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Oupeye, CPAS Oupeye / Y, RG 319.296, 319.297 et 321.507. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59.151/R ; T.T. Liège, 1e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Oupeye et X/ CPAS Oupeye, RG 319.296 et 319.297 ; T.T. Liège, 7e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 316.455 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.178/R ; T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Visé, RG 319.20 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.031/R ; T.T. Liège, 7e ch., 22 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 317.748. Arbrb. Dendermonde (afd. Aalst), 3e K., 23 april 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.805 ; Arbrb Leuven, 2e K., 2 oktober 2002, OCMW Tienen / X, AR 1584/01 ; Arbrb. Antwerpen, 18 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.229. T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 316.455. T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.559/R.
18
bestaansminimumgerechtigde, opdat hij een inschakelingsovereenkomst zou kunnen ondertekenen in het kader van artikel 60 van de organieke OCMW-wet120. De mogelijkheid voor het OCMW om al dan niet rekening te houden met de inkomsten van ouders wordt afgezwakt indien de eiser geen enkele bewijskrachtig gegeven aandraagt voor de financiële moeilijkheden van de werkloze ouders (schulden worden niet bewezen)121. Het staat het OCMW echter vrij om zijn onderzoek niet te beperken tot de inkomsten, maar ook uit te breiden tot de werkelijke situatie van de ouders, inzonderheid via een sociaal onderzoek122. De eiseres die met haar gehandicapte zoon samenwoont (hij werkt in een beschutte werkplaats en geniet een uitkering voor personen met een handicap van +/- 1000 €), kan geen aanspraak maken op het bestaansminimum, behalve indien er bijzondere omstandigheden kunnen worden aangetoond123. Dat het samenwonen voorlopig is, heeft geen invloed op de wettelijke machtiging om rekening te houden met de inkomsten van de samenwonende persoon124. Indien het sociaal verslag aangeeft dat het inkomen van de zoon meer dan tweemaal het bedrag van het bestaansminimum als samenwonende bedraagt, kan er geen bestaansminimum worden toegekend aan de aanvraagster. 125 Indien het OCMW erop wijst dat toepassing wordt gemaakt van artikel 13, § 2, van het K.B. van 9 oktober 1979, de aanvraagster niet in aanmerking komt voor het toekennen van een bestaansminimum, dan mag het bestuur geen ruimer criterium hanteren. Met toepassing van het genoemde artikel, kan de aanvraagster alsnog aanspraak maken op een beperkte toelage, rekening houdend met het gestegen inkomen van de zonen.126 Het feit dat een zoon in de week voor zijn studies op kamers verblijft in de stad waar hij studeert doet niets af aan het feit dat hij samenwonend is met zijn moeder; de ouderlijke verblijfplaats blijft in dat geval immers zijn gewone verblijfplaats. Indien hij een adresverplaatsing naar de studentenstad aanvraagt, moet worden bewezen dat hij zijn gewoonlijk verblijf daadwerkelijk naar daar overbracht ; bij gebrek hieraan, moet de moeder nog steeds als samenwonend met haar zoon worden beschouwd.127 Bij samenwoonst met de vader is het OCMW niet verplicht rekening te houden met het inkomen van de vader. Soms zijn er ook redenen om niet volledig het inkomen van de vader aan te rekenen: hoge leeftijd, gezondheidstoestand, klein pensioen en ziekte maken dat van de vader niet kan worden verwacht dat hij instaat voor zijn volwassen zoon.128 Volgens een andere arbeidsrechtbank129 moet er rekening gehouden worden met de inkomsten van de moeder met wie de aanvrager samenwoont. Indien een aanvrager inwoont bij zijn ouders kan er rekening worden gehouden met hun inkomen. In casu is het inkomen van de ouders niet gekend omdat zij elke medewerking weigeren; ook de aanvrager verstrekt geen inlichtingen over het beroep van zijn ouders. Volgens de arbeidsrechtbank te Antwerpen130 kan dan worden verondersteld dat hun inkomen voldoende hoog is omdat zij beiden werken. Bij samenwoonst met een zoon, ook al is die zwaar gehandicapt, wordt ook diens inkomen meegerekend; de aanvrager heeft dan desgevallend recht op het bestaansminimum voor samenwonenden én op maatschappelijk dienstverlening.131
120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131
T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Anderlues, RG 61.065/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 24.849/02. T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.532 et 319.958. T.T. Verviers, ch. vac., 17 juillet 2002, X / CPAS Dison, RG 1119/2002. T.T. Verviers, 1e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Verviers, RG 1865/2001. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 16 september 2002, X / OCMW Wetteren, AR 48.511. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 16 september 2003, X / OCMW Dendermonde, AR 47.907. Arbh. Antwerpen, 4e K., 12 juni 2002, X / OCMW Kalmthout, AR 2010453. Arbrb. Antwerpen, 14e K., X / OCMW Antwerpen, 07 januari 2002, AR 332.939. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 27 november 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 62629. Arbrb; Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.178. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.419.
19
Toch kan men inwonen bij de ouders en als alleenstaande worden beschouwd; bijvoorbeeld indien de betrokkene in het ouderlijk huis een eigen studio betrekt waarbij alle voorzieningen apart voor de aanvraagster en haar kindje aanwezig zijn. In dit geval moet wel rekening worden gehouden met de voordelen in natura die de aanvraagster door dergelijke samenwoonst geniet.132 Indien de inwonende vader aan de aanvrager maandelijks een bedrag voor kost en inwoon betaalt, dan moet dit in aanmerking worden genomen bij de berekening van het bestaansminimum.133
Een uit de echt gescheiden aanvraagster die samenwoont met haar drie kinderen, waarvan er twee beschikken over een eigen inkomen en het derde (meerderjarig) studeert, is slechts gerechtigd op een bestaansminimum categorie 4 i.p.v. categorie 2 omdat zij geen minderjarige kinderen meer te laste heeft.134
1.4.5.3. De andere gevallen van samenwoning Omtrent jongeren die zich in een toestand van begeleid zelfstandig wonen bevinden, is er, zoals hoger aangehaald, geen eensgezindheid in de rechtspraak. In artikel 65 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 22 mei 1991 inzake erkenningsvoorwaarden en subsidienormen van de voorzieningen bijzondere jeugdbijstand is bepaald dat de dienst van begeleid zelfstandig wonen instaat voor de huisvesting en het onderhoud van de jongere ten belope van het bedrag van het bestaansminimum voor alleenstaanden, verminderd met de eigen inkomsten van de jongere. Dit besluit werd evenwel bij besluit van de Vlaamse regering d.d. 13 juli 1994, opgeheven. De voorschotten die de jongeren kunnen bekomen, kunnen evenwel bezwaarlijk als bestaansminimum in hoofde van de betrokken jongere worden opgevat, aangezien zij immers maar toegekend worden in afwachting van een uitspraak over het recht op het bestaansminimum en het lot van die voorschotten noodzakelijkerwijs die uitspraak volgt. De rechtbank besluit dan ook dat de eiser recht heeft op het bestaansminimum als alleenstaande, onder voorbehoud van aanrekening van zijn inkomsten uit een leercontract.135 Gelijkaardig is de beoordeling waarbij Arbeidsrechtbank te Hasselt136 stelt dat de financiële hulp aan meerderjarige jongeren onder de voorziening van begeleid zelfstandig wonen slechts een subsidiair en complementair karakter heeft t.a.v. het bestaansminimum. Verder stelt de rechtbank vast dat het OCMW geen andere aanvaardbare argumenten aanbrengt waaruit zou blijken dat de aanvraagster geen aanspraak maakt op het bestaansminimum. De arbeidsrechter besluit dan ook dat de betrokkene in kwestie recht heeft op het bestaansminimum als alleenstaande onder voorbehoud van de aanrekening van de eventuele inkomsten een uit leerovereenkomst en de kinderbijslag die eiseres voor zichzelf ontvangt. Indien drie jongeren samen in een huis verblijven, betekent dit niet automatisch dat de aanvrager, een van hen, als samenwonende moet worden beschouwd. De vermogenstoestand van de ene persoon heeft immers geen invloed op die van de anderen; ieder van hen betaalt zijn deel van de huur en de nutsvoorzieningen, en uit het gebruik van een aantal plaatsen kan niet tot “samenwonen” in de zin van de bestaansminimumwet worden geconcludeerd.137 In het geval waarbij de aanvrager samenwoont met een andere man die geen aanspraak maakt op het genot van de bestaansminimumwet, mogen de bestaansmiddelen van de partner niet in aanmerking worden genomen; de aanvrager geniet derhalve het bestaansminimum als samenwonende.138 Zo het inkomen van echtgenote van de aanvrager (nog in Nederland verblijvend met de drie kinderen) niet gekend is, maar de rechtbank ervan uit gaat dat zij meer verdient dan het bestaansminimum voor een gezin, dan besluit de rechtbank dat de aanvrager geen recht kan doen gelden. Verder heeft hij met zijn gezin een persoonlijke beslissing genomen (om zijn job op te zeggen en naar België te verhuizen), hetgeen uiteraard een aantal kosten en een aantal maanden zonder inkomen met zich meebrengt. Aangezien het een gezin betreft 132 133 134 135 136 137 138
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.032. Arbrb. Turnhout, 2e K., 12 april 2002, X / OCMW Meerhout, AR 25.008. Arbrb. Kortrijk, 7e K., 4 september 2002, X / OCMW Izegem, AR 39381. Arbrb. Hasselt, 1e K., X / OCMW Hasselt, 20/9/2002, AR 2021443. Arbrb. Hasselt , 1e K., 6 september 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2021661; Arbrb. Hasselt, 1e K., 15 november 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2022016. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 15 april 2002, X / OCMW Dendermonde, AR 46.904. Arbrb. Dendermonde (afd. Aalst), 3e K., 23 april 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.891.
20
waarvan geen bijzondere sociale of financiële problemen worden vermeld, en dat om persoonlijke redenen de beslissing tot verhuizen nam, kan ook worden aangenomen dat voor die tijdelijke meeruitgaven een oplossing werd voorzien. De Arbeidsrechtbank te Leuven oordeelt, ten slotte, dat het recht op bestaansminimum enkel geldt indien de aanvrager niet in staat is toereikende bestaansmiddelen te verwerven.139 Wie in een psychiatrische instelling verblijft, is alleenstaande: bij ontstentenis van een leefgemeenschap bestaat er immers geen samenwoning.140 De personen die samenwonen in een leefgemeenschap of in een instelling, kunnen als « samenwonende » worden beschouwd, op voorwaarde dat de financiële kosten van de betrokkenen dalen door dit leven in gemeenschap. In deze zaak woonde de betrokkene in een opvangtehuis (tehuis voor ongehuwde moeders) en deelde ze samen met de andere huisgenoten de keuken (met potten en pannen, een fornuis, een oven), een ruimte waar alle maaltijden samen werden gebruikt, alsook de woonkamer (met T.V., washok, telefoon, …). Bij het gemeenschappelijk gebruik van de keuken was de eiseres vrijgesteld van de aankoopkosten van het keukengerei. In tegenstelling tot wat gold voor een alleenstaande persoon, was ze ook vrijgesteld van een bijdrage in de aankoop van een T.V. en aan de kosten ervan (Coditel, kabelgeld,…), net zoals van de installatiekosten van de telefoon en de wasmachine141. Een aanvraagster die in een centrum voor integrale gezinszorg verblijft waar de verblijfskosten niet volledig gedragen worden door de Vlaamse Gemeenschap, heeft recht op het bestaansminimum voor zover de onderhoudsplicht van de ouders niet kan worden ingeroepen.142 Het verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis of in een opvangtehuis leidt niet tot een samenwoning in de zin van die wetsbepaling, aangezien de inkomsten en uitgaven niet op één post worden samengebracht, ook al legt zo’n verblijf een levenswijze op die eigenlijk een leven in gemeenschap is143. Er bestaat geen gemeenschappelijk huishouden tussen de bewoners van een « initiatief van beschut wonen », zodat er in hun geval geen sprake kan zijn van samenwonen in de zin van artikel 2 van de wet van 7 augustus 1974. De bewoners van een initiatief van beschut wonen delen inderdaad wel collectieve ruimten, maar er bestaat tussen hen geen wil tot samwonen, noch leggen ze persoonlijk hun geldmiddelen samen om de huishoudelijke zaken volledig of hoofdzakelijk gemeenschappelijk te regelen144.
1.5. De werkbereidheid 1.5.1. Het begrip werkbereidheid Deze voorwaarde moet beoordeeld worden op het ogenblik van de aanvraag.145 1.5.1.1. De persoon die werkbereid moet zijn De bewijslast omtrent de werkbereidheid berust bij de aanvrager146; de rechtspraak gaat er nog steeds van uit dat de aanvrager niet kan worden ten laste gelegd dat hij geen werk heeft gevonden, wel dat hij niet de nodige inspanningen heeft gedaan om werk te zoeken.147 139 140 141 142 143 144 145
146
Arbrb. Leuven, 2e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Tienen, AR 846/02. Arbrb. Gent, 10e K., 20 december 2002, X / OCMW Gent, AR 151.686/01. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.499. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2011776. C.T. Liège (section Neufchâteau), 11e ch., 12 juin 2002, CPAS Virton / X, RG 3.541/02. T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.344. Arbrb. Tongeren, 1e K., X / OCMW Kortessem, 11 januari 2002, AR 2756/2001 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Heusden-Zolder, AR 2012196 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Halen, AR 2012263 ; Arbrb. Antwerpen, 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.316 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 18 december 2002, X / OCMW Genk, AR 1521/2002. Arbrb. Dendermonde, 3e K., X / OCMW Laarne, 07 januari 2002, AR 47.410 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 08 januari 2002, X / OCMW Denderleeuw, AR 47.429 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Heusden-Zolder, AR 2012196 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Halen, AR
21
1.5.1.2. De beoordelingscriteria Naar de werkbereidheid moet op een redelijke manier worden gepeild, door rekening te houden met de concrete mogelijkheden van de betrokkene (en diens specifieke situatie, leeftijd, beroepsopleiding, vorming, enz.). Hij moet niet aantonen voortdurend en regelmatig werk te zoeken, zoals in sommige gevallen van de werkloze kan worden verwacht, maar wel bewijzen dat hij bereid is om te werken, ernaar taalt. Bovendien is het aan het OCMW om de aanvrager van het bestaansminimum te omkaderen : hem helpen bij het zetten van de nodige stappen om werk te vinden, een omkadering die deel uitmaakt van de algemene opdracht van het OCMW, zoals beschreven in artikel 60 van de O.C.M.W.-wet148. De Arbeidsrechtbank van Hoei heeft de knoop moeten doorhakken in het volgende netelige vraagstuk : mag een persoon die het bestaansminimum aanvraagt, een activiteit als zelfstandige voortzetten, ook al brengt die activiteit, verricht in een vennootschap, hem onvoldoende geldmiddelen op opdat hij menswaardig zou kunnen leven. Het OCMW had inderdaad geweigerd om aan de aanvrager het bestaansminimum toe te kennen omdat hij bleef werken voor een onderneming die niet levensvatbaar was in plaats van elke beroepsactiviteit stop te zetten « in het belang van de ganse maatschappij (schuldeisers, concurrenten/ belastingplichtigen). » De rechtbank heeft het OCMW niet gevolgd en geoordeeld dat het recht op arbeid, zoals in België gewaarborgd door artikel 23 van de Grondwet, in onze cultuur ontegensprekelijk deel uitmaakt van de menselijke waardigheid. Volgens de rechters is het begrijpelijk dat een mens, ook al is hij gedwongen op de gemeenschap een beroep te doen om in zijn levensonderhoud te voorzien (geldelijke steun), meent zijn menselijke waardigheid slechts te kunnen behouden in de mate dat hij de nodige inspanningen kan leveren om zo min als mogelijk af te hangen van de gemeenschap. In deze zaak werkt de aanvrager al een twintigtal jaar zonder arbeidsovereenkomst, is hij 59 jaar oud, heeft hij een zwakke gezondheid en is hij sociaal geïsoleerd. De rechtbank begrijpt de aanvrager wanneer deze beweert dat hij het recht heeft om zijn beroep als bandenverkoper verder uit te oefenen, een beroep dat zijn leven zin geeft en hem toelaat een menswaardig leven te leiden. De menselijke waardigheid kan niet alleen maar beoordeeld worden in het licht van materiële en financiële criteria149. In een andere zaak heeft de Arbeidsrechtbank van Nijvel zich anders uitgesproken over de activeiten als onbezoldigde dominee. De aanvrager vond van zichzelf dat hij werkbereid was, niettegenstaande het feit dat zijn activiteit als dominee onbezoldigd was : hij is de mening toegedaan dat men hem vraagt om aan zijn roeping en zijn functie als dominee te verzaken, wat een schending is van de godsdienstvrijheid, wat dan weer discriminerend zou zijn en in strijd met de grondwettelijke vrijheden en het gelijkheidsbeginsel van alle burgers. De rechtbank oordeelt daarentegen dat de aanvrager het aan zichzelf verplicht is om elke mogelijkheid van een betrekking die verzoenbaar is met de menselijke waardigheid in overweging te nemen, zelfs onder zijn beroepsbekwaamheid. Aldus kan de zoektocht naar werk zich niet beperken tot één enkele activiteitensector. De rechtbank besluit dat de betrokkene een andere activiteit moet zoeken, wanneer hij er niet in slaagt om met zijn huidige activiteiten in het eigen levensonderhoud en dit van zijn gezin te voorzien150. De Arbeidsrechtbank van Charleroi oordeelt dat de eiseres die vrijwillig werkt en de werkwereld wat aftast, niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt151.
147 148 149 150 151
2012263 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 12 maart 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.450 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.753 ; Arbrb. Dendermonde (afd. Aalst), 25 juni 2002, X / OCMW Aalst, AR 48.235 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 9 oktober 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010605 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345.364 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.388 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346.135 ; Arbrb. Brugge, 7e K., 11 december 2002, X / OCMW Brugge, AR 109.782. Arbrb. Dendermonde, 3e K., X / OCMW Laarne, 7 januari 2002, AR 47.410 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 23 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.045. T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Ottignies – Louvain-la-Neuve, RG 734/w/2002. T.T. Huy, 2e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Burdinne, RG 46.850, 47.353 et 53.615. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001. T.T. Charleroi, ch. vac., 28 août 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.905/R.
22
Door geen contact te leggen met de dienst van socio-professionele inschakeling, die hem een arbeidsovereenkomst had aangeboden in het kader van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976, en door geen enkel initiatief te nemen om deze gelegenheid aan te grijpen (onmiddellijk een telefoontje plegen naar de personeelsverantwoordelijke die hem moet aanwerven), gedraagt de aanvrager zich niet als een gewone, voorzichtige en ijverige bestaansminimumbegunstigde. Dit verzuim is des te erger aangezien hij het bestaansminimum al bijna vier jaar geniet, en destijds door het OCMW gemachtigd was om te bestuderen (studies die op een fiasco uitliepen)152. Het feit dat de eiseres 3 schoolgaande kinderen heeft (8, 10 en 15 jaar oud), verhindert niet dat zij werk moet zoeken. Bovendien is ze in gebreke gebleven door niet op te dagen bij de sollicitatievoorbereidende gesprekken, zonder enige rechtvaardiging, wat een inbreuk is op de plichten van een bestaansminimumsaanvrager153. De Arbeidsrechtbank van Namen heeft kennis moeten nemen van een zaak waarbij het OCMW de eiseres een arbeidsovereenkomst had voorgesteld met toepassing van artikel 60, § 7, van de OCMW-wet. De rechtbank heeft zo aan de beginselen kunnen herinneren die de grondslag vormen voor de artikelen 60, § 7, en 61 van de wet van 8 juli 1976. De rechtbank herinnert eraan dat het OCMW door die bepalingen niet verplicht is een bestaansminimumbegunstigde met een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen. De rechtbank steunt hiervoor op de rechtspraak van de Raad van State volgens dewelke artikel 60, § 7, het OCMW niet verplicht om elke persoon in dienst te nemen die een bepaald aantal arbeidsdagen moet aantonen om recht te hebben op bepaalde sociale uitkeringen en voor wie het centrum elders geen betrekking vindt. De rechter verwijst ook naar de rechtsleer van Professor Depage volgens wie « los van de bestanddelen zoals de wil, de bekwaamheid, het voorwerp en de oorzaak, een contract in wezen een wilsakkoord is. Het volstaat inderdaad niet dat wil, bekwaamheid, voorwerp en oorzaak bij de overeenkomstsluitende partijen aanwezig zijn, opdat er sprake zou zijn van een overeenkomst. Daartoe moeten de twee partijen elkaar immers eerst ontmoeten en onderling overeenstemming bereiken over de verbintenissen die ze aangaan. De overeenkomst ontstaat dus pas als dit akkoord bestaat, door een overeenstemming van de aanwezige wil, verschijnsel dat ook met de uitwisseling van instemming van elkeen wordt aangeduid ». De door de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 bedoelde arbeidsovereenkomsten zijn overeenkomsten die pas bestaan wanneer de aanwezige partijen onderling hun instemming uitwisselen. In deze zaak was de eiseres slechts bereid een arbeidsovereenkomst in het kader van artikel 60 te ondertekenen indien ze na haar aanwerving zou ter beschikking worden gesteld van de VZW van haar keuze ; hiertegen had het OCMW zich verzet. Er werd geen akkoord bereikt over de precieze tewerkstellingsvoorwaarden van de eiseres. De rechtbank verklaart de eis van de betrokkene ongegrond omdat het niet aan de rechtbank is om het OCMW te verplichten een overeenkomst te ondertekenen met de eiseres – een arbeidsovereenkomst waarvoor de eiseres voorwaarden stelt waarin het centrum zich niet kan vinden154. Ingeroepen vrijstellingen wegens gezondheidsredenen moeten worden bewezen door de aanvrager.155 De rechtbank kan ook naar het verleden kijken voor wie nalaat die gezondheidsredenen te bewijzen; twee maal reeds werd betrokkene het bestaansminimum geweigerd wegens gebrek aan werkbereidheid en twee maal heeft betrokkene berust in die beslissingen. Samen brengt dit de rechtbank ertoe het gebrek aan werkbereidheid te bevestigen.156 Wie in het kader van een sociale tewerkstelling als aanvrager een stagecontract bekomt bij de reinigingsdienst van de stad, en als gevolg van verscheidene onwettige afwezigheden werd ontslagen, moet de beweerde slechte werkomstandigheden en gezondheidsproblemen aantonen. Bij gebrek hiervan, is het voor de arbeidsrechtbank duidelijk dat de aanvrager vrijwillig het werk heeft verlaten en zich daardoor werkonwillig opstelde. Jegens de aanvrager die geen enkel sollicitatiebewijs voorlegt en niet aantoont dat hij niet in staat was gedurende de betrokken maanden zelf toereikende bestaansmiddelen te verwerven, wordt terecht het bestaansminimum geweigerd.157 Wie nalaat bewijzen bij te brengen van vermeende studies en van de regelmatig te volgen cursussen, en zich door zijn houding bovendien de facto uitsluit van de arbeidsmarkt, moet niet op veel begrip rekenen bij de 152 153 154 155 156 157
T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 22.104/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 21.541/2001. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 111.142. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.088. Arbrb. Dendermonde, 3e K., X / OCMW Laarne, 7 januari 2002, AR 47.410. Arbrb. Brugge, 1e Vak. K., 17/9/2002, X / OCMW Oostende, AR109.758 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345.789 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345.485.
23
Dendermondse Arbeidsrechtbank158; hetzelfde geldt voor wie niet aantoont dat hij ingeschreven is bij interimkantoren en bij de VDAB.159 Het loutere feit zelf ontslag te hebben genomen, leidt niet automatisch tot ontstentenis van werkbereidheid160; een aanvrager die ontslag nam bij de post om zich op zijn (mislukte) activiteit als muzikant te kunnen toeleggen, heeft volgens de arbeidsrechtbank inderdaad een verkeerde carrièreplanning gemaakt door een vaste betrekking te verlaten en te kiezen voor een onzekere tewerkstelling als muzikant. Die ‘foutieve houding’ impliceert evenwel geenszins dat eiser het recht op bestaansminimum kan worden ontzegd…. Een werkverlating op zich is zonder meer onvoldoende om te besluiten tot een gebrek aan werkbereidheid in de zin van artikel 6 op de Bestaansminimumwet161; de bereidheid tot tewerkstelling moet in concreto en met gezond verstand worden beoordeeld. Indien uit het sociaal verslag blijkt dat de aanvrager in het verleden diverse arbeidsmogelijkheden gekregen heeft en die telkens door eigen toedoen is kwijtgespeeld, bovendien tot twee maal toe geen gevolg gaf aan een oproep van de VDAB, en vervolgens uitgesloten wordt van het recht op werkloosheidsuitkeringen, dan beslist het OCMW terecht dat de aanvrager niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden om recht te hebben op het bestaansminimum.162 Een aanvraagster die zich weliswaar aanbiedt voor jobs maar telkens een voorbehoud bereid is te werken zo de omstandigheden haar hiertoe dwingen, toont haar werkbereidheid niet aan163; ook wie zich slechts in één bepaalde sector wil werken en niet ingaat op andere werkaanbiedingen, slechts een maal op gesprek gaat bij de dienst trajectbegeleiding, en geen concrete bewijzen van sollicitaties kan voorleggen, bewijst zijn werkbereidheid niet.164 Het Arbeidshof te Antwerpen deelt die mening; wie een tewerkstelling afwijst omdat het slechts om een functie van arbeider gaat en wie aanspraak maakt op “subsidies” van de overheid, kan zich niet veroorloven om slechts werkbereid te zijn in een bepaalde sector.165 Dit zelfde Hof bevestigt in een ander arrest de stelling de aanvrager die aanspraak maakt op subsidies van de overheid, zich niet kan veroorloven slechts werkbereid te zijn in een bepaalde sector, indien hij gedurende vele jaren tijd genoeg gehad heeft om een betrekking te zoeken in de sector van zijn voorkeur.166 Gelijkaardig is de houding van een aanvrager die absolute voorrang geeft aan weekendwerk dat slechts een beperkt inkomen oplevert en die elk ander werk niet in aanmerking wil nemen; hierdoor vertoont de aanvrager zonder gezondheids- of billijkheidsredenen een gebrek aan werkbereidheid.167 Wie de kansen op tewerkstelling die hem geboden worden door het OCMW, niet benut en ook geen bewijzen van andere sollicitaties kan voorleggen, getuigt door zijn houding niet van werkbereidheid.168 Gelijkaardig is het geval waarbij de aanvrager zich door zijn houding de facto buiten de arbeidsmarkt plaatst: zonder geldig excuus afwezig blijven op verscheidene uitnodigingen bij de dienst vorming en tewerkstelling van het OCMW en zonder opgave van enige gelige reden een passend werkaanbod afwijzen.169 Indien blijkt dat het OCMW de aanvraagster de nodige steun heeft verleend om werk te vinden en/of om dit te behouden en hierbij het nodige geduld heeft aan de dag gelegd terwijl de aanvraagster blijk gaf van haar negatieve belangstelling om te werken, schaft het OCMW terecht het bestaansminimum af.170 Ook bij wie zelf aan de leden van het Bijzonder
158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168
169 170
Arbrb. Dendermonde, 3e K., 8 januari 2002, X / OCMW Denderleeuw, AR 47.429. Arbrb. Ieper, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Ieper, AR 24627. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.774. Arbrb. Gent, 10e K., 6 september 2002, X / OCMW Gent, AR155.457/02. Arbrb. Brussel, 20e K., X / OCMW Steenokkerzeel, AR 20.481/01. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Heusden-Zolder, AR 2012196. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Halen, AR 2012263. Arbh. Antwerpen, 20 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2010524. Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, X / OCMW Schilde, AR 2010609. Arbrb. Brugge, 7e K., 10 juni 2002, X / OCMW Oostende, AR 07.071. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 februari 2002, X / OCMW Oostende, AR 106.527 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.058 ; Arbrb. Gent, 10e K., 14 juni 2002, X / OCMW Gent, AR 153.619/01 ; Arbrb. Dendermonde (afd. Aalst), 25 juni 2002, X / OCMW Aalst, AR 48.235 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 23 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.045. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 5 maart 2002, X / OCMW Sint-Niklaas, AR 61.045. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 12 maart 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.450.
24
Comité en tijdens de zitting van de arbeidsrechtbank beweert dat hij vanuit zijn overtuiging niet geschikt is om een job uit te oefenen, wordt terecht het bestaansminimum afgeschaft.171 Kinderlast is geen reden om zich te onttrekken aan de wettelijke verplichting tot werkbereidheid.172 Ten aanzien van een aanvraagster die stelde dat zij bereid was te werken voor zover dit verenigbaar was met de gezondheidstoestand van haar tweede kind, en gebleken is dat tijdens haar tewerkstelling dit kind werd opgevangen door de moeder van de aanvraagster - waarvan de aanwezigheid oorspronkelijk aan het OCMW verzwegen werd - en dat dus een tewerkstelling ondanks twee kleine kindjes in casu wel mogelijk is, oordeelt de rechtbank dat de aanvraagster zelf moet instaan om de nodige bestaansmiddelen te verwerven. Nu de toekenningsvoorwaarde niet vervuld is, kan het bestaansminimum niet worden toegekend.173 Wie nog niet lang in het land is en geen Nederlands praat, ondervindt bij het zoeken naar werk wel een handicap maar dit maakt het zoeken niet onmogelijk; de Arbeidsrechtbank te Antwerpen174 oordeelt dat de betrokkene, na een aanpassingsperiode van twee maanden, de verplichting had om intensief naar werk te zoeken om zelf in te staan voor het onderhoud van zijn gezin. Overigens wordt van de betrokkene niet verwacht dat hij onmiddellijk werk vindt, wel dat hij alle inspanningen levert om dit te vinden; het is aan betrokkene om hiervan het bewijs voor te leggen. Onregelmatig babysitten komt niet tegemoet aan de werkbereidheidsvereiste.175 Het telkens afwimpelen van een aangeboden tewerkstelling met doktersattesten betreffende steeds andere aandoeningen terwijl die nooit aan het ziekenfond werden aangegeven, is kiezen voor een gemakkelijke oplossing om aan tewerkstelling te ontsnappen.176 Aan wie deeltijds werkt en geen bestaansminimum geniet omdat het loon voldoende hoog is, kan terecht het bestaansminimum worden geweigerd bij afwijzing van een voltijdse tewerkstelling.177 Indien de aanvragers gehuwd zijn, moeten beide echtgenoten het bewijs van werkbereidheid leveren.178 De stopzetting van een opleiding alleen, rechtvaardigt de weigering van het bestaansminimum niet; het begrip werkbereidheid in de bestaansminimumwetgeving dekt niet dezelfde lading dan in de werkloosheidswetgeving. Wie echter na zijn opleiding expliciet weigert zich te laten inschrijven in interim-bureaus of zelf werk te zoeken, toont zich niet werkbereid.179 Een OCMW mag het beginsel “non bis in idem” niet negeren; de reden van een schorsing door de RVA kan niet automatisch aanleiding geven tot een tweede sanctie, met name de weigering tot toekenning van het bestaansminimum. Verder moet de bereidheid tot tewerkstelling op ieder ogenblik worden geëvalueerd en kan een vroeger feit niet blijvend worden aangehaald om het bestaansminimum te weigeren.180 Het feit dat een aanvrager omwille van godsdienstige redenen geen werk wenst te doen waarbij hij in contact komt met alcohol en (varkens)vlees, toont niet aan dat hij niet bereid is te werken; het betreft immers maar een beperkt segment van de arbeidsmarkt.181 Uit het feit dat iemand niet op zee wenst te gaan werken, kan niet worden afgeleid dat de aanvrager niet werkbereid is; wie in dat geval bovendien sollicitatiebewijzen voorlegt van na het gesprek met de maatschappelijk werker en voor de beslissing van het Bijzonder Comité, en bovendien nog ingeschreven is voor een bijkomende opleiding, is niet van slechte wil.182
171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.789. Arbh. Antwerpen, 4e K., 9 oktober 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010605 ; Arbrb. Brugge, 7e K., 11 december 2002, X / OCMW De Haan, AR 108.610. Arbrb. Brugge, 1e Vak. K., 29 juli 2002, X / OCMW Brugge, AR 109.354. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.753. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.702. Arbrb. Kortrijk (afd. Roeselare), 7e K., 15 mei 2002, X / OCMW Roeselare, AR 36192 en 36675. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.227. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345.364. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346.569 en 348.073. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 15 april 2002, X / OCMW Dendermonde, AR 47.677. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.332 en 341.613. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.379.
25
Bij wie regelmatig solliciteert en ook nu en dan tewerkgesteld wordt, maar er niet in slaagt zijn werk te behouden, is er wel een bereidheid om te werken. De afschaffing van het aan intensieve begeleiding door het OCMW.183 Uit het feit dat een aanvrager een keer niet opdaagt voor een sollicitatie omdat zij de brief te laat ontvangen heeft, kan niet afgeleid worden dat de betrokkene niet werkbereid is.184 Uitzonderlijk is een rechtbank van oordeel dat een OCMW een veel te zwaar gewicht toekent aan de vereiste van bereidheid tot tewerkstelling. Anders dan inzake werkloosheidsuitkeringen kan inzake het bestaansminimum geen volle beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt gelden.185 In bepaalde gevallen kan verwacht worden dat een student ook tijdens het schooljaar zijn werkbereidheid moet tonen door gelegenheidswerk te verrichten. Indien de aanvrager echter zijn leven zelfstandig moet leren inrichten, kan een gedeeltelijke tewerkstelling tijdens het schooljaar niet als voorwaarde gesteld worden.186 Het OCMW dat een persoon van 57 jaar die reeds sinds meer dan 20 jaar geen voertuig meer bestuurt met de verantwoordelijkheid van het personenvervoer (gehandicapten in een busje) wil belasten, kan deze niet verwijten dat ze haar werkbereidheid niet aantoont wanneer ze weigert op dit aanbod in te gaan187.
1.5.2. Bewijs van werkbereidheid 1.5.2.1. De bewijsmiddelen Opdagen op het werk en bewezen sollicitaties zijn sterke bewijsmiddelen van werkbereidheid; aan wie dit echter nalaat, wordt het bestaansminimum geweigerd.188 Ook het bewijs van werkbereidheid kan zijn: een opleiding tot boekhouder volgen, een lening aangaan en een zelfstandige activiteit hieromtrent ontwikkelen. Onvoldoende is een lijst van ondernomen sollicitaties zonder concrete bewijzen hiervan.189 Wie studeert en daarnaast nog weekendarbeid verricht getuigt wel van werkbereidheid.190 Wie studies aanhaalt als billijkheidsrechten, kan zijn werkbereidheid bewijzen door tijdschoolvakanties te werken. Ook een bewijs van werkbereidheid kan zijn: een opleiding tot boekbinder volgen, een lening aangaan en een zelfstandige activiteit hieromtrent ontwikkelen.191 Indien uit de sociale verslagen genoegzaam blijkt dat de aanvrager door het niet nakomen van zijn afspraken, in feite niet wenst mee te werken aan de arbeidsbemiddeling en in wezen niet geïnteresseerd was om werk te vinden, dan is dit voor het Arbeidshof een voldoende grond om het bestaansminimum af te schaffen.192 Wie de afspraken omtrent werkgelegenheid met het team tewerkstelling van het OCMW niet nakomt, bewijst noch zijn werkbereidheid noch zijn medewerking.193 Wanneer het OCMW weigert het bestaansminimum aan de eiseres toe kennen omdat ze door eigen toedoen in een moeilijke situatie zou zijn terechtgekomen, roept het een nieuwe en onwettige voorwaarde in het leven. De door artikel 6 van de wet van 1974 vereiste werkbereidheid vergt alleen een gemeende bereidwilligheid van de aanvrager om te werken. Dit is een inspanningsverplichting die in concreto en in functie van eenieders
183 184 185 186 187 188
189 190 191 192 193
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.860 en 345.617. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 18 december 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 64357 en 64370. Arbrb. Brugge, 6e K., 4 april 2002, X / OCMW Gistel, AR 107.034. Arbrb. Leuven, 2e K., 10 april 2002, X / OCMW Leuven, AR 2904/01 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 10 april 2002, X / OCMW Aarschot, AR 3023/01. T.T. Dinant, 7e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Vresse-sur-Semois, RG 61.976. Arbrb. Brugge, 7e K., 28 januari 2002, X / OCMW Bredene, AR 106.031 en 106.049 ; Arbrb. Kortrijk (afd. Roeselare), 7e K., 20 maart 2002, X / OCMW Roeselare, AR 38807 ; Arbrb. Oudenaarde, 3e K., 3 juni 2002, X / OCMW Zottegem, AR 23.564/III ; Arbrb. Brussel, Vak. K., 3 september 2002, X / OCMW Dilbeek, AR 8514/99. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Halen, AR 2012263. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.501. Arbrb. Brugge, 6e K., 4 april 2002, X / OCMW Gistel, AR 107.034. Arbh. Antwerpen, 4e K., 8 mei 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2010209. Arbrb. Tongeren, 1e K., 15 mei 2002, X / OCMW GenK., AR 1544/2001.
26
individuele mogelijkheden moeten worden beoordeeld. Het komt niet aan het OCMW toe om uit te zoeken of de hulpbehoevende zelf schuld heeft aan de staat van behoefte194. De werkbereidheidsplicht voor de bestaansminimumaanvrager moet op het ogenblik dat de aanvraag wordt ingediend en tijdens het onderzoek van het dossier worden onderzocht. Het past niet te verwijzen naar het verleden van de betrokkene (tenzij uit het onderzoek van dit verleden zou kunnen blijken dat hij werkonwillig is en daarin volhardt)195. De mislukking van een arbeidsbetrekking (waarbij het OCMW via artikel 60 optrad als werkgever) bewijst op zich niet dat de ontslagen werknemer werkonwillig is, zelfs in geval van een ontslag om dringende reden. De rechtbank herinnert er echter aan dat de aanvrager er zich moet van bewust zijn dat, ook al is een mislukking geen synoniem voor een werkonwillige houding, dit wel het geval zou kunnen zijn wanneer dergelijke ervaringen zich meer dan eens voordoen. Dit zou immers kunnen worden opgevat als een wens om zich onbeschikbaar te maken voor de arbeidsmarkt, zeker wanneer de betrokkene stelselmatig onaanvaardbare houdingen aanneemt jegens zijn werkgever196. Meestal bevelen de arbeidsgerechten dat de debatten moeten worden heropend opdat de aanvrager die zich in een sociaal kwetsbare situatie bevindt (werkloos, met kinderlast), bewijzen zou kunnen aanvoeren waaruit blijkt dat hij werk zoekt197. Een inschrijving als werkzoekende bij de VDAB die al één jaar in de tijd teruggaat, is geen voldoende bewijs voor de werkbereidheid198. Ook de volgende "bewijsstukken" over een periode van acht maanden zijn ruim onvoldoende om werkbereidheid aan te tonen: twee of drie inschrijvingen in een interim-bureau, waarvan één ongedateerd, een laattijdige inschrijving bij de VDAB, een tewerkstelling op proef, een contract van onbepaalde duur voor drie maanden, geen andere sollicitatiebewijzen.199 Keer op keer in hetzelfde paar straten uit eigen beweging zijn diensten aanbieden bij enkele handelaars, staat niet gelijk met een actieve zoektocht naar werk, daarvoor moet men ook de jobzoekertjes raadplegen, een C.V. opsturen, sollicitatiegesprekken voeren, … De jongere die zijn kansen op de arbeidsmarkt wil verhogen, dient één of meer beroepsopleidingen te volgen en moet gebruik maken van de dienstverlening die hem wordt aangeboden door de dienst van socio-professionele inschakeling van het OCMW200. OCMW mag van iedere aanvrager twee sollicitatiebewijzen per week eisen; de Tongerse Arbeidsrechter vindt dit geen strikte eisen.201 Ook twintig sollicitatiebrieven per maand kunnen volgens de Arbeidsrechtbank te Hasselt nog door de beugel.202 Wie wel verklaart te willen werken, maar door zijn houding het tegendeel bewijst en alle kansen tot tewerkstelling onbenut laat, noch gezondheids- of billijkheidsredenen aantoont, bewijst zijn werkbereidheid niet.203 De aanvrager die zijn betrekking opgeeft (tewerkstellingsmaatregel in het kader van artikel 60, § 7, van de O.C.M.W.-wet), toont zo aan niet langer werkbereid te zijn, des te meer daar hij niet meer naar de afspraken is gekomen die zijn inschakelingsbegeleider voor hem had geregeld204.
194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204
T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 312.470, 314.287, 318.722 et 319.959. T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 mars 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.182. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61.059/R. T.T. Liège, 9e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 janvier 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 19.795/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 40.387/2002 . Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.830 ; Arbrb. Antwerpen, 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.316. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 21.093/2001; T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 septembre 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 33749/2002. Arbrb. Tongeren, 1e K., 27 mei 2002, X / OCMW Kortessem, AR 54/2001. Arbrb. Hasselt, 1e K., 6 september 2002, X / OCMW Zonhoven, AR 2021845. Arbrb. Brugge, 6e K., 6 juni 2002, X / OCMW Brugge, AR 107.330. T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 16.749/01.
27
1.5.2.2. De bewijslast Te herhalen valt dat de bewijslast in beginsel bij de aanvrager berust omdat hij moet aantonen aan de voorwaarden tot het verkrijgen van maatschappelijke dienstverlening te voldoen. Wie door zijn houding de bereidheid tot tewerkstelling niet bewijst, ziet de beslissing van het OCMW tot weigering van het bestaansminimum bevestigd door de rechtbanken. Ook het OCMW kan uiteraard aantonen dat de aanvrager niet werkbereid is.205 Wie beweert dat hij alle interim-kantoren van de streek heeft bezocht en zegt ingeschreven te zijn bij de VDAB, noch hiervan geen enkel stuk overlegt, bewijst zijn beweringen niet.206 Een niet-gedateerde inschrijving bij een interim-kantoor is geen afdoende bewijs tot werkbereidheid; evenmin is één aanbieding bij een interim-kantoor in acht maanden tijd een bewijs van werkbereidheid; de bewering in Duitsland te hebben gewerkt zonder dit te bewijzen, verandert hieraan niets. De door een aanvrager ingeroepen medische redenen, de sociale opvang van het kind noch religieuze redenen kunnen een vrijwillig ontslag van de aanvrager verantwoorden, indien blijkt dat de werkgever reeds talrijke faciliteiten had verleend om tegemoet te komen aan zijn verzuchtingen. Een aanvrager kan van de werkgever niet verlangen dat die zich aanpast aan zijn waarden en normen; de rechtbank oordeelt dat de betroffene aldus geen of te weinig inspanningen gedaan heeft om zijn tewerkstelling te behouden.207 Als uit het feitenrelaas blijkt dat bij de aanvrager sprake is van een blijvende houding om zich te onttrekken aan ieder vorm van medische controle, ondanks verschillende ingebrekestellingen in verband met het totale gebrek aan medewerking, dan toont de aanvrager volgens de arbeidsrechtbank slechts zijn blijvende onwil en kon het OCMW terecht het bestaansminimum stopzetten.208 Indien de aanvrager niet opdaagt op het hem aangeboden werk en vervolgens beweert dat dit werk te zwaar was dan moet hij dit bewijzen, bijvoorbeeld via medische attesten. Bij gebrek hieraan is de beslissing van het OCMW tot stopzetting van het bestaansminimum gerechtvaardigd.209 Indien het OCMW iemands arbeidsovereenkomst verbreekt en het bestaansminimum stopzet, moet het bewijzen wat het beweert; het bestuur dat niet aantoont dat de aanvrager eenzijdig het werk verlaten heeft, niet de juiste werkattitude aan de dag legde en geen blijk gaf tot tewerkstelling, wordtin voorkomend geval door de arbeidsrechtbank in het ongelijk gesteld.210
205 206 207 208 209 210
Arbrb. Turnhout, 2e K., 13 december 2002, X / OCMW Herentals, AR V.25.808. Arbrb. Ieper, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Ieper, AR 24627. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 31 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.075. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 4 februari 2002, X / OCMW Wetteren, AR 46.478. Arbrb. Kortrijk (afd. Roeselare), 7e K., 20 februari 2002, X / OCMW Roeselare, AR 38934. Arbrb. Oudenaarde, 3e K., 21 mei 2002, X / OCMW Ronse, AR 23.687/III.
28
1.5.2.3. De overeenkomst van sociale integratie Wanneer het OCMW de aanvrager voorstelt om een overeenkomst van sociale integratie te ondertekenen, moet hij die nauwkeurig naleven. Aangezien hij geregeld te laat kwam op het werk, heeft het centrum het recht om de betaling van het bestaansminimum overeenkomstig artikel 16 van de wet van 7 augustus 1974 gedurende drie maanden te schorsen211. De integratieovereenkomst kan bepalen dat de aanvrager op regelmatige basis moet werken voor interimbureaus en werk moet aannemen dat voorhanden is en niet alleen dat wat hij zelf wil. Indien de aanvrager zich ontegensprekelijk aan die afspraak onttrekt door vast te houden aan een tewerkstelling als informaticus, stelt hij zich door zijn houding buiten de arbeidsmarkt.212 Dit geldt ook voor een aanvrager die zich in de integratieovereenkomst ertoe heeft verbonden effectief te solliciteren naar werk en een inschrijving bij verschillende interim-kantoren te bewerkstelligen; indien, na aanmaning, die verplichtingen van de overeenkomst zonder gegronde redenen niet worden nagekomen, kan het recht op bestaansminimum geheel of gedeeltelijk worden geschorst.213 Wie het land gedurende lange tijd verlaat zonder het OCMW hiervan op de hoogte te brengen, zijn afspraken van het contract niet nakomt en meer dan twee maanden niets meer van zich laat horen, werkt niet mee aan het sociaal onderzoek.214 Het OCMW had de eiseres zowel schriftelijk als mondeling uitgenodigd om stappen te ondernemen op het vlak van haar socio-professionele inschakeling. Haar passieve ingesteldheid en het feit dat er geen bewijsstukken zijn voor enige ondernemingszin op dit vlak, getuigen van een gebrek aan werkbereidheid215. Zonder uitdrukkelijk te verwijzen naar de overeenkomst van sociale integratie, oordeelt de rechtbank dat het OCMW de opdracht heeft zijn bijstand aan de aanvrager op te voeren, opdat deze enige structuur zou kunnen aanbrengen in zijn beroepsleven. De betrokkene beschikt over het diploma van loodgieter – veelgevraagd op de arbeidsmarkt – maar de steun van het OCMW is onontbeerlijk, zo niet blijft de aanvrager ten laste van zijn ouders, met het gevaar dat hij zich in deze situatie nestelt216. Een aanvrager bewijst werkonwillig te zijn wanneer hij weigert een overeenkomst van socio-professionele inschakeling zonder geldige reden te ondertekenen of na te leven217. De Arbeidsrechtbank van Nijvel herinnert eraan dat zij er niet toe gehouden is de aan de voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn gerichte ministeriële omzendbrief van 28 september 2000 (« Overzicht van de maatregelen uit het Lenteprogramma met het oog op de bevordering van de tewerkstelling van bestaansminimumgerechtigden en begunstigden van maatschappelijke dienstverlening ») na te leven. De richtlijnen met betrekking tot het recht op bestaansminimum en de toepassingsvoorwaarden van de artikelen 12bis en 23bis van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974, binden de rechtbank niet, aangezien het om een interpretatie van een wettekst gaat (overigens zonder dat dit met zoveel woorden blijkt)218. In het kader van een overeenkomst van sociale integratie volgt de eiseres onder toezicht van een begeleider een actieve stage bij het OCMW. Men kan niet beweren dat zij haar overeenkomst van sociale integratie niet heeft nageleefd en dus werkonwillig is, louter omdat ze nagelaten heeft binnen termijn haar stageverslag aan de begeleider over te maken219.
211 212 213 214 215 216 217
218 219
T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 22.581/01. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 15 januari 2002, X / OCMW Beveren, AR 60.766. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 15 januari 2002, X / OCMW Hamme, AR 47.559 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.709. Arbrb. Antwerpen, 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.355. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.715/R et 59.452/R. T.T. Liège, 10e ch., 22 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319.564. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 2.364/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Ixelles, RG 31.094/00 ; T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Verviers, RG 0736/2002. T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Court-Saint-Etienne, RG 139/W/2002. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Anderlues, RG 55.305/R.
29
1.5.3. Vrijgesteld van bewijs Voor de toekenning en het behoud van het bestaansminimum moet de betrokkene blijk hebben gegeven van zijn bereidheid tot tewerkstelling, tenzij dit om diverse redenen onmogelijk is; wie die redenen niet aantoont, heeft geen recht op het bestaansminimum.220
1.5.3.1. Gezondheidsredenen Ingeroepen vrijstellingen wegens gezondheidsredenen moeten worden bewezen door de aanvrager.221 Voor wie nalaat dit te bewijzen, kan de rechtbank ook naar zijn verleden kijken; twee maal reeds werd betrokkene het bestaansminimum geweigerd wegens gebrek aan werkbereidheid en twee maal heeft betrokkene berust in die beslissingen. Samen brengt dit de rechtbank ertoe het gebrek aan werkbereidheid te bevestigen.222 Wie medische redenen inroept ten overstaan van het OCMW en nalaat een beslissing van de RVA aan te vechten waarin hij geschorst wordt wegens werkverlating, komt niet geloofwaardig over.223 De aanvrager moet in ieder geval zelf aantonen dat medische problemen zo erg zijn dat ieder werk onmogelijk wordt gemaakt.224 Ingeval een aanvrager een job aangeboden wordt die niet geschikt is en de aanvrager blijkt ernstige rugproblemen van blijvende aard te hebben, is de werkweigering verschoonbaar wegens medische redenen.225 Een aanvrager die stelt dat hij veel problemen heeft en dat hij geen actieve stappen heeft kunnen zetten om te worden tewerkgesteld en daarbij in besluiten opwerpt dat hij voor psychische stoornissen gevolgd wordt, moet hij hiervan de nodige bewijzen voorleggen.226 Indien uit het dossier inderdaad blijkt dat de gezondheidsredenen terecht werden aangehaald, dan kan de rechtbank de onterechte weigeringsbeslissing hervormen.227
1.5.3.2. Billijkheidsredenen Krachtens artikel 6, § l, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, hangen de toekenning en het behoud van het bestaansminimum af van de voorwaarde dat de betrokkene « bewijst dat hij werkbereid is, tenzij dit onmogelijk zou blijken om gezondheids- of billijkheidsredenen ». Onder bepaalde voorwaarden228, oordeelt de rechtspraak dat studies een billijkheidsreden vormen die het onmogelijk maken te werken (voor zover de betrokkene slaagt in deze studies)229. Echter, de loutere inschrijving voor een studie volstaat op zichzelf niet om vrijgesteld te worden van het bewijs van tewerkstellingsbereidheid, aangezien het evenzeer kan worden aangewend als een excuus om zich niet te moeten aanbieden op de arbeidsmarkt. Ook het gegeven dat iemand zich ingeschreven heeft in interim-bureaus, kan moeilijk als argument gelden indien dit gebeurd is op aandringen van het OCMW.230 Het OCMW dat voor een bepaald jaar besliste om aan een studente een bestaansminimum toe te kennen, is volkomen vrij om dit het volgende jaar niet meer te doen als blijkt dat de aanvraagster voldoende middelen ter beschikking heeft om haar studies te voltooien.231
220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231
Arbh. Gent, 6e K., 17 juni 2002, X / OCMW Denderleeuw, AR 47/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.088. Arbrb. Dendermonde, 3e K., X / OCMW Laarne, 7 januari 2002, AR 47.410. Arbh. Antwerpen, 4e K., 11 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2010688. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.088. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 februari 2002, X / OCMW Oostende, AR 105.027. Arbrb. Brussel, Vak. K., 3 september 2002, X / OCMW Dilbeek, AR 8514/99. Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Scherpenheuvel-Zichem, AR 1723/02 & 1866/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.753. Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 november 2002, X / OCMW Mechelen, AR 79409. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 8 januari 2002, X / OCMW Denderleeuw, AR 47.429. Arbrb. Turnhout, 2e K., 17 januari 2003, X / OCMW Mol, AR 25.919.
30
Eén van die voorwaarden is het uitoefenen van een beroepsbezigheid die verenigbaar is met de studies (bijvoorbeeld vertaalwerk en kinderoppas ‘s avonds of tijdens de weekends of de vakanties)232. Andere voorwaarden : de aanvrager-student moet tevergeefs zijn onderhoudsrechten hebben ingeroepen jegens zijn onderhoudsplichtigen, zonder vrucht een studiebeurs hebben aangevraagd, bewijzen dat hij geschikt is om de studies te volgen en zijn staat van behoeftigheid aantonen233. De aanvrager die studeert volgens een glijdend uurrooster moet een deeltijdse betrekking zoeken die verenigbaar is met het uurrooster van zijn studies234. Het OCMW heeft terecht het bestaansminimum geweigerd aan een aanvrager-student die een « studentenjob » had geweigerd gedurende de maand juli. Maar anderzijds had de aanvrager een tweede zittijd, zodat de rechtbank oordeelt dat er een billijkheidsreden kon worden aangevoerd, opdat de student alles op alles zou kunnen zetten om zijn examens met succes af te leggen235. Een student die voltijds dagcursussen volgt, kan op zich eventueel onder de toepassing van de billijkheidsredenen van artikel 6 vallen, waardoor hij niet langer moet aantonen werkbereid te zijn, maar daartoe moet hij wel bewijzen dat de studies die hij aanvat of voortzet nodig zijn om een menswaardig leven te kunnen leiden. In dat opzicht volstaat het niet dat de studies het de student mogelijk maken « om zijn levensomstandigheden te verbeteren » of zijn kansen op de arbeidsmarkt te versterken, want in deze beschikt hij al over een eerste diploma dat hem de toegang tot die markt verzekert236. Het volgen van studies kan helpen tot een betere integratie op de arbeidsmarkt.237 Zonder enig diploma op zak maakt men weinig kans op de arbeidsmarkt; daarom kan het volgen van tweedekansonderwijs de kansen van iemand verhogen en als billijkheidsreden aanvaard worden.238 De professionele mogelijkheden worden door het volgen van hogere studies vergroot, voor zover dit hoger onderwijs aansluit bij de vooropleiding en de bekwaamheden van de betrokkene.239 Een aanvrager die hogere studies muziek volgt maar geen vakantiewerk kan doen wegens het zware en onregelmatige uurrooster en ook niet kan terugvallen op familie, moet door het OCMW worden gesteund. Dit kan financieel, maar ook door alle nuttige inlichtingen te verstrekken en stappen te ondernemen om aan de aanvrager alle rechten en voordelen toe te kennen waarop zij aanspraak kan maken. De aanvrager zelf moet inspanningen doen om zo weinig mogelijk ten laste van de gemeenschap te vallen.240 Het bezit van één of meer diploma’s en de betrekkelijk hoge leeftijd belemmeren meestal de toepassing van de billijkheidsredenen wanneer de aanvrager studies wil aanvatten of voortzetten241. Gelijkaardig is het volgende geval waarbij de Kortrijkse Arbeidsrechtbank242 oordeelt dat, waar de rechtspraak de werkbereidheidsvereiste tegenover studenten soepel hanteert, de rechter in casu oog moet hebben voor de leeftijd van eiser en het feit dat hij reeds over een diploma beschikt. Het bestaansminimum is volgens de rechtbank geen studiebeurs en van de aanvrager kan worden verwacht dat hij met zijn behaalde diploma werk 232 233
234 235 236
237 238 239 240 241 242
T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Forest, RG 17.098/01 ; T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 11 avril 2002, X / CPAS Durbuy, RG 27.756. T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 18.571/01; T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319.693 et 321.216 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Ixelles, RG 25.459/02 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Waterloo, RG 124/N/2002 ; T.T. Liège, 9e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 323.369. T.T. Liège, 7e ch., 2 octobre 2002, X / CPAS Liège, RG 322.287. T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 novembre 2002, X / CPAS Beloeil, RG 73.185 et 73.186. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.241 ; C.T. Liège, 2e ch., 17 septembre 2002, X / CPAS Herstal, RG 30.235/01 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Rochefort, RG 61.683. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.501 ; Arbrb. Gent, 10e K., 29 maart 2002, X / OCMW Gent, AR 116.702/94. Arbrb. Antwerpen, 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.355. Arbrb. Leuven, 2e K., 10 april 2002, X / OCMW Leuven, AR 2904/01 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 10 april 2002, X / OCMW Aarschot, AR 3023/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.739. T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 321.309. Arbrb. Kortrijk,2e K., 4 september 2002, X /OCMW Wevelgem, AR63415.
31
kan vinden; nu blijkt dat hij geen voltijdse tewerkstelling wil combineren met zijn doctoraatsopleiding, acht de rechtbank hem niet werkbereid. De Arbeidsrechtbank van Brussel oordeelt echter dat een persoon van 22 jaar kunststudies (totaalduur : vijf jaar) mag hervatten, niettegenstaande een onderbreking van één jaar, aangezien ze vanaf het middelbaar onderwijs kunststudies had gevolgd bij de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten243. Blijkbaar is de Arbeidsrechtbank van Namen het hier niet mee eens : zij meent dat de personen die hun opwachting op de arbeidsmarkt reeds gemaakt hebben, maar vervolgens die markt weer verlaten om studies aan te vatten of voorheen afgebroken studies te hervatten, niet langer van de billijkheidsredenen kunnen genieten. De rechtbank geeft er de voorkeur aan dat de aanvrager vergelijkbare avondcursussen volgt en gewoon uitzendopdrachten blijft vervullen, met het behoud van sociale rechten tot gevolg244. De wens van de 33-jarige eiseres om verpleegkundige studies aan te vatten (minimumduur : 4 jaar), is geen billijkheidsreden die haar vrijstelt van de werkbereidheidsplicht245. Hetzelfde geldt voor een 29-jarige moeder van twee kinderen die laboratoriumassistente wil worden (studieduur : drie jaar)246. De Arbeidsrechtbank van Brussel oordeelt dat de beslissing van de aanvrager om nieuwe dagstudies aan te vangen (duur : vier jaar), na zijn mislukte architectuurstudies (gedurende twee jaar, met bijstand van het OCMW), een werkelijke wens om werk te vinden, tegenspreekt247. Het is van wezenlijk belang dat de betrokkene geschikt is om te studeren : dit moet concreet en grondig worden nagegaan. Aangezien de jonge aanvrager zijn leerresultaten niet aan het OCMW heeft overgemaakt (zelfs niet gedeeltelijk), kan het centrum niet controleren of hij aan de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum aan studenten voldoet248. Tijdens het eerste jaar van hogere studies gaat men uit van het vermoeden dat de betrokkene studiegeschikt is249. Deze geschiktheid moet over het volledige academiejaar worden bekeken, met inbegrip van de tweede zittijd250. De beslissing van het OCMW m.b.t. het volgen van studies moet redelijk zijn; een rechtbank oordeelde dat een beslissing elke redelijkheid mist in het geval die een aanvraagster het volgen van het laatste jaar secundair onderwijs ontzegt nadat zij het vorige schooljaar om medische redenen niet tot een goed einde bracht.251 Wanneer de aanvrager verschillende keer gefaald heeft tijdens zijn middelbaar onderwijs, mag het OCMW hem het bestaansminimum toekennen en deze steun afhankelijk maken van een regelmatig toezicht op zijn slaagkansen (evaluatie na het eerste jaar)252. In afwachting van de officiële uitslagen van het academiejaar, moet er voorlopig recht worden gesproken, tot er meer informatie beschikbaar is over het welslagen van het lopende jaar. De heropening van de debatten moet worden bevolen, opdat de eiser de resultaten van zijn schooljaar zou kunnen overhandigen253. De eiseres die tweemaal gefaald heeft in het zesde jaar beroepsonderwijs (afdeling bureauwerk), toont niet aan studiegeschikt te zijn en kan dus niet genieten van de in artikel 6 bedoelde billijkheidsredenen254. Hetzelfde
243 244 245 246 247 248 249 250 251 252
253 254
T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 18.302/01 et 21.756/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Courcelles, RG 59.993/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 février 2002, X / CPAS Charleroi, RG 59.859/R. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61.238/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 22.104/2001. T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.185 et 323.055. T.T. Bruxelles, 15e ch. extraordinaire, 9 juillet 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Lambert, RG 25.226/02. T.T. Bruxelles, ch. vac., 2 août 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 29.719/02. Arbrb. Hasselt, 1e K., 15 november 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2022654. T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 22.749/01, 22.750/01, 22.751/01 et 22.752/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 321.617 ; T.T. Liège, 11e ch., 9 juillet 2002, X / CPAS Liège, RG 321.395. T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 319.693 et 321.216 ; T.T. Liège, 7e ch., 2 octobre 2002, X / CPAS Liège, RG 321.696. T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Courcelles, RG 59.681/R, 59.834/R et 60.192/R.
32
geldt voor de 22-jarige aanvrager die driemaal de tweede kandidatuur in de handelswetenschappen gefaald heeft, en geen moeite doet om werk te vinden, zelfs niet tijdens de schoolvakanties255. Wie nalaat bewijzen bij te brengen van vermeende studies en van de regelmatig te volgen cursussen en zich door zijn houding bovendien de facto uitsluit van de arbeidsmarkt, moet niet op veel begrip rekenen bij de rechtbank.256. Indien er vastgesteld wordt dat de aanvraagster na een studieduur van 4 jaar nog steeds geen enkel eerste jaar met vrucht voltooide, dan oordeelt de rechtbank dat een vrijstelling van werkbereidheid in hoofde van de aanvraagster niet meer mogelijk is.257 Indien de aanvrager niet waar maakt dat hij de studies die hij in Nederland beoogt, aankan, dan mag het OCMW bij de beoordeling van de aanvraag terecht de haalbaarheid van de studie onderzoeken en ermee rekening houden. Er mag ook rekening worden gehouden met het feit dat gelijkaardige studiemogelijkheden in België bestaan of dat de aanvrager andere, gelijkaardige studies, in België kan volgen. Hem met gemeenschapsgelden een weinig realistisch studieproject laten aanvatten, komt niet aangewezen voor.258 De Arbeidsrechtbank te Antwerpen259 oordeelde dat een aanvraagster die reeds zes jaar financieel gesteund werd door het OCMW om een diploma van arts te behalen, nog minstens een jaar moet worden gesteund om een bijkomend diploma sportgeneeskunde te behalen. Verdere specialisaties zal de aanvrager zelf moeten bekostigen; van de gemeenschap kan niet gevraagd worden dat zij deze moet blijven bekostigen. De vraag over de noodzakelijkheid van de aangevangen studies kan als volgt worden beantwoord : de aanvrager beschikt slechts over een humanioradiploma, zodat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij met de huidige situatie op de arbeidsmarkt, jarenlang op een dienstbetrekking zal moeten wachten, ook al is hij ingeschreven als werkzoekende, en dus ten laste van de gemeenschap zal zijn (werkloosheidsuitkeringen). Indien de « time out » op professioneel vlak (door de aanvrager gekozen rechtenstudies) mogelijkheden op een latere tewerkstelling in zich draagt, moet men veronderstellen dat, naarmate een opleiding op maat wordt aangemoedigd, ook de kansen zullen toenemen dat hij niet langer afhankelijk is van de gemeenschap260. Het OCMW heeft een jonge vrouw die tevergeefs studies vertaler-tolk had aangevat bij het ISTI, verbonden aan de Hogeschool Marie HAPS, terecht een laatste kans gegeven, met koppeling van twee voorwaarden voor de financiële ondersteuning van de voortgezette studies : slagen voor de eerste kandidatuur in letteren en wijsbegeerte aan de ULB, en een financiële bijdrage van de eiseres zelf vanaf de tweede kandidatuur (inkomsten uit een studentenjob)261. De eiseres is ingeschreven bij een privé-school « Esthétique-Cosmétique » die dagcursussen verzorgt. De studiekost bedraagt 3500 € voor twee jaar, dat wil zeggen ongeveer 160 € per maand, kosten voor het materiaal niet inbegrepen. De Arbeidsrechtbank van Namen oordeelt dat de in artikel 6 § 1, van de wet van 7 augustus 1974 bedoelde billijkheidsredenen in deze zaak niet zijn aangetoond. Estheticacursussen worden immers ook ‘s avonds gegeven, waarbij de eiseres ook werkloosheidsuitkeringen had kunnen genieten262. In verband met billijkheidsredenen kunnen alle elementen spelen, op voorwaarde dat zij onafhankelijk staan van de wil en gezindheid van de aanvrager. Zo kan de hoge leeftijd en zorgbehoefte van de moeder van de aanvrager terecht worden ingeroepen, maar tevens de gezondheidsproblemen van de aanvrager zelf. Een gebrekkige kennis van het Nederlands kan na zeven jaar verblijf niet ingeroepen worden als reden voor het niet vinden van een passende job. Er mag immers aangenomen worden dat iemand op zeven jaar tijd ruimschoots de tijd gehad heeft om zich te bekwamen in de taal van het landsgedeelte waarin hij prefereert te wonen.263
255 256 257 258 259 260 261 262 263
T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Jette, RG 34.361/02. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 8 januari 2002, X / OCMW Denderleeuw, AR 47.429 Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.702. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 13 november 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 63821. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.506. T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.696 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 318.888 et 318.889. T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 mai 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 18.092/01. T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur, RG 110.688. Arbh. Antwerpen, 20 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2010524.
33
Het niet aanbieden van tewerkstelling aan betrokkene en hem gedurende enkele jaren een bestaansminimum toekennen, houdt onmiskenbaar een erkenning in van de gezondheids- en billijkheidsredenen waarop de aanvrager zich beroept om vrijstelling van werkbereidheid te wettigen.264 Kunstenaar zijn of beweren te zijn is geen reden om geen werk te zoeken. De Arbeidsrechtbank van Brugge265 oordeelde dat het niet aangetoond was dat eiser kunstenaar is; er lag immers noch enige vorming, noch enige productie voor. Zelfs al zou hij self-made kunstenaar zijn, dan kan hij misschien wel rekenen op enige sympathie - een samenleving moet haar kunstenaars koesteren -, het betekent evenwel niet dat zij hen moet doodknuffelen door hen onvoorwaardelijk een inkomen te verschaffen. Lange tijd in Vlaanderen wonen en het niet nodig vinden om Nederlands te leren, pleit ook in het nadeel van de betrokkene. Het feit van lange tijd huisvrouw geweest te zijn, is geen reden om werk te weigeren.266 Het feit dat een aanvraagster (55jaar) als vrijwilligster bij een vzw werkt is op zich geen reden om het bestaansminimum te weigeren. Door zich in te zetten voor die vzw houdt zij zich op een zinvolle wijze bezig en raakt zij niet vervreemd van de arbeidsmarkt. De rechtbank oordeelt dat de aanvraagster reeds veel moeite gedaan om binnen de vzw een bezoldigde job te krijgen….267 Het OCMW van zijn kant vraagt terecht dat de aanvraagster zich beschikbaar stelt op de gehele arbeidsmarkt en zich niet alleen bezig houdt met de vzw. Hoogzwanger zijn op het ogenblik van de aanvraag is een billijkheidsreden; op dat ogenblik kan er immers geen werkbereidheid geëist worden van de aanvraagster.268 De Arbeidsrechtbank van Brussel heeft geoordeeld dat de ver gevorderde zwangerschap van de eiseres een billijkheidsreden kan zijn. In deze zaak volgde de eiseres een cursus van maatschappelijk assistente, maar heeft haar zwangerschap de deelname aan de examens in de maand juni belet. Aangezien zij zich over het kind wou ontfermen, heeft ze de studies niet hervat in de loop van het academiejaar 2000/2001. De rechtbank oordeelt op basis van billijkheidsredenen dat het bestaansminimum aan de eiseres kan worden toegekend om haar de tijd te geven actief op zoek te gaan naar kinderopvang (plaatsing kind). Eens die verzekerd is, kan ze ten volle de noodzakelijke inspanningen leveren om op een ernstige manier werk te zoeken269. Als weduwe de zorg over vijf kinderen hebben en Nederlandse les volgen, vormt voor de Antwerpse Arbeidsrechtbank als voldoende billijkheidsreden worden beschouwd.270 Indien het sociaal verslag gewag maakt van een weinig rooskleurige psychische en fysieke toestand van de aanvrager en niet aantoont dat die toestand voorheen niet bestond, en ditzelfde verslag opmerkt dat er problemen zijn op sociaal, administratief, medisch en financieel vlak en dat verschillende hulpverleners het erover eens waren dat er een intense vorm van begeleiding zou moeten worden opgestart, dan kunnen er terecht gezondheids- en billijkheidsredenen ingeroepen worden.271 Ten slotte kan het OCMW zelf ook weigeren om iemand toe te laten in de sociale tewerkstelling; dit is het geval indien uit iemands voorgeschiedenis kan worden geconcludeerd dat de psychische toestand van de betrokkene als gevolg van zijn drugsproblematiek, dit niet mogelijk maakt.272 Geen billijkheidsreden is vijf kinderen en een zieke echtgenoot ten laste hebben; de Tongerse Arbeidsrechtbank wijst erop dat er voldoende mogelijkheden voor kinderopvang bestaan en dat het mits de nodige organisatie, mogelijk moet zijn om uit werken te gaan.273 Gelijkaardig is het volgende geval; een aanvraagster die stelde dat zij bereid was tot werken voor zover dit verenigbaar was met de gezondheidstoestand van haar tweede kind. Nu echter gebleken was dat tijdens haar tewerkstelling dit kind werd opgevangen door de moeder van de aanvraagster, waarvan de aanwezigheid oorspronkelijk aan het OCMW verzwegen werd, en dat dus een tewerkstelling ondanks twee kleine kindjes in casu wel mogelijk is, oordeelt de rechtbank dat de aanvraagster zelf moet instaan om de nodige bestaansmiddelen te verwerven. Daar de toekenningsvoorwaarde niet vervuld 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273
Arbrb. Gent, 10e K., 29 maart 2002, X / OCMW Merelbeke, AR 154.687/01. Arbrb. Brugge, 6e K., 3 januari 2002, X / OCMW Oostende, AR 104.574. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.088. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 30 september 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.872. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.719. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 14.857/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.575. Arbh. Antwerpen, 4e K., 5 juni 2002, OCMW Turnhout / X, AR 2010228. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 10 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 322.686. Arbrb. Tongeren, 1e K., 27 mei 2002, X / OCMW Kortessem, AR 54/2001.
34
is, kan het bestaansminimum niet worden toegekend.274 Een vrijstelling voor de opvoeding van de kinderen is niet te verantwoorden indien de echtgenoot hiervoor kan instaan; dit is het geval ingeval die slechts één avond per week Nederlandse les moet volgen. Het loutere feit dat de RVA de vrijstelling wel toestaat verandert hieraan niets daar het OCMW niet gebonden is door de beslissing van de RVA.275
1.6. Eerst het recht op andere sociale voorzieningen en op onderhoudsgeld aanspreken 1.6.1. De sociale voorzieningen Het recht op een bestaansminimum is een residuair recht. De eiser moet eerst aantonen dat hij geen andere inkomsten kan genieten en dat hij zijn rechten op andere sociale voorzieningen heeft doen gelden, met name jegens de RVA276 of door een studiebeurs aan te vragen277. Wie werkloosheidsuitkeringen of ander sociale zekerheidsuitkeringen kan genieten, moet die rechten uitputten vooraleer hij aanspraak kan maken op het bestaansminimum. Een OCMW stelde het bedrieglijk cumuleren van sociale zekerheidsuitkeringen gelijk met zwartwerk; de arbeidsrechtbank volgde het OCMW-bestuur hierin, op voorwaarde dat gekeken wordt naar de concrete noden van de betrokkene, m.a.w. dat die een leefgeld ontvangt waardoor hij in staat is een menswaardig leven te leiden.278 De aanvrager moet zijn recht op onderhoudsgeld weliswaar uitputten, maar moet die rechten niet steeds zelf aanspreken. Het OCMW moet nagaan of de hulpvrager de alimentatiebijdrage, die bij gerechtelijke uitspraak werd toegekend, ook effectief kan bekomen.279 Bij een vertroebelde relatie tussen ouders en aanvrager acht de rechtspraak het niet vanzelfsprekend dat een aanvrager gerechtelijke stappen zou ondernemen teneinde een vordering tot onderhoud lastens zijn ouders in te stellen. Het OCMW kan optreden namens de aanvrager om diens rechten te laten gelden.280 Soms oordeelt de arbeidsrechtbank dat het OCMW inderdaad zelf meer initiatieven moet ontwikkelen om de gebeurlijke rechten van een aanvrager inzake kinderbijslaguitkering te zien vaststellen. De rechter voegt eraan toe dat elk OCMW als opdracht heeft om als info- en ombudsdienst te fungeren. Bij gemis aan begeleiding hieromtrent, kan de aanvrager bezwaarlijk worden verweten dat hij zijn sociale zekerheidsrechten niet heeft uitgeput.281 Een OCMW dat zich beperkt tot het meegeven van enkele documenten inzake werkloosheid en ziekte, schiet tekort in zijn hulpverlening om de aanvrager zijn rechten te laten gelden.282 Een aanvraagster die in de onmogelijkheid verkeert om haar rechten lastens haar echtgenoot uit te putten gezien diens verblijf in het buitenland, kan het bestaansminimum worden toegekend.283 Een aanvrager die nog een aantal gegevens moest verstrekken aan de RVA ter vervollediging van zijn dossier en dit niet deed waardoor de definitieve beslissing van de RVA en de mutualiteit wordt tegengehouden, heeft slechts recht op voorschotten; het OCMW kent in dit geval terecht geen bestaansminimum toe omdat de aanvrager zijn rechten op sociale uitkeringen moet laten gelden.284 Het OCMW handelt in gelijkaardige zin waar het een aanvraagster het bestaansminimum weigert omdat zij door haar eigen schuld haar recht op een werkloosheidsuitkering verspeeld heeft.285
274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285
Arbrb. Brugge, 1e Vak. K., 29 juli 2002, X / OCMW Brugge, AR 109.354. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 januari 2003, X / OCMW Antwerpen, AR 331.203. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065. T.T. Bruxelles, 15e ch. extraordinaire, 9 juillet 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Lambert, RG 25.226/02. Arbrb. Tongeren, 1e K., X / OCMW Kortessem, 11 januari 2002, AR 2756/2001. Arbrb. Gent, 10e K., 29 maart 2003, X / OCMW Aalter, AR 148.512/00. Arbrb. Leuven, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Tienen, AR 2044/01. Arbrb. Gent, 10e K., 15 maart 2002, X / OCMW Gent, AR 149.036/00. Arbrb. Brugge, 7e K., 11 december 2002, X / OCMW Brugge, AR 110.989. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 15 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 332.717, 332.718 en 332.719. Arbrb. Tongeren, 2e K., 17 januari 2002, X / OCMW Dilsen-Stokkem, AR 2690/2002. Arbrb. Eupen, 1e K., 27 juni 2002, X / OCMW Kelmis, AR 46/02.
35
Tot zolang er geen duidelijke negatieve zekerheid bestaat omtrent een inkomensgarantie voor ouderen omdat de aanvrager nog geen aanvraag daartoe heeft ingediend, is er geen recht op het bestaansminimum.286 Wie recht heeft op een vergoeding als mindervalide, maar zich door niet naar de gevangenis terug te keren na een penitentiair verlof, vrijwillig in een toestand brengt waarbij er geen recht meer is op die vergoeding, heeft geen recht op het bestaansminimum omdat hij in beginsel over voldoende middelen beschikt om een menswaardig leven te leiden.287 De aanvrager vervult de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum niet wanneer hij nalaat de nodige administratieve stappen te zetten tot behoud van zijn eigen gezinsbijslag, het kraamgeld en de kinderbijslag voor zijn twee dochters, en tot de verzekerbaarheid voor hem en zijn beide kinderen bij het ziekenfonds288.
1.6.2. Het recht op onderhoudsgeld 1.6.2.1. De onderhoudsplicht Volgens artikel 6 § 1, par.2 van de wet van 7 augustus 1974 kan het OCMW de aanvrager opleggen eerst zijn onderhoudsrechten te doen gelden jegens zijn onderhoudsplichtigen. Deze bepaling behoudt de beoordeling van de wenselijkheid om dit beroep op te leggen aan de betrokkene, niet voor aan het OCMW. Alleen de arbeidsrechtbank oefent een vol rechterlijk toezicht uit over een administratieve beslissing289. De rechtbank vindt het normaal dat jongeren zelfstandig willen leven, maar dit kan niet betekenen dat ze zich zomaar losmaken van de familiale band om vervolgens de gemeenschap te laten opdraaien voor de behoeftigheid die aldus gecreëerd wordt. Wie op eigen houtje een appartement huurt waarna ze een financiële tussenkomst van het OCMW vraagt, plaatst dit OCMW alzo voor een voldongen feit.290 Aan de onderhoudsplicht zijn grenzen; een OCMW dat een aanvrager verwijst naar zijn onderhoudsplichtige ouders zonder de onderhoudsplicht te onderzoeken en waarbij achteraf blijkt dat het gezinsinkomen bestaat uit een invaliditeitsuitkering en dat er nog vier schoolgaande kinderen ten laste zijn, neemt de verkeerde beslissing en ziet die vernietigd.291 De rechtspraak acht het niet vanzelfsprekend dat een aanvrager gerechtelijke stappen zou ondernemen teneinde een vordering tot onderhoud lastens zijn ouders in te stellen. Dit zou zeker niet bevorderlijk zijn voor een herstel van de relatie tussen hem en zijn ouders. Het OCMW kan optreden namens de aanvrager om diens rechten te laten gelden.292 In dezelfde zin oordeelt een andere arbeidsrechtbank293 dat het OCMW geen bestaansminimum kan weigeren louter en alleen op grond van de vaststelling dat de aanvraagster haar rechten niet heeft laten gelden tegenover haar ouders. Door de aanvraagster zonder ernstig sociaal onderzoek te verwijzen naar haar ouders voor onderhoud, komt het OCMW zijn verplichting niet na die vervat zit in artikel 60 van de OCMW-wet. Afstand doen van een persoonlijk onderhoudsgeld in de vorm van een maandelijkse bedrag dat in functie van het inkomen van de gescheiden echtgenoot redelijkerwijze kon worden gevorderd, komt erop neer zijn mogelijkheden op andere inkomsten niet uit te putten en bijgevolg bestaat er geen recht op het bestaansminimum.294 In de mate dat de moeder van de eiseres over 1600 € inkomsten beschikt en ze kosten heeft die goed zijn voor ± 1380 €, heeft het OCMW terecht beslist dat de moeder in de levensbehoeften van haar dochter moet voorzien 286 287 288 289 290 291 292 293 294
Arbrb. Brugge, 6e K., 6 juni 2002, X / OCMW Brugge, AR 107.972. Arbrb. Tongeren, 2e K., 7 juni 2002, X / OCMW Genk, AR 397/2002. T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.260. T.T. Neufchâteau, 2e ch., 27 mai 2002, X / CPAS Bastogne, RG 28.650. Arbrb. Tongeren, 1e K., X / OCMW Riemst, 11 januari 2002, AR 2974/2001. Arbh. Antwerpen, 4e K., 6 februari 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2000828. Arbrb. Leuven, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Tienen, AR 2044/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.935. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2002196.
36
ten belope van 100 € per maand. Die bijdrage moet echter in mindering worden gebracht op het toegekende bestaansminimum295.
1.6.2.2. De facultatieve verwijzing naar de onderhoudsplichtigen De vereiste van het aanspreken van de onderhoudsplichtigen heeft een facultatief karakter. Het OCMW moet in elk individueel nagaan of het verwijzen van de betrokkenen naar zijn alimentatieplichtigen menselijk wel verantwoord is. In het geval dat de uitvoering van de onderhoudsplicht onmogelijk blijkt en het OCMW zelfs geen inlichtingen blijkt ingewonnen te hebben over de vermogenstoestand van de moeder van de aanvraagster, kan dit OCMW niet bewijzen dat de inkomsten van de moeder toelaten om in het onderhoud van haar geplaatste minderjarige dochter te voorzien.296
Het facultatieve karakter van de verwijzing naar de onderhoudsplichtigen heeft aanleiding geven tot rechterlijke argumenten die onuitgegeven zijn in vergelijking met de eerdere rechtspraak. Ter herinnering : artikel 6, § 1, tweede lid, van de wet van 7 augustus 1974 bepaalt dat de aanvrager van het bestaansminimum kan verplicht worden om zijn rechten op onderhoudsgeld te laten gelden jegens onderhoudsplichtigen. Volgens deze bepaling zijn de echtgeno(o)t(e) en de voor- en nazaten in de eerste graad onderhoudsplichtigen. Wanneer de verplichting om onderhoudsgeld te betalen na de echtscheiding niet nageleefd wordt, kan het OCMW het recht op een bestaansminimum voor samenwonenden niet aan de voorwaarde onderwerpen om eerst de rechten ten aanzien van de ex-huwelijkspartner te laten gelden. Het Arbeidshof van Bergen gaat nog verder dan dit principe en gaat helemaal op in een gedachtengang die onuitgegeven is. Het oordeelt immers dat het, algemeen gesproken, niet de roeping van een sociale instelling kan zijn om ongeacht de omstandigheden stelselmatig de betaling van onderhoudsgeld prioriteit te verlenen, zeker als dit duidelijk niet kan worden betaald. De dwingelandij van een theoretisch recht moet worden vermeden : de rechters mogen er niet mee volstaan op concrete vragen puur symbolische antwoorden te geven, zonder zich zorgen te maken over de daadwerkelijke gevolgen. Het is evenmin redelijk vol te houden dat de voor een persoon, die er de voorkeur aan geeft zijn inkomsten uit arbeid te puren – of, bij gebrek daaraan, uit een vervangingsinkomen, eerder dan uit een onderhoudsgeld van zijn ex-partner –, solidariteit tussen twee uit de echt gescheiden partners (die bovendien elk een nieuw leven hebben opgebouwd) onbeperkt in de tijd is, én prioritair in vergelijking met de solidariteit van de gemeenschap297. In dezelfde zin oordeelt het Arbeidshof van Luik dat de familiale solidariteit voorgaat op de solidariteit van de gemeenschap, maar dat het aan de samenleving is om met name in deze moeilijke tijden te waken over de vrijwaring van een stevige sociale en familiale band. Dergelijke band verzekert een evenwichtig bestaan aan het individu en heeft als gunstige uitwerking dat de fysieke, morele, psychische situaties stabiel blijven, zodat de samenleving belangrijke uitgaven bespaard wordt inzake geneeskundige en hospitalisatiekosten of andere vormen van bijstand … Iedereen beseft welke schade een door de steunaanvrager tegen zijn familie ingestelde vordering kan aanrichten voor de familieband298. De Arbeidsrechtbank van Luik herinnert eraan dat de onderhoudsplichtigen naar wie artikel 6, § 1, tweede lid, van de wet van 7 augustus 1974 verwijst, strikter omschreven zijn dan de onderhoudsplichtigen zoals bedoeld in artikel 207 van het Burgerlijk Wetboek299. Artikel 6 van de wet van 7 augustus 1974 laat het OCMW een mogelijkheid die echter niet willekeurig kan worden aangewend, maar met rede moet worden uitgeoefend. Een eenvoudige verwijzing zonder meer is ontoelaatbaar : de verwijzing moet gegeven zijn naar aanleiding van een sociaal onderzoek. De onderhoudsplichtigen moeten uiteraard bij machte zijn de betrokkene te ondersteunen. Het beroep op onderhoudsplichtigen mag niet tot gevolg hebben dat het OCMW wordt vrijgesteld van zijn verplichting om 295 296 297 298 299
T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 112.572 et 112.573. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2011776. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Mons / X, RG 16.511. C.T. Liège, 8e ch., 27 mars 2002, CPAS Grâce-Hollogne / X, RG 30.290/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.998 ; T.T. Liège, 11e ch., 9 juillet 2002, X / CPAS Liège, RG 321.395. T.T. Liège, 10e ch., 15 mars 2002, X / CPAS Flémalle, RG 319.082.
37
een gepaste maatschappelijke dienstverlening te verstrekken, eens vastgesteld werd dat een menswaardig leven niet kan worden verzekerd. Het OCMW kan de betrokkene maar uitnodigen om zijn rechten te doen gelden jegens de onderhoudsplichtigen, en hem hierbij de nodige bijstand geven. Artikel 6 bepaalt trouwens dat aan de betrokkene kan worden opgelegd dat hij zijn rechten ten aanzien van zijn onderhoudsplichtigen laat gelden, niet dat hij voor zijn vraag tot tussenkomst aan het OCMW, zijn rechten sowieso moet laten gelden. Uit die wettelijke bepalingen vloeit voort dat het OCMW niet zonder meer kan weigeren om tussen te komen omdat de betrokkene zijn onderhoudsrechten niet heeft laten gelden op het ogenblik van zijn aanvraag. In deze zaak oordeelt de Arbeidsrechtbank van Namen dat het OCMW er de aanvrager ter gelegenheid van het sociaal onderzoek niet op gewezen heeft dat hij zijn rechten op onderhoudsgeld moest laten gelden, desgevallend via een onderhoudsvordering, vooraleer een tussenkomst te krijgen300. Indien in een onderhandeling of overeenkomst in het kader van een echtscheiding met onderlinge toestemming voorzien is dat er onderling geen onderhoudsgeld wordt betaald, vormt dit voor het bestuur het uitgangspunt. Het komt het OCMW niet toe daarin zijdelings tussen te komen door aan een aanvrager bij de toekenning van een bestaansminimum de voorwaarde op te leggen een eis tot onderhoudsgeld in te stellen.301
1.6.2.3. Het verhaalrecht van het OCMW Het komt aan het OCMW toe om de aanvrager te begeleiden en samen met hem in gebeurlijk geval een onderhoudsvordering te overwegen tegen zijn ouders die zonder enige reden weigeren hem te steunen bij zijn universitaire studies en mee in zijn levensonderhoud te voorzien302. Krachtens artikel 60, § 2, van de O.C.M.W.-wet, heeft het OCMW ook de taak om de eiseres bij te staan wanneer zij haar rechten op onderhoudsgeld laat gelden jegens een weerspannige echtgenoot303.
2. DE CATEGORIEËN 2.1. De basisbedragen 2.1.1. De samenwonende echtgenoten Ook al verblijft de echtgenoot van de aanvrager illegaal in het land, toch moet het OCMW bij de berekening van het bedrag van het bestaansminimum rekening houden met diens aanwezigheid in het gezin en een bestaansminimum categorie 1 toekennen.304
2.1.2. De alleenstaande Zo de maatschappelijk werkster aan de hand van verschillende elementen zoals verklaringen van de betrokkene in een tv-reportage, inlichtingen van derden en eigen objectieve vaststellingen besluit dat de aanvraagster niet langer samenwoont met haar zoon, dan oordeelt het OCMW terecht dat zij niet meer gerechtigd is op het bestaansminimum als gezinshoofd maar als alleenstaande.305 Alleenstaande zijn ook degenen die opgenomen zijn in een psychiatrisch ziekenhuis en in een therapeutische gemeenschap.306 Een vrouw wier dochter geplaatst is in een instelling voor bijzondere jeugdzorg, wordt 300 301 302 303 304 305 306
T.T. Charleroi, ch. vac., 28 août 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.686/R. Arbrb. Brugge, 7e K., 8 april 2002, X / OCMW Lichtervelde, AR 106.388. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 113.116. T.T. Liège, 9e ch., 30 avril 2002, X / CPAS Seraing, RG 315.140 et 321.934 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25.589/02. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 13 november 2002, X / OCMW Kuurne, AR 63988. Arbrb. Mechelen, 1e K., 18 februari 2002, X / OCMW Mechelen, AR 76909. Arbrb. Brugge, 6e K., 7 maart 2002, X / OCMW Oostende, AR 105.742 ; Arbrb. Brugge, 7e K., 25 maart 2002, X / OCMW Oostende, AR 105.768.
38
beschouwd als een alleenstaande zonder kinderlast. Noch de inschrijving van het kind in de bevolkingsregisters, noch een getuigschrift van het Ministerie van Financiën of van het ziekenfonds zeggen iets over de plaats van het effectieve verblijf van de dochter.307 Samenwonen met medestudenten kan worden beschouwd als een gemeenschappelijke huishouding voeren. Het verdient volgens de rechtspraak de voorkeur om de gedetineerde in halve vrijheid als een alleenstaande te beschouwen, maar dan wel de materiële voordelen in rekening te brengen.308
2.1.3. De alleenstaande met (een) kind(eren) ten laste Het verhoogde bestaansminimum voor een alleenstaande wordt met toepassing van artikel 2, § 1, van de wet van 7 augustus 1974 pas toegekend aan de alleenstaande personen die samenwonen met een ongehuwd minderjarig kind ten laste of met verschillende kinderen, van wie minstens één kind minderjarig is, ongehuwd, en ten laste. Er dient vastgesteld te worden dat de wet van 7 augustus 1974 niet vereist dat het kind bij de moeder moet gedomicilieerd zijn, noch dat uitsluitend zij het kind volledig ten laste heeft. Hierom lijkt het ontegensprekelijk vast te staan dat de eiseres volstrekt regelmatig samenwoont met haar dochter, en dat ze door dit samenwonen belangrijke onderhouds- en opvoedingskosten moet dragen, zij het in bijkomende orde. Niettegenstaande dit samenwonen « in bijkomende orde » en op basis van de wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie (toen nog in voorbereiding ; voerde een bijzondere categorie in voor ouders in co-ouderschap), heeft de Arbeidsrechtbank van Namen aan de eiseres het verhoogde bestaansminimum toegekend voor alleenstaanden309. De categorie “persoon met kinderlast” verwijst naar de effectieve toestand waarbij de persoon grotendeels de kosten van onderhoud van zijn/haar kind moet dragen of ten minste voor een dergelijk deel dat dit de draagkracht van een alleenstaande persoon overtreft.310 Evenzeer bij inwonen in het huis van de ouders, daar een eigen studio betrekken waarbij alle voorzieningen apart voor de aanvraagster en haar kindje aanwezig zijn, heeft de betrokkene recht op het bestaansminimum voor alleenstaande met kinderlast; wel moet hierbij rekening worden gehouden met de eventuele voordelen in natura die de aanvrager geniet.311 Een uit de echt gescheiden aanvraagster die samenwoont met haar drie kinderen, waarvan er twee beschikken over een eigen inkomen, terwijl één meerderjarig is en studeert, wordt een bestaansminimum categorie 4 toegekend i.p.v. categorie 2 omdat zij geen minderjarige kinderen meer te laste heeft.312 Een OCMW mag zelf geen bijkomende categorie gerechtigden creëren, ook al heeft dit te maken met het feit dat de aanvrager het co-ouderschap uitoefent over zijn twee minderjarige kinderen. De Arbeidsrechtbank te Gent313 volgt in deze de arbeidsauditeur die stelt dat het OCMW een nieuwe categorie creëert met een specifiek barema, in strijd met de bepalingen van artikel 2, § 1, van de Bestaansminimumwet van 7 augustus 1974, hetgeen niet kan worden gevolgd. Opname in een centrum voor integrale gezinszorg, waarbij voor de kosten van verblijf en voeding niet kan worden teruggevallen op de onderhoudsplicht van de ouders, kan de toekenning van het bestaansminimum als alleenstaande met kinderlast impliceren.314 Voor de vader van de eiseres in België is aangekomen, ontving ze het verhoogde bestaansminimum (ze woonde immers samen met haar zoon). Bij de aankomst van haar vader krijgt ze voortaan een bestaansminimum voor samenwonenden van het OCMW. De eiseres meent dat het OCMW haar, niettegenstaande het samenwonen met haar vader, nog steeds het eerder vastgestelde bestaansminimum verschuldigd is, dus voor « een persoon die slechts samenwoont met een ongehuwd minderjarig kind ten laste …. » , dat wil zeggen het bedrag 307 308 309 310 311 312 313 314
Arbrb. Brugge, 6e K., 4 april 2002, X / OCMW Brugge, AR 100.017. Arbrb. Brugge, 7e K., 13 november 2002, X / OCMW Oostende, AR 109.901. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 106.228. Arbrb. Brugge6e K., 4 april 2002, X / OCMW Brugge, AR 100.017. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.032. Arbrb Kortrijk, 7e K., 4 september 2002, X /OCMW Izegem, AR 39381. Arbrb. Gent, 10e K., 6 september 2002, X / OCMW Gent, AR155.457/02. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2011776.
39
vastgelegd in artikel 2, § 1, eerste lid, 2°. Op 1 maart 2001 heeft het Arbitragehof beslist dat : « De artikelen 2 § 1, eerste lid, 2° en 4°, en 7, § 1, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, zo gelezen dat een OCMW verplicht is om, zelfs ambtshalve, het toegekende verhoogde bestaansminimum voor alleenstaanden (artikel 2, § 1, lid 1, 2°) op te heffen voor een ouder die uitsluitend met een meerderjarig kind samenwoont, om deze slechts het bestaansminimum voor samenwonenden toe te kennen (artikel 2, § 1, lid 1, 4°), de artikelen 10 en 11 van Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8, §§ 1 en 2 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, niet schenden »315. Terwijl het juist is dat de door het arrest van het Arbitragehof bedoelde wetsartikelen dezelfde zijn, geldt dit niet helemaal voor de feiten, aangezien het in de zaak bij het Arbitragehof ging om een samenwonen met een meerderjarig kind. In deze zaak gaat het daarentegen om het samenwonen met een ouder. De rechtbank parafraseert dus het arrest van het Arbitragehof en besluit dat de artikelen 2, § 1, lid 1, 2° en 4°, en 7, § 1, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, zo gelezen dat een OCMW verplicht is om, zelfs ambtshalve, het toegekende verhoogde bestaansminimum voor alleenstaanden (artikel 2, § 1, lid 1, 2°) op te heffen voor een ouder (moeder) die uitsluitend met een minderjarig kind samenwoont, om deze slechts het bestaansminimum voor samenwonenden toe te kennen (artikel 2, § 1, lid 1, 4°) vanaf de dag dat de vader van de ouder (in deze de moeder) bij haar intrekt, de artikelen 10 en 11 van Grondwet niet schenden316.
315 316
C.A. n°29/2001, M.B. 2001, page 17232. T.T. Huy, 2e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Engis, RG 55.578.
40
2.1.4. De samenwonende 2.1.4.1. Het begrip samenwonen De rechtspraak verwijst nog steeds eensgezind naar de arresten van het Hof van Cassatie van 24 januari 1983 en 8 oktober 1984 om het begrip samenwonen te omschrijven. Aldus zijn de in artikel 2, l, 3° van de wet van 7 augustus 1974 bedoelde « personen die samenwonen met één of meer personen », personen die met één of meer personen onder hetzelfde dak wonen, waarbij ze een gemeenschappelijk huishouden vormen. De algemeen aanvaarde omschrijving van « huishouden » stemt overeen met « het geheel van huiselijke zaken » dat « al wat het onderhoud van een familie betreft » dekt317. Bij samenwoonst met zijn ouders, ook al ontvangen die het gewaarborgd inkomen, maakt de aanvrager volgens artikel 2, §1, 4° van de Bestaansminimumwet, aanspraak op het bestaansminimum categorie 4, i.e. als samenwonende.318 Het begrip samenwonen veronderstelt dat twee criteria cumulatief moeten aanwezig zijn : onder hetzelfde dak wonen en dus een gemeenschappelijk gebruik van ruimten en installaties die nodig zijn om fatsoenlijk te kunnen leven (woonkamer, badkamer of stortbad, meubels, keuken enz.), alsook een gemeenschappelijk huishouden en dus samenwonenden die de huishoudelijke zaken in onderlinge overeenstemming volledig of grotendeels gezamenlijk regelen, zonder dat hun inkomsten hiervoor (bijna) volledig moeten worden samengelegd319. Het in aanmerking te nemen begrip is de eenheid van verbruik : een eengemaakte koopkracht en een gemeenschappelijke verwezenlijking van verschillende huishoudelijke taken (onderhoud ruimten, was, voorbereiding van maaltijden)320. De personen die samenwonen in een leefgemeenschap of in een instelling, kunnen als « samenwonende » worden beschouwd, op voorwaarde dat de financiële kosten van de betrokkenen dalen door dit leven in gemeenschap. In deze zaak woonde de betrokkene in een opvangtehuis (tehuis voor ongehuwde moeders) en deelde ze samen met de andere huisgenoten de keuken (met potten en pannen, een fornuis, een oven), een ruimte waar alle maaltijden samen werden gebruikt, alsook de woonkamer (met T.V., washok, telefoon, …). Bij het gemeenschappelijk gebruik van de keuken was de eiseres vrijgesteld van de aankoopkosten van het keukengerei. In tegenstelling tot wat gold voor een alleenstaande persoon, was ze ook vrijgesteld van een bijdrage in de aankoop van een T.V. en aan de kosten ervan (Coditel, kabelgeld,…), net zoals van de installatiekosten van de telefoon en de wasmachine321. Een dergelijke situatie rechtvaardigt de toekenning van het bestaansminimum voor samenwonenden. Samenwonen met medestudenten kan worden beschouwd als een gemeenschappelijke huishouding voeren; een verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis is evenwel niet als samenwoonst te bestempelen.322 Hetzelfde geldt voor wie opgenomen is in een therapeutische gemeenschap in gevolge drugsproblemen.323 Er valt, volgens de Arbeidsrechtbank te Hasselt324, een onderscheid te maken tussen, enerzijds, personen die tot een gemeenschap behoren zoals een rustoord of een home - en die als samenwonenden moeten worden opgevat – en, anderzijds, personen die in een psychiatrische instelling of een ziekenhuis verblijven en die daarentegen blijven behoren tot de BM-categorie waartoe zij voor de opname behoorden.
317 318 319 320 321 322 323 324
C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Boussu / X, RG 16.459. Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 november 2002, X / OCMW Mechelen, AR 79409. T.T. Charleroi, 5e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Chimay, RG 59069/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Uccle, RG 28.106/02. T.T. Liège, 7e ch., 18 septembre 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 322.734. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.499. Arbrb. Brugge, 6e K., 7 maart 2002, X / OCMW Oostende, AR 105.742. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 maart 2002, X / OCMW Oostende, AR 105.768. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Heusden-Zolder, AR 2020416.
41
2.1.4.2. Het bewijs van het samenwonen Samenwonen is een feitelijk gegeven dat met alle rechtsmiddelen kan worden aangetoond, zelfs indien officiële documenten het tegenovergestelde zouden aantonen325. Indien de aanvrager geen enkel stuk bijbrengt dat de stelling van het OCMW ontkracht, neemt de rechtbank aan dat de door de betrokken maatschappelijk werker verzamelde feiten, geloofwaardig zijn.326 Een gedetailleerd sociaal verslag kan de samenwoonst voldoende aantonen. De volgende elementen kunnen daarbij helpen: herhaaldelijk niet aanwezig zijn op het aangegeven adres, een verklaring van de wijkagent die zegt dat de betrokkene bijna nooit thuis is, niet over kleding en geen enkel paar schoenen beschikken in de woning, slechts een blikje vis als etenswaar in huis hebben, een uurwerk dat het winteruur aangeeft in de zomer. Samen genomen zijn dit vermoedens die voor de rechtbank voldoende zwaarwichtig zijn om te besluiten dat de betrokkenen een feitelijk gezin vormen.327 Een arbeidsrechtbank oordeelt dat het bewijs van samenwoonst door vermoedens mogelijk is, maar dat die voldoende duidelijk en overeenstemmend moeten zijn. In casu ligt de bewijslast bij het OCMW en wordt het bewijs geleverd met objectieve gegevens uit het sociaal onderzoek.328
Tot het bewijs van het tegendeel rechtvaardigt het huwelijk het vermoeden dat de echtelingen samenwonen, aangezien zij met toepassing van artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek jegens elkaar de plicht hebben om samen te wonen. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat de ambtenaar van burgerlijke stand van de gemeente het huwelijk uitgesproken heeft – hij heeft nadien nooit getwijfeld aan de geldigheid ervan. De huwelijkspartners zijn ook ingeschreven in het vreemdelingenregister op hun gemeenschappelijk adres, wat erop wijst dat het verplicht politieonderzoek voor deze inschrijving toeliet om het gemeenschappelijk verblijf te bevestigen329. Daarnaast kan het OCMW, als het samenwoonst vermoedt, van diverse huisbezoeken gebruik maken om concreet na te gaan of er al dan niet samenwoonst is. Enkele vage aanwijzingen die niet verder onderzocht werden, zijn echter alleszins onvoldoende om samenwoonst te bewijzen.330 Indien de aanvrager evenwel slechts de identiteitskaart van de dochter kan voorleggen waaruit blijkt dat die vanaf een bepaalde datum niet meer bij hem inwoont en hij blijft in gebreke om enig ander element aan te brengen dat kan wijzen op haar eerdere verhuis, dan kan niet worden getwijfeld aan de vermeldingen opgenomen in het sociaal verslag en wordt de dochter op datum van de aanvraag als inwonend beschouwd. Schriftelijke verklaringen van personen die beweren de dochter op haar appartement in Brussel te hebben bezocht, kunnen niet worden aangehouden.331
De wettelijke woonplaats vastleggen op een bepaald adres noch de aanvraag van werkloosheidsuitkeringen als gezinshoofd bewijzen dat er op regelmatige laat staan bestendige wijze onder hetzelfde dak wordt samengewoond, of dat de inkomsten en uitgaven in niet geringe mate worden gedeeld of samen ingebracht332. Het wonen in een villa waar ook een andere persoon ingeschreven is die een pensioen geniet, het ondertekenen van een formulier waarin de samenwoonst vermeld wordt en bij het ziekenfonds ingeschreven zijn als zijnde gedeeltelijk ten laste van de vermeende partner, leiden tot de conclusie van samenwoonst; een afzonderlijke
325 326 327 328 329 330 331 332
T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 113.012 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Courcelles, RG 60.333/R. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.152 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.213. Arbrb. Mechelen, 1e K., 18 februari 2002, X / OCMW Mechelen, AR 77808. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 3 juni 2002, X / OCMW Hamme, AR 47.773. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 24.547/02. Arbrb. Brugge, 7e K., 08 januari 2002, X / OCMW Brugge, AR 108.162 en 109.763. Arbrb. Dendermonde (afd. Aalst), 3e K., 23 april 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.805 T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Charleroi, RG 59.821/R.
42
telefoonaansluiting weerlegt dit niet. De arbeidsrechtbank verwacht meer en doorslaggevende indiciën die de samenwoonst ontkennen333.
De betrokkene leeft onder hetzelfde dak als anderen, hij heeft zijn verblijfplaats vastgelegd in een initiatief van beschut wonen. Dat hij een verblijfsovereenkomst ondertekend heeft met de eigenares van het initiatief van beschut wonen volstaat niet om te veronderstellen dat de eiser een gemeenschappelijk huishouden heeft gevestigd met de andere pensiongasten. Uit de verblijfsovereenkomst kan inderdaad enkel worden afgeleid dat de betrokkene bijdraagt tot de huur en de kosten. Volgens deze overeenkomst omvat de huur de woonkosten voor een kamer en voor de gemeenschappelijke ruimten, alsook de huurkosten van meubels en uitrusting die aan de bewoners ter beschikking worden gesteld, terwijl de kosten forfaitair zijn vastgelegd voor verwarming, gas, water, elektriciteit, kabel en kijk- en luistergeld (T.V.), telefoonabonnement, en voor taksen en verschillende administratieve kosten334. Het onderling delen van voedsel of van huisvestingskosten is een doorslaggevend criterium om uit te maken of er al dan niet wordt samengewoond. Er bestaat een vermoeden van samenwonen wanneer de betrokkene 150 € betaalt aan de huiseigenares voor de kosten die aan zijn verblijf verbonden zijn : zijn aanzitten aan tafel, het meekijken naar de televisie, het gebruik van de badkamer, het toilet en de wasmachine335. De aanvrager is volle wees en werd door de jeugdrechter bij een opvanggezin ondergebracht. Samen met dit gezin deelt hij een gemeenschappelijke badkamer en keuken. Hij leeft op een dakkamer waar hij beschikt over een kookhoekje (niets anders dan een microgolfoven), zonder verwarmingstoevoer of waterleiding. Hij betaalt een huur van 130 € plus 62.5 € kosten. Uit deze bedragen blijkt duidelijk dat de aanvrager in belangrijke mate voordeel haalt uit het feit dat hij onder hetzelfde dak leeft als de onthaalfamilie. Mocht hij alleen wonen, dan zou zijn concreet en autonoom leven veel duurder zijn, zelfs wanneer men alleen maar het huurgeld en de kosten in overweging zou nemen336. De aanvrager huurt een kamer met douche en toilet in het huis van zijn zus, voor een bedrag van 225 €, met inbegrip van zijn maaltijden. Dit toont aan dat er wel degelijk sprake is van samenwonen337. Samenwoning wordt verondersteld wanneer het sociaal onderzoek aantoont dat de eiseres voortdurend thuis wordt aangetroffen met haar gezel, de kamer die als slaapplaats dienst doet vier bedden telt, de woonst van haar vriend onbewoond is na een brand, de buren te kennen geven dat hij altijd bij haar kan worden gevonden, en deze de woonst van de eiseres heeft opgegeven als het adres waarop hij bereikbaar is voor zijn ziekenfonds338. Vanuit de vaststelling dat de gevolgen van het bevel van de Vrederechter op grond van artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek uitgewerkt zijn, zonder dat een echtscheidingsprocedure werd ingesteld, en de eiseres onder hetzelfde dak bleef wonen als haar man, zonder betaling van huur en met gescheiden slaapkamers, heeft de 333 334 335 336 337 338
Arbrb. Brugge, 6e K., 3 januari 2002, X / OCMW Zuienkerke, AR 97.873. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.752 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.753. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Waterloo, RG 129/N/2002 ; T.T. Neufchâteau, 1e ch., 9 décembre 2002, X / CPAS Paliseul, RG 29.305. T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 22.749/01, 22.750/01, 22.751/01 et 22.752/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 10.509/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.045/R.
43
Arbeidsrechtbank van Brussel geoordeeld dat er wel degelijk sprake was van samenwonen339. Een gerucht genre « het is algemeen geweten dat », zonder enige verdere verduidelijking of nadere omschrijving, volstaat zeker niet om van enig samenwonen te gewagen340. Een intieme zij het stormachtige relatie volstaat op zich niet om van samenwonen te spreken341. Zo ook is een affectieve of seksuele band op zich niet pertinent bij de beoordeling van het begrip samenwonen342. 2.2. De bijzondere bedragen 2.2.1. De installatiepremie voor daklozen Uit artikel 2, § 4, van de wet van 7 augustus 1974, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 12 december 1996, vloeit voort dat er drie voorwaarden moeten vervuld zijn om de installatiepremie te kunnen genieten : 1° bestaansminimumgerechtigde zijn ; 2° dakloos zijn maar een woonst hebben gevonden die dienst doet als verblijfplaats ; 3° voorheen de premie nog niet hebben genoten. De wetgever heeft dus geen onvoorwaardelijk recht op deze installatiepremie ingevoerd voor een persoon zonder domicilie343. Deze installatiepremie heeft alleen betrekking op daklozen, d.w.z. een persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet over de middelen beschikt om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of tijdelijk in een tehuis verblijft, in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld, een aanvraagster die duidelijk niet tot de categorie van daklozen behoort (woonde eerst in Antwerpen, waar ze een bestaansminimum als alleenstaande genoot, is nu gehuwd en verhuisde naar de woning van haar echtgenoot in Temse), kan zij derhalve geen aanspraak maken op een installatiepremie.344 Door het « straat »bestaansminimum in te voeren heeft de wetgever groepen mensen willen beschermen die vroeger uitgesloten waren van het recht om een menswaardig leven te leiden, wanneer hun levensweg hen tot een leven op straat of zonder vaste woonplaats had geleid345. De wet sluit de persoon die beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 2, § 4, niet uit van het recht op de installatiepremie, ook al neemt deze haar/zijn intrek bij een persoon die in het verleden al zo’n premie heeft genoten346.
2.2.2. Het geactiveerde bestaansminimum Hierover is er geen rechtspraak.
2.2.3. Het symbolisch bestaansminimum Hierover is er geen rechtspraak.
339 340 341 342 343 344 345 346
T.T. Bruxelles, ch. vac., 10 septembre 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 29.904/02. T.T. Charleroi, 5e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Chimay, RG 59069/R. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, CPAS Saint-Nicolas / X, RG 28.804/00. T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113.818. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Mons, RG 98.462/99. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 1 oktober 2002, X / OCMW Temse, AR 62.247. T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.413, 322.338, 3213.541. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Pierre, RG 27.190/02.
44
3. DE ADMINISTRATIEVE PROCEDURE 3.1. De vraag aan het OCMW 3.1.1. Indiening van de aanvraag 3.1.1.1. Wie dient de aanvraag in? Hierover is er geen rechtspraak.
3.1.1.2. De vormvereisten bij de aanvraag De aanvraag tot hulpverlening bij het OCMW is aan geen enkele formaliteit onderworpen. 3.1.1.3. Het bericht van ontvangst Hierover is er geen rechtspraak.
3.1.2. Het voorwerp van de aanvraag 3.1.2.1. Bestaansminimum of maatschappelijke dienstverlening De aanvragen betreffen dikwijls zowel het bestaansminimum als verschillende vormen van maatschappelijke dienstverlening.347 Wanneer de aangevochten administratieve beslissing(en) zowel de maatschappelijke dienstverlening als het bestaansminimum betref(t)(fen), doet de rechtbank voor beide uitspraak.348 De rechtbank veroordeelt het OCMW soms tot betaling van het bestaansminimum, met aftrek van de intussen al toegekende geldelijke maatschappelijke dienstverlening.349
347
348
349
C.T. Mons, 6e ch., 23 avril 2002, CPAS Charleroi / X, RG 17.467 ; C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Spa, RG 30.478/2001 ; C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, X/ CPAS Lobbes, RG 17.572 ; T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek et CPAS Evere, RG 19.866/01 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 0764/2001 ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et 1.677/01/LL ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 111.142 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 26.287/2002 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.818 et 113.515 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Namur, RG 114270 et 114271 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Namur, RG 114.269. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Spa, RG 30.478/2001 ; C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Lobbes, RG 17.572 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 1424/00/M ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 21.542/01 ; T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 7 mars 2002, X / CPAS La Roche, RG 27.616 ; T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 103.016 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 26.287/2002 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Andenne, RG 114.167, 114.468 et 114.469 ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1273/2002 ; T.T. Huy, 2e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.140. T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 mars 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.182.
45
Wanneer het OCMW het bestaansminimum heeft toegekend, geven de rechtscolleges er slechts zelden enige maatschappelijke dienstverlening bovenop.350 De rechtbank beslist soms dat de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum niet aanwezig zijn, en beveelt een heropening van de debatten met het oog op de toekenning van maatschappelijke dienstverlening. Bij die gelegenheid kan de aanvrager een staat opmaken van zijn inkomsten en kosten, en zijn staat van behoeftigheid aantonen.351 Het Hof bevestigt het vonnis voor zover dit het beroep inzake het bestaansminimum ongegrond had verklaard wegens de gecumuleerde inkomsten waarover de betrokkene samen met zijn zoon de beschikking had, maar vernietigt het tegelijkertijd wat de weigering van maatschappelijke dienstverlening betreft.352 Zodra het bestaansminimum wordt geweigerd, benadrukken de rechtscolleges ook dat de betrokkenen een aanvraag kunnen indienen ter verkrijging van de noodzakelijke maatschappelijke dienstverlening.353 De arbeidsgerechten bestuderen nog steeds de manier waarop de eis wordt verwoord, om te weten of de betrokkene maatschappelijke dienstverlening en/of het bestaansminimum vraagt, inzonderheid om vraagstukken inzake ontvankelijkheid op te lossen.354 Aldus is geoordeeld dat : •
wanneer het verzoekschrift gericht is tegen twee beslissingen van twee verschillende openbare centra die het bestaansminimum en de maatschappelijke dienstverlening weigeren wegens territoriale onbevoegdheid, het beroep alleen ontvankelijk is tegen de tweede van de twee beslissingen, aangezien de beroepstermijn voor de beslissing inzake de maatschappelijke dienstverlening nog steeds één maand bedraagt ;355
•
het beroep tegen drie beslissingen ontvankelijk is (twee beslissingen nemen een bedrag af als eerder toegekende maatschappelijke dienstverlening op het bedrag van het bestaansminimum ; de derde beslissing kent het bestaansminimum toe) ;356
•
het per verzoekschrift van 19 november 2001 ingediend beroep tegen de beslissing van het OCMW van 10 oktober 2001, die betekend werd op 16 okober 2001 en vanaf 10 oktober 2001 weigert een huurwaarborg bij de bank te vormen, onontvankelijk moet worden verklaard, omdat het beroep buiten de wettelijke termijn van één maand, te rekenen vanaf de betekening van de aangevochten beslissing, is ingesteld.357
De rechtscolleges oordelen nog altijd dat het niet aan de personen is die het OCMW steun vragen, om hun aanvraag te omschrijven als een vraag naar bestaansminimum of maatschappelijke dienstverlening. Er werden een aantal verduidelijkingen aangebracht (een paar voorbeelden) : •
350
351 352 353 354
355 356 357
indien het OCMW op een regelmatige wijze gevat werd voor een vraag van geldelijke steun, moet het eerst nagaan of de bestaansminimumwetgeving van toepassing kan zijn, en, zo dit niet het geval is, T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 1424/00/M ; T.T. Liège, 10e ch., 15 février 2002, X / CPAS Liège, RG 283.637, 283.638 et 315.261 ; T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 103.016 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 26.287/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 37.409/2002. C.T. Mons, 6e ch., 23 avril 2002, CPAS Charleroi / X, RG 17.467. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, X/ CPAS Lobbes, RG 17.572. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 6 juin 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.191/01/LL ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 37.409/2002. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Spa, RG 30.478/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 21.542/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.413, 322.338, 3213.541 ; T.T. Liège, 9e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 323.369. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Spa, RG 30.478/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek et CPAS Evere, RG 19.866/01. T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 7 mars 2002, X / CPAS La Roche, RG 27.616. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 112.820.
46
onderzoeken of de wetgeving inzake de maatschappelijke dienstverlening geldt. In deze heeft het geschil het bestaansminimum tot voorwerp, zodat het op 31 januari 2002 ingesteld beroep ontvankelijk is (beroep tegen een beslissing van 30 oktober 2001) ; 358 •
bij een beroep tegen het OCMW, is de vorm waarin dit gebeurt slechts van geringe betekenis, want alleen de aan de rechtbank voorgelegde feiten vormen de reden van het geschil. Men kan zich moeilijk inbeelden dat de aanvrager die een beroep instelt zich in het keurslijf moet steken van de juridische omschrijving « bestaansminimum » uit de ambtshalve herzieningsbeslissing die hij aanvecht en waaraan hij niet heeft deelgenomen. Dit is des te meer het geval aangezien het vanuit het standpunt van het OCMW om een beslissing inzake het bestaansminimum gaat, en daarop is het Handvest van de Sociaal Verzekerde van toepassing, zodat er tussen de instellingen een adviesplicht en een verplichting van aflossende samenwerking bestaat, wat zeker ook geldt voor de verschillende diensten van één en dezelfde instelling. Niettegenstaande een dergelijke omschrijving in zijn eis ontbreekt, vordert de eiser niet zozeer de bekrachtiging van een abstract recht, maar de verkrijging van een concreet voordeel, ongeacht de juridische omschrijving ervan. De rechtbank heeft als taak indien nodig de gebruikte juridische omschrijving na te gaan. Het OCMW moest, indien nodig zelfs ambtshalve, nagaan of de precieze behoeften van de aanvrager niet konden worden vervuld via de maatschappelijke dienstverlening, eens vastgesteld werd dat het bestaansminimum niet kon worden toegepast ingevolge de verbijsterend strenge indeling in categorieën binnen dit bestaansminimum ; 359
•
wanneer de juridische omschrijving voorwerp is van geschil (het OCMW had besloten tot de toekenning van maatschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan het bestaansminimum, maar de betrokkene eiste in zijn beroep het bestaansminimum in plaats van de maatschappelijke dienstverlening), moet het recht op bestaansminimum worden toegekend, aangezien de voorwaarden daartoe vervuld zijn ;360
•
wanneer de vraag voor een bestaansminimum niet gerechtvaardigd is aangezien de inkomsten van het feitelijk huishouden boven het plafond uitkomen, maar uit het sociaal onderzoek toch blijkt dat het koppel ernstige financiële problemen heeft, moet het OCMW (zelfs ambtshalve) nagaan of de eiser en zijn vriendin geen recht hebben op maatschappelijke dienstverlening, tenzij er met name tijdens de procedure geen enkele vraag in die zin zou zijn gesteld361.
Omgekeerd is verduidelijkt dat de rechtbank niet bevoegd is om recht te spreken over een eis tot maatschappelijke dienstverlening waarover het OCMW zelf nog geen uitspraak heeft gedaan, en terwijl ze eigenlijk gevat is voor een beroep tegen een beslissing die het bestaansminimum toekent maar waarvan het bedrag ontoereikend zou zijn. 362 Wanneer de betrokkene binnen de wettelijke termijn driemaal beroep instelt tegen vijf beslissingen, zijn ze alledrie ontvankelijk. De vraag om de vorderingen uit te breiden via de op 8 januari 2002 neergelegde conclusies tegen een op 16 januari 2001 betekende beslissing, komt te laat. Zo ook lijkt een eis in rechte ter verkrijging van maatschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan de kinderbijslag, onontvankelijk, aangezien het op dit vlak verre van duidelijk is of er vooraf een administratieve aanvraag in die zin is ingediend. 363 Wanneer twee personen drie bestaansminimumbeslissingen aanvechten en via conclusies maatschappelijke dienstverlening aanvragen, kan de rechtbank geen kennis nemen van een beroep over een vraag tot maatschappelijke dienstverlening wanneer het OCMW zelf daar geen weet van heeft.364 Soms, wanneer ze er het raden naar heeft waarvoor ze uiteindelijk precies gevat is, heropent de rechtbank de debatten om de eiser uit te nodigen het voorwerp van zijn eis te verduidelijken. Dit is het geval wanneer de twee bestaansminimumvragen en hun weigeringsbeslissingen over het bestaansminimum « voor samenwonenden » gaan, terwijl de twee inleidende verzoekschriften het bestaansminimum « voor alleenstaanden » opeisen en de eiser in de ter zitting neergelegde conclusies het bestaansminimum « voor 358 359 360 361 362 363 364
T.T. Liège, 9e ch., 30 avril 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.148. T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.583. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.499. T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Durbuy, RG 27.521. T.T. Namur, 7e ch., 13 septembre 2002, X / CPAS Sambreville, RG 115.203. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 0764/2001. T.T. Liège, 10e ch., 15 février 2002, X / CPAS Liège, RG 283.637, 283.638 et 315.261.
47
echtgenoten » opeist. Het is inderdaad niet toegelaten dat de rechtbank ultra petita recht spreekt, met miskenning van het beschikkingsbeginsel, over een vraag die niet eerst is voorgelegd aan het OCMW (ten minste, in principe, en behalve om een verzwaring of een nieuwe omschrijving van de eis aan te tonen).365 De rechtbank bevestigt de weigeringsbeslissing die gegrond is wat de installatiepremie betreft, en heropent de debatten wanneer de eis weliswaar over de installatiepremie ging, maar bijkomend onderzoek en een meer grondige omschrijving van de behoeften van de betrokkene op het vlak van de menselijke waardigheid, gerechtvaardigd lijken. 366
3.1.2.2. Andere soorten aanvragen De openbare centra voor maatschappelijk welzijn krijgen ook wel andere aanvragen dan deze met betrekking tot de erkenning en toekenning van een bestaansminimumbedrag. Zo hebben de bij het OCMW ingediende aanvragen soms als onderwerp : •
een bestaansminimumtoeslag die overeenstemt met het verschil tussen de bestaansminimumbedragen voor alleenstaanden en de werkloosheidsuiktering 367 of het pensioen van de zelfstandige werknemer 368 of uitkeringen voor personen met een handicap ; 369
•
een bestaansminimumtoeslag (bedrag voor samenwonenden), berekend in functie van het rustpensioen van zijn moeder en het bedrag van het kadastraal inkomen van het onroerend goed dat hij in eigendom heeft ;370
•
een loontoeslag ;371
•
een toeslag op de roerende inkomsten ;372
•
de tenlasteneming van de huurwaarborg of een maatschappelijke dienstverlening in de vorm van een huurgeld ;373
•
de tenlasteneming van de mutualiteitsbijdragen en de medische kaart voor een bepaalde duur ;374
•
de tenlasteneming van geneeskundige kosten en kosten van geneesmiddelen, tandverzorgings-, hospitalisatie- en kinesitherapiekosten, of het dekken van de gezondheidszorg ;375
•
de betaling van een bestaansminimumtoeslag op de kinderbijslag;376
365 366 367
368 369 370 371 372 373
374 375 376
T.T. Liège, 10e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 320.352 et 321.215. T.T. Verviers, 1e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1292/2002. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Farciennes, RG 60.217/R ; T.T. Liège, 11e ch., 6 août 2002, X / CPAS Seraing, RG 320.450 ; T.T. Liège, 10e ch., 20 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 304.157 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.728/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 22.298/01. T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.513. T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 14 février 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.511. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Braine-le-Comte, RG 2.095/01/LL ; T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.559/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.046/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 21.542/01 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 112.820 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.818 et 113.515 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Namur, RG 114.269. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 1424/00/M. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001 ; T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 103.016. T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.344 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Waterloo, RG 129/N/2002.
48
•
de tenlasteneming van de huisvestingskosten in een sociale instelling of in een opvangtehuis ; 377
•
de betaling van een installatiepremie ; 378
•
een voorschot geven voor de aankoop van huisbrandolie. 379
3.2. Het onderzoek van de aanvraag Artikel 7 en artikel 8 van de wet van 7 augustus 1974 geven het OCMW de bevoegdheid om alle onderzoeksmaatregelen die nuttig lijken te verrichten. Het kan de aanvrager ook verplichten om zich daar naar te schikken en goed mee te werken. De administratieve beslissing om toezichtsmaatregelen op te leggen (dagelijks een stempel komen halen) moet gegrond worden verklaard, aangezien dergelijke onderzoeksmaatregel adequaat is wanneer vermoed wordt dat de betrokkene niet dagelijks aanwezig is op het grondgebied van de gemeente en betwijfeld wordt of hij goed meewerkt.380
3.2.1. De onderzoekstermijn Hierover is er geen rechtspraak.
3.2.2. Het sociaal onderzoek 3.2.2.1. De sociaal onderzoeker Artikel 8 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum legt op dat er voor een herziening van een beslissing met betrekking tot het bestaansminimum een sociaal onderzoek moet worden gevoerd, uit te voeren door de personen bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 houdende algemeen reglement, dat wil zeggen de sociaal onderzoekers. Welnu, de maatschappelijk assistent beperkt er zich in zijn twee sociale verslagen toe te melden dat hij de indruk heeft (of omgekeerd niet de indruk heeft) dat de aanvrager op het medegedeelde adres verblijft, zonder dat men meer bijzonderheden krijgt over de huisbezoeken. Overigens berust de volledige aangevochten beslissing op een basis die teruggaat op contacten met de wijkpolitie, terwijl dergelijke rapporten van de gemeentelijke politie ambtshalve uit de debatten moeten worden geweerd. In de praktijk is het volledige sociaal onderzoek en de volledige motivering van de betwiste beslissing geïnspireerd op vaststellingen door de politie die niet op hun plaats zijn in een zaak over het bestaansminimum en die dus niet als rechtvaardiging kunnen worden gebruikt voor de door het OCMW aangevoerde afwezigheid
377 378
379 380
T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 1424/00/M. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek et CPAS Evere, RG 19.866/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 31 janvier 2002, X / CPAS Forest, RG 16.113/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 21.542/01 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Mons, RG 98.462/99 ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 321.318 ; T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 112.713 ; T.T. Liège, 9e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 321.548 ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1292/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Pierre, RG 27.190/02. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et 1.677/01/LL. T.T. Verviers, 1e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1241/2002.
49
om het bestaansminimum af te schaffen en de onverschuldigde betalingen terug te vorderen. 381
In het administratief dossier steekt een kopie van een bericht van bezoek door agenten van de federale politie belast met het strafdossier dat tegen de aanvrager is geopend, met uitdrukkelijke vermelding van het nummer van het proces-verbaal, alsook korte nota’s van het parket. Nochtans is de mededeling van gegevens over een lopend gerechtelijk onderzoek door een politiedienst steeds onderworpen aan een uitdrukkelijke machtiging daartoe vanwege van de procureur-generaal. Elke tekortkoming in deze schendt het geheim van het onderzoek en het informatiegeheim. Een door nietigheid aangetaste onwettige mededeling kan onmogelijk de grondslag zijn voor een daaropvolgende administratieve beslissing. Een dergelijk bewijs moet dus uit de debatten worden geweerd.382
3.2.2.2. Het begrip sociaal onderzoek Het sociaal onderzoek heeft tot doel na te gaan of de aanvrager van een bestaansminimum alle wettelijke voorwaarden vervult om er aanspraak op te maken; daarvoor moet een duidelijk inzicht in de bestaansmiddelen waarover de aanvrager beschikt, moet worden verkregen.383 Een in het dossier van het OCMW gestopt verweerschrift is geen verslag van sociaal onderzoek zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 1974.384 Een politieverslag is geen sociaal onderzoek.385 Er werd verduidelijkt dat de weigeringsbeslissing moet worden vernietigd wanneer het sociaal verslag niet toelaat om met zekerheid vast te stellen dat de verweerder in hoger beroep niet daadwerkelijk op de opgegeven plaats verbleef – het verslag bevat slechts een uiterst bondige plaatsbeschrijving waaruit onmogelijk kan worden opgemaakt of het oord al dan niet effectief wordt gebruikt als verblijfplaats. Het vermeldt de talrijke bezoekjes aan het adres door de verweerder, zij het zonder vermelding van dag of uur, noch van de omstandigheden waarin het bezoek zich afspeelde.386
3.2.2.3. De bewijskracht van het sociaal onderzoek Overeenkomstig de meerderheid binnen de rechtspraak moet de rechter, wanneer een beslissing niet werd voorafgegaan door een sociaal onderzoek (of door een naar behoren uitgevoerd sociaal onderzoek), de beslissing vernietigen en zijn eigen rechterlijke beslissing in de plaats stellen. Wel moet hij eerst nagaan of de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum vervuld zijn.387 Omdat de feitelijke vaststellingen van het sociaal verslag niet werden neergeschreven na mogelijkheid van de betrokkene om zijn eigen versie van de feiten te geven, hebben ze geen bewijskracht zoals bedoeld in artikel 6, § 1, 3e lid van de O.C.M.W.-wet, en gelden ze dus niet tot het bewijs van het tegendeel. Bovendien blijkt dat bepaalde vaststellingen van het rapport elkaar onderling tegenspreken – zou het kunnen dat ze eerder uitdrukking geven aan het persoonlijk gevoel of de persoonlijke indruk van de sociaal onderzoeker, ongetwijfeld opgedaan naar aanleiding van de verbouwingswerken in het onroerend goed, eerder dan aan vaststellingen die met de werkelijkheid overeenstemmen? De beslissing tot opheffing van het bestaansminimum omdat de woonst een fictief verblijf zou zijn, moet dus worden vernietigd.388
381 382 383 384 385 386 387 388
T.T. Liège, 10e ch., 15 mars 2002, X / CPAS Herstal, RG 263.755. T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.241. Arbh. Antwerpen, 4e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2020100. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Braine-le-Comte, RG 2.095/01/LL. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 22 juillet 2002, CPAS Ciney / X, RG 7.041/01. C.T. Liège, 8e ch., 26 juin 2002, CPAS Verviers / X, RG 30.805/02. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.728/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.411/R et 58.446/R.
50
Indien uit het sociaal verslag blijkt dat een aanvrager zonder geldig excuus afwezig bleef op verscheidene uitnodigingen bij een dienst van het OCMW, dan neemt de rechtbank dit aan389; zo de aanvraagster het tegendeel beweert van wat in het sociaal verslag is opgenomen, maar dit niet bewijst, neemt de rechtbank aan dat de feitelijke vermeldingen van het sociaal verslag gelden tot bewijs van het tegendeel.390 Ook indien uit het verslag van het sociaal onderzoek kan worden afgeleid dat de aanvraagster samen met iemand anders een feitelijk gezin vormt en beiden op het zelfde adres in het bevolkingsregister zijn ingeschreven, dan besluit de rechtbank dat de samenwoonst voldoende bewezen is, temeer daar de aanvraagster verstek laat gaan ter zitting.391 Bij samenwoonst komt het aan het OCMW toe om die te bewijzen; dit kan aan de hand van de objectieve gegevens uit het sociaal onderzoek.392 Een politioneel onderzoek daarentegen, zelfs gevoerd op vraag van het OCMW, is niet te beschouwen als een sociaal onderzoek met een bijzondere bewijswaarde en heeft niet meer bewijskracht dan de verklaring van een gewone burger.393
3.2.3 De voorafgaandelijke mogelijkheid gehoord te worden. De aanvrager moet er in de loop van het onderzoek van op de hoogte worden gebracht dat hij het recht heeft om voor enige beslissing gehoord te worden, waarbij hij zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen. Deze informatie vooraf moet duidelijk zijn, zodat de aanvrager zich een helder beeld kan vormen van het onderwerp dat op de zitting zal worden behandeld.394 De rechtspraak hecht groot belang aan het audi et alterambeginsel en zal nagaan of het OCMW in duidelijke bewoordingen de aanvrager of de gerechtigde op de hoogte heeft gesteld van de mogelijkheid om te worden gehoord, voorafgaand aan de beslissing van het bevoegde OCMW-orgaan; de betrokkene is uiteraard niet verplicht om gebruik te maken van zijn recht om gehoord te worden. Volgens de arbeidsgerechten is een beslissing die tot stand is gekomen zonder dat de kennisgeving van een voorafgaande uitnodiging om te worden gehoord heeft plaatsgevonden, als absoluut nietig te beschouwen.395 Het dossier van het OCMW moet het bewijs bevatten van de uitnodiging gericht aan de aanvrager om uitleg te komen geven aan de Raad voor maatschappelijk welzijn. 396 Zo is geoordeeld geworden dat de algemene inlichting bij de opening van het dossier over de mogelijkheid om als aanvrager voor enige beslissing gehoord te worden, niet beantwoordt aan het doel van de wet en een onvoldoende duidelijke en doeltreffende informatie is over het recht om zich te verdedigen – immers, er moet ook melding worden gemaakt van de datum van zitting van het bijzonder comité. 397 Het is aan het OCMW om het bewijs te leveren dat aan de hoorplicht voldaan werd.398 Indien het OCMW het aangetekend schrijven naar het correcte adres verstuurd, waarvan de aanvrager achteraf beweert dat zij daar niet meer woonde, dan kan het feit dat het schrijven de aanvrager niet bereikte, het OCMW niet worden aangerekend.399
389 390 391 392 393 394 395
396 397 398 399
Arbrb. Dendermonde, 3e K., 5 maart 2002, X / OCMW Sint-Niklaas, AR 61.045 ; Arbrb. Gent, 10e K., 12 juni 2002, X / OCMW Gent, AR 115.393/94. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 12 maart 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.450. Arbrb. Gent, 10e K., 10 mei 2002, X / OCMW Gent, AR 153.717/01. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 3 juni 2002, X / OCMW Hamme, AR 47.773. Arbrb. Gent, 10e K., 12 juni 2002, X / OCMW Gent, AR 115.393/94. T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R. Arbrb. Gent, 10e K., 12 juni 2002, X / OCMW Gent, AR 115.393/94 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 19 juni 2002, X / OCMW Mechelen en OCMW Bierbeek, AR 65972 ; Arbrb. Gent, 10e K., 26 juni 2002, X / OCMW Gent, AR 150.609/01 ; Arbrb. Oudenaarde, 3e K., 21 november 2002, X / OCMW Ronse, AR 24.003/III ; Arbrb. Gent, 10e K., 29 maart 2002, X / OCMW Merelbeke, AR 154.687/01 ; Arbrb. Brugge, 6e K., 4 april 2002, X / OCMW Brugge, AR 107.070. T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.942/02. T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R. Arbrb. Mechelen, 1e K., 11 december 2002, X / OCMW Duffel, AR 79915. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.830.
51
Het volstaat niet dat een beslissing uitdrukkelijk vermeldt dat de eiser op de hoogte werd gebracht van de mogelijkheid om gehoord te worden: die vermelding bewijst immers niet dat de aanvrager inderdaad hiervan vooraf werd ingelicht. Een aanvrager die bij aangetekend schrijven werd uitgenodigd om zich aan te bieden op het verhoor bij het Bijzonder Comité voor Sociale Bijstand en die brief ten vroegste kan hebben ontvangen daags voor de hoorzitting, klaagt dit terecht aan. Ingevolge artikel 8, §3, van de Bestaansminimumwet is het OCMW verplicht, alvorens een beslissing te nemen tot toekenning, weigering of herziening, de betrokkene te horen indien hij dit verlangt. De rechtbank oordeelt dat er tussen de uitnodiging en de afspraak een voldoende aantal dagen moet liggen om de betrokkene in de mogelijkheid te stellen zijn argumenten voor te bereiden en zich te laten bijstaan door een raadsman; zo niet wordt de hoorplicht niet op nuttige wijze vervuld.400 Gesteld dat de aangevochten beslissing een beslissing tot opheffing van het bestaansminimum is (reden : de eiseres voldeed niet langer aan de toekenningsvoorwaarden), kan niet anders dan worden vastgesteld dat deze beslissing genomen is zonder de in de wet bepaalde procedure na te leven, aangezien ze pas na de beslissing en zelfs pas na de betekening ervan gehoord is. De beslissing moet worden vernietigd.401 Bepaalde aanvragers verzoeken naar aanleiding van de mogelijkheid om gehoord te worden, ook om de inzage in het dossier; een dergelijk inzagerecht wordt echter nooit aangenomen, behalve bij gerechtelijke of quasigerechtelijke procedures.402 Een arbeidsrechtbank stelt dat de hulpvragen weliswaar moet worden gehoord, maar niet gerechtigd is op inzage in het dossier omdat de wetgeving ter zake niets bepaalt, en die niet het evenmin mogelijk maakt hieraan procedurele gevolgen te koppelen. Overigens kan de aanvrager kennis nemen van het administratieve dossier nadat hij beroep heeft ingesteld bij de arbeidsrechtbank.403 Wanneer de eiseres de wens geuit heeft om gehoord te worden door de Raad, en het er alle schijn van weg heeft dat ze pas over dit recht is ingelicht nadat de eerste beslissing al genomen was, is dit in strijd met de wet en zal de nietigheid de twee beslissingen betreffen, aangezien gans de procedure is aangetast. Er moet opgemerkt worden dat er geen twee bestaansminimumaanvragen zijn geweest, die aanleiding hebben gegeven tot twee beslissingen, alswel één enkele aanvraag waarbij het OCMW zijn wettelijke verplichtingen niet nakwam.404 De rechtspraak heeft andermaal bevestigd dat de aanvrager daadwerkelijk moet worden ingelicht over zijn mogelijkheid om gehoord te worden, op een concrete en doeltreffende manier, niet op een manier zodat alles alleen maar op formeel vlak in orde is.405 Wanneer het OCMW de betrokkene heeft geschreven dat « het centrum haar uitnodigt zich bij de sociale dienst te melden op donderdag 27 juli 2001 of vrijdag 28 juli 2001 tussen 9 en 11 uur : voorwerp : een evaluatie van uw situatie afspreken », beantwoordt een dergelijke oproeping niet aan de wet die het OCMW oplegt om de bestaansminimumbegunstigde ervan te verwittigen dat de opheffing van zijn steun wordt overwogen, en dat hij recht heeft om eerst te worden gehoord, voor er een beslissing wordt genomen. Een beslissing die is genomen zonder dat de betrokkene eerst werd gehoord of zonder dat de mogelijkheid om te worden gehoord op een waarlijke en doeltreffende manier ter kennis is gebracht van de aanvrager of van de bestaansminimumgerechtigde, is onregelmatig naar vorm en moet dus door de rechtbank worden vernietigd. 406 De arbeidsgerechten hebben bevestigd dat de mogelijkheid om te worden gehoord voor er enige beslissing wordt genomen, op een werkelijke en doeltreffende manier ter kennis moet worden gebracht van de betrokkene, binnen een termijn die hem toelaat zijn verdediging voor te bereiden.407
400 401 402 403 404 405
406 407
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 september 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.156. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Jette, RG 25.569/02 et 25.992/02. Arbrb. Mechelen, 1e K., 17 april 2002, X / OCMW Mechelen, AR 78061 en 79563. Arbrb. Gent, 10e K., 12 juni 2002, X / OCMW Gent, AR 115.393/94. T.T. Charleroi, 5e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Fontaine l’Evêque, RG 60.299/R et 60.464/R. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Boussu / X, RG 16.459 ; C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, CPAS Saint-Nicolas / X, RG 28.804/00 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.942/02. T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Clavier, RG 55.612. T.T. Neufchâteau, 1e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Tellin, RG 28.437 ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.532 et 319.958.
52
De beslissing tot wijziging van de toegekende bestaansminimumtoeslag is niet gerechtvaardigd wanneer blijkt dat de betrokkene niet op de hoogte werd gebracht van de mogelijkheid om gehoord te worden door de Raad voor maatschappelijk welzijn, en het niet bewezen is dat ze inkomsten geniet die niet aangegeven zijn.408 De eerdere rechtspraak getrouw, bevestigen de rechtscolleges dat het aan het OCMW toekomt om aan te tonen dat het de betrokkene ervan verwittigd heeft dat hij eerst kan gehoord worden, inzonderheid dat de aanvrager of de bestaansminimumbegunstigde op de hoogte werd gebracht van de datum waarop de Raad voor maatschappelijk welzijn zijn zaak zal onderzoeken – mocht dit niet zo zijn, zou het wettelijk voorschrift eigenlijk niet meer waard zijn dan de inkt waarmee de wet werd geschreven.409 Overeenkomstig eerdere rechtspraak is een beslissing onregelmatig wanneer ze zonder voorgesprek is genomen, of zonder dat de mogelijkheid om eerst gehoord te worden daadwerkelijk ter kennis werd gebracht van de betrokkene, en moet ze dus vernietigd worden. De rechtbank moet in de plaats van het OCMW uitspraak doen over de bestaansminimumrechten.410 De arbeidsgerechten hebben eveneens bevestigd dat de schending van het beginsel om eerst gehoord te worden gestraft wordt met de nietigheid van de met dit gebrek aangetaste beslissing, of de onregelmatigheid de steunaanvrager nu al dan niet schade heeft berokkend : dit is niet meer dan een toepassing van het beginsel van de eerbiediging van de rechten van verdediging waarvan de schending gestraft wordt met de nietigheid van de beslissing die eruit voortvloeit. 411 Ingeval de arbeidsrechtbank een bestuurlijke beslissing vernietigt omwille van de schending van het audi et alterambeginsel, komt het de rechter in kwestie toe om een vervangende beslissing te nemen in de plaats van het bestuur. Omdat de wetgeving van openbare orde is, brengt de vaststelling van de nietigheid van de beslissing mee dat de arbeidsgerechten, binnen de perken van de vorderingen van partijen, de aanspraken om het bestaansminimum ten gronde moeten onderzoeken.412
3.2.4. De medewerking van de aanzoeker. Degene die aanspraak maakt op een bestaansminimum, heeft de plicht om voluit aan het sociaal onderzoek mee te werken en volledige en juiste informatie te verschaffen, die vervolgens ook controleerbaar moet zijn door het OCMW.413 Het is dus aan de aanvrager om het OCMW volledig en stipt op de hoogte te houden van haar feitelijke situatie. De Arbeidsrechtbank van Kortrijk414 noemt de aanvrager die dit niet gedaan heeft dan ook zeer slecht geplaatst om de weigeringsbeslissing van het OCMW aan te vechten, gezien hij de initiële plicht
408 409
410
411 412 413 414
T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 14 février 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.511. T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.178/R ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.532 et 319.958 ; T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Boussu, RG 4893/01/M ; T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Nassogne, RG 27.910 ; T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.241 ; T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.513. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.782 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Boussu / X, RG 16.459 ; C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, CPAS Saint-Nicolas / X, RG 28.804/00 ; T.T. Neufchâteau, 1e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Tellin, RG 28.437 ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.532 et 319.958 ; T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Clavier, RG 55.612 ; T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Boussu, RG 4893/01/M ; T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Nassogne, RG 27.910 ; T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.241 ; T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.513 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.942/02 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.728/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.178/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R. Arbrb. Mechelen, 1e K., 11 september 2002, X / OCMW Mechelen, AR77908 en 78750. Arbh. Antwerpen, 4e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2020100 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 december 2002, X / OCMW Kinrooi, AR 1378/2002. Arbrb. Kortrijk (afd. Roeselare), 7e K., 20 maart 2002, X / OCMW Roeselare, AR 38807.
53
had om het OCMW in te lichten; indien de aanvrager onvoldoende inlichtingen verschaft omtrent zijn materiële toestand, mag de vraag om hulp worden afgewezen.415 Niet thuis zijn bij een aangekondigd bezoek van een maatschappelijk werkster, wordt zwaar aangerekend. De Antwerpse Arbeidsrechtbank416 stelt dat de aanvrager die op de dag van het huisbezoek weerhouden is, het OCMW hierover moet inlichten en een nieuwe afspraak moet maken. Wie geen gegronde reden geeft waarom hij niet aanwezig was of een andere afspraak gemaakt heeft met het OCMW, en bovendien weigert zich aan te bieden bij het OCMW, maakt elk sociaal onderzoek hierover onmogelijk. Eveneens kan de gerechtigde die zich niet houdt aan de gemaakte afspraken, in de rechtspraak op weinig begrip rekenen.417 Ingeval de rechtbank de indruk heeft dat de eisende partij het bevoegde OCMW niet inlichtte omtrent haar hernieuwde samenwoonst met een vriend - gezien zij dan wellicht geen aanvullende bestaansminimum zou ontvangen - komt dit de aanvrager zeker niet ten goede; de rechtbank besluit tot een gebrekkige medewerking.418 Een gebrek aan medewerking kan ook zorgen voor onduidelijkheid omtrent de woonsituatie van de aanvrager; een bestaansminimumgerechtigde moet volledige klaarheid brengen, o.a. in zijn woonsituatie.419 Een verblijf in het buitenland moet in ieder geval gemeld worden; ontstentenis van mededeling kan als een gebrek aan medewerking worden opgevat.420 Door steevast bij het aanbellen de deur niet te openen, verleent een aanvrager niet zijn medewerking aan het sociaal onderzoek, terwijl hij daartoe nochtans de verplichting heeft volgens zijn mogelijkheden.421 De Leuvense arbeidsrechter422 is mild voor wie verzuimde een verklaring te doen inzake bestaansmiddelen, maar zonder bedrieglijk opzet en oordeelde dat het OCMW ten onrechte de sanctie van artikel 16 toepaste. Het loutere feit dat de aanvrager de gevraagde rekeninguittreksels niet kan voorleggen, is evenmin onvoldoende om het bestaansminimum af te schaffen.423 Wie rond haar persoon een waas creëert zodat het vrij onduidelijk is hoe de financiële toestand is, waar zij effectief verblijft en hoe zij erin slaagt een luxeleven te leiden zonder inkomsten en met twee kinderen ten laste, werkt niet mee aan het onderzoek.424 Ten slotte schept het feit dat een aanvrager niet kan worden aangetroffen bij onaangekondigde huisbezoeken wel een vermoeden van niet-bewoning, maar dit is niet doorslaggevend om te besluiten tot bedrog of tot onmogelijkheid van onderzoek.425
415 416 417 418 419 420 421 422 423 424 425
Arbrb. Brugge,1e Vak. K., 21 augustus 2002, X / OCMW Brugge, AR109.848 ; Arbrb. Brugge, 7e K., 20 december 2002, X / OCMW Brugge, AR 111.255. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.865. Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Steenokkerzeel, AR 20.481/01. Arbrb. Tongeren, 1e K., 11 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 1813/2001. Arbrb. Brugge, 6e K., 4 april 2002, X / OCMW Brugge, AR 106.636 en 106.637. Arbrb.Mechelen, 1e K., 11 september 2002, X / OCMW Mechelen, AR 77.908 en 78.750. Arbrb. Brugge, 7e K., 28 januari 2002, X / OCMW Oostende, AR 106.028. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Leuven, AR 1998/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 332.947, 332.948, 332.949, 332.950, 333.602, 340.601. Arbrb. Tongeren, 2e K., 1 maart 2002, X / OCMW Bocholt, AR 3212/2001. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 maart 2002, X / OCMW Oostende, AR 106.308.
54
3.2.4.1. De draagwijdte van de plicht tot medewerking De bestudeerde rechtspraak heeft andermaal bevestigd dat de betrokkene aan het OCMW alle inlichtingen moet geven met betrekking tot zijn identiteit, zijn materiële en sociale situatie, zijn inkomsten, zijn zoektocht naar werk, zijn eventuele rechten op andere voorzieningen,…426 In alle gevallen waarbij het bestaansminimum is toegekend, moet deze persoon ook onmiddellijk elk nieuw gegeven dat enig gevolg kan hebben voor het toegekende bedrag, aangeven.427 De rechtscolleges hebben bevestigd dat de medewerkingsplicht, die met name de plicht omvat om het OCMW in te lichten over bestaande inkomsten en om onmiddellijk aangifte te doen van elk nieuw gegeven dat enig gevolg kan hebben voor het toegekende bedrag, een toepassing is van het algemeen rechtsbeginsel waaraan ook artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek herinnert, en krachtens hetwelk de partij die optreedt om een recht te laten erkennen, de bewijslasr draagt.428 De verplichting van het OCMW om een sociaal onderzoek in te stellen, brengt noodzakelijkerwijze een bepaalde inmenging in het privé-leven met zich mee. De aanvrager kan zich niet verschuilen achter het recht op privacy om de gevraagde gegevens niet te moeten verstrekken.429 Indien de rechtbank vaststelt dat de aanvrager naliet op toch wel pertinente vragen een duidelijk antwoord te verstrekken, dan neemt het OCMW terecht de beslissing om het bestaansminimum te weigeren daar het dan niet mogelijk is de eventuele behoeftigheid van de aanvrager vast te stellen.430 Ingeval een aanvrager niet antwoord op de gestelde vragen en niet kan bewijzen wat hij beweert, heeft het OCMW geen zicht op de financiële en woonsituatie van de betrokkene waardoor zijn recht op het bestaansminimum niet op ernstige wijze kan worden onderzocht.431 Gelijkaardig is het geval waarbij de arbeidsrechtbank vaststelt dat de aanvrager geen antwoord geeft op de vragen van de rechtbank, zodat het onmogelijk is een oordeel te vellen over zijn hulpbehoevendheid; hem kan dus geen bestaansminimum worden verleend.432 Artikel 16 van de wet bevat een specifieke sanctie wanneer deze verplichting niet wordt nageleefd. Het OCMW mag ook beslissen het bestaansminimum weer in te trekken indien het redenen heeft om aan te nemen dat de betrokkene niet langer de toekenningsvoorwaarden vervult en hij niet alle inlichtingen overmaakt opdat het centrum zou kunnen nagaan wat er van aan is.433 De rechtspraak oordeelt nog altijd dat de medewerkings- en informatieplicht niet alleen bestaat op het ogenblik van de aanvraag, maar ook daarna, in elke toekenningsfase van de maatschappelijke dienstverlening of het bestaansminimum.434 Zoals de medewerking vereist is bij de administratieve behandeling van een bestaansminimumaanvraag, zo ook wordt van de eiser in rechte verwacht dat hij zijn medewerking verleent tijdens het gerechtelijk stadium. De arbeidsrechtbank kan bijgevolg een eis verwerpen omdat de eiser tijdens de behandeling in rechte van zijn betwisting niet behoorlijk meewerkt.435 Talrijke genomen beslissingen hebben bevestigd dat de medewerkingsplicht geschonden is wanneer de betrokkene vage, onduidelijke en onvolledige antwoorden geeft die tegenstrijdig of onbewezen zijn, en het OCMW onvoldoende inlicht over zijn materiële situatie, of wanneer de steunaanvrager herhaaldelijk afwezig 426 427 428 429 430 431 432 433 434 435
T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.096 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.260 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Wanze, RG 56.263. T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 734/w/2002 ; T.T. Liège, 9e ch., 5 septembre 2002, X / CPAS Waremme, RG 323.374. T.T. Charleroi, 11e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Chapelle lez Herlaimont, RG 60.584/R ; T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 734/w/2002. Arbh. Gent (afd. Brugge), 6e K., 17 januari 2002, X / OCMW Brugge, AR 2001/237. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 6 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.628. Arbrb. Brugge, 6e K., 4 april 2002, X / OCMW Knokke-Heist, AR 107.181 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.704 en 344.031. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.269. T.T. Liège, 9e ch., 5 septembre 2002, X / CPAS Waremme, RG 323.374. T.T. Charleroi, 11e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Chapelle-lez-Herlaimont, RG 60.584/R. T.T. Liège, 10e ch., 22 février 2002, X / CPAS Liège, RG 306.308.
55
blijkt bij bezoeken aan huis, en deze afwezigheid verklaard wordt met een ongeloofwaardige uitleg (en waarbij hij zich over zijn werkelijke materiële situatie opzettelijk in stilzwijgen hult). 436 Nochtans blijft het OCMW in gebreke als het geen beslissing neemt na de eerste aanvraag, zodat voor de aanvrager de toestand onduidelijk was, hetgeen zijn wantrouwen heeft aangewakkerd.437
De arbeidsgerechten hebben in de volgende gevallen geoordeeld dat er gebrek aan medewerking en informatieverstrekking is, waardoor een beslissing van opheffing of intrekking van het bestaansminimum gerechtvaardigd is (voorbeelden) : •
wanneer de aanvrager geen gegevens levert die van aard zijn het OCMW toe te laten zijn gebeurlijk recht op bestaansminimum te beoordelen ;438
•
wanneer de betrokkene niet thuis is, niet is ingegaan op de oproepingen, de huurwaarborg niet heeft betaald, en niet ter zitting aanwezig of vertegenwoordigd was ;439
•
wanneer de eiseres een afwachtende houding aanneemt en meent dat ze vrijgesteld is van enige medewerking om bewijzen te leveren over haar werkbereidheid, niet ter zitting opdaagt en het OCMW de gevraagde documenten niet bezorgt ;440
•
wanneer de eiser geen enkele inlichting met betrekking tot zijn verblijf overmaakt dat zou toelaten om de gegrondheid van de beslissing van onbevoegdverklaring na te gaan, of dit niet doet met betrekking tot de gezinssituatie, verstek geeft op de zitting en niet ingaat op de oproepingen ;441
•
wanneer de betrokkene de door het OCMW gevraagde documenten niet bezorgt en niets meer van zich laat horen. De opheffingsbeslissing kon pas ingaan vanaf 3 september 2001, en niet terugwerken tot 1ste juli 2001, aangezien een beslissing die het bestaansminimum vermindert of opheft slechts uitwerking kan hebben voor de toekomst. Voor de latere periode is de beslissing tot opheffing wegens een gebrek aan medewerking niet meer gegrond aangezien de documenten ondertussen aan het OCMW medegedeeld zijn ; 442
wanneer de betrokkene aangeworven is met een « artikel 60 »-overeenkomst maar niet voor het werk is komen opdagen zonder enige rechtvaardiging van de afwezigheid, en ook haar kat heeft gestuurd naar de door haar inschakelingsagent geregelde afspraak, is er geen bewijs van werkbereidheid ;443 wanneer de betrokkene de documenten met betrekking tot de leerresultaten en de inschrijving in de cursus niet overmaakt ;444 wanneer de eiseres zich niet meer bij het OCMW of bij de rechtbank heeft aangeboden sinds het vonnis in eerste aanleg, en bovendien onbereikbaar is ;445 •
436 437 438 439 440 441 442 443 444 445 446
wanneer de belissing bepaalt dat het bestaansminimum gedurende twee maanden wordt toegekend, maar het nadien wordt ingetrokken, aangezien de betrokkene de inburgeringscursus en kwalificerende opleiding niet volgt, zodat er sprake is van een weigering tot medewerking, aangezien de aangegane verbintenissen niet werden nageleefd ;446 T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 734/w/2002. Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Leuven, AR 229/02. T.T. Charleroi, 11e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Chapelle-lez-Herlaimont, RG 60.584/R. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 13 février 2002, X / CPAS Mons, RG 87.705. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 22.016/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 22.452/01. T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Wanze, RG 56.248 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.260 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Wanze, RG 56.263. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Sambreville, RG 112.734 et 113.455. T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 16.749/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 23.099/0. T.T. Liège, 10e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 318.699. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 110.571.
56
•
wanneer de betrokkene geen enkele van de in het tussenvonnis gevraagde bewijzen over de gevolgde opleiding en zijn inkomsten levert, en hij zich niet heeft aangeboden bij het OCMW om zijn cheques af te halen ;447
•
wanneer de eiseres drie oproepingen onbeantwoord laat, het niet nodig heeft geacht om zich te verontschuldigen voor haar afwezigheden en ook volstrekt onverschillig lijkt te staan tegenover de eisen van zowel de rechtbank al van de OCMW-diensten, en geen enkel document neerlegt, zoals nochtans was gevraagd op de vorige zitting ; 448
•
wanneer het administratieve dossier van het OCMW aantoont dat verschillende oproepingen werden gericht aan de eiser, zonder dat hij er gevolg aan gaf omdat hij in het buitenland vertoefde bij een vriend ; 449
wanneer de betrokkene niet naar de rechtbank gekomen is om zich te verdedigen en het OCMW onvoldoende uitleg gaf.450
Ook hebben de arbeidsgerechten verduidelijkt dat er in de volgende gevallen een gebrek aan medewerking en informatieverstrekking was vanwege de steunaanvrager, waardoor een weigeringsbeslissing gerechtvaardigd was : •
wanneer de verblijfssituatie in de verblijfplaats van de betrokkene onduidelijk is en haar financiële situatie onvoldoende gekend is, en ze belangrijke gegevens verhult over haar banktegoeden, terwijl een persoon die het bestaansminimum aanvraagt op algemene wijze moet samenwerken met de sociale diensten van het OCMW, met name in het kader van het sociaal onderzoek, waarbij zelfs spontaan elk gegeven moet worden medegedeeld dat een invloed kan uitoefenen op het bestaansminimumrecht ;451
•
wanneer blijkt dat de eiseres de door het OCMW gevraagde documenten (ter aanvulling van het dossier wat de persoonlijke situatie en de inkomsten betreft) niet heeft bezorgd (in het bijzonder documenten met betrekking tot de inkomsten van haar ouders). Door geen medewerking te verlenen aan het sociaal onderzoek en het inkomstenonderzoek, zoals bepaald bij de artikelen 5 tot 8 van de wet van 7 augustus 1974 en artikel 9 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974, bewijst de eiseres haar staat van behoeftigheid niet, waarvoor de bewijslast nochtans bij haar ligt ;452
•
wanneer de betrokkene niet is ingegaan op de oproepingen, de door het OCMW gevraagde documenten niet heeft meegebracht, en gedurende een lange periode geen tussenkomst heeft gevraagd ; de flat heeft deurbel noch (persoonlijke) brievenbus, de betrokkene reageert niet op oproepingen noch op het blokkeren van de betaling van het bestaansminimum, en weigert absoluut om zijn naam op de bel en op de brievenbus te plaatsen. Dit is een gebrek aan medewerking dat niet verenigbaar is met de door artikel 7, § 2, van de wet van 7 augustus 1974 opgelegde toekenningsvoorwaarde ;453
•
aangezien de eiser het OCMW geen toestemming heeft verleend om zijn eis te onderzoeken en een sociaal onderzoek te voeren met het oog op een evaluatie van zijn situatie en zijn behoeften (hij gaf niet thuis en ging evenmin in op de oproepingen, want hij gaf verstek op de zitting) ;454
•
wegens gebrek aan samenwerking met het OCMW en met de rechtbank, wat alleen maar bevestigt dat een inzicht in de inkomsten en dus een duidelijk beeld over een eventuele staat van behoeftigheid onmogelijk is, met name door vier opeenvolgende en tegenstrijdige versies en het verzuim om conclusies naar te leggen ;455
447 448 449 450 451 452 453 454 455
T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Couvin, RG 61.516. T.T. Huy, 2e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.483. T.T. Tournai, 3e ch. C, 3 octobre 2002, X / CPAS Tournai, RG 74.089. T.T. Liège, 9e ch., 17 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 323.185. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Courcelles, RG 59.456/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mars 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 23.362/01. T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Verviers, RG 0125/2002 et 0126/2002. T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.192. T.T. Liège, 10e ch., 3 mai 2002, X / CPAS Seraing, RG 320.449.
57
•
wanneer de betrokkene zich niet bij het OCMW heeft aangeboden en geen enkele van de gevraagde documenten heeft bezorgd (uit nalatigheid of apathie) ;456
•
wegens gebrek aan medewerking in het kader van het sociaal onderzoek en een volstrekt onduidelijke financiële situatie ; de volgehouden weigering om de transacties naar en van de bankrekening uit te leggen, toont het gebrek aan medewerking aan ; 457
•
aangezien de eiseres verantwoordelijk is voor de situatie, want bij het indienen van de aanvraag gaf ze een adres op dat ze vlug nadien verlaten heeft ; ze beweert (maar bewijst niet) dat ze het OCMW hiervan naar behoren op de hoogte heeft gebracht. Ze had de briefwisseling nauwgezet kunnen (moeten) voortzetten. Medewerking verlenen betekent, bijvoorbeeld, het vragenblad van het centrum invullen, nuttige gegevens en inlichtingen voor het sociaal onderzoek en het inkomstenonderzoek verstrekken en overmaken, de oproepingen of de berichten van bezoek beantwoorden, een bezoek aan huis toelaten, onmiddellijk elk gegeven aangeven dat enig gevolg kan hebben op het bestaansminimumrecht ; 458
•
wanneer de eiseres het niet mogelijk heeft gemaakt om alle noodzakelijke gegevens te verkrijgen om na te gaan of de wettelijke en reglementaire voorwaarden vervuld zijn ;459
•
aangezien de eiser de door de maatschappelijk assistent gevraagde arbeidsovereen-komst en loonfiches niet bezorgt ; 460
•
wanneer de eiseres geen enkel gegeven aandraagt waaruit de staat van behoeftigheid kan worden afgeleid, de zaak al langer dan één jaar loopt en er nog altijd geen gegevens worden bezorgd ;461
•
aangezien de betrokkene beweert dat hij de nodige documenten naar het OCMW opgestuurd heeft, maar dit niet bewijst, en uiteindelijk blijkt dat hij deze documenten pas op 13 mei 2002 aan het OCMW heeft bezorgd – de steun wordt vanaf die datum toegekend.462
Daarentegen hebben de rechtbanken bij de volgende gevallen geoordeeld dat de medewerkingsplicht en de plicht tot informatieverstrekking niet geschonden zijn, zodat een opheffings- of intrekkingsbeslissing onterecht is : •
een beslissing in die zin omdat niet werd ingegaan op oproepingen, wanneer blijkt dat deze gebeurd zijn via een gewone brief, en daarenboven uit het origineel blijkt dat het vermelde adres onvolledig is (het nummer van de brievenbus van de betrokkene in het gebouw is niet vermeld) ; 463
•
een beslissing gegrond op een weigering van medewerking, waardoor het sociaal onderzoek onmogelijk was, terwijl uit het onderzoek ter zitting blijkt dat de weigeringsbeslissing gegrond is op het feit dat de eiseres niet tijdig het document zou hebben overgemaakt waaruit de staat van haar inkomsten blijkt, en het niet betwist wordt dat de toekenningsvoorwaarden wel degelijk vervuld waren voor de enige maand waarop het geschil betrekking heeft ;464
•
wanneer blijkt dat de betrokkene zich verschillende keer bij het OCMW (zij het telkens bij een ander persoon) heeft aangeboden om documenten over te maken, haar afwezigheid op vier oproepingen gerechtvaardigd is door spanningen binnen het gezin, dat in de sociale verslagen helemaal niet duidelijk wordt gemaakt welke documenten nu precies worden gevraagd, wat maakt dat de betrokkene blijk geeft van een goede wil om medewerking te verlenen ; 465
456 457 458 459 460 461 462 463 464 465
T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.096. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 31.264/02. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 22 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 610.9898/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 16.717/01. T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1611/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Jette, RG 07458/01. T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Namur, RG 114.269. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.782. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Jette, RG 13.821/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 14.857/01.
58
•
wanneer het OCMW niet verduidelijkt welke stappen de betrokkene dan wel had moeten zetten, en evenmin duidelijk maakt hoe zij precies geen medewerking zou hebben verleend aan het onderzoek ; het feit dat ze niet opgedaagd is op de afspraak, volstaat niet om een weigering van het bestaansminimum te rechtvaardigen ;466
•
aangezien de betrokkene bejaard is en een zwakke gezondheid heeft, het centrum verwittigd had van zijn verhuizing en niet geantwoord heeft op brieven omdat hij ze nooit ontvangen heeft, en het OCMW er zich van moet vergewissen dat het adres juist is ;467
•
wanneer de opheffingsbeslissing gegrond is op een gebrek aan medewerking met de tewerkstellingscel, maar de rechtbank op basis van documenten vaststelt dat dit gebrek niet is bewezen ; 468
•
wanneer de beslissing gegrond is op het feit dat ze de gevraagde documenten niet bezorgt, noch het bewijs van de inkomsten van de samenwonenden, terwijl de eis om een afschrift van de huurovereenkomst te bezorgen niet gegrond is aangezien ze in een verblijf woont zonder overeenkomst, net zomin als de eis om het rekeningnummer te kennen, aangezien het aannemelijk is dat ze geen bankrekening heeft (gelet op haar situatie) ;469
•
want, ook al heeft de eiseres niet volledig geantwoord op de vragen om inlichtingen van het OCMW, is de dienst vertrouwd met de situatie, die onveranderd is gebleven, zodat er een beslissing kon worden genomen ; 470
•
de beslissing gegrond op het feit dat de betrokkene niet reageert, niettegenstaande verschillende oproepingen ; er moet rekening worden gehouden met haar levensomstandigheden, en er is niet bewezen dat ze opzettelijk heeft geweigerd om het OCMW documenten te bezorgen over haar situatie ;471
•
de beslissing gegrond op het feit dat de betrokkene niet de gevraagde documenten heeft overhandigd ; het blijkt dat er door het OCMW geen gebrek aan medewerking kan worden verweten aan de aanvrager – het gebrek aan medewerking lag bij de vader van de betrokkene. 472
Zo hebben de rechtbanken ook geoordeeld dat de medewerkingsplicht en de plicht tot informatieverstrekking niet dermate geschonden waren dat een weigeringsbeslissing gerechtvaardigd zou zijn, aangezien het niet blijkt dat aan de eiseres een gebrek aan medewerking kan worden verweten : het OCMW klaagt erover dat ze weigerde bepaalde documenten te overhandigen, maar het sociaal verslag maakt geen melding van een vraag in die zin en de rechtbank heeft geen weet van documenten die zouden zijn gevraagd maar niet overhandigd.473 Bepaalde gerechten hebben andermaal bevestigd dat de bewijslast betreffende de toekenningsvoorwaarden weliswaar bij de bestaansminimumaanvrager ligt, maar dat het OCMW hierdoor niet vrijgesteld is van elke verplichting op dit vlak. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast tussen de partijen wordt verdeeld. Enerzijds heeft de aanvrager de plicht om informatie te verstrekken zoals opgelegd door artikel 60, § 1, van de wet van 8 juli 1976.474 Anderzijds heeft het OCMW de plicht om de gegevens betreffende de vraag volledig te onderzoeken aan de hand van sociale onderzoeken. De bewijslast aangaande de situatie van de bestaansminimumaanvrager, die in principe in een gelijke mate over de twee partijen verdeeld is, helt meer over naar het OCMW in de mate dat het niet gaat om een beslissing na een aanvraag, maar een ambtshalve herziening, en het centrum dus van mening is veranderd ; de algemene beginselen leggen op dat de beslissingenmaker de beslissingen moet
466 467 468 469 470 471 472 473 474
T.T. Liège, 9e ch., 5 février 2002, X / CPAS Liège, RG 308.802 et 312.719. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 7.473/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Forest, RG 28.419/02. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 1955/2001. T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 novembre 2002, X / CPAS Beloeil, RG 73.186 et 73.185. T.T. Liège, 9e ch., 5 septembre 2002, X / CPAS Waremme, RG 323.374. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 113.116. T.T. Charleroi, 5e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Courcelles, RG 60.333/R. T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 734/w/2002.
59
motiveren, en de nieuwe gegevensbalans die hij in aanmerking neemt, behoorlijk moet rechtvaardigen, des te meer wanneer in de loop van het onderzoek blijkt dat de aanvrager ongeletterd is.475 De medewerkingsplicht van de bestaansminimumaanvrager houdt ook in dat het OCMW zich dynamisch opstelt. Het moet duidelijk de draagwijdte van de gestelde vraag afbakenen, en de betrokkene bijstand verlenen bij de vervulling van zijn medewerkingsplicht. 476 Dit is des te meer het geval aangezien het vanuit het standpunt van het OCMW om een beslissing inzake het bestaansminimum gaat, en daarop is het Handvest van de Sociaal Verzekerde van toepassing, zodat er tussen de instellingen een adviesplicht en een verplichting van aflossende samenwerking bestaat, wat zeker ook geldt voor de verschillende diensten van één en dezelfde instelling. Het OCMW moet, indien nodig zelfs ambtshalve, nagaan of de precieze behoeften van de aanvrager niet konden worden vervuld via de maatschappelijke dienstverlening, eens vastgesteld werd dat het bestaansminimum niet kon worden toegepast ingevolge de verbijsterend strenge indeling in categorieën binnen dit bestaansminimum. 477 Artikel 11 van het Handvest van de Sociaal Verzekrde verplicht de instellingen van sociale zekerheid actief mee te werken aan de samenstelling van het dossier. De wetgever heeft elke instelling van sociale zekerheid die een aanvraag moet onderzoeken voortaan verplicht om uit eigen beweging alle ontbrekende inlichtingen te verzamelen om de rechten van de sociaal verzekerde te kunnen beoordelen.478
Overeenkomstig een meerderheid binnen de rechtspraak is geoordeeld dat het OCMW een weigeringsbeslissing van het bestaansminimum niet kan rechtvaardigen, wanneer het onderzoek werd beperkt tot één enkele poging om de aanvrager te bezoeken, en hieruit een gebrek aan medewerking werd afgeleid. Aldus hebben de rechtbanken bevestigd dat : •
de afwezigheden bij de bezoeken aan huis op zich geen weigering van het bestaansminimum kunnen rechtvaardigen, met name wanneer de afwezigheid (afwezigheden) gerechtvaardigd zijn, aangezien de betrokkene dagelijks de twee jongste kinderen bezocht die bij hun moeder aan de grens wonen. Het is voor de aanvrager niet verboden om een belangrijk deel van zijn dagen of nachten door te brengen buiten zijn woonplaats, noch om een gevoels- of seksleven te hebben en regelmatige relaties te onderhouden met een andere;479
•
de verplichting om op het grondgebied van de gemeente te verblijven niet mag worden gelijkgesteld met een aanwijzing van woonplaats, waardoor de bestaansminimum-begunstigde verplicht zou zijn om voortdurend thuis aanwezig te zijn met het oog op het eventueel bezoek van een vertegenwoordiger van het OCMW ;480
•
aangezien de steunverzoekers geen aangewezen woonplaats hebben, berichtjes van bezoek moeten worden achtergelaten zodat de betrokkene kan reageren (aanmelden op het onthaal of indien nodig de afwezigheid rechtvaardigen). De weigeringsbeslissing moet worden vernietigd wanneer het sociaal verslag melding maakt van talrijke bezoekjes aan het adres door de verweerder, zij het zonder vermelding van dag of uur, noch van de omstandigheden waarin het bezoek zich afspeelde ; 481
•
de weigeringsbeslissing niet gegrond is wanneer aan de hand van het energieverbruik en het bevolkingsregister bewezen is dat de eiseres daadwerkelijk op het grondgebied van de gemeente verblijft, niettegenstaande aanwijzingen, en met name de herhaaldelijke afwezigheid bij het bezoek van de maatschappelijk assistente, het tegenovergestelde doen vermoeden ;482
•
de weigeringsbeslissing moet vernietigd worden wanneer ze gegrond is op de afwezigheid van de aanvrager (meermaals vastgesteld bij bezoeken aan huis), aangezien elkeen het recht heeft om zich vrij
475 476 477 478 479 480 481 482
T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, X / CPAS Herstal, RG 285.791 et 294.941. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 14.857/01. T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.583. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Forest, RG 28.419/02. T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R. C.T. Liège, 8e ch., 26 juin 2002, CPAS Verviers / X, RG 30.805/02. T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 2088/2001 et 0063/2002.
60
te bewegen en « bestendig verblijf » geen synoniem is voor « aanwijzing aan een woonplaats ». De aanvrager bewijst aan de hand van de gezinssamenstelling en een huurovereenkomst dat hij op het opgegeven adres woont ;483 •
de weigeringsbeslissing niet gegrond is wanneer het OCMW niet verduidelijkt wanneer de vruchteloze bezoeken hebben plaatsgevonden, en er geen spoor is van oproepingen, gericht aan de aanvrager, noch van afspraken die zouden zijn vastgelegd om een bezoek aan huis te brengen. 484
3.2.4.2. De sanctie bij gebrek aan medewerking of informatie. De rechtspraak is niet gewijzigd. Wanneer het gebrek aan medewerking of informatieverstrekking, grondslag voor de weigerings- of intrekkingsbeslissing betreffende het bestaansminimum, niet wordt geleverd, oordelen de rechtscolleges dat die beslissing moet worden vernietigd. Daarentegen zullen de rechtscolleges, na de vaststelling dat de aanvrager niet meewerkt of geen informatie geeft, veelal de weigerings- of intrekkingsbeslissing van het OCMW bevestigen. De vaststelling dat het geen enkele zin heeft om financiële middelen aan de aanvrager in kwestie toe te vertrouwen om ze dan te laten vergokken en de gemeenschap nogmaals te laten opdraaien voor het egoïstische gedrag van de aanvrager, rechtvaardigt de beslissing van het OCMW om aan betrokkene een borgstelling voor huur en tussenkomst in dokterskosten af te geven en de weigering tot tussenkomst in de aankoop van kleding.485 De arbeidsrechtbanken oordelen dat centraal staat dat de aanvrager zijn behoeftigheid moet bewijzen en dat hij derhalve te goeder trouw moet meewerken aan het sociaal onderzoek486; kan dit niet van de aanvrager worden gezegd, dan wordt het bestaansminimum terecht opgeheven.487 Het Arbeidshof van Antwerpen488 bevestigt nogmaals dat elk nieuw gegeven dat invloed kan hebben op de toekenning van het bestaansminimum, moet worden aangegeven. Een vergoeding die uitbetaald wordt als onteigeningsvergoeding, moet als een inkomen worden gezien; dit geldt tevens voor ontvangen huurgelden uit de verhuur van een woning. Het OCMW weigert in dergelijk geval terecht het bestaansminimum. Evenzeer zo de aanvrager het OCMW niet op de hoogte brengt van een vertrek naar het buitenland, het OCMW niet kan nagaan waar de aanvrager juist verblijft, de aanvrager niet meewerkt aan het sociaal onderzoek en de gevraagde documenten niet binnenbrengt, weigert het OCMW terecht het bestaansminimum.489 Gebrek aan medewerking of informatie bestaat eveneens in het geval dat iemand nalaat het OCMW op de hoogte te brengen van de ontvangen onderhoudsgelden en die vervolgens haar raadsman een nietszeggende brief laat schrijven aan het OCMW, op de bestelde uitnodiging om gehoord te worden, reageert men zich te laten verontschuldigen door de raadsman en ten slotte niet meer reageert op een nieuwe uitnodiging, zorgt ervoor dat het OCMW niet langer zicht heeft op de financiële situatie. Het OCMW beslist dan terecht om het bestaansminimum stop te zetten.490 Het Arbeidshof te Brugge491 oordeelt dat het onverantwoorde gebrek aan medewerking aan het sociaal onderzoek tot gevolg heeft dat het OCMW in de onmogelijkheid verkeert om na te gaan of alle toekenningsvoorwaarden vervult zijn; zodoende kan het OCMW niet met zekerheid vaststellen dat de aanvrager geen toereikende bestaansmiddelen heeft, noch in staat is die hetzij door eigen inspanningen, hetzij
483 484 485 486 487 488 489 490 491
T.T. Dinant, 7e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Philippeville, RG 63.021. T.T. Liège, 9e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Flémalle, RG 323.610. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 10 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 322.686. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346.135. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 21 oktober 2002, X / OCMW Dendermonde, AR 48.147 ; Arbrb. Brugge, 7e K., 11 december 2002, X / OCMW Brugge, AR 110.018. Arbrb. Antwerpen,4e K., 17 januari 2002, X / OCMW Borgloon, AR 2010051. Arbh. Antwerpen, 4e K., 19 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2010637 ; Arbrb. Antwerpen, 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.355. Arbrb. Brugge, 6e K., 4 april 2002, X / OCMW Brugge, AR 100.795 en 100.812. Arbh. Gent (afd. Brugge), 6e K., 17 januari 2002, X / OCMW Brugge, AR 2001/237 ; Arbrb Brugge, 1e Vak. K., 21 août 2002, X / OCMW Brugge, AR109.848.
61
op een andere manier te verwerven, en weigert het bestuur terecht het bestaansminimum aan de aanvrager. De Arbeidsrechtbank te Brugge is dezelfde mening toegedaan.492 Wie nalaat het OCMW gegevens te bezorgen na hiertoe aangemaand te zijn, weigert zijn medewerking aan het sociaal onderzoek. De rechtspraak sanctioneert elke weigering tot medewerking aan het sociaal onderzoek gewoonlijk met een bevestiging van de weigeringsbeslissing493; het Arbeidshof van Antwerpen bevestigt die rechtspraak.494 Een aanvrager die vage, onnauwkeurige en onvolledige antwoorden geeft, tegenstrijdige en niet bewezen stellingen uit en het OCMW onvoldoende inlicht over zijn materiële toestand, krijgt terecht geen bestaansminimum van het OCMW.495 Het verzuim mede te delen dat haar vader opnieuw bij haar inwoont, heeft de stopzetting van het bestaansminimum tot gevolg.496 Indien het dossier zelfs voor de rechtbank erg onduidelijk blijft en de aanvrager bewijst niet dat hij aan de voorwaarden voldoet voor het verkrijgen van het bestaansminimum, dan weigert het OCMW dit terecht497; de rechtbank kan de vordering ook ongegrond verklaren bij gebrek aan voldoende gegevens.498 Zo het OCMW op grond van ernstige vermoedens stelt dat de aanvrager niet alle inkomsten aangeeft, daar uit de berekening van inkomsten en kosten blijkt dat de aanvrager zou moeten rondkomen met 49,58 € per maand en aangezien dit niet mogelijk is, dan sluit de rechtbank zich aan bij de stelling van het OCMW. Indien het OCMW een aanvrager een sanctie oplegt wegens gebrek aan medewerking aan het sociaal onderzoek of wegens het niet aangeven van inkomsten, dan moet die sanctie in tijd worden beperkt. Een gerechtigde kan bij een sanctie die geen periode bepaalt, op een later tijdstip een nieuwe aanvraag doen; het OCMW-bestuur kan zich dan niet op de feiten uit het verleden beroepen.499 In geval de echtgenoot zijn medewerking aan het onderzoek weigert, oordeelt de rechtbank dat dit, gelet op de slechte verhouding tussen de echtgenoten, niet aan de aanvraagster kan worden verweten.500 Een OCMW dat beslist om iemand het bestaansminimum te weigeren omwille van gebrek aan medewerking aan het sociaal onderzoek, moet dit uiteraard kunnen bewijzen. Het OCMW dat in zijn besluiten voor de rechtbank daarenboven niet weerhoudt meer dat de aanvrager zijn medewerking aan het sociaal onderzoek heeft geweigerd en er uit het sociaal verslag blijkt dat het bestuur over voldoende inlichtingen beschikte om met kennis van zaken uitspraak te kunnen doen over het recht van eiser op het bestaansminimum, ziet zijn beslissing vernietigd.501 Een stopzetting van het bestaansminimum omdat de aanvrager verzuimd heeft aangifte te doen van bestaansmiddelen, is onwettig; de wet kent alleen een weigering of een schorsing. Een stopzetting is zonder voorwerp, volgens de Arbeidsrechtbank te Brugge502; een ander arbeidsgerecht503 begrijpt een “stopzetting” als een weigering of een intrekking en ziet het gebruik van die bewoordingen als een louter materiële vergissing. Voor een dergelijke bevestiging bevelen sommige rechtscolleges echter dat de debatten moeten worden heropend, opdat de aanvrager de gevraagde gegevens zou kunnen verschaffen.
492 493
494 495 496 497 498 499 500 501 502 503
Arbrb. Brugge, 7e K., 20 december 2002, OCMW Oostende / X, AR 110.645. Arbrb. Tongeren, 1e K., 1 februari 2002, X / OCMW Opglabbeek, AR 1722/2000 ; Arbrb. Gent, 10e K., 21 juni 2002, X / OCMW De Pinte, AR 148.169/00 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., X / OCMW Antwerpen, AR 341.954 ; Arbrb. Turnhout; 2e K., 8 november 2002, X / OCMW Laakdal, AR V.25.717. Arbh. Antwerpen, 4e K., 8 mei 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2010209 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 11 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2020052. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 19 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345.010. Arbrb. Oudenaarde, 3e K., 21 november 2002, X / OCMW Ronse, AR 24.003/III. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 333.834 Arbrb. Tongeren, 2e K., 20 november 2002, X / OCMW Maaseik, AR 1498/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.797. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.367. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.883. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 september 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2020506. Arbrb. Brugge, 1e Vak. K., 29 juli 2002, X / OCMW Oostende, AR 109.172. Arbrb. Brugge, 7e K., 11 december 2002, X / OCMW Brugge, AR 110.018.
62
Wanneer de rechtbank vaststelt dat de verklaringen onvolledig en weinig geloofwaardig zijn, en er talrijke leemten voorkomen in de gegevens die zijn overgemaakt met betrekking tot de werkelijke materiële situatie, is ze net zomin als het OCMW bij machte om de staat van behoeftigheid te beoordelen. De lacunes in de inlichtingen komen zowel op rekening van de aanvrager als van het OCMW, dat de onderzoeksmiddelen waarover het kan beschikken niet heeft gebruikt. De rechtbank is verplicht om een heropening van de debatten te bevelen opdat nuttige gegevens en documenten over het verblijf, de ondernomen stappen en de familiale situatie zouden worden verkregen.504 Wanneer er ernstige twijfel bestaat over het daadwerkelijk en gewoonlijk verblijf van de aanvrager op het meegedeelde adres, verwijst de rechtbank de zaak naar de rol en oordeelt ze dat het noodzakelijk is om directe aanvullende onderzoeksmaatregelen te eisen (op tegenspraak). Er wordt een rechter-commissaris aangesteld.505
504 505
T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 734/w/2002. T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R.
63
3.3. De beslissing van het OCMW 3.3.1. Wie neemt de beslissing ? Het is duidelijk dat in nagenoeg alle gevallen het de OCMW-Raad of het Bijzonder Comité voor de Sociale Dient is dat de beslissingen neemt; die organen volgen niet steeds het voorstel van de betrokken maatschappelijk werker.506 Een laattijdige beslissing van het OCMW is niet nietig; naar het oordeel van de rechtbanken is er geen reden om laattijdige beslissing aan te vechten507.
3.3.2. De motivering OCMW-organen moeten hun beslissingen inzake toekenning, schorsing of intrekking, of stopzetting van het bestaansminimum krachtens artikel 9 van de Bestaansminimumwet van 7 augustus 1974 uitdrukkelijk motiveren; ook de Wet van 29 juli 1991 bepaalt dat bestuurshandelingen uitdrukkelijk gemotiveerd moeten worden. Een beslissing van een orgaan van het OCMW m.b.t. de toekenning van het bestaansminimum is een administratieve beslissing die onder de bepalingen van die wet valt. Een onvoldoende gemotiveerde bestaansminimumbeslissing is nietig, zodat een geadieerde arbeidsrechter vervolgens de zaak tot zich moet trekken en zich in de plaats zal stellen van het overheidsbestuur en ten slotte ook ten gronde over het recht op het bestaansminimum zal oordelen. Een beslissing die enkel gesteund is op een vermoeden, kan niet voldoende worden gemotiveerd.508 Het Arbeidshof van Brugge bevestigt dat een bestuur, anders dan de rechter, niet verplicht is alle door de partijen aangevoerde feitelijke en juridische argumenten te beantwoorden. Het moet, behoudens andersluidende bepaling, niet elk bezwaar tegen de genomen maatregel weerleggen; het volstaat dat de determinerende motieven voor de beslissing worden aangeduid. Zo in de beslissing van het OCMW duidelijk aangegeven wordt dat tot stopzetting van verdere toekenning van het bestaansminimum werd besloten om reden dat het niet mogelijk was om de vereiste inlichtingen voor het sociaal onderzoek te bekomen - nodig om na te gaan of de wettelijke en reglementaire vereisten vervuld zijn, doordat het OCMW onvoldoende zicht heeft op de financiële situatie van betrokkene -, dan is die beslissing wel degelijk voldoende gemotiveerd. Het is niet omdat de aanvrager het nut niet wenst in te zien van de inlichtingen die het OCMW wil bekomen, dat hij zich geen rekenschap kan geven van de redenen die tot de beslissing hebben geleid.509 De rechtspraak bevestigt dat de opgelegde motivering adequaat moet zijn, dat wil zeggen dat in de akte de overwegingen in rechte en in feite moeten worden aangegeven die de beslissing stutten.510 Een beslissing is niet adequaat gemotiveerd wanneer wordt verduidelijkt dat « het na een sociaal onderzoek blijkt dat de betrokkene een feitelijk huishouden vormt met een persoon die over bestaanmiddelen beschikt ».511 Wanneer de beslissing niet de overwegingen in feite verschaft die ervan de grondslag vormen, is de motivering niet adequaat en moet ze worden vernietigd.512 Indien een OCMW een materiele vergissing begaat en verwijst naar een verkeerde bepaling of naar een nietbestaande bepaling uit de regelgeving, dan is de motiveringsplicht daarmee miskend.513 Gelijkaardig is het 506 507 508 509 510
511 512
513
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Borsbeek, AR 349.350. Arbrb. Tongeren, 1e K., 11 januari 2003, X / OCMW Gent, AR 2991/2001. Arbrb. Brugge, 7e K., 13 november 2002, X / OCMW Oostende, AR 108.983. Arbh. Gent (afd. Brugge), 6e K., 17 januari 2002, X / OCMW Brugge, AR 2001/237. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Boussu / X, RG 16.459 ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 17 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.035/01/LL et 3.036/01/LL ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.728/R. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Boussu / X, RG 16.459. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 22 juillet 2002, CPAS Ciney / X, RG 7.041/01 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 111.142 ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 17 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.035/01/LL et 3.036/01/LL. Arbrb. Dendermonde (afd. Aalst), 3e K., 23 april 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.805.
64
geval waarbij het OCMW bij vergissing in de motivering schrijft dat het onbevoegd is; die beslissing is niet wettig gemotiveerd en wordt door de arbeidsrechtbank vernietigd.514 De vernietiging van de beslissing wegens gebrek aan motivering heeft soms geen concreet gevolg, omdat voor dezelfde periode een andere beslissing is genomen, gelijk aan de vernietigde beslissing, met dezelfde draagwijdte.515 De rechtspraak lijkt mild te zijn voor (te) summiere motiveringen. Nadat de rechter vastgesteld had dat de motivering van de beslissing van het OCMW erg summier was, stelde hij eveneens vast dat die toch voldoende was aangezien daarin de werkelijke reden van de weigering kan gelezen worden en eiseres moet begrepen hebben waarop zij betrekking had.516 Wie in zijn bezwaarschrift een gebrek aan motivering opwerpt en nalaat aan te tonen dat hij hierdoor is geschaad, verkrijgt niet de nietigheid van de beslissing daar deze facultatief is.517 Nochtans moet erop worden gewezen dat de motivering “onmogelijkheid sociaal onderzoek” duidelijk onvoldoende is.518 Inderdaad, uit deze beslissing kan niet worden afgeleid om welke feitelijke redenen de aanvrager het bestaansminimum werd geweigerd, noch op welke juridische grond het OCMW zich heeft gesteund. Derhalve moet de beslissing om formele redenen worden vernietigd.519 Er wordt aan herinnerd dat de motivering uit de akte zelf moet voortvloeien, niet uit het dossier waarop ze is gegrond.520 Een beslissing waarin de feiten die tot de beslissing hebben geleid op klare wijze uiteengezet zijn en waarin de juridische grondslag vermeld is, is voldoende gemotiveerd.521 De schorsingsbeslissing moet worden vernietigd wanneer de wettelijke basis voor de sanctie niet uit die beslissing blijkt.522 Gewoon verwijzen naar artikel 6 van de wet van 1974 volstaat niet wanneer uit de debatten blijkt dat de betrokkene eerst werd verweten dat ze haar onderhoudsrechten niet had laten gelden, en vervolgens dat ze was blijven samenwonen met haar levensgezel.523 De aangevochten beslissing bevat feitelijke gegevens die specifiek voor de aanvrager gelden (zich met opzet in een armoedige staat hebben gemanoeuvreerd) en die de beslissing motiveren. Ze bevat ook de inlichtingen die nuttig zijn wanneer de aanvrager er beroep zou willen tegen aantekenen, alsook de persoonsgegevens van de te contacteren persoon, wanneer hij bijkomende uitleg wil over de beslissing. Daarentegen kan de vormelijke geldigheid van de betwiste beslissing worden aangevochten, aangezien er geen verwijzing in voorkomt naar de wettelijke bepalingen die erin voorkomen. Dit gebrek aan verwijzing naar wettelijke bepalingen maakt inderdaad een tekortkoming uit in het licht van de vereisten van de wet van 29 juli 1991, in zoverre de beslissing weliswaar feitelijk gegevens bevat, maar niet de overwegingen in rechte die de grondslag moeten vormen voor de beslissing.524 Toch werd in een bepaald aantal gevallen verduidelijkt (aanrekening van inkomsten op basis van artikel 13 van de wet van 1974) dat een gewone verwijzing naar een wettelijke bepaling een adequate motivering is, aangezien de overheid in dit geval sowieso gebonden is door haar opdracht, en de motiveringsplicht derhalve beperkt is. 525
514 515 516 517 518 519 520 521 522 523 524 525
Arbrb. Brugge, 7e K., 27 mei 2002, X / OCMW Oostende, AR 105.139. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 17 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.035/01/LL et 3.036/01/LL. Arbrb. Brugge, 6e K., 3 januari 2002, X / OCMW Zuienkerke, AR 97.873. Arbrb. Brugge, 7e K., 8 januari 2003, X / OCMW Brugge, AR 108.162 en 109.763. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.704 en 344.031. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.865. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.728/R. Arbrb. Turnhout, 2e K., 11 januari 2002, X / OCMW Hulshout, AR 24.748. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.728/R. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 22 juillet 2002, CPAS Ciney / X, RG 7.041/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 2.364/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 décembre 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 39.227/0.
65
Indien de rechtbank slechts kan vaststellen dat de bestreden beslissing niet voldoet aan de wettelijk voorgeschreven motiveringsplicht - daar zij noch in rechte noch in feite nauwkeurig aangeeft waarop zij is gesteund -, moet zij de beslissing in kwestie om formele redenen vernietigen.526 Onvoldoende gemotiveerd in die zin is evenzeer de beslissing die aangeeft dat het inkomen hoger ligt dan het bestaansminimum maar waarin er geen berekening noch enige verwijzing wordt gemaakt naar wetsartikels zodat de aanvrager niet kan afleiden om welke feitelijke redenen haar het bestaansminimum geweigerd wordt.527
Elke onvoldoende gemotiveerde beslissing (of beslissing zonder motivering) is onregelmatig, moet vernietigd worden en doet de beroepstermijn niet lopen. Overeenkomstig de vaste rechtspraak is de sanctie voor een gebrek aan motivering ofwel de vernietiging van de beslissing ofwel de weigering om ze toe te passen, waarbij de rechtbank ten gronde een beslissing neemt in plaats van het OCMW.528 Wanneer de beslissing van het OCMW geen enkele motivering bevat die beantwoordt aan het wettelijk voorschrift, is de rechterlijke macht bevoegd om datgene te vervullen wat de administratieve overheid had moeten doen, met toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende de erkenning (of niet) van het opgeëiste recht.529 Ingeval de aanvrager in de motivering van de beslissing kan lezen wat hem precies wordt aangewreven, dan is zijn bezwaar van onvoldoende motivering onterecht530; een beslissing die vermeldt “u bent niet bereid om werk te zoeken” is voor weinig interpretatie vatbaar en voldoet dus aan de motiveringsplicht.531 Evenzeer de tekst “put rechten niet uit” lijkt voldoende te zijn als motivering.532
3.3.3. De betekening De beslissing van het OCMW moet binnen een termijn van acht dagen ter kennis gebracht worden aan de betrokkene(n). De rechtbank stelt vast dat dit niet gebeurd is maar merkt op dat daar geen sanctie aan kleeft533 en dat de laattijdig ter kennis gebrachte beslissing dus niet nietig is.534 Een beslissing is rechtmatig betekend als ze op het juiste adres wordt ter kennis gebracht bij aangetekend schrijven en zo er een bericht in de bus achtergelaten wordt. Het OCMW treft geen schuld indien de aanvrager het bericht in kwestie niet gaat afhalen bij de post en die het bericht terugstuurt naar het OCMW.535
De arbeidsgerechten hebben bevestigd dat de betekening moet gebeuren bij een ter post aangetekend schrijven. Een gewone verzending per klassieke brief van de beslissing door de maatschappelijk assistente is geen wettelijke betekening die de beroepstermijn een aanvang doet nemen. Wanneer aldus de betekeningen van de beslissingen niet per aangetekende brief zijn gebeurd, zijn de beslissingen waartegen beroep in strijd met de wettelijke voorschriften 526
527 528
529 530 531 532 533 534 535
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.058 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.316 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.497 en 341.418 ; Arbrb. Antwerpen, 05 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.774 ; Arbrb. Gent, 10e K., 26 juni 2002, X / OCMW Gent, AR 150.609/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.035. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Boussu / X, RG 16.459 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 42.476 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 111.142 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.728/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 2.364/02. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 maart 2002, X / OCMW Oostende, AR 106.308. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346.569 en 348.073. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 19 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345.010. Arbrb. Brugge, 6e K., 3 januari 2002, X / OCMW Zuienkerke, AR 97.873. Arbrb. Mechelen, 1e K., 17 april 2002, X / OCMW Mechelen, AR 78061 en 79563. Arbh. Brussel, 7e K., 30 mei 2002, X / OCMW Ganshoren, AR 41.583.
66
en bijgevolg onregelmatig en nietig. Derhalve zijn de beroepstermijnen niet begonnen, zodat het verzoekschrift van 26 oktober 2002 tegen een op 20 oktober 2002 betekende beslissing en tegen die genomen op 4 september 2002 en betekend op 20 september, ontvankelijk is.536 De wet bevat geen sanctie wanneer de betekening onregelmatig of niet geschiedt. Het is de vaste overtuiging van de rechtspraak dat een beroepstermijn ten aanzien van een onregelmatig betekende beslissing niet kan beginnen lopen. Aldus is geoordeeld dat : •
inzake het bestaansminimum, de beroepstermijn loopt vanaf de betekening van de beslissingen – gewoon weet hebben van de beslissingen volstaat niet om de beroepstermijn te doen lopen. Wanneer het in het bijzonder om een terugvorderingsbeslissing gaat, moet het OCMW de begunstigde schriftelijk zijn beslissing tot recuperatie of zijn beslissing van vordering tot terugbetaling betekenen. De beslissing kan pas worden uitgevoerd nadat de termijn van één maand verstreken is (en waarbij de begunstigde in de loop van die maand kan vragen dat het centrum aan de recuperatie verzaakt), te rekenen vanaf de datum van betekening. Het OCMW kan pas optreden na bevestiging van de beslissing die moet worden medegedeeld bij een ter post aangetekend schrijven. Omdat de eiser niet bewijst dat de recuperatiebeslissing van 8 november 1995 betekend is, terwijl de verweerder de betekening betwist, kan de eiser niet aantonen dat de beroepstermijn wettelijk is beginnen lopen en hij bij rechte is om de terugvordering in rechte voort te zetten ; 537
•
de betekeningen van twee administratieve beslissingen van 6 november 2001 laattijdig waren aangezien de aangetekende verzendingen van 8 januari 2002 dateren, terwijl artikel 9, § 3, van de wet van 7 augustus 1974 een termijn van acht dagen oplegt om over te gaan tot dergelijke betekening. Een verlate verzending van de wettelijke betekening wordt echter niet bestraft met de nietigheid van wat voor de rechter wordt gevraagd. Slechts twee sancties zijn van toepassing : enerzijds, een uitstel van inwerkingtreding van de rechtsgevolgen van de administratieve beslissingen, en, anderzijds, de verlenging van de beroepstermijn in rechte tegen de betekende administratieve beslissingen ; 538
•
de op 13 september 1999 genomen beslissing nooit aan de betrokkene is betekend zoals het hoort volgens de artikelen 9 en 10 van de wet van 7 augustus 1974. Dit zijn regels van openbare orde zodat de beroepstermijn tegen die beslissing niet is aangevangen. Het feit dat de betrokkene kennis had van die beslissing dankzij overhandiging van een gewoon afschrift kan niet worden beschouwd als een geldige betekening in de zin van de voormelde artikelen. Door de beslissing van 14 februari 2001 te bestrijden, wat het beroep stilzwijgend gericht tegen de beslissing van 14 juli 1999, aangezien de vraag die aan de beslissing van 14 februari 2001 ten grondslag lag, ertoe strekte het dossier te laten heronderzoeken ; 539
•
wanneer geen enkel gegeven van het dossier de datum bewijst waarop de administratieve beslissing van 8 februari 2002 materieel ter kennis werd gebracht van de betrokkene, de wettelijke termijn van drie maanden geen aanvang heeft kunnen nemen, zodat het verzoekschrift in rechte van 21 mei 2002 de administratieve beslissing van 8 februari 2002 wel degelijk kon betwisten.540
3.3.4. Het ogenblik van de uitwerking van de beslissing Te herhalen valt dat het bestaansminimum niet kan worden toegekend voor het verleden541, tenzij bijzondere omstandigheden een retroactieve werking van de toekenning zouden wettigen.542 De rechtspraak bevestigt dat
536 537 538 539 540 541 542
T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 novembre 2002, X / CPAS Beloeil, RG 73.186 et 73.185. T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 janvier 2002, CPAS Namur / X, RG 24.716/00. T.T. Verviers, 1e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 0131/2002 et 0132/2002. C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 42.476. T.T. Verviers, 1e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Pépinster, RG 0648/2002. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Leuven, AR 1998/01 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 1 maart 2002, X / OCMW Bocholt, AR 3212/2001. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 24 april 2002, X / OCMW Wevelgem, AR 62011 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 11 september 2002, X / OCMW Mechelen, AR77908 en 78750.
67
het recht op het bestaansminimum slechts kan ingaan op de datum van de aanvraag.543 De beslissing mag echter geen tijdelijke toekenning inhouden, d.w.z. beperkt zijn in tijd; zolang de aanvrager aan de toekenningsvoorwaarden voldoet, moet dit recht onbeperkt in de tijd worden toegekend.544 Bepaalde beslissingen hebben node de mogelijkheid onderzocht om af te wijken van het rechtsbeginsel dat de terugwerkende kracht verbiedt, zelfs bij toekenning van het bestaansminimum op verzoek. Er is aan herinnerd dat deze mogelijkheid zich aanbiedt bij uitzonderlijke omstandigheden die de betrokkene hebben tegengehouden om zijn vraag voor een eerdere periode in te dienen. Aldus is door de rechtbank geoordeeld dat de eiseres voldoende uitzonderlijke omstandigheden aantoont om het bestaansminimum toegekend te krijgen vanaf haar hospitalisatie op 15 november 2001, aangezien ze in het ziekenhuis is opgenomen van 15 november tot 7 december 2001 (ernstige depressie), en het indienen van haar dossier bij het ziekenfonds enige tegenslag heeft gekend zonder dat zij daar destijds iets kon aan doen (ze verkeerde toen in slechte gezondheid). 545 Een toekenningsbeslissing van het bestaansminimum vanaf 28 maart 2002, datum van de oorspronkelijke aanvraag, heeft uitwerking vanaf de ontvangstdatum van de aanvraag wanneer het OCMW op verzoek uitspraak doet. Een aanvrager die gewoon onwetend is over de mogelijkheid om de aanvraag op een eerdere datum in te dienen, bewijst op zich geen uitzonderlijke omstandigheid die desgevallend een terugwerkende kracht zou rechtvaardigen. De toekenning van het bestaansminimum met terugwerkende kracht tot op een datum die voor de aanvraag ligt, zal overigens slechts aanvaardbaar zijn wanneer de aanvrager een geval van overmacht bewijst waardoor hij onmogelijk de aanvraag kon indienen vanaf het ogenblik dat hij in omstandigheden verkeerde waardoor hij aanspraak kon maken op het bestaansminimum. Het beroep is onontvankelijk voor de door de aanvrager beoogde periode (hij breidt zijn eis uit tot voor de datum van de aanvraag bij het OCMW).546 Een voorlopige beslissing bestaat niet. Elke beslissing is een volwaardige beslissing en kan steeds worden herzien.547 In dezelfde zin mag een OCMW het bestaansminimum niet gedurende een maand toekennen en de verdere toekenning laten afhangen van het instellen van een eis tot onderhoudsgeld door de aanvrager.548 Wanneer een aanvrager twee maal een aanvraag tot het bekomen van het bestaansminimum aan het bestuur richt en hierop volgt geen beslissing van het OCMW, dan kan hij geen recht hebben op het bestaansminimum vanaf de datum van de eerste aanvraag indien hij pas achteraf in beroep gaat tegen de beslissing die volgt op zijn derde aanvraag; hij had immers eerder beroep moeten aantekenen tegen het uitblijven van een beslissing van het OCMW.549
De rechtspraak heeft bevestigd dat een opheffings- of verminderingsbeslissing niet in de tijd kan terugwerken, en ingaat vanaf de datum van beraadslaging van de Raad of vanaf de datum van betekening van de beslissing buiten wettelijke termijn. Aldus is verduidelijkt dat : •
de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum wegens een gebrek aan medewerking slechts kon ingaan vanaf 3 september 2001, en niet terugwerken in de tijd tot op 1 juli 2001, aangezien een beslissing die het bestaansminimum opheft of vermindert slechts uitwerking kan hebben voor de toekomst. Voor de periode nadien is de beslissing tot opheffing wegens gebrek aan medewerking niet meer gegrond aangezien de documenten dan toch aan het OCMW medegedeeld zijn ;550
•
gesteld dat de aangevochten beslissing een beslissing tot opheffing van het bestaansminimum is, omdat de verzoekster niet langer de toekenningsvoorwaarden vervult, dient opgemerkt te worden dat die
543 544
545 546 547 548 549 550
Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2012384 ; Arbrb. Gent, 10e K., 6 september 2002, X / OCMW Gent, AR 153.876/01. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2012384 ; Arbrb. Brugge, 6e K., 2 mei 2002, X / OCMW Knokke-Heist, AR 107.071 ; Arbrb. Gent, 10e K., 12 juni 2002, X / OCMW Nevele, AR 153.844/01. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.982/R. T.T. Liège, 7e ch., 18 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 323.053. Arbrb. Brugge, 7e K., 13 november 2002, X / OCMW Oostende, AR 108.983. Arbrb. Brugge, 7e K., 8 april 2002, X / OCMW Lichtervelde, AR 106.388. Arbh. Antwerpen, 4e K., 5 juni 2002, OCMW Turnhout / X, AR 2010228. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Sambreville, RG 112.734 et 113.455.
68
beslissing is genomen zonder dat de door de wet bepaalde procedure is nageleefd, aangezien de eiseres pas gehoord is na deze beslissing, en na de betekening van die beslissing die moet worden vernietigd ;551 •
de beslissing van 21 maart 2001 tot opheffing van het bestaansminimum met terugwerkende kracht tot op 1 december 2000, vernietigd moet worden, aangezien het om een herziening van de beslissing van 27 december 2000 gaat, en het bestaansminimum niet kan worden opgeheven met terugwerkende kracht ; 552
•
de beslissing tot opheffing of vermindering van het bestaansminimum pas uitwerking kan hebben op de dag van beraadslaging van de Raad voor maatschappelijk welzijn. De beslissing tot herziening is genomen op 6 november 2001, en kan pas uitwerking hebben vanaf 1 oktober. Er kan ook worden verwezen naar artikel 17 van het « Handvest » van de sociaal verzekerde, dat van toepassing is in de aangelegenheid van het bestaansminimum, en de beginselen vastlegt die gelden bij het wijzigen van beslissingen van de sociale zekerheidsinstellingen : wanneer vastgesteld wordt dat de beslissing aangetast is door een juridische of materiële vergissing, neemt de instelling van sociale zekerheid op eigen initiatief een nieuwe beslissing die uitwerking heeft op de datum waarop de verbeterde beslissing had moeten ingaan ; indien de vergissing aan de instelling van sociale zekerheid te wijten is, heeft de nieuwe beslissing uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening ervan. Nochtans is een verbetering met terugwerkende kracht mogelijk wanneer de sociaal verzekerde wist (of had moeten weten) dat hij geen (of niet langer) recht had op de uitkering waarover het geschil gaat. In deze zaak is de vergissing die aanleiding gaf tot de toekenning van het bestaansminimum « voor alleenstaanden met kinderlast » door het OCMW begaan, en kan de aanvrager die waarheidsgetrouwe verklaringen heeft afgelegd, geen fout worden verweten ;553
•
de eiseres betwist een administratieve beslissing van 20 februari 2002 volgens dewelke ze geen bestaansminimum meer krijgt vanaf 2 februari 2002 omdat ze nu een gezin vormt. Wanneer er één en ander tot herziening noodt, doet het OCMW uitspraak met naleving van de administratieve procedure, en kunnen de beslissingen tot vermindering en opheffing geen terugwerkende kracht hebben, behalve bij de gevallen bedoeld in de artikelen 12 en 13 van de wet 7 augustus 1974. Voor de situatie waarin de eiseres zich bevond tussen 2 tot 20 februari 2002, legde artikel 3 van het K.B. van 30 oktober 1974 op dat er rekening moest worden gehouden met het aandeel van de inkomsten van haar levensgezel dat het bedrag van het bestaansminimum voor samenwonenden overtreft. De betwiste beslissing kon slechts uitwerking hebben vanaf 20 februari 2002, aangezien het feitelijk huishouden op dit ogenblik niet meer bestond, zodat artikel 13 van het K.B. van 30 oktober 1974 niet meer moest worden toegepast. 554
Er is bevel gegeven tot heropening van de debatten opdat het OCMW uitleg zou kunnen verschaffen over de redenen die het ertoe hebben aangezet een beslissing tot opheffing van het bestaansminimum te nemen, met terugwerkende kracht tot op de datum van de aanvraag.555
3.4. De betaling 3.4.1. De wijzen van betaling Hierover is er geen rechtspraak.
3.4.2. De inhoudingen Wanneer de eiser zijn overeenkomst van sociale integratie niet naleeft, en geen gezondheids- of billijkheidsredenen aantoont die dit verzuim hadden kunnen rechtvaardigen, en een achteloze houding aanneemt ten aanzien van de begeleidingspoging van het OCMW, wordt het aanvaard dat het centrum de 551 552 553 554 555
T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Jette, RG 25.569/02 et 25.992/02. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.715/R et 59.452/R. T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.431. T.T. Arlon, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.603. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.562.
69
sanctie uitvoert door in de loop van de betrokken maand (september 2000) een voorschot toe te kennen en vervolgens dit voorschot ten belope van 10 % op het verleende bestaansminimum in te houden in de loop van de volgende tien maanden, een werkwijze waardoor de betrokkene niet gedurende één maand zonder inkomsten achterblijft. 556 De terugwinning van de maatschappelijke dienstverlening op het bestaansminimumsbedrag via een maandelijkse inhouding van 2500 BF moet worden bevestigd, op één maand na, aangezien de betrokkene toen nare gebeurtenissen heeft meegemaakt (brand).557 Twee beslissingen worden vernietigd : zowel de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum omwille van het feit dat de inkomsten van de kinderen die samenwonen met de betrokkene het bedrag van driemaal het bestaansminimum voor samenwonenden overtreffen, als de beslissing tot toekenning van het bestaansminimum voor alleenstaanden met aftrek van de som van 12.000 BF die overeenstemt met het bedrag onderhoudsgeld dat de kinderen volgens het OCMW aan de verweerder hadden moeten betalen. Het bestaansminimum voor alleenstaanden moet worden betaald zonder dat het zo maar, zonder uitvoerbare titel en zonder enig onderzoek naar de bestaansmiddelen, het equivalent van driemaal het onderhoudsgeld mag inhouden. Het kan niet worden aanvaard dat het OCMW de toegekende steun met terugwerkende kracht opheft, want zo neemt het centrum het recht in eigen handen. Het centrum heeft met kennis van zaken beslist om de procedure inzake onderhoudsgeld niet zelf te benaarstigen – de beoordeling van die keuze behoort tot de bevoegdheid van de rechtbanken. Door niet over te gaan tot een sociaal onderzoek en door de betrokkene niet te horen voor de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum (het bestaansminimum werd gewoon zonder meer opgeheven, artikel 6 van de wet van 7 augustus 1974 werd buiten beschouwing gelaten), heeft het OCMW zelf rechter gespeeld over de eigen zaak, zonder daartoe over enig recht te beschikken en zonder eerbiediging van de geldende procedureregels. Het centrum kan rechtsmisbruik worden aangewreven, met veroordeling tot betaling van een schadevergoeding als gevolg.558
3.4.3. Overdracht en beslag Hierover is er geen rechtspraak.
3.4.4. De interesten Meestal oordeelt de rechtspraak dat het om een geldelijke plicht gaat, zodat de interesten niet van rechtswege maar vanaf de aanmaning tot betaling lopen.559 De interesten compenseren de geleden schade.560 De rechtscolleges bevestigen dat een eerdere ingebrekestelling of, bij ontstentenis, de eis in rechte als aanmaning tot betaling geldt die de interesten doet lopen. Het inleidend verzoekschrift of de neerlegging van de conclusies zijn een dergelijke aanmaning.561 Overeenkomstig artikel 20 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde, vordert de eiser een veroordeling van het OCMW tot betaling van de interesten, aan de wettelijke voet, op de bedragen bestaansminimum die hem verschuldigd zijn, en die het centrum hem van rechtswege moet op elke maandschijf sinds de datum van eisbaarheid, maar ten vroegste op 17 juni 1996, overeenkomstig artikel 20 en artikel 10 van dezelfde wet. In een poging om zich aan de betaling van de interesten te onttrekken, beroept het OCMW zich tevergeefs op het feit dat de eiser zijn procedure niet benaarstigd heeft, aangezien de interesten niet alleen de geleden schade compenseren voor de aanvrager die het bestaansminimum waarop hij 556 557 558 559 560 561
T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Ixelles, RG 31.094/00. T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 7 mars 2002, X / CPAS La Roche, RG 27.616. C.T. Liège, 8e ch., 27 mars 2002, CPAS Grâce-Hollogne / X, RG 30.290/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 4813/01 et 16.692/01. T.T. Arlon, 1e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Virton, RG 31.255. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 4813/01 et 16.692/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 18.210/21 et 23.840/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 24.547/02.
70
gerechtigd was niet te gepasten tijde ontvangen heeft, maar dat het zowel aan de eiser als aan het OCMW is om de procedure te benaarstigen.562 De rechtbanken oordelen dat de nalatigheidsinteresten op de aan het OCMW verschuldigde sommen lopen vanaf de betekening van de beslissingsdatum van de terugwinning of vanaf de schuldbekentenis door de betrokkene. Wanneer het OCMW een uitvoerbare titel krijgt met het oog op de recuperatie van onverschuldigde betalingen, lopen de interesten vanaf de ingebrekestelling.563 Indien in het dossier geen bij aangetekend schrijven verrichte ingebrekestelling steekt, lopen de interesten vanaf de datum van neerlegging van het verzoekschrift564 of van de sluiting der debatten.565 De interesten op de onverschuldigd betaalde sommen zijn verschuldigd vanaf de terugwinningsbeslissing.566 De interesten aan wettelijke voet zijn verschuldigd vanaf de dag waarop de onverschuldigde betaling te kwader trouw werd ontvangen.567
3.4.5. Schorsingen van betaling De uitbetaling van het bestaansminimum mag volgens artikel 30 van het KB van 30 oktober 1974 slechts in een beperkt aantal gevallen worden geschorst. Een OCMW dat de uitbetaling schorst in afwachting van het feit dat de aanvrager een pensioenaanvraag heeft ingediend, is niet gerechtigd die beslissing te nemen; daarenboven kan het OCMW niemand verplichten een pensioenaanvraag te doen.568 Iedere bestaansminimumgerechtigde is ertoe gehouden het OCMW elke nuttige inlichting nopens zijn toestand te verschaffen, en het centrum op de hoogte te brengen van elk nieuw gegeven dat een weerslag kan hebben op de verleende hulp, aldus het tweede lid van artikel 60, § 1, van de OCMW-wet. Een gerechtigde die naliet het OCMW op de hoogte te brengen van zijn nieuwe tewerkstelling, liep aldus een schorsing op van drie maanden. De rechtbank oordeelde dat de sanctie bij onjuiste en onvolledige aangifte bijzonder zwaar is: het OCMW moet de kosten van maatschappelijke dienstverlening terugvorderen ongeacht de financiële toestand van betrokkene. Blijkens artikel 16 van de bestaansminimumwet kan het bestaansminimum bovendien worden geschorst voor een periode van ten hoogste zes maanden, zo de betrokkene weigert bestaansmiddelen aan te geven waarvan hij het bestaan kent; tenslotte bevestigde de rechtbank de beslissing van het OCMW.569 Een bestaansminimum mag slechts worden geschorst of geweigerd; een stopzetting is onwettelijk.570
3.5. De herziening Overeenkomstig artikel 17, tweede lid, van de Wet op het Handvest van de Sociaal Verzekerde en in geval van vergissing begaan door het OCMW, kan de herzieningsbeslissing slechts uitwerking hebben op de eerste dag van de maand na de kennisgeving ervan, op voorwaarde dat het recht op de prestatie kleiner is dan het aanvankelijke toegekende recht.571
562 563
564 565 566 567 568 569 570 571
T.T. Liège, 11e ch., 6 août 2002, X / CPAS Seraing, RG 315.252. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, CPAS Mons / X, RG 2631/00/M ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, CPAS Verviers / X, RG 2.282/2001 ; T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, CPAS Verviers / X, RG 0122/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 1323/2002 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 24 septembre 2002, CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 30.953/02. T.T. Tournai, 3e ch., 26 février 2002, X / CPAS Peruwelz, RG 72.194. T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.587. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 24 septembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 164.556/A. T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, CPAS Liège / X, RG 313.143 ; T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 303.857. Arbrb. Mechelen, 1e K., 11 december 2002, X / OCMW Duffel, AR 79915. Arbrb. Tongeren, 2e K., 17 januari 2003, X / OCMW Tongeren, AR 2738/2002. Arbrb. Brugge, 1e Vak. K., 29 juli 2002, X / OCMW Oostende, AR 109.172. Arbrb. Gent, 10e K., 26 juni 2002, X / OCMW Gent, AR 150.609/01.
71
De beslissing tot opheffing of vermindering van het bestaansminimum kan pas uitwerking krijgen op de dag van beraadslaging van de Raad voor maatschappelijk welzijn. Aldus is verduidelijkt dat : •
de op 6 november 2001 genomen herzieningsbeslissing niet kon ingaan vanaf 1 oktober. Er kan ook worden verwezen naar artikel 17 van het « Handvest » van de sociaal verzekerde, dat van toepassing is in de aangelegenheid van het bestaansminimum, en de beginselen vastlegt die gelden bij het wijzigen van beslissingen van de sociale zekerheidsinstellingen : wanneer vastgesteld wordt dat de beslissing aangetast is door een juridische of materiële vergissing, neemt de instelling van sociale zekerheid op eigen initiatief een nieuwe beslissing die uitwerking heeft op de datum waarop de verbeterde beslissing had moeten ingaan ; indien de vergissing aan de instelling van sociale zekerheid te wijten is, heeft de nieuwe beslissing uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening ervan. Nochtans is een verbetering met terugwerkende kracht mogelijk wanneer de sociaal verzekerde wist (of had moeten weten) dat hij geen (of niet langer) recht had op de uitkering waarover het geschil gaat. In deze zaak is de vergissing die aanleiding gaf tot de toekenning van het bestaansminimum « voor alleenstaanden met kinderlast » door het OCMW begaan, en kan de aanvrager die waarheidsgetrouwe verklaringen heeft afgelegd, geen fout worden verweten;572
•
wanneer er tot herziening moet worden overgegaan, het OCMW uitspraak doet in overeenstemming met de administratieve procedure, zodat de verminderings- en de opheffingsbeslissingen geen terugwerkende kracht kunnen hebben tenzij voor de gevallen bepaald in de artikelen 12 en 13 van de wet van 7 augustus 1974. Voor de situatie waarin de eiseres zich bevond tussen 2 tot 20 februari 2002, legde artikel 3 van het K.B. van 30 oktober 1974 op dat er rekening moest worden gehouden met het aandeel van de inkomsten van haar levensgezel dat het bedrag van het bestaansminimum voor samenwonenden overtreft. De betwiste beslissing kon slechts uitwerking hebben vanaf 20 februari 2002, aangezien het feitelijk huishouden op dit ogenblik niet meer bestond, zodat artikel 13 van het K.B. van 30 oktober 1974 niet meer moest worden toegepast ; 573
•
de beslissing van 21 maart 2001 die het bestaansminimum met terugwerkende kracht opheft tot 1 december 2000, vernietigd moet worden, aangezien het gaat om de herziening van een beslissing van 27 december 2000, en het bestaansminimum niet kan worden afgeschaft met terugwerkende kracht ; 574
•
de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum vanaf 1 januari 2002 kennelijk een sanctie is voor werkonwilligheid, terwijl zo’n sanctie niet voorkomt in de wet, zodat een beslissing tot tijdelijke opschorting of opheffing van het bestaansminimum als sanctie wegens onbeschikbaarheid op de arbeidsmarkt niet kan worden bevestigd door de rechtbank ;575
•
de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum wegens een gebrek aan medewerking slechts kon ingaan vanaf 3 september 2001, en niet terugwerken in de tijd tot op 1ste juli 2001, aangezien een beslissing die het bestaansminimum opheft of vermindert slechts uitwerking kan hebben voor de toekomst. Voor de periode nadien is de beslissing tot opheffing wegens gebrek aan medewerking niet meer gegrond aangezien de documenten dan toch aan het OCMW medegedeeld zijn. 576
Zeer vaak is bevestigd dat het bestaansminimum wordt verleend voor een onbepaalde duur zolang de toekenningsvoorwaarden alle vervuld zijn, tenzij bij uitzonderlijke reden, aangezien de wet niet toelaat dat er bestaansminimum wordt toegekend voor een beperkte duur. De steun moet dus worden toegekend zolang de betrokkene beantwoordt aan de voorwaarden om deze te genieten. Het bestaansminimum moet bijgevolg worden verleend zonder tijdsbeperking, zij het desgevallend met toepassing van de regels met betrekking tot de herziening. 577 Er is echter verduidelijkt dat de beperking in de tijd van de steun een specifieke, periodieke vorm van toezicht is op de levens-, verblijfs- en inkomenssituatie van de bestaansminimumbegunstigden. Dergelijk werktuiglijk toezicht (in de vorm van de stopzetting van de toekenning, met verplicht nieuw bezoek bij het centrum en een nieuwe aanvraag) lijkt niet onverenigbaar te zijn met artikel 7, § 2, van de wet van 8 juli 1974. Bijgevolg 572 573 574 575 576 577
T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.431. T.T. Arlon, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.603. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.715/R et 59.452/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Jette, RG 25.569/02 et 25.992/02. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Sambreville, RG 112.734 et 113.455. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 24.547/02.
72
brengt dergelijk toezicht een omkering van de bewijslast mee, en moet het OCMW niet bewijzen dat er een nieuw gegeven is opgedoken, terwijl de aanvrager moet aantonen dat de behoeftigheid aanhoudt, met levensen verblijfsomstandigheden die niet gewijzigd zijn op het ogenblik dat hij een nieuwe administratieve bestaansminimumaanvraag indient.578 Wanneer de wettelijke voorwaarden vervuld zijn, moet het bestaansminimum toegekend worden tot er nieuwe gegevens opduiken die de beslissing vatbaar maken voor herziening. De rechtbanken hebben andermaal bevestigd dat het recht op bestaansminimum nooit een verworven recht is, aangezien het OCMW de steun kan herzien (ambtshalve of op verzoek van de betrokkene). De bestaansminimumbegunstigde kan geen « verworven recht » inroepen wat de toekenning van het bestaansminimum betreft. Het OCMW moet integendeel regelmatig (minstens eenmaal per jaar) nagaan of de toekenningsvoorwaarden nog steeds vervuld zijn.579 Indien er zich in de situatie van de betrokkene wijzigingen voordoen, moet het OCMW gebruik maken van alle beschikbare wettelijke middelen, inzonderheid van de herzieningsmogelijkheid. De herzieningsbeslissing hangt af van een nieuw gegeven dat de wijziging van een eerdere beslissing rechtvaardigt. Een betrokkene die vanaf een bepaalde datum werkloosheidsuitkeringen ontvangt die hoger liggen dan het bestaansminimum voor alleenstaanden, bevindt zich in zo’n gewijzigde situatie.580 De rechtbanken hebben bevestigd dat het OCMW gerechtigd is om het bestaansminimum in te trekken wanneer er nieuwe gegevens opduiken. Daarentegen moet het OCMW geen nieuw gegeven aantonen om een beslissing te herzien met toepassing van artikel 13 van het koninklijk besluit van 1974, wanneer de situatie niet is veranderd.581
Zij oordelen dat het aan het OCMW is dat aanvankelijk het bestaansminimum toekende en vervolgens een herzienings- of intrekkingsbeslissing neemt, om aan te tonen dat de aanvrager één van de wettelijke voorwaarden niet langer vervult. De bewijslast ligt bij het OCMW. De intrekkingsbeslissing moet naar behoren worden gemotiveerd en het dossier moet het bewijs bevatten van de aangebrachte gegevens. De rechtbanken waken over de naleving van die beginselen. Zij hebben geoordeeld dat : •
de bewijslast tussen de partijen wordt verdeeld. Enerzijds heeft de aanvrager de plicht om informatie te verstrekken zoals opgelegd door artikel 60, § 1, van de wet van 8 juli 1976. Anderzijds heeft het OCMW de plicht om de gegevens betreffende de vraag volledig te onderzoeken aan de hand van sociale onderzoeken. De bewijslast aangaande de situatie van de bestaansminimumaanvrager, die in principe in een gelijke mate over de twee partijen verdeeld is, helt meer over naar het OCMW in de mate dat het niet gaat om een beslissing na een aanvraag, maar een ambtshalve herziening, en het centrum dus van mening is veranderd ; de algemene beginselen leggen op dat de beslissingenmaker zijn beslissingen moet motiveren en de nieuwe gegevensbalans die hij in aanmerking neemt, behoorlijk moet rechtvaardigen, des te meer wanneer in de loop van het onderzoek blijkt dat de aanvrager ongeletterd is ;
582
•
578 579 580 581 582 583
de bewijslast betreffende de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum in beginsel bij beide partijen ligt. De aanvrager heeft een medewerkingsplicht en moet waarheidsgetrouw elk nuttig gegeven mededelen, terwijl het OCMW verplicht is om het dossier grondig te onderzoeken. Wanneer, zoals in deze zaak, het OCMW echter helemaal op een eerdere stellingname terugkomt, moet het bewijzen welke nieuwe gegevens een volledig ander beeld opleveren. Nagenoeg heel het sociaal onderzoek en de volledige motivering van de aangevochten beslissing zijn geïnspireerd op vaststellingen door de politie die niet op hun plaats zijn in een zaak over het bestaansminimum en die dus niet als rechtvaardiging kunnen worden gebruikt voor de door het OCMW aangevoerde afwezigheid om het bestaansminimum af te schaffen en de onverschuldigde betalingen terug te vorderen ; 583
T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Verviers, RG 581/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 7.473/01. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065. T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.559/R. T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, X / CPAS Herstal, RG 285.791 et 294.941. T.T. Liège, 10e ch., 15 mars 2002, X / CPAS Herstal, RG 263.755.
73
•
in geval van intrekking van de eerder verleende steun, de bewijslast voor de aangevoerde reden bij het OCMW ligt, dat overigens moet overgaan tot een sociaal onderzoek of elke onderzoeksmaatregel moet bevelen, terwijl de begunstigde slechts gehouden is door de medewerkingsplicht en moet bijdragen tot de samenstelling van dit bewijs. Het OCMW heeft de twee aangevochten beslissingen genomen zonder eerst een waarachtig sociaal onderzoek te voeren. Er heeft geen werkelijk bezoek aan huis plaatsgevonden, het centrum heeft zich tevreden gesteld met verklaringen van een werkster en van de nieuwe eigenaar ;584
•
artikel 7, § 2, van de wet van 7 augustus 1974 het OCMW uitnodigt om regelmatig en minstens eenmaal per jaar na te gaan of de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum nog vervuld zijn. Deze reglementaire beschikking moet begrepen worden als de naleving van artikel 1315, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, zodat het OCMW slechts kan rechtvaardigen dat het van zijn bestaansminimumlast bevrijd is indien het vooraf in voldoende mate de omstandigheid bewijst die het tenietgaan van zijn verbintenis heeft teweeggebracht ;585
•
het OCMW, wanneer de aangevochten beslissing een ambsthalve genomen herzieningsbeslissing is van de rechten van de aanvrager, moet aantonen dat hij één van de wettelijke voorwaarden niet meer vervult. Bij intrekking van eerder toegekende steun – wat hier het geval is –, ligt de bewijslast voor de aangevoerde reden dus bij het OCMW, dat overigens, met toepassing van artikel 8, § 1, van de wet van 7 augustus 1974, moet overgaan tot een sociaal onderzoek of elke nuttige onderzoeksmaatregel moet bevelen, terwijl de begunstigde slechts gehouden is door de medewerkingsplicht en moet bijdragen tot de samenstelling van dit bewijs ;586
•
het OCMW dat een intrekkings- of herzieningsbeslissing van een eerder toegekend bestaansminimum neemt, moet aantonen dat de aanvrager één van de wettelijke voorwaarden niet langer vervult. Bij intrekking van eerder toegekende steun ligt de bewijslast voor de aangevoerde reden bij het OCMW ; de begunstigde is slechts gehouden door de medewerkingsplicht, en moet bijdragen tot de samenstelling van dit bewijs. Het OCMW kan alleen maar inroepen dat de zoon van de aanvraagster op hetzelfde adres gedomicilieerd is, en werkloosheidsuitkeringen ontvangt als gezinshoofd, omdat hij de aanvraagster opgaf als persoon ten laste. Deze gegevens staan weliswaar vast, maar volstaan niet om in zo’n mate een werkelijk samenwonen te bewijzen tussen de aanvraagster en haar zoon, dat de opheffingsbeslissing van het bestaansminimum erdoor zou gerechtvaardigd zijn. 587
Tijdens de bestudeerde periode hebben de rechtbanken geoordeeld dat de opheffings- of intrekkingsbeslissing van het bestaansminimum, op basis van een gebrek aan medewerking bij de aanvrager, gerechtvaardigd was : •
wanneer hij geen gegevens bezorgt die het voor het OCMW mogelijk maken om zijn eventueel recht op een bestaansminimum in te schatten ;588
•
wanneer de betrokkene niet thuis geeft, niet inging op de oproepingen, de huurwaarborg niet betaald heeft en niet tegenwoordig noch vertegenwoordigd was op de zittingen ;589
•
wanneer de aanvrager geen enkele inlichting verschaft over zijn verblijf waardoor zou kunnen worden nagegaan of de beslissing van onbekwaamverklaring gegrond is, noch over zijn gezinssituatie, verstek gaf op de zitting en geen gehoor gaf aan de oproepingen ;590
•
wanneer de betrokkene de door het OCMW gevraagde gegevens niet heeft bezorgd en niet meer van zich laat horen ; 591
584 585 586 587 588 589 590
C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Erquelinnes / X, RG 17.291. T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 2062/2001. T.T. Charleroi, 5e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.411/R et 58.446/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Charleroi, RG 59.821/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Chimay, RG 59069/R. T.T. Charleroi, 11e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Chapelle lez Herlaimont, RG 60.584/R. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 13 février 2002, X / CPAS Mons, RG 87.705. T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Wanze, RG 56.248 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.260 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Wanze, RG 56.263.
74
wanneer de betrokkene de documenten met betrekking tot de leerresultaten en de inschrijving in de cursus niet overmaakt ;592 wanneer de eiseres zich niet meer bij het OCMW of bij de rechtbank heeft aangeboden sinds het vonnis in eerste aanleg, en bovendien onbereikbaar is ;593 •
wanneer de belissing bepaalt dat het bestaansminimum gedurende twee maanden wordt toegekend, maar dit nadien wordt ingetrokken, aangezien de betrokkene de inburgeringscursus en kwalificerende opleiding niet volgt, zodat er sprake is van een weigering tot medewerking, aangezien de aangegane verbintenissen niet werden nageleefd ;594
•
wanneer blijkt dat de eiseres een passieve houding aanneemt en meent dat ze geen medewerking moet verlenen aan het bewijs van haar werkbereidheid, niet ter zitting verschijnt en de door het OCMW gevraagde documenten niet overmaakt ;595
wanneer de betrokkene aangeworven is met een « artikel 60 »-overeenkomst maar niet voor het werk is komen opdagen zonder enige rechtvaardiging van de afwezigheid, en ook haar kat heeft gestuurd naar de door haar inschakelingsagent geregelde afspraak, is er geen bewijs van werkbereidheid ;596 •
wanneer de betrokkene geen enkele van de in het tussenvonnis gevraagde bewijzen over de gevolgde opleiding en zijn inkomsten levert, en hij zich niet heeft aangeboden bij het OCMW om zijn cheques af te halen ;597
•
wanneer de eiseres drie oproepingen onbeantwoord laat, het niet nodig heeft geacht om zich te verontschuldigen voor haar afwezigheden en ook volstrekt onverschillig lijkt te staan tegenover de eisen van zowel de rechtbank al van de OCMW-diensten, en geen enkel document neerlegt, zoals nochtans was gevraagd op de vorige zitting ; 598
•
wanneer het administratieve dossier van het OCMW aantoont dat verschillende oproepingen werden gericht aan de eiser, zonder dat hij er gevolg aan gaf omdat hij in het buitenland vertoefde bij een vriend ; 599
wanneer de betrokkene niet naar de rechtbank gekomen is om zich te verdedigen en het OCMW onvoldoende uitleg gaf.600 Daarentegen hebben de rechtbanken bij de volgende gevallen geoordeeld dat de medewerkingsplicht en de plicht tot informatieverstrekking niet geschonden zijn, zodat een opheffings- of intrekkingsbeslissing onterecht is : •
een beslissing in die zin omdat niet werd ingegaan op oproepingen, wanneer blijkt dat deze gebeurd zijn via een gewone brief, en daarenboven uit het origineel blijkt dat het vermelde adres onvolledig is (het nummer van de brievenbus van de betrokkene in het gebouw is niet vermeld) ; 601
•
« gelet op uw weigering tot medewerking », waardoor het sociaal onderzoek onmogelijk was, terwijl uit het onderzoek ter zitting blijkt dat de weigeringsbeslissing gegrond is op het feit dat de eiseres niet tijdig
591 592 593 594 595 596 597 598 599 600 601
T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Sambreville, RG 112.734 et 113.455. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 23.099/01. T.T. Liège, 10e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 318.699. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 110.571. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 22.016/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 22.452/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 16.749/01. T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Couvin, RG 61.516. T.T. Huy, 2e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.483. T.T. Tournai, 3e ch. C, 3 octobre 2002, X / CPAS Tournai, RG 74.089. T.T. Liège, 9e ch., 17 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 323.185. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.782.
75
het document zou hebben overgemaakt waaruit de staat van haar inkomsten blijkt, en het niet betwist wordt dat de toekenningsvoorwaarden wel degelijk vervuld waren voor de enige maand waarop het geschil betrekking heeft ;602 •
wanneer blijkt dat de betrokkene zich verschillende keer bij het OCMW (zij het telkens bij een ander persoon) heeft aangeboden om documenten over te maken, haar afwezigheid op vier oproepingen gerechtvaardigd is door spanningen binnen het gezin, dat in de sociale verslagen helemaal niet duidelijk wordt gemaakt welke documenten nu precies worden gevraagd, wat maakt dat de betrokkene blijk geeft van een goede wil om medewerking te verlenen ; 603
•
wanneer het OCMW niet verduidelijkt welke stappen de betrokkene dan wel had moeten zetten, en evenmin duidelijk maakt hoe zij precies geen medewerking zou hebben verleend aan het onderzoek ; het feit dat ze niet opgedaagd is op de afspraak, volstaat niet om een weigering van het bestaansminimum te rechtvaardigen ;604
•
de betrokkene niet zou hebben meegewerkt aan het sociaal onderzoek, aangezien de betrokkene bejaard is en een zwakke gezondheid heeft, het centrum verwittigd had van zijn verhuizing en niet geantwoord heeft op brieven omdat hij ze nooit ontvangen heeft, en het OCMW er zich van moet vergewissen dat het adres juist is ;605
•
wanneer de opheffingsbeslissing gegrond is op een gebrek aan medewerking met de tewerkstellingscel, maar de rechtbank op basis van documenten vaststelt dat dit gebrek niet is bewezen ; 606
•
wanneer de beslissing gegrond is op het feit dat ze de gevraagde documenten niet bezorgt, noch het bewijs van de inkomsten van de samenwonenden, terwijl de eis om een afschrift van de huurovereenkomst te bezorgen niet gegrond is aangezien ze in een verblijf woont zonder overeenkomst, net zomin als de eis om het rekeningnummer te kennen, aangezien het aannemelijk is dat ze geen bankrekening heeft (gelet op haar situatie) ;607
•
want, ook al heeft de eiseres niet volledig geantwoord op de vragen om inlichtingen van het OCMW, is de dienst vertrouwd met de situatie, die onveranderd is gebleven, zodat er een beslissing kon worden genomen ; 608
•
de beslissing gegrond op het feit dat de betrokkene niet reageert, niettegenstaande verschillende oproepingen ; er moet rekening worden gehouden met haar levensomstandigheden, en er is niet bewezen dat ze opzettelijk heeft geweigerd om het OCMW documenten te bezorgen over haar situatie ;609
•
de beslissing gegrond op het feit dat de betrokkene niet de gevraagde documenten heeft overhandigd ; het blijkt dat er door het OCMW geen gebrek aan medewerking kan worden verweten aan de aanvrager – het gebrek aan medewerking lag bij de vader van de betrokkene. 610
De rechtbanken hebben geoordeeld dat de opheffings- of intrekkingsbeslissing van het bestaansminimum gerechtvaardigd is wanneer : blijkt dat de eiser wel degelijk een huishouden vormt omwille van de inkomsten van het gezin ;611 blijkt dat de betrokkene die alleen woonde zich sinds een bepaalde datum bij zijn vader gevestigd heeft ;612 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611
T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Jette, RG 13.821/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 14.857/01. T.T. Liège, 9e ch., 5 février 2002, X / CPAS Liège, RG 308.802 et 312.719. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 7.473/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Forest, RG 28.419/02. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 1955/2001. T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 novembre 2002, X / CPAS Beloeil, RG 73.186 et 73.185. T.T. Liège, 9e ch., 5 septembre 2002, X / CPAS Waremme, RG 323.374. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 113.116. T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Lobbes, RG 59.682/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Watermael-Boisfort, RG 19.252/01.
76
de betrokkene het OCMW er niet van op de hoogte had gebracht dat hij opnieuw samenleefde en zo de waarheid had verhuld (bedrieglijk verzuim bij het aangeven van inkomsten) ;613 het bedrag van de inkomsten het bestaansminimumbedrag overtreft ;614 de betrokkene ingevolge de verhoging van de wachtuitkeringen (werkloosheids-verzekering) niet langer de toekenningsvoorwaarden van het bestaans-minimum vervult ;615 het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen hoger ligt dan het bestaansminimum-bedrag voor een alleenstaande ; 616 het OCMW territoriaal onbevoegd is, aangezien de betrokkene niet langer daadwerkelijk verblijft op het grondgebied van deze gemeente (hij verklaart zelf dat hij in een andere gemeente woont, om in de buurt te blijven van zijn gehospitaliseerde moeder) ;617 blijkt dat hij gedurende tien jaar het bestaansminimum voor samenwonenden heeft genoten, zijn levensgezellin de nodige stappen heeft gezet naar het OCMW, en er geen enkele aanwijzing is voor individuele uitgaven ;618 het OCMW ambtshalve de situatie van de eiseres herzien heeft (ze had ten onrechte het bestaansminimum voor een « alleenstaande met kind » ontvangen van 5 juli 1999 tot 29 februari 2000 ; het centrum heeft dit bestaansminimum vanaf 1 maart 2000 afgeschaft ; uit het dossier blijkt dat er sprake is van samenwoning) ; 619 er valse verklaringen zijn afgelegd over de samenstelling van het huishouden, en de inkomsten van haar partner met opzet verzwegen zijn ; wanneer gebleken is dat ze met hem samenwoont, aangezien hij ter plaatse is ontmoet, hij geen woonst heeft en het adres van de eiseres doorgaf als zijn adres, en er sprake is van een gemeenschappelijke domiciliëring ;620 de beslissing het verhoogd bestaansminimum voor alleenstaanden, dat de eiseres genoot, heeft afgeschaft, omdat zij verzuimd heeft inkomsten aan te geven waarvan ze afwist, met name de mutualiteitsuitkeringen van de persoon met wie ze samenwoonde.621
De rechtbanken hebben geoordeeld dat de opheffings- of intrekkingsbeslissing van het bestaansminimum niet gerechtvaardigd is : •
wanneer blijkt dat de betrokkene niet ingelicht werd over de mogelijkheid om door de Raad voor maatschappelijk welzijn gehoord te worden, en het niet vaststaat dat ze inkomsten genoot die niet aangegeven zijn ;622
•
wanneer de aankoop door de moeder van een nieuwe wagen aantoont dat het om een goed beheer gaat van de huishoudelijke middelen ;623
•
wanneer de beslissing gegrond is op het feit dat de betrokkene zich na een oproeping niet bij het OCMW heeft aangeboden, terwijl hij de toekenningsvoorwaarden vervult ;624
612 613 614 615 616 617 618 619 620 621 622 623
T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Visé, RG 319.208. T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 303.857. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Nivelles, RG 1334/N/2001 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 2 août 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 29.646/02. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065. T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Uccle, RG 21.602/01. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1410/N/2001. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Erquelinnes, RG 57.377/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.045/R. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 6 juin 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.191/01/LL. T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 14 février 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.511. T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.559/R.
77
•
wanneer ze het bestaansminimum voor alleenstaanden met kinderlast opheft en vervolgens het bestaansminimum voor samenwonenden weigert toe te kennen, indien het OCMW de samenwoning en het huwelijksleven niet aantoont en niet geprobeerd heeft dit te doen aan de hand van een onderzoeksmaatregel ;625
•
in de mate dat ze ertoe neigt het verhoogde bestaansminimum voor alleenstaanden te verminderen tot het gewone bestaansminimum voor alleenstaanden, terwijl blijkt dat de wegens administratieve redenen geweigerde domiciliëring van de zoon op zijn adres gedurende deze periode niet doorslaggevend was – de samenwoning is louter een feitenkwestie. Het OCMW moet veroordeeld worden tot terugbetaling van de op basis van een recuperatiebeslissing reeds teruggewonnen « onverschuldigde » sommen ;626
•
aangezien ze ertoe strekte het bestaansminimum voor alleenstaanden om te vormen naar een bestaansminimum voor samenwonenden, terwijl de betrokkene duidelijk geen enkele bedoeling had om een gemeenschappelijk huishouden te onderhouden, maar door omstandigheden en door de ligging van het goed (middenin de VZW « Habitations protégées du Hainaut ») samen met anderen bepaalde kamers van het gebouw gebruikte ; 627
•
in de mate dat ze van het bestaansminimum voor samenwonenden de inkomsten van de moeder aftrok, wanneer blijkt dat geen enkel gegeven van het dossier rechtvaardigt dat de steun niet wordt toegekend ;628
•
aangezien ze ertoe neigde het bestaansminimum voor alleenstaanden te verminderen tot een bestaansminimum voor samenwonenden, omdat bij twee bezoeken werd vastgesteld dat de broer van de betrokkene bij hem blijven slapen is, maar het OCMW niet aantoont dat er een gemeenschappelijk huishouden bestaat en dat de broer geen inkomsten heeft ;629
•
aangezien de vermindering van het bestaansminimum voor alleenstaanden naar een bestaansminimum voor samenwonenden slechts werd verdedigd op grond van het feit dat verschillende personen op hetzelfde adres hun domicilie hebben ;630
•
aangezien tot opheffing van het bestaansminimum voor een persoon met een minderjarig kind ten laste werd besloten wegens samenwoning, terwijl er enkel sprake was van affectieve of seksuele betrekkingen ;631
•
aangezien het OCMW het bestaansminimum voor alleenstaanden heeft omgezet in een bestaansminimum voor samenwonenden, terwijl het door het OCMW neergelegde dossier noch het op de debatten besproken sociaal onderzoek gegevens bevatten die de samenwoning vaststellen – een gewone sentimentele band volstaat niet. 632
Tijdens de bestudeerde periode hebben de rechtbanken geoordeeld dat de opheffings- of intrekkingsbeslissing van het bestaansminimum, op basis van een gebrek aan werkbereidheid bij de aanvrager, gerechtvaardigd was : wanneer de betrokkene aangeworven is met een « artikel 60 »-overeenkomst maar niet voor het werk is komen opdagen zonder enige rechtvaardiging van de afwezigheid, en ook haar kat heeft gestuurd naar de door haar inschakelingsagent geregelde afspraak – er is geen bewijs van werkbereidheid ;633
624 625 626 627 628 629 630 631 632 633
T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 22.298/01. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Boussu / X, RG 16.459. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 113.012. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.752. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59.151/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Jette, RG 35.435/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Uccle, RG 28.106/02. T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113.818. T.T. Liège, 7e ch., 18 septembre 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 322.734. T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 16.749/01.
78
wanneer er een werkelijk gebrek aan belangstelling is voor een tewerkstellingsvoorstel in het kader van artikel 60, § 7, van de O.C.M.W.-wet, met name omdat de betrokkene de inschakelingsdienst niet meer heeft gecontacteerd ;634 wanneer de aanvrager de studentenjob niet aanvaard heeft, ook al had hij zich daartoe verbonden, en het OCMW de toekenning van het bestaansminimum voor de maand november en de daaropvolgende maanden afhankelijk maakt van de zoektocht naar werk, en de betrokkene zich heeft ingeschreven voor de dagcyclus van de rechtsstudies (eerste licentiaat), terwijl hij het vorige jaar niet geslaagd was ;635 wanneer de inschakelingsovereenkomst niet wordt nageleefd, niettegenstaande 18 ingebrekestellingen, en de betrokkene regelmatig te laat kwam op het werk (eerst in het gemeentelijk zwembad, vervolgens in het rustoord, soms tot meer dan twee uren na het afgesproken tijdstip) ; 636 wanneer de betrokkene geen enkele van de in het tussenvonnis gevraagde bewijzen over de gevolgde opleiding en over zijn inkomsten levert, en hij zich niet heeft aangeboden bij het OCMW om zijn cheques af te halen ;637 wanneer de eiseres haar staat van behoeftigheid niet aantoont, met name haar cheques niet komt afhalen en geen enkel bewijs levert van haar actieve zoektocht naar werk ;638 wanneer de betrokkene het niet nodig heeft geacht om de oproepingen tot een onderhoud met de dienst van socio-professionele inschakeling te beantwoorden, met het oog op een eventuele tewerkstelling in het kader van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976, en er zich toe beperkt heeft om de dienst naar aanleiding van een tweede oproeping over de telefoon te laten weten dat ze aan zee vertoefde en niet wou terugkeren, zonder enige geloofwaardige rechtvaardiging ; 639 wanneer de eiseres niet het gevraagde bewijs bezorgt van de zoektocht naar werk, en de voorwaarden van haar inschakelingsovereenkomst (met name een opleiding en een studentenjob zoeken) niet heeft nageleefd, en niet op de zitting verschijnt, terwijl ze beroep heeft ingesteld op de allerlaatste dag ;640 wanneer de aanvrager zijn werkbereidheid niet bewijst en weigert samen te werken met de inschakelingsdienst (hij mist stelselmatig alle afspraken met zijn inschakelingsagent, waardoor hij de voorwaarde van de werkwilligheid niet vervult) ; 641 wanneer de betrokkene zijn inschakelingsovereenkomst niet eerbiedigt, en hij gezondheids- noch billijkheidsredenen kan inroepen die dit verzuim zouden kunnen rechtvaardigen, hij achteloos reageert op de begeleidingspogingen van het OCMW en valse verklaringen aflegt over zijn studentenjob ; 642 wanneer de aanvrager weigerde een cursus Frans te volgen, niettegenstaande schriftelijke waarschuwingen van het OCMW, zijn beroepsinschakelingsovereenkomst niet naleeft en zich niet aanbiedt op het secretariaat van het « Institut d’Enseignement de promotion sociale de la Communauté française », ook al had het OCMW daarop aangedrongen sinds oktober 2001 ; 643 wanneer de betrokkene zijn contractuele verbintenissen niet nakomt, met name niet spijbelen, en hij niet het nodige bewijs levert ;644
634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644
T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 22.104/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 18.571/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 22.581/01. T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Couvin, RG 61.516. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Uccle, RG 19.156/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19.386/01 – 20.708/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 21.541/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 19.770/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 septembre 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 33749/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Ixelles, RG 31.094/00. T.T. Bruxelles, ch. vac., 11 juillet 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 29.429/2002. T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Verviers, RG 0736/2002.
79
wanneer de aanvrager zijn werkbereidheid niet aantoont, geen medewerking verleent aan het sociaal onderzoek en niet werkelijk op het medegedeelde adres verblijft, of wanneer hij de oproepingen van het OCMW niet beantwoordt, en dus op geen enkele wijze kan aantonen dat hij een beroepsinschakeling wenst en werkbereid is ;645 •
wanneer de belissing bepaalt dat het bestaansminimum gedurende twee maanden wordt toegekend, maar dit nadien wordt ingetrokken, aangezien de betrokkene de inburgeringscursus en kwalificerende opleiding niet volgt, zodat er sprake is van een weigering tot medewerking, aangezien de aangegane verbintenissen niet werden nageleefd ;646
•
wanneer de eiseres een afwachtende houding aanneemt en meent dat ze vrijgesteld is van enige medewerking om bewijzen te leveren over haar werkbereidheid, niet ter zitting opdaagt en het OCMW de gevraagde documenten niet bezorgt. 647
Daarentegen hebben de rechtbanken bij de volgende gevallen geoordeeld dat de verplichting van werkbereidheid werd nageleefd, zodat een opheffings- of intrekkingsbeslissing onterecht was : de aanvrager was niet van kwade wil en was eigenlijk het slachtoffer van de wisseling in het personeel bij de behandeling van zijn dossier ; de beslissing waarover geschil was genomen nadat de maatschappelijk assistente en de aanvrager waren overeengekomen om elkaar in september opnieuw te ontmoeten ter ondertekening van een inschakelingsovereenkomst, zodat de laatste verbaasd was toen hem een job werd aangeboden in augustus 2001, terwijl hij zich moest inschrijven om in de maand september een examen te kunnen afleggen voor de middenjury ;648 de betrokkene wil de humaniorastudies met succes afronden, werkt twee zaterdagen per maand om de huur van een woonst te betalen (de gezinswoonst is niet geschikt om er te studeren) ;649 •
louter het feit dat de aanvraagster haar evaluatieverslag niet heeft overgemaakt, bewijst op zich niet dat ze de verbintenissen uit de overeenkomst van sociale integratie niet naleeft, des te meer daar ze haar opleiding voortzet, zelfs na een negatieve beslissing van het OCMW ;650
•
de eiseres heeft zich, niettegenstaande uitnodiging, niet aangemeld bij de sociale dienst, maar verklaart dat dit voor haar onmogelijk was (geen transportmiddelen). Ze heeft in de loop van de daaropvolgende week meermaals maar tevergeefs getracht om de maatschappelijk assistent te contacteren die zich met haar dossier bezighield ;651
•
de beslissing is genomen op grond van een gebrek aan medewerking aan een project van beroepsinschakeling, terwijl er geenszins kan worden getwijfeld aan de actieve persoonlijke zoektocht naar werk en de door de werkgever verrichte evaluatie zeer positief was voor haar (op het vlak van de arbeidsattitudes bleek ze een gemotiveerde doorzetter te zijn, zelfs bij moeilijke of onaangename taken ; ze aanvaardde moeiteloos alle toevertrouwde taken en werkte goed samen met de collega’s) ; 652
•
de beslissing op grond van het argument dat de betrokkene studeert en niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, terwijl ze de toekenningsvoorwaarden vervult voor het bestaansminimum ten gunste van studenten ;653
•
het argument dat de betrokkene stelselmatig alle voorgestelde dienstbetrekkingen weigert, slechts gebruikt in een poging om een op een andere reden gebaseerde beslissing tot opheffing van het
645 646 647 648 649 650 651 652 653
T.T. Liège, 7e ch., 2 octobre 2002, X / CPAS Liège, RG 322.287 ; T.T. Liège, 7e ch., 2 octobre 2002, X / CPAS Liège, RG 322.519. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 110.571. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 22.016/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 22.452/01. T.T. Charleroi, 11e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Seneffe, RG 59.336/R. T.T. Liège, 9e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.998. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Anderlues, RG 55.305/R. T.T. Dinant, 7e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Vresse-sur-Semois, RG 61.976. T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.675/00 et 33.676/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 18.302/01 et 21.756/01.
80
bestaansminimum wettelijk te rechtvaardigen (de roerende inkomsten waarover de eiseres kon beschikken, reden waarvan het OCMW goed wist dat ze elke wettelijke grondslag ontbeerde).654
De rechtbanken hebben opheffings- of intrekkingsbeslissingen van het bestaansminimum moeten beoordelen, gegrond op de afwezigheid van een verblijf. Op dit vlak hebben ze verduidelijkt : •
dat de beslissing om het bestaansminimum af te schaffen omdat de aanvrager niet langer op het aan het OCMW medegedeelde adres verbleef, niet gegrond is. De betrokkene beschikt weliswaar niet over een hoofdverblijf, maar geeft duidelijk zijn bedoeling te kennen om op het grondgebied van de gemeente te verblijven, aangezien hij er nog altijd gedomicilieerd is, er studies volgt, er al zijn dagen doorbrengt en zijn woonst opnieuw wil betrekken ;655
•
dat de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum, omdat de betrokkene niet thuis wordt aangetroffen door de maatschappelijk assistent(e), niet gegrond is, wanneer niet blijkt op welke dag(en) of op welk(e) u(u)r(en) de maatschappelijk assistent(e) zich op het adres van de betrokkene heeft aangemeld, en dat de lagere gas- en elektriciteitsfactuur – waaruit het OCMW afleidt dat hij niet langer de flat bewoont – een verklaring vindt in het bijzonder sociaal tarief en een besparingsinspanning op het verbruik ;656
•
dat de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum wegens een gebrek aan bewijs voor het daadwerkelijk verblijf, gegrond is, wanneer blijkt dat de betrokkene nooit ter plaatse was bij de controlebezoeken, terwijl hij ervoor moet zorgen dat hij steeds bereikbaar is, zodat hij moet beschikken over een deurbel die werkt en een brievenbus met naamvermelding ; er was in de eenkamerflat geen teken van leven te bespeuren, hij kwam te laat (of helemaal niet) opdagen na oproepingen, en had nagelaten de officiële verblijfsverklaringen af te leggen ; 657
•
dat de opeenvolgende beslissingen van intrekking van het bestaansminimum wegens het gebrek aan medewerking bij de vaststelling van het verblijf gerechtvaardigd zijn, aangezien de aanvrager geen enkel objectief gegeven kan bezorgen om aan te tonen dat hij er verbleef tijdens de periodes waarover geschil – het feit huur te betalen, volstaat op zich niet als bewijs voor een werkelijk verblijf ;658
•
dat de beslissing tot afschaffing en tot terugwinning gerechtvaardigd is, aangezien het bestaansminimum slechts kan worden betaald aan de personen die in België verblijven, en het OCMW artikel 26, tweede lid, van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 moet toepassen (iedere gerechtigde moet voor zijn vertrek de bevoegde commissie ervan inlichten dat hij langer dan één maand in het buitenland zal vertoeven). Het wordt niet betwist dat de betrokkene op 16 augustus 2001 niet langer in België verbleef sinds meer dan één maand. Artikel 7 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum noch het voormeld artikel 26 van het koninklijk besluit voorzien in enige uitzondering op dit verplicht verblijf. De rechtbank merkt op dat de wetgeving in beginsel geen verblijf in het buitenland verbiedt, maar wel de toestemming van het OCMW vereist, dat immers moet kunnen nagaan of de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum nog vervuld zijn. Het feit dat het verblijf in den vreemde ongewoon lang geduurd heeft omdat het bijzonder moeilijk bleek om er bepaalde documenten van de burgerlijke stand te bemachtigen, is zeker geen geval van overmacht waardoor het onmogelijk was het OCMW te verwittigen van het oponthoud ; 659
•
dat de beslissing tot intrekking van het bestaansminimum, op grond van het gebrek aan bewijs voor het daadwerkelijk verblijf op het medegedeelde adres en omdat de betrokkene vaak bij een vriend verblijft, niet gerechtvaardigd is, wanneer het dossier aantoont dat ze regelmatig en daadwerkelijk in haar woonplaats verbleef, ook al kan er niet aan worden getwijfeld dat de betrokkene een aantal nachten elders heeft doorgebracht, aangezien ze de relatie met een vriend had vermeld ; dit brengt inderdaad mee
654 655 656 657 658 659
T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.046/R. T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113.091 et 113.556. T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.942/02. T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Verviers, RG 0287/2002. T.T. Liège, 9e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 315.911 et 317.945. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 17 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.035/01/LL et 3.036/01/LL.
81
dat ze bij gelegenheid buitenshuis verblijft, maar daar hebben OCMW noch de rechtbank zich in te mengen, des te meer daar het OCMW bij ingewikkelde ziektes, zoals de ziektes waaraan de betrokkene lijdt, voorzichtig moet zijn bij het onderzoek en op dat vlak bijkomende inspanningen moet leveren ;660 •
de beslissing tot afschaffing van het bestaansminimum wegens afwezigheid van daadwerkelijk verblijf op het medegedeelde adres gegrond is, aangezien blijkt dat de met het oog op de convocatie verstuurde gerechtsbrief (op grond van artikel 751 van het Gerechtelijk Wetboek) niet werd opgeëist door de betrokkene – een nalatigheid die doet vermoeden dat de grief die het OCMW gebruikt om zijn beslissing te motiveren, terecht is. Met toepassing van artikel 38, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek moet verondersteld worden dat de convocatie wettig is ; van het vonnis moet verondersteld worden dat het op tegenspraak is gewezen ten aanzien van de eiser die niet verschenen is.661
De rechtbanken gaan er soms van uit dat de debatten moeten worden heropend, en nodigen het OCMW uit om de redenen te verduidelijken waarom het bestaansminimum sinds oktober 2001 niet meer is betaald ; de betrokkene moet verduidelijken welke stappen ze heeft gezet om werk te vinden, en over welke inkomsten ze beschikt sinds september 2001. 662 Wanneer het OCMW het dossier niet heeft overgemaakt en uitstel vraagt, waartegen de betrokkene zich verzet, moet de eis tot een voorlopige beslissing worden ingewilligd overeenkomstig § 2 van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek. De rechtbank veroordeelt het OCMW dus tot voorlopige betaling van het bestaansminimum voor samenwonenden, zolang er geen definitief vonnis wordt uitgesproken over de grond van de zaak ; de zaken worden naar de rol verwezen, opdat de partijen op basis van hun dossier conclusies zouden kunnen nemen over de geldigheid van een beslissing tot opheffing van het bestaansminimum voor alleenstaanden met kinderlast, gegrond op het feit dat de dochter meerderjarig is geworden.663 De heropening van de debatten is ook bevolen om het OCMW de mogelijkheid te geven uitleg te verschaffen over de redenen tot opheffing van het bestaansminimum, met terugwerkende kracht tot op de datum van aanvraag.664
4. DE GERECHTELIJKE PROCEDURE 4.1. De bevoegde rechtbank 4.1.1. De territoriale bevoegdheid Overeenkomstig artikel 628, 14° van het Gerechtelijk Wetboek is, bij betwistingen bedoeld in artikel 580, 8°, van hetzelfde wetboek (i.e. recht op bestaansminimum), alleen de rechter van de woonplaats van de verzekerde of van de rechthebbende bevoegd; toch blijken sommigen hun verzoekschrift te richten aan de arbeidsrechtbank van de plaats waar het OCMW gevestigd is. Indien de eiser zijn verzoekschrift richt tot de verkeerde arbeidsrechtbank omdat hij ten tijde van de bestreden beslissing in een andere gemeente verbleef, dan stuurt die rechtbank, die territoriaal onbevoegd is, de zaak naar de arbeidsrechtbank die wel bevoegd is.665 Krachtens artikel 628, 14° van het Gerechtelijk Wetboek is de Arbeidsrechtbank van Brussel territoriaal niet bevoegd en moet de zaak naar de Arbeidsrechtbank van Nijvel, afdeling Waver, worden verwezen, wanneer de eiseres het Tehuis voor Ongehuwde Moeders van Waals-Brabant heeft verlaten om zich in een flat te Ottignies
660 661 662 663 664 665
T.T. Liège, 10e ch., 20 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 304.157. T.T. Verviers, 1e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Limbourg, RG 1561/2001. T.T. Liège, 9e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906. T.T. Liège, 1e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Oupeye et X/ CPAS Oupeye, RG 319.296 et 319.297. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.562. Arbrb. Tongeren, 1e K., 15 mei 2002, X / OCMW Kortessem, AR 75/2002.
82
te vestigen, waar ze een steunaanvraag heeft ingediend bij het OCMW, en een beroep tegen de beslissing van het OCMW van Ottignies bij de Arbeidsrechtbank van Nijvel, afdeling Waver. 666
4.1.2. De materiële bevoegdheid Hierover is er geen rechtspraak.
4.1.3. Kort geding De aanvrager kan zijn verzoek tot kortgeding aan de Voorzitter van de Arbeidsrechtbank richten, indien hij vreest dat de normale procedure te lang zal aanslepen. Op grond van een beschikking van de rechter in kort geding, kunnen reeds voorschotten op het bestaansminimum worden toegekend.667
4.2. Het Handvest van de sociaal verzekerde Dit Handvest, opgenomen in de Wet van 11 april 1995 tot invoering van het Handvest van de Sociaal Verzekerde, wijzigde de beroepstermijn vermeld in artikel 10 van de Bestaansminimumwet, met name één maand, in drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing aan of na de kennisneming ervan door betrokkene(n). 4.3. Een beroep instellen 4.3.1. Het voorwerp van het beroep Ingeval de rechtbank vaststelt dat de aanvrager geen of onvoldoende medewerking verleent, de rechtbank geen enkele reden ziet om de bestreden beslissing te hervormen omdat die meer dan redelijk is en het de rechtbank opvalt dat de betrokkenen in het verleden totaal onbezonnen leefden, kan die besluiten dat het geding een tergend en roekeloos karakter heeft.668 Ook hoger beroep instellen zonder enig relevant verweer te doen gelden en zonder nieuwe en relevante stukken aan de zaak toe te voegen, doet het Arbeidshof te Antwerpen669 besluiten tot tergend en roekeloos hoger beroep.
666 667 668 669
T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 14.930/01. Arbrb. Gent, 10e K., 29 maart 2002, X / OCMW Gent, AR 116.702/94. Arbrb. Tongeren, 1e K., 11 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 1813/2001. Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 oktober 2002, X / OCMW Mechelen, AR 980982.
83
4.3.1.1. Het beroep tegen een beslissing Indien een beroep gericht is tegen een beslissing inzake het bestaansminimum, overtreedt de rechter de grenzen van het geschil indien hij zich ook uitspreekt over het recht op maatschappelijke dienstverlening; de rechter werd immers niet geadieerd om zich hierover uit te spreken.670
In principe kan tegen elke beslissing van het OCMW een beroep worden ingesteld bij de arbeidsrechtbank. Evenwel is geoordeeld dat de arbeidsgerechten voorbarig worden gevat wanneer een eis niet eerst ten aanzien van het OCMW wordt verwoord – in dat geval is het beroep zonder verkregen en dadelijk belang en dus onontvankelijk. De rechtscolleges hebben derhalve andermaal bevestigd dat de rechtbank niet bevoegd is om recht te spreken over een vraag van maatschappelijke dienstverlening waarover het OCMW nog geen uitspraak heeft gedaan, terwijl ze gevat is voor een beroep met betrekking tot een beslissing die volgens de eiser te weinig bestaansminimum toekent.671
Aldus is verduidelijkt dat : •
het geschil beperkt blijft tot de periode 12 juli/22 augustus 2001, wanneer de eiseres een beroep instelt tegen een beslissing die haar bestaansminimum op 12 juli 2001 afschaft, maar ook een nieuwe aanvraag voor het bestaansminimum indient op 23 augustus 2001, waarover het OCMW beslist heeft op 12 oktober 2001. Wanneer de aangevochten beslissing het bestaansminimum voor « samenwonenden » afschaft, kan de eiseres in het kader van het lopende geding niet de vernietiging van die beslissing vragen, om een recht op het bestaansminimum voor « alleenstaanden » te krijgen, aangezien ze iets wat ze eerder niet aan het OCMW heeft gevraagd, nu niet aan de rechtbank kan vragen ; 672
•
wanneer twee personen drie bestaansminimumbeslissingen aanvechten en via conclusies maatschappelijke dienstverlening aanvragen, kan de rechtbank geen kennis nemen van een beroep over een vraag tot maatschappelijke dienstverlening wanneer het OCMW zelf daar geen weet van heeft ;673
•
wanneer de betrokkene binnen de wettelijke termijn driemaal beroep instelt tegen vijf beslissingen, zijn ze ontvankelijk. De vraag om de vorderingen uit te breiden via de op 8 januari 2002 neergelegde conclusies tegen een op 16 januari 2001 betekende beslissing, komt te laat. Zo ook lijkt een eis in rechte ter verkrijging van maatschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan de kinderbijslag, onontvankelijk, aangezien het op dit vlak verre van duidelijk is of er vooraf een administratieve aanvraag in die zin is ingediend ; 674
•
de eiseres haar eis in vergelijking met de beslissing uitbreidt door een bijkomende maatschappelijke dienstverlening te vragen voor onderwijs- en gezondheids-zorgkosten. Het is mogelijk dat deze vraag gerechtvaardigd is, maar ze wordt niet voor de rechtbank gestaafd met concrete gegevens, en is bovenal niet door het OCMW onderzocht, om de eenvoudige reden dat het deze vraag niet heeft gekregen. In principe kan een rechtbank geen kennis nemen van een beroep over een vraag tot maatschappelijke dienstverlening waarvan het OCMW zelf geen weet heeft ;675
•
de eiseres, die beroep heeft aangetekend tegen een eerste beslissing, en een nieuwe aanvraag tot bestaansminimum heeft ingediend, waarover het OCMW zich nog niet heeft uitgesproken, maar waarvan de omstandigheden ondertussen gewijzigd zijn, nadien een beroep tegen deze beslissing zal moeten instellen, aangezien de rechtbank geen recht kan spreken over de periode na de nieuwe vraag ;
676
670 671 672 673 674 675 676
Arbh. Antwerpen, 4e K., 18 december 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2020465. T.T. Namur, 7e ch., 13 septembre 2002, X / CPAS Sambreville, RG 115.203. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59.151/R. T.T. Liège, 10e ch., 15 février 2002, X / CPAS Liège, RG 283.637, 283.638 et 315.261. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 0764/2001. T.T. Liège, 10e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 315.856. T.T. Charleroi, ch. vac., 28 août 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.905/R.
84
•
een beroep onontvankelijk is wanneer het OCMW nog geen beslissing heeft genomen over de vraag tot en de toekenning van het bestaansminimum, en de termijn van 30 dagen zoals bepaald in artikel 9, § 1, van de wet van 7 augustus 1974, nog niet verstreken is ;677
•
het beroep tegen een op 7 juni 2001 betekende beslissing van 4 mei 2001 voorbarig en dus onontvankelijk is, wanneer het verzoekschrift van de eiseres ter griffie van de rechtbank wordt neergelegd op 25 mei 2001 (de beslissing van 4 mei 2001 willigde de bestaansminimumvraag niet in, in tegenstelling tot een nieuwe beslissing van het OCMW op 3 juli 2001, vanaf 4 juni 2001). 678
Soms, wanneer ze er het raden naar heeft waarvoor ze uiteindelijk precies gevat is, heropent de rechtbank de debatten om de eiser uit te nodigen het voorwerp van zijn eis te verduidelijken. Dit is het geval wanneer de twee bestaansminimumvragen en hun weigeringsbeslissingen over het bestaansminimum « voor samenwonenden » gaan, terwijl de twee inleidende verzoekschriften het bestaansminimum « voor alleenstaanden » opeisen en de eiser in de ter zitting neergelegde conclusies het bestaansminimum « voor echtgenoten » opeist. Het is inderdaad niet toegelaten dat de rechtbank ultra petita recht spreekt, met miskenning van het beschikkingsbeginsel, over een vraag die niet eerst is voorgelegd aan het OCMW (ten minste, in principe, en behalve om een verzwaring of een nieuwe omschrijving van de eis aan te tonen).679 De rechtbank bevestigt de weigeringsbeslissing die gegrond is wat de installatiepremie betreft, en heropent de debatten wanneer de eis weliswaar over de installatiepremie ging, maar bijkomend onderzoek en een meer grondige omschrijving van de behoeften van de betrokkene op het vlak van de menselijke waardigheid, gerechtvaardigd lijkt. 680 De rechtbanken worden gevat voor één of meer beroepen tegen één of meer beslissingen betreffende de maatschappelijke dienstverlening of het bestaansminimum, of aangaande zowel het recht op maatschappelijke dienstverlening als het recht op het bestaansminimum. 681 Zij oordelen steeds dat het aan de rechtbank voorgelegd geschil zich niet beperkt tot de vraag of de toekenningsvoorwaarde vervuld is op een zekere datum, maar dat ook moet worden nagegaan of de aanvrager zich sinds die datum in een situatie bevindt waarin de toekenningsvoorwaarde verondersteld moet worden vervuld te zijn.682 Niettegenstaande een dergelijke omschrijving in zijn eis ontbreekt, vordert de eiser niet zozeer de bekrachtiging van een abstract recht, maar de verkrijging van een concreet voordeel, ongeacht de juridische omschrijving ervan. De rechtbank heeft als taak indien nodig de gebruikte juridische omschrijving te verbeteren.683 Wanneer de rechtbank gevat is voor een vraag betreffende de toekenning, wijziging of opheffing van een bijzondere maatschappelijke dienstverlening of van het bestaansminimum, is ze in de regel gevat voor de ganse periode tussen de op de aangevochten beslissing vermelde datum en de datum van rechterlijke uitspraak. De rechtbank mag dus rekening houden met gebeurtenissen die zich na de aanvankelijke datum hebben voorgedaan en die de omvang van het oorspronkelijk betwiste recht beïnvloeden.684 De rechtscolleges oordelen dus dat de periode waarover geschil zich uitstrekt vanaf de dag waarop de aangevochten beslissing ingaat tot aan de dag van het rechtsoordeel, inzonderheid wanneer aan de opeenvolgende beslissingen van het OCMW dezelfde redenen ten grondslag liggen.
677 678 679 680 681
682 683 684
T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 19 novembre 2002, X / CPAS Pont-à-Celles, RG 61.099/R. T.T. Liège, 9e ch., 14 février 2002, X / CPAS Liège, RG 315.012. T.T. Liège, 10e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 320.352 et 321.215. T.T. Verviers, 1e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1292/2002. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065 ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et1.677/01/LL ; T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.413, 322.338, 3213.541. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et 1.677/01/LL. T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.583. T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Boussu, RG 4893/01/M.
85
Zo hebben ze verduidelijkt dat het beroep tegen een eerste beslissing ook geldt tegen een latere, tweede beslissing, die niet binnen termijn werd betwist maar die in haar beschikkend gedeelte en naar motivering identiek is. Aldus is geoordeeld dat : •
de rechtbank via de door eiser neergelegde verzoekschriften gevat is voor het recht op het bestaansminimum en bepaalde bijzondere bijstand, vanaf de op 3 september 2000 verwoorde eis tot op de dag waarop de rechtbank uitspraak doet. Deze periode omvat de, na de eerste, aangevochten beslissing, door het OCMW genomen beslissingen met hetzelfde voorwerp. Het feit dat er uitdrukkelijk noch formeel beroep werd aangetekend tegen bepaalde, door het OCMW genomen beslissingen (na deze van 17 oktober 2000), belet bijgevolg niet dat de rechtbank de rechten van de aanvrager onderzoekt sedert 3 september 2000. De periode waarover geschil is dus de periode tussen 3 september 2000 en 31 mei 2001, datum waarop de betrokkene voorgoed de streek verlaten heeft om zich in Brussel te vestigen ; 685
•
wat de draagwijdte van de opheffingsbeslissing en de op 2 juli 1996 betekende beslissing betreft (beslissing van 26 juni 1996), de eerste beslissing de beslissing ten gronde is, die een recht voor de toekomst opheft. De aangevochten beslissing noch het verzoekschrift beperken de periode waarover geschil, zodat de aanhangigmaking niet beperkt wordt door de administratieve akte, genomen tijdens de rechtsgang. De tweede weigeringsbeslissing neemt trouwens de motivering van de eerste over. Hier dient a contrario te worden verwezen naar het arrest van het Hof van Cassatie over de bevoegdheid van de arbeidsgerechten inzake uitkeringen voor personen met een handicap, waarbij er rekening moet worden gehouden met de wijziging van artikel 582, 1° van het Gerechtelijk Wetboek door de wet van 19 april 1999 (Cass., 30 oktober 2000), en met het feit dat artikel 580, 8° c van het Gerechtelijk Wetboek de arbeidsgerechten een algemene bevoegdheid geeft voor geschillen over het bestaansminimum. De opheffingsbeslissing van het bestaansminimum vanaf 1 april 1996 moet worden vernietigd ; het feit dat er geen enkel beroep werd ingesteld tegen de tweede weigeringsbeslissing van 26 juni 1996 beperkt het herstelde recht niet, aangezien deze laatste beslissing niet anders wordt gemotiveerd dan de eerdere opheffingsbeslissing. Het is dus de vorige beslissing die het bestaansminimum toekende vanaf 1 oktober 1995 die uitwerking moet krijgen voor de 12 bepaalde maanden. Inderdaad, geen enkele wettelijke of reglementaire bepaling machtigt het OCMW om de toekenning van het bestaansminimum in de tijd te beperken, maar het feit blijft dat, wat de aanhangigmaking betreft, het Hof niet werd gevat voor een betwisting van de beslissing van 26 oktober 1995, zodat het de aanhangigmaking niet kan uitbreiden tot na 30 september 1996 ; 686
•
wanneer de eiseres de wens geuit heeft om gehoord te worden door de Raad, en het er alle schijn van weg heeft dat ze pas over dit recht is ingelicht nadat de eerste beslissing al genomen was, dit in strijd is met de wet, en de nietigheid de twee beslissingen zal betreffen, aangezien gans de procedure is aangetast. Er moet opgemerkt worden dat er geen twee bestaansminimumaanvragen zijn geweest, die aanleiding hebben gegeven tot twee beslissingen, alswel één enkele aanvraag waarbij het OCMW zijn wettelijke verplichtingen niet nakwam ;687
•
wanneer op 13 december 2001 een verzoekschrift wordt ingediend tegen een op 16 november 2001 betekende beslissing, en de eiseres geen nieuw verzoekschrift meer heeft ingediend nadat de verweerder haar op 21 december 2001 een beslissing tot handhaving van de weigering had betekend, het arbeidsgerecht in deze zaak regelmatig gevat is door het enige verzoekschrift, in de mate dat het gaat om een eerste beslissing waartegen beroep is ingesteld, gevolgd door een tweede, onbestreden beslissing nadat de betrokkene gehoord was. De rechter is gevat voor twee administratieve beslissingen van het OCMW aangezien dit paar beslissingen het gevolg is van één eis en slechts één voorwerp heeft (weigering die telkens dezelfde datum draagt) ;688
•
het tegen een beslissing van het OCMW van 23 april 2002 tot intrekking van het bestaansminimum op 1 april ingediend verzoekschrift van 23 mei 2002, ontvankelijk is, en ook de latere beslissing van 21 mei 2002 betreft (bestaansminimum opnieuw toegekend op 8 april) ;689
685 686 687 688 689
T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et 1.677/01/LL. C.T. Mons, 6e ch., 26 février 2002, CPAS Dour / X, RG 14.669. T.T. Charleroi, 5e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Fontaine l’Evêque, RG 60.299/R et 60.464/R. T.T. Liège, 7e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 319.845. T.T. Liège, 9e ch., 5 septembre 2002, X / CPAS Waremme, RG 323.374.
86
•
het tegen een administratieve beslissing van 28 mei 2002 tot intrekking van het bestaansminimum en twee administratieve beslissingen van 2 juli 2002 tot herstel van het bestaansminimum ingediende inleidend verzoekschrift van 22 juli 2002, ontvankelijk is, wat de administratieve beslissingen van 2 juli 2002 betreft.690
Zo ook is geoordeeld dat het eerste verzoekschrift, ingediend tegen de opheffing van het bestaansminimum voor alleenstaanden, op een ogenblik dat aan de eiseres nog geen enkele beslissing werd betekend, alsook het tweede verzoekschrift tot betwisting van de op 21 december 2001 genomen beslissing, die het bestaansminimum daadwerkelijk afschafte vanaf 1 januari 2002, ontvankelijk zijn, aangezien ze beide ingesteld zijn tegen dezelfde opheffingsbeslissing van het bestaansminimum vanaf 1 januari 2002.691
Het is bevestigd dat het beroep tegen een beslissing ontvankelijk is wanneer die beslissing volgt op een andere die hetzelfde voorwerp en dezelfde motivering heeft, maar niet binnen termijn werd aangevochten voor de rechtbank. Aldus is geoordeeld dat : •
de eis niet alleen de beslissing betwist die formeel wordt vermeld (beslissing van 15 april 2002 tot weigering van het bestaansminimum op 1 april 2002), maar ook de door het OCMW genomen beslissing op 29 maart 2002 tot weigering van het bestaansminimum vanaf 6 februari 2002 ; de vordering is ontvankelijk tegen beide beslissingen ; 692
•
de op 14 juli 1999 genomen beslissing nooit aan de betrokkene werd betekend op de manier zoals opgelegd door de artikelen 9 en 10 van de wet van 7 augustus 1974. Door de beslissing van 14 februari 2001 aan te vechten, was het beroep stilzwijgend gericht tegen de beslissing van 14 juli 1999, aangezien de vraag die aan de beslissing van 14 februari 2001 ten grondslag lag, ertoe strekte het dossier opnieuw te onderzoeken.693
Wanneer er een beroep wordt ingesteld tegen een eerdere beslissing met een andere motivering, oordelen de rechtbanken steeds dat het niet ontvankelijk is. Aldus is verduidelijkt dat : •
het geschil beperkt blijft tot de periode tussen 12 juli en 22 augustus 2001, wanneer de eiseres een beroep heeft ingesteld tegen een beslissing tot opheffing van het bestaansminimum op 12 juli 2001, alsook een nieuwe aanvraag tot bestaansminimum heeft ingediend op 23 augustus 2001, waarover het OCMW een beslissing heeft genomen op 12 oktober 2001 ;694
•
de periode waarover geschil beperkt blijft van 15 augustus 2001 tot 29 september 2001, wanneer het beroep wordt ingesteld tegen een beslissing tot intrekking van het bestaansminimum van 15 augustus 2001, en de betrokkene een nieuwe aanvraag tot bestaansminimum indient op 29 september 2001, waarna een weigeringsbeslissing volgt op 30 oktober 2001. Tegen die beslissing moet de betrokkene een nieuw beroep indienen ;695
•
de periode waarover geschil beperkt blijft tot drie periodes, namelijk van 1 december 2000 tot 28 februari 2001, van 1 maart tot 21 juni 2001 en van 22 juni tot 2 oktober 2001, wanneer de betrokkene een beroep instelt tegen een beslissing tot opheffing van het bestaansminimum vanaf 1 december 2000 tot 28 februari 2001 en tot weigering van toekenning op 2 maart 2001, en vervolgens ook beroep aantekent tegen een beslissing van 22 juni 2001, maar niet tegen de beslissing die uitspraak doet op 3 oktober, 31 oktober en 16 november.696
690 691 692 693 694 695 696
T.T. Verviers, 1e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1241/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Jette, RG 25.569/02 et 25.992/02. T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 734/w/2002. C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 42.476. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59.151/R. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.562. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.715/R et 59.452/R.
87
De rechtbanken hebben ook bevestigd dat het beroep tegen een louter bevestigende beslissing van een eerdere beslissing onontvankelijk is, in de mate dat het autonomieprincipe bij het nemen van beslissingen van het OCMW in de aangelegenheden bestaansminimum en maatschappelijke dienstverlening, moet gerespecteerd worden. Elk der partijen beschikt inderdaad op elk ogenblik over het recht om op te werpen dat de criteria ingevolge dewelke het bestaansminimum of de bijstand werd toegekend, gewijzigd zijn, zodat het noodzakelijk is om het bestaansminimum- of bijstandsbedrag of zelfs het recht op zich te herzien. Hieruit zal, na een nieuwe (al dan niet beperkte) inschatting van de situatie van de begunstigde, ofwel een wijzigende of een bevestigende beslissing voortvloeien voor de eerdere situatie ; wanneer de beslissing bevestigend is, neemt ze niet zonder meer de eerdere beslissing over, noch betekent ze andermaal deze eerdere beslissing. Daaruit volgt dat de bestemmeling van de « bevestigende » beslissing er beroep kan tegen instellen, zij het dat dit beroep geen machtiging vormt tot een onderzoek van de situatie voor de periode bedoeld in de betwiste beslissing. Deze autonomie van de beslissingen van het OCMW wordt versterkt wanneer, zoals in deze zaak, de « bevestigende » beslissing genomen is na een nieuwe vraag van de betrokkene, waaruit het OCMW gegevens heeft verkregen die schijnbaar eerder niet in overweging werden genomen.697 Daarentegen is geoordeeld dat het beroep ontvankelijk was in de mate dat het niet om een bevestigende beslissing ging, maar om een nieuwe, zowel naar vorm als wat de verduidelijking aangaande de betalingwijzen betreft. De overdracht door het OCMW van een document dat met name de beroepsmiddelen tegen de erin vervatte beslissing opsomde, kan niet als een bevestigende beslissing worden beschouwd. Dit is des te meer het geval aangezien het recht en het toegekende bedrag door de inhoud van de verduidelijking van de betalingswijzen worden bevestigd. 698 Zo ook is het verzoekschrift van 17 november 1999 tot hervorming van de op 17 augustus 1999 door het OCMW genomen beslissing (weigering omzetting bestaansminimum voor alleenstaanden, toegekend aan de eiseres op 13 januari 1999, in een bestaansminimum voor alleenstaanden met een minderjarig kind ten laste) ontvankelijk, aangezien de eiseres vanaf 1 juli 2001 het bestaansminimum voor alleenstaanden met een minderjarig kind ten laste ontvangt, ze dit bestaansminimum vanaf 13 januari 1999 vraagt, en de periode waarover geschil zich bijgevolg uitstrekt van 13 januari 1999 tot 30 juni 2001. Het OCMW kan niet beweren dat de vordering onontvankelijk moet worden verklaard, in de mate dat de aangevochten beslissing, bij gebrek aan enig nieuw gegeven, slechts de op 21 januari 1999 betekende, definitieve beslissing bevestigt. Het recht op een persoonlijke relatie van de eiseres ten aanzien van haar dochter is gaandeweg uitgebreid, en de situatie van de eiseres is sinds januari 1999 geëvolueerd, en heeft bij haar de wens gewekt om het bedrag van het bestaansminimum aan te passen.699 Het is andermaal bevestigd dat de oplossing voor een beslechte rechtsvraag die gebruikt wordt in het beschikkend gedeelte van een eerder tussen dezelfde partijen gewezen vonnis, de rechter bindt, wanneer geen enkele partij een nieuw feitelijk gegeven of gegeven in rechte vermeldt dat de materiële situatie van de aanvrager raakt. Aldus is verduidelijkt dat : •
697 698 699 700
wanneer een arrest het OCMW veroordeeld heeft tot de betaling van een bestaansminimumsom van 840 € per maand aan een persoon, en het centrum in uitvoering van dit arrest twee beslissingen neemt tot toekenning van 521 €, zonder dat een nieuw gegeven of enig sociaal onderzoek de situatie van de partijen tussen de twee data zou gewijzigd hebben, zowel het OCMW als de rechtbank gebonden zijn door de kracht van gewijsde van het arrest zelf, ook al komt er een fout in voor wat het toe te kennen bedrag betreft. Derhalve moeten de twee beslissingen in het kader van het beroep ertegen worden hervormd, aangezien ze afstand nemen van het arrest. Hetzelfde geldt voor de indexering van het basisbedrag van 840 €, een beslissing die onder de kracht van gewijsde valt die de partijen bindt, en dus de algemene indexaanpassing van het bestaansminimum moet volgen ; 700
T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.696. C.T. Liège, 8e ch., 27 novembre 2002, X / CPAS Liège, RG 30.709/02. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 106.228 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 318.888 et 318.889. T.T. Liège, 10e ch., 15 février 2002, X / CPAS Liège, RG 283.637, 283.638 et 315.261.
88
•
wanneer de rechtbank in een vorig vonnis het OCMW ertoe veroordeeld heeft de eiser het bestaansminimum uit te betalen tot 1 juni 2001, en de betrokkene een weigeringsbeslissing van het bestaansminimum op 1 september 2000 betwist, zij zich moet beperken tot de periode na 1 juni 2001 ;701
•
het verzoek tot aanvang van de rechtsgang van 22 juli 2002 tegen een administratieve beslissing tot intrekking van het bestaansminimum van 28 mei 2002 en twee administratieve beslissingen van 2 juli 2002 die het bestaansminimum weer hadden toegekend, ontvankelijk is tegen voormelde beslissingen van 2 juli 2002, maar onontvankelijk tegen de derde administratieve beslissing van 28 mei 2002, aangezien die voorwerp was van een bijzondere rechtsprocedure, afgesloten door een bij verstek gewezen vonnis dat de administratieve beslissing bevestigde – het gezag van gewijsde verhindert dat dezelfde vraag opnieuw wordt gesteld.702
Bij opeenvolgende beslissingen blijven de arbeidsgerechten in functie van de verschillende beslissingen een zorgvuldig onderscheid maken tussen de verschillende periodes waarover geschil.703
De rechtbanken hebben geoordeeld dat de periode waarover geschil beperkt wordt (voorbeelden) : •
voor de periode bepaald in de toekenningsbeslissing van het bestaansminimum, gedurende twee maanden, maar met intrekking nadien, aangezien de betrokkene de inburgeringscursus en beroepsopleiding niet heeft gevolgd – een verzuim gelijkgesteld met een weigering tot medewerking ;704
•
tot de periode tussen 5 juli 1999 (dag waarop het bestaansminimum is afgeschaft en de aangevochten beslissing dus een aanvang nam) tot 27 april 2000 (vooravond van de heropening van een nieuw recht op bestaansminimum, en dus einde van de uitwerking van de beslissing waarover geschil) ; 705
•
van de datum van opheffing van het bestaansminimum tijdens de opsluiting van de aanvrager tot de latere toekenningsdatum op het ogenblik van zijn vrijlating ;706
•
tot de periode die begint op de aanvangsdatum van de sanctie (één jaar) ;707
•
van de datum waarop het bestaansminimum is gevraagd tot de datum waarop de verblijfplaats van de betrokkene gewijzigd is ;708
•
van de datum van aanvraag die is uitgemond in de afschaffing, tot de latere toekenningsdatum, wanneer een beroep is ingesteld tegen een weigeringsbeslissing, en het OCMW een nieuwe beslissing neemt tot toekenning van het bestaansminimum ;709
701 702 703
704 705 706 707 708 709
T.T. Liège, 10e ch., 22 mars 2002, X / CPAS Waremme, RG 310.237. T.T. Verviers, 1e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1241/2002. T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, X / CPAS Herstal, RG 285.791 et 294.941 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001 ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et 1.677/01/LL. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 110.571. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Erquelinnes, RG 57.377/R. T.T. Huy, 2e ch., 6 février 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.521. T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, X / CPAS Herstal, RG 285.791 et 294.941. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et 1.677/01/LL. T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 311.818 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Jette, RG 24351/00 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 106.228 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.431 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Courcelles, RG 60.333/R ; T.T. Liège, 7e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Herstal, RG 318.609 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.818 et 113.515 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.096 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), ch. vac., 13 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61.012/R ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1611/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1674/2002.
89
•
van de datum van aanvraag die is uitgemond in een weigeringsbeslissing, tot de datum van latere aanvraag, die evenzeer op een weigeringsbeslissing is gebotst – de tijdens die termijn ingediende aanvraag was geen voorwerp van beslissing binnen de wettelijke termijn ;710
•
van de datum waarop de toekenning door het bevoegde OCMW stopt tot de datum van toekenning door het nieuwe bevoegde OCMW ;711
•
van de datum waarop het bestaansminimum geweigerd werd tot de datum waarop de betrokkene opgenomen is in een opvangtehuis 712 of werkloosheidsuitkeringen heeft ontvangen ;713
•
van de datum van opheffing van het bestaansminimum tot de datum van de latere aanvraag die het voorwerp is van een nieuwe weigeringsbeslissing ;714
•
van de datum van de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum tot de aanvangsdatum van de dienstbetrekking van de betrokkene ;715
•
van de datum van de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum voor alleenstaanden vanaf een bepaalde datum, tot de datum van de tweede beslissing die het bestaansminimum opnieuw toekent vanaf dit ogenblik ;716
•
van de datum waarop het OCMW bevoegd is tot de datum waarop een dienstbetrekking werd gevonden ;717
•
van de datum van intrekking van het bestaansminimum door het onbevoegd geworden OCMW tot de datum van aanvraag bij het tweede, bevoegd geworden OCMW ;718
•
van de datum waarop de toekenning van het bestaansminimum door een eerder vonnis wordt stopgezet tot de datum waarop de toekenning aanvangt op basis van een nieuwe toekenningsbeslissing van het bestaansminimum ;719
•
van de datum waarop de beslissing tot beperking van het bestaansminimum aanvangt (er wordt rekening gehouden met de inkomsten van het huishouden) tot de datum de inkomsten uit loon derft ; 720
•
van de datum van aanvraag van het bestaansminimum tot de geboortedatum van de zoon van de eiseres, en vervolgens tot de datum waarop zij het opvangtehuis verlaten heeft.721
Wanneer er verschillende verzoekschriften worden ingediend met betrekking tot één of meer weigeringsbeslissingen van het bestaansminimum en/of de maatschappelijke dienstverlening, oordelen de 710 711 712 713 714 715 716
717 718 719 720 721
T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 318.888 et 318.889 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Namur, RG 114.269. T.T. Bruxelles, ch. vac., 8 juillet 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 28.998/02. T.T. Dinant, 7e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Hastière, RG 62.181. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 40.387/2002. T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.762 et 321.766. T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Visé, RG 319.208 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.675/00 et 33.676/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 23.099/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 10.509/01 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 113.012 ; T.T. Liège, 9e ch., 30 avril 2002, X / CPAS Fléron, RG 313.401 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Jette, RG 25.569/02 et 25.992/02 ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1241/2002 ; T.T. Liège, 10e ch., 20 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 304.157 ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1273/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 2 octobre 2002, X / CPAS Liège, RG 322.287. T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Seraing, RG 318.924 ; T.T. Huy, ch. vac., 22 août 2002, X / CPAS Engis, RG 55.578. T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Wanze, RG 56.248. T.T. Charleroi, 5e ch., 19 février 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59.876/R. T.T. Neufchâteau, 1e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Tellin, RG 28.437. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.499.
90
rechtbanken dat de verschillende beroepen samenhangen en nemen ze kennis van alle, ongeacht of de betrokkene één of meer aanvragen heeft ingediend.722 De arbeidsgerechten hebben geoordeeld dat zaken moesten worden samengevoegd wegens samenhang tussen (voorbeelden) : •
zaken wanneer de beroepen worden ingesteld tegen opeenvolgende beslissingen, die het resultaat zijn van een zelfde motivering ;723
•
de beroepen ingesteld tegen twee beslissingen die het bestaansminimum voor samenwonenden toekennen, tegen een beslissing die weigert een voornemen om te studeren te ondersteunen, en het bestaansminimum afschaft, omdat de raad van het OCMW niet wordt opgevolgd, en tegen een vierde beslissing die de twee eerste bevestigt ;724
•
twee beroepen tegen een beslissing die het bestaansminimum toekent tot een zekere datum, en tegen een beslissing die het bestaansminimum voor alleenstaanden toekent, met aftrek van de kinderbijslag, vanaf die datum ;725
•
twee beroepen, één tegen de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum op een bepaalde datum, en het andere tegen een latere toekenningsbeslissing van het bestaansminimum ;726
•
een op 3 oktober 2001 per post aangetekend schrijven naar de griffie verzonden verzoekschrift, en een op 3 december 2001 ter griffie neergelegd verzoekschrift tegen een op 9 oktober 2001 betekende beslissing ;727
•
een verzoekschrift van de moeder tegen een beslissing van het OCMW en een verzoekschrift van haar dochter tegen een andere beslissing van het OCMW, aangezien ze samenwonen en het centrum rekening heeft gehouden met de inkomsten van beide om het aan elkeen toegekende bestaansminimum te weigeren of te verminderen ; 728
•
drie door de ouders en de kinderen neergelegde verzoekschriften, tegen drie weigeringsbeslissingen van het bestaansminimum door hetzelfde OCMW ;729
•
verschillende beroepen tegen verschillende opeenvolgende beslissingen die het bestaansminimum intrekken wegens werk of wegens een gebrek aan medewerking of om andere redenen ; 730
722
723
724 725 726 727 728
729
T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 18.302/01 et 21.756/01 ; T.T. Liège, 1e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Oupeye et X/ CPAS Oupeye, RG 319.296 et 319.297 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur et CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 112.572 et 112.573 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 4813/01 et 16.692/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 5 février 2002, X / CPAS Liège, RG 308.802 et 312.719 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 0764/2001 ; T.T. Liège, 10e ch., 15 février 2002, X / CPAS Liège, RG 283.637, 283.638 et 315.261 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113.091 et 113.556. T.T. Huy, 2e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Burdinne, RG 46.850, 47.353 et 53.615 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001 ; T.T. Liège, 10e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 320.352 et 321.215 ; T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.413, 322.338, 3213.541 ; T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.762 et 321.766 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 318.888 et 318.889 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Namur, RG 114270 et 114271. T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 22.749/01, 22.750/01, 22.751/01 et 22.752/01. T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113.091 et 113.556. T.T. Verviers, 1e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 0131/2002 et 0132/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 18.210/21 et 23.840/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 18.302/01 et 21.756/01. T.T. Liège, 1e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Oupeye et X / CPAS Oupeye, RG 319.296 et 319.297 ; T.T. Liège, 10e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Oupeye, CPAS Oupeye / Y, RG 319.296, 319.297 et 321.507. T.T. Namur, 7e ch., 27 septembre 2002, X / CPAS Andenne, RG 114.180, 114.181, 114.182 et 114.183.
91
•
de verzoekschriften die gericht zijn tegen twee beslissingen van twee verschillende centra die het bestaansminimum weigeren wegens territroriale onbevoegdheid ;731
•
twee verzoekschriften tegen een sanctie van twee maanden en een latere beslissing van uitsluiting van het bestaansminimum ;732
•
verschillende verzoekschriften tegen verschillende beslissingen in de mate dat ze alle het bestaansminimum weigeren, grotendeels voor dezelfde periode en redenen ; 733
•
twee verzoekschriften, tegen een weigeringsbeslissing en tegen beslissingen van opheffing en recuperatie, en vervolgens van herziening met toekenning ;734
•
de twee verzoekschriften die afzonderlijk door twee verschillende personen worden ingediend tegen hetzelfde OCMW wanneer zij het voorwerp waren van een beslissing over hun samenwoning of hun inkomsten ;735
•
twee verzoekschriften tegen twee beslissingen, het ene ongeschreven en het andere aangetekend verstuurd ;736
•
een beroep tegen een opheffingsbeslissing van het bestaansminimum (en een weigering voor de toekomst), en een beroep tegen een beslissing die na een nieuwe vraag de weigering van het bestaansminimum bevestigt ;737
•
de vordering tegen een beslissing van uitstel van behandeling van de aanvraag tot op de volgende zitting en de vordering tegen de beslissing om het bestaansminimum niet toe te kennen738 of de beroepen tegen een afschaffingsbeslissing van het bestaansminimum, een weigeringsbeslissing en vervolgens een beslissing die deze weigering bevestigt. 739
730
731
732 733
734 735 736 737 738 739
T.T. Liège, 9e ch., 5 février 2002, X / CPAS Liège, RG 308.802 et 312.719 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 0764/2001 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 2088/2001 et 0063/2002 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.411/R et 58.446/R ; T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319.693 et 321.216 ; T.T. Liège, 9e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 315.911 et 317.945 ; T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Verviers, RG 0125/2002 et 0126/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.675/00 et 33.676/00 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Fontaine l’Evêque, RG 60.299/R et 60.464/R ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Andenne, RG 114.167, 114.468 et 114.469 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 34.384/02 et 34.911/02. T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur et CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 112.572 et 112.573 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 février 2002, X / CPAS Bernissart et Tournai, RG 71.627 et 71.955 ; T.T. Charleroi, 11e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Morlanwelz et Braine-le-Comte, RG 59769R, 9719HR, 59770R, 10437HR ; T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 312.470, 314.287, 318.722 et 319.959 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.818 et 113.515. T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.342 et 321.343. T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, X / CPAS Herstal, RG 285.791 et 294.941 ; T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Sambreville, RG 112.734 et 113.455 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.715/R et 59.452/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Courcelles, RG 59.681/R, 59.834/R et 60.192/R ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.532 et 319.958 ; T.T. Huy, 2e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Huy et X / CPAS Flémalle, RG 55.879 et 55.974. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 17 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.035/01/LL et 3.036/01/LL. T.T. Liège, 10e ch., 15 février 2002, X / CPAS Liège, RG 283.637, 283.638 et 315.261. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19.386/01 – 20.708/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58.715/R et 59.452/R. T.T. Dinant, 7e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Couvin, RG 62.010 et 62.107 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319.693 et 321.216. T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Courcelles, RG 59.681/R, 59.834/R et 60.192/R.
92
Wanneer er verschillende verzoekschriften bestaan tegen verschillende beslissingen van het OCMW, oordelen de rechtbanken soms dat de verzoekschriften tegen de beslissingen inzake het bestaansminimum ontvankelijk zijn, maar deze tegen de beslissingen betreffende de maatschappelijke dienstverlening laattijdig, omdat ze niet binnen de termijn van één maand zijn ingediend.740
Aldus is verduidelijkt dat : •
wanneer de betrokkene binnen de wettelijke termijn drie beroepen indient tegen vijf beslissingen, ze ontvankelijk zijn. De gevraagde uitbreiding van die vorderingen via op 8 januari 2002 neergelegde conclusies tegen een op 16 januari 2001 betekende beslissing, is laattijdig ; 741
•
wanneer het verzoekschrift gericht is tegen twee beslissingen van twee verschillende centra die het bestaansminimum en maatschappelijke dienstverlening weigeren, met name voor territoriale onbevoegdheid, is het beroep ontvankelijk tegen de tweede van de twee beslissingen, aangezien de beroepstermijn voor maatschappelijke dienstverlening nog steeds één maand bedraagt ;742
•
het beroep binnen termijn is ingediend wat de gegevens betreft van de beslissing die kadert in de bestaansminimumwetgeving (weigering van een installatiepremie en weigering om het bestaansminimum voor alleenstaanden toe te kennen). Het is echter ingediend buiten de termijn van één maand die geldt voor de maatschappelijke dienstverlening, waaronder de huurwaarborg valt. Evenwel zegt de beslissing dat de eiseres over een beroepstermijn van drie maanden beschikt, zonder te verduidelijken dat deze termijn alleen geldt inzake het bestaansminimum. Op de betekening van de beslissing komt geen beroepstermijn van één maand voor, zodat de eiseres op een dwaalspoor werd gebracht, en dit door rechtstreeks toedoen van het OCMW. Ook wat de weigering van de huurwaarborg betreft, moet het beroep dus ontvankelijk worden verklaard ; 743
•
het bij verzoekschrift van 19 november 2001 ingediende beroep tegen een beslissing van het OCMW van 10 oktober 2001, betekend op 16 oktober 2001 (weigering om een huurwaarborg op een bankrekening te plaatsen vanaf 10 oktober 2001), onontvankelijk moet worden verklaard, aangezien het buiten de wettelijke termijn van één maand werd ingediend, te rekenen vanaf de betekening van de aangevochten beslissing.744
Wanneer er één verzoekschrift tegen verschillende weigeringsbeslissingen van het bestaansminimum wordt ingediend, heeft de rechtspraak bevestigd dat de rechtbank gevat is voor het geheel van de betwistingen, indien het binnen de termijn van drie maanden vanaf de betekening wordt ingediend.745
Dit is het geval (voorbeelden) : •
740 741 742 743 744 745
wanneer de eiseres een beroep heeft ingediend tegen een tweevoudige administratieve beslissing van het OCMW van 6 april 2000 (betekend op 18 en 23 april), aan de hand waarvan het centrum ambtshalve de situatie van de eiseres heeft herzien, omdat ze ten onrechte het bestaansminimum « voor T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek et CPAS Evere, RG 19.866/01 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 0764/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek et CPAS Evere, RG 19.866/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 21.542/01. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 112.820. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Watermael-Boisfort, RG 19.252/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 23.099/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS MolenbeekSaint-Jean, RG 23.371/01 ; T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 7 mars 2002, X / CPAS La Roche, RG 27.616 ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Herstal, RG 320.997 ; T.T. Huy, 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.886 ; T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 312.470, 314.287, 318.722 et 319.959 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.185 et 323.055 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Uccle, RG 29.678/02 et 26.679/02 ; T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Verviers, RG 581/2002 ; T.T. Liège, 9e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 323.369 ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1273/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Saint-Gilles et CPAS Namur, RG 35.564/2002.
93
alleenstaanden met een kind ten laste » heeft ontvangen van 5 juli 1999 tot 29 februari 2000, en dit bestaansminimum afschaft vanaf 1 maart 2000. In dit geval bestrijkt het geschil waarvoor de rechtbank gevat is de periode van 5 juli 1999 (dag van opheffing van het bestaansminimum en dus van aanvang van de betwiste beslissing) tot 27 april 2000 (vooravond van de heropening van een nieuw recht op het bestaansminimum, en dus van afloop van de uitwerking van de omstreden beslissing) ; 746 •
wanneer de eerste beslissing het bestaansminimum voor éénoudergezinnen afschaft, omdat ze samenwoont met haar twee meerderjarige dochters, en de tweede beslissing de eerdere beslissing bekrachtigt ;747
•
wanneer een beroep is ingediend tegen een opheffingsbeslissing van het bestaansminimum en tegen een latere opheffingsbeslissing van maatschappelijke dienstverlening ;748
•
wanneer een beroep is ingediend tegen een afschaffingsbeslissing van het bestaansminimum voor alleenstaanden vanaf een zekere datum, en tegen een tweede beslissing tot nieuwe toekenning van het bestaansminimum vanaf dit ogenblik ; 749
•
wanneer een verzoekschrift is neergelegd tegen een opheffingsbeslissing van het bestaansminimum en tegen een latere weigeringsbeslissing750 of tot bekrachtiging van de eerste beslissing ;751
•
wanneer een beroep is ingediend tegen drie beslissingen, waarvan twee handelen over een eerder bovenop het bestaansminimum toegekend bedrag van maatschappelijke dienstverlening, en een derde het bestaansminimum toekent ;752
•
wanneer het verzoekschrift is gericht tegen een beslissing die de recuperatie beveelt van ten onrechte ontvangen bestaansminimum, en tegen een verminderingsbeslissing van het bestaansminimum voor alleenstaanden ;753
•
wanneer het beroep gericht is tegen twee opeenvolgende beslissingen van territoriale onbevoegdverklaring van hetzelfde OCMW ;754
•
wanneer het verzoekschrift wordt ingediend tegen twee weigerings- en afschaffingsbeslissingen van het bestaansminimum en tegen het gebrek aan een beslissing na aanvraag binnen de wettelijke termijn ;755
•
wanneer het beroep gericht is tegen een intrekkingsbeslissing van het bestaansminimum, tegen de bevestiging van de afschaffing en vervolgens tegen de nieuwe toekenning ;756
•
wanneer het beroep is ingediend tegen een weigeringsbeslissing die een eerdere beslissing die niet was gemotiveerd (en dus de beroepstermijn niet kon doen lopen), bevestigt ;757
• 746 747 748 749 750 751 752 753 754
755 756 757
wanneer het beroep gericht is tegen een beslissing van uitstel, gevolgd door een weigeringsbeslissing.
758
T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Erquelinnes, RG 57.377/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Watermael-Boisfort, RG 19.252/01. T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1273/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 23.099/01 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Uccle, RG 29.678/02 et 26.679/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 23.371/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 17 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 323.185. T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Herstal, RG 320.997. T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 7 mars 2002, X / CPAS La Roche, RG 27.616. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 113.012. T.T. Huy, 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.886 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.185 et 323.055 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Saint-Gilles et CPAS Namur, RG 35.564/2002. T.T. Liège, 7e ch., 22 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 317.748. T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Verviers, RG 581/2002. T.T. Liège, 9e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Esneux, RG 324.085 et 324.086.
94
Daarentegen is de vordering ingesteld tegen een intrekkingsbeslissing van het bestaansminimum, en tegen een weigeringsbeslissing van het bestaansminimum voor een latere periode, onontvankelijk is wat de eerste beslissing betreft, aangezien ze niet binnen de drie maanden is ingediend.759 De rechtscolleges oordelen dat de steunaanvrager gerechtigd is om zijn vraag een andere omschrijving te geven, zelfs nog voor de rechter, door gebruik te maken van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek. In deze zaak bestaat de uitbreiding van de eis niet uit een vraag tot hervorming van een administratieve beslissing, aangezien de betrokkene een bestaansminimum voor alleenstaanden kreeg sinds 1ste augustus 2000, en de vermindering van de uitkering voor samenwonenden voor de maand juni 2001 niet het gevolg van een administratieve beslissing, maar van een vergissing lijkt te zijn. De eis tot uitvoering van een onbetwiste administratieve beslissing is een vraag tot betaling die niet moet worden ingediend binnen een termijn van drie maanden. Alleen de verjaringstermijn kan op zo’n eis van toepassing zijn. Bij gebrek aan een bijzondere verjaringstermijn is de algemene verjaringstermijn uit artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek (10 jaar) van toepassing. Krachtens artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek moet de uitbreiding van de eis in beginsel gebeuren via conclusies. Het wordt echter aanvaard dat dit beginsel geen gebod is, noch van openbare orde, zodat de vraag tot uitbreiding ook voor het eerst op de zitting en mondeling kan worden gesteld.760 De eiser die bij verzoekschrift een beslissing van 14 februari 2001 aangevochten heeft, kan dit beroep via conclusies uitbreiden tegen een beslissing van 14 juli 1999, aangezien het beroep tegen die eerdere beslissing stilzwijgend in het verzoekschrift besloten lag, want de twee beslissingen hebben hetzelfde voorwerp. Het woord conclusies wijst op de procedurehandeling waarbij de partijen hun middelen en standpunten schriftelijk uiteenzetten – het Gerechtelijk Wetboek kent geen mondelinge conclusies. Een geschrift – ongeacht zijn omschrijving – dat door een partij ondertekend is, tijdens de debatten op de zitting aan het rechtscollege wordt voorgelegd, en een eis, een verweermiddel of een excpetie bevat, is een vorm van conclusies. De rechter moet een verweermiddel dat mondeling door een partij wordt opgeworpen niet in aanmerking nemen noch beantwoorden, ook al wordt dit verweermiddel opgeworpen in de conclusies of in de nota van het pleidooi van een andere partij. De nieuwe tusseneis, mondeling op de zitting verwoord met het oog op de betwisting van een bevestigende beslissing van een toekenningsweigering, is onontvankelijk omdat hij buiten termijn is ingediend.761 Wanneer de aangevochten beslissing het bestaansminimum voor « samenwonenden » opheft, kan de eiseres in het kader van de lopende rechtsprocedure niet vragen dat die beslissing wordt vernietigd, en een recht op het bestaansminimum voor « alleenstaanden » zou worden erkend, aangezien ze de rechtbank niets kan vragen dat ze eerder niet aan het OCMW heeft gevraagd. 762
4.3.1.2. Het beroep tegen het uitblijven van een beslissing Het OCMW moet een beslissing nemen binnen de 30 dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag. Het kan de beslissing niet uitstellen omdat het dossier nog niet voldoende in gereedheid is. De wet bevat geen sanctie wanneer er geen beslissing wordt genomen binnen de wettelijke termijn. Dergelijke beslissing wordt alom gelijkgesteld met een weigeringsbeslissing die vatbaar is voor beroep. De rechtspraak heeft andermaal bevestigd dat een gebrek aan beslissing binnen de wettelijke termijn gelijkgesteld moet worden met een negatieve beslissing, die het recht opent op beroep. Aldus is beslist dat : 758 759 760 761 762
T.T. Liège, 9e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 323.369. T.T. Dinant, 7e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Hastière, RG 62.181. T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Boussu, RG 4893/01/M. T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 318.888 et 318.889. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59.151/R.
95
•
het beroep binnen de wettelijke termijn ingediend en ontvankelijk is, wanneer het bij aangetekend schrijven op 3 oktober 2001 verzonden is, en gericht tegen een afschaffingsbeslissing met terugwerkende kracht tot op 1 september 2001, in de mate dat de betrokkene sinds die datum het bestaansminimum niet meer ontving, en men mag veronderstellen dat ze, precies door de opheffing vanaf 1 september 2001, kennis had van de opheffingsbeslissing van het toegekende bestaansminimum ; 763
•
uit de zitting blijkt dat de betrokkene halfweg december 1998 gebeld heeft en kenbaar heeft gemaakt dat ze andermaal een aanvraag wou indienen tot toekenning van een bestaansminimumtoeslag ter versterking van haar overlevingspensioen, en de maatschappelijk assistente een bericht van ontvangst van de steunaanvraag heeft ingevuld en ondertekend (datum : 11 januari 1999). De rechtbank oordeelt dat uit die gegevens voldoende blijkt dat de eiseres wel degelijk een aanvraag heeft ingediend op 11 januari 1999, zodat het OCMW over een termijn van één maand beschikte om een beslissing te nemen, en de eiseres over drie maanden (na verstrijken van de voormelde termijn van één maand) om tegen het gebrek aan een beslissing een beroep in te stellen ; het beroep van 28 september 1999 was bijgevolg laattijdig ; 764
•
het beroep tegen het ongemotiveerde stilzwijgen na een ingediende aanvraag ontvankelijk is, aangezien er geen officiële betekening is van een administratieve akte. Het beroep tegen een mondelinge weigering wordt ontvankelijk verklaard wanneer het OCMW geen beslissing tot intrekking van het eerder toegekende bestaansminimum kan voorleggen, noch het bewijs van betekening van deze beslissing – het verzoekschrift kan beschouwd worden de betalingsaanvraag te zijn voor het eerder toegekende bestaansminimum ; 765
•
het beroep, wanneer de betrokkene op 14 november 2001 een aanvraag tot bestaansminimum heeft ingediend, het op 21 januari 2002 ingediende beroep werd ingediend buiten de termijn (1 maand en 8 dagen) waarbinnen het OCMW uitspraak moet doen, ontvankelijk, is en toegevoegd moet worden aan het beroep dat werd ingediend tegen de op 29 januari 2002 op basis van die aanvraag genomen beslissing ;766
•
het op 20 november 2001 ingediende beroep tegen het gebrek aan beslissing van het OCMW (na een aanvraag op 20 september 2001) ontvankelijk is ;767
•
het verzoek tegen een beslissing van onbevoegdverklaring door een OCMW en een zelfde beslissing van een ander OCMW ontvankelijk is jegens het tweede OCMW dat zich territoriaal onbevoegd had verklaard na ontvangst van een aanvraag die het heeft doorgegeven aan het OCMW, zonder dat er over die aanvraag uitspraak werd gedaan binnen de termijn van één maand ;768
•
het ingediende verzoekschrift onontvankelijk is, wanneer er geen formeel gemotiveerde en betekende beslissing bestaat, zodat de eis in elk geval zonder voorwerp is bij gebrek aan een verkregen en dadelijk belang voor de aanvrager – het beroep is voorbarig, aangezien het wordt ingesteld voor de beslissing waarover geschil. Wanneer er twee beroepen worden ingediend tegen twee beslissingen, maar de eerste beslissing ongeschreven is, is het beroep tegen die beslissing ratione formae onontvankelijk ;769
•
het beroep tegen een beslissing tot schorsing van de aanvraag in afwachting van documenten en een beslissing om de aanvraag zonder gevolg te klasseren wegens het uitblijven van die documenten, alsook het beroep tegen een nieuwe beslissing van toekenning op basis van een nieuwe aanvraag, ontvankelijk zijn, in die mate dat het OCMW binnen de termijn van één maand geen enkele beslissing had genomen, zodat kan worden aanvaard dat het beroep van 31 mei 2001 slaat op het gebrek aan toekenning na de aanvraag van 11 april 2001 ; 770
763 764 765 766 767 768 769 770
T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 18.302/01 et 21.756/01. T.T. Namur, 7e ch., 22 novembre 2002, X / CPAS Namur, RG 105.821. T.T. Liège, 9e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906. T.T. Liège, 9e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 320.898 et 321.197. T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 21.262/010. T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 312.470, 314.287, 318.722 et 319.959. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19.386/01 – 20.708/01. T.T. Liège, 9e ch., 30 avril 2002, X / CPAS Seraing, RG 315.140 et 321.934.
96
•
de eiseres geeft in haar inleidend verzoekschrift, ter griffie neergelegd op 23 oktober 2001, aan dat het gericht is tegen de op 25 september 2001 mondeling betekende beslissing van het OCMW. Uit het sociaal onderzoek blijkt dat de eiseres op 2 oktober 2001 ontvangen is in het hulpkantoor van het OCMW, en de met het dossier belaste maatschappelijk assistente genoteerd heeft dat « ik haar dus verwittig dat ze wat mij betreft daar niet woont, en er dus geen cheque zal zijn aanvang oktober 2001 ». Aangezien de eiseres geen circulaire cheque ontvangen heeft bij het begin van de maand oktober 2001, kan men begrijpen dat ze er met ingang van 2 oktober 2001 van overtuigd was dat de aangekondigde beslissing zeker was – zekerheid aangetoond door de uitvoering van deze beslissing. De beslissing was definitief vanaf 2 oktober, zodat men zich moeilijk kan voorstellen waarom de eiseres de ontvangst van een brief van 31 oktober 2001 had moeten afwachten – de administratieve overheid waar ze mee in contact stond, had immers een weigering tegengeworpen vanaf 2 oktober. Het formeel advies van de maatschappelijk assistente voldeed aan alle voorwaarden om rechtstreeks te worden aangevochten (theorie van de gewekte indruk). Het beroep is niet voorbarig en moet ontvankelijk worden verklaard; 771
•
een aanvraagster die in haar verzoekschrift meldde dat zij een aanvraag tot het bekomen van het bestaansminimum had ingediend, kreeg van de rechtbank te horen dat - indien zij daadwerkelijk een nieuwe aanvraag had ingediend - zij beroep had moeten aantekenen tegen het uitblijven van een beslissing van het OCMW. Uit het stilzitten van de aanvrager gedurende een bepaalde periode leidde de arbeidsrechtbank trouwens af dat die in die periode over voldoende bestaansmiddelen beschikte772 of dat de aanvrager bij zijn eerste bezoek niet hulpbehoevend was773 ;
•
een beroep kan eveneens worden ingeleid tegen de beslissing tot verdaging van de zaak omdat er volgens het OCMW niet voldoende bewijzen inzake het inkomen van de aanvrager voorhanden zijn.774 In dezelfde zin oordeelt een andere arbeidsrechtbank dat de beslissing om de aanvraag verder te onderzoeken en die, noch een positief, noch een negatief antwoord uitmaakt op de aanvraag, toch moet beschouwd worden als een beslissing, temeer daar deze genotuleerd werd en aan de aanvrager werd ter kennis gebracht. Bovendien moet een dergelijke beslissing waarbij alvast niet tot toekenning van het bestaansminimum wordt beslist, impliciet als een negatieve beslissing worden beschouwd775 ;
•
via de theorie van de voorbarige handeling, een begrip dat wordt gebruikt in administratieve objectieve geschillen, in subjectieve geschillen zoals het recht op bestaansminimum, infiltreert, ook al heeft het daar geen uitstaans mee. In dit geval beantwoordde het formeel advies van de maatschappelijk assistente van 27 januari 2000 (advies tot opheffing van het bestaansminimum) volgens de theorie van de gewekte indruk aan alle voorwaarden om rechtstreeks te worden betwist. Bovendien beschikt de eiseres vanaf dit ogenblik over een eigen rechtstreeks belang, en heeft ze volgens artikel 18 van het Gerechtelijk Wetboek de beschikking over een rechtsvordering om schending van een ernstig bedreigd recht te voorkomen. Bijgevolg is het op 22 februari 2000 ingediend beroep, ook al werd de formele beslissing pas op 7 maart 2000 genomen, niet voorbarig, en moet het ontvankelijk worden verklaard, aangezien de betrokkene zich voor deze datum op het OCMW heeft aangemeld776 ;
•
een voorbarig ingesteld beroep, met name vóór dat de beslissing genomen is, door de arbeidsrechtbank als niet-ontvankelijk afgewezen wordt.777
De heropening van de debatten moet worden bevolen : het OCMW moet worden uitgenodigd om uitleg te verschaffen over de redenen waarom het bestaansminimum sinds oktober 2001 niet meer betaald is, de betrokkene moet verduidelijken welke stappen ze sedert september 2001 heeft gezet bij de zoektocht naar werk, en welke inkomsten ze geniet. Aangezien ze twee kinderen bij haar heeft en ze een beroepsomschakeling wil verwezenlijken met behulp van het OCMW, moet er een wachtperiode worden ingelast, en moet er een verhoogd bestaansminimum voor alleenstaanden worden toegekend vanaf 8 januari 2002. 778
771 772 773 774 775 776 777 778
T.T. Liège, 10e ch., 15 février 2002, X / CPAS Liège, RG 318.699. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2013618. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 24 april 2002, X / OCMW Wevelgem, AR 62011. Arbrb. Tongeren, 1e K., 15 mei 2002, X / OCMW Kortessem, AR 75/2002. Arbrb. Brugge, 7e K., 10 juni 2002, X / OCMW Blankenberge, AR 108.018. T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 303.857. Arbrb. Leuven, 2e K., 30 oktober 2002, X / OCMW Tienen, AR 1337/02. T.T. Liège, 9e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906.
97
4.3.1.3. Andere onderwerpen voor een eis Zo de aanvraagster in haar verzoekschrift vraagt om haar schulden kwijt te schelden en zij niet in beroep gaat tegen de eigenlijke beslissing van het OCMW, dan moet de arbeidsrechtbank zich onbevoegd verklaren; zij is immer niet bevoegd kennis te nemen van een procedure collectieve schuldenregeling. De zaak moet in dat geval worden verwezen naar de rechtbank van eerste aanleg.779
De arbeidsgerechten krijgen ook eisen tot schadevergoeding vanwege de bestaansminimumaanvrager, om de schade te compenseren die zou zijn aangericht door de fouten van het OCMW. De rechtspraak blijft dergelijke eisen tot schadevergoeding streng beoordelen. Aldus werd geoordeeld dat de eis die ertoe strekt het OCMW te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding wegens begane fouten, ongegrond is : •
• •
omdat er geen oorzakelijk verband wordt aangetoond tussen de intrekkingsbeslissing van het bestaansminimum (contractuele verbintenissen niet nageleefd) en de geleden schade. Het OCMW dat weigert een arbeidsovereenkomst in het kader van artikel 60 voor te stellen, begaat geen fout ; 780 aangezien het OCMW bij het beheer van het dossier geen fouten heeft gemaakt ;781 aangezien de wil van het OCMW om schade te berokkenen niet wordt aangetoond door de eiser die beweert het slachtoffer te zijn 782.
Om schadevergoeding te verkrijgen moet een oorzakelijk verband worden aangetoond tussen de fout en de schade. Het feit dat de intrekkingsbeslissing van het bestaansminimum op 28 februari 200l nog niet betekend was, rechtvaardigt niet dat er geen aanvraag is ingediend tussen 15 augustus en 29 september 2001 – de betrokkene toont dus niet aan dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het gebrek aan betekening van de intrekkingsbeslissing en de gevorderde schadevergoeding. 783 Twee beslissingen moeten worden vernietigd : zowel de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum omwille van het feit dat de inkomsten van de kinderen die samenwonen met de betrokkene het bedrag van driemaal het bestaansminimum voor samenwonenden overtreffen, als de beslissing tot toekenning van het bestaansminimum voor alleenstaanden met aftrek van de som van 12.000 BF die overeenstemt met het bedrag onderhoudsgeld dat de kinderen volgens het OCMW aan de verweerder hadden moeten betalen. Het bestaansminimum voor alleenstaanden moet worden betaald zonder dat het zo maar, zonder uitvoerbare titel en zonder enig onderzoek naar de bestaansmiddelen, het equivalent van driemaal het onderhoudsgeld mag inhouden. Het kan niet worden aanvaard dat het OCMW de toegekende steun met terugwerkende kracht opheft, want zo neemt het centrum het recht in eigen handen. Het centrum heeft met kennis van zaken beslist om de procedure inzake onderhoudsgeld niet zelf te benaarstigen – de beoordeling van die keuze behoort tot de bevoegdheid van de rechtbanken. Door niet over te gaan tot een sociaal onderzoek en door de betrokkene niet te horen voor de beslissing tot opheffing van het bestaansminimum (het bestaansminimum werd gewoon zonder meer opgeheven, artikel 6 van de wet van 7 augustus 1974 werd buiten beschouwing gelaten), heeft het OCMW zelf rechter gespeeld over de eigen zaak, zonder daartoe over enig recht te beschikken en zonder eerbiediging van de geldende procedureregels. Het centrum kan rechtsmisbruik worden aangewreven, met veroordeling tot betaling van een schadevergoeding als gevolg.784
4.3.2. Wie stelt het beroep in ?
779 780 781 782 783 784
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Kontich, AR 340.799. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 111.142. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek et CPAS Evere, RG 19.866/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 18.571/01. T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.532 et 319.958. C.T. Liège, 8e ch., 27 mars 2002, CPAS Grâce-Hollogne / X, RG 30.290/01.
98
4.3.2.1. De bekwaamheid De Arbeidsrechtbank van Tongeren besliste dat de minderjarigheid van de aanvrager geen reden tot onontvankelijkheid van de vordering is.785
4.3.2.2. De hoedanigheid De rechtbanken hebben andermaal bevestigd dat de wettelijke of conventionele mandataris slechts in rechte kan optreden indien hij daartoe over de nodige hoedanigheid beschikt, wat met name inhoudt dat hij de bevoegdheid heeft – en dat die bevoegdheid voldoende groot is – om in naam en voor rekening van iemand anders op te treden. Aldus hebben de arbeidsgerechten tot ontvankelijkheid besloten in de volgende gevallen : •
het beroep ingediend door een advokaat in de hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder over de goederen van de aanvrager, ook al gaf de Vrederechter pas het bevel nadat het beroep was ingediend ;786
•
het door de moeder, vader, broer, zuster, schoonmoeder, neefje of zoon van de echtgenoot van de betrokkene ingediende beroep, aangezien ze over een schriftelijke volmacht beschikken ;787
•
het door een persoon van de dienst rechtsbijstand voor jongeren ingediende beroep, aangezien deze persoon gevolmachtigd is, of door een lid van de VZW Bureau d’Accueil et de Défense des Jeunes, dat een volmacht heeft, of door de jurist van de VZW Infor-Droits ;788
•
het beroep ingediend door een vakbondsadviseur of door een vakbondsafgevaardigde, voorzien van een schriftelijke volmacht;789
•
de eis van onderhoudsplichtigen tegen een beslissing van het OCMW is niet toelaatbaar, aangezien de beslissing van het OCMW om bijstandskosten terug te vorderen van de onderhoudsplichtigen de waarde heeft van een eenzijdig bepaalde schuldvordering. De onderhoudsplichtigen zijn ook niet gebonden door een eenzijdig vastgesteld verhaal; aldus hebben zij geen belang om een vordering dienaangaande in te leiden bij de rechtbank.790
4.3.3. De beroepstermijn Een beroep ingesteld na het verstrijken van de termijn van drie maanden, is onontvankelijk wegens laattijdigheid.791 Een verzoekschrift echter dat op het eerste gezicht buiten de termijn wordt ingediend maar waarbij het OCMW geen bewijs van aangetekende zending kan bijbrengen, is ontvankelijk.792
785 786 787
788
789 790 791 792
Arbrb. Tongeren, 2e K., 17 januari 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2539/2002. T.T. Huy, 2e ch., 6 février 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.521 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 février 2002, X / CPAS Bernissart et Tournai, RG 71.627 et 71.955. T.T. Arlon, 2e ch., 12 février 2002, X / CPAS Virton, RG 30.525 ; T.T. Liège, 10e ch., 15 mars 2002, X / CPAS Flémalle, RG 319.082 ; T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Boussu, RG 4893/01/M ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Forest, RG 25.558/02. T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Lobbes, RG 59.682/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 24.849/02 ; T.T. Verviers, 1e ch., 28 mai 2002, CPAS Verviers / X, RG 0307/2002. T.T. Liège, 11e ch., 6 août 2002, X / CPAS Seraing, RG 320.450. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 8 januari 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.807. Arbrb. Tongeren, 1e K., 27 mei 2002, X / OCMW Kortessem, AR 54/2001; Arbrb. Mechelen, 1e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Mechelen, AR 80066. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 22 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.115.
99
Een verzoek dat voorbarig naar de rechtbank wordt gestuurd, in casu voor dat de beslissing genomen is, is niet ontvankelijk.793 Het OCMW, verweerder, bewijst met zijn dossier dat het de aangevochten beslissing op 30 oktober 2001 bij een ter post aangetekend schrijven betekend heeft, overeenkomstig artikel 9, § 3, van de wet van 7 augustus 1974, zodat de beroepstermijn tot 30 januari 2002 liep, op straffe van verval. Het doet er niet toe op welke datum de aanvrager de betekening van de beslissing in eigen handen heeft ontvangen om er kennis van te nemen, aangezien de betekening eerder geldig was geschied op het medegedeelde adres ; ontvangst van een afschrift van de beslissing zou de in de wet vastgelegde beroepstermijn hoe dan ook niet opnieuw kunnen doen ingaan of verlengen – mocht dit wel het geval zijn, dan zou elke betrokkene alleen maar moeten weigeren om de aan hem gerichte brief in ontvangst te nemen, opdat de beroepstermijn zou blijven lopen, terwijl de wet nochtans een termijn heeft bepaald op straffe van verval. Het beroep van 15 februari 2002 is bezwaard met verval en dus onontvankelijk.794 De beslissing waartegen geschil is regelmatig betekend op 15 oktober 2001, het verzoekschrift neergelegd op 11 februari 2002. Het beroep is dus onontvankelijk wegens laattijdigheid. Het feit dat de betrokkene op het ogenblik van de betekening van de beslissing in Boedapest verbleef, en er dus geen kennis had van kunnen nemen, staat geen afwijking op de regel toe, des te meer daar het bestaansminimum alleen maar kan worden toegekend aan personen die daadwerkelijk in België verblijven.795 De verzoekschriften zijn binnen de wettelijke termijn ingediend en zijn ontvankelijk wanneer het op 3 oktober 2001 bij aangetekend schrijven verstuurde beroep een opheffingsbeslissing betreft met terugwerkende kracht tot 1 september 2001, in de mate dat de betrokkene sedert 1 september 2001 niet langer het bestaansminimum ontving. Men mag veronderstellen dat ze, precies door de opheffing vanaf 1 september 2001, kennis had van de opheffingsbeslissing van het toegekende bestaansminimum.796 Artikel 23 van de Wet van 11 april 1995 tot invoering van het Handvest van de sociaal verzekerde bepaalt dat beroep tegen de beslissingen van de instellingen van sociale zekerheid moet worden ingesteld binnen drie maanden na hun kennisgeving. De datum van « kennisgeving » is niet de datum van de aangetekende verzending, maar de datum waarop de brief aan de bestemmeling wordt aangeboden. Het is van geen belang of de bestemmeling thuis is wanneer de brief er wordt aangeboden. Het volstaat dat hij in theorie de mogelijkheid had om kennis te nemen van de beslissing. In deze zaak is de aangetekende brief met de beslissing verzonden op 28 december 2001. Deze datum doet de beroepstermijn niet lopen. De brief is gericht aan het adres waarop de betrokkene woonde tot april 2001, en dat hij heeft moeten verlaten na een onverdeeldheid. Ongetwijfeld beschikte het OCMW niet over een ander adres. Toch moet er worden nagegaan of de betekening zo gebeurd is, dat de beroepstermijn kan aanvangen. Betekening via verzending van een brief aan een oud adres is ongeldig, zodat de beroepstermijn niet kan beginnen lopen. Jegens een persoon die een wettelijke woonplaats noch een gewoonlijk verblijf heeft, is de in overweging te nemen datum van betekening ofwel de datum van afgifte van de brief aan het referentieadres, ofwel de datum waarop de bestemmeling daadwerkelijk kennis neemt van de beslissing. Er wordt niet bewezen dat de betrokkene kennis had van de administratieve beslissing voor 4 januari 2002. Uit de dossiergegevens kan dus niet worden afgeleid dat het op 4 april 2002 neergelegde verzoekschrift laattijdig zou zijn. 797 Overeenkomstig artikel 52, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt de termijn berekend vanaf de dag na die van de akte of van de gebeurtenis welke hem doet ingaan. Aldus is het op 29 maart 2001 per post aangetekend beroep tegen de per aangetekend schrijven op 29 december 2000 betekende beslissing, ontvankelijk, aangezien de datum van het aangetekend schrijven bepaalt op welk ogenblik de beroepstermijn ingaat, niet de datum van ontvangst ter griffie. Met toepassing van artikel 52 van het Gerechtelijk Wetboek moet verondersteld worden dat de termijn van 3 maanden inging op « de dag na de dag van verzending van de akte », het zij de dag na de dag van betekening op 31 maart 2000. De beroepstermijn is dus beginnen lopen op zaterdag 1 april 2000. Overeenkomstig artikel 54 van het Gerechtelijk Wetboek moet de bepaalde termijn gerekend worden van de zoveelste tot de dag voor de zoveelste – hij 793 794 795 796 797
Arbrb. Leuven, 2e K., 30 oktober 2002, X / OCMW Tienen, AR 1337/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 25.659/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Forest, RG 25.558/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 18.302/01 et 21.756/01. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Braine l’Alleud et CPAS Waterloo, RG 266/N/2002.
100
verstrijkt dus op vrijdag 30 juni 2000. Aldus is het beroep via een op maandag 3 juli 2000 ter griffie neergelegd verzoekschrift, onontvankelijk, aangezien dit buiten de termijn ligt die op straffe van verval voorgeschreven wordt door artikel 23 van de Wet van 11 april 1995 tot invoering van het Handvest van de sociaal verzekerde.798
4.3.4. De vorm van het beroep In zaken met betrekking tot het bestaansminimum en maatschappelijke dienstverlening worden geen formalistische eisen gesteld aan het inleidend verzoekschrift. Een gewone brief vormt een geldig verzoekschrift en zelfs datering en ondertekening is niet vereist; vereist is enkel dat de wil van de eiser op ondubbelzinnige wijze blijkt uit zijn verzoekschrift en daaruit met zekerheid kan worden afgeleid.799 De door het OCMW ingeleide dagvaarding is ontvankelijk, ook al is ze vaag, wanneer niet wordt aangetoond dat de onduidelijke omschrijving in de inleidende akte de verwerende partij schade berokkent, en de conclusies wel degelijk betrekking hebben op het voorwerp van het geschil, te weten de recuperatie van het prorata-bedrag dat overeenstemt met de vergoedingen van de Franse Gemeenschap, die ertoe strekken de huisvestingskosten voor haar jonge halfzus te dekken – de « obscuri libelli »-exceptie kan in deze niet in overweging worden genomen. 800
4.4. Het onderzoek 4.4.1. De vertegenwoordiging van de partijen Zoals dit de vorige jaren ook het geval was, blijft een vrij groot aantal eisende partijen afwezig bij de behandeling van hun zaak door de rechtbank; het OCMW vraagt en bekomt in dat geval meestal verstek tegen de afwezige eisende partij.801
4.4.2. De devolutieve werking De rechter die een administratieve beslissing wegens een vormvereiste vernietigt, kan de betrokkene niet werktuiglijk het theoretisch recht toekennen dat hij opeist, maar moet de zaak ten gronde onderzoeken, aangezien de wet van openbare orde is en hij dus geen recht kan toekennen wanneer blijkt dat de grondvoorwaarden niet vervuld zijn.802 De rechtscolleges hebben de aan de eis gegeven omschrijving beoordeeld. De rechter moet de rechtsaard van de door de partijen aangevoerde feiten onderzoeken, ongeacht de omschrijving die zij er aan hebben gegeven ; hij moet ambtshalve de ingeroepen redenen aanvullen, op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt waarvan de partijen het bestaan uit hun conclusies zouden geweerd hebben – hij moet zich uitsluitend baseren op de feiten die hem worden voorgelegd, zonder het voorwerp ervan noch de oorzaak van de eis te wijzigen. Hij moet ook de rechten van verdediging eerbiedigen. De heropening van de debatten moet worden bevolen opdat de aanvrager de manier waarop zijn eis verwoord is, zou kunnen aanpassen in het licht van het arrest van het Hof van Justitie, en de documenten zou neerleggen die kunnen aantonen dat hij de toekenningsvoorwaarden vervult die gelden voor een vreemdeling-student.803 Bij een beroep tegen het OCMW, is de vorm waarin dit gebeurt slechts van geringe betekenis, want alleen de aan de rechtbank voorgelegde feiten vormen de reden van het geschil. Niettegenstaande een omschrijving in zijn eis ontbreekt, vordert de eiser niet zozeer de bekrachtiging van een abstract recht, maar de verkrijging van een concreet voordeel, ongeacht de juridische omschrijving ervan. De rechtbank heeft als taak indien nodig de 798 799 800 801 802 803
T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Jette, RG 24351/00. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 4 februari 2002, X / OCMW Wetteren, AR 46.478. T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 janvier 2002, CPAS Namur / X, RG 24.716/00. Arbrb. Gent, 10e K., 6 september 2002, X / OCMW Gent, AR 153.876/01. T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.241. T.T. Liège, 7e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 319.845.
101
gebruikte juridische omschrijving na te gaan. Het OCMW moest, indien nodig zelfs ambtshalve, nagaan of de precieze behoeften van de aanvrager niet konden worden vervuld via de maatschappelijke dienstverlening, eens vastgesteld werd dat het bestaansminimum niet kon worden toegepast ingevolge de verbijsterend strenge indeling in categorieën binnen dit bestaansminimum. 804 De twee bestaansminimumvragen en hun weigeringsbeslissingen gaan over het bestaansminimum « voor samenwonenden », terwijl de twee inleidende verzoekschriften het bestaansminimum « voor alleenstaanden » opeisen en de eiser in de ter zitting neergelegde conclusies het bestaansminimum « voor echtgenoten » opeist. De rechtbank heeft er dus het raden naar waarvoor ze uiteindelijk precies gevat is, en heropent de debatten om de eiser uit te nodigen het voorwerp van zijn eis te verduidelijken. Het is inderdaad niet toegelaten dat de rechtbank « ultra petita » recht spreekt, met miskenning van het beschikkingsbeginsel, over een vraag die niet eerst is voorgelegd aan het OCMW (ten minste, in principe, en behalve om een verzwaring of een nieuwe omschrijving van de eis aan te tonen).805 Het komt aan de rechtbank toe om na te gaan of de betrokkene beantwoordt aan de voorwaarden om het bestaansminimum te kunnen opeisen. 806 De rechtbanken hebben bevestigd dat zulks inhoudt dat de rechterlijke macht bevoegd is om zich in de plaats te stellen van de bestuurlijke overheid, en de wettelijke bepalingen met betrekking tot de toekenning of de weigering van het gevorderde recht toe te passen.807 Aldus is besloten dat de rechtbank zich niet kan beperken tot de vernietiging van de bestuurlijke beslissing : voor haar geldt de verplichting van indeplaatsstelling. 808
Dit is het geval : •
804 805 806
807
808
809
wanneer het OCMW toepassing maakt van de bij artikel 13 of 5 van het koninklijk besluit bepaalde mogelijkheid om rekening te houden met de inkomsten van de betrokkene of van zijn gezin, om de vermindering of de opheffing van het bestaansminimum te rechtvaardigen, waarbij de rechtbank soms de debatten heropent om een discussie tussen de partijen mogelijk te maken ;809 T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.583. T.T. Liège, 10e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 320.352 et 321.215. T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 18.302/01 et 21.756/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 21.093/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 21.541/2001 ; T.T. Bruxelles, 1e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19.894/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 14.857/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 21.473/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Ixelles, RG 25.459/02 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 106.228 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Jette, RG 25.569/02 et 25.992/02 ; T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.762 et 321.766 ; T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 1er juillet 2002, X / CPAS Ottignies-Louvainla-Neuve, RG 251/W/2002. T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.046/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.178/R ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur, RG 110.688 ; T.T. Liège, 10e ch., 8 février 2002, CPAS Seraing / X, RG 304.708 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 1955/2001 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113.091 et 113.556 ; T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Clavier, RG 55.612 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R ; T.T. Liège, 9e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Flémalle, RG 323.610. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Jette, RG 13.821/01 ; T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 113.116 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Courcelles, RG 59.456/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Charleroi, RG 59.821/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.031/R ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 321.309 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 111.142 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.344 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 2.364/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 26.544/02 ; T.T. Marcheen-Famenne, 2e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Nassogne, RG 27.910 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 8 juillet 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 28.998/02 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 11 juillet 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 29.429/2002. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.753 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Mons / X, RG 16.511 ; C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 25 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 6.697/00 ; C.T. Liège, 8e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Spa, RG 30.451 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai
102
•
wanneer de rechtbank uitspraak doet over het soort bestaansminimum (voor samenwonenden, voor een feitelijk huishouden,…) ; 810
•
wanneer de rechtbank het verzuim van naleving van de in artikel 6 van de wet van 7 augustus 1974 bedoelde bepalingen, beoordeelt;811
•
wanneer de rechtbank de opheffingsbeslissing van het bestaansminimum wegens gebrek aan daadwerkelijk verblijf of vestiging in een fictief verblijf, zonder dat de ouders dit nodig maken, onderzoekt;812
810
811
812
2002, X / CPAS Etterbeek, RG 42.476 ; C.T. Liège (section Neufchâteau), 11e ch., 12 juin 2002, CPAS Virton / X, RG 3.541/02 ; C.T. Liège, 8e ch., 12 juin 2002, CPAS Liège / X, RG 30.721/02 ; C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Couvin, RG 7.044/2001 ; C.T. Liège, 8e ch., 27 novembre 2002, X / CPAS Liège, RG 30.709/02 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.559/R ; T.T. Liège, 7e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 316.455 ; T.T. Neufchâteau, 1e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Tellin, RG 28.437 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.178/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS WatermaelBoisfort, RG 19.252/01 ; T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 303.857; T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 14 février 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.511 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Nivelles, RG 1334/N/2001 ; T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Sambreville, RG 112.734 et 113.455 ; T.T. Dinant, 7e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Couvin, RG 62.010 et 62.107 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 316.455 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Charleroi, RG 59.821/R ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1410/N/2001 ; T.T. Dinant, 7e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Yvoir, RG 62.026 ; T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Aubel, RG 0167/2002 ; T.T. Mons (section la Louvière), 7e ch., 25 avril 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2.879/01/LL ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 6 juin 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.191/01/LL ; T.T. Verviers, ch. vac., 17 juillet 2002, X / CPAS Dison, RG 1119/2002 ; T.T. Huy, 2e ch., 25 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.474 ; T.T. Neufchâteau, 1e ch., 9 décembre 2002, X / CPAS Paliseul, RG 29.305. Idem : 40 : Bruxelles : 14 ; Liège : 14 ; Charleroi : 5 ; Namur : 4 ; Verviers : 3. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.499 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.752 ; C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 8 juillet 2002, CPAS Sambreville / X, RG 6.061/98 ; C.T. Liège, 2e ch., 17 septembre 2002, X / CPAS Juprelle, RG 30.490/01 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 octobre 2002, X / CPAS Uccle, RG 43.258 ; C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 25 novembre 2002, CPAS Namur / X, RG 7.222/02/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 24.547/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 7.473/01 ; T.T. Liège, 10e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 315.856 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 106.228 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 113.012 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.431 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.344 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Chimay, RG 59069/R ; T.T. Huy, ch. vac., 22 août 2002, X / CPAS Engis, RG 55.578. Idem : 17 : Bruxelles : 8 ; Namur : 4 ; Huy : 3 ; Liège : 2. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.241 ; C.T. Liège, 8e ch., 13 mars 2002, CPAS Liège / X, RG 30.422/01 ; C.T. Liège, 2e ch., 17 septembre 2002, X / CPAS Herstal, RG 30.235/01 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 12 février 2002, X / CPAS Charleroi, RG 59.859/R ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Rochefort, RG 61.683 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 21.542/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 22.104/2001 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 mars 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.182 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Courcelles, RG 59.993/R ; T.T. Liège, 9e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 320.898 et 321.197 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 4 avril 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.262 ; T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 11 avril 2002, X / CPAS Durbuy, RG 27.756 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 110.571 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Waterloo, RG 124/N/2002 ; T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Verviers, RG 0213/2002 ; T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Dison, RG 0497/2002 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 3 octobre 2002, X / CPAS Tournai, RG 74.062. Idem : 34 : Bruxelles : 13; Liège : 8; Verviers : 6 ; Charleroi : 7. T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 2062/2001 ; T.T. Liège, 10e ch., 15 mars 2002, X / CPAS Herstal, RG 263.755 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG
103
•
wanneer de rechtbank nagaat of de wettelijke voorwaarden om de gevraagde recuperatie te gelasten, vervuld zijn.813 Die wettelijke voorwaarden betreffen zowel de grond als de vorm van de recuperatiebeslissing. Dit wettigheidstoezicht is zelfs noodzakelijk in het geval waarbij het recht op beroep tegen de vermelde beslissingen voor de verwerende partij vervallen is (doordat het niet binnen termijn werd uitgeoefend), in de mate dat de verwerende partij niettemin het recht bewaart om ten aanzien van een recuperatievordering de exceptie van onwettigheid van de bestuurlijke beslissing op te werpen, met toepassing van artikel 159 van de Grondwet.814
In het kader van de devolutieve werking hebben de rechtbanken met betrekking tot de verblijfsvoorwaarde geoordeeld dat (voorbeelden) : •
de weigeringsbeslissing wegens gebrek aan verblijf kan worden bevestigd, terwijl ze vernietigd wordt voor de periode vanaf wanneer het bewijs voor het zelfstandig bewijs is geleverd ;815
•
de weigeringsbeslissing van het bestaansminimum kan worden vernietigd, aangezien de betrokkene de voorwaarden vervult, maar de debatten kunnen worden heropend voor de periode nadien, wanneer de meerderjarige dochter kennelijk naar haar moeder is teruggekeerd ;816
•
drie verschillende openbare centra veroordeeld kunnen worden tot betaling, voor verschillende periodes, van het bestaansminimum, in functie van de verblijfplaats van de aanvrager ; 817
•
de beslissing tot afschaffing van het bestaansminimum wegens afwezigheid van daadwerkelijk verblijf op het medegedeelde adres gegrond is, aangezien blijkt dat de met het oog op de convocatie verstuurde gerechtsbrief (op grond van artikel 751 van het Gerechtelijk Wetboek) niet werd opgeëist door de betrokkene – een nalatigheid die doet vermoeden dat de grief die het OCMW gebruikt om zijn beslissing te motiveren, terecht is. Met toepassing van artikel 38, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek moet verondersteld worden dat de convocatie wettig is ; van het vonnis moet verondersteld worden dat het op tegenspraak is gewezen ten aanzien van de eiser die niet verschenen is ;818
•
de bewijslast tussen de partijen wordt verdeeld. Enerzijds heeft de aanvrager de plicht om informatie te verstrekken zoals opgelegd door artikel 60, § 1, van de wet van 8 juli 1976. Anderzijds heeft het OCMW de plicht om de gegevens betreffende de vraag volledig te onderzoeken aan de hand van sociale onderzoeken. De bewijslast aangaande de situatie van de bestaansminimumaanvrager, die in principe in een gelijke mate over de twee partijen verdeeld is, helt meer over naar het OCMW in de mate dat het niet gaat om een beslissing na een aanvraag, maar een ambtshalve herziening, en het centrum dus van mening is veranderd ; de algemene beginselen leggen op dat de beslissingenmaker zijn beslissingen moet motiveren en de nieuwe gegevensbalans die hij in aanmerking neemt, behoorlijk moet rechtvaardigen, des te meer wanneer in de loop van het onderzoek blijkt dat de aanvrager ongeletterd is.
813
814 815 816 817 818
58.411/R et 58.446/R ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 10 avril 2002, X / CPAS Mons, RG 3.251/01/M ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Seraing, RG 318.924 ; T.T. Liège, 9e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 315.911 et 317.945 ; T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Verviers, RG 0125/2002 et 0126/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Verviers, RG 0287/2002 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 113.130 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R ; T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 312.470, 314.287, 318.722 et 319.959 ; T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Boussu, RG 4893/01/M ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Andenne, RG 114.167, 114.468 et 114.469 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), ch. vac., 13 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.782/R ; T.T. Liège, 10e ch., 20 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 304.157 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.942/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 21.352/01 ; T.T. Verviers, 1e ch., 28 mai 2002, CPAS Verviers / X, RG 0307/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.587. T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 janvier 2002, CPAS Namur / X, RG 24.716/00. T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Stavelot, RG 0680/2002. T.T. Charleroi (section Charleroi), ch. vac., 17 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.901/R. T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 312.470, 314.287, 318.722 et 319.959. T.T. Verviers, 1e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Limbourg, RG 1561/2001.
104
De opheffingsbeslissing van het bestaansminimum wegens gebrek aan een daadwerkelijk verblijf is dus ongegrond, en moet worden vernietigd, aangezien de toekenningsvoorwaarden zijn vervuld ; 819 •
de rechtbank de zaak naar de rol verwijst en oordeelt dat het noodzakelijk is om directe aanvullende onderzoeksmaatregelen te eisen (op tegenspraak), wanneer er ernstige twijfel bestaat over het daadwerkelijk en gewoonlijk verblijf van de aanvrager op het meegedeelde adres. Er wordt een rechtercommissaris aangesteld.820
Over de voorwaarde inzake werkbereidheid hebben de rechtbanken verduidelijkt dat : •
het OCMW niet kan worden verweten dat het zich voor de beslissing steunt op gegevens, verkregen in de hoedanigheid van werkgever in het kader van een tewerkstelling overeenkomstig «artikel 60». Het centrum mag zich inderdaad op alle gegevens steunen waarover het beschikt om na te gaan of de sociaal verzekerde de toekenningsvoorwaarden (nog) vervult. Het moet overigens aan de hand van een verplicht sociaal onderzoek uitpluizen en nagaan of het recht op bestaansminimum erkend kan worden ; 821
•
de opheffingsbeslissing wegens verzuim van naleving van de inschakelings-overeenkomst, niettegenstaande 18 ingebrekestellingen, gerechtvaardigd is, in de mate dat de betrokkene regelmatig te laat kwam op het werk (eerst in het gemeentelijk zwembad, vervolgens in het rustoord, soms tot meer dan twee uren na het afgesproken tijdstip). Toch moet de partijen een voorafgaande maatregel in de zin van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek worden voorgesteld, met name het beroep op een verzoening door toedoen van de rechtbank, zodat er tussen hen weer een gezonde medewerking kan komen die nodig is opdat de bijstand in een goede verstandhouding zou verlopen en er voor elk van de partijen redelijke doelstellingen zouden worden vastgesteld 822.
Wat de inkomstenvoorwaarde betreft, is besloten dat : •
de rechtbank met toepassing van artikel 13, § 2, van het K.B. van 30 oktober 1974 de mogelijkheid heeft om net zoals het OCMW de inkomsten van de vader van de betrokkenen in aanmerking te nemen ; 823
•
de rechtbank in het licht van de gegevens waarover ze beschikt onderzoekt of de betrokkene al dan niet over inkomsten beschikt die zijn aanvraag van bestaansminimum belemmert, of indien er in deze zaak vermoedens bestaan over het bestaan van dergelijke inkomsten ;824
•
de rechtbank geoordeeld heeft dat het uiterst belangrijk is dat de betrokkene de hoedanigheid van bestaansminimumgerechtigde krijgt, door hem een toeslag van 50 € per maand toe te kennen, en waardoor het OCMW ook de mogelijkheid krijgt om met hem een inschakelingsovereenkomst te ondertekenen in het kader van artikel 60, wanneer zijn inkomsten weliswaar te hoog zijn maar de financiële gezinssituatie kwetsbaar is en de betrokkene zich in een onontwarbare sociale situatie bevindt ;825
•
het OCMW haalt zijn argumenten uit een lange ministeriële omzendbrief van 28 september 2000 (« Overzicht van de maatregelen uit het Lenteprogramma met het oog op de bevordering van de tewerkstelling van bestaansminimumgerechtigden en begunstigden van maatschappelijke dienstverlening »). De richtlijnen met betrekking tot het recht op bestaansminimum en de toepassingsvoorwaarden van de artikelen 12bis en 23bis van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974
819 820 821 822 823 824
825
T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, X / CPAS Herstal, RG 285.791 et 294.941. T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61.059/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 22.581/01. T.T. Namur, 7e ch., 27 septembre 2002, X / CPAS Andenne, RG 114.180, 114.181, 114.182 et 114.183. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Anderlues, RG 61.065/R. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Boussu / X, RG 16.459 ; C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 8 juillet 2002, CPAS Sambreville / X, RG 6.061/98 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 26.287/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.241 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 31.264/02. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Anderlues, RG 61.065/R.
105
binden de rechtbank niet, aangezien het om een interpretatie van een wettekst gaat (overigens zonder dat dit met zoveel woorden blijkt) ;826 •
de administratieve beslissingen geven de eiseres te kennen dat het haar toegekende bestaansminimum voor samenwonenden zal worden opgeheven met ingang van 1 april 2002. Het OCMW maakt gebruik van de door artikel 13 van het K.B. van 30 oktober 1974 geboden mogelijkheid om op te werpen dat het huishouden van de eiseres over inkomsten beschikt waarvan het totaal het bestaansminimum voor samenwonenden overtreft waarover elk kon beschikken. Deze aan het OCMW voorbehouden mogelijkheid kadert in zijn soevereine beoordelingsvrijheid, waaraan de rechtbank, behalve in het geval van kennelijk bedrog, niet kan raken. Aangezien de inkomsten op zich niet werden betwist, kan de administratieve beslissing van 19 juni 2002 alleen maar worden bevestigd, zij het echter dat ze pas kan ingaan op 1 juni 2002, datum van het beroep ;827
•
de rechterlijke macht heeft met name als taak om de burger te beschermen tegen een eventueel willekeur van de administratie, en is dus bevoegd om toezicht uit te oefenen op het gebruik dat het OCMW maakt van de mogelijkheid geboden door artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 (de inkomsten van de samenwonende(n) in aanmerking nemen). In het geval waarbij de inkomsten van de voorzaten en/of meerderjarige nazaten met wie de steunaanvrager samenwoont, de vastgelegde drempel overschrijden, moet het OCMW beoordelen of er reden toe is deze mogelijkheid van artikel 13 aan te wenden, en, zo ja, in welke mate, waarbij rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden eigen aan elke zaak, alsook met de doelstelling van de wet (de liefdadigheid niet ontmoedigen maar misbruik vermijden). Wanneer het OCMW klaarblijkelijk het onderzoek beperkt heeft tot de vaststelling dat de moeder van de eiseres over regelmatige inkomsten kon beschikken, maar niet is overgegaan tot een onderzoek van de werkelijke situatie van de betrokkenen, moet de weigeringsbeslissing van het bestaansminimum worden vernietigd ; 828
•
de rechtbank het OCMW ertoe kan veroordelen om het bestaansminimum voor alleenstaanden te betalen vanaf 25 juli 2001 en tot 31 januari 2002, waarbij rekening wordt gehouden met de inkomsten van de betrokkene, en tot toekenning van het bestaansminimum na deze datum, voor zover de betrokkene bewijst dat ze werkbereid is in een mate die verenigbaar is met haar studies.829
Wat de toe te kennen categorie van de bestaansminimumgerechtigde betreft, hebben de rechtbanken bevestigd dat : •
bij het onderzoek van de toe te passen bestaansminimumcategorie, het bestaansminimum voor alleenstaanden moet worden toegekend, verhoogd met een maandelijkse toeslag maatschappelijke dienstverlening ;830
•
de herzieningsbeslissing waarbij het bestaansminimum wordt omgezet in een bestaansminimum voor samenwonenden, aangezien het bestaansminimum voor alleenstaanden gedurende een bepaalde periode ten onrechte is toegekend (ze woonde toen samen met haar moeder), gerechtvaardigd is ;831
•
de herzieningsbeslissing (het bestaansminimum voor alleenstaanden wordt een bestaansminimum voor samenwonenden) niet gerechtvaardigd is, aangezien het door het OCMW neergelegde dossier noch het op de debatten voorgestelde sociaal onderzoek gegevens bevatten die een samenwoning aantonen (een gewone gevoelsband volstaat niet) ;832
826 827 828 829 830 831 832
T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Court-Saint-Etienne, RG 139/W/2002. T.T. Marche-en-Famenne, ch. vac., 22 juillet 2002, X / CPAS Nassogne, RG 28.052. T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.031/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.032/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Forest, RG 17.098/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 19 février 2002, X / CPAS Liège, RG 318.924. T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.583. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 37.409/2002. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, CPAS Saint-Nicolas / X, RG 28.804/00 ; T.T. Liège, 7e ch., 18 septembre 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 322.734.
106
•
de beslissing van het OCMW om aan de betrokkene om de week afwisselend het bestaansminimum voor alleenstaanden met een persoon ten laste en het bestaansminimum voor samenwonenden toe te kennen in functie van de hoede over de kinderen, adequaat is. 833
Op basis van een duurzaam geworden beginsel moet de arbeidsrechtbank die zelf een beslissing neemt ter vervanging van de door het OCMW vernietigde beslissing, zich helemaal in de plaats stellen van dit OCMW, en een nieuwe beslissing nemen over de bestaansminimumaanvraag, waarbij rekening dient te worden gehouden met eventuele wijzigingen die zich hebben voorgedaan na de betwiste beslissing en die de aanvrager inroept.834 Aldus kan de rechtbank beslissen om de weigeringsbeslissing van het bestaansminimum te vernietigen, aangezien ze onvoldoende gemotiveerd wordt, en een nieuwe beslissing nemen die het bestaansminimum – zelfs gedeeltelijk – weigert.835 Eens de beslissing van het OCMW vernietigd is, gaan de rechters na of de toekenningsvoorwaarden voor het bestaansminimum vervuld zijn in de onderzochte zaak, zelfs wanneer de eisers verstek geeft. 836 Zo heeft het Hof, zelfs bij verstek van de betrokkene, geoordeeld dat het verzoekschrift in beroep laattijdig is, aangezien het werd ingediend op 17 januari 2002, terwijl het vonnis betekend werd op 10 december 2001. 837
833 834
835
836
837
T.T. Liège, 9e ch., 3 septembre 2002, X / CPAS Flémalle, RG 322.560. T.T. Huy, 2e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Burdinne, RG 46.850, 47.353 et 53.615 ; T.T. Neufchâteau, 1e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Tellin, RG 28.437 ; T.T. Liège, 9e ch., 5 février 2002, X / CPAS Liège, RG 308.802 et 312.719 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 février 2002, X / CPAS Bernissart et Tournai, RG 71.627 et 71.955 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 0764/2001 ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et1.677/01/LL ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 23.371/01 ; T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Clavier, RG 55.612 ; T.T. Arlon, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.603 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Uccle, RG 29.678/02 et 26.679/02 ; T.T. Liège, 9e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 323.369 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.942/02. T.T. Huy, 2e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Burdinne, RG 46.850, 47.353 et 53.615 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Lobbes, RG 59.682/R ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.532 et 319.958 ; T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Clavier, RG 55.612 ; T.T. Liège, 7e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Herstal, RG 318.609 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Fontaine l’Evêque, RG 60.299/R et 60.464/R ; T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.513 ; T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Verviers, RG 581/2002 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.096 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.260 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 septembre 2002, X / CPAS Sambreville, RG 115.203. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19.386/01 – 20.708/01 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 1424/00/M ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, CPAS Mons / X, RG 2631/00/M ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 19.770/01 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur, RG 110.688 ; T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 311.818 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, CPAS Verviers / X, RG 2.282/2001 ; T.T. Neufchâteau, 1e ch., 4 mars 2002, X / CPAS Leglise, RG 28.612 ; T.T. Arlon, 2e ch., 236 avril 2002, X / CPAS Attert et CPAS Sainte-Ode, RG 30.591 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.192 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.344 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.355/R ; T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Vielsam, RG 27.867 ; T.T. Namur, 7e ch., 23 août 2002, X / CPAS Mettet, RG 115.148 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.096 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Wanze, RG 56.248 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 19 novembre 2002, X / CPAS Pont-à-Celles, RG 61.099/R. Idem : 24 : Bruxelles : 8 ; Liège : 6 ; Mons : 5 ; Tournay : 3 ; Huy : 2. C.T. Liège, 8e ch., 8 mai 2002, CPAS Visé / X, RG 30.576/02.
107
Wanneer het OCMW verstek geeft, kan de rechtbank gewoon rechtspreken en de administratieve beslissing bevestigen.838 Wanneer de beslissing vernietigd is, komt het aan de rechtbank toe om in feite en in rechte na te gaan of het bestaansminimumrecht kan worden toegekend, geweigerd of herzien, indien nodig via een heropening van de debatten.839
Soms beveelt de rechter een heropening van de debatten : •
opdat de aanvrager de manier waarop zijn eis verwoord is, zou kunnen aanpassen in het licht van het arrest van het Hof van Justitie, en de documenten zou neerleggen die kunnen aantonen dat hij de toekenningsvoorwaarden vervult die gelden voor een vreemdeling-student ;840
•
om het OCMW uit te nodigen een afrekening van de inkomsten van de betrokkene neer te leggen, zodat, wanneer de zaak andermaal wordt behandeld, uitspraak kan worden gedaan op basis van die afrekening, en met name kan worden vastgesteld dat de door de eiser tijdens de periode waarover geschil ontvangen inkomsten boven het toegekende bestaansminimum (derde categorie) liggen, en een recuperatie van de onverschuldigde betaling zoals bevolen door het OCMW, gerechtvaardigd is ; de feiten vormen een verzuim op de aangifteplicht van de inkomsten, zij het zonder dat een opzet om bedrog te plegen werd aangetoond, zodat de door het OCMW opgelegde sanctie van 12 maanden uitsluiting moet herleid worden tot 1 maand schorsing, en de tegenvordering waarmee de verweerder een uitstel van termijn vraagt, moet worden ingewilligd ;841
•
om na vernietiging van de beslissing toe te laten dat de documenten worden neergelegd die nodig zijn om het bedrag van het toe te kennen bestaansminimum te beoordelen ;842
•
om het OCMW en de betrokkene uit te nodigen uitleg te verschaffen over de staat van behoeftigheid, na eerst besloten te hebben welk OCMW bevoegd is, en na vernietiging van de onbevoegdverklaring van één van de twee bedoelde openbare centra, en bevestiging van de andere beslissing ;843
•
om het OCMW uit te nodigen om uitleg te verschaffen over de redenen waarom het bestaansminimum sinds oktober 2001 niet meer betaald is, en de betrokkene de gelegenheid te geven om te verduidelijken welke stappen ze sedert september 2001 heeft gezet bij de zoektocht naar werk, en welke inkomsten ze geniet. Aangezien ze twee kinderen bij haar heeft en ze een beroepsomschakeling wil verwezenlijken met behulp van het OCMW, moet er een wachtperiode worden ingelast (artikel 19, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek), en moet er een verhoogd bestaansminimum voor alleenstaanden worden toegekend vanaf 8 januari 2002 ; 844
•
om het OCMW uit te nodigen om ter zitting te verschijnen en op de rechtbank een dossier neer te leggen ter verdediging van de administratieve beslissing ; 845
•
om het OCMW toe te laten de op basis van de afrekening van de inkomsten van de aanvrager gemaakte berekening over te maken, en uitleg te verschaffen over de omvang van de periode waarvoor
838
839 840 841 842 843 844 845
T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 11 avril 2002, X / CPAS Durbuy, RG 27.756 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.031/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.032/R ; T.T. Arlon, 2e ch., 236 avril 2002, X / CPAS Attert et CPAS Sainte-Ode, RG 30.591 ; T.T. Dinant, 7e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Yvoir, RG 62.026 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 7 mai 2002, X / CPAS Chimay, RG 59.157R ; T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.696. T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319.693 et 321.216 ; T.T. Arlon, 2e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Attert et CPAS Sainte-Ode, RG 30.591. T.T. Liège, 7e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 319.845. T.T. Liège, 7e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 315.526. C.T. Mons, 6e ch., 26 mars 2002, CPAS Chimay / X, RG 15.679 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 2 août 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 29.719/02. T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur et CAPA Jemeppe-sur-Sambre, RG 112.572 et 112.573 ; T.T. Arlon, 2e ch., 236 avril 2002, X / CPAS Attert et CPAS Sainte-Ode, RG 30.591. T.T. Liège, 9e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906. T.T. Verviers, 1e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Pépinster, RG 0648/2002.
108
het een recuperatie van de onverschuldigde sommen vraagt (de sommen zouden onverschuldigd zijn omdat de aanvrager een financiële tussenkomst van de ouders en wachtuitkeringen geniet) ; 846 •
om het OCMW en de betrokkene uit te nodigen om precieze gegevens te bezorgen over de gezinssituatie en het daadwerkelijk verblijf over de betrokkene ;847
•
om het OCMW uit te nodigen zijn standpunt te bepalen via een beslissing, aangezien het zich onbevoegd had verklaard.848
Soms verlengt de rechtbank haar eerder vonnis dat het bestaansminimum voorlopig toekende, en heropent ze de debatten om de student in de mogelijkheid te stellen een getuigschrift te overhandigen waarop de resultaten staan van de gedeeltelijke examens (hogere studies, graduaat in industriële informatica, academisch jaar 20012002).849 Er werd aan herinnerd dat de rechtbanken niet zomaar naar het OCMW mogen verwijzen om tot een onderzoek over te gaan – ze moeten zelf een onderzoek ten gronde doen, en desnoods elke noodzakelijke onderzoeksmaatregel bevelen. Aldus kan de rechtbank een geneeskundig deskundigenonderzoek gelasten om te weten te komen of de betrokkene wegens gezondheidsredenen onmogelijk kan worden tewerkgesteld.850 De rechtspraak heeft andermaal bevestigd dat de mogelijkheid van de rechtbank om zich in de plaats te stellen van het OCMW, na een nietigverklaring van de beslissing, vanuit een andere bril moet worden bekeken naargelang van de geldende hypothese, waarbij omwille van het voorwerp zelf van de beslissing er sprake zal zijn van verschillende gevolgen. Wanneer de bestuurlijke beslissing een administratieve maatregel of sanctie oplegt, komt het volgens de rechtspraak niet aan de rechter toe om zich in de plaats te stellen van de administratieve overheid, want dit zou betekenen dat de scheiding der machten wordt geschonden. De rechtbank kan niet zelf een sanctie in het leven roepen, maar wel verzachten of vernietigen.851 Indien de administratieve beslissing op basis van regels van openbare orde uitspraak doet over de toekenning, weigering of herziening van een sociale uitkering, bevestigt de rechtspraak opnieuw dat de rechter zich in de plaats moet stellen van de administratieve overheid, en de wettelijke regels met betrekking tot de erkenning of weigering van het opgeëiste recht moet toepassen. Slechts wanneer een wettelijke bepaling het OCMW een soevereine beoordelingsmacht geeft bij het nemen van beslissingen, kan de rechter het centrum niet beroven van zijn beoordelingsvrijheid, en zich dus niet in de plaats stellen ervan.852 In bepaalde gevallen trekt een arbeidsrechtbank de zaak tot zich; zij motiveert dit door te stellen dat de sociale zekerheidswetgeving van openbare orde is en het bijgevolg de rechter niet alleen toekomt beslissingen te vernietigen maar eveneens te verhelpen aan hun gebreken, alsook de gevolgen van de slechte werking van de openbare dienst te herstellen.853
4.4.3. De beoordelingsvrijheid van de rechtbanken De rechtbanken hebben een grote beoordelingsvrijheid bij de behandeling van beroepen omtrent aangelegenheden die niet uitdrukkelijk in de wetgeving bepaald zijn. Artikel 60, § 3, van de OCMW-wet stelt dat het bevoegde OCMW materiële hulp verstrekt in de meest passende vorm. Bij beroep tegen de weigering van het OCMW om een tussenkomst in de huurwaarborg en de eerste maand huur te voorzien, kan de rechtbank vaststellen dat het OCMW door het voorzien van onderdak in een vluchthuis, door het verlenen van
846 847 848 849 850 851 852 853
T.T. Liège, 7e ch., 6 février 2002, X / CPAS Liège, RG 315.526 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Rochefort, RG 61.683. T.T. Liège, 10e ch., 15 février 2002, X / CPAS Liège, RG 318.699 ; T.T. Huy, 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.886. T.T. Arlon, 2e ch., 236 avril 2002, X / CPAS Attert et CPAS Sainte-Ode, RG 30.591. T.T. Liège, 7e ch., 30 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 317.958. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Watermael-Boisfort, RG 19.252/01. T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.241. T.T. Liège, 7e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 316.455 ; T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.241. Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 september 2002, X / OCMW Maaseik, AR 913/2002.
109
dringende steun en later door het toekennen van het bestaansminimum de aanvrager op adequate wijze geholpen heeft.854
De rechtbanken bevelen vaak dat de debatten moeten worden heropend opdat de betrokkene bij machte zou zijn : •
om uitleg te verschaffen over de tenlasteneming van de inkomsten van het huishouden wanneer het centrum gebruik heeft gemaakt van de door artikel 13 van het koninklijk besluit bepaalde mogelijkheid ;855
•
om bepaalde bewijzen neer te leggen voor het uitoefenen van zijn rechten op een studiebeurs of op een studielening, de aanwezigheid tijdens de les (hogere studies), het eventuele resultaat, en zijn werkbereidheid (gelegenheidswerk of deeltijdse dienstbetrekking) ;856
•
om uitleg te verschaffen over het bestaan van beroepsinkomsten en een kadastraal inkomen ;857
•
aan te tonen dat hij geslaagd is voor het schooljaar 2001- 2002 (of een aannemelijke verklaring geeft voor het falen), met overhandiging van de resultaten ;858
•
om aan te tonen dat de betrokken persoon wel degelijk zijn vader is, en dat ze werkelijk hebben samengewoond, wat de vermindering van het bestaansminimum tot het bestaansminimum voor samenwonenden zou rechtvaardigen ;859
•
om een antwoord te geven op de door het OCMW naar voren geschoven argumenten en documenten (via een repliek) wat de aanrekening van onderhoudsgeld betreft ;860
•
om een verklaring te geven over de aanrekening van een nalatenschap, de overdracht van een flat en over andere inkomsten ;861
•
om precieze gegevens te bezorgen over de gezinssituatie en het daadwerkelijk verblijf van de betrokkene862, met name over de procedure van uithuiszetting door de eigenaars ;863
•
om nuttige documenten en/of inlichtingen te krijgen over het verblijf, de ondernomen stappen, de gezinssituatie...864
De heropening is ook bevolen om het OCMW toe te laten : • •
854 855 856 857 858 859 860 861 862 863 864 865 866
een reden te geven voor de opheffingsbeslissing van het bestaansminimum, met terugwerkende kracht tot de datum van aanvraag ;865 uitleg te geven over het eventuele bestaan van een terug te vorderen onverschuldigde betaling ; 866
Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2020265. T.T. Liège, 7e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 316.455 ; T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Court-Saint-Etienne, RG 139/W/2002. T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319.693 et 321.216. T.T. Namur, 7e ch., 14 juin 2002, X / CPAS Assesse, RG 113.825. T.T. Liège, 11e ch., 9 juillet 2002, X / CPAS Liège, RG 321.395. T.T. Huy, ch. vac., 22 août 2002, X / CPAS Engis, RG 55.578. C.T. Liège, 8e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Spa, RG 30.451. C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Couvin, RG 7.044/2001. T.T. Liège, 10e ch., 15 février 2002, X / CPAS Liège, RG 318.699. T.T. Huy, 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.886. T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 734/w/2002. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 318.562. T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Rochefort, RG 61.683.
110
•
aan te tonen of het sinds zijn weigeringsbeslissing al dan niet was overgegaan tot de aanwerving van de betrokkene in het kader van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976. Bij gebrek aan akkoord van het OCMW over de tewerkstellingsvoorwaarden, moet de eis ongegrond worden verklaard ; het is immers niet aan de rechtbank om het OCMW te verplichten met eiseres een arbeidsovereenkomst te sluiten met voorwaarden waar het zich niet kan in vinden ; 867
•
het dossier van de betrokkene neer te leggen, met de verslagen en de eerder genomen beslissingen ;868
•
de op basis van de afrekening van de inkomsten van de aanvrager gemaakte berekening over te maken, en uitleg te verschaffen over de omvang van de periode waarvoor het een recuperatie van de onverschuldigde sommen vraagt (de sommen zouden onverschuldigd zijn omdat de aanvrager een financiële tussenkomst van de ouders en wachtuitkeringen geniet) ; 869
•
een tegenvordering in te stellen tot recuperatie van de onverschuldigde betaling, en om de partijen toe te laten uitleg te geven over de duur – 6 maanden – en de aanvang van de sanctie;870
•
aan te tonen dat een bepaalde beslissing werd aan de aanvrager betekend werd.871
Vaak kennen de rechtscolleges het bestaansminimum toe aan een student, op voorwaarde dat hij op het einde van het academiejaar bewijst dat hij geschikt is om te studeren : op dat ogenblik wordt een nieuwe zitting vastgelegd of wordt een heropening van de debatten bevolen, zodat kan worden uitgemaakt welke sommen de ouders hebben betaald en nagegaan of hij de studies voortzet.872 Aldus verlengt de rechtbank haar eerder vonnis dat het bestaansminimum voorlopig toekende, en heropent ze de debatten om de student in de mogelijkheid te stellen een getuigschrift te overhandigen waarop de resultaten staan van de gedeeltelijke examens (hogere studies, graduaat in industriële informatica, academisch jaar 20012002).873 De rechtscolleges waken erover dat het OCMW het goede verloop van de studies niet belemmert. Zo oordeelt de rechtbank dat een centrum niet eerst kan aanvaarden dat de betrokkene een vijfde studiejaar aanvat, om hem vervolgens trachten te dwingen deze studies middenin het schooljaar te onderbreken, des te meer daar hij met gezondheidsproblemen kampte. De rechtbank oordeelt dat hij in zijn recht op bestaansminimum moet worden hersteld. Op het einde van het schooljaar zal een ernstige balans moeten worden opgemaakt van de aan de betrokkene voorgestelde mogelijkheden. 874 De rechtbank veroordeelt het OCMW tot betaling van een bestaansminimumtoeslag vanaf 1 juli, op voorwaarde dat de studente aantoont dat ze gedurende minstens drie weken gewerkt heeft in de loop van de maanden juli, augustus en september 2002, en dat ze een studietoelage heeft aangevraagd voor het schooljaar 2002-2003. Zij heeft ook verduidelijkt dat het behoud van de bestaansminimumtoeslag vanaf oktober 2002 afhankelijk zal worden gemaakt van enige werkbereidheid, waarbij rekening wordt gehouden met de studievereisten.875 De rechtscolleges voorzien vaak in een begeleiding, inzonderheid met het oog op het vinden van een bezoldigde studentenjob die in verhouding staat tot de vaardigheden van de student en zijn bekwaamheid, en verzoenbaar is met zijn lesprogramma, of opdat binnen afzienbare tijd een overeenkomst van sociale integratie zou kunnen worden ondertekend met het OCMW, of om ervoor te zorgen dat de geneeskundige kosten en 867 868 869 870 871 872 873 874 875
T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 111.142. T.T. Liège, 9e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 321.548. T.T. Liège, 7e ch., 6 février 2002, X / CPAS Liège, RG 315.526 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Rochefort, RG 61.683. T.T. Liège, 9e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Esneux, RG 324.085 et 324.086. Arbrb. Antwerpen, 14de K., 21 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346.480. T.T. Liège, 10e ch., 22 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319.564 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319.693 et 321.216. T.T. Liège, 7e ch., 30 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 317.958 ; T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.696. T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 321.617. T.T. Bruxelles, 15e ch. extraordinaire, 9 juillet 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Lambert, RG 25.226/02.
111
kosten voor geneesmiddelen gedekt zijn tot de betrokkene zich kan aansluiten bij een verzekeraar, of om een eigen woonst te zoeken, of een taal- of beroepsopleiding te geven. De steun wordt vanaf dit ogenblik toegekend.876 Het Arbeidshof van Brussel heeft geoordeeld dat de rechtbanken die ongevraagd een begeleiding verzekeren, ultra petita recht spreken, zodat die maatregelen moeten worden vernietigd.877 De rechtbanken kennen soms het bestaansminimum toe voor een bepaalde periode, en nodigen het OCMW uit om de situatie te herzien op een welbepaalde datum, met name wat het bewijs voor de werkbereidheid van de aanvrager betreft of voor diens samenwonen, of wat de afloop betreft van zijn eis in rechte ter verkrijging van onderhoudsgeld of een studiebeurs, of wat de wijziging in de staat van behoeftigheid betreft ingevolge een nieuwe dienstbetrekking.878 Wanneer de zaak in die gevallen terug voor de rechter komt, kent deze definitief het bestaansminimum toe aan de student die zijn geschiktheid voor studies bewezen heeft (het voorlopig bestaansminimum wordt tot het einde van het lopende studiejaar toegekend, datum waarop een nieuwe zitting wordt bepaald via een heropening van de debatten). In andere gevallen bevestigt de rechter een voorlopig vonnis en vernietigt hij een weigeringsbeslissing, aangezien de opgelegde voorwaarde vervuld lijkt879, maar verwerpt hij de aanvragen voor maatschappelijke dienstverlening.880 De beslissing tot intrekking van het bestaansminimum is gerechtvaardigd wanneer de betrokkene geen enkele van de in het tussenvonnis gevraagde bewijzen levert, met name wat de gevolgde opleiding en zijn inkomsten betreft, en niet naar het OCMW is geweest om zijn cheques af te halen881, of wat zijn daadwerkelijk verblijf en de inkomsten van het huishouden betreft.882 Op de rechterlijke beslissing tot bevoegdverklaring van één OCMW en de vernietiging van de beslissing van onbevoegdverklaring van één van de twee centra, beveelt de rechtbank een heropening van de debatten opdat het OCMW en de betrokkene uitleg zouden kunnen verschaffen over de staat van behoeftigheid. Wanneer de zaak weer wordt behandeld, kan ze het OCMW ertoe veroordelen het bestaansminimum te betalen, indien wordt bewezen dat de voorwaarden vervuld zijn.883 De rechtbank verwijst de zaak soms naar de rol om toepassing te maken van artikel 71, vijfde lid, van de wet van 8 juli 1976, en roept het OCMW van de domicilie-inschrijving in de zaak, wanneer de situatie niet wordt voorzien door de regels van de wet van 2 april 1965, en de bevoegdheidsregel dus in artikel 57bis van de wet van 8 juli 1976 moet worden gezocht, dat de aan de dakloze verleende maatschappelijke dienstverlening regelt – de betrokkene bevindt zich inderdaad al vier maanden op het grondgebied van de gemeente, en er moet rekening worden gehouden met die tegenspraak tussen de administratieve inschrijving van de verzoeker en zijn daadwerkelijk verblijf.884 De rechtbank veroordeelt één OCMW voor één periode en een ander voor een andere periode, en heropent de debatten opdat een debat zou kunnen worden gevoerd over de vordering tot terugbetaling van de steun verleend door het OCMW voor de periode dat het niet bevoegd was.885
876 877 878 879
880 881 882 883
884 885
T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 21.3914/01. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.499. T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 319.693 et 321.216. T.T. Liège, 10e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Oupeye, CPAS Oupeye / Y, RG 319.296, 319.297 et 321.507 ; T.T. Liège, 11e ch., 6 août 2002, X / CPAS Seraing, RG 315.252 ; T.T. Liège, 7e ch., 2 octobre 2002, X / CPAS Liège, RG 321.696. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 103.016 ; T.T. Liège, 10e ch., 7 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 319.564. T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Couvin, RG 61.516. T.T. Liège, 10e ch., 22 février 2002, X / CPAS Liège, RG 306.308. T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur et CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 112.572 et 112.573 ; T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 112.572 et 112.573 ; T.T. Arlon, 2e ch., 236 avril 2002, X / CPAS Attert et CPAS Sainte-Ode, RG 30.591 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Braine l’Alleud et CPAS Waterloo, RG 266/N/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Auderghem, RG 25.705/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 décembre 2002, X / CPAS Auderghem et CPAS Schaerbeek, RG 25.705/02.
112
Tijdens de bestudeerde periode kennen de rechtbanken voorlopig het bestaansminimum toe, en bevelen ze een heropening van de debatten : •
met vaststelling van een zitting die moet plaatsvinden na het verstrijken ervan, opdat de partijen hun dossiers zouden kunnen aanvullen, met name door het overmaken van eerdere beslissingen, en om het OCMW toe te laten zijn sociaal onderzoek aan te vullen ;886
•
opdat de betrokkene zijn verblijf en zijn huidige situatie als werkloze duidelijk zou kunnen toelichten, en bewijzen verschaffen voor zijn zoektocht naar werk ;887
•
om de partijen toe te laten hun dossier over het recht op bestaansminimum samen te stellen;888
•
om de partijen toe te laten een debat te voeren over de definitief aan de betrokkene verschuldigde bedragen889, of om het juiste bedrag vast te stellen van de inkomsten die door het OCMW in aanmerking kunnen worden genomen ;890
•
waarbij het OCMW wordt uitgenodigd om uitleg te verschaffen over de redenen waarom het bestaansminimum sinds oktober 2001 niet meer betaald is, de betrokkene moet verduidelijken welke stappen ze sedert september 2001 heeft gezet bij de zoektocht naar werk, en welke inkomsten ze geniet. De heropening kan ook worden bevolen om te onderzoeken of het om een werkelijk verblijf gaat en om de staat van behoeftigheid na te gaan. Aangezien ze twee kinderen bij haar heeft en ze een beroepsomschakeling wil verwezenlijken met behulp van het OCMW, moet er een wachtperiode worden ingelast (artikel 19, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek), en moet er voorlopig een verhoogd bestaansminimum voor alleenstaanden worden toegekend vanaf 8 januari 2002, of een bedrag van 20.000 BF.891
De rechtbank veroordeelt het OCMW dus tot betaling van een voorlopig bestaansminimum voor samenwonenden tot er een definitief vonnis ten gronde wordt gewezen, en verwijst de zaken naar de rol om de partijen in de mogelijkheid te stellen conclusies te maken op basis van hun dossiers, wanneer ontegensprekelijk blijkt dat de openbare centra ingelicht zijn van een beroep en van een vordering van een inzage in hun dossier door het Auditoraat (op basis van artikel 138, derde lid van het Gerechtelijk Wetboek) ; hierover een andere beslissing nemen zou eigenlijk neerkomen op het verval van het recht van de eiser om zijn dossier onmiddellijk over te maken aan het gevatte rechtscollege, en zou er aanleiding toe kunnen geven dat zijn beroep ongerechtvaardigd wordt geacht, terwijl in dergelijke aangelegenheid nochtans zijn grondrechten in het geding zijn. Wanneer het OCMW uitstel vraagt en de betrokkene zich hiertegen verzet, moet overeenkomstig § 2 van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek worden tegemoetgekomen aan de eis van voorlopige beslissing. 892 De rechtscolleges bevelen vaak een heropening van de debatten opdat de partijen of derden bij machte zouden zijn om de door de rechtbank gevraagde documenten neer te leggen of bijkomend uitleg te verschaffen over bepaalde rechtsvraagstukken, met name over de ontvankelijkheid van het beroep.893 Het Hof beveelt de directeur van de jeugdbijstand dat documenten zouden worden overgemaakt op grond van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek, om uit te maken of er al dan niet sprake is van samenwoning in de bijzondere instelling waar de betrokkene werd geplaatst.894 Aldus kan de rechtbank een geneeskundig deskundigenonderzoek bevelen om te achterhalen of de betrokkene wegens gezondheidsredenen arbeidsongeschikt is895 of om te kunnen beschikken over socio-psychologische 886 887 888 889 890 891 892 893 894 895
T.T. Arlon, 2e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.596. T.T. Liège, 7e ch., 22 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 317.748. T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Namur, RG 114.211. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 25 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 6.697/00. C.T. Liège, 8e ch., 12 juin 2002, CPAS Liège / X, RG 30.721/02. T.T. Liège, 9e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906 ; T.T. Liège, 9e ch., 19 février 2002, X / CPAS Liège, RG 318.924. T.T. Liège, 1e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Oupeye et X/ CPAS Oupeye, RG 319.296 et 319.297. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Tournai / X, RG 17.071 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Couvin, RG 61.516 ; T.T. Verviers, 1e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Pépinster, RG 0648/2002. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Tournai / X, RG 17.071. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Watermael-Boisfort, RG 19.252/01.
113
vaststellingen en adviezen, om te kunnen oordelen of het vertrek uit de woonplaats door een 18-jarige gerechtvaardigd was, en waarbij het OCMW veroordeeld werd tot betaling van een voorlopige steun tijdens het deskundigenonderzoek.896 Ze hebben ook de persoonlijke verschijning van de partijen bevolen, evenals onderzoeken en getuigenverhoren gelast. Dit is het geval wanneer de rechtbank wenst te weten of de betrokkene gebroken heeft met de ouders en zich wel degelijk in een ander verblijf heeft gevestigd 897 of om een vaststelling te maken van de verblijfsvoorwaarden, om eventueel tot een samenwoning te besluiten.898 De rechtbank heeft de partijen ook een voorafgaande maatregel in de zin van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek voorgesteld, met name het beroep op een verzoening door toedoen van de rechtbank, zodat er tussen hen weer een gezonde medewerking kan komen die nodig is opdat de bijstand in een goede verstandhouding zou verlopen en er voor elk van de partijen redelijke doelstellingen zouden worden vastgesteld. 899 De rechtscolleges hebben dikwijls verklaard dat het beroep geen voorwerp meer heeft, wanneer blijkt dat het OCMW het bestaansminimum voor de periode waarover geschil heeft betaald900 of een nieuwe beslissing heeft genomen die een einde stelt aan de schorsing van het bestaansminimum of de beslissing tot recuperatie van de onverschuldigde betaling vernietigt901, of wanneer de betrokkene hersteld is in zijn recht op werkloosheidsuitkeringen.902 Het beroep heeft geen voorwerp meer aangezien het OCMW de aangevochten beslissing herzien heeft, en het gevraagde bestaansminimum betaald, en de betrokkene ten onrechte de terugwerkende kracht van de beslissing vordert, aangezien de op die datum ingestelde eis tot tussenkomst een beslissing tot voorwerp had die niet voor de rechtbank is aangevochten binnen de wettelijke termijn van drie maanden, en deze beslissing definitief is geworden, zodat de rechtbank pas kennis kan nemen van de situatie van de sociaal verzekerde vanaf de dag waarop de aangevochten beslissing uitspraak doet.903 De rechtbanken hebben ook vastgesteld dat er afstand van geding is wanneer de aanvrager de rechtbank schrijft om te melden dat zijn verzoekschrift geen voorwerp meer heeft, dat hij afziet van de voortzetting904, of wanneer de betrokkene verklaart dat hij werk heeft gevonden 905 of de gemeente verlaat.906 Zo ook is soms overgegaan tot schrapping van het geding van de algemene rol, zelfs wanneer de aanvrager verstek geeft op de zitting.907 896 897 898 899 900
901 902 903 904
905 906
T.T. Verviers, 1e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Verviers, RG 0596/2002. T.T. Huy, 2e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Huy et X/ CPAS Flémalle, RG 55.879 et 55.974. C.T. Mons, 6e ch., 26 mars 2002, CPAS Chimay / X, RG 15.679. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 22.581/01. T.T. Liège, 10e ch., 11 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 254.394 ; T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 5.267/01/M ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 321.318 ; T.T. Liège, 10e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 319.684 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Peruwelz, RG 73.067 ; T.T. Liège, 10e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Oupeye, RG 321.506 ; T.T. Liège, 10e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Oupeye, RG 321.508 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.355/R ; T.T. Liège, 9e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 322.000 ; T.T. Liège, 10e ch., 7 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 319.564 ; T.T. Liège, 10e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Oupeye, CPAS Oupeye / Y, RG 319.296, 319.297 et 321.507 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.818 et 113.515 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 novembre 2002, X / CPAS Jette, RG 28.999/02. T.T. Huy, 2e ch., 6 février 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.521. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Montigny-Le-Tilleul, RG 16.105. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61.150/R. T.T. Huy, 2e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Burdinne, RG 46.850, 47.353 et 53.615 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.043/R ; T.T. Namur, 7e ch., 22 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 113.594 ; T.T. Namur, 7e ch., 24 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 113.562 ; T.T. Namur, 7e ch., 14 juin 2002, X / CPAS Namur, RG 113.157 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Braine-L’Alleud, RG 304/N/2002 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 novembre 2002, X / CPAS Bernissart, RG 74.423. T.T. Liège, 10e ch., 22 mars 2002, X / CPAS Waremme, RG 310.237 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 21.262/010. C.T. Bruxelles, 8e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Auderghem, RG 38.751.
114
Wanneer er ernstige twijfel bestaat over het daadwerkelijk en gewoonlijk verblijf van de aanvrager op het meegedeelde adres of over de familiale relaties die de zucht naar een zelfstandig leven rechtvaardigen, of over de behoeften van de menselijke waardigheid in het licht van de inkomsten, of over de reden voor de laattijdige afwezigheid en de weigering om een nieuwe arbeidsovereenkomst in het kader van artikel 60 te ondertekenen, verwijst de rechtbank de zaak naar de rol en oordeelt ze dat het noodzakelijk is om directe aanvullende onderzoeksmaatregelen te eisen (op tegenspraak). Er wordt een rechter-commissaris aangesteld.908
4.5. Het vonnis 4.5.1. De voorlopige tenuitvoerlegging Krachtens artikel 1398 van het Gerechtelijk Wetboek kan de rechter de voorlopige tenuitvoerlegging van een vonnis toestaan, behoudens de uitzonderingen die de wet bepaalt. De tenuitvoerlegging geschiedt volledig op risico van de partij die daartoe last geeft en onverminderd de regels van het kantonnement. De rechter mag slechts met passende omzichtigheid zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Bepaalde beslissingen bevelen de voorlopige tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissing, niettegenstaande enig beroep en zonder waarborg noch kantonnement.909 De rechtscolleges motiveren maar zelden het uitvoerend karakter van de beslissing. Wanneer ze dit wel doen, voeren ze met name aan : •
dat het bestaansminimum sommen betreft die onontbeerlijk zijn om een menswaardig leven te leiden, zodat aan de hoogdringendheid niet kan worden getwijfeld, met name wanneer de betrokkene het gevaar loopt om uitgezet te worden ;910
•
dat er rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van twee kinderen, en met het feit dat de betrokkene een beroepsomschakeling wil verwezenlijken met behulp van het OCMW ; er moet een wachtperiode worden ingelast (artikel 19, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek), en er moet een verhoogd bestaansminimum voor alleenstaanden worden toegekend vanaf 8 januari 2002, met bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging ; 911
907
908
909
910 911
T.T. Charleroi, 5e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Montigny-le-Tilleul, RG 60.084/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 7 mai 2002, X / CPAS Chimay, RG 59.157R ; T.T. Dinant, 7e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Rochefort, RG 61.942 ; T.T. Liège, 9e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Seraing, RG 320.91. T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R ; T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Dison, RG 0498/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Pepinster, RG 0648/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1674/2002. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Braine-le-Comte, RG 2.095/01/LL ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Jette, RG 13.821/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Forest, RG 17.098/01 ; T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 5.267/01/M ; T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, CPAS Liège / X, RG 313.143 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Rochefort, RG 59.394 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, CPAS Verviers / X, RG 2.282/2001 ; T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 14 février 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.511 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113.091 et 113.556 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Charleroi, RG 59.821/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 7.473/01 ; T.T. Arlon, 2e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.596 ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 17 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.035/01/LL et 3.036/01/LL ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Waterloo, RG 124/N/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 28 mai 2002, CPAS Verviers / X, RG 0307/2002 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Chimay, RG 59069/R ; T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 1er juillet 2002, X / CPAS Ottognies-Louvain-la-Neuve, RG 251/W/2002. Idem : 37 : Bruxelles : 17 ; Liège : 3 ; Verviers : 3 ; Namur : 6 ; Charleroi : 5 ; Mons : 3. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59.151/R. T.T. Liège, 9e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906.
115
•
dat de houding van het OCMW, na een eerste vonnis ingevolge het gebrek aan tenuitvoerlegging van dit voorlopig vonnis waartoe het was veroordeeld, en waartegen het centrum geen beroep had aangetekend, en de gebrekkige situatie van de betrokkene een situatie schept die, opdat het vonnis doeltreffend zou zijn in het licht van artikel 11 van het EVRM, een voorlopige tenuitvoerlegging vereist ;912
•
dat de aanvraagster reeds enige tijd van wat spaargeld en voorschotten op haar studiebeurs leefde, aangezien zij geen andere inkomsten had, geen familie waarop zij kon terugvallen en zij zonder het bestaansminimum haar studies niet kan verder zetten;913
•
Eveneens in een geval waarbij de aanvrager sinds enige tijd geen inkomen meer had - waardoor hij op het ogenblik van de uitspraak schulden had -, en waarbij niet betwist werd dat hij totaal onvermogend was.914
Ook de uitvoering van een vonnis tot terugbetaling van ten onrechte ontvangen bestaansminimum kan uitvoerbaar worden verklaard.915 De rechtbank oordeelt dat de uitvoerbaarverklaring een uitzonderlijke maatregel is die slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan worden toegestaan, bv. wanneer het gevaar dreigt dat een partij zich aan de uitvoering van het vonnis zou onttrekken. Indien er door de eiser geen argumenten m.b.t. de door hem gevraagde tenuitvoerlegging worden opgeworpen, dan besluit de rechtbank dat er geen aanleiding bestaat om die toe te staan.916
4.5.2. De kosten De veroordeling tot de kosten wordt altijd uitgesproken ten laste van het OCMW, wat ook de beslissing moge wezen over de grond van ‘s eisers recht op bestaansminimum.917
Zo blijven de beslissingen de kosten op rekening van het OCMW plaatsen, zelfs indien : • • 912 913 914 915 916 917
918
919
er ten aanzien van de aanvrager, die verstek geeft, geacht wordt een uitspraak op tegenspraak te zijn gewezen, en het beroep onontvankelijk wordt verklaard, met name wegens laattijdigheid ;918 het gaat om een afstand van rechtsvordering of het beroep zonder voorwerp is geworden ; 919 T.T. Liège, 10e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Oupeye, CPAS Oupeye / Y, RG 319.296, 319.297 et 321.507. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.739. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.332 en 341.613. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 331.928. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 21 oktober 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 338.942. T.T. Verviers, 1e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Verviers, RG 1865/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Uccle, RG 19.156/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Forest, RG 17.098/01 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.046/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.559/R ; T.T. Neufchâteau, 1e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Tellin, RG 28.437 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur, RG 110.688 ; T.T. Arlon, 2e ch., 12 février 2002, X / CPAS Virton, RG 30.525 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Couvin, RG 61.516 ; T.T. Liège, 7e ch., 13 février 2002, X / CPAS Liège, RG 318.554 ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 14 février 2002, X / CPAS Enghien, RG 1.326/00/LL et 1.677/01/LL; T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 mars 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.182 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 0149/2002 ; T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 11 avril 2002, X / CPAS Durbuy, RG 27.756 ; T.T. Arlon, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.603. Idem : 51 : Bruxelles : 23 ; Charleroi : 16 ; Liège : 11 ; Namur : 8 ; Mosn : 7 ; Verviers : 6. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Erquelinnes, RG 57.377/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19.386/01 – 20.708/01 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 10 avril 2002, X / CPAS Mons, RG 3.251/01/M ; T.T. Arlon, 1e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Virton, RG 31.255. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Montigny-Le-Tilleul, RG 16.105 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Auderghem, RG 38.751 ; T.T. Liège, 10e ch., 11 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 254.394 ; T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 5.267/01/M ; T.T.
116
•
het beroep onontvankelijk wordt verklaard, met name wegens laattijdigheid of wegens onregelmatigheid naar vorm, of het beroep ongegrond wordt verklaard ten aanzien van de verstekgevende eiser, ook al was het beroep zonder voorwerp geworden ;920
•
de hoofdvordering van de betrokkene onontvankelijk is en de tegenvordering van het OCMW tot terugbetaling van het onverschuldigde bedrag ontvankelijk en gegrond is, ook al geeft de betrokkene verstek op de zitting. 921
De kosten worden vastgelegd op de vergoeding voor een eenvoudige procedure – het bedrag waartoe het OCMW is veroordeeld, ligt lager dan 100.000 BF. 922
920
921
922
Huy, 2e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Burdinne, RG 46.850, 47.353 et 53.615 ; T.T. Huy, 2e ch., 6 février 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.521 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.043/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Montigny-le-Tilleul, RG 60.084/R ; T.T. Liège, 10e ch., 22 mars 2002, X / CPAS Waremme, RG 310.237 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 113.594 ; T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 321.318 ; T.T. Namur, 7e ch., 24 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 113.562 ; T.T. Liège, 9e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 322.000 ; T.T. Liège, 10e ch., 7 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 319.564 ; T.T. Namur, 7e ch., 14 juin 2002, X / CPAS Namur, RG 113.157. C.T. Liège, 8e ch., 8 mai 2002, CPAS Visé / X, RG 30.576/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19.386/01 – 20.708/01 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 1424/00/M ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur, RG 110.688 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 31 janvier 2002, X / CPAS Forest, RG 16.113/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Jette, RG 24351/00 ; T.T. Liège, 10e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 315.856 ; T.T. Liège, 10e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 318.699 ; T.T. Liège, 10e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 319.684 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Peruwelz, RG 73.067 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.192 ; T.T. Verviers, ch. vac., 13 août 2002, X / CPAS Verviers, RG 0736/2002 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Wanze, RG 56.248 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.260 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61.150/R. Idem : 30 : Bruxelles : 11 ; Tournai : 5 ; Huy : 4 ; Liège : 5 ; Namur : 3 ; Charleroi, 2 . T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065 ; T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, CPAS Liège / X, RG 313.143 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, CPAS Mons / X, RG 2631/00/M ; T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 303.857 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, CPAS Verviers / X, RG 2.282/2001 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 13 février 2002, X / CPAS Mons, RG 87.705 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 9.532/0 ; T.T. Liège, 9e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906 ; T.T. Arlon, 2e ch., 18 avril 2002, CPAS Arlon / X, RG 30.440 ; T.T. Verviers, 1e ch., 28 mai 2002, CPAS Verviers / X, RG 0307/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.587 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 24 septembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 164.556/A ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 1323/2002 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 24 septembre 2002, CPAS Ottignies-Louvain-laNeuve, RG 30.953/02. T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Durbuy, RG 27.521 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59.151/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Jette, RG 13.821/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 18.302/01 et 21.756/01 ; T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 303.857 ; T.T. Liège, 9e ch., 5 février 2002, X / CPAS Liège, RG 308.802 et 312.719 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1395/N/2001 et 1586/N/2001 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 0764/2001 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 1955/2001 ; T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 14 février 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27.511 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Nivelles, RG 1334/N/2001 ; T.T. Marche-en-Famenne, 1e ch., 7 mars 2002, X / CPAS La Roche, RG 27.616 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Mons, RG 98.462/99 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 4 avril 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.262 ; T.T. Neufchâteau, 2e ch., 8 avril 2002, X / CPAS Bastogne, RG 28.398 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Courcelles, RG 59.681/R, 59.834/R et 60.192/R ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1410/N/2001 ; T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Clavier, RG 55.612 ; T.T. Charleroi, 11e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Seneffe, RG 59.336/R ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 6 juin 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.191/01/LL ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Waterloo, RG
117
Soms veroordelen de rechtbanken het OCMW tot betaling van de vergoeding voor een dubbele procedure (7560 BF) .923 Sommige verhogen de procedurevergoeding met de kosten om de rechtsgang in te leiden, de toeslag ter heropening van de debatten 924 of de deskundigenkosten.925 Er is bewaard op de kosten wanneer de rechtbank de zaak verwijst naar de rechtbank die aanvankelijk territoriaal bevoegd was, de uitspraak opschort of een heropening van de debatten gelast.926 Zekere rechtbanken blijven de kosten vaststellen op 0 BF bij gebrek aan een raadsman die de verstekgevende eiser zou moeten vertegenwoordigen. 927 Het OCMW moet aantonen dat de kosten, in afwijking van artikel 1017, 2, van het Gerechtelijke Wetboek, ten laste van de aanvrager moeten worden gelegd.928 Alleen de rechtbank besluit dat een geding tergend en
923
924
925 926
927
928
129/N/2002 ; T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 1er juillet 2002, X / CPAS Ottignies-ouvain-laNeuve, RG 251/W/2002 ; T.T. Dinant, 7e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Philippeville, RG 63.021 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61.059/R ; T.T. Huy, 2e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.483. Idem : 28 : Bruxelles : 9 ; Namur : 7 ; Liège : 9 ; Verviers : 3. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Braine-le-Comte, RG 2.095/01/LL ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 janvier 2002, CPAS Namur / X, RG 24.716/00 ; T.T. Liège, 9e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Liège et CPAS Namur, RG 318.967, 319.989 et 320.005 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Mettet, RG 111.142 ; T.T. Liège, 9e ch., 30 avril 2002, X / CPAS Seraing, RG 315.140 et 321.934. T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, X / CPAS Herstal, RG 285.791 et 294.941 ; T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 311.818 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Rochefort, RG 59.394 ; T.T. Liège, 10e ch., 15 mars 2002, X / CPAS Herstal, RG 263.755 ; T.T. Liège, 9e ch., 30 avril 2002, X / CPAS Fléron, RG 313.401 ; T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 312.470, 314.287, 318.722 et 319.959 ; T.T. Arlon, 2e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.596 ; T.T. Liège, 10e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Oupeye, CPAS Oupeye / Y, RG 319.296, 319.297 et 321.507 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 novembre 2002, X / CPAS Namur, RG 105.821. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Watermael-Boisfort, RG 19.252/01. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 25 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 6.697/00 ; C.T. Mons, 6e ch., 26 mars 2002, CPAS Chimay / X, RG 15.679 ; C.T. Mons, 6e ch., 23 avril 2002, CPAS Charleroi / X, RG 17.467 ; C.T. Liège, 8e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Spa, RG 30.451 ; C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Tournai / X, RG 17.071 ; C.T. Liège, 8e ch., 12 juin 2002, CPAS Liège / X, RG 30.721/02 ; C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Couvin, RG 7.044/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 14.930/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906 ; T.T. Liège, 1e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Oupeye et X/ CPAS Oupeye, RG 319.296 et 319.297 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur et CPAS Jemeppe-surSambre, RG 112.572 et 112.573 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Rochefort, RG 61.683 ; T.T. Arlon, 2e ch., 236 avril 2002, X / CPAS Attert et CPAS Sainte-Ode, RG 30.591 ; T.T. Huy, 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.886 ; T.T. Arlon, 2e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.596 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.088/R ; T.T. Verviers, 1e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Pépinster, RG 0648/2002 ; T.T. Namur, 7e ch., 14 juin 2002, X / CPAS Assesse, RG 113.825 ; T.T. Huy, 2e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Huy et X/ CPAS Flémalle, RG 55.879 et 55.974 ; T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 734/w/2002 ; T.T. Nivelles (section Wavre), ch. vac., 19 août 2002, X / CPAS Court-Saint-Etienne, RG 139/W/2002 ; T.T. Huy, ch. vac., 22 août 2002, X / CPAS Engis, RG 55.578 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), ch. vac., 17 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.901/R. Idem : 31 ; Bruxelles : 6; Namur : 4 ; Liège : 15; Verviers : 6. T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Visé, RG 319.208 ; T.T. Liège, 10e ch., 8 février 2002, CPAS Seraing / X, RG 304.708 ; T.T. Liège, 10e ch., 22 février 2002, X / CPAS Liège, RG 306.308 ; T.T. Liège, 10e ch., 15 mars 2002, X / CPAS Flémalle, RG 319.082 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 24.548/02 ; T.T. Liège, 10e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Oupeye, RG 321.506 ; T.T. Liège, 10e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Oupeye, RG 321.508 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 mai 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 18.092/01 ; T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.583 ; T.T. Verviers, ch. vac., 17 juillet 2002, X / CPAS Dison, RG 1119/2002 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Braine-L’Alleud, RG 304/N/2002. Arbh. Antwerpen, 4e K., 9 oktober 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010605.
118
roekeloos is, en in dit geval veroordeelt zij de eiser tot het betalen van de kosten ervan929; een dergelijke uitspraak is echter zeer zeldzaam. In een ander geval waarbij een OCMW ook eiser dat de aanvrager tot de betaling van de kosten zou worden veroordeeld, volgde de rechtbank die stelling niet hoewel zij begrip kon opbrengen voor het OCMW dat nutteloze kosten had gemaakt door toedoen van de verweerder. De aanvrager had immers het recht om tegen de beslissing tot verdaging van zijn zaak, beroep in te dienen.930 Bij een terugvordering van steun en/of bestaansminimum moet het OCMW aantonen waarom de kosten, in afwijking van artikel 1017, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek, ten laste van de (vroegere) aanvrager moeten worden gelegd. Doet het dit niet, dan zijn de kosten ten laste van het bestuur.931 In één enkel geval kwamen de partijen overeen dat elk zijn eigen kosten zou dragen.932 Bepaalde rechtscolleges verdelen de kosten tussen de twee openbare centra die partij zijn bij het geschil, zo het ene territoriaal onbevoegd is933, of leggen de kosten ten laste van het bevoegde OCMW934.
4.5.3. Het kantonnement Artikel 1404 van het Gerechtelijk Wetboek sluit kantonnement uit voor schuldvorderingen tot levensonderhoud. Het bestaansminimum wordt per definitie toegekend aan een persoon die over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt. Verder beschikt het OCMW over de mogelijkheid om de bestaansminimumaanvrager uit te nodigen zijn rechten te laten gelden ten aanzien van zijn onderhoudsplichtigen, net zoals het centrum het recht heeft om het uitbetaalde bestaansminimum terug te vorderen van die onderhoudsplichtigen van de begunstigde. Dit toont in voldoende mate aan dat het recht op het bestaansminimum een schuldvordering tot levensonderhoud is, die zoals gezien geen aanleiding kan geven tot een kantonnement.935
4.6. De beroepsmiddelen 4.6.1. Het verzet Hierover is er geen rechtspraak.
4.6.2. Het beroep Wat de ontvankelijkheid van het beroep betreft, vloeit uit een arrest van het Hof van Cassatie (Cass. 20 mei 1996, Bull. Cass. 1996, nr. 1821, opmerking p. 502) voort dat de betekening van een vonnis of een arrest op basis van artikel 32, 2° van het Gerechtelijk Wetboek wel degelijk verworven is op de datum van de verzending 929 930 931 932 933
934
935
Arbrb. Tongeren, 1e K., 11 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 1813/2001. Arbrb. Tongeren, 1e K., 15 mei 2002, X / OCMW Kortessem, AR 75/2002. Arbrb. Mechelen, 1e K., 13 maart 2002, OCMW Mechelen / X, AR 75610. Arbrb. Brussel, Vak. K., 3 september 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 26029/02. T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 février 2002, X / CPAS Bernissart et Tournai, RG 71.627 et 71.955 ; T.T. Charleroi, 11e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Morlanwelz et Braîne-le-Comte, RG 59769R, 9719HR, 59770R, 10437HR. C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 25 juin 2002, Madame le Procureur Général près la Cour d’appel et la Cour du travail de Liège / X et CPAS Andenne, RG 6.081/98 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek et CPAS Evere, RG 19.866/01 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Braine l’Alleud et CPAS Waterloo, RG 266/N/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.185 et 323.055 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.818 et 113.515 ; T.T. Charleroi (section Charleroi), ch. vac., 13 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.782/R. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Boussu / X, RG 16.459.
119
van de gerechtelijke beslissing, niet op de ontvangstdatum. De betekening van het vonnis is verricht op 4 november 1998, de beroepstermijn verstreek dus op 4 december 1998. De akte van beroep draagt als datum 7 december 1998, en werd ontvangen op 9 december 1998. Niettemin komt in het dossier een brief met datum van 2 december 1998 voor die ondertekend is door de Voorzitter en de Secretaris van het OCMW, waarbij een uittreksel steekt van het beraadslagingsregister van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn, en die zonder uitdrukkelijke bepaling van de aangevochten beslissing toch duidelijk de wil te kennen geeft om beroep aan te tekenen bij het Hof. Aan deze brief is een schrijven toegevoegd dat gericht is aan de griffie (aangetekend schrijven, poststempel op 4 december 1998). Aangezien het gaat om een geschil in een aangelegenheid die bedoeld wordt bij artikel 580, 8° van het Gerechtelijk Wetboek, kan het beroep bij aangetekende brief worden ingesteld, zoals bepaald bij artikel 1056, 3° van het Gerechtelijk Wetboek. Het beroep werd ingediend binnen de wettelijke termijn. 936 Ook al gaf de betrokkene verstek, oordeelt het Hof dat het op 17 januari 2002 ingediende beroep tegen een op 10 december 2001 betekend vonnis, laattijdig is ingesteld. 937 Bepaalde rechtscolleges leggen de kosten ten laste van de bestaansminimumaanvrager die beroep heeft ingesteld938 of ten laste van het OCMW.939 Door de devolutieve werking is het Arbeidshof gevat voor het geheel van het geschil, zelfs bij verstek van de steunaanvrager.940
Aldus werd in de bestudeerde periode geoordeeld dat : •
het Hof het vonnis mag vernietigen voor zover dit veroordeelde tot betaling van het bestaansminimum voor een bepaalde periode, en het OCMW vervolgens mag veroordelen tot betaling voor een langere periode ;941
•
het Hof het vonnis kan bevestigen voor zover dit het beroep inzake het bestaansminimum ongegrond heeft verklaard, aangezien de betrokkene ook over de inkomsten van zijn zoon kon beschikken, maar evenzeer het vonnis kan vernietigen voor zover het maatschappelijke dienstverlening weigert ;942
•
wanneer er een beroep wordt gericht tegen een vonnis dat het beroep tegen een weigeringsbeslissing van een eerste bestaansminimumaanvraag ongegrond heeft verklaard, en de betrokkene later een nieuwe bestaansminimumaanvraag en aanvraag voor een maatschappelijke dienstverlening indient, de aanhangigheid bij het Hof van Beroep krachtens het principe van het gezag van het rechterlijk gewijsde beperkt wordt tot de periode tussen de datum van de eerste aanvraag en de datum van de tweede – het geschil blijft hangende voor de toekenning van de steun beoogd door de tweede periode ;943
•
wanneer het beroep is gericht tegen een vonnis dat het OCMW veroordeeld heeft tot betaling van het bestaansminimum voor alleenstaanden, en het centrum bij deze ook uitgenodigd werd om een nieuwe beslissing te nemen vanaf 31 januari 2002 (in functie van de bestaande onderhoudsvorderingen), het Hof bij gebrek aan incidenteel beroep niet gevat is voor de mogelijkheid om een geschilkwestie in vraag te stellen waarover de eerste rechter uitspraak heeft gedaan en die geen voorwerp is van enig hoofd- of
936 937 938 939
940 941 942 943
C.T. Mons, 6e ch., 26 mars 2002, CPAS Chimay / X, RG 15.679. C.T. Liège, 8e ch., 8 mai 2002, CPAS Visé / X, RG 30.576/02. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.499 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 41.241. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.782 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.753 ; C.T. Liège, 8e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 29.794/01 ; C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 25 mars 2002, X / CPAS Namur, RG 6.697/00 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 42.476 ; C.T. Liège (section Neufchâteau), 11e ch., 12 juin 2002, CPAS Virton / X, RG 3.541/02 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 octobre 2002, X / CPAS Uccle, RG 43.258. Idem : 23 : Mons : 8 ; Liège : 15. C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 octobre 2002, X / CPAS Uccle, RG 43.258. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 30.282/01 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 3 octobre 2002, X / CPAS Uccle, RG 43.258. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, X/ CPAS Lobbes, RG 17.572. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Spa, RG 30.478/2001.
120
incidenteel beroep – het beschikkend beginsel verbiedt ultra petita recht te spreken, zelfs wanneer het deel van de aangevochten beslissing bepalingen van openbare orde miskent ;944 •
de draagwijdte van het geschil wordt afgebakend door de motivering bij de aangevochten beslissing die een gebrek aan medewerking afleidt uit het feit dat niet wordt ingegaan op convocaties ; 945
•
het Hof het eerste vonnis vernietigt ingevolge een arrest van het Arbitragehof dat oordeelt dat er geen sprake was van discriminatie.946
Een arbeidsrechtbank die zich uitspreekt over het recht op maatschappelijke dienstverlening, maar hiervoor niet gevat werd omdat de vraag alleen het bestaansminimum betrof, overtreedt de grenzen van het geschil; een hiertegen ingesteld incidenteel beroep is gegrond.947
5. DE TERUGVORDERING VAN HET BESTAANSMINIMUM In gevolge artikel 13 van de Bestaansminimumwet van 07 augustus 1974 kan het bestaansminimum worden teruggevorderd in geval van verzuim vanwege betrokkene of ingeval van materiële vergissing; artikel 14 van de vermelde wet schrijft dan een procedure voor die door het OCMW verplicht moet worden nageleefd948. Het OCMW moet inzonderheid aan de gerechtigde bij schrijven kennis geven van zijn beslissing om het hem uitgekeerde bestaansminimum terug te vorderen of daartoe tegen hem een eis tot terugbetaling instellen, waarna de gerechtigde over een periode van één maand beschikt om een verzoek in te dienen om af te zien van de terugvordering of de eis tot terugbetaling. Dit betekent dat het OCMW: 1) een beslissing moet nemen van terugvordering, 2) die beslissing moet bij gewone brief worden meegedeeld aan verweerder en 3) verweerder over één maand beschikt om een verzoek in te dienen of om af te zien van de terugvordering. Een OCMW dat geen beslissing van terugvordering overlegt en niet aantoont dat de procedure van artikel 14 werd nageleefd, kan het onterecht uitbetaalde bedrag niet terugvorderen.949 Bepaalde rechtbanken bekijken de terugvordering totaal anders; zij noemen de wijd verbreide praktijk om de gerechtigden een verbintenis tot terugbetaling van de genoten steun te laten ondertekenen, volstrekt onwettig omdat de sociale zekerheidswetgeving van openbare orde is; individuen kunnen niet afwijken van dwingend recht. Derhalve oordelen zij dat een OCMW niet gerechtigd is om op grond van een terugbetalingsverbintenis over te gaan tot terugvordering.950
5.1. Het bij wijze van voorschot toegekende bestaansminimum De terugbetaling van het bestaansminimum kan slechts binnen de grenzen en voorwaarden zoals bepaald in de artikelen 12 tot 15 van de wet van 7 augustus 1974 worden gevraagd. De rechtbank gaat na of de wettelijke voorwaarden vervuld zijn opdat de gevraagde recuperatie zou kunnen worden bevolen.951 Deze wettelijke voorwaarden betreffen zowel de grond als de vorm van de recuperatiebeslissing. De terugvordering is ongegrond wanneer in het dossier geen enkel spoor wordt aangetroffen dat erop wijst dat het OCMW een subrogatie zou gevraagd hebben voor de toekenning van de door de Franse Gemeenschap verschuldigde achterstallen, de rechtbank niet weet vanaf welke datum de verwerende partij daadwerkelijk een regularisatie heeft genoten van de door die gemeenschap verleende steun, 944 945 946 947 948 949
950 951
C.T. Liège (section Neufchâteau), 11e ch., 12 juin 2002, CPAS Virton / X, RG 3.541/02. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16.782. C.T. Liège (section Namur), 13e ch., 25 juin 2002, Madame le Procureur Général près la Cour d’appel et la Cour du travail de Liège / X et CPAS Andenne, RG 6.081/98. Arbh. Antwerpen, 4e K., 12 juni 2002, X / OCMW Kalmthout, AR 2010453. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 21 oktober 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 338.942. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 332.939 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 15 april 2002, X / OCMW Dendermonde, AR 46.582 en 46.702 ; Arbrb. Antwerpen, 6e K., 13 juni 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 228.061. Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 november 2002, OCMW Mechelen / X, AR 76820. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 21.352/01 ; T.T. Verviers, 1e ch., 28 mai 2002, CPAS Verviers / X, RG 0307/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.587.
121
en het OCMW niet aantoont dat het de geciteerde beslissingen heeft betekend. Aangezien niet wordt bewezen dat de recuperatiebeslissing van 8 november 1995 betekend werd, terwijl de verdedigende partij deze betekening betwist, toont de eiser niet aan dat de beroepstermijn wettelijk is beginnen lopen en hij gerechtigd is om een vordering tot terugbetaling in te stellen. 952 Een OCMW kan het bestaansminimum voor een bepaalde periode slechts terugvorderen in de gevallen dat de aanvrager later inkomsten verworven heeft die betrekking hebben op dezelfde periode. Indien blijkt dat betrokkene door een beslissing van de RVA in die periode uitgesloten was van het recht op werkloosheidsuitkeringen, bestaat er voor het OCMW geen rechtsgrond waarop het uitgekeerde bedrag kan worden teruggevorderd.953 Een OCMW dat zijn terugvordering steunt op de informatie van de Rijksdienst voor Kinderbijslag, terwijl die informatie achteraf onjuist of ten minste onvolledig blijkt te zijn, heeft geen rechtsgrond voor de terugvordering.954 Aldus is geoordeeld dat : •
de eis tot recuperatie van het verleende bestaansminimum ongeoorloofd en ongegrond is wanneer blijkt dat het Bijzonder Comité van de sociale dienst bij het OCMW twee beslissingen heeft genomen : het openstellen van het bestaansminimum voor alleenstaanden gedurende de sanctie van de RVA, en een recuperatie daarvan na afloop van de sanctieperiode via vrijwillige overdracht van de werkloosheidsuitkeringen. Op burgerrechtelijke vlak is de schulderkenning ongeldig en moet ze dus vernietigd worden : enerzijds bevat ze niet alle verplichte vermeldingen zoals bepaald bij artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek, dat met name oplegt dat de geldsom voluit in letters moet worden uitgedrukt, wat hier niet het geval is ; bovendien werd die « schuldbekentenis » bij de toekenning van het bestaansminimum door de Raad ondertekend en voorgesteld als betalingsvoorwaarde, wat de veronderstelling wekt dat de toestemming voor de terugbetaling door geweld werd afgeperst in de zin van de artikelen 1109 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. In dit opzicht vormt het bestaansminimum werkelijk een recht van schuldvordering, in de mate dat het OCMW bevoegd is om dit te verlenen zodra de aanvrager in een staat van behoeftigheid verkeert en de grondvoorwaarden vervult. Een terug te betalen bestaansminimum is werkelijk juridische ketterij, aangezien het om een principieel en absoluut recht gaat – men kan geen afwijkingen toestaan op zijn onvoorwaardelijk karakter dan bij wet, waarbij dan overigens het evenredigheidsbeginsel moet worden toegepast in de afweging tussen het nagestreefde doel en de aangewende middelen. Het is bijgevolg onaanvaardbaar dat rekening wordt gehouden met een voorwaarde inzake recuperatie ten laste van de begunstigde, voorwaarde die niet uitdrukkelijk in de OCMW-wet voorkomt ;955
•
de eis de recuperatie betreft van 1.107,14 € (bestaansminimum en maatschappelijke dienstverlening als voorschot voor het loon dat zal ontvangen worden voor de gedekte periode). De betrokkene moet worden veroordeeld tot betaling van deze som via maandschijven van 50 €, of onmiddellijke terugbetaling zodra meer dan één maandtermijn niet wordt nageleefd, zonder dat hierbij enige ingebrekestelling vereist is ;956
•
de eis betreft de recuperatie van het bestaansminimum voor de periode waarin de betrokkene geen werkloosheidsuitkeringen genoot (sanctie). Het bestaansminimum kan slechts van de begunstigde worden teruggevorderd in de gevallen bepaald bij de artikelen 12 en 13, al.1, van de wet : een cumul met andere inkomsten die achteraf voor dezelfde periode worden ontvangen (achterstallen), tot beloop van het bedrag waarvoor die inkomsten bij de berekening van het uitbetaalde « bestaansminimum » in aanmerking hadden moeten worden genomen, mocht de betrokkene er toen al hebben kunnen over beschikken, verzuim van aangifte en materiële vergissing. De eis wordt ongegrond verklaard aangezien het OCMW geen enkele van die hypothesen bewijst ; 957
•
de recuperatie ten laste van begunstigden, krachtens die bepalingen, slechts mogelijk is wanneer het bestaansminimum werd verleend ingevolge een materiële vergissing, of wanneer de betrokkene nagelaten heeft inkomsten aan te geven. De eiseres vecht een beslissing aan volgens dewelke zij ten
952 953 954 955 956 957
T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 janvier 2002, CPAS Namur / X, RG 24.716/00. Arbrb. Mechelen, 1e K., 13 maart 2002, OCMW Mechelen / X, AR 75610. Arbrb. Gent, 10e K., 15 maart 2002, X / OCMW Gent, AR 149.036/00. T.T. Liège, 10e ch., 8 février 2002, CPAS Seraing / X, RG 304.708. T.T. Arlon, 2e ch., 18 avril 2002, CPAS Arlon / X, RG 30.440. T.T. Arlon, 2e ch., 14 mai 2002, CPAS Seraing / X, RG 30.426.
122
belope van 74,37 € per maand het bestaansminimum moet terugbetalen (reden : ze heeft niet gemeld dat ze niet op het grondgebied van de gemeente verblijft). Het feit dat door het OCMW naar voren wordt geschoven in zijn beslissing, stemt niet overeen met die redenen, zodat het bestaansminimum niet mag worden teruggevorderd van de eiseres. 958 Wanneer een persoon geldsommen die hij afwachtte en waar hij recht op had in de periode gedurende dewelke hij het bestaansminimum ontving, uiteindelijk in handen krijgt, is het OCMW wettelijk verplicht om het voorgeschoten bestaansminimum terug te vorderen tot beloop van de bedragen waarvoor die inkomsten die bij de berekening van het uitbetaalde « bestaansminimum » in aanmerking hadden moeten worden genomen, mocht de betrokkene er op het ogenblik van de toekenning al hebben kunnen over beschikken. Op dit vlak doet het er niet toe of het OCMW de recuperatiemogelijkheid al dan niet bepaald heeft in de toekenningsbeslissing. Hieruit vloeit voort dat de recuperatie van een door het OCMW toegekend voorschot slechts kan gebeuren in de mate dat de vordering van de bestaansminimumgerechtigde bestond op het ogenblik van de toekenning. In de mate waarin het recht al bestond (overeenkomsten die voorafgaan aan de echtscheiding met onderlinge toestemming), maar niet opeisbaar was op het ogenblik waarop hij het bestaansminimum had aangevraagd, kan het beroep van het OCMW tot recuperatie van de bestaansminimumsommen niet worden toegelaten, aangezien de akte van boedelscheiding na het echtscheidingsvonnis, getekend werd na de toekenningsperiode. 959 De rechtbanken oordelen vaak dat de door het OCMW op tegeneis gevraagde uitvoerbare titel moet worden toegekend voor de recuperatie van het saldo van het bestaansminimum (als terug te betalen voorschot op sociale uitkeringen), en waarbij de betrokkene de verschuldigde som in schijven kan aflossen.960 De verjaringstermijn voor de terugvordering, omschreven in artikel 15 van de BM-wet, begint pas te lopen vanaf het ogenblik waarop de aanvrager de beschikking kreeg over de inkomsten waarop zij krachtens rechten die zij voorheen bezat, gerechtigd was.961
5.2. Het onverschuldigde bestaansminimum De bestudeerde rechtspraak heeft nauwgezet nagegaan of men zich wel degelijk in één van de in de wet bepaalde gevallen bevindt. Aldus heeft zij besloten dat : •
wat teveel ontvangen werd, als onverschuldigde betaling moet worden teruggevorderd, zo de betrokkene uitkeringen voor personen met een handicap heeft ontvangen ;962
•
wat teveel ontvangen werd, als onverschuldigde betaling moet worden teruggevorderd, zo de betrokkene gezinsbijslagen en wezenuitkeringen heeft ontvangen ;963
•
de terugvordering van het bestaansminimum van een persoon die deze uitkering cumuleerde met een beroepsactiviteit die niet werd aangegeven bij het OCMW, gerechtvaardigd is ;964
•
de tegeneis (via conclusies) tot terugvordering van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen door de betrokkene die het bestaansminimum cumuleerde met een werkloosheidsuitkering, gegrond is ;965
958 959 960 961 962 963 964
T.T. Neufchâteau, 2e ch., 8 avril 2002, X / CPAS Bastogne, RG 28.398. T.T. Dinant, 7e ch., 26 novembre 2002, X / CPAS Ciney, RG 61.563. T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 5.267/01/M. Arbrb. Turnhout, 2e K., 11 januari 2002, X / OCMW Hulshout, AR 24.748. T.T. Tournai, 3e ch., 26 février 2002, X / CPAS Peruwelz, RG 72.194 ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 1323/2002. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Nivelles, RG 1334/N/2001. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, CPAS Verviers / X, RG 2.282/2001 ; T.T. Liège, 9e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 24 septembre 2002, CPAS OttigniesLouvain-la-Neuve, RG 30.953/02.
123
•
de terugvordering van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen door de betrokkene die het bestaansminimum cumuleerde met onderhoudsgeld, gegrond is ;966
•
de tegeneis (via conclusies) tot terugvordering van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen door de betrokkene, gegrond is, wanneer deze het centrum er niet van had ingelicht dat hij het gemeenschappelijk leven had hervat, en zo dus bedrieglijk had nagelaten inkomsten aan te geven door de waarheid te verdoezelen.967
De rechtbanken hebben geoordeeld dat de eis tot terugbetaling van onverschuldigde betalingen beperkt moet blijven tot de periode : •
van daadwerkelijk en bewezen verblijf in de gemeente, zodat de terugbetaling van de onverschuldigde betaling beperkt moet blijven tot die periode ;968
•
vanaf wanneer de betrokkene zijn pensioen van de RVP heeft verkregen, waardoor hij dit pensioen cumuleerde met het bestaansminimum, of tot de periode gedurende dewelke hij werkloosheids-, gehandicapten- of mutualiteitsuitkeringen ontvangen heeft ;969
•
van bewezen activiteit van de betrokkene. 970
Wanneer de betrokkene weigert de onverschuldigde betaling terug te betalen, moet het OCMW een eis tot terugvordering indienen voor de arbeidsrechtbank om een uitvoerbare titel te verkrijgen.971
De rechtbanken hebben de door het OCMW gevraagde uitvoerbare titel toegekend : •
om de terugbetaling van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen, te verkrijgen, aangezien de betrokkene samenwoonde ;972
•
om de terugbetaling van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen, te verkrijgen, aangezien de betrokkene een bezoldigde beroepsactiviteit uitoefende ;973
•
om de terugbetaling van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen, te verkrijgen, aangezien de betrokkene gezinsbijslagen en wezenuitkeringen ontving ;974
965
966 967 968
969 970
971 972 973
974
T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 9.532/0 ; T.T. Verviers, 1e ch., 28 mai 2002, CPAS Verviers / X, RG 0307/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.587. T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, CPAS Liège / X, RG 313.143. T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 303.857 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 décembre 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 39.227/0. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, CPAS Mons / X, RG 2631/00/M ; T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Boussu, RG 4893/01/M ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 24 septembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 164.556/A. T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.587 ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 1323/2002. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, CPAS Verviers / X, RG 2.282/2001 ; T.T. Liège, 9e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 24 septembre 2002, CPAS OttigniesLouvain-la-Neuve, RG 30.953/02. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065. T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 303.857 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 décembre 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 39.227/0. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, CPAS Verviers / X, RG 2.282/2001 ; T.T. Liège, 9e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 318.906 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 24 septembre 2002, CPAS OttigniesLouvain-la-Neuve, RG 30.953/02. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Nivelles, RG 1334/N/2001.
124
•
om de terugbetaling van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen, te verkrijgen, aangezien de betrokkene het bestaansminimum cumuleerde met werkloosheidsuitkeringen ;975
•
om de terugbetaling van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen, te verkrijgen, aangezien de betrokkene het bestaansminimum cumuleerde met onderhoudsgeld976 of gehandicaptenuitkeringen ;977
•
om de terugbetaling van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen, te verkrijgen, aangezien de betrokkene de gemeente had verlaten.978
De recuperatie van de onverschuldigde betaling tot beloop van 6.980 BF, dat wil zeggen het volledige bedrag in één maand (maart 2001), is niet gerechtvaardigd in het licht van artikel 1410, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, aangezien slechts een som van 1.396 BF (34, 61 €) door het OCMW kon worden gerecupereerd voor de maand maart 2001. Anders zou de aanvrager geen inkomen meer genieten dat gelijk is aan het bestaansminimum, zoals artikel 1410, § 4, zesde lid van het Gerechtelijk Wetboek dit oplegt. Om desgevallend het saldo te kunnen recupereren, moet het OCMW dus overgaan tot een kantonnement.979 Soms verwerpt de rechtbank de eis van de betrokkene en bevestigt ze de opheffingsbeslissing van het bestaansminimum wegens verzuim van aangifte van inkomsten met bedrieglijk oogmerk, en verwijst ze de zaak naar de rol om het OCMW toe te laten nadien de onverschuldigde betaling terug te krijgen, met verduidelijking van het bedrag.980 Het beroep tegen een opheffingsbeslissing van het bestaansminimum en tegen een klacht van het OCMW tegen hem, is onontvankelijk wat de tweede beslissing betreft, aangezien de rechtbank onbevoegd is om een vonnis uit te spreken over een strafrechtelijke klacht, en ongegrond wat de eerste beslissing betreft, aangezien het onbetwistbaar vaststaat dat de eiser bedrog heeft gepleegd ten nadele van het OCMW en de gemeenschap : hij cumuleerde zijn arbeidsongevallen- en gehandicaptenuitkering en een gedeeltelijk bestaansminimum, gaf de gehandicaptenuitkering niet aan en stelde eigenhandig geschriften op waarbij hij verklaarde geen andere inkomsten te genieten.981 Indien vaststaat dat de aanvrager gedurende een bepaalde periode het bestaansminimum heeft ontvangen, terwijl hij tegelijkertijd voor dezelfde periode werkloosheidsuitkeringen kreeg, kan het OCMW op grond van artikel 12 van de BM-wet overgaan tot de terugvordering.982 Indien de gegevens uitwijzen dat de aanvrager in een bepaalde periode ingevolge verzuim van zijnentwege, bedoeld in artikel 16 van de BM-wet, onrechtmatig bestaansminimum heeft genoten, dan vordert het OCMW dit bedrag terecht terug983; het is evenwel aan het OCMW om te bewijzen dat de aanvrager een onjuiste of 975
976 977 978
979 980 981 982 983
T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 310.065 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 9.532/0 ; T.T. Verviers, 1e ch., 28 mai 2002, CPAS Verviers / X, RG 0307/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.587 ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 1323/2002. T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, CPAS Liège / X, RG 313.143. T.T. Tournai, 3e ch., 26 février 2002, X / CPAS Peruwelz, RG 72.194. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, CPAS Mons / X, RG 2631/00/M ; T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, CPAS Verviers / X, RG 0122/2002 ; T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Boussu, RG 4893/01/M ; T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 24 septembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 164.556/A. T.T. Tournai, 3e ch., 26 février 2002, X / CPAS Peruwelz, RG 72.194. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 21.352/01. T.T. Huy, 2e ch., 25 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56.474. Arbrb. Gent, 10e K., 22 november 2002, X / OCMW Gent, AR 155.422/02. Arbh. Gent (Afd. Brugge), 6e K., 10 januari 2002, X / OCMW Brugge, AR 2001/354 ; Arbrb. Brugge, 3e K., 28 januari 2002, OCMW Tielt / X; Arbrb. Tongeren, 12 februari 2002, OCMW Tongeren / X, AR 10/2002 ; Arbrb. Gent, 10e K., 15 februari 2002, OCMW Brugge / X, AR 151.525/01 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 18 februari 2002, X / OCMW Mechelen, AR 77808 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 18 februari 2002, X / OCMW Mechelen, AR 76909 ; Arbrb. Brugge,7e K., 25 februari 2002, OCMW Kortemark / X, AR 106.267 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., X / OCMW Antwerpen, 10 juni 2002, AR 341.402 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Tienen, AR 954/01 ; Arbrb. Tongeren, 1e K., 10 september 2002,
125
onvolledige aangifte van bestaansmiddelen zou hebben gedaan.984 Waar na een getuigenverhoor komt vast te staan dat de aanvrager verzwegen inkomsten uit de verhuur van onroerend goed heeft verzwegen, bevestigt de arbeidsrechtbank de eis tot terugvordering door het OCMW.985 Ook indien kan worden vastgesteld dat uiteindelijk, na herstel van de materiële vergissingen, voor een zelfde periode zowel werkloosheidsuitkeringen als bestaansminimum werden uitgekeerd, is de beslissing tot terugvordering voor de bedoelde periode gerechtvaardigd.986 Evenzeer ten aanzien van de aanvrager die verzuim heeft gepleegd, kan het OCMW krachtens artikel 13 van de BM-wet het bestaansminimum terugvorderen.987 Een OCMW dat het bestaansminimum terugvordert omdat het niet akkoord gaat met de vrijstelling die de aan de aanvrager verleend werd door de RVA, is niet gesteund op het genoemde artikel 13 zo blijkt dat de aanvrager de beslissing van de RVA correct heeft overgemaakt aan het OCMW; dergelijke beslissing van het OCMW moet vernietigd worden.988 In het geval waarbij uit de gegevens van het rijksregister kon worden opgemaakt dat een aanvrager vanaf een bepaalde datum niet meer in de gemeente woont en het OCMW heeft aan betrokkene nog gedurende een bepaalde periode het bestaansminimum uitbetaald, vordert het OCMW terecht het bestaansminimum terug vanaf datum van de verhuis wegens territoriale onbevoegdheid.989 Ten aanzien van een bestaansminimumgerechtigde die nalaat aangifte te doen van haar verhuis en van de samenwoonst met haar partner die over een inkomen beschikte, eist het OCMW terecht het bestaansminimum terug.990 Ook waar het inkomen van de samenwonende partner een werkloosheidsuitkering als gezinshoofd betreft, moet het OCMW hiervan in kennis worden gesteld.991 Jegens de aanvragers die nalaten hun gewijzigde inkomen te melden bij het OCMW en tegen de terugvordering noch omtrent het beginsel noch omtrent het bedrag, enig bezwaar laten gelden, dan kan die vordering worden toegekend.992 Om moratoire intresten te bekomen, moet schuldenaar in gebreke zijn gesteld; een gewone brief volstaat hiertoe niet, gezien de onzekerheid nopens de datum.993 De verwijlintresten worden toegekend vanaf het tijdstip van de eerste ingebrekestelling waarvan het bewijs van een aangetekende zending voorligt.994 Aan een OCMW dat verzuimt op te geven wanneer het verwerende partij in gebreke heeft gesteld en evenmin enig bewijs van aangetekende zending voorlegt, kunnen dus geen moratoire intresten worden toegekend.995 Een andere arbeidsrechtbank996 oordeelt dat artikel 97 van de OCMW-wet de terugvorderbare bedragen beperkt tot de werkelijke kostprijs; intresten zijn geen wezenlijk bestand van de kosten van de dienstverlening en kunnen bijgevolg niet ten laste worden gelegd van de aanvrager. Bij wie verzuimd heeft inkomsten uit arbeid aan te geven, is de terugvordering gesteund op de onverschuldigde betaling; daarom wordt door het OCMW terecht enkel het bedrag teruggevorderd dat de eiser in de periode in
984 985 986 987 988 989 990
991 992
993 994 995 996
OCMW Tongeren / X, AR 5/2002 ; Arbrb. Brugge, 1e K., 30 augustus 2002 ; OCMW Elsene / X, AR 109.506. Arbrb. Mechelen, 1e K., 13 maart 2002, OCMW Mechelen / X, AR 74200. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2003891. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Leuven, AR 1998/01. Arbrb. Gent, 10e K., 14 juni 2002, X / OCMW Gent, AR 153.619/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 331.203. Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Mechelen, AR 13.974/01. Arbrb. Brugge, 3e K., 14 januari 2002, OCMW Brugge / X, AR 101.239 ; Arbrb. Gent, 10e K., 25 januari 2002, OCMW Gent / X ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 6 februari 2002, X / OCMW Kapellen, AR 318.124 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 9 april 2002, OCMW Tongeren / X, AR 7/2002. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 februari 2002, OCMW Kortemark / X, AR 106.267. Arbrb. Brugge, 3e K., 22 april 2002, OCMW Brugge / X, AR 100.816 ; Arbrb. Brugge, 3e K., 13 mei 2002, OCMW Brugge / X, AR 106.933 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, OCMW Hasselt / X, AR 2021432 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, OCMW Hasselt / X, AR 2011988 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 342.037. Arbrb. Gent, 10e K., 25 januari 2002, OCMW Gent / X. Arbrb. Gent, 10e K., 10 mei 2002, OCMW Gent / X, AR 152.840/01 ; Arbrb. Gent, 10e K., 6 december 2002, OCMW Gent / X, AR 156.822/02. Arbrb. Brugge, 1e K., 30/8/2002, OCMW Elsene / X, AR 109.506. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, OCMW Mechelen / X, AR 24.018.
126
kwestie verdiend heeft.997 Indien het OCMW na een vonnis van de arbeidsrechtbank overgaat tot de uitbetaling van een bestaansminimum en dit vonnis wordt later de het arbeidshof vernietigd, dan mag het de som terugvorderen die onverschuldigd aan de aanvrager werd uitbetaald.998 Ook ten aanzien van de gerechtigde die verzuimde de inkomsten uit een erfenis aan te geven, vordert het OCMW terecht het teveel betaalde BMbedrag terug.999 De rechtbank kan ingaan op het verzoek van de verweerder die het onverschuldigde bedrag ontvangen heeft, om dit af te korten met een bepaald bedrag per maand.1000 De rechtbank kan eveneens het bedrag van de gevraagde afbetalingsfaciliteiten verhogen, gelet op de omstandigheden en het totale terug te betalen bedrag.1001 De beslissing van een rechtbank waarin bepaald wordt dat een bepaald OCMW territoriaal onbevoegd is, heeft niet zomaar tot gevolg dat de door haar uitgekeerde voorschotten van de aanvrager kunnen worden teruggevorderd als onverschuldigde betaling.1002 Tot slot kan het OCMW slechts terugvorderen wat zeker is; het feit dat de aanvrager in de Gouden Gids is opgenomen, bewijst niet dat hij werkelijk inkomsten heeft.1003 Het is aan het OCMW om te bewijzen dat de uitgeschreven circulaire cheques wel degelijk door de betrokkene werden geïnd.1004 De rechtbanken worden ook gevat door het beroep tot vermindering van de terugbetalingsmaandschijven (onverschuldigd betaald bestaansminimum), en kennen in dit geval termijnen van verminderde betaling toe, met dien verstande dat bij verzuim van naleving het overblijvende saldo onmiddellijk opeisbaar wordt zonder ingebrekestelling vooraf. Het feit dat de onverschuldigde betaling te wijten is aan vergissingen, belet niet dat deze sommen moeten worden terugbetaald. Slechts bij uitzonderlijke omstandigheden is geoordeeld dat het gerechtvaardigd kan zijn dat de gerechtigde op sociale uitkeringen het recht heeft op een tegenvordering om een veroordeling tot betaling van een gelijke som te verkrijgen ten laste van de sociale instelling. Dit is in deze niet het geval, aangezien er geen sprake is van een sociale instelling die gedurende jaren ten onrechte bedragen zou hebben uitbetaald aan de uitkeringsgenieter, terwijl deze alle nodige en duidelijke inlichtingen zou hebben gegeven, zij het dat die onvolledig bleken te zijn, waardoor het onmogelijk was volstrekt juiste cijfers te bepalen op het ogenblik waarop ze werden berekend. Evenwel moet aan de eisende partij worden toegelaten om het schuldbedrag af te lossen via maandelijkse afbetalingen van 12,50 € – wanneer één betalingstermijn in deze echter niet zou worden nageleefd, wordt het overblijvende saldo meteen opeisbaar, zonder dat er vooraf een ingebrekestelling vereist is.1005 De rechtscolleges nodigen het OCMW soms uit een afrekening van de inkomsten van de betrokkene neer te leggen, zodat, wanneer de zaak andermaal wordt behandeld, uitspraak kan worden gedaan op basis van die afrekening, en met name kan worden vastgesteld dat de door de eiser tijdens de periode waarover geschil ontvangen inkomsten boven het toegekende bestaansminimum (derde categorie) liggen, en een recuperatie van de onverschuldigde betaling zoals bevolen door het OCMW, gerechtvaardigd is ; de feiten vormen een verzuim op de aangifteplicht van de inkomsten, zij het zonder dat een opzet om bedrog te plegen werd aangetoond, zodat de door het OCMW opgelegde sanctie van 12 maanden uitsluiting moet herleid worden tot 1 maand schorsing, en de tegenvordering waarmee de verweerder een uitstel van termijn vraagt, moet worden ingewilligd.1006 Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie vloeit voort dat de rechter niet uitsluitend op basis van de vaststelling dat de aanvrager nagelaten heeft zijn inkomsten aan te geven, kan beslissen dat het recht op bestaansminimum helemaal verloren gaat, zonder vast te stellen of de bestaansminimumbegunstigde ook 997 998 999 1000
1001 1002 1003 1004 1005 1006
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 332.947, 332.948, 332949, 332.950, 333.602, 340.601. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, OCMW Hasselt / X, AR 2014218. Arbrb. Hasselt, 1e K., 24 mei 2002, X/ OCMW Hasselt, AR 2010550. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 331.928 ; Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Mechelen, AR 13.974/01 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 21 oktober 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 338.942. Arbrb. Antwerpen, 14e K., X / OCMW Antwerpen, 10 juni 2002, AR 341.402. Arbrb. Ieper, 1e K., X / OCMW Vleteren, 06/19/2002, AR 23699. Arbrb. Leuven, 2e K., 13 maart 2002, X / OCMW Tienen, AR 954/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 oktober 2002, OCMW Gent / X, AR 305.107. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Nivelles, RG 1334/N/2001. T.T. Liège, 7e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 315.526.
127
daadwerkelijk over bestaansmiddelen beschikt die een invloed kunnen hebben op het bestaan of de omvang van het recht op een bestaansminimum. Hieruit vloeit voort dat het veinzen gevolgen moet hebben op het bedrag van de inkomsten waarover de bestaansminimumbegunstigde beschikt, en invloed moet hebben uitgeoefend op de beslissing van het OCMW over het recht op bestaansminimum of over het toegekende bedrag. De debatten moeten worden heropend om het OCMW toe te laten de op basis van de afrekening van de inkomsten van de aanvrager gemaakte berekening over te maken, en uitleg te verschaffen over de omvang van de periode waarvoor het een recuperatie van de onverschuldigde sommen vraagt (de sommen zouden onverschuldigd zijn omdat de aanvrager een financiële tussenkomst van de ouders en wachtuitkeringen geniet). 1007 De sociale rechtscolleges staan de betrokkenen betalingstermijnen toe voor de terugbetaling van de ten onrechte verkregen sommen, en bepalen hierbij dat het saldo onmiddellijk opeisbaar wordt zodra er één betalingstermijn niet wordt nageleefd.1008 De betalingstermijnen worden soms geweigerd wanneer blijkt dat de verwerende partij niet te goeder trouw is in de zin van de artikelen 1244 en 1333 van het Gerechtelijk Wetboek, en misschien zelfs niet « ongelukkig » in de zin van die bepalingen, aangezien het dossier algemeen doet veronderstellen dat er sprake is van bedrog en dat zelfs de houding van de verweerder onder het afleggen van valse verklaringen kan worden gerangschikt, of onder verzuim van aangifte aan een instelling van sociale zekerheid – beide zijn een misdrijf.1009 Er werd ook geweigerd omdat het toekennen van betalingstermijnen niet in verhouding zou staan tot het terug te betalen bedrag.1010
5.3. De terugvordering bij onderhoudsplichtigen Het OCMW kan beslissen de kosten van het bestaansminimum te verhalen op de onderhoudsplichtigen van de aanvrager; een dergelijke beslissing van het OCMW heeft slechts de waarde van een eenzijdig bepaalde schuldvordering. Het bestuur dat effectief wil overgaan tot de invordering, moet een uitvoerbare titel bekomen; de onderhoudsplichtigen zijn op het ogenblik van de beslissing derhalve niet gebonden door een eenzijdig vastgesteld verhaal.1011 Onderhoudsvorderingen vallen duidelijk onder de uitsluitende bevoegdheid van de Vrederechter, of die nu benaarstigd worden door onderhoudsgerechtigden of door een OCMW (subrogatie van rechtswege wegens toekenning van steun, artikel 591.7° van het Gerechtelijk Wetboek). Daarentegen is het duidelijk dat de aangevochten beslissing geen inleidende akte van rechtsgang tot betaling van onderhoudsgeld is, maar een vaste, principiële beslissing van de Raad voor maatschappelijk welzijn op basis van artikel 98 § 2, tweede gedachtenstreepje, van de wet van 8 juli 1976, waardoor het OCMW kan beslissen dat de onderhoudsplichtigen de verleende steun moeten terugbetalen. In werkelijkheid gaat het om wat men in het administratief recht een « losgemaakte handeling » noemt. Eens de Raad een beslissing heeft genomen en er geen enkel beroep wordt tegen aangetekend, kan de ontvanger via een advokaat de rechtsprocedure tot recuperatie opstarten. Dit staat duidelijk in artikel 115, § 2, van de wet van 8 juli 1976 : « de terugvordering van de kosten voor verleende hulp, worden overeenkomstig de beslissing van de Raad voor maatschappelijk welzijn, in naam van het centrum gevoerd op vervolging en benaarstiging van de ontvanger ». De beslissing waarbij het OCMW verduidelijkt dat « Wij de eer hebben u ervan op de hoogte te brengen dat het Vast Bureau op zijn zitting besloten heeft om uw tussenkomst, als onderhoudsplichtige, in de huisvestingskosten van uw moeder, vast te leggen op 50 % van de kosten gedekt door haar persoonlijke bestaansmiddelen », is een recuperatiebeslissing die moet worden vernietigd, aangezien het OCMW niet is overgegaan tot een sociaal onderzoek naar de financiële situatie van de onderhoudsplichtige en de familiale gevolgen van de recuperatie, waartoe het volgens artikel 13 van het K.B. van 9 mei 1984 nochtans gehouden is bij een vordering tot terugbetaling.1012 1007 1008
1009 1010 1011 1012
T.T. Liège, 7e ch., 6 février 2002, X / CPAS Liège, RG 315.526. T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 5.267/01/M ; T.T. Liège, 7e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 315.526 ; T.T. Verviers, 1e ch., 28 mai 2002, CPAS Verviers / X, RG 0307/2002 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 24 septembre 2002, CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve, RG 30.953/02. T.T. Liège, 10e ch., 18 janvier 2002, CPAS Liège / X, RG 313.143. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 9.532/0. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 8 januari 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.807. T.T. Liège, 10e ch., 15 mars 2002, X / CPAS Flémalle, RG 319.082.
128
5.4. De terugvordering bij aansprakelijke derden Bij de terugvordering bij aansprakelijke derden kan de vraag worden opgeworpen of de aangesproken onderhoudsplichtigen zich tegen het OCMW kunnen beroepen op de exceptie aangehaald uit artikel 210 van het Burgerlijk Wetboek. Het OCMW moet immers zelf verantwoordelijk worden gehouden voor het toekennen van het bestaansminimum aan de aanvraagster, gezien zij ab initio niet onderzocht of er een andere mogelijkheid was, met name of de jonge aanvraagster niet terugkon naar haar ouders, zodat er geen sprake was van de onmogelijkheid tot het leiden van een menswaardig bestaan.1013
5.5. De billijkheidsredenen Het OCMW beschikt over een discretionaire en onaantastbare bevoegdheid inzake beslissingen over het eventueel afzien van terugvordering om redenen van billijkheid. Tegen een dergelijke beslissing is geen beroep mogelijk.1014 Het verzoek aan het OCMW om af te zien van de terugvordering om billijkheidsredenen, moet echter tijdig gebeuren. Ingeval tegen de meegedeelde berichten van terugvordering geen beroep wordt aangetekend, kan de rechtbank zich hierover later niet meer uitspreken.1015 De arbeidsgerechten1016 gaan bij de beoordeling van terugvorderingen doorgaans niet in op vorderingen betreffende administratiekosten, omdat zij vinden dat er hiervoor geen rechtsgrond is; een andere kamer van dezelfde arbeidsrechtbank1017 is van oordeel dat er op grond van artikel 98 van de OCMW-wet geen administratiekosten kunnen aangerekend Terugvorderingen moeten tijdig gebeuren; de vordering die buiten de termijn van vijf jaar wordt ingesteld, is laattijdig en wordt onontvankelijk verklaard.1018 De verjaringstermijn neemt slechts een aanvang op het ogenblik dat het onverschuldigde karakter van de betaling definitief vaststaat.1019
6. DE SANCTIES 6.1. De sancties tegen de rechthebbende 6.1.1. Gebrek aan medewerking Het feit dat iemand weigert mee te werken om zijn financiële situatie te onderzoeken rechtvaardigt het intrekken van het bestaansminimum.1020 In dezelfde zin stelt de arbeidsrechtbank vast dat de aanvrager geen antwoord geeft op haar vragen, zodat het haar onmogelijk is een oordeel te vellen over zijn hulpbehoevendheid; hem kan dus geen bestaansminimum worden verleend.1021 Indien de rechtbank van oordeel is dat de aanvrager geenszins het bewijs levert te voldoen aan de toekenningsvoorwaarden met het oog op het bekomen van het bestaansminimum, dan besluit zij dat het OCMW op grond van de gegevens van het sociaal onderzoek een correcte beslissing heeft genomen.1022 Aan wie geen enkel element of stuk bijbrengt dat het verslag van het
1013 1014 1015 1016 1017 1018 1019 1020 1021 1022
Arbrb. Tongeren, 2e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Meeuwen –Gruitrode, AR 73/2001. Arbrb. Turnhout, 2e K., 11 januari 2002, X / OCMW Hulshout, AR 24.748. Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Leuven, AR 2201/99. Arbrb. Brugge, 3e K., 22 april 2002, OCMW Brugge / X, AR 100.816 ; Arbrb. Brugge, 3e K., 13 mei 2002, OCMW Brugge / X, AR 106.933. Arbrb. Brugge, 7e K., 27 mei 2002, OCMW Brugge / X, AR 108.592. Arbrb. Mechelen, 1e K., 16 oktober 2002, OCMW Mechelen / X, AR 79213. Arbrb. Ieper, 1e K., 6 september 2002, X / OCMW Vleteren, AR 23699. Arbrb. Leuven, 2e K., 13 maart 2002, X / OCMW Tienen, AR 954/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.269. Arbrb. Mechelen, 1e K., 17 april 2002, X / OCMW Mechelen, AR 78061 en 79563 ; Arbrb. Tongeren, 1e K., 27 mei 2002, X / OCMW Kortessem, AR 54/2001.
129
OCMW weerlegt, weigert het OCMW alleen reeds omwille van die reden terecht het bestaansminimum1023; eveneens het Arbeidshof van Antwerpen1024 bevestigt dat de sanctie voor gebrek aan medewerking de “afschaffing” van het bestaansminimum is.
6.1.2. Opzettelijk verzwegen bestaansmiddelen Onder verzuim wordt verstaan: het niet aangeven van bestaansmiddelen waarvan betrokkene het bestaan kende. Verzuimen het OCMW voldoende in te lichten is wel een reden tot weigeren of afschaffen van het bestaansminimum1025, maar niet tot terugvordering. De bewijslast van het verzuim ligt bij het OCMW; ingeval dit dossier veel onduidelijkheden bevat en het OCMW bewijst niet dat de aanvrager inkomsten heeft gehad in de betrokken periode, dan moet een terugvordering worden verworpen.1026 De opheffingsbeslissing van het bestaansminimum vanaf 1 januari 2002 is blijkbaar een sanctie wegens het feit dat geen werk werd gezocht. Zo’n sanctie komt in de wet niet voor, zodat de schorsingsbeslissing of de beslissing van tijdelijke opheffing wegens onbeschikbaarheid op de arbeidsmarkt niet door de rechtbank kan worden bevestigd. Gesteld dat de aangevochten beslissing een beslissing tot opheffing van het bestaansminimum is (reden : de eiseres voldeed niet langer aan de toekenningsvoorwaarden), kan niet anders dan worden vastgesteld dat deze beslissing genomen is zonder de in de wet bepaalde procedure na te leven, aangezien ze pas na de beslissing en zelfs pas na de betekening ervan gehoord is. De beslissing moet worden vernietigd.1027 De sanctiebeslissing van 2 maanden wegens onbeschikbaarheid moet worden verminderd tot één maand.1028 De administratieve beslissing tot opheffing van het bestaansminimum wegens gebrek aan medewerking (geen huurovereenkomst overhandigd, de beroepsactiviteit werd niet medegedeeld), is gerechtvaardigd, aangezien de gebreken en het verzuim vaststaan en ze materieel bestanddeel vormen van de administratieve inbreuk zoals ingevoerd door artikel 16, § 1, van de wet van 7 augustus 1974. Moreel bestanddeel van de administratieve inbreuk dat stellig aanwezig is : de aanhoudende nalatigheid van, en het gebrek aan goede wil bij de betrokkene om haar wettelijke verplichtingen te vervullen als bestaansminimumbegunstigde. Er kan een administratieve straf worden opgelegd (ontnemen van het bestaansminimum) op basis van het artikel 16 ; een straf die tijdelijk is en 3 maanden duurt lijkt adequaat te zijn en meer in verhouding te staan tot de bestrafte gebreken in plaats van een sanctie zonder tijdsbeperking.1029 Bij verzuim van aangifte van bestaansmiddelen tijdens een periode waarbinnen het bestaansminimum ten onrechte werd toegekend wegens inkomsten die niet werden medegedeeld, kan het centrum de betaling opschorten voor een periode van ten hoogste 6 maanden (12 maanden bij bedrieglijk oogmerk). Bij de aanvraag op 25 oktober 2001 was de betaling van het bestaansminimum voor de eiser opgeschort gedurende iets minder dan 9 maanden, dus meer dan 6 maar minder dan 12. Aangezien de schorsing niet werd betwist, kreeg de eiser andermaal recht op betaling van het eerder bestaansminimum op 1ste augustus 200l of uiterlijk op 1ste februari 2002 (of op een andere datum volgens de schorsingsduur waartoe men zou moeten hebben besloten, behoudens aan te tonen feiten).1030 De opheffingsbeslissing van het verhoogd bestaansminimum voor alleenstaanden ten gunste van de eiseres is gegrond omdat ze heeft verzuimd bestaansmiddelen aan te geven waarvan ze op de hoogte was, met name mutualiteitsuitkeringen van de persoon met wie ze samenleeft..1031
1023 1024 1025 1026 1027 1028 1029 1030 1031
Arbrb. Ieper, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Ieper, AR 24627 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., X / OCMW Antwerpen, AR 341.954. Arbh. Antwerpen, 4e K., 8 mei 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2010209. Arbrb. Kortrijk (Afd. Roeselare), 7e K., 20 maart 2002, X / OCMW Roeselare, AR 38807. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 333.834. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Jette, RG 25.569/02 et 25.992/02. T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.342 et 321.343. T.T. Verviers, 1e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Dison, RG 1957/2001. T.T. Arlon, 2e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.596. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch., 6 juin 2002, X / CPAS La Louvière, RG 3.191/01/LL.
130
De intrekkingsbeslissing van het bestaansminimum van de eiser omdat hij met bedrieglijk oogmerk heeft verzuimd bestaansmiddelen aan te geven waarvan hij op de hoogte was, is ongegrond, aangezien het OCMW verwijst naar artikel 16 van de wet van 7 augustus 1974 om de betwiste beslissing te nemen. Artikel 16 van de bestaansminimumwet bevat een « administratieve » sanctie wanneer de bestaansminimumbegunstigde nalaat om bestaansmiddelen aan te geven waarvan hij op de hoogte is – in dit geval kan het bestaansminimum bij een aanvraag geweigerd worden, of de betaling geschorst, voor een maximumperiode van 6 maanden (12 maanden bij bedrieglijk oogmerk). Het OCMW handelt niet consequent, want het roept artikel 16 in zonder de sanctie toe te passen, en beperkt er zich toe het bestaansminimum te weigeren op grond van het feit dat de aanvrager met iemand anders samenwoont die inkomsten geniet, terwijl die persoon ook het bestaansminimum ontvangt.1032 De rechtbank werpt op dat het administratief dossier van het OCMW geen inbrekestelling bevat, terwijl dit nochtans een absolute voorwaarde is voor tot schorsing kan worden overgegaan. Bij gebrek daaraan is elke sanctie dus uitgesloten, ongeacht de houding van de betrokkene. Een opschorting van het bestaansminimumrecht van de eiseres in uitvoering van artikel 16, § 2, was niet gerechtvaardigd aangezien de wettelijke voorwaarden voor de toepassing ervan niet aanwezig waren. De betrokkene moet dus in haar recht hersteld worden.1033 De tegeneis (via conclusies) tot terugvordering van het saldo van het bestaansminimum dat ten onrechte werd ontvangen door de betrokkene, is gegrond, wanneer deze het centrum er niet van had ingelicht dat hij het gemeenschappelijk leven had hervat, en zo dus bedrieglijk had nagelaten inkomsten aan te geven door de waarheid te verdoezelen.1034 Bij beslissing van 20 februari 2001 heeft het OCMW het bestaansminimumrecht van de eiser vanaf 1 februari 2001 opgeschort wegens verzuim van aangifte van bestaansmiddelen. De betrokkene is vervolgens niet ingegaan op een uitnodiging, zodat het OCMW besloten heeft de schorsing van het recht te handhaven zonder duurbepaling. De eiser heeft die beslissingen niet aangevochten, maar wel een nieuwe aanvraag ingediend. Het OCMW moest toen de duur van de schorsing vastleggen tussen 1 en 6 of 12 maanden (bedrieglijk oogmerk of niet ?). Het OCMW heeft dit niet gedaan waardoor de duur onbepaald bleef ; de nieuwe aanvraag van 25 oktober 2001 heeft er derhalve een eind aan gesteld. Het bestaansminimum moet vanaf die datum worden toegekend.1035 De door de wet bepaalde sancties sluiten elkaar uit. Het bestaansminimum wordt geweigerd of geschorst. Herhaling wordt omschreven door de wet : een handeling binnen de drie jaar te rekenen van de dag waarop de sanctie voor een eerder verzuim definitief is geworden. De rechtbank houdt rekening met de onjuiste verklaringen van het koppel over hun inkomsten en oordeelt dat het bestaansminimum moet worden opgeschort voor 3 maanden (en geen 12 maanden, er is immers geen herhaling).1036 De opschortingsbeslissing moet worden vernietigd wanneer blijkt dat de betrokkene niet spontaan een wijziging in de gezinsinkomsten had gemeld voor de periode van 17 december 2001 tot 31 december 2001, dat wil zeggen vanaf het ogenblik waarop zijn moeder loon ontving tot op het ogenblik dat hij niet langer samenwoonde met zijn ouders. Dit is een inbreuk op de verplichtingen zoals opgelegd door artikel 50, § 1, tweede lid van de wet van 8 juli 1976. Nochtans mag de specifieke context van dit verzuim niet uit het oog worden verloren : de periode van inbreuk was zeer kort, en het is weinig waarschijnlijk dat de moeder in die periode al een eerste loonuitbetaling heeft genoten. Het verzuim is vergeeflijk. De arbeidsrechtbank is bevoegd om recht te spreken over geschillen die ontstaan uit een door het OCMW opgelegde administratieve straf. Bij gebrek aan zo’n straf, kan de rechtbank geen kennis nemen van de administratieve inbreuk noch van de beteugelingsmaatregel. 1037
De rechter beveelt soms een heropening van de debatten om het OCMW toe te laten een afrekening van de inkomsten van de betrokkene neer te leggen, zodat, wanneer de zaak andermaal wordt behandeld, uitspraak kan worden gedaan op basis van die afrekening, en met name kan worden vastgesteld dat de door de eiser tijdens de periode waarover geschil 1032 1033 1034 1035 1036 1037
T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Namur, RG 114.211. T.T. Charleroi (section Charleroi), 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Thuin, RG 60.728/R. T.T. Liège, 10e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 303.857. T.T. Arlon, 2e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.596. T.T. Liège, 9e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Herstal, RG 320.997. T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Aubel, RG 0167/2002.
131
ontvangen inkomsten boven het toegekende bestaansminimum (derde categorie) liggen, en een recuperatie van de onverschuldigde betaling zoals bevolen door het OCMW, gerechtvaardigd is ; de feiten vormen een verzuim op de aangifteplicht van de inkomsten, zij het zonder dat een opzet om bedrog te plegen werd aangetoond, zodat de door het OCMW opgelegde sanctie van 12 maanden uitsluiting moet herleid worden tot 1 maand schorsing, en de tegenvordering waarmee de verweerder een uitstel van termijn vraagt, moet worden ingewilligd.1038 6.2. De sancties tegen het OCMW Uitzonderlijk wordt een OCMW gesanctioneerd, dat iemand op vage gronden als samenwonende beschouwde, niet opdaagde op de zitting waar het beroep tegen de beslissing in kwestie werd behandeld, zodat de arbeidsrechtbank niet mals voor het OCMW vonniste. De Arbeidsrechtbank te Gent1039 vindt een dergelijke houding volstrekt onaanvaardbaar en oordeelt dat zij in geen enkel opzicht strookt met de eigen opdrachten van het OCMW als openbare instelling en evenmin met de verplichting van elke gedingpartij om mee te werken aan een vlotte procesvoering. Bij gemis aan elk verweer, en gelet op het verstek van het OCMW, kan de rechtbank op grond van de door de aanvrager overgelegde stukken en de ter zitting verstrekte toelichting slechts ingaan op de gestelde vordering.
7. DE TENLASTENEMING VAN HET BESTAANSMINIMUM DOOR DE STAAT 7.1. Het beginsel Hierover is er geen rechtspraak. 7.2. De bijzondere gevallen Hierover is er geen rechtspraak.
1038 1039
T.T. Liège, 7e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 315.526. Arbrb. Gent, 10e K., 12 juni 2002, X / OCMW Nevele, AR 153.844/01.
132
TWEEDE DEEL : DE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING 1. DE TOEKENNINGSVOORWAARDEN 1.1. Het verblijf 1.1.1. Het beginsel : het gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf Het vaststellen van de woonplaats bleek ook tijdens het jaar 2002 een delicate aangelegenheid. De Arbeidsrechtbank van Brussel vat het begrip verblijf als volgt samen : de OCMW-Wet legt weliswaar niet op dat de betrokkene op het Belgisch grondgebied moet verblijven zo hij zijn recht op maatschappelijke dienstverlening wil behouden, maar het is logisch dat een steunaanvrager die de gemeenschap om hulp verzoekt voor zijn levensonderhoud in beginsel het Belgisch grondgebied niet zonder reden kan verlaten om daarbuiten een menswaardig leven te leiden met geldelijke steun, vooral omdat dit stelsel geen bijdragestelsel is en de afwezigheid van de steunaanvrager op het Belgisch grondgebied het OCMW verhindert na te gaan of alle toekenningsvoorwaarden nog vervuld zijn1040. Overeenkomstig een algemeen aanvaard principe moet de verzoeker aantonen dat zijn verblijfplaats zich nog altijd in België bevindt1041. Dit bewijs kan met alle middelen van recht worden geleverd : -
door de effectieve aanwezigheid op het aangegeven adres, de vermelding van de naam op de brievenbus en op de bel en door de bevestiging door de verhuurder1042; door een huurovereenkomst en de bevestiging door andere personen1043; met name ook door het verslag van een wijkagent1044.
Volstaan niet als bewijs van het feit dat de betrokkene niet op het aangegeven adres verblijft : afwezigheid tijdens onaangekondigde huisbezoeken1045; één enkel vruchteloos bezoek door een niet geïdentificeerd persoon in een onduidelijke context1046 ; de afwezigheid bij één huisbezoek door de maatschappelijk werker behoudens herhaling van afwezigheden ondanks convocaties van het centrum1047 ; het feit dat betrokkene zijn ex-echtgenote helpt met administratieve verplichtingen1048 ; een verblijf van twee maanden in Algerije indien het OCMW op de hoogte was en deverlenging van de vakantie verantwoord is wegens een beenbreuk1049 ; het feit dat eiseres zich heeft aangeboden samen met een onbekende man, zonder dat het OCMW bewijst dat er sprake is van “samenwoning” en zonder plaatsbezoek1050; het bestaan van een affectieve relatie1051;
1040 1041 3 1043 1044 1045 1046 1047 1048 1049 1050
T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 39.940/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Lambert, RG 18.095/01 et 18.897/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.810. Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 mei 2002, X / OCMW Kortessem, AR 2010368. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 35.084/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.935 en 338.527 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048. T.T. Liège, 9e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Crisnée, RG 325.212. T.T. Verviers, 1e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Verviers, RG 0191/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048. Arbrb. Leuven, 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Leuven, AR 3377/01. Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 25 juni 2002, X / OCMW Denderleeuw, AR 48.320.
133
-
het feit dat bij een studente bijna geen kleding en slechts enkele boeken te vinden zijn, terwijl er een bevestigende verklaring is van de verhuurder, van andere studenten en betrokkene steeds briefwisseling ontvangen heeft op dit adres1052. vage of onvolledige inlichtingen verkregen door de maatschappelijk werker1053.
Indien het OCMW de verblijfplaats betwist moet het tegenbewijs leveren. Het OCMW draagt de bewijslast van een eventuele intentie om een fictieve situatie te creëren1054. Steun weigeren omdat “de feitelijke toestand niet langer gekend is”, is onverantwoord indien alle gegevens uit het sociaal dossier deze beoordeling tegenspreken1055. Op grond van feitelijke elementen kan het centrum wel bewijzen dat de betrokkene niet effectief op de aangegeven plaats verblijft. Hierbij zijn vooral de vaststellingen in het sociaal onderzoek van belang : bij het huisbezoek werden geen huisraad of persoonlijke spullen aangetroffen, betrokkene was afwezig en de eigenaar verklaarde dat hij er niet meer woonde en dat de huur niet meer betaald was1056; bij een merkwaardig laag elektriciteitsverbruik gecombineerd met afwezigheid tijdens verschillende onaangekondigde huisbezoeken1057; de betrokkene vertoeft slechts sporadisch in haar woonst en geeft toe ook bij haar moeder te wonen1058; de betrokkene laat onduidelijkheid bestaan over het verblijf in België en gaat niet in op verschillende uitnodigingen1059; de betrokkene is gedomicilieerd op hetzelfde adres als zijn vriendin die deze samenwoning bevestigt aan de politie1060; uit een vonnis van de Vrederechter met machtiging om alleen te verblijven kan afgeleid worden dat de verzoeker tot op dat ogenblik niet apart woonde1061. Volgens één vonnis mag het OCMW, wanneer de omstandigheden eigen aan de zaak ernstige twijfel laten bestaan over de werkelijkheid van het verblijf, opleggen dat de betrokkene gedurende een bepaalde periode dagelijks een stempel komt halen bij het centrum, opdat dit kan nagaan of het wel degelijk om een gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf gaat. Dit is één van de «meest passende middelen» waarover het OCMW volgens artikel 60, § 1 OCMW-Wet vrij kan beschikken1062.
1.1.2. De bijzondere gevallen Hierover is er geen rechtspraak.
1.2. De leeftijd 1.2.1. Het beginsel : geen leeftijdsvereiste
1051
1052 1053 1054 1055 1056 1057 1058 1059 1060 1061 1062
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.935 en 338.527 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 september 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2021554 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 28 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 344380. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345615. T.T. Liège, 9e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 326.665 ; T.T. Liège, 9e ch., 19 décembre 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 322.554. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 september 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2021554 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 28 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 344380. Arbh. Gent (afdeling Brugge), 6e K., 14 maart 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2001/167. Arbrb. Leuven, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Tervuren, AR2320/01. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 14 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.417. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.540. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Merelbeke, AR 339.493. Arbrb. Brussel, 20e K., 5 december 2002, X / OCMW Asse, AR 2886202. Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 december 2002, X / OCMW Hoeselt, AR 15802002. T.T. Verviers, 1e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 0243/2002, 0342 /2002 et 0421/2002.
134
Een rechtbank werd gevat door een diligente minderjarige die in de steek was gelaten door zijn vader en alleen verbleef in een onbewoonbare woning. De rechtbank beveelt dat het vonnis wordt medegedeeld aan het parket van de jeugdrechtbank voor verder gevolg1063.
1.2.2. De bijzondere gevallen 1.2.2.1. OCMW en jeugdzorg Blijkbaar heeft de rechtspraak nu een duidelijke oplossing gevonden voor de geschillen tussen het OCMW en de overheden die bevoegd zijn voor de jeugdzorg. Ondanks institutionele geschillen tussen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de Franse Gemeenschap, mogen de centra deze onenigheid niet aangrijpen als voorwendsel om niet tussen te komen, wanneer vaststaat dat de waardigheid van de aanvrager een dergelijke tussenkomst vereist1064. Het geschil van het OCMW tegenover de Franse Gemeenschap moet geen oplossing krijgen ter gelegenheid van het geding tussen de minderjarige en het OCMW, maar wel in een door het OCMW tegen de Gemeenschap ingestelde vordering tot terugbetaling van de verleende steun1065. De gebeurlijke tussenkomst van de jeugdzorg sluit de tussenkomst van het OCMW niet uit : de gespecialiseerde bijstand en de algemene steun van het OCMW komen niet met elkaar in concurrentie maar vullen elkaar aan. Het centrum kan geen tussenkomst afwijzen met het argument dat de jeugdzorg kan tussenkomen ten gunste van de aanvrager1066. Het Arbeidshof van Luik is zelfs principieel van mening dat de tussenkomst van het OCMW primeert op de bijstand van de jeugdzorg1067. De Arbeidsrechtbank van Brussel1068 heeft de volgende prejudiciële vraag gesteld aan het Arbitragehof : «Schendt het decreet van 4 maart 1991 van de Franse Gemeenschap inzake hulpverlening aan de jeugd, inzonderheid de artikelen 36 en 56 ervan, de grondwettelijke voorschriften waarbij de bevoegdheidsverdeling wordt vastgesteld tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten en met name artikel 134 nieuw (26bis oud) van de Grondwet, in zoverre het ervan zou uitgaan of tot noodzakelijk gevolg zou hebben dat de door de Franse Gemeenschap verschuldigde financiële hulp subsidiair, bijkomend en aanvullend is ten opzichte van die welke prioritair zou moeten worden toegekend door het bevoegde OCMW ? Dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen verleende steun die voornamelijk van geldelijke aard is en steun die eerder een sociale beschermingsmaatregel is ?».
1.3. De nationaliteit 1.3.1. Het beginsel : geen nationaliteitsvereiste Hierover is er geen rechtspraak.
1.3.2. De bijzondere gevallen 1063 1064 1065 1066 1067 1068
T.T. Liège, 7e ch., 4 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 326.268. T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Estaimpuis, RG 72.924 ; T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.583. T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 20.696/01 ; T.T. Mons, 2e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Mons, RG 4805/01/M. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Fleurus, RG 57.295/R. C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Huy, RG 29.006/00 ; C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Hannut, RG 30.187/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 10.895/01 et 24.706/02.
135
1.3.2.1. De vreemdeling en het kort verblijf Bezit van een toeristenvisum voor korte duur is onverenigbaar met de toekenning van maatschappelijke dienstverlening, aangezien die visum slechts wordt uitgereikt aan personen die persoonlijk voldoende middelen bezitten om in het eigen levensonderhoud te voorzien1069. De steun is verschuldigd aan de vreemdeling aan wie het bevel is betekend om het grondgebied te verlaten en die op het Belgisch grondgebied is gebleven nadat de geldigheidsduur van zijn toeristenvisum voor korte duur verstreken is en zolang er beroepsprocedures bij de Raad van State aanhangig zijn. De Arbeidsrechtbank van Charleroi rechtvaardigt die beslissing met een verwijzing naar het arrest van het Arbitragehof van 22 april 1998 en de noodzaak om een daadwerkelijke uitoefening mogelijk te maken van de beroepsprocedures tegen dergelijk bevel1070.
1.3.2.2. Er staat iemand borg voor de vreemdeling In beginsel verhindert de aanwezigheid van een persoon die borg staat de toekenning van maatschappelijke dienstverlening1071. Wanneer iemand zich borg heeft gesteld voor een vreemdeling maakt de asielaanvraag nog geen einde aan deze verplichting1072. Er werd evenwel geoordeeld dat de verbintenis tot tenlasteneming slechts bedoeld is voor kort verblijf en vervalt wanneer de persoon een definitief verblijfsrecht heeft gekregen. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen leidt dit af uit de het feit dat artikel 3bis Vreemdelingenwet en artikel 17 K.B. 8 oktober 1981 beiden onder de hoofdstukken “kort verblijf” ressorteren. Het OCMW kan dus niet eisen dat betrokkene moet blijven instaan voor de vreemdeling die na een toeristenvisum werd ingeschreven in het bevolkingsregister1073. Conform de vroegere rechtspraak is niettemin maatschappelijke dienstverlening verschuldigd aan vreemdelingen die over een borg beschikken, wanneer de tussenkomst van de borg door omstandigheden eigen aan de zaak onmogelijk of te onzeker blijkt1074.Gewone moeilijkheden volstaan echter niet1075. Het Arbeidshof van Antwerpen, afdeling Hasselt, meent dat het OCMW moet tussenkomen voor de opnamekosten van betrokkene, ook al heeft haar vader een verbintenis tot tenlasteneming ondertekend. Het is logisch dat betrokkene, na het overlijden van haar moeder in Marokko, bij haar vader komt inwonen ongeacht diens precaire financiële situatie. Het OCMW kan niet verwijzen naar alimentatieplichtige familieleden als deze hetzij onvermogend zijn, hetzij in Frankrijk verblijven. Tenslotte is de onderhoudsverbintenis nietig gelet op de handelingsonbekwaamheid van de vader1076. Het is niet omdat een borg de verbintenis aangaat om de vreemdeling ten laste te nemen dat het OCMW ontslagen wordt van de verplichting dringende geneeskundige hulp te verlenen1077.
1069 1070 1071
1072 1073 1074
1075 1076 1077
T.T. Charleroi , 5e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.119/R. T.T. Charleroi , 5e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60063/R et 60465/R. Arbrb. Tongeren, 1 maart 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 3321/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 6 novembre 2002, X / CPAS Forest, RG 34.255/02 ; T.T. Neufchâteau, 9 décembre 2002, X / CPAS Bertrix, RG 29.190. Cass., 3e K., 23 december 2002, Soc. Kron., 2003, 234. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.008. T.T. Liège, 7e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Chaudfontaine, RG 317.473 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 26.739/02 ; T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 12 septembre 2002, X / CPAS Soignies, RG 3.333/01/LL ; T.T. Liège, 7e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Herstal, RG 318.276. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 24.994/00 et 32.046/00 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 11 juillet 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 8149/01. Arbh. Antwerpen, 4e K., 28 november 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2010174. T.T. Charleroi, 5e ch., 22 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.510/R.
136
De bijstand moet worden geweigerd wanneer blijkt dat de aanvrager niet te goeder trouw is : de persoon die de verbintenis van tenlasteneming aanging en ondertekende, is de moeder van de betrokkene, zelf begunstigde van maatschappelijke dienstverlening1078.
1.3.2.3. De vreemdeling-student Een meerderjarige kandidaat-vluchteling die studeert en nog thuis inwoont, vraagt steun ten bedrage van het bestaansminimum. De Arbeidsrechtbank neemt er akte van dat betrokkene beweert geen menswaardig leven meer te leiden, doch oordeelt dat deze geen wijziging in zijn levensomstandigheden bewijst sedert zijn meerderjarigheid1079.
1.3.2.4. Kandidaat-vluchtelingen 1.3.2.4.1. Artikel 57, § 2 OCMW-Wet tot 10.01.1997 Hierover is er geen rechtspraak.
1.3.2.4.2. Artikel 57, § 2 na 10.01.1997 De steun kan niet worden ingetrokken zolang de asielprocedure nog niet beëindigd is1080.
1.3.2.4.3. Artikel 57, § 2 na het arrest van het Arbitragehof van 22 april 1998 De rechtspraak herinnert eraan dat de beroepsprocedures die de toepassing van artikel 57, § 2 belemmeren alleen die beroepen betreffen die ingediend werden bij de Raad van State tegen de beslissingen van het CGVS (Commissariaat-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen) en tegen die van de VBC (Vaste Beroepscommissie)1081. Dit werd bevestigd en gepreciseerd in de arresten nr. 80/99 van 30 juni 19991082, nr. 57/2000 van 17 mei 20001083 en nr. 21/2001 van 1 maart 20011084. Een aantal beroepen bij de Raad van State werden inderdaad niet geviseerd door het arrest van het Arbitragehof van 1998. Met verwijzing naar het Cassatie-arrest van 19 maart 2001 stelt de rechtspraak dat artikel 57 § 2 onverkort van toepassing blijft indien men niet onder de expliciet genoemde categorieën valt1085. Er werd geoordeeld dat de beroepsprocedures die geviseerd werden door het Arbitragehof, met name de beroepsprocedures betreffen tegen de beslissingen van het CGVS : de bevestigende beslissing betreffende de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag en de weigering van het verblijf, beslissing waarbij het beroep ingesteld bij het CGVS onontvankelijk wordt verklaard of de beslissing van niet-inoverwegingneming1086. Er werd geoordeeld dat de steunaanvraag moet afgewezen worden als het beroep bij de Raad van State prima facie laattijdig is.1087 Dit geldt des te meer indien blijkt dat de manifeste laattijdigheid enkel beoogt de uitwijzingsprocedure te verlengen1088. 1078 1079 1080 1081
1082 1083 1084 1085 1086 1087 1088
T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG, 30.232/02. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 24 september 2002, X / OCMW Denderleeuw, AR 48470. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 februari 2002, X / OCMW Brecht, AR 331.355 ; Arbrb. Dendermonde (afdeling St-Niklaas), 3e K., 5 maart 2002, X / OCMW St-Niklaas, AR 59.824. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Genk, AR 1756/2001 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 20 maart 2002, X / OCMW Heist-op-den-Berg en OCMW Mechelen, AR 2000373 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 7 juni 2002, X / OCMW Maaseik, AR 1182002. Arbitragehof, 30 juni 1999, nr. 80/99, B.S. 24 november 1999, 43.370. Arbitragehof, 17 mei 2000, nr. 57/2000, B.S. 10 augustus 2000, 27446 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 20 maart 2002, X / OCMW Heist-op-den-Berg en OCMW Mechelen, AR 2000373. Arbitragehof, 1 maart 2001, nr. 21/2001, B.S. 3 mei 2001, 14911. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.663. T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Kraainem, RG 112.574. Arbh. Gent, 6e K., 17 juni 2002, OCMW Gent / X, AR 31/02. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, X / OCMW Kasterlee, ARV 25.227.
137
De betrokkene moet het bewijs leveren dat er effectief een beroep werd ingesteld1089. Indien men gedurende verscheidene maanden, ondanks herhaalde verzoeken, geen bewijs binnenbrengt mag het OCMW de steun intrekken1090. De bijstand blijft verschuldigd tijdens de periode die de betekening van het bevel om het grondgebied te verlaten scheidt van de datum waarop een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State wordt ingesteld1091 1092 . De rechtspraak rechtvaardigt deze oplossing met de motivering dat anders oordelen zou immers indruisen tegen de geest van het arrest van het Arbitragehof 1093 en dat een zinvolle voorbereiding en uitoefening van het recht op hoger beroep vereist dat de betrokkene menswaardig kan leven in deze tussenperiode1094. Het ontzeggen van maatschappelijke dienstverlening belet een efficiënt jurisdictioneel beroep en vormt een onevenredige beperking van een fundamenteel recht om een beroep in te stellen bij de Raad van State. De Ministeriële Omzendbrief d.d. 9 december 1998 verbiedt niet steun te verlenen aan een vreemdeling gedurende de beroepstermijn op voorwaarde dat hij geldig en tijdig beroep indient1095. Volgens de Arbeidsrechtbank van Antwerpen kan de omzendbrief geen wettelijke rechten beperken. Ook de verwijzing naar de mogelijkheid dat er misbruik kan worden gemaakt door steun te vragen en vervolgens geen beroep in te stellen doet niet ter zake. De kans op misbruik is beperkt gezien de korte periode van beroep1096. Een ondertekende schuldbekentenis voor deze periode is onwettig, omdat de oorzaak onwettig is. De materie van maatschappelijke dienstverlening behoort tot de openbare orde en kan dus niet bij akkoord gewijzigd worden1097. Wel moet de verzoeker aantonen dat hij gedurende die periode behoeftig is. Meestal wordt dit niet betwist en keert het OCMW steun uit vanaf het bewijs dat er een beroep is ingediend1098 1099. De steun blijft eveneens verschuldigd : tijdens de periode die de betekening van het bevel om het grondgebied te verlaten scheidt van de datum waarop een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State wordt ingesteld1100 1101. Anders oordelen zou immers indruisen tegen de geest van het arrest van het Arbitragehof1102 ; tijdens de periode die de datum waarop het arrest van verwerping van het beroep tot nietigverklaring wordt uitgesproken, scheidt van het ogenblik van betekening van dit arrest aan de betrokkene1103. De 1089 1090 1091 1092
1093 1094 1095 1096 1097
1098 1099 1100 1101
1102
Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Wevelgem, AR 62579. Arbrb. Leuven, 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Diest, AR 15/02. T.T. Arlon, 2e ch., 12 février 2002, X / CPAS Neufchâteau, RG 30.463 ; T.T. Verviers, 1e ch., 26 novembre 2002, X / CPAS Schoten, RG 0850/2002. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Tongeren, AR 1763/2001 + 5 vonnissen ; Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Mortsel, AR 19.798/01 + 4 vonnissen ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 februari 2002, X / OCMW Haacht, AR 340.069 + 17 vonnissen ; Arbrb. Turnhout, 2e K., 8 maart 2002, X / OCMW Hasselt, AR 25.210 ; Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Wevelgem, AR 62579 + 2 vonnissen. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 10 januari 2002, X / OCMW Haaltert, AR 337.541 + 10 vonnissen. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 27 maart 2002, X / OCMW Waregem, AR 60732 ; Arbrb. Kortrijk, 2e K., 13 november 2002, X / OCMW Zwevegem, AR 63820. Arbh. Gent, 6e K., 17 juni 2002, OCMW Sint-Laureins / X, AR 63/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Ardooie, AR 343.307. Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Schoten, AR 17.430/01 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Schoten, AR 341.861; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Schoten, AR 341.860 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Schoten, AR 343.309. Arbrb. Leuven, 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Diest, AR 15/02 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 22 mei 2002, X / OCMW Laakdal, AR 343.012 + 9 vonnissen. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 13 november 2002, X / OCMW Zwevegem, AR 63820. T.T. Arlon, 2e ch., 12 février 2002, X / CPAS Neufchâteau, RG 30.463 ; T.T. Verviers, 1e ch., 26 novembre 2002, X / CPAS Schoten, RG 0850/2002. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Tongeren, AR 1763/2001 + 5 vonnissen ; Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Mortsel, AR 19.798/01 + 4 vonnissen ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 februari 2002, X / OCMW Haacht, AR 340.069 + 17 vonnissen ; Arbrb. Turnhout, 2e K., 8 maart 2002, X / OCMW Hasselt, AR 25.210 ; Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Wevelgem, AR 62579 + 2 vonnissen. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 10 januari 2002, X / OCMW Haaltert, AR 337.541 + 10 vonnissen.
138
-
ministeriële omzendbrief van 9 december 19981104 volgens dewelke de steun ten vroegste op de datum van indiening van het beroep opnieuw een aanvang kan nemen is onwettig en bindt de rechter niet1105 ; tijdens de periode die de datum van betekening van de verwerpingsbeslissing van de regularisatievraag op basis van de wet van 22 december 1999 scheidt van de datum van het arrest van de Raad van State die bij hoogdringendheid deze beslissing opschort, omdat dit arrest de ministeriële beslissing belaadt met ernstige overwegingen van onwettigheid, wat de rechtbank toelaat het effect ervan te neutraliseren met toepassing van artikel 159 van de Grondwet1106.
In een arrest van 13 maart 2002 heeft het Arbitragehof geoordeeld dat artikel 57, § 2 OCMW-Wet de artikelen 10 en 11 in samenhang met artikel 23 van het Gerechtelijk Wetboek, artikel 11.1 van het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 3 E.V.R.M. niet schendt, in zoverre het recht op maatschappelijke dienstverlening wordt beperkt tot de dringende geneeskundige hulp voor de vreemdeling van wie de herhaalde aanvraag om als vluchteling te worden erkend met toepassing van artikel 51/8 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, niet door de bevoegde minister of zijn afgevaardigde in overweging is genomen (de betrokkene heeft het bevel gekregen om het grondgebied te verlaten), zelfs al is het beroep tot nietigverklaring van deze beslissing, ingediend bij de Raad van State, nog niet beslecht1107.
1.3.2.4.4. Een beroep tot intrekking Hierover is er geen rechtspraak.
1.3.2.4.5. De vreemdeling die werd erkend als vluchteling Hierover is er geen rechtspraak.
1.3.2.5. De vreemdeling aan wie een verplichte plaats van inschrijving werd opgelegd Commentaar hierbij : cf. deel III territoriale bevoegdheid. 1.3.2.6. De regularisatiekandidaat (artikel 9 wet 15.12.1980) Volgens een eensgezinde rechtspraak opent het indienen van een regularisatieverzoek op basis van artikel 9, derde lid, Vreemdelingenwet geen recht op maatschappelijke dienstverlening en blijft artikel 57, § 2 OCMWWet van toepassing1108 1109.
1103 1104 1105
1106 1107 1108
1109
T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Rochefort, RG 61.748. B.S. 12 december 1998. T.T. Marche en Famenne, 2e ch., 14 février 2002, X / CPAS Marche, RG 27.689 ; T.T. Liège, 7e ch., 6 mars 2002, X / CPAS Hasselt, RG 320.000 ; T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Kraainem, RG 112.574. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 décembre 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 25.998/02. Arbitragehof, 13 maart 2002, nr. 50/2002, B.S. 28 mei 2002. Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Kampenhout, AR 12.192/01, 16.639/01 en 16.640/01 + 2 vonnissen ; Arbrb. Turnhout, 2e K., 11 januari 2002, X / OCMW Merksplas, AR 24.894 + 3 vonnissen ; Arbrb. Tongeren, 8 maart 2002, X / OCMW Heers, AR 2237/2001 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 20 maart 2002, X / OCMW Beerse, AR 2000257 + 3 arresten ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.415 + 9 vonnissen ; Arbrb. Hasselt, 1e K., X / OCMW SintTruiden, AR 2014440 + 2 vonnissen ; Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Lubbeek, AR 293/02 ; Arbrb. Brugge, 7e K., 11 december 2002, X / OCMW Essen, AR 109631. C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Beauvechain, RG 42.494 ; T.T. Mons, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1293/00/M ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles et E.B., RG 19.769/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 20.479/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 10.395/01.
139
Deze oplossing is niet in strijd met artikel 31110 of met artikel 131111 van het E.V.R.M. aangezien het regularisatieverzoek niet opschortend werkt, net zomin als het beroep tegen een weigeringsbeslissing. Aangezien het regularisatieverzoek ingediend op grond van artikel 9, derde lid, noch het beroep tegen een weigeringsbeslissing een schorsende werking hebben, kan er geen schending van artikel 13 van het E.V.R.M. worden aangevoerd.1112 De achteraf bij de Raad van State ingediende beroepsprocedures tegen de onontvankelijkheids- of weigeringsbeslissing van de regularisatievraag, openen geen recht op maatschappelijke dienstverlening, zolang men zich buiten de hypothese bevindt van het arrest van 22 april 1998 van het Arbitragehof1113 1114. Het Arbitragehof heeft deze interpretatie grondwettelijk bevonden1115. De verblijfsmachtiging die nadien zou worden toegekend werkt niet in de tijd terug, zodat op deze basis geen toelating kan worden verleend om maatschappelijke dienstverlening toe te kennen tijdens de procedureperiode1116. De rechtspraak bevestigt een afwijkende hypothese. Indien de vreemdeling nog geen bevel om het grondgebied te verlaten boven het hoofd hangt, kennen de administratieve praktijk en de rechtspraak van de Raad van State aan dit verzoek een daadwerkelijke opschortende uitwerking toe1117. Artikel 57, § 2 is dus niet van toepassing op de vreemdeling die hier onwettig verblijft en die zijn regularisatieverzoek heeft ingediend op een ogenblik dat er jegens hem nog geen bevel was uitgevaardigd om het grondgebied te verlaten1118. In afwijking op deze eensgezinde rechtspraak heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel in verschillende vonnissen geoordeeld dat het op basis van artikel 9, derde lid, ingediende regularisatieverzoek, ook al hangt het af van de uitvoerende macht, moet beschouwd worden als een beroep in de zin van artikel 13 van het E.V.R.M., waarmee de vragende partij de intrekking beoogt van een bestuurlijke handeling, met name het bevel om het grondgebied te verlaten. Bijgevolg heeft hij toegang tot het recht op maatschappelijke dienstverlening om het recht op een daadwerkelijk beroep in het kader van deze regularisatievraag te verzekeren. De Arbeidsrechtbank van Brussel citeert VELU en ERGEC, La convention européenne des droits de l’homme, Brussel, Bruylant, 1990, 96 nr. 117 en p. 100 nr. 1241119. Volgens deze beslissingen is de maatschappelijke dienstverlening verschuldigd. Op prejudiciële vraag van de Arbeidsrechtbank van Charleroi heeft het Arbitragehof beslist dat artikel 57, § 2 OCMW-Wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992 en 15 juli 1996 en gedeeltelijk vernietigd door het arrest nr. 43/98 van het Hof, de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 191 van het Gerechtelijk Wetboek, met artikel 11.1 van het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en met de artikelen 3 en 13 E.V.R.M. niet schendt, in zoverre die bepaling het recht op
1110 1111
1112
1113 1114 1115
1116 1117 1118 1119
Idem : 35 : C.T. Bruxelles : 2 ; C.T. Mons : 1 ; C.T. Liège, (section Namur) : 2 ; T.T. Bruxelles : 16 ; T.T. Charleroi : 4 ; T.T. Nivelles : 3 ; T.T. Verviers : 1 ; T.T. Marche-en-Famenne : 2 ; T.T. Arlon : 1 ; T.T. Namur : 2 ; T.T. Mons : 1. T.T. Nivelles, (section Wavre), 2e ch., 19 avril 2002, X / CPAS Chastre, RG 2596/w/2001. C.T. Liège, (section Namur), 13e ch., 28 mai 2002, X / CPAS La Bruyère, RG 7.078/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 22 mai 2002, X / CPAS Zedelgem, RG 318.352, qui cite C.T. Liège, 8e ch., 23 janvier 2002, RG 30.287/01 ; T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Zele et Herstal, RG 318.626, 319.329 et 321.995. T.T. Liège, 7e ch., 27 février 2002, X / CPAS Liège, RG 318.691 et 319.486, qui cite C.T. Liège, 8e ch., 23 janvier 2002, RG 30.287/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 septembre 2002, X / CPAS Saint-Gilles et E.B., RG 26.328/02. T.T. Dinant, 7e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Walcourt, RG 61.293. Arbh. Antwerpen, 4e K., 20 maart 2002, X / OCMW Heist-op-den-Berg en OCMW Mechelen, AR 2000373. Arbitragehof, 5 juni 2002, nr. 89/2002, B.S. 13 augustus 2002 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 november 2002, X / OCMW Schoten, AR 346377 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 349623. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Ixelles, RG 17.096/01. T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur, RG 112.712. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 37.295/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 34.989/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 35.130/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Berchem-Ste-Agathe, RG 14.019/01 et 35.666/02.
140
maatschappelijke dienstverlening van de illegaal op het grondgebied verblijvende vreemdeling die een aanvraag tot regularisatie van verblijf op grond van artikel 9, derde lid, Vreemdelingenwet heeft ingediend, beperkt tot dringende geneeskundige hulp, zolang zijn verblijf niet geregulariseerd is1120. Het door het Hof van Cassatie op 17 juni 20021121 gewezen arrest betreft de regularisatiekandidaten op grond van de wet van 22 december 1999 en is dus niet van toepassing op de regularisatiekandidaten op grond van artikel 9, derde lid Vreemdelingenwet omdat de situatie niet vergelijkbaar is1122.
1.3.2.7. De regularisatiekandidaat (wet van 22 december 1999) In een arrest van 30 oktober 2001 (nr. 131/2001) heeft het Arbitragehof in antwoord op verschillende prejudiciële vragen geoordeeld dat artikel 57, § 2 gewijzigd door de wetten van 30 december 1992 en 15 juli 1996, zo gelezen dat het recht op maatschappelijke dienstverlening van de vreemdeling die onwettig op het grondgebied verblijft en die een vraag tot regularisatie van zijn verblijf heeft ingediend op grond van de wet van 22 december 1999, beperkt blijft tot de dringende geneeskundige hulp, zolang zijn verblijf niet geregulariseerd is, de artikelen 10 en 11 van Grondwet, in samenhang met andere bepalingen van de Grondwet en internationale wetteksten, niet schendt. Hetzelfde arrest oordeelt dat het artikel 57, § 2 evenmin ongrondwettelijk is in zoverre dit het recht op maatschappelijke dienstverlening beperkt tot dringende geneeskundige hulp voor de vreemdeling die hier onwettig verblijft en die bij de Raad van State een beroep heeft ingesteld tegen het bevel om het grondgebied te verlaten. De arresten nrs. 14, 15, 16 en 17/2002 van 17 januari 2002 bevestigen dit arrest1123. Bepaalde gerechten schikken zich naar deze rechtspraak, evenwel zonder dat ze dit altijd motiveren1124, met name de Arbeidshoven van Brussel en Bergen. In Vlaanderen verwijst de rechtspraak bijna unaniem naar het arrest van het Arbitragehof nr. 131/2001 d.d. 30 oktober 20011125 en slechts een zeldzame keer naar nr. 106/2000 d.d. 25 oktober 20001126, 30 januari 20011127, nr. 14/20021128, 15/20021129, 16/20021130 en 17/20021131, allen d.d. 17 januari 2002 of naar het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 4 september 19951132. 1120 1121 1122 1123
1124
1125
1126
Arbitragehof, 5 juni 2002, nr. 89/2002, B.S., 13 augustus 2002. Cass., 17 juni 2002, AR S.01.0148.F, J.L.M.B., 2002, 1158. T.T. Nivelles, 2e ch., 26 novembre 2002, X / CPAS Villers-la-Ville, RG 1107/N/2002. Arbitragehof, 17 januari 2002, nr. 14/2002, B.S., 20 maart 2002 ; Arbitragehof, 17 januari 2002, nr 15/2002, B.S., 26 maart 2002 ; Arbitragehof, 17 januari 2002, nr 16/2002, B.S., 20 maart 2002 ; Arbitragehof, 17 januari 2002, nr. 14/2002, B.S., 21 maart 2002, 2e uitg. C.T. Mons, 6e ch. , 25 juin 2002, E.B. / X et CPAS Charleroi, RG 17.098 et 17.124 ; C.T. Mons, 6e ch., 25 juin 2002, E.B. / X et CPAS Charleroi, RG 17.100 et 17.122 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 12 septembre 2002, X / CPAS Schaerbeek et E.B., RG 42.141 ; T.T. Mons, 2e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 3.107/01/M ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Jette et E.B., RG 13.748/01 ; T.T. Liège, 11e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 312.862 ; T.T. Verviers, 1e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Verviers et E.B., RG 2085/2001 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 5 février 2002, X / CPAS Charleroi, RG 59.806/R ; T.T. Liège, 11e ch., 7 février 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 306.618 ; T.T. Liège, 7e ch., 6 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 316.349 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 33.766/00. Idem : 6 : T.T. Liège : 4 ; T.T. Bruxelles : 1 ; T.T. Nivelles : 1. Arbitragehof, 30 oktober 2001, nr. 131/2000 ; B.S. 22 december 2001, 44702 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 7 januari 2002, X / OCMW Dendermonde, AR 46.700 + 12 vonnissen ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 325.184 en 325.319 + 11 vonnissen; Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Beersel, AR 28.873/00 + 1 vonnis; Arbrb. Tongeren, 16 januari 2002, X / OCMW Genk, AR 2826/2001 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 18 januari 2002, X / OCMW Beringen, AR 2010774 + 2 vonnissen ; Arbrb. Leuven, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Tienen, AR 2185/01 ; Arbrb. Turnhout, 2e K., 15 februari 2002, X / OCMW Geel, AR 25.047 + 2 vonnissen ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 februari 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2010467 + 2 arresten ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 maart 2002, X / OCMW Putte, AR 78484 + 8 vonnissen ; Arbh. Gent, 6e K., 25 maart 2002, OCMW Oudenaarde / X, AR 233/01 ; Arbrb. Sint-Niklaas, 3e K., 8 juli 2002, X / OCMW St-Niklaas, AR 59.951. Arbitragehof, 25 oktober 2000, nr. 106/2000 , B.S. 31 januari 2001, 2526 ; R.W. 2000-01, 1305 ; Rev. dr. étr. 2000, 682 ; Arbh. Gent, 6e K., 25 maart 2002, OCMW Oudenaarde / X, AR 233/01.
141
Het merendeel van de rechters ten gronde brengt evenwel in herinnering dat de arresten van het Arbitragehof gewezen op prejudiciële vraag slechts een beperkte draagwijdte hebben en niet kunnen gelden als precedent wat de interpretatie van de wet betreft, een bevoegdheid die aan de rechter ten gronde zelf toekomt1133. In dezelfde zin benadrukken zij ook dat het Arbitragehof, gevat voor een prejudiciële vraag, niet over de bevoegdheid beschikt om na te gaan of de regularisatiekandidaat werkelijk een vreemdeling is die hier onwettig verblijft, in de zin van artikel 57, § 2, of integendeel onderworpen is aan het algemene stelsel van artikel 57, § 11134. Anders gezegd, gaat het om een arrest dat uitspraak doet over de geldigheid van een norm binnen het strikte kader van een door de verwijzende rechter gegeven interpretatie en lost het de vraag over de toepasselijkheid van artikel 57, § 2 niet op1135. Een belangrijke strekking binnen de rechtspraak sluit dan terug aan bij de vroegere rechtspraak, en oordeelt dat er bijstand verschuldigd is aan de regularisatiekandidaat. Veelal verwijzen deze beslissingen echter niet naar het arrest van het Arbitragehof van 30 oktober 2001, noch naar het arrest van het Hof van Cassatie van 17 juni 20021136. Volgens de Arbeidsrechtbank van Brussel verblijft de regularisatiekandidaat niet onwettig op het grondgebied, zodat het arrest van het Arbitragehof hem niet betreft. In hoofdzaak grondt de rechtbank zich op de bepalingen van artikel 14 van de wet van 22 december 1999, omschreven als een materiële wet betreffende het verblijf der vreemdelingen1137. Met een andere samenstelling heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel ook geoordeeld dat het arrest van het Arbitragehof het arrest van het Arbeidshof van Brussel van 8 juni 20001138, belangrijke inspiratiebron voor de rechtspraak in de jaren 2000 en 20011139 niet op de helling zet. De Arbeidsrechtbank van Brussel heeft geoordeeld dat het door het Arbitragehof beschreven “gedoogbeleid”, zonder enige juridische gevolgen, kennelijk geen rekening houdt met de verplichting die de wet van 22 december 1999 aan de regularisatiekandidaat oplegt : adres mededelen, op het grondgebied blijven om te kunnen ingaan op de aan hem gerichte convocaties, op straffe van automatische weigeringsbeslissing.
1127 1128 1129 1130 1131
1132
1133
1134
1135 1136 1137 1138 1139
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Rumst, AR 337.523. Arbrb. Kortijk, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Kuurne, AR 60636 ; Arbrb. Brussel, 20e K., 5 april 2002, X / OCMW Herne, AR 6.929/0. Arbitragehof, 17 januari 2002, nr. 15/2000, B.S. 26 maart 2002, 12394 ; Arbrb. Brussel, 20e K., 5 april 2002, X / OCMW Herne, AR 6.929/0. Arbrb. Brussel, 20e K., 5 april 2002, X / OCMW Herne, AR 6.929/0. Arbitragehof, 17 januari 2002, nr. 17/2002, B.S. 21 maart 2002, 12006 ; Arbrb. Brussel, 20e K., 5 april 2002, X / OCMW Herne, AR 6.929/0 ; Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 59389 en AR 59390. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 7 januari 2002, X / OCMW Dendermonde, AR 46.700 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 20 maart 2002, X / OCMW Beerse, AR 2000257 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 19 juni 2002, OCMW Turnhout / X, AR 2010325. T.T. Bruxelles, ch. vac., 10 septembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean et E.B., RG 23.010/01, 26.079/02 et 30.042/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 décembre 2002, X / CPAS Uccle et E.B., RG 26.527/02. C.T. Liège, (section Liège), 1e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29.725-01 et 29.731-01 ; C.T. Liège, (section Liège), 2e ch., 17 septembre 2002, E.B. / X et CPAS Huy, RG 30.246/01 ; C.T. Liège, (section Liège), 2e ch., 19 novembre 2002, CPAS Liège / X et E.B., RG 29.395/00 ; C.T. Liège, (section Namur), 13e ch., 26 novembre 2002, E.B. / X et CPAS Sambreville, RG 6.979/2001 ; C.T. Liège, (section Liège), 2e ch., 3 décembre 2002 , E.B. / X et CPAS Liège, RG 30.387/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30.851/00. T.T. Liège, 7e ch., 18 septembre 2002, X / CPAS Chaudfontaine, RG 321.631. C.T. Liège, (section Liège) : 5 ; T.T. Charleroi : 1 ; T.T. Bruxelles : 8 ; T.T. Nivelles : 2 ; T.T. Dinant : 1. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean et E.B., RG 20.596/01. Idem : T.T. Verviers : 1. C.T. Bruxelles, 8 juin 2000, Soc. Kron., 2000, 397. T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 24.616/02.
142
Op 17 juni 2002 heeft het Hof van Cassatie een belangrijk arrest gewezen1140, bevestigd in een arrest van 7 oktober 20021141. Het Hof heeft geoordeeld dat de wetgever gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de voorwaarden te bepalen tot uitoefening van het recht op maatschappelijke dienstverlening en met de bedoeling het beleid met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, niet te hinderen, artikel 57, § 2 gewijzigd heeft via artikel 65 van de wet van 15 juli 1996, opdat de beoogde vreemdelingen zouden ontmoedigd worden hun verblijf in België te verlengen. Uit artikel 14 van de wet van 22 december 1999 vloeit volgens dit arrest voort dat de wetgever een nuttig gevolg wou geven aan de mogelijkheid tot regularisatie van het verblijf van bepaalde groepen vreemdelingen en, behoudens bepaalde uitzonderingen, verboden heeft dat tijdens het onderzoek van hun dossier maatregelen van verwijdering zouden worden uitgevoerd – maatregelen die anders zouden gerechtvaardigd geweest zijn door de situatie van die vreemdelingen. Het Hof voegt daar aan toe dat de vreemdeling die een regularisatieverzoek heeft ingediend, door de wet gemachtigd wordt zijn verblijf op het grondgebied van het Rijk te verlengen om de problemen op te lossen i.v.m. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ook al is dit verblijf aangetast door zijn onwettig karakter. Het Hof besluit dat uit het geheel van de door het arrest beoogde grondwettelijke en wettelijke bepalingen voortvloeit dat de beperking van het recht op maatschappelijke dienstverlening, zoals bepaald in artikel 57, § 2, eerste lid, van de wet van 8 juli 1976, niet van toepassing is op een vreemdeling jegens wie materieel niet tot een verwijdering kan worden overgegaan krachtens artikel 14 van de wet van 22 december 1999. Rechters ten gronde maken toepassing van deze rechtspraak1142 1143, soms expliciet in weerwil tot de arresten van het Arbitragehof1144. Ook de Arbeidsrechtbank van Brussel bevestigt dit principe1145, tenzij de betrokkene geen behoeftigheid kan aantonen1146 of niet werkbereid zou zijn 1147. Het Arbeidshof van Luik oordeelt dat de door dit arrest gegeven oplossing de logica van de wet van 22 december 1999 onderschrijft1148. Andere gerechten verwijzen er niet naar en spreken recht waarbij ze slechts rekening houden met het arrest van het Arbitragehof nr. 131/2001 van 30 oktober 20011149. De uiteenlopende rechtspraak van het Arbitragehof en het Hof van Cassatie heeft aanleiding gegeven tot uiteenlopende interpretaties. -
1140 1141 1142
1143
1144
1145 1146 1147 1148 1149
Het Arbeidshof van Luik maakt een onderscheid tussen de draagwijdte van het arrest van het Arbitragehof van 30 oktober 2001 en het arrest van het Hof van Cassatie van 17 juni 2002 : de Cass., 3e K., 17 juni 2002, B.S. / X, AR S.01.0148.F. Cass., 3e K., 7 oktober 2002, OCMW Hoei / X, AR S.00.0165.F. C.T. Liège, (section Liège), 4e ch., 9 septembre 2002, CPAS Hannut / X et E.B., RG 29.215/00 et 29.218/00 ; C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Verviers, CPAS Grimbergen et E.B., RG 30.769/02 ; C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29.990/01 ; C.T. Liège, (section Liège), 2e ch., 3 décembre 2002 , E.B. / X et CPAS Liège, RG 30.387/01 ; T.T. Mons, ch. vac., 24 juillet 2002, X / CPAS Mons, RG 6.491/02/M ; T.T. Liège, 4e ch., 3 septembre 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 319.023 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 10 septembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean et E.B., RG 23.010/01, 26.079/02 et 30.042/02. Idem : 10 : C.T. Liège : 1 ; T.T. Mons, (section La Louvière) : 1 ; T.T. Charleroi : 1 ; T.T. Bruxelles : 3 ; T.T. Nivelles : 1 ; T.T. Verviers : 2 ; T.T. Dinant : 1. Arbrb. Brussel, 20e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Tremelo, AR 94592/99 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 11 december 2002, X / OCMW Putte, AR 78458 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 11 december 2002, X / OCMW Putte, AR 78458. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 27 september 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 59887 ; Arbrb. Kortrijk, 2e K., 4 september, X / OCMW Anzegem, AR 59357 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 11 december 2002, X / OCMW Tremelo, AR 282000. Arbrb. Brussel, 20e K., 7 november 2002, X / OCMW Sint-Genesius-Rode, AR 6 611/01. Arbrb. Brussel, 20e K., 5 december 2002, X / OCMW Sint-Joost-Ten-Node en de B. S., AR 1077401. Arbrb. Brussel, 20e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Tremelo, AR 94592/99. C.T. Liège, (section Namur), 13e ch., 26 novembre 2002, E.B. / X et CPAS Sambreville, RG 6.979/2001. C.T. Bruxelles, 8e ch., 12 septembre 2002, X / CPAS Schaerbeek et E.B., RG 42.141 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, E.B. / X et CPAS Charleroi, RG 17.499 et 17.505 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, E.B. / X et CPAS Charleroi, RG 17.475 et 17.482 ; T.T. Charleroi , 5e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Charleroi et E.B., RG 58.485/R et 58.754/R.
143
draagwijdte van het eerste beperkt zich tot het kader van de gestelde vraag want het Hof was niet bij machte na te gaan of de hypothese die aan de prejudiciële vraag ten grondslag lag, pertinent was, terwijl het Hof van Cassatie bevoegd is om wetteksten te interpreteren1150. -
Het Arbeidshof van Gent daarentegen week uitdrukkelijk af van het arrest van het Hof van Cassatie: “Nu het Arbitragehof heeft geoordeeld (…), vermag de rechter niet, tegen de duidelijke bepalingen van de wet en de uitdrukkelijke wil van de wetgever in, te doen alsof artikel 57 §2, eerste lid OCMWWet niet van toepassing zou zijn op illegaal in het Rijk verblijvende vreemdelingen, die een aanvraag tot regularisatie hebben ingediend, en dit op grond van een zogenaamde economie van de artikelen 23 van het Gerechtelijk Wetboek, 1 en 57, §2 OCMW-Wet en 2,12 en 14 van de Wet van 22 december 1999.” 1151
1.3.2.7.1. Recht op maatschappelijke dienstverlening Talrijke beslissingen liggen in het verlengde van de rechtspraak uit de jaren 2000 en 2001 en besluiten op basis van dezelfde middelen dat maatschappelijke dienstverlening moet worden toegekend ten gunste van de regularisatiekandidaat1152. Er zijn bijkomende argumenten opgeworpen. -
De Arbeidsrechtbank van Bergen voert een nieuw argument aan ter ondersteuning van de these dat maatschappelijke dienstverlening moet worden toegekend aan de regularisatiekandidaten. Zij beroept zich op het logische principe van «tegenstrijdigheden zijn niet mogelijk», waarbij verwezen wordt naar de opmerking van J. FIERENS1153, die oordeelt dat de Belgische wetgever nooit de bedoeling kon hebben om enerzijds, bepaalde groepen vreemdelingen de kans te bieden zich te regulariseren en zich dus in België te vestigen, maar anderzijds, diezelfde vreemdelingen maatschappelijke dienstverlening te ontzeggen tijdens de regularisatieprocedure, wat eigenlijk neerkomt op een aansporing om het land te verlaten1154.
-
De Arbeidsrechtbank van Luik roept het beginsel van behoorlijk bestuur in, wat meebrengt dat de beslissing over het regularisatieverzoek binnen een redelijke termijn valt en nodigt de partijen, in het bijzonder de aanvrager en de Belgische Staat die vrijwillig tussenkomt, uit om een discussie te voeren over de gevolgen die ze aan dit principe verbinden1155.
-
Ook de duur van de procedure kwam ter sprake. In afwijking van de Franstalige rechtspraak uit 2001 oordeelden de arbeidsrechtbanken dat deze duur geen impact heeft op het recht op maatschappelijke dienstverlening1156. De Arbeidsrechtbank van Kortrijk meent dat de regularisatieprocedure binnen een redelijke termijn is verlopen, rekening houdend met het grote aantal aanvragen1157.
Er ontwikkelt zich echter ook rechtspraak in tegenovergestelde zin. Het Arbeidshof van Brussel zorgt voor een ommekeer in de rechtspraak en weigert voortaan aan de regularisatiekandidaat maatschappelijke dienstverlening toe te kennen, vanwege het feit dat het indienen van het regularisatieverzoek het verblijf niet wettig maakt, dat het niet de wens van de wetgever van de wet van 22 december 1999 was om regularisatiekandidaten maatschappelijke dienstverlening toe te kennen tijdens de administratieve procedure, en dat er, aangezien de wet geen onderscheid maakt tussen die begrippen, geen reden toe is om na te gaan of de betrokkene hier onwettig of onregelmatig verblijft tijdens deze procedure. De artikelen 3, 6, 8, 13 of 14 van het E.V.R.M., artikel 26 van het Internationale Verdrag van 19 december 1966 1150 1151 1152 1153 1154 1155 1156 1157
C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 11 décembre 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 30.396/01. Arbh. Gent, 6e K., 7 november 2002, X / OCMW Oostende, AR 2001047. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Charleroi et E.B., RG 59.158/R et 59.311/R ; T.T. Liège, 9e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 318.727. J. FIERENS, note sous C.T. Liège, 8e ch., 22 mars 2000, J.L.M.B., 2000, 949. T.T. Mons, 2e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 3.107/01/M. T.T. Liège, 9e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 314.834. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 18 maart 2002, X / OCMW Lebbeke, AR 47.723 ; Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 14 mei 2002, X / OCMW Aalst, AR 48.091. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 59389 en AR 59390 ; Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 62636.
144
inzake burgerlijke en politieke rechten, noch het principe van de eerbiediging van de rechten van verdediging kunnen de toepassing van artikel 57, § 2 OCMW-Wet beletten1158.
1.3.2.7.2. Een subjectief recht De regularisatiekandidaat put uit artikel 14 van de wet van 22 december 1999 een subjectief recht om niet van het grondgebied te worden verwijderd1159. Het Arbeidshof van Luik nuanceert deze analyse evenwel, onderschrijft die rechtspraak weliswaar maar oordeelt toch dat het verblijf van de regularisatiekandidaat onwettig is, zonder dat dit tot verwijdering aanleiding kan geven zolang er geen weigeringsbeslissing is genomen1160.
1.3.2.7.3. Staat van behoeftigheid De rechtspraak brengt in herinnering dat het debat betreffende de toegang tot de maatschappelijke dienstverlening in functie van de administratieve situatie van de vreemdeling niet de enige vraag is. De betrokkene moet ook behoeftig zijn. Zoniet, is er geen bijstand verschuldigd, in welke administratieve toestand de vreemdeling ook moge verkeren1161. Daarom zoeken sommige gerechten eerst een antwoord op die vraag en wordt de administratieve situatie niet meer onderzocht zodra blijkt dat de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord1162. Het Arbeidshof van Luik, afdeling Luik, lijkt er zelfs een principieel standpunt van te maken en spreekt eerst recht over de staat van behoeftigheid, beveelt vervolgens dat de debatten moeten worden heropend voor de toekennings-voorwaarden van de steun, in het bijzonder voor de weerslag van de administratieve situatie van het verblijf van de betrokkene1163. Net zoals in 2001 wordt er rekening gehouden met het verstrijken van de tijd. Het feit dat de betrokkene het hoofd boven water heeft gehouden tot de voltooiing van de gestarte regularisatieprocedures, laat niet toe te veronderstellen dat er geen sprake meer was van een staat van behoeftigheid1164.
1.3.2.7.4. De toekenningsduur van de dienstverlening Zie hiervoor punt 5.3.6 infra. Wat de vreemdelingen betreft, herinnert de rechtspraak eraan dat het OCMW de steun niet voor een bepaalde termijn mag toekennen. Indien het OCMW vragen had in verband met de procedure bij de Raad van State moet het ofwel aan betrokkenen het bewijs vragen ofwel informeren op de griffie van dit rechtscollege. Door dit niet tijdig te doen heeft het OCMW de regels van behoorlijk bestuur geschonden1165. De betrokkene moet het bewijs
1158
1159 1160 1161
1162
1163
1164 1165
C.T. Bruxelles, 8e ch., 21 mars 2002, E.B. / X et CPAS Bruxelles, RG 42.130 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 21 mars 2002, E.B. / X et CPAS Ixelles, RG 42.179 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 41.647 et 41.673 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, CPAS Bruxelles / X et E.B., RG 42.220. Idem : C.T. Bruxelles : 6. T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 14.711/01. C.T. Liège, (section Namur), 13e ch., 26 novembre 2002, E.B. / X et CPAS Sambreville, RG 6.979/2001 ; C.T. Liège, (section Namur), 13e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Oupeye, RG 7.233/2002. C.T. Liège, 4e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Verviers et E.B., RG 29.548/00 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 février 2002, X / CPAS Amay, RG 22.360/00 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 décembre 2002, X / CPAS Uccle, RG 26.527/02. C.T. Bruxelles, 8e ch., 12 septembre 2002, X / CPAS Ixelles et E.B., RG 41.030 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Forest et E.B., RG 23.753/01 ; T.T. Liège, 10e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 319.485. C.T. Liège, (section Liège), 24 avril 2002, E.B. / X et CPAS Liège, RG 30.296/01 ; C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 30.369/01. Idem : C.T. Liège, (section Liège) : 4. C.T. Liège, (section Liège), 1e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29.725-01 et 29.731-01. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 17 juni 2002, X / OCMW Buggenhout, AR 47.856.
145
leveren dat er effectief een beroep werd ingesteld1166. Indien deze gedurende verscheidene maanden geen bewijs binnenbrengt ondanks een herhaald verzoek, mag het OCMW de steun intrekken1167.
1.3.2.7.5. Het koninklijk besluit van 6 oktober 1999 Hierover is er geen rechtspraak.
1.3.2.7.6. De ministeriële omzendbrieven De rechtspraak bevestigt dat Ministeriële omzendbrieven geen afbreuk kunnen doen aan de wet1168. De OCMW’s van Ham-sur-Heure-Nalinnes en van Rebecq hebben elk herhaaldelijk ambtshalve besloten om de eerder aan verschillende kandidaat-vluchtelingen verleende steun te verminderen, omdat de ministeriële omzendbrief van 24 juni 2002, geschreven op basis van artikel 2, § 5, van de wet van 2 april 1965, leidde tot een vermindering van de terugbetaling door de Staat. Alle arbeidsgerechten stellen deze houding aan de kaak : het recht op maatschappelijke dienstverlening, verleend door het OCMW, staat los van de voorwaarden, regels en bedragen voor en van de steunterugbetaling door de Staat1169.
1.3.2.7.7. Onderzoek naar de kansen om geregulariseerd te worden Hierover is er geen rechtspraak.
1.3.2.7.8. Het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens Het E.V.R.M. wordt nog steeds regelmatig geciteerd als argument voor de stelling dat aan regularisatiekandidaten maatschappelijke dienstverlening moet worden toegekend. In de Nederlandstalige rechtspraak is zoals de voorbije jaren eerder weinig terug te vinden i.v.m. het E.V.R.M. Er werd zelfs ten onrechte gesteld dat een vreemdelinge zich niet kan beroepen op het E.V.R.M. omdat zij geen onderdaan is van een verdragsluitend land1170. Het E.V.R.M. richt zich evenwel tot staten en hun inwoners1171. In de weinige gevallen dat er naar het E.V.R.M. werd verwezen, werd het bijna steeds niet van toepassing verklaard : de Arbeidsrechtbank van Tongeren stelde dat een verwijzing naar het E.V.R.M. irrelevant is aangezien de O.C.M.W-wet de concretisering vormt van de bepalingen uit dit Verdrag1172 ; de Arbeidsrechtbank van Dendermonde verwijst naar het arrest van het E.H.R.M. d.d. 5 oktober 2000 volgens hetwelk artikel 6 E.V.R.M. geen toepassing vindt op vreemdelingenprocedures. Aangezien artikel 57 § 2 volgens het arrest nr. 131/2001 van het Arbitragehof bovendien geen schending inhoudt van art. 10 en 11 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 3, E.V.R.M., kan men evenmin een beroep doen op artikel 8 E.V.R.M. noch op artikel 26 I.V.B.P.R.1173 ; de Arbeidsrechtbank van Kortrijk hanteert dezelfde argumentatie. Aangezien het Arbitragehof bij arrest d.d. 17. januari 2002 geen schending van artikel 57 § 2 OCMW-wet met artikel 3 E.V.R.M. heeft vastgesteld inzake regularisatieaanvragers, kan men de schending van laatstgenoemd artikel niet inroepen1174. a) artikel 3 1166 1167 1168 1169 1170 1171 1172 1173 1174
Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Wevelgem, AR 62579. Arbrb. Leuven, 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Diest, AR 15/02. Arbrb. Tongeren, 20 maart 2002, X / OCMW Genk, AR 2821/2001 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Ardooie, AR 343.307. T.T. Charleroi, 5e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61.377/R. Idem : 13 : T.T. Charleroi : 9 ; T.T. Liège : 4. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 17 juni 2002, X / OCMW Wichelen, AR 48.001. Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Tielt-Winge, AR 209602. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Lanaken, AR 2768/2000. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 14 mei 2002, X / OCMW Aalst, AR 48.091. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 59389 en AR 59390 ; Arbrb. Kortrijk, 2 K., 26 juni 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 62636.
146
Sommige gerechten blijven bij de veronderstelling dat de regularisatiekandidaat letterlijk tot de bedelstaf wordt veroordeeld, wanneer hij zich in de onmogelijkheid bevindt om zelf in het levensonderhoud te voorzien in een mate die nodig is om een menswaardig leven te leiden, en toch geen maatschappelijke dienstverlening krijgt. Eén en ander is in strijd met artikel 31175. Het Arbeidshof van Luik nuanceert dit standpunt en oordeelt dat het loutere feit dat iemand zich in de onmogelijkheid bevindt om in het levensonderhoud te voorzien deze persoon niet noodzakelijk naar de misdaad drijft. Hij kan worden bijgestaan door particuliere instellingen of personen1176. b) artikel 8 Het onderzoek over de bepalingen m.b.t. spreidingsplan, de aanwijzing van een OCMW of een verplichte plaats van inschrijving stelt de vraag naar de verenigbaarheid van de artikel 57ter OCMW-Wet en 54 Vreemdelingenwet met artikel 8 E.V.R.M. Dit probleem wordt besproken bij het onderzoek naar de territoriale bevoegdheid. c) artikel 13 Het Arbeidshof van Luik heeft geoordeeld dat de rechtspraak van het arrest CONKA van het Hof van Straatsburg1177 niet relevant is voor deze problematiek1178.
1.3.2.7.9. Het Internationale Verdrag inzake de rechten van het kind De toepassing van het Internationale Verdrag inzake de rechten van het kind blijft voorwerp van een levendige discussie in de rechtspraak. In de Franstalige rechtspraak besluit een meerderheid van de vonnissen tot een directe werking van de bepalingen en tot de toekenning van maatschappelijke dienstverlening ten voordele van de kinderen van de aanvrager. De rechtstreekse werking van verschillende van zijn bepalingen blijft omstreden, ook al tekent zich gaandeweg een strekking af volgens dewelke een zekere rechtstreekse werking moet worden erkend. Het Verdrag is van toepassing op het kind van een vreemdeling die hier onwettig verblijft en die geacht moet worden onder het gezag van de rechterlijke macht van de Belgische Staat te vallen, in de zin dat deze bij machte is een zeker gezag uit te oefenen, met welk recht dan ook.1179 Het hoger belang van de kinderen wordt door bepaalde beslissingen ingeroepen als belangrijk criterium : zij oordelen dat men geen maatschappelijke dienstverlening kan weigeren aan ouders met minderjarige kinderen van wie de staat van behoeftigheid vaststaat zonder de rechtstreekse werking van de artikelen 3.1, 3.2 en 6.2 van het Verdrag te schenden1180. Die bepalingen verhinderen de toepassing van artikel 57, § 2 OCMW-Wet1181.
1175
1176 1177 1178 1179 1180 1181
T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 14.711/01 ; T.T. Mons, 2e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 3.107/01/M. Idem : T.T. Bruxelles : 2 ; T.T. Namur : 1. C.T. Liège, (section Namur), 13e ch., 28 mai 2002, X / CPAS La Bruyère, RG 7.078/2002. E.H.R.M., arrest Conka, 5 februari 2002, J.T.D.E., 2002, 73. C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 11septembre 2002, X / CPAS Neupré et E.B., RG 30.685/02. T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 26.639/02. T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 26.639/02. Idem : T.T. Bruxelles :1. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 15.241/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30.851/00 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25.458/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25.556/02.
147
In tegenstelling tot die strekking die gaandeweg de meerderheidsstrekking wordt, hebben bepaalde uitspraken geoordeeld dat het Verdrag en met name de artikelen 24, 26 en 27, geen rechtstreekse werking hebben zodat het de toepassing van artikel 57, § 2 niet belet1182. Voor het Arbeidshof van Gent laat het inroepen van de bepalingen van het I.V.R.K. niet toe dat ouders van kinderen in een illegale situatie steun voor zichzelf bekomen. De Belgische overheid is niet bevoegd voor illegale kinderen. Het Verdrag belet geen verschillende behandeling van personen die onwettig op het grondgebied verblijven1183. Het Arbeidshof van Antwerpen sluit zich thans aan bij deze restrictieve visie. De ingeroepen artikelen hebben geen rechtstreekse werking. Zelfs bij rechtstreekse werking ontstaat er geen onvoorwaardelijk recht op steun aangezien artikel 3 van het Verdrag bepaalt dat rekening moet worden gehouden met de rechten en plichten van de ouders. De ouders hebben de plicht om vrijwillig een bevel om het grondgebied te verlaten uit te voeren1184. Dit standpunt wordt gedeeld door een aantal andere, lagere rechtscolleges : zo stelt de Arbeidsrechtbank te Kortrijk, met verwijzing naar het Cassatiearrest d.d. 31 maart 1999, dat de artikelen 24 tot 26 van het Kinderrechtenverdrag geen rechtstreekse werking hebben1185 ; ook de Arbeidsrechtbank van Antwerpen in een bepaalde samenstelling stelt dat de meeste bepalingen van het Verdrag zich richten tot de Staten en niet tot de individuen1186. De Arbeidsrechtbank van Brussel neemt een soort tussenpositie in. Ze steunt vooral op de door de Belgische regering afgelegde interpretatieve verklaring bij artikel 2.1 van het Verdrag, doch leidt eruit af dat de vordering in concreto moet worden beoordeeld op grond van de OCMW-wet. Als de behoeftigheid niet wordt bewezen, is de vordering echter ongegrond1187. Een aantal vonnissen in Vlaanderen erkennen evenwel toch soms de directe werking : de Arbeidsrechtbank van Ieper bijvoorbeeld acht artikel 57 § 2 OCMW-wet niet van toepassing op de situatie van kinderen: zij hebben recht op financiële hulp gelijk aan de kinderbijslag en de medische verzorging1188. Dit recht steunt op de artikelen 2.1, 3.1, 6.1, 6.2. en 27.1 van het Kinderrechtenverdrag. Het ongeboren kind heeft recht op maatschappelijke dienstverlening gelijk aan de kinderbijslag vanaf de geboorte1189 ; de Arbeidsrechtbank van Leuven is dezelfde mening toegedaan en steunt op de artikelen 2, 3, 24 en 27 van het Verdrag. Ook illegale kinderen vallen onder de toepassing van het Verdrag1190.
1.3.2.7.10. De aan het Arbitragehof gestelde prejudiciële vragen Er is geen enkele prejudiciële vraag gesteld die specifiek over de regularisatiekandidaat handelt.
1182
1183 1184 1185 1186 1187 1188 1189 1190
C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, CPAS Bruxelles / X et E.B., RG 42.220 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles et E.B., RG 19.769/01 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 26.639/02. Arbh. Gent, 5e K., 25 januari 2002, OCMW Knokke-Heist t / X, AR 2001/009. Arbh. Antwerpen, 4e K., 19 juni 2002, OCMW Turnhout / X, AR 2010325. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 59389 en AR 59390 ; Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 62636. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 november 2002, X / OCMW Schoten, AR 346377. Arbrb. Brussel, 20e K, 20 juni 2002, X / OCMW Sint-Pieters-Leeuw, AR 322/01en 23.459/01 Arbrb. Ieper, 1e K., 18 januari 2002, X / OCMW Vleteren, AR 24.904 en 24.905. Arbrb. Ieper, 1e K., 18 januari 2002, X / OCMW Vleteren, AR 24.904 en 24.905. Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Tielt-Winge, AR 209602.
148
1.3.2.7.11. Maatschappelijke dienstverlening toekennen met terugwerkende kracht De rechtspraak blijft verdeeld. Volgens één strekking vereist de aard zelf van de maatschappelijke dienstverlening dat zij gelijktijdig met de behoeften wordt verstrekt, terwijl de termijn die inherent is aan de gerechtelijke procedures niet tot gevolg mag hebben dat de betrokkene die steun gedeeltelijk verliest. De bijstand is dus verschuldigd vanaf de aanvraag, d.w.z. vanaf de datum waarop de staat van behoeftigheid bestond1191. Men kan niet bijkomend eisen dat de betrokkene op het ogenblik dat de rechter uitspraak zal doen, het bestaan van schulden bewijst die ontstaan zijn tijdens de periode van het geschil. Dit staat immers niet in de wet1192. In omgekeerde zin werd geoordeeld dat de maatschappelijke dienstverlening slechts voor het verleden kan worden toegekend voor zover een staat van behoeftigheid die destijds ontstaan was, nog steeds bestaat op het ogenblik dat de rechter uitspraak doet en dat hiervoor andermaal het bewijs wordt geleverd1193. Het Arbeidshof van Brussel blijft bij zijn standpunt (cf. rechtspraak van 2000) : de verplichting om maatschappelijke dienstverlening te verschaffen heeft geen terugwerkende kracht, maar wel kan er een compenserend bedrag worden toegekend om de betrokkene de mogelijkheid te geven de schulden terug te betalen die hij heeft moeten aangaan bij gebrek aan maatschappelijke dienstverlening die hij niet heeft ontvangen, ook al had hij er recht op en had hij daarmee een menswaardig leven kunnen leiden1194. In Vlaanderen neigen de arbeidsgerechten naar het principe dat er geen terugwerkende kracht van de maatschappelijke dienstverlening geldt, vooral niet voor een periode die reeds lang verstreken is1195 of voor een periode van illegaliteit1196. Het verbod van retroactiviteit komt in de praktijk soms wel hard aan : zo ontvangt een werkloze zonder werkloosheidsuitkeringen gedurende de twee maanden voorafgaand aan de aanvraag ook geen steun van het OCMW ondanks het feit dat hij thans verplicht is tot het terugstorten van de voorschotten voor deze periode aan de vakorganisatie1197 ; een kandidaat politiek-vluchteling die geen beroep instelt tegen een eerste beslissing, maar later toch in het wachtregister wordt ingeschreven, heeft daarom niet retroactief recht op steun1198, tenzij hij zou bewijzen dat zij gedurende die periode schulden maakte om te overleven1199. Maar de rechtspraak tempert de gestrengheid van de analyse door eraan te herinneren dat een OCMW wel spontaan moet hulp verlenen, zelfs ambtshalve, wanneer het kennis krijgt van een toestand van mensonwaardig leven1200. Het Arbeidshof van Brussel stelt het Arbitragehof de volgende prejudiciële vraag : «is er sprake van discriminatie in de zin van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer men artikel 1 OCMW-Wet zo interpreteert dat, indien maatschappelijke dienstverlening zou kunnen worden toegekend, dit 1191 1192 1193
1194 1195 1196 1197 1198 1199 1200
C.T. Liège, (section Liège), 1e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29.725-01 et 29.731-01 ; C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 30.396/01. T.T. Liège, 9e ch., 3 septembre 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 313.476. C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, CPAS Bruxelles / X et E.B., RG 42.220 ; C.T. Liège, (section Liège), 2e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 30.471/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Ixelles, RG 18.055/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 mars 2002, X / CPAS Uccle, RG 9.456/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 25.559/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 9.430/01. Idem : 9 : C.T. Bruxelles :1 ; C.T. Liège, (section Liège) : 5 ; T.T. Liège : 2 ; T.T. Huy : 1. C.T. Bruxelles, 8e ch., 21 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 40.797. Arbrb. Mechelen, 1e K., 13 februari 2002, X / OCMW Mechelen, AR 78142. Arbh. Antwerpen, 4e K., 19 juni 2002, OCMW Turnhout / X, AR 2010325. Cf. Cass., 3e K., 19 maart 2001, X / OCMW Antwerpen, AR S.00.0069.N. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 september 2002, X / OCMW Diepenbeek, AR 2020828. Cf. Cass., 3e K., 19 maart 2001, X / OCMW Antwerpen, AR S.00.0069.N, J.T.T. 2001, 347 ; Pas. 2001, 434, R.W. 2002-03, 620. Arbrb. Antwerpen, 30 september 2002, X / OCMW Beveren, AR 344.547. Arbrb. Brugge, 6e K., 2 mei 2002, X / OCMW Tielt, AR 106.264.
149
niet met terugwerkende kracht kan gebeuren tot op de datum van de aanvraag, terwijl dit wel het geval is voor het bestaansminimum ?»1201. Ook de Arbeidsrechtbank van Verviers zoekt een compromis : zij heeft geoordeeld dat de tijd die verstrijkt tussen de steunaanvraag aan het OCMW en het vonnis, veroorzaakt wordt door de gerechtelijke procedure en een geval van overmacht oplevert : hierdoor werd de betrokkene verhinderd gedurende deze periode een menswaardig bestaan te leiden. Het past dan ook om het mensonwaardig leven tijdens die periode te compenseren door een bijstand toe te kennen die forfaitair wordt vastgelegd, alsook om rekening te houden met de huidige gevolgen van de staat van behoeftigheid tijdens voormelde periode1202.
1.3.2.7.12. De vordering in tussenkomst en vrijwaring tegen de Belgische Staat Een strekking binnen de rechtspraak die gaandeweg de meerderheidsstrekking wordt, oordeelt dat de arbeidsgerechten onbevoegd zijn om kennis te nemen van gebeurlijke geschillen tussen de Staat en een OCMW met betrekking tot de tenlasteneming van de bijstand. Artikel 15 van de wet van 2 april 1965 maakt de Raad van State voor dergelijke geschillendossiers bevoegd.1203
1.3.2.7.13. De vordering tot gemeenverklaring van het vonnis jegens de Belgische Staat De rechtspraak bevestigt dat de door het OCMW tegen de Belgische Staat ingestelde eis tot gemeenverklaring en tegenwerpbaarheid van het vonnis ontvankelijk is, vanwege het feit dat het centrum er belang bij heeft dit vonnis over te leggen in het kader van een eventueel beroep bij de Raad van State met betrekking tot de tenlasteneming door de Staat van de kosten van de maatschappelijke dienstverlening1204.
1.3.2.7.14. De vrijwillige tussenkomst van de Belgische Staat Overeenkomstig een vaste rechtspraak mag de Belgische Staat vrijwillig tussenkomen in de geschillen tussen de bijstandzoeker en het OCMW. Wanneer de Belgische Staat in het geding betrokken wordt in de figuur van de Minister van Binnenlandse Zaken zal er sprake zijn van onontvankelijkheid, aangezien de geschillendossiers met betrekking tot de maatschappelijke dienstverlening tot de bevoegdheid behoren van de Minister van Maatschappelijke Integratie1205.
1.3.2.7.15. De fout van de Belgische Staat Wanneer de regularisatiekandidaat een eis instelt die ertoe strekt de Belgische Staat burgerrechtelijk aansprakelijk te verklaren is die eis ontvankelijk, voor zover hij kan aantonen dat de termijn voor de uitspraak over zijn aanvraag ongewoon lang was, wat een fout uitmaakt. De zorgvuldigheidsplicht van de Belgische Staat in de behandeling van de regularisatievraag is geen resultaatsverbintenis, waardoor het aan de verzoekende
1201 1202 1203
1204 1205
C.T. Bruxelles, 8e ch., 21 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 40.797 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 21 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 40.798. T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers et E.B., RG 0781/2002. C.T. Liège, (section Liège), 8 janvier 2002, CPAS Braives / X, RG 29.776-01 ; C.T. Mons, 6e ch. , 25 juin 2002, E.B. / X et CPAS Charleroi, RG 17.098 et 17.124 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, E.B. / X et CPAS Charleroi, RG 17.499 et 17.505 ; T.T. Liège, 10e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Sprimont et E.B., RG 298.179 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30.851/00 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 avril 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 12.075/01 et 14.728/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Schaerbeek et E.B., RG 19.799/01 ; T.T. Nivelles, (section Nivelles), 2e ch., 8 octobre 2002, E.B. / X et CPAS Tubize, RG 1356/N/2001. Idem : 3 : T.T. Bruxelles : 2 ; T.T. Charleroi : 1. T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 311.183. Contra : T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30.851/00. C.T. Liège, (section Liège), 10e ch., 12 novembre 2002, E.B. / X et CPAS Liège, RG 29.353/00 et 29.446/00.
150
partij is om te bewijzen dat de vertraging in de besluitvorming voortvloeit uit een foutieve nalatigheid. In deze zaak stelt de Arbeidsrechtbank van Luik vast dat zo’n bewijs niet is geleverd1206. De Belgische Staat heeft geen fout begaan en is evenmin in gebreke gebleven op het vlak van de algemene zorgvuldigheidsplicht door de wet van 22 december 1999 te stemmen. Dit werd beweerd omdat de staat geen rekening zou hebben gehouden met de opmerkingen van de Raad van State en zo nagelaten zou hebben het recht op maatschappelijke dienstverlening voor vreemdelingen met onwettig verblijf die een regularisatie aanvragen, wettelijk te regelen1207.
1.3.2.8. De geregulariseerde vreemdeling De regularisatiebeslissing heeft geen terugwerkende kracht. De maatschappelijke dienstverlening kan ten vroegste verschuldigd zijn vanaf deze beslissing1208 1209. Omwille van de ingewikkelde aard van de gronden en van de procedure waarvan de beslissing het eindpunt is, kan het besluit niet gelijkgesteld worden met een akte van erkenning1210 of met een declaratoire akte1211. Deze rechtspraak is echter niet evident in het licht van het arrest van het Hof van Cassatie van 7 oktober 20021212. Volgens sommige beslissingen opent het gunstig advies van de Minister van Binnenlandse Zaken dat een verblijfsmachtiging voor onbeperkte duur aankondigt, de deur tot maatschappelijke dienstverlening, vanaf de datum van dit advies. Volgens deze beslissingen kan die vreemdeling niet gelijkgesteld worden met de categorie vreemdelingen die beoogd wordt in het arrest van 30 oktober 2001 van het Arbitragehof (nr. 131/2001)1213. In tegenovergestelde zin werd geoordeeld dat het advies van de regularisatiecommissie niet beslissend is, aangezien de minister dit advies niet moet volgen en een kamer van de regularisatiecommissie kan vatten, waarop deze, na een procedure op tegenspraak, een nieuw advies uitbrengt en overmaakt aan de minister. Op dit ogenblik neemt de minister een eindbeslissing. De bijstand kan dus pas verschuldigd zijn vanaf dit advies, bevestigd door de minister in zijn eindbeslissing1214 1215. 1206
1207 1208
1209
1210 1211
1212 1213
1214 1215
T.T. Liège, 11e ch., 6 juin 2002, X / CPAS Herstal et E.B., RG 319.487. Cf. C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, E.B. / X et CPAS Charleroi, RG 17.499 et 17.505 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, E.B. / X et CPAS Charleroi, RG 17.475 et 17.482 ; T.T. Liège, 11e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 321.761 et 321.800. C.T. Mons, 6e ch., 25 juin 2002, E.B. / X et CPAS Charleroi, RG 17.098 et 17.124. C.T. Liège, (section Liège), 1e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29.725-01 et 29.731-01 ; C.T. Liège, (section Liège), 1e ch., 17 avril 2002, CPAS Dison / X, CPAS Eupen et E.B., RG 29.017/00 et 29.195/00 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 6 mars 2002, X / CPAS Jette et E.B., RG 31.762/00 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.008/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 avril 2002, X / CPAS Auderghem et E.B., RG 12.203/01. Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 14 mei 2002, X / OCMW Aalst, AR 48.091 ; Arbh. Gent, 6e K., 7 november 2002, X / OCMW Oostende, AR 2001047 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 november 2002, X / OCMW Wijnegem, AR 2010155. T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 317.839 et 318.555. C.T. Bruxelles, 8e ch., 21 mars 2002, E.B. / X et CPAS Bruxelles, RG 42.130 ; T.T. Liège, 7e ch., 6 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 316.349 ; T.T. Liège, 11e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 306.805 et 319.152 ; T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Oupeye et CPAS Saint-Nicolas, RG 321.811 et 323.560. Idem : T.T. Liège : 2. Cass., 3e K., 7 oktober 2002, OCMW Hoei / X, AR S.00.0165.F. C.T. Mons, 6e ch., 26 février 2002, CPAS Mons / X, RG 17.016 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur, RG 112.712 ; T.T. Namur, 7e ch., 14 juin 2002, X / CPAS Namur, RG 113.687. Idem : T.T. Bruxelles : 1. Contra : T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 23 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2.255/01/LL. T.T. Liège, 7e ch., 6 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 316.349 ; T.T. Liège, 11e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 321.761 et 321.800. Arbh. Gent, 6e K., 25 maart 2002, OCMW Oudenaarde / X, AR 233/01; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 22 mei 2002, X / OCMW Rumst, AR 343.271.
151
De regularisatiebeslissing door de minister volstaat om een recht te openen op maatschappelijke dienstverlening, op voorwaarde dat alle gebruikelijke toekennings-voorwaarden vervuld zijn. Het recht op maatschappelijke dienstverlening mag niet afhangen van de uitvoering door de administratie die de beslissing genomen heeft1216. De rechtspraak herhaalt dat het niet volstaat geregulariseerd te zijn om aanspraak te kunnen maken op maatschappelijke dienstverlening1217. Bepaalde rechtbanken oordelen dat men rekening moet houden met de belangrijke bestuurlijke en geldelijke onzekerheid van de vreemdeling tijdens de regularisatieperiode, zodat moet erkend worden dat de geregulariseerde vreemdeling toen niet over bestaansmiddelen kon beschikken en evenmin bij machte was dergelijke middelen te verwerven. Eens geregulariseerd, is het echter aan hem om alle middelen aan te wenden die nodig zijn om deze voorwaarde te vervullen1218.
1.3.2.9. De vreemdeling die hier onwettig verblijft 1.3.2.9.1. De toepassing van artikel 57, § 2 De rechtspraak interpreteert het toepassingsgebied van artikel 57, § 2 OCMW-Wet nog steeds in strikte zin1219. Artikel 57, § 2 ontzegt de vreemdelingen die hier onwettig verblijven alle maatschappelijke dienstverlening, op de dringende geneeskundige hulp na. Deze bepaling omschrijft slechts één categorie vreemdelingen die hier onwettig verblijf houden. Voor de anderen moet het onwettig verblijf beoordeeld worden in functie van de bepalingen van de wet van 15 december 19801220. Artikel 57, § 2 is niet van toepassing : bij gebrek aan een bevel om het grondgebied te verlaten1221. Het OCMW dat zijn weigeringsbeslissing grondt op de betekening van een bevel om het grondgebied te verlaten, moet de nodige bewijzen leveren1222 ; wanneer het bevel om het grondgebied te verlaten vernietigd is door de Raad van State. Krachtens de ex tunc werking van het vernietigingsarrest is de bijstand ook verschuldigd voor de periode die de vernietiging voorafgaat1223 ; volgens de Arbeidsrechtbank van Namen, wanneer de vreemdeling met onwettig verblijf gehuwd is met een Belgisch onderdaan, aangezien dit huwelijk zijn bestuurlijk statuut ten gronde verandert en hij hierdoor een verblijfsrecht geniet dat rechtstreeks door de wet wordt erkend (artikel 42 Vreemdelingenwet), dit ongeacht de formaliteiten die onontbeerlijk zijn om het grondgebied te betreden en erop te verblijven1224 ; bij een vreemdeling in de gevangenis die wel degelijk zijn verblijfsrecht heeft behouden en alleen bij een KB van uitzetting kan verwijderd worden1225 ; bij een vluchteling aan wie het bevel om het grondgebied te verlaten niet werd betekend omdat deze een machtiging tot verblijf op basis van artikel 9, derde lid Vreemdelingenwet heeft ingediend. De 1216 1217 1218 1219 1220 1221
1222
1223 1224 1225
T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.008/R ; T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 23 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2.255/01/LL. C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 8 mai 2002, E.B. / X et CPAS Liège, RG 30.448/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19.717/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 18.091/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19.717/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X/ OCMW Antwerpen, AR 341.663. T.T. Liège, 11e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 310.618, 313.699 et 315.511. T.T. Liège, 9e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 317.950 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 12 juillet 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 28.867/2002 ; T.T. Liège, 9e ch., 19 novembre 2002, X / CPAS Liège, RG 324.812 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Gembloux, RG 115.496. T.T. Liège, 7e ch., 5 juin 2002, X / CPAS Chaudfontaine, RG 321.256 ; T.T. Liège, 11e ch., 6 juin 2002, X / CPAS Herstal et E.B., RG 319.487 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Morlanwelz, RG 59.527/R. T.T. Liège, 9e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Seraing, RG 321.858. T.T. Namur, 7e ch., 26 juillet 2002, X / CPAS Namur, RG 114.194. Arbh. Antwerpen, 4e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 980805.
152
vereiste van de betekening van dit bevel staat immers uitdrukkelijk in de wet vermeld1226. Eventueel kan de Arbeidsrechtbank de debatten heropenen om te weten of er een bevel werd betekend1227. Het recht op maatschappelijke dienstverlening blijft echter behouden bij een tweede beroep bij de Raad van State, indien het eerste beroep werd afgewezen omdat de beslissing van het CGVS werd ingetrokken en vervangen werd door een nieuwe beslissing. De Raad van State kon immers niet anders dan het eerste beroep afwijzen wegens gebrek aan voorwerp. Tevens vergat de betrokkene zijn raadsman hiervan op de hoogte te stellen omdat hij het belang er niet van inzag. Derhalve werd tegen de tweede beslissing geen tijdig beroep ingesteld. Na interventie van de federale ombudsman gaat het CGVS over tot een nieuwe betekening van de tweede beslissing, waarna wel tijdig beroep wordt aangetekend. Tijdens deze procedure tegen de herbetekende tweede beslissing heeft de aanvrager recht op steun1228. Er bestaat onenigheid in de rechtspraak over de procedures bij de Raad van State na een beslissing van het CGVS waarbij deze het beroep afwijst wegens laattijdigheid van het ingestelde beroep bij de CGVS. Enerzijds wordt gesteld dat deze hypothese niet geviseerd werd door het Arbitragehof.1229 Het Arbeidshof van Antwerpen stelt dat dit beroep steunt op artikel 63/2 Vreemdelingenwet zodat betrokkene geen recht heeft op steun.1230 De Arbeidsrechtbank van Tongeren oordeelde in dezelfde zin, ook al betwist betrokkene de kennisgeving van de bijlage 26bis (negatieve beslissing van DVZ met bevel om het grondgebied te verlaten) en werd hij niet toegewezen aan een gespecialiseerd centrum overeenkomstig artikel 57ter 1 OCMW-wet (zoals van toepassing na 2 januari 2001). De omzendbrief van de Minister van 29 januari 2001 stelt ten onrechte dat deze toewijzing niet van toepassing is op personen die een beroep instelden bij de Raad van State i.g.v. asielaanvragen, maar deze omzendbrief bindt de rechter niet. Het OCMW heeft dit geval geen beslissingsbevoegdheid en kan niet anders dan de aanvraag weigeren1231. De Arbeidsrechtbanken van Antwerpen en Brussel delen dit standpunt echter niet1232. De weigering op formele gronden is een beslissing die de oorspronkelijke beslissing van de DVZ bevestigt en steunt dus op artikel 63/3 Vreemdelingenwet. De Raad van State moet hierover eerst oordelen. De bewering van eisers dat zij nooit een kennisgeving hebben ontvangen lijkt aannemelijk, aangezien hun immatriculatie-attesten verlengd werden. Eisers hebben dan ook recht op steun1233. Artikel 57, § 2 OCMW-Wet is van toepassing : niettegenstaande het beroep tot schorsing en tot nietigverklaring bij de Raad van State tegen de beslissing waarbij de vestiging omwille van gezinshereniging werd geweigerd, aangezien die beroepsprocedures de uitvoering van het bevel om het grondgebied te verlaten niet schorsen1234 ; op de Franse onderdaan die onwettig in België verblijft zonder voldoende bestaansmiddelen en zonder arbeidsprestaties in loonarbeid te leveren (of zonder dat dit ooit het geval is geweest)1235 ; op de aanvrager van een gerechtelijke erkenning als staatloze tijdens de procedure1236 ; indien men geen beroep instelt tegen de beslissing van DVZ1237 ; indien geen beroep bij Raad van State werd ingesteld1238 of indien een negatief eindarrest door de Raad van State werd geveld1239 ;
1226 1227 1228 1229 1230 1231 1232
1233 1234 1235 1236 1237
Arbh. Antwerpen, 4e K., 4 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2010452. Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Leuven, AR 1907/02. Arbrb. Brussel, 20e K., 7 november 2002, X / OCMW Scherpenheuvel-Zichem, AR 34 083/02. Arbrb. Brussel, 20e K., 26 maart 2002, X / OCMW Vilvoorde, AR 19859/01 en 20602/01. Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 november 2002, OCMW Ranst / X, AR 42067. Arbrb. Tongeren, 20 maart 2002, X / OCMW Genk, AR 2821/2001. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Ranst, AR 341.173 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Seraing, AR 340.358 ; Arbrb. Brussel, Vak. K., 17 juli 2002, X / OCMW Diepenbeek, AR 29350/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Seraing, AR 340.358. T.T. Charleroi, 5e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.087/R. T.T. Namur, 7e ch., 23 août 2002, X / CPAS Andenne, RG 115.002. T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1301/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 37.295/02. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Zonhoven, AR 2011167.
153
-
indien betrokkene effectief het land heeft verlaten1240 of niet kan bewijzen dat hij na zijn vertrek ook effectief is teruggekeerd en een nieuwe aanvraag heeft ingediend1241 ; indien betrokkene alleen een vordering bij de Raad van State heeft ingesteld tegen de afwijzing door het CGVS op grond van artikel 51 Vreemdelingenwet1242 ; indien de vreemdelinge, na feitelijke scheiding van haar Belgische echtgenoot, een weigering tot vestiging met bevel om het grondgebied te verlaten heeft ontvangen1243 ; voor iemand die een klacht indiende wegens mensenhandel, daardoor een bijlage 3 kreeg, indien de klacht nadien geseponeerd werd1244. een nieuwe asielaanvraag wordt gevolgd door een weigering tot inoverwegingname (bijlage 13quater)1245; een tweede asielaanvraag wordt door de DVZ afgewezen wegens laattijdigheid1246; een beroep tot nietigverklaring tegen een bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 13)1247; een willig administratief beroep na afwijzing, waartegen betrokkene liet gelden dat hij wegens overmacht niet kon ingaan op een uitnodiging van het CGVS1248; een weigering vanwege het CGVS, gebaseerd op het feit dat een ander land de verantwoordelijke staat zou zijn voor de asielaanvraag (zgn. Dublin-conventie; cf. Arbitragehof d.d. 17 mei 2000 en 30 mei 2001)1249; beroep bij de Raad van State tegen het bevel om het grondgebied te verlaten, zonder beroep aan te tekenen tegen de asielbeslissing van het CGVS1250.
Het feit dat er in de beslissing tot weigering van het verblijf geen termijn wordt gesteld om het land te verlaten, is irrelevant1251. Onder verwijzing naar het Cassatie-arrest van 4 september 1995, stelt het Arbeidshof van Antwerpen dat de niet-uitvoering van het bevel niet betekent dat het verblijf wettig is of dat er een stilzwijgend akkoord zou bestaan over het verder verblijf1252.
1238
1239
1240 1241 1242 1243 1244 1245 1246 1247 1248 1249 1250
1251 1252
Arbrb. Turnhout, 2e K., 8 februari 2002, X / OCMW Herentals, AR 24.953 ; Arbrb. Kortrijk (afdeling Roeselare), 7e K., 20 februari 2002, X / OCMW Moorslede, AR 38.808 ; Arbrb. Dendermonde (afdeling St.-Niklaas), 3e K., 7 mei 2002, X / OCMW Sint-Gillis-Waas, AR 60.625. Arbrb. Leuven, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Tienen, AR 2185/01 ; Arbrb. Kortrijk (afdeling Roeselare), 7e K., 20 februari 2002, X / OCMW Izegem, AR 38.518 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Sint Truiden, AR 2014389 ; Arbrb. Tongeren, 1 maart 2002, X / OCMW Genk, AR 3378/2001 ; Arbrb. Tongeren, 8 maart 2002, X / OCMW Heers, AR 2237/2001 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Sint-Laureins, AR 336.418 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., X / OCMW SintTruiden, AR 2014440 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., X / OCMW Schilde, AR 335.771 ; Arbrb. Brussel, Vak. K., 2 september 2002, X / OCMW Gooik, AR 24594/02 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 18 oktober 2002, X / OCMW Herk-de-Stad, AR 2021558 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 20 november 2002, X / OCMW Maaseik, AR 1510/2002 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 20 november 2002, X / OCMW Maaseik, AR 1520/2002. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2014440 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 17 juni 2002, X / OCMW Dendermonde, AR 47.663. Arbrb. Brussel, Vak. K., 9 september 2002, X / OCMW Beringen, AR 3330002. Arbrb. Veurne, 1e K., 17 januari 2002, X / OCMW Koksijde, AR 24.484. Arbrb. Tongeren, 2e K., 20 november 2002, X / OCMW Genk, AR 1517/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 349623. Arbitragehof, 1 maart 2001, nr. 21/2000, B.S. 3 mei 2001, 14911 ; Arbitragehof, 20 november 2001, nr. 148/2001 ; Arbh. Gent, 6e K., 18 november 2002, OCMW Gent / X, AR 11102. Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Puurs / X, AR 2010119. Arbrb. Dendermonde, 3e K., X / OCMW Berlare, AR 46.708 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.663. Arbrb. Leuven, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Stad Scherpenheuvel-Zichem, AR 2564/01. Arbitragehof, 30 mei 2001, nr. 71/2000, B.S. 20 september 200 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 17 juni 2002, X / OCMW Wichelen, AR 48.001. Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 januari 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010446 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 januari 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010447 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 januari 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010448. Arbh. Gent, 6e K., 17 juni 2002, OCMW Gent / X, AR 31/02 ; Arbh. Gent, 6e K., 3 december 2001, X / OCMW Gent, AR 36001. Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 970643.
154
Opdat er sprake is van een illegale vreemdeling, in het kader van artikel 57 § 2 van de OCMW-wet, moet er volgens de Arbeidsrechtbank van Tongeren cumulatief aan drie voorwaarden voldaan zijn1253 : een onwettig verblijf, een bevel het grondgebied te verlaten, dat definitief moet zijn, geen strijdigheid met internationale verplichtingen. Het feit dat geen bevel werd betekend om het land te verlaten belet niet dat men illegaal is1254. Artikel 113quater K.B. van 8 oktober 1981 is dan ook niet ter zake dienend, doch enkel de algemene regel ex artikel 57 § 21255.
1.3.2.9.2. Artikel 57, § 2 is niet van toepassing wegens overmacht Krachtens het arrest van het Hof van Cassatie van 18 december 2000 moet de overmacht ruim worden geïnterpreteerd1256. Vormt geen overmacht : het enkele feit dat de aanvrager in een bijzonder armoedige situatie leeft1257 ; de huidige afwezigheid van enig luchtverkeer naar Somalië, aangezien de betrokkene zich met het vliegtuig naar een buurland kan begeven of een ander transportmiddel kan kiezen1258 ; de niet bewezen onmogelijkheid om naar het land van herkomst terug te keren1259, vooral indien de twee kinderen van de betrokkene verblijven in het geboorteland van de vreemdeling1260. Vormt wel een geval van overmacht : overeenkomstig de rechtspraak van het Arbitragehof1261 maken medische redenen een vorm van overmacht uit die het de vreemdeling met onwettig verblijf onmogelijk maken naar zijn land terug te keren, waardoor de toekenning van maatschappelijke dienstverlening is gerechtvaardigd1262 ; de onmogelijkheid van de Belgische overheid om de nationaliteit van de betrokkene en het land waarnaar moet worden uitgewezen, te bepalen1263 ; de politieke toestand in het land van herkomst welke elke terugkeer onmogelijk maakt. Dit is het geval voor de zigeunerminderheid die onmogelijk naar Kosovo kan terugkeren, omwille van de vervolgingen aldaar1264 ; de vaststelling dat het bevel niet uitvoerbaar is omdat de er geen afreizen georganiseerd worden naar dat land (Bhutan) en betrokkene een verbintenis tot vrijwillige terugkeer ondertekende, beslist de Arbeidsrechtbank van Leuven dat deze persoon recht heeft op het bestaansminimum vanaf zijn aanvraag tot repatriëring1265 ; het feit dat de zoon van het gezin aan leukemie lijdt en de behandeling twee jaar in beslag neemt1266 ; bij een bevalling gedurende de twee maanden vóór de bevalling en drie maanden nadien1267 ; 1253 1254 1255 1256 1257 1258 1259 1260 1261 1262
1263 1264 1265 1266
Arbrb. Tongeren, 8 maart 2002, X / OCMW Heers, AR 2237/2001. Arbh. Gent, 6e K., 17 juni 2002, OCMW Gent / X, AR 31/02 ; Arbh. Gent, 6e K., 3 december 2001, X / OCMW Gent, AR 36001. Arbh. Gent, 6e K., 15 april 2002, X / OCMW Gent, AR 1/02 ; Arbh. Gent, 6e K., 15 april 2002, X / OCMW Gent, AR 2/02. Cass., 3e K., 18 december 2000, OCMW Esneux / X, AR S.98.0010.F. C.T. Liège, (section Namur), 13e ch., 28 mai 2002, X / CPAS La Bruyère, RG 7.078/2002. T.T. Verviers, 1e ch., 26 novembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1521/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Ravels, AR 343.308 ; Arbrb. Antwerpen, 30 september 2002, X / OCMW Rumst, AR 344.666. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 7 januari 2002, X / OCMW Dendermonde, AR 46.700. Arbitragehof, 30 juni 1999, nr. 80/99, B.S. 24 november 1999, 43.370, J.L.M.B. 1999, 1159, J.T.T. 2000, 75. C.T. Liège, (section Liège), 4e ch., 9 septembre 2002, CPAS Hannut / X et E.B., RG 29.215/00 et 29.218/00 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean et E.B., RG 20.596/01 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur, RG 112.712 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 21.613/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 21.755/01. Idem : 5 : T.T. Bruxelles : 2 ; T.T. Namur : 1 ; T.T. Liège : 1 ; T.T. Huy : 1. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 37.295/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 31.637/02. Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Landen, AR 1804/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Torhout, AR 340.729
155
-
wanneer er ernstige risico’s verbonden zijn aan stopzetting van de behandeling, geen medische behandeling in het land van herkomst voorhanden is en een regularisatieaanvraag werd ingediend op medische gronden1268 ; wanneer het overbrengen zware gevolgen zou hebben voor de overlevingskansen en het resultaat van de behandeling nog onzeker is1269 ; wanneer de betrokkene zelf een attest van het Ministerie van Binnenlandse Zaken kan voorleggen waarin de geldigheidsduur van het bevel om het grondgebied te verlaten werd verlengd wegens een medisch probleem1270 ; indien betrokkene niet meer in staat is om te reizen1271.
Overmacht om psychische redenen wordt soms ook aanvaard : wanneer de terugbrenging onmogelijk is naar het land waar traumatische ervaringen werden opgedaan1272 ; indien de betrokkene in behandeling is bij een neuropsychiater die bevestigt dat de behandeling in haar land van herkomst onmogelijk is en dat mantelzorg door haar familie noodzakelijk is1273. Er wordt een deskundig geneeskundig onderzoek bevolen wanneer er twijfel bestaat over de ernst van het gezondheidsprobleem, maar ook wanneer er twijfel rijst over de infrastructurele capaciteit van het land van herkomst om een voldoende toegang tot de gezondheidszorg te verzekeren1274. Sommige rechtbanken vergen voor deze onderzoeksmaatregel eerst de neerlegging van een medisch attest1275. In bepaalde gevallen wordt de medische overmacht niet aanvaard: als het dossier op medisch vlak weinig gestoffeerd is1276 of als er enkel een “kans” bestaat op hervallen in ziekte1277; indien repatriëring mogelijk is, ook al is de betrokkene aangetast door een levensbedreigende aandoening 1278; als het absolute karakter van de overmacht niet wordt aangetoond1279. Er werd ook geoordeeld dat de noodzaak van een medische behandeling nog niet de medische overmacht om het land te verlaten bewijst1280. Sommige uitspraken steunen expliciet op het regularisatiedossier. De regularisatie op grond van medische redenen vormt natuurlijk een belangrijk bewijs zonder daarom beslissend te zijn1281. Betreffende de vraag of het feit dat betrokkene niet kan terugkeren naar het land van oorsprong omdat dit land weigert haar te erkennen als onderdaan een geval van overmacht uitmaakt, verschillen de Arbeidsrechtbank en het Arbeidshof van Antwerpen van mening. Het Arbeidshof oordeelt dat ingeroepen overmacht enkel de toepassing van de Vreemdelingenwet betreft. Er is geen recht op steun bij uitvoeringsproblemen van het bevel om het grondgebied te verlaten. Enkel de bevoegde autoriteiten beoordelen de opportuniteit van deze
1267 1268 1269 1270 1271 1272 1273 1274 1275 1276 1277 1278 1279 1280 1281
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 19 juni 2002, X / OCMW Maarkedal, AR 343.795 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Beringen, AR 347377. Arbrb. Brussel, 20e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 3526902. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 november 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 347233. Arbrb. Hasselt, 1e K., 28 juni 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2012860. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 14 oktober 2002, X / OCMW Brecht, AR 344.281. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 maart 2002, X / OCMW Antwerpen en OCMW Grimbergen, AR 330.56. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 10 juni 2002, X / OCMW Schelle, AR 341917. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 26.526/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 23 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347487. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Aalst, AR 342.932. Arbrb. Dendermonde (afdeling St.-Niklaas), 3e K., 7 mei 2002, X en X / OCMW St.-Niklaas, AR 58.285. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 17 juni 2002, X / OCMW Wichelen, AR 48.001 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 november 2002, X / OCMW Wijnegem, AR 2010155. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Aalst, AR 342.932. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 4 september 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 63635. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.728, 339.474 en 340.090 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 17 april 2002, X / OCMW Willebroek, AR 78146 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 september 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2011162 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 november 2002, X / OCMW Wijnegem, AR 2010155.
156
uitvoering. De beslissing van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is niet te beschouwen als een intrekking van een administratieve handeling1282.
1282
Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Hove / X, AR 2000924.
157
1.3.2.9.3. De bijstand die strikt noodzakelijk is om het land te kunnen verlaten Bij een negatief eindarrest van de Raad van State geschiedt de stopzetting van de steun, volgens de Arbeidsrechtbank van Antwerpen en Hasselt, vanaf de datum van het arrest (+ 5 dagen om het land te verlaten)1283 en niet vanaf de datum van betekening ervan, want volgens artikel 28 Wet 12 januari 1973 wordt elk arrest uitgesproken in openbare terechtzitting1284. De Arbeidsrechtbank van Leuven en de Arbeidsrechtbank van Antwerpen (met andere zetel) nemen daarentegen wel de betekening als vertrekpunt, aangezien de termijn van betekening deel uitmaakt van de procedure. Zolang betrokkene niet in kennis is gesteld van het arrest is het beroep niet beslecht en heeft het geen rechtsgevolgen. Het computerbestand van het wachtregister is niet toegankelijk en doet geen rechtsgevolgen ontstaan. Pas vanaf de betekening van het arrest verblijft betrokkene illegaal in het land in de zin van artikel 57 § 2 OCMW-Wet1285. Iemand die het land verlaten heeft, heeft echter geen recht meer op deze steun1286.
1.3.2.9.4. Dringende geneeskundige hulp Het dringend karakter van de gevraagde hulp moet tijdens de debatten bewezen worden met geneeskundige documenten1287. Dringende geneeskundige hulp is verschuldigd, niettegenstaande de verbintenis van tenlasteneming, aangegaan door de borg1288.
1.3.2.10. De staatloze De gerechtelijke procedure tot erkenning als staatloze verhindert niet dat er toepassing wordt gemaakt van artikel 57, § 21289 1290. Overeenkomstig een eerdere (meerderheids)rechtspraak heeft de erkenning van de hoedanigheid van staatloze declaratoire werking en heeft deze dus effect met terugwerkende kracht vanaf de gebeurtenis die deze hoedanigheid heeft veroorzaakt1291. Op prejudiciële vraag van de Arbeidsrechtbank van Charleroi heeft het Arbitragehof geoordeeld dat artikel 57, § 2 OCMW-Wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992 en 15 juli 1996 en gedeeltelijk vernietigd door het arrest nr. 43/98 van het Hof, de artikelen 10 en 11, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 191 van het Gerechtelijk Wetboek, met artikel 11.1 van het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en met de artikelen 3 en 13 E.V.R.M. niet schendt, in zoverre die bepaling de bijstand die kan worden verleend aan de vreemdelingen die een bevel hebben gekregen om het grondgebied te verlaten dat definitief is geworden, hetzij wegens ontstentenis van beroep, hetzij door uitputting van de tegen dat bevel openstaande rechtsmiddelen en die een aanvraag tot erkenning van staatloosheid hebben ingediend, beperkt tot dringende geneeskundige hulp1292.
1283
1284 1285
1286 1287 1288 1289 1290 1291 1292
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Edegem, AR 325.994 en AR 327.615 ; Arbrb. Antwerpen, 6e K., 13 december 2002, X / OCMW Brasschaat, AR 337.518 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2020447. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 6 februari 2002, X / OCMW Ranst, AR 335.906. Arbrb. Leuven, 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Glabbeek, AR 3341/01 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Sint-Laureins, AR 336.418 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Gistel, AR 345783. Arbrb. Ieper, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Poperinge, AR 25159. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., RG 1885/N/2001. T.T. Charleroi, 5e ch., 22 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.510/R. T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1301/2002. Arbrb. Dendermonde (afdeling St.-Niklaas), 3e K., 7 mei 2002, X / OCMW Sint-Gillis-Waas, AR 60.625. T.T. Charleroi, 5e ch., 3 juillet 2002, X / CPAS Charleroi, RG 57.310/R. Arbitragehof 5 juni 2002, nr. 89/2002, B.S. 13 augustus 2002, 34887.
158
1.3.2.11. De vreemdeling is een kind De Arbeidsrechtbank van Brussel1293 stelt de volgende prejudiciële vraag aan het Arbitragehof : «Schendt artikel 57, § 2, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 191 van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 2, 3, 24, 26 en 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 4 van hetzelfde Verdrag, het artikel 11.1 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 1966, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2.1 van dit Verdrag, het artikel 3 van het E.V.R.M., de artikelen 10 en 11 G.W., in zoverre dit het recht op maatschappelijke dienstverlening beperkt tot dringende geneeskundige hulp voor minderjarige vreemdelingen die onwettig op het grondgebied van het Rijk verblijven, en aldus, verschillend behandelt, enerzijds de minderjarige vreemdelingen die onwettig op het grondgebied verblijven, en anderzijds de minderjarige Belgen alsook de minderjarige vreemdelingen die wettig op het grondgebied verblijven, terwijl dit verschil in behandeling ertoe strekte vreemdelingen die onwettig op het grondgebied verblijven, aan te moedigen het land vrijwillig te verlaten, wat voor minderjarigen in beginsel onmogelijk is, gelet op hun leeftijd, personen die zich in een verschillende situatie bevinden, gelijk behandelt, met name, enerzijds, meerderjarige vreemdelingen die in beginsel vrijwillig het grondgebied van het Rijk kunnen verlaten, en, anderzijds, minderjarige vreemdelingen die dit in beginsel onmogelijk kunnen doen, gelet op hun leeftijd ? » De Arbeidsrechtbank van Turnhout stelt vast dat het OCMW weliswaar financiële steun toekent à rato van het equivalent bedrag bestaansminimum en de kinderbijslag, maar weigerde leeftijdsbijslag toe te kennen, omdat betrokkene over voldoende inkomsten beschikt om een menswaardig leven te leiden. De Arbeidsrechtbank vindt het niet te rijmen dat het OCMW wel kinderbijslag uitkeert, maar geen leeftijdsbijslag, aangezien geen enkel objectief element toelaat te stellen dat kinderen van asielzoekers minder behoeften hebben dan andere kinderen. Het principe van leeftijdsbijslag is immers ingegeven door het vaststaand feit dat kosten voor opvoeding en verzorging van een kind stijgen met de leeftijd. Belangrijk is dat de Arbeidsrechtbank overweegt dat “deze bijslag des te meer noodzakelijk is voor een gezin dat moet leven van een steun gelijk aan het bestaansminimum, zodat deze toekenning noodzakelijk is om een menswaardig bestaan te laten leiden”1294.
1.4. Verzuim van eerbied voor de menselijke waardigheid 1.4.1. Het begrip menselijke waardigheid In de loop van het jaar 2002 bevestigt de rechtspraak1295 dat het recht op maatschappelijke dienstverlening een «grondrecht» is, gesteund op artikel 23 van het Gerechtelijk Wetboek. en artikel 1 OCMW-Wet.
1.4.1.1. Een onbepaald begrip Ook al wordt het begrip van menselijke waardigheid in de wet niet omschreven, de rechtspraak1296 herinnert eraan dat uit de artikelen 1 en 57 OCMW-Wet voortvloeit dat «het recht op een menswaardig bestaan de enige 1293 1294 1295
T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 26.639/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 27.964/02. Arbrb. Turnhout, 2e K., 8 februari 2002, X / OCMW Schoten, AR 25.053. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Charleroi et CPAS Charleroi / E.B., RG 59 158/R et 59 311/R ; T.T. Verviers, 1e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1 783/2001 ; T.T. Arlon, 2e ch., 12 février 2002, X / CPAS Neufchâteau, RG 30 463 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Floreffe, RG 2 151/2002 ; T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Estaimpuis, RG 72 924 ; T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Tournai, RG 73 264 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Fontaine-l’Evêque, RG 59 958/R et 59 959/R ; T.T. Tournai, 3e ch., 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73 260 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58 784/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Froidchapelle, RG 60 304/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 28 août 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 740/R et 60 882/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 13 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61 040/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 septembre 2002, X / CPAS Saint-Josse-tenNoode, RG 25 998/2002 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 1er octobre 2002, X / CPAS Anderlues, RG 60 910/R et 61 056/R.
159
maar noodzakelijke voorwaarde is voor het recht op maatschappelijke dienstverlening» en dat het centrum bij het toekennen van de steun moet rekening houden met de concrete situatie en de werkelijke behoeften van de aanvrager. De rechtspraak bevestigt eveneens dat het criterium niet is dat men geen leven leidt dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid, doch wel dat men niet de mogelijkheid of de middelen daartoe heeft1297. Zeldzaam zijn de rechterlijke beslissingen die het begrip menselijke waardigheid nauwkeurig bepalen. Volgens de Arbeidsrechtbank van Brussel1298 is de menselijke waardigheid in de zin van artikel 23 G.W. en artikel 1 OCMW-Wet «geen filosofische waarde noch een opperste staat van welzijn, wat een objectieve toepassing ervan immers ernstig zou bemoeilijken ; ze moet beschouwd worden als een minimumvoorwaarde voor het leven als mens ; een bescheiden bestaan is dus niet onverenigbaar met de menselijke waardigheid». De Arbeidsrechtbank van Bergen1299 herinnert er evenwel aan dat het begrip menselijke waardigheid «ontsproten is aan internationale instrumenten met betrekking tot de mensenrechten die België onderschreven heeft en waarvoor het de verbintenis heeft aangegaan ze in het nationaal recht om te zetten». (Cf. § 1.4.1.4.) De Arbeidsrechtbank van Nijvel1300 bevestigt de gedeeltelijke weigering van tussenkomst van het centrum met verwijzing naar een oud arrest van het Arbeidshof van Brussel1301, dat van oordeel was dat : «de verzuchting om een menswaardig leven te leiden maakt dat men zich niet tevreden mag stellen met het bestaan als bijstandgenieter en dat persoonlijke inspanningen moeten worden opgebracht om een daadwerkelijke onafhankelijkheid te verwerven». Volgens de Arbeidsrechtbank van Brussel1302 is het niet in strijd met de menselijke waardigheid om als straatveger te werken in het kader van artikel 60, § 7 OCMW-Wet ; de betrokkene beschikt over een diploma dat gelijkwaardig is verklaard aan een Belgisch diploma van hoger secundair onderwijs en over een bekwaamheidsgetuigschrift voor het hoger onderwijs en zal na de voorgeschreven periode van arbeidsprestaties werkloosheidsuitkeringen kunnen genieten, terwijl hij zijn persoonlijke zoektocht naar werk voortzet. De Arbeidsrechtbank van Verviers1303 heeft beslist dat de ontvangst van televisieprogramma’s en de uitgaven verbonden aan een kabelaansluiting onder bepaalde voorwaarden bijdragen tot de menselijke waardigheid, wanneer hierdoor wordt tegemoetgekomen aan de onderwijsbehoeften en de behoefte aan sociaal contact. Volgens de rechtbank toont de eiser echter geen enkele specifieke staat van behoeftigheid aan, zodat de eis ongegrond is. De menselijke waardigheid kan immers niet gelijkgesteld worden met een levensstandaard die dergelijke kosten omvat. 1296
1297
1298 1299 1300 1301 1302 1303
T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Aiseau-Presles, RG 59 733/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 19 février 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59 714/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Fontaine-l’Evêque, RG 60 145/R ; T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Huy, RG 54 890 et 54 997 ; T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321 514 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 1er octobre 2002, X / CPAS Anderlues, RG 60 910/R et 61 056/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 15 octobre 2002, X / CPAS Hamsur-Heure-Nalinnes, RG 61 151/R ; 61 168/R ; 61 115/R ; 61 175/R ; 61 231/R ; 61 216/R ; 61 242/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 5 novembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 284/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 5 novembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 243/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Erquelinnes, RG 61 366/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 382/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 243/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS AiseauPresles, RG 61 333/R et 61 403/R. Arbrb. Kortijk, 2e K., 30 januari 2002, X / OCMW Kortijk, AR 62300 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Gingelom, AR 2021370 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2012188. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Uccle, RG 28 758/ 02. T.T. Mons (section Mons), 8 janvier 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1 293/00/M. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Braine l’Alleud, RG 1 785/N/2001. C.T. Bruxelles, 8 septembre 1994, R.A.J.B. 1996, p. 76 cité par T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Braine l’Alleud, RG 1 785/N/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 juillet 2002, X / CPAS Auderghem, RG 29 512/02. T.T. Verviers, 1e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Spa, RG 0494/ 2002 confirmé par C.T. Liège, 8e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Spa , RG 30 973/02.
160
Volgens het Arbeidshof te Brussel, Nederlandstalige kamer, is een auto niet nodig om een menswaardig leven te leiden1304. Overeenkomstig de tendensen van 2001 verduidelijkt de rechtspraak ook het begrip menselijke waardigheid door het recht op maatschappelijke dienstverlening te omschrijven : -
het recht op maatschappelijke dienstverlening is opgenomen in artikel 1 OCMW-Wet waarvan «het universeel karakter van de gebruikte woorden ontleend is aan instrumenten uit het internationaal recht, die het geïnspireerd hebben»1305 ;
-
iedereen heeft recht op maatschappelijke dienstverlening, ook de minderjarige die zich in een staat van behoeftigheid bevindt, waarbij het OCWM nog voor de jeugdzorg moet tussenkomen1306. De Arbeidsrechtbank van Luik1307 beklemtoont in dezelfde zin dat «de geest van het Decreet van 4 maart 1991 van de Franse Gemeenschap inzake hulpverlening aan de jeugd, inzonderheid artikel 36, alsook artikel 60, § 1, OCMW-Wet (de preventieve opdrachten) elkaar aanvullen, waarbij het centrum als eerste optreedt en de jeugdzorg pas in tweede instantie, als bijzondere ondersteuning» ;
-
om een menswaardig leven te kunnen leiden, beschikt iedereen over een persoonlijk en rechtstreeks recht om het OCWM een tussenkomst te vragen ; in het licht van het criterium van de menselijke waardigheid kunnen de geldzorgen van het centrum geen argument vormen om de verschuldigde steun te verminderen ; het centrum beschikt niet over een automatisch recht op een terugbetaling van de verleende steun door de federale Staat. Concreet heeft de ministeriële omzendbrief van 24 juni 2002, uitgevaardigd op basis van artikel 2, § 5, van de wet van 2 april 1965, krachtens hetwelk de terugbetaling van de maatschappelijke dienstverlening onder bepaalde voorwaarden met 50% kan verminderd worden, wanneer de begunstigde van de steun niet daadwerkelijk op het grondgebied van de gemeente verblijft, geen enkele weerslag op het recht op maatschappelijke dienstverlening voor de steunaanvragers1308 ;
-
het recht op maatschappelijke dienstverlening is een persoonlijk recht waarop de betrokkene onder voorlopig bewind aanspraak kan maken zonder akkoord van de voorlopige bewindvoerder ; het feit dat de bewindvoerder afstand doet van de vordering, bewijst volgens de Arbeidsrechtbank van Aarlen1309 dat de beslissing van het OCWM gegrond was, want de «bewindvoerder is, door zijn functie, op de hoogte van de behoeften en de middelen van de persoon onder bewind» ;
-
het recht op maatschappelijke dienstverlening kan niet afhankelijk zijn van de uitvoering door de administratie van de beslissing van de minister met betrekking tot het regularisatieverzoek vanwege de steunaanvrager. Bijgevolg onstaat het recht op maatschappelijke dienstverlening op de dag van de regularisatiebeslissing door de Minister van Binnenlandse Zaken, niet op de dag van afgifte van een
1304 1305 1306 1307 1308
1309
Arbh. Brussel, 7e K., 5 december 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 37856. T.T. Liège, 10e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 319 485. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Huy, RG 29 006/00, J.T.T. 2003, 849, p. 87 ; T.T Mons (section Mons) 2e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Mons, RG 4 805/01/M, J.D.J. 2002, n° 220, p. 42. T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320 583. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 119/R ; RG 61 123/R ; RG 61 128/R ; RG 61 190/R ; RG 61 208/R ; RG 61 201/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 15 octobre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 151/R ; 61 168/R ; 61 115/R ; 61 175/R ; 61 231/R ; 61 216/R ; 61 242/R ; T.T. Namur, 7e ch., 25 octobre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure, RG 115 653 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 octobre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure, RG 115 512 ; T.T. Liège, 9e ch., 29 octobre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure, RG 326 299 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 5 novembre 2002, X / CPAS Ham-surHeure-Nalinnes, RG 61 284/R, RG 61 243/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Hamsur-Heure-Nalinnes, RG 61 239/R, RG 61 244/R, RG 61 251/R, RG 61 252/R, RG 61 253/R, RG 61 254/R, RG 61 256/R, RG 61 261/R, RG 61 262, RG 61 263/R, RG 61 264/R ; T.T. Nivelles (section Nivelles) 2e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Rebecq, RG 1117/N/2002 ; T.T. Nivelles (section Nivelles) 2e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Rebecq, RG 1130/N/2002 à 1175/N/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 novembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure, RG 325 804 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 382/R, RG 61 377/R, RG 61 405/R, RG 61 410/R ; T.T. Liège, 9e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure, RG 326 267. T.T. Arlon, 2e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Virton, RG 31 115.
161
getuigschrift van inschrijving in het vreemdelingenregister1310. Overigens ontstaat het recht op maatschappelijke dienstverlening niet op de dag dat de regularisatiecommissie reeds een gunstig advies geeft1311 ; -
er bestaat geen onveranderlijk recht1312 op maatschappelijke dienstverlening : het OCWM beschikt over een zekere vrijheid om op de beslissing terug te komen, wanneer de toekenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn1313 ;
-
het recht op maatschappelijke dienstverlening kan echter niet in twijfel worden getrokken vanwege de tijd die sinds het opstarten van de procedure zou zijn verstreken (arrest Golder tegen het Verenigd Koninkrijk van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens1314)1315.
Net zoals in het verleden bakent de rechtspraak de menselijke waardigheid eveneens af door de maatschappelijke dienstverlening1316 te omschrijven die deze waardigheid moet garanderen : -
maatschappelijke dienstverlening is een recht dat niet te catalogeren valt en dat aansluiting vindt bij de rechten die zich laten definiëren in het licht van de notie van de menselijke waardigheid1317 ;
-
maatschappelijke dienstverlening strekt er niet toe iedereen in staat te stellen een leven te leiden dat in overeenstemming is «met het beeld dat men zelf heeft van de eigen waardigheid, want hierdoor zou de maatschappelijke dienstverlening inderdaad, zoals bepaalde auteurs1318 durven stellen, mateloos, onmetelijk en onbegrensd zijn en zou het OCWM zich in principe nooit helemaal van zijn taken kunnen kwijten jegens de gebruiker en ten aanzien van de steunaanvragen»1319 ;
-
maatschappelijke dienstverlening strekt er niet toe de aanvrager in staat te stellen «er een zekere levensstandaard op na te kunnen houden»1320 1321 ;
-
« maatschappelijke dienstverlening 1322 moet elke persoon toelaten zich te voeden, te kleden, een woonst te hebben en zich te verzorgen, alsook om bijzondere steun te genieten bij een opname in het ziekenhuis, bij huisvesting en bij het vinden van werk »1323 ;
-
maatschappelijke dienstverlening moet de aanvrager toelaten «zich te verzorgen», dat wil zeggen toegang te hebben tot de medische zorgen en tot de apothekersdiensten ; de weigering van het OCWM om de achterstallige mutualiteitsbijdragen te vergoeden, tast op zich het recht op een menswaardig leven niet aan1324 ;
1310
1311 1312 1313 1314 1315 1316 1317 1318 1319 1320 1321 1322 1323
1324
T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 008/R ; T.T Mons (section La Louvière) 7e ch., 23 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2 255/01/LL ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Namur, RG 114 257. T.T Mons (section La Louvière) 7e ch., 23 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2 255/01/LL. Cfr. Cass., 3e K., 8 oktober 1990, Arr.Cass., 1990-91, 144, Bull. 1991, 129. T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 9 avril 2002, X / CPAS Mons, RG 4 568/01/M. E.H.R.M., 21 februari 1975, Publ. Cour eur. D.H., Serie A, nr. 18. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 18 638/01. Arbitragehof, 8 mei 2002, n° 80/2002, B.S. 10 augustus 2002, 34754. C.T. Mons, 6e ch., 26 février 2002, CPAS Mons / X, RG 17 016 ; C.T. Mons, 6e ch., 23 avril 2002, CPAS Tournai / X, RG 17 196. I. DECHAMPS in I. DECHAMPS et M. VAN RUYMBEKE, L’aide sociale dans la dynamique du droit, De Boeck, 1995, nrs. 159, 160, 314, 434, 496. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Uccle, RG 28 758/ 02. C.T. Bruxelles, 8e ch., 31 octobre 2002, X / CPAS Tubize, RG 43 092 ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1 888/2002. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Bochelt, AR 1750/2001. Cf. A. LESIW et M.C. THOMAES, Les missions du CPAS, U.V.C.B., 1998, 117. T.T. Tournai, 3e ch., 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73 260 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58 784/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Froidchapelle, RG 60 304/R ; T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch. 21 août 2002, X / CPAS Sint-Pieters-Leeuw, RG 3 220/02/LL ; T.T. Charleroi, 5e ch., 28 août 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 740/R et 60 882/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 13 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61 040/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Montigny-le-Tilleul, RG 60 426/R.
162
-
het voornaamste kenmerk van maatschappelijke dienstverlening is dat zij « een oplossing biedt op maat van de omstandigheden voor een tijdelijke staat van behoeftigheid, waaraan het bestaansminimum noch het stelsel van sociale zekerheid kunnen tegemoetkomen »1325 ;
-
«maatschappelijke dienstverlening moet niet alleen tijdelijke of definitieve geldelijke of materiële moeilijkheden van de betrokkene oplossen, maar moet tegemoetkomen aan het geheel van de behoeften die het onmogelijk zouden maken een menswaardig leven te leiden indien er niet minstens gedeeltelijk zou worden aan tegemoetgekomen»; zo kan het bezit van een rijbewijs een doorslaggevend voordeel zijn om een betrekking te vinden in de sector van de bouw- of renovatiewerken1326 ;
-
maatschappelijke dienstverlening wordt toegekend in de mate dat deze nodig is om een menswaardig leven te leiden ; « dit houdt in dat de betrokkene naar eigen middelen bijdraagt om in het eigen levensonderhoud te voorzien »1327 ;
-
het OCMW heeft de opdracht steun te verlenen die, voor zover mogelijk, ertoe strekt de begunstigde op termijn «ertoe aan te zetten zich aan de bijstandsspiraal te onttrekken en een daadwerkelijke sociale en economische onafhankelijkheid te bereiken»1328 ;
-
maatschappelijke dienstverlening heeft niet tot doel de betrokkene in staat te stellen de schuldeisers terug te betalen, maar wil hem een menswaardig leven verzekeren1329 1330 ;
-
maatschappelijke dienstverlening mag niet « tot gevolg hebben dat buitengewone kosten (elektriciteitsfacturen) die op een familie met geldzorgen rusten, zich eindeloos herhalen », noch « een falende eigenaar toelaten om aan zijn verplichtingen te ontsnappen »1331 ;
-
maatschappelijke dienstverlening is bestemd voor personen die in een staat van behoeftigheid verkeren : volgens de Arbeidsrechtbank van Luik1332 is de vraag van de voorlopige bewindvoerder aan het OCWM om zijn ereloon ten laste te nemen, dubbelzinnig. Dit is eerder een schuld vanwege de persoon onder voorlopig bewind en verschilt dus niet van de vraag tot betaling van een andere schuld1333 ;
-
volgens de rechtspraak van de arbeidsrechtbanken van Bergen en Nijvel moet de maatschappelijke dienstverlening zeer gericht blijven en mag ze niet verworden tot een regelmatig inkomen om de geringe omvang van sociale voorzieningen te compenseren1334 ;
-
maatschappelijke dienstverlening is in de tijd beperkt aangezien « ze ertoe strekt een feitelijke situatie te corrigeren in het licht van het algemeen criterium van een menswaardig leven, een waarachtige drempel van tussenkomst door de gemeenschap »1335.
1325
1326 1327 1328 1329
1330 1331 1332 1333 1334
C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, CPAS Etterbeek / X et E.B., RG 41 189 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, CPAS Schaerbeek / X et E.B., RG 42 098 et 42 104 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, E.B./ X et CPAS Bruxelles, RG 42 131 et 42 134 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, E.B. / X et CPAS Ixelles, RG 42 178 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, E.B./ X et CPAS Ixelles, RG 42 190. T.T. Charleroi, 5e ch., 1e octobre 2002, X / CPAS Anderlues, RG 60 910/R et 61 056/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 22 290. T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 17 mai 2002, X / CPAS Ixelles, RG 2080/W/2001, X / CPAS Braine le Château, RG 2 211/W/2001, X / CPAS Ottignies Louvain-la-Neuve, RG 36/W/2002. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Fontaine-l’Evêque, RG 59 958/R et 59 959/R ; C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 29 857/01 ; C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Hannut, RG 30 187/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 30 avril 2002, X / CPAS Saint-Nicolas, RG 317 720 ; T.T. Tournai, 3e ch., 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73 260 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Froidchapelle, RG 60 304/R . Arbh. Antwerpen, 4e K., 18 april 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2010394. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Watermael-Boitsfort, RG 25 125/02. T.T. Liège, 9e ch., 30 avril 2002, X / CPAS Saint-Nicolas, RG 317 720. Arbrb. Brussel, 20e K., 8 mei 2002, X / OCMW Dilbeek, AR 19.910/01. T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 9 avril 2002, X / CPAS Mons, RG 4 568/01/M ; T.T. Nivelles (section Nivelles), ch. vac., 16 juillet 2002, X / CPAS Tubize, RG 520/ N / 2002.
163
In het kader van het vraagstuk inzake de toekenning van steun met eventuele terugwerkende kracht1336, heeft de rechtspraak zich moeten uitspreken over de doelstellingen van de maatschappelijke dienstverlening : -
de maatschappelijke dienstverlening strekt ertoe tegemoet te komen aan de huidige en onmiddellijke behoeften van personen via het verlenen van bijstand en stemt niet noodzakelijk overeen met een geldsom ; volgens de Arbeidsrechtbank van Hoei1337 is het dus niet aangewezen dat deze steun terugwerkende kracht heeft ;
-
maatschappelijke dienstverlening « kan slechts worden toegekend voor huidige moeilijkheden of zelfs toekomstige problemen… » ; volgens het Arbeidshof van Luik1338 is het moeilijk denkbaar dat een met terugwerkende kracht toegekende geldelijke steun de begunstigde zou toelaten een menswaardig leven te leiden, tenzij aangetoond wordt dat er schulden openstaan die moeten worden terugbetaald ;
-
maatschappelijke dienstverlening « moet binnen korte termijn aangepast kunnen worden aan een concrete en actuele situatie die vlug kan wijzigen » en kan, volgens de Arbeidsrechtbank van Luik1339, slechts uitzonderlijk met een terugwerkende kracht worden toegepast ;
-
maatschappelijke dienstverlening moet worden toegekend wanneer de behoeften zich stellen, maar de termijn van de rechtsgang mag er niet toe leiden « dat de toekenning van de gepaste bijstand in de betwiste periode stelselmatig wordt miskend »1340 .
De Arbeidsrechtbank van Verviers1341 oordeelt in dezelfde zin dat de procedure-organisatie van de rechtsgang, sinds de datum van de bestuurlijke beslissing en de uitspraak van het vonnis « een overmacht uitmaakt die de verwezenlijking van de menselijke waardigheid waarop de aanvrager gerechtigd is, belemmert » ; deze laatste heeft recht op maatschappelijke dienstverlening, forfaitair en ex æquo et bono vastgesteld op 1 500 €. In Vlaanderen werd ook geoordeeld dat de dienstverlening pas wordt beoordeeld vanaf de datum van indiening van het verzoek. De maatschappelijke dienstverlening heeft geen terugwerkende kracht voor een periode die reeds lang verstreken is1342. Het is immers niet geweten in welke sociale omstandigheden de aanvrager toen leefde zodat een onderzoek niet meer mogelijk is1343. Het arrest van het Arbitragehof van 8 mei 20021344 steunt op de finaliteit van de OCMW-Wet (« eenieder in de mogelijkheid stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid ») en leidt hieruit af dat het OCWM binnen een werkelijke beoordelingsvrijheid vrij beslist over de vorm en de omvang van de dienstverlening. Volgens de stelling van het Arbitragehof is de bevoegdheid van het centrum niet van aard dat zij de belangen van de eventuele begunstigden van maatschappelijke dienstverlening sensu stricto op onevenredige wijze kan aantasten. In de lijn van vroegere jaren onderscheiden sommige arbeidsgerechten enkele wezenlijke bestanddelen van het begrip menselijke waardigheid : het recht op gezondheid en op medische bijstand maken onbetwistbaar een bestanddeel uit van het recht op menselijke waardigheid, voor zover de betrokkene aantoont dat de geldmiddelen waarover hij beschikt ontoereikend zijn om zijn uitgaven inzake de gezondheidszorg te dekken1345 ; 1335 1336 1337 1338
1339 1340 1341 1342 1343 1344 1345
C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, CPAS Charleroi / X, RG 17 483 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, CPAS Tournai / X, RG 17 385. Cf. supra § 1.3.2.7.11. T.T. Huy, ch. vac., 22 août 2002, X / CPAS Nandrin, RG 55 882. C.T. Liège, 2e ch., 19 novembre 2002, CPAS Liège / X et E.B., RG 29 395/00 ; C.T. Liège, 2e ch., 3 décembre 2002, E.B / X et CPAS Liège, RG 30 387/01 ; C.T. Liège, 2e ch., 3 décembre 2002, E.B / X et CPAS Liège, RG 29 576/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 35 313/02. C.T. Liège, 10e ch., 12 novembre 2002, E.B / X et CPAS Liège et CPAS Liège / X et EB., RG 29 353/00 et 29 446/00. T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers et E.B., RG 0781/2002. Arbrb. Mechelen, 1e K., 13 februari 2002, X / OCMW Mechelen, AR 78142. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 62636. Arbitragehof, 8 mei 2002, n° 80/2002, B.S. 10 augustus 2002, 34754. T.T. Nivelles (section Nivelles), ch. vac., 16 juillet 2002, X / CPAS Tubize, RG 520/ N / 2002.
164
-
het feit een kleine en onbewoonbare woonst te verlaten ten voordele van een ruimere flat, die onderdak kan bieden aan een gezin met verschillende kinderen waaronder twee tieners, is een stap in overeenstemming met de menselijke waardigheid1346 ; de tenlasteneming van een meerderjarige studente door haar ouders met wie ze samenwoont, is in overeenstemming met haar waardigheid, «een noodzakelijke menselijke waardigheid die door de ouders wordt verzekerd», waarbij zij zelf door het centrum worden bijgestaan1347.
Daarentegen wordt erkend dat : bedelarij in het kader van de geschillen waarbij regularisatiekandidaten betrokken zijn, in strijd is met de menselijke waardigheid1348 ; «het feit gevoed te worden door een derde, daarom nog niet bewijst dat de betrokkene een menswaardig leven leidt, aangezien andere behoeften ook moeten worden voldaan»1349 ; door gas en een normale elektriciteitslevering te ontzeggen, de betrokkene niet menswaardig kan leven, aangezien hij een medisch toestel (beademingstoestel) nodig heeft dat niet werkt met 6 ampère1350. Aanvragen van maatschappelijke dienstverlening door jonge volwassenen die onafhankelijk willen leven zorgen voor vele geschillen1351 en uiteenlopende tendensen binnen de rechtspraak. Een deel van de rechtspraak weigert de jonge volwassene die onafhankelijk wil worden het recht op maatschappelijke dienstverlening en zeker een dienstverlening gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor alleenstaanden, behalve wanneer hij uitzonderlijke en dwingende redenen kan opwerpen : volgens het Arbeidshof van Luik1352 moet «de persoon die zelfstandig wil zijn in de eerste plaats op zichzelf rekenen» en in het levensonderhoud voorzien door te werken, studiebeurzen aan te vragen en leningen tegen gunstig studententarief aan te gaan ; wanneer er daarentegen sprake is van een werkelijke, noodzakelijke en plotselinge breuk met de familie, is dit een gegeven waar rekening moet worden mee gehouden, waardoor dienstverlening van het centrum gerechtvaardigd kan zijn ; in twee geschillen waarin meerderjarigen het ouderlijke dak hebben verlaten, heeft de Arbeidsrechtbank van Verviers1353 de weigering van een dienstverlening, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor alleenstaanden, bevestigd. In België is het volgens de rechtbank inderdaad «de gewoonte om bij de ouders in te wonen zolang men niet bij machte is in het eigen levensonderhoud te voorzien» tenzij wordt aangetoond dat er onhoudbare relationele spanningen zijn of dat een zelfstandig verblijf gerechtvaardigheid is om gezondheids- of billijkheidsredenen. Aangezien de aanvragers zichzelf «in een situatie van behoeftigheid hebben gemanoeuvreerd voor het verschil van het gevraagde steunbedrag» heeft de rechtbank geoordeeld dat ze slechts recht hebben op een maatschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan het bestaansminimumbedrag voor samenwonenden. In een vergelijkbare zaak heeft de Arbeidsrechtbank van Namen de weigering van tussenkomst door het centrum bevestigd, aangezien de eiser geen «dwingende redenen» aanvoert waardoor het noodzakelijk zou zijn geweest de familiale woonst te verlaten1354. Een ander deel van de rechtspraak erkent blijkbaar het recht op maatschappelijke dienstverlening voor jonge meerderjarigen die autonoom willen leven en kent dienstverlening toe waarvan het bedrag variëert tussen een bedrag gelijk aan het bestaansminimum of aan de maatschappelijke integratievergoeding voor alleenstaanden, enerzijds, en een «huurbijstand», anderzijds. De Arbeidsrechtbank van Charleroi1355 oordeelt dat de «keuze van een verblijfplaats een soeverein recht is voor een meerderjarige» en kent een terugvorderbare geldelijke steun toe aan de aanvrager die voorheen het ouderlijk verblijf verlaten heeft. 1346 1347 1348 1349 1350 1351 1352 1353 1354 1355
T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 25 630/02. T.T. Arlon, 2e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Virton, RG 31 020. T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 14 711/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean et E.B., RG 20 596/01. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Huy, RG 29 006/00, J.T.T. 2003, 849, p. 87. T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 août 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 31 100/02. Cf. § 1.4.6. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 30 452/01. T.T. Verviers, 1e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Hasselt, RG 1941/2001 et 1942/2001. T.T. Namur, 7e ch., 26 juillet 2002, X / CPAS Namur, RG 113 859. T.T. Charleroi, 5e ch., 13 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61 040/R.
165
-
-
In een zaak waar een jonge meerderjarige in de ouderlijke woonplaats een kamertje deelde met zijn grootvader die «naar zeggen van de familie een moeilijk heerschap was om mee samen te leven», acht de Arbeidsrechtbank van Brussel1356 het gerechtvaardigd dat de betrokkene een nieuwe woonst heeft gezocht en kent hem geldelijke steun toe, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor alleenstaanden verminderd met de kinderbijslag. In een geval waarin eiseres het familiaal verblijf heeft verlaten vanwege het plaatsgebrek en vanwege de sfeer die het studeren niet bevorderde, heeft de Arbeidsrechtbank van Luik1357 maatschappelijke dienstverlening toegekend, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor alleenstaanden. In een geschil waarin twee volwassen eisers zich samen gevestigd hebben en slechts over weinig inkomsten uit een leerovereenkomst beschikten, heeft de Arbeidsrechtbank van Doornik1358 geoordeeld dat dit feit de weigering van tussenkomst niet kon rechtvaardigen : ze krijgen terugvorderbare huurbijstand van 500 €.
Wat de kosten van een gezinshereniging betreft, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1359 geoordeeld dat het niet tot de opdracht van het OCWM behoort om die kosten ten laste te nemen, des te meer daar er volgens haar in deze zaak geen enkele dringende en plotse behoefte bestaat om de kinderen van de eiseres te repatriëren.
1356 1357 1358 1359
T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 20 612/01. T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321 749. T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Tournai, RG 73 264. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Jette, RG 26 271/02.
166
1.4.1.2. Het residuaire karakter van de maatschappelijke dienstverlening Overeenkomstig vaste rechtspraak is het recht op maatschappelijke dienstverlening «subsidiair en moet de steunaanvrager eerst een beroep doen op alle andere inkomsten die hij zich kan verschaffen via zijn goederen of via zijn werk, of via zijn wettelijke onderhoudsplichtigen of de sociale zekerheid»1360. Het Arbeidshof van Luik1361 zorgt evenwel voor een nuance bij dit principe door de situatie van de personen die over bestaansmiddelen beschikken die het hen mogelijk maken een menswaardig leven te leiden, maar ze niet aanspreken, te onderscheiden van de situatie van de personen die privé-steun hebben genoten, vaak van landgenoten, wat een gebrek aan inkomsten aantoont. Het Arbeidshof van Brussel1362 oordeelt in andere zin dat «de maatschappelijke dienstverlening altijd residuair is in vergelijking met de bijstand die kan worden verkregen dankzij de familiale of de etnische samenhorigheid».
De rechtspraak trekt gevolgen uit dit subsidiariteitsbeginsel : -
-
1360
1361
1362 1363 1364 1365 1366
1367 1368 1369
de eiser die erin geslaagd is om gedurende een zeer lange periode voor zijn regularisatiebeslissing het hoofd te bieden aan de moeilijkheden, moet verder via persoonlijke inspanningen in zijn levensonderhoud voorzien ; de debatten moeten worden heropend, opdat het voorstel van het centrum om de betrokkene naar een opvangtehuis te leiden, zou onderzocht worden1363 ; de geregulariseerde aanvrager die over een Kongolees diploma van industrieel technicus beschikt dat gelijkwaardig is verklaard voor België, is in staat om inkomsten te verwerven opdat hij een menswaardig leven zou kunnen leiden ; het beroep is ongegrond1364 ; de betrokkene is jong en verkeert in goede gezondheid en de echtgenoot kan op het kind letten, zodat zij een menswaardig bestaan kan leiden door ofwel te werken ofwel alles in het werk te stellen om een dienstbetrekking te vinden of een kwalificerende opleiding te volgen1365 ; de aanvrager die jong is en in goede gezondheid verkeert, «moet eerst en vooral via arbeid trachten om in zijn levensonderhoud te voorzien ; wanneer hij daar niet in slaagt, vervangt de maatschappelijke dienstverlening een inkomen uit arbeid»1366 ; de betrokkene die zijn beroepsactiviteit kan voorzetten of andermaal opnemen binnen een familiale onderneming «waar het werk op hem wacht» kan niet om geldelijke maatschappelijke dienstverlening verzoeken1367 ; de aanvrager die zijn verhuiskosten heeft kunnen dragen dankzij de steun van een vriend, heeft geen recht op een tussenkomst van het centrum ; de factuur is betaald, de eis is zonder voorwerp1368 ; de ontslagen aanvrager heeft geen recht op maatschappelijke dienstverlening wanneer zijn C4 vermeldt dat hij «geen zin meer heeft om te werken»1369; C.T. Liège, 1e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29 725/01 et 29 731/01, J.T.T. 2002, 303 et J.D.J. 2002, nr. 215, 26 ; T.T. Verviers, 1e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Verviers, RG 0588/2001 et 0909/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 12 422/01 ; T.T. Liège, 10e ch., 29 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 315 913 ; T.T. Nivelles, 2e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Braine l’Alleud, RG 1357 /N / 2001 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 28 août 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 740/R et 60 882/R ; T.T. Liège, 9e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Visé, RG 325 018 ; T.T. Liège, 7e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Herstal, RG 318 276 ; T.T. Liège, 9e ch., 19 novembre 2002, X / CPAS Oupeye, RG 322 833. C.T. Liège, 1e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29 725/01 et 29 731/01, J.T.T. 2002, p. 303 et J.D.J. 2002, n°215, p. 26. Contra : C.T. Liège, 2e ch., 17 septembre 2002, E.B. / X, CPAS Huy et X / CPAS Huy et E.B., RG 30 246/01 – 30 268/01 – 30 313/01. C.T. Bruxelles, 8e ch., 28 novembre 2002, E.B. / X et CPAS Ixelles, RG 42 120. T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 janvier 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 20 597/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19 717/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Forest, RG 25 536/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 26 732/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 6 novembre 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 34 254/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 décembre 2002, X / CPAS Schaerbeek et E.B., RG 40 836/02. T.T. Liège, 11e ch., 7 février 2002, X / CPAS Liège, RG 314 277. T.T. Namur, 7e ch., 11 octobre 2002, X / CPAS Namur, RG 114 712. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 novembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33 528/02.
167
-
een alleenstaande en gepensioneerde Turkse vrouw beschikt met een belangrijk bedrag op het spaarboekje over voldoende middelen om menswaardig te leven1370.
1.4.1.3. Een subjectief recht Een eensgezinde rechtspraak bevestigt dat het recht op maatschappelijke dienstverlening een subjectief recht is1371 waarop elke persoon, en dus ook een vreemdeling, recht heeft1372. De Arbeidsrechtbank van Luik1373 verwoordt het als volgt : «het recht op maatschappelijke dienstverlening is een subjectief recht, ontleend aan de universele roeping van de rechten op menselijke waardigheid, zoals bekrachtigd door internationale verdragen, inspiratiebron voor de maatschappelijke dienstverlening. In dit opzicht is het recht op maatschappelijke dienstverlening een grondrecht van openbare orde, dat behoort tot de harde kern van ons rechtsstelsel, voor al wie hiertoe de redelijke, vereiste voorwaarden vervult».
1.4.1.4. Een mensenrecht De Arbeidsrechtbank van Bergen1374 herinnert eraan dat het begrip menselijke waardigheid «ontsproten is aan internationale instrumenten met betrekking tot de mensenrechten die België onderschreven heeft en waarvoor het de verbintenis heeft aangegaan ze in het nationaal recht om te zetten».
1.4.1.5. Toekenning van de dienstverlening met terugwerkende kracht Dit werd bestudeerd in het kader van de regularisatiekandidaten : zie hiervoor § 1.3.2.7. 1.4.2. De staat van behoeftigheid De rechtspraak1375 toont nog steeds aan dat er geen sprake is van een menswaardig leven wanneer er een staat van behoeftigheid is, m.a.w. wanneer de persoon die maatschappelijke dienstverlening vraagt, een gebrek heeft aan inkomsten.
1.4.2.1. Het gebrek aan bestaansmiddelen In het verlengde van eerdere rechtspraak, ontleden de arbeidsgerechten de staat van behoeftigheid van de aanvrager door de inkomsten waarover hij beschikt te vergelijken met de kosten die hij heeft. Hierbij wordt rekening gehouden met bijzondere gegevens die de situatie kenmerken, zoals : reeds verleende steun1376 ; de uitzonderlijke, tijdsgebonden en specifieke aard van de behoeftigheid1377 ; de sterke vermindering van de inkomsten in een korte tijdspanne en het daaropvolgende onvermogen om de kosten te dragen1378 ; 1370 1371 1372 1373 1374 1375 1376
1377
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346255. Arbrb. Tongeren, 17 mei 2002, X / OCMW Hoeselt, AR 2439/2001 en 3457/2001. C.T. Liège, 1e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29 725/01 et 29 731/01, J.T.T. 2002, p. 303 et J.D.J. 2002, n°215, p.26 ; T.T. Liège, 10e ch., 7 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 306 876. T.T. Liège, 10e ch., 14 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 319 673. T.T. Mons (section Mons), 8 janvier 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1 293/00/M. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 35 320/2002. T.T. Dinant, 7e ch., 26 février 2002, X / CPAS Walcourt, RG 61 938 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 27 158/02 ; T.T. Verviers, 1e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Verviers, RG 0426/2002; C.T. Bruxelles, 8e ch., 17 octobre 2002, X / CPAS Forest, RG 41 721. T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318 940 confirmé par C.T. Liège, 8e ch., 6 novembre 2002, CPAS Liège / X, RG 30 672/02.
168
-
het bezit van een diplomatieke identiteitskaart en het bevoorrecht statuut van de moeder, attaché bij de ambassade, met wie de betrokkene samenwoont1379.
De rechtspraak stelt soms dat er geen gebrek is aan inkomsten, maar een teveel aan uitgaven en vooral een gebrekkig beheer van de inkomsten en weigert vervolgens de vraag tot toekenning van maatschappelijke dienstverlening. Aldus beschikt een gezin van drie personen over 2.050 € inkomsten, maar moet het de bank veel geld (500 €) betalen voor uitgaven die niet rechtstreeks noodzakelijk zijn voor een menswaardig leven. De Arbeidsrechtbank van Charleroi1380 verklaart het beroep ongegrond en stelt de eiseres voor in te gaan op een aanbod van begeleid budgetbeheer en/of schuldbemiddeling vanwege het centrum. Verschillende rechterlijke beslissingen1381 beklemtonen hoe moeilijk het is de staat van behoeftigheid van de steunaanvragers vast te stellen, vooral wanneer ze pas geregulariseerd zijn en vóór de regularisatiebeslissing nooit enig beroep hebben gedaan op het centrum. Bepaalde arbeidsgerechten1382 menen dat het centrum er niet automatisch toe gehouden is tussen te komen na regularisatie : de geregulariseerde steunaanvragers moeten hun huidige staat van behoeftigheid aantonen en ook de andere voorwaarden voor maatschappelijke dienstverlening vervullen. Andere arbeidsgerechten1383 bevestigen echter een tendens volgens dewelke men uit het overleven van de betrokkene zonder bijstand tijdens (en tot het einde van) de ingestelde procedures niet zo maar kan afleiden dat er geen sprake is van een staat van behoeftigheid.
1.4.2.2. Het criterium tekort aan bestaansmiddelen Overeenkomstig een vaste rechtspraak worden de inkomsten van een persoon of van een gezin geacht1384 1385 toereikend te zijn wanneer het bedrag daarvan (ruim) boven de bedragen van het bestaansminimum of van een maatschappelijke integratieinkomen ligt en de kosten niet hoger zijn dan normaal ; omgekeerd beschikt een rechthebbende niet over voldoende inkomsten1386 wanneer zijn maandelijkse inkomsten beneden of slechts lichtjes boven het bestaansminimum of de maatschappelijke integratievergoeding uitkomen en zijn kosten hoog liggen. Aldus verkeert een steunaanvrager niet in een staat van behoeftigheid wanneer hij het bestaansminimum, de integratievergoeding of een andere sociale vergoeding geniet, minstens gelijkwaardig aan de voormelde inkomsten en geen buitensporige, onverwachte of specifieke tijdelijke kosten moet dragen1387. Zonder te zinspelen op de bedragen van het bestaansminimum of van het recht op maatschappelijke integratie, bepalen de arbeidsrechtbanken van Antwerpen1388 1389, Hasselt1390, Nijvel1391, Namen1392, Dinant1393, 1378 1379 1380 1381 1382 1383 1384
1385 1386 1387
1388
T.T. Charleroi, 5e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Fontaine-l’Evêque, RG 60 145/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 21 543/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Fontaine-l’Evêque, RG 59 958/R et 59 959/R. C.T. Liège, 4e ch., 8 mai 2002, CPAS Dison / X et E.B., RG 29 239/00. C.T. Liège, 8e ch., 8 mai 2002, E.B. / X et CPAS Liège, RG 30 448/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19 793/01. C.T. Liège, 10e ch., 12 novembre 2002, E.B / X et CPAS Liège et CPAS Liège / X et EB., RG 29 353/00 et 29 446/00 ; T.T. Liège, 7e ch., 18 septembre 2002, X / CPAS Chaudfontaine, RG 321 631. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 18 629/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 14 358/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 22 341/00 et 25 315/02 ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1 888/2002. Arbh. Antwerpen, 4e K., 18 april 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2010394. T.T. Charleroi, 5e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Erquelinnes, RG 61 366/R ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Spa, RG 1 821/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 7 602/01 ; T.T. Liège, 7e ch., 22 mai 2002, X / CPAS Fleron, RG 321 339 ; T.T. Verviers, 1e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Verviers, RG 0489/2002 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 11 juillet 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 8 149/01 ; T.T. Verviers, 1e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Verviers, RG 0426/2002; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1 888/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347572.
169
Doornik1394 en Charleroi1395 het bedrag van de beschikbare inkomsten, verkregen na de gewoonlijke inkomsten en kosten van een gezin of van een persoon in overweging te hebben genomen, om vervolgens uit te maken of het saldo de betrokkenen al dan niet de mogelijkheid laat om waardig te leven. In die zin heeft de Arbeidsrechtbank van Namen1396 de geldelijke situatie van een gezin met twee volwassenen en één kind als volgt ontleed : het gezin beschikt over een maandelijks inkomen van 849,41 € ; de vaste kosten bedragen 593,10 € per maand. Het saldo dat maandelijks overblijft voor verdere besteding is dus 256,31 €. Volgens de rechtbank kan een gezin samengesteld uit drie personen onmogelijk fatsoenlijk leven met dergelijke som, aangezien «de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de regel de mening zijn toegedaan dat een volwassene gemiddeld minstens 7,44 € per dag nodig heeft om te overleven en een jong kind 3,72 €». Analoog heeft de Arbeidsrechtbank van Antwerpen de behoeftigheid aangenomen omdat het inkomen van het gezin slechts 245,73 € bedraagt voor drie personen1397. Daarentegen werd er geoordeeld : een bedrag van 280,22 € voor het kopen van voeding en kledij, na aftrek van de vaste kosten volstaat voor een menswaardig leven1398 ; een maandelijks inkomen dat varieert van 681 tot 1.250 € volstaat voor alle uitgaven, inclusief medische uitgaven1399 ; een pensioen van 623,85 € waarvan na de vaste maandelijkse kosten een bedrag van 334,66 € overblijft, is misschien gering maar volstaat voor een menswaardig leven1400 ; een inkomen van meer dan 743 € na loonbeslag is voldoende, indien men niet aantoont schulden gemaakt te hebben. De voorgelegde onbetaalde rekeningen betreffen geen basisbehoeften maar luxeuitgaven zoals GSM en zijn bovendien gesteld op naam van de samenwonende persoon1401 ; na aftrek van de kosten houdt een echtpaar maandelijks nog ongeveer 500 € over1402: dit saldo is voldoende om menswaardig te leven ; een bedrag van 1.781,73 €, na aftrek van vaste kosten, volstaat voor een gezin met zes kinderen en een gehandicapte broer1403. De arbeidsgerechten hebben eveneens geoordeeld dat : wie in het verleden herhaaldelijk hulp ontving van het OCMW en thans een onderhoudsgeld van 450 € en diverse maandelijkse tegemoetkomingen ontvangt (bijpassing bestaansminimum 113,88 €, een toelage voor medische en farmaceutische kosten van 25 €, een huurtoelage van 170,42 €) voldoende inkomsten heeft1404 ; 1389 1390 1391 1392
1393 1394 1395 1396 1397 1398 1399 1400 1401 1402 1403 1404
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.523. Arbrb. Hasselt, 1e K.., 20 september 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2020660. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Nivelles, RG 1 581/N/2001 . T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Andenne, RG 113 597; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 113 159 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Floreffe, RG 113 607 ; T.T. Namur, 7e ch., 24 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 113 747 ; T.T. Namur, 7e ch., 24 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 113 756; T.T. Namur, 7e ch., 24 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 113 961 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 juillet 2002, X / CPAS Namur, RG 111 774 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 novembre 2002, X / CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 114 809, 114 810, 114 811 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Gembloux, RG 115 299. T.T. Dinant, 7e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Dinant, RG 62 076 ; T.T. Dinant, 7e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Ciney, RG 62 369 et 62 370. T.T. Tournai, 3e ch., 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73 260. T.T. Charleroi, 5e ch., 1er octobre 2002, X / CPAS Aiseau-Presles, RG 59 029/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 243/R. T.T. Namur, 7e ch., 8 novembre 2002, X / CPAS Fernelmont, RG 115 411. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.066. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347572. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 4 juni 2002, X / OCMW Beveren, AR 61.376. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 5 februari 2002, X / OCMW Stad Sint-Niklaas, AR 60.122. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Ranst, AR 337.078. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 4 juni 2002, X / OCMW Temse, AR 61.350. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 oktober 2002, X T./ OCMW Antwerpen, AR 343266, AR 343268 en AR 343411. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 27 juni 2002, X / OCMW Brasschaat, AR 325.386.
170
-
-
indien een weduwe in een eigen huis woont, hoeft deze geen huur te betalen. Als na aftrek van de maandelijkse kosten een leefgeld van 9,59 € per dag overblijft, volstaat haar inkomen voor een menswaardig bestaan, tenzij zij buitengewone kosten zou bewijzen1405 ; inkomsten uit een leercontract en kinderbijslag vermeerderd met het maandelijks inkomen van zijn samenwonende vriendin ten bedrage van 768 € zijn voldoende voor een minderjarige kandidaatvluchteling. De tussenkomst in de huurwaarborg wordt geweigerd omdat de inkomsten ruim boven het bedrag van het bestaansminimum voor samenwonende echtgenoten liggen1406 ; een inkomen van 867,63 € volstaat om betrokkene en zijn gezin (echtgenote + kind) te onderhouden. De verplaatsingskosten konden vermeden worden door juridische bijstand bij de asielprocedure te vragen1407 ; een samenwonende met een inkomen van 389,11 € toont niet aan dat haar vriend wel gestopt is met werken en bewijst verder niet haar staat van behoeftigheid1408.
1.4.2.3. De inkomsten die in aanmerking komen In het verlengde van eerdere rechtspraak worden alle door de begunstigde ontvangen inkomsten opgeteld : met name wordt het nettobedrag van de verschillende inkomsten in aanmerking genomen1409. Het begrip inkomsten blijft aanleiding tot geschillen. Volgens de Arbeidsrechtbank van Brussel1410 zijn de door een VZW aan de steunzoeker betaalde geldsommen (vergoeding reiskosten) geen inkomsten die de in België achtergebleven familie in staat stellen waardig te leven. De volgende inkomsten worden door de rechtspraak daarentegen in aanmerking genomen als aftrekbare inkomsten : de nettomaandvergoeding van 136 tot 148 € betaald in het kader van een opleidingsovereenkomst1411 ; de opbrengst van bloemenverkoop in restaurants (opbrengst berekend op 150 € per maand)1412 ; een werkloosheidsvergoeding van 625,83 € en een schadevergoeding wegens opzettelijke slagen en verwondingen van 7.836,68€1413. Er werd eveneens geoordeeld : de financiële steun wordt verminderd met het pensioenbedrag, de jaarlijkse verwarmingstoelage vanwege het ministerie en het jaarlijkse vakantiegeld, omdat het inkomen van de betrokkene aldus is toegenomen1414; de subsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor “begeleid zelfstandig wonen” wordt in rekening gebracht voor maatschappelijke dienstverlening, maar niet voor het toekennen van het bestaansminimum1415. Of ten gunste van kinderen uitbetaalde kinderbijslagen en/of van onderhoudsgeld al dan niet moeten worden in aanmerking genomen, blijft bron van betwisting : de Arbeidsrechtbank van Charleroi1416 telt alle inkomsten van het gezin zonder enig onderscheid op ; de Arbeidsrechtbank van Brussel1417 houdt rekening met het door de vader ten voordele van zijn kind uitbetaalde onderhoudsgeld, maar niet met de kinderbijslag. Bijgevolg veroordeelt de rechtbank tot het betalen van maatschappelijke dienstverlening aan de moeder, gelijkwaardig aan het bestaansminimum 1405 1406 1407 1408 1409 1410 1411 1412 1413 1414 1415 1416 1417
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.523. Arbrb. Leuven, 2e K., 5 juni 2002, X / OCMW Leuven, AR 255/02. Arbrb. Ieper, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Zonnebeke, AR 24531. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 21 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346474. T.T. Liège, 9e ch., 12 décembre 2002, X / CPAS Seraing, RG 325 008. T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 janvier 2002, X / CPAS Woluwé-Saint-Lambert, RG 11 938/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 19 février 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59 714/R. T.T. Liège, 10e ch., 7 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 306 876. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2012188. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 15 maart 2002, X / OCMW Edegem, AR 337.618 en A.R 342.512. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Leuven, AR 2134/01 en 2027/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 19 février 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59 714/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30 851/00.
171
voor een gezin, verhoogd met een bijkomend bedrag om in het levensonderhoud van het kind te voorzien. De som van het door de vader betaalde onderhoudsgeld wordt hiervan afgetrokken.
In Vlaanderen neemt de rechtspraak een genuanceerd standpunt in. Zo werd geoordeeld : -
-
in tegenstelling tot de Bestaansminimumwet mogen ook onderhoudsgelden worden aangerekend. Het staat het OCMW uiteraard vrij om redenen van billijkheid, naar analogie met de Bestaansminimumwet, slechts rekening te houden met een bedrag van 99,16 € (4.000 BEF) in plaats van 297,47 € (12.000 BEF), als behorende tot het “vermogen” van appellante1418 ; daarentegen stelt de Arbeidsrechtbank van Antwerpen dat om tot eenvormige beslissingen te komen de regels voor het bestaansminimum ook worden toegepast op het levensminimum1419. Daarom mag de gewaarborgde kinderbijslag voor de kinderen niet aangerekend worden als inkomen van betrokkene1420. Dit geldt ook voor een buitenlandse circusartiest die enkel kan overleven met hulp van derden. De kinderen hebben echter geen recht op een tussenkomst omdat het OCMW al tussenkwam in de medische en farmaceutische kosten en voedselbonnen gaf1421.
In een geval waarbij de Arbeidsrechtbank van Luik1422 zich moest uitspreken over het bedrag van de maatschappelijke dienstverlening, toegekend aan drie meerderjarige zusters die met hun moeder samenwonen, verduidelijkt ze terloops dat de kinderbijslag betaald wordt aan de ouder «bovenop de inkomsten waarover deze beschikt» voor de opvoeding van de kinderen ; derhalve herziet de rechtbank de beslissing van het OCWM die het bedrag van de kinderbijslag aftrekt van de maatschappelijke dienstverlening. Of de in beslag genomen inkomsten (wegens onbetaald onderhoudsgeld) in aanmerking moeten worden genomen, blijft een bron van betwisting. Op dit vlak dient er een onderscheid gemaakt te worden. Wanneer op de werkloosheidsuitkeringen of het bestaansminimum gedeeltelijk beslag is gelegd, of een sommendelegatie werd toegepast, ten belope van het door de rechter vastgestelde onderhoudsgeld, oordeelt de Arbeidsrechtbank van Brussel1423 dat de eiser niet aantoont dat het overblijvende deel hem niet in staat stelt om een menswaardig leven te leiden. Wanneer het geheel van de inkomsten van een persoon in beslag werd genomen om onderhoudsschulden af te betalen, wordt er op verscheidene manieren recht gesproken. De Arbeidsrechtbank van Verviers1424 oordeelt dat, wat maatschappelijke dienstverlening betreft, artikel 60, § 1, OCMW-Wet een grotere vrijheid toelaat m.b.t. de in aanmerking te nemen inkomsten dan artikel 5, § 1, Bestaansminimumwet. Na een grondige ontleding van de huishoudelijke situatie kent de rechtbank een bepaalde maandelijkse maatschappelijke dienstverlening toe. De Arbeidsrechtbank van Brussel1425 stelt het bedrag vast van de geldelijke steun, zonder verwijzing naar het bestaansminimum, maar na een concreet onderzoek van de behoeften van de aanvrager en zijn gezin. Op basis daarvan kent de rechtbank steun toe waarvan het bedrag onder het bestaansminimum ligt, omdat de onderhoudsschuld van de begunstigde «niet zo maar ten laste van het OCWM kan worden gelegd». De Arbeidsrechtbank van Bergen1426 houdt er rekening mee dat de onderhoudsplichtige die verzaakt aan de betaling daarvan, hervallen is en bevestigt de toekenning van een geldelijke steun, gelijk aan 60% van het bestaansminimum voor alleenstaanden, vanuit de ruime beoordelingsvrijheid van het OCWM. Volgens de Arbeidsrechtbank van Antwerpen, dat het arrest van het Hof van Cassatie van 17 mei 1993 toepast, worden voor de berekening van de bestaansmiddelen al de inkomsten van de aanvrager in 1418 1419 1420 1421 1422 1423 1424 1425 1426
Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 januari 2002, X / OCMW Geel, AR 2010525. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346.915. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346.915. Arbrb. Brussel, 20e K., 6 juni 2002, X / OCMW Evere, AR 2.577/01. T.T. Liège, 9e ch., 29 octobre 2002, X / CPAS Seraing, RG 323 656, 323 657, 323 658. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 13 746/01 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 11 juillet 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 26 291/2002 et 29 845/2002. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 1 764/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 juillet 2002, X / CPAS Ixelles, RG 29 518/02. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Mons, RG 4 157/01/M.
172
rekening gebracht vóór elk beslag wegens onderhoudsverplichtingen. Een particuliere onderhoudsverplichting kan niet ten laste van de gemeenschap gelegd worden, nu betrokkene steeds in staat is geweest een menswaardig leven te leiden1427.
1.4.2.3.1. De particuliere liefdadigheid Zijn giften van vrienden, landgenoten, liefdadigheidsinstellingen inkomsten ? Die discussie blijft aanhouden binnen de rechtspraak : -
volgens de arbeidsrechtbanken van Brussel1428 en Luik1429 verwerft men geen inkomsten overeenkomstig de menselijke waardigheid wanneer men een beroep moet doen op particuliere liefdadigheid. Ook de Arbeidsrechtbank van Verviers1430 oordeelt dat het door een oom aangeboden kosteloze onderdak weliswaar toelaat om in belangrijke mate te besparen op de uitgaven, maar dat dit gebaar niet als inkomen mag worden aangerekend noch een vermindering van de maatschappelijke dienstverlening kan rechtvaardigen ;
-
in tegenovergestelde zin oordeelt het Arbeidshof van Luik1431 dat de betrokkene die bij een vriend inwoont die bovendien instaat voor het merendeel van zijn levensbehoeften, geen staat van behoeftigheid bewijst.
1.4.2.3.2. Zwartwerk Volgens de arbeidsgerechten schept zwartwerk het vermoeden dat er geen behoeftigheid is. Bij een bezoek aan huis wordt vastgesteld dat er «zich in de flat van de aanvrager bloemen bevinden die bestemd zijn voor de verkoop». Nadien hebben verschillende sociale assistenten de betrokkene opgemerkt terwijl hij bloemen aan het verkopen was, ook al had hij plechtig beloofd dit niet meer te doen. De Arbeidsrechtbank van Verviers1432 leidt hieruit af dat hij de verplichting niet heeft nageleefd om elk nieuw gegeven dat gevolgen kan hebben op de verleende steun, aan te geven ; bovendien voeden de herhaling en het bedrieglijk karakter van de feiten het vermoeden dat de aanvrager, naar zeggen van de rechtbank, «niet dermate in armoede leeft dat zijn waardigheid in het gedrang komt». De eis van de betrokkene om in zijn recht op maatschappelijke dienstverlening te worden hersteld, is dus ongegrond. Zwartwerk bewijst dat de betrokkene niet aangegeven inkomsten geniet, zodat hij/zij kan worden gesanctioneerd. Het grote probleem in de praktijk blijft het bewijs. Zwartwerk kan worden bewezen met diverse getuigenverklaringen, zelfs al legt de betrokkene medische attesten voor 1433. Ook uiterlijke tekenen van welstand bewijzen dat de betrokkene zwartwerk verricht, vooral indien de betrokkene een onsamenhangende uitleg geeft en tevens werd gearresteerd op verdenking van zwartwerk met 1.065,94 € op zak. Het gebruik van een dure leasingwagen van een vriend die een onderneming uitbaat bevestigt dit vermoeden1434. De rechtspraak stelt evenwel bepaalde eisen inzake het bewijs : het feit gezien te worden in een nachtwinkel volstaat niet. Dit geldt des te meer omdat de inkomsten uit deze activiteit niet bekend zijn en de maatschappelijk werkster had geadviseerd hulp toe te kennen wegens behoeftigheid en werkbereidheid1435 ;
1427 1428 1429 1430 1431 1432 1433 1434 1435
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 december 2002, X / OCMW Zwijndrecht, AR 347232. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30 851/00. T.T. Liège, 9e ch., 3 septembre 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 313 476. T.T. Verviers, 1ère ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Verviers, RG 0588/2001 et 0909/2001. C.T. Liège, 2e ch., 17 septembre 2002, E.B. / X, CPAS Huy et X /CPAS Huy et E.B., RG 30 246/01 – 30 268/01 – 30 313/01. T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 121/2002. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 14 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.417. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 4 juni 2002, X / OCMW Kruibeke, AR 59.857. Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 januari 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2010513.
173
-
-
een fax van een sociaal inspecteur is geen proces-verbaal. De gegevens daaruit werden enkel aan het OCMW meegedeeld als inlichting en bevatten geen officiële vaststellingen. Indien men zich in een lunapark bevindt, is het niet ongeloofwaardig dat betrokkene op het zieke zoontje van de uitbaatster paste, temeer daar er een medisch attest werd voorgebracht. Het OCMW bewijst niet zij voor de oppasdienst ook werd bezoldigd1436 ; de vaststelling dat betrokkene ’s morgens in een camionette stapte bewijst niets indien er geen sociaal onderzoek plaatsvond op de plaats van de vermoedelijke tewerkstelling1437.
1.4.2.4. Personen van wie de bestaansmiddelen in aanmerking komen De arbeidsgerechten bevestigen het principe dat de familiale solidariteit voorgaat op de solidariteit van de gemeenschap1438. Twéé verschillende tendensen tekenen zich af in de rechtspraak aangaande het al dan niet in aanmerking nemen van de inkomsten van samenwonenden : ofwel passen de arbeidsgerechten1439 op analoge wijze artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 (bestaansminimum) toe ; ofwel nemen ze1440 1441 automatisch alle inkomsten van de samenwonende personen in aanmerking, ongeacht de onderlinge graad van verwantschap en zelfs als er geen sprake is van zo’n verwantschapsband. De vonnissen van de arbeidsgerechten die op analoge wijze de reglementering van het bestaansminimum toepassen, zijn belangwekkend. Bij een situatie waarin twee personen samenwonen zonder een paar te vormen of verwant te zijn in de eerste graad, heeft de Arbeidsrechtbank van Luik1442 aan de betrokkene maatschappelijke dienstverlening toegekend, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor samenwonenden, zonder rekening te houden met de inkomsten van de persoon die met de aanvrager samenwoont. Wanneer een minderjarige bij een opvanggezin verblijft, oordeelt de Arbeidsrechtbank van Bergen1443 dat de bestaansmiddelen van het gezin niet in aanmerking moeten worden genomen. Volgens de rechtbank kunnen de middelen die nodig zijn opdat men een menswaardig leven zou leiden, immers niet verschillen afhankelijk van de aard van de steun : bestaansminimum of maatschappelijke dienstverlening. Hieruit volgt dat de betrokkene recht heeft op een geldelijke steun, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor samenwonenden en op de tenlasteneming van de medische en de apothekerskosten. De vonnissen van de arbeidsgerechten die niet op analoge wijze de reglementering inzake het bestaansminimum toepassen, zijn bijzonder genuanceerd. In de regel houden de arbeidsrechtbanken rekening met alle bestaansmiddelen van het gezin verminderd met de kosten. Daarna wordt gekeken hoeveel er overblijft en ter beschikking staat van het aantal gezinsleden. In
1436 1437 1438 1439
1440
1441 1442 1443
Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2012821 en 2012829. Arbrb. Hasselt, 1e K., 17 mei 2002, X / OCMW Heusden-Zolder, AR 2013278. T.T. Namur, 7e ch., 24 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 113 756. T.T. Liège, 7e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 316 993 et 317 674 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 28 août 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 740/R et 60 882/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 28 021/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 6 mars 2002, X / CPAS Jette, RG 21 092/01 ; T.T. Dinant, 7e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Rochefort, RG 61 569; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean et E.B., RG 4 618/01 et 5 223/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-SaintJean , RG 23 580/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Forest, RG 26 289/2002. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2011888; Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2014650 en 2020505. T.T. Liège, 9e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321 513 et 323 270. T.T. Mons (section Mons), 5e ch., 20 février 2002, RG 3 023/01/M.
174
functie van het beschikbaar saldo en van de omstandigheden eigen aan het gezin of aan de steunzoeker, wordt een aanvullende maatschappelijke dienstverlening toegekend1444 of geweigerd1445. Een voorbeeld : in een geval waarin een persoon samenleeft met een dochter, de echtgenoot van de dochter en twee studerende kleinkinderen, houdt de Arbeidsrechtbank van Aarlen1446 rekening met alle bestaansmiddelen van het huishouden, met inbegrip van de inkomsten van de schoonzoon (ongeveer 2000 €). Door de samenstelling van het gezin en doordat er geen maatschappelijke integratievergoeding wordt toegekend, noch een rustpensioen of een inkomensgarantieuitkering voor ouderen, kent de rechtbank de eiseres een recht toe op maandelijkse geldelijke steun van 120 €. De Nederlandstalige rechtspraak is duidelijk : op basis van artikel 57 §1 OCMW-Wet kan de regel van globalisatie van het gezinsinkomen worden toegepast1447. Alleen de beschikbaarheid van de bestaansmiddelen van personen die met de hulpvrager samenwonen is relevant bij de beoordeling van de toekenning van financiële steun, niet het al dan niet bestaan van een onderhoudsplicht tussen de hulpvrager en het betrokken gezins- of familielid. Het criterium is derhalve het globaal beschikbaar gezinsinkomen.1448 Het gaat om het feitelijk gezin1449. Het inkomen van de onderhoudsplichtige en inwonende zoon wordt meegeteld1450. Het voornemen om alleen te gaan wonen heeft geen belang. Het centrum zal dit onderzoeken wanneer het effectief ten uitvoer wordt gebracht1451.
Indien betrokkene bewijst dat er geen gezin meer is omdat de echtgenoot het echtelijke dak heeft verlaten, heeft zij recht op het (equivalent) bestaansminimum voor alleenstaanden1452. Omstreden is de vraag of de bestaansmiddelen van het gezin in aanmerking mogen worden genomen, indien de betrokkene gescheiden wil leven van zijn/haar familie. De Arbeidsrechtbank van Tongeren meent dat het OCMW bevoegd is om de aard van de steun zelf te bepalen en een grote appreciatiemarge heeft. Bij het bepalen van steun wordt rekening gehouden met alle beschikbare inkomsten van degenen die onder hetzelfde dak wonen. “Het is normaal dat jongeren zelfstandigheid willen, doch dit kan niet betekenen dat ze zich zomaar losmaken van de familiale band om vervolgens de gemeenschap te laten opdraaien voor de behoeftigheid die zo gecreëerd wordt”1453. De oudste, meerderjarige en niet-studerende zoon van de zeven kinderen van een geregulariseerde politiek vluchtelinge gaat even alleenwonen, trekt daarna terug thuis in en vraagt steun. De Arbeidsrechtbank bevestigt de weigering vanwege het OCMW omdat het gezin al wordt gesteund ter waarde van 1.784,32 €. Bovendien moet betrokkene geen huur betalen, heeft hij geen schulden en is hij niet werkbereid1454. Ook de inkomsten die niet worden verworven wegens nalatigheid kunnen worden aangerekend. Indien betrokkene samenwoont met iemand die gerechtigd is op financiële steun, doch deze laatste hiervoor nooit de nodige stappen heeft gezet, kan hij enkel het levensminimum als samenwonende krijgen1455.
1.4.2.5. De in aanmerking genomen kosten 1444 1445 1446 1447 1448 1449 1450 1451 1452 1453 1454 1455
T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Namur, RG 113 018 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 25 696/02. T.T. Nivelles (section de Wavre), 2e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Court-Saint-Etienne, RG 2219/W/2001. T.T. Arlon, 1e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Habay, RG 31 251. Arbrb. Tongeren, 1 maart 2002, X / OCMW Genk, AR 2771/1999 en 2772/1999 ; Arbrb. Dendermonde (afdeling Sint-Niklaas), 3e K., 5 maart 2002, X / OCMW Sint-Niklaas, AR 59.926. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 8 februari 2002, X / OCMW Brasschaat, AR 326.910 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 8 mei 2002, X / OCMW Willebroek, AR 78783. Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Kortenberg, AR 296/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.008. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.008. Arbrb. Brugge, 7e K., 24 juni 2002, X / OCMW Brugge, AR 106.874. Arbrb. Tongeren, 1 maart 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 3257/2001. Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Asse, AR 14.377/01, 16.557/01 en 21.752/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Sint-Katelijne-Waver, AR 343611.
175
Het behoud van een hoge levensstandaard wordt niet gehonoreerd1456. Dit geldt ook voor een invalide die veel medische kosten draagt en voor de hoge huurprijs alleen moet instaan, na het vertrek van haar partner1457. In verschillende gevallen1458 stelt de rechtspraak vast dat de huurkosten te hoog zijn, gelet op de actuele inkomsten en dat de betrokkene dan bereid moet zijn om te verhuizen1459. Een auto is niet nodig om een menswaardig leven te leiden1460. De internetkosten1461 zijn daarentegen geen luxe-uitgaven wegens de opleiding van de kinderen en het feit dat betrokkene zelf een computeropleiding volgt, die haar kansen op de arbeidsmarkt verhoogt1462.
1.4.2.6. De berekening van de bestaansmiddelen M.b.t. de berekening van de bestaansmiddelen kunnen twee beslissingen vermeld worden. Volgens de Arbeidsrechtbank van Hoei1463 mag het OCMW van de inkomsten van een persoon niet de bedragen aftrekken die niet door de OCMW-Wet bepaald zijn, «ook al lijkt dergelijke gedachtengang om billijkheidsredenen wenselijk». Hieruit volgt dat de theoretische interesten bij een belangrijke geldsom niet kunnen worden afgetrokken overeenkomstig artikel 21 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974, dat van toepassing is op het bestaansminimum. In deze zaak blijft het centrum echter vrij om het bedrag te bepalen van de toe te kennen steun, in functie van de door de Commissie voor bijstand aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden betaalde som en in functie van de erkenning van een recht op een vergoeding voor gehandicapte personen ten gunste van de betrokkene. Volgens de Arbeidsrechtbank van Mechelen kan het centrum niet van betrokkene eisen dat ze haar rechten moet doen gelden in een onroerend goed dat zij gemeenschappelijk bezit met haar ex-echtgenoot1464.
1.4.3. De bijzondere moeilijkheden Hierover is er geen rechtspraak. 1.4.4. Het bewijs 1.4.4.1. De bewijslast Overeenkomstig de algemene beginselen met betrekking tot de bewijslast en «artikel 60 OCMW-Wet krachtens hetwelk de bewijslast minstens voor een gelijk deel bij de steunaanvrager ligt»1465, stuiten talrijke betrokkenen
1456 1457 1458 1459
1460 1461 1462 1463 1464 1465
Cf. § 1.4.1.1. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Bochelt, AR 1750/2001. Cf. § 4.3.1. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Keerbergen, AR 2131/01 ; Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Bochelt, AR 1750/2001 ; Arbrb. Tongeren, 8 februari 2002, X / OCMW Bilzen, AR 2436/2001 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 17 juni 2002, X / OCMW Wetteren, AR 48.083 en 48.317. Arbh. Brussel, 7e K., 5 december 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 37856. Cf. § 4.4.1. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346.915. T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Huy, RG 54 890 et 54 997. Arbrb. Mechelen, 1e K., 11 december 2002, X / OCMW Willebroek, AR 80316. T.T. Liège, 10e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 319 485.
176
op een afwijzing1466 omdat ze voor de rechtbank onvoldoende bewijzen kunnen voorleggen van hun staat van behoeftigheid. Volgens de Arbeidsrechtbank van Brussel1467 « kan de loutere bewering van een staat van behoeftigheid die voor de rest niet door documenten wordt gestaafd, onmogelijk die behoeftigheid bewijzen, des te meer daar uit de behandeling op de zitting is gebleken dat de betrokkene over zekere inkomsten uit arbeid beschikte, zonder dat deze inkomsten werden medegedeeld ». Het Arbeidshof van Luik1468 oordeelt in dezelfde zin dat een steunaanvrager niet bewijst dat zijn behoefte waarachtig is door te stellen « dat hij op materieel vlak volstrekt afhankelijk is van zijn echtgenote, van wie hij uit de echt aan het scheiden is, zonder dat hij enige uitleg kan geven over het waarom van deze afhankelijkheid en zijn totale afwezigheid op de arbeidsmarkt ». Volgens de Arbeidsrechtbank van Verviers1469 moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de indruk van eiseres dat zij in de huidige omstandigheden geen menswaardig leven kan leiden én het bewijs van een behoeftigheid die haar menselijke waardigheid in het gedrang brengt. De rechtspraak is nog altijd genuanceerd inzake de bewijslast. Meestal geeft de rechtspraak de voorkeur aan de gegevens van het sociaal onderzoek, maar dit moet worden gestaafd met feiten : een loutere verklaring dat betrokkene gezien is in een nachtwinkel volstaat niet als bewijs van inkomsten als de behoeftigheid en werkbereidheid worden bevestigd in het sociaal onderzoek1470 ; de verklaring gestopt te zijn met een zelfstandige activiteit wordt tegengesproken door de blijvende inschrijving als zelfstandige in hoofdberoep1471. In het verlengde van eerdere rechtspraak leiden de arbeidsgerechten uit verscheidene, aan de procedure verbonden omstandigheden af dat er geen sprake is van een staat van behoeftigheid : niet verschijnen op de zittingen en er zich niet laten vertegenwoordigen1472 ; de persoon wacht lang om de procedure verder te zetten of doet het helemaal niet1473 ;
1466
1467 1468 1469 1470 1471 1472
C.T. Liège, 8e ch., 22 mai 2002, E.B. / X et CPAS Liège, RG 29 777/01 et CPAS Liège / X et E.B., RG 29 808/01 ; C.T. Liège, 8e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29 990/01 ; C.T. Liège, 10e ch. 12 novembre 2002, X /CPAS Anthismes, RG 28 882/00 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe et E.B., RG 8 224/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19 158/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 19 768/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 19 900/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Dalhem et E.B., RG 307 875 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Forest et E.B., RG 23 753/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean et E.B., RG 23 458/01 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319 954 ; C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 30 369/01 ; T.T. Tournai, 3e ch., 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 72 320 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 14 904/01 ; T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Limbourg et E.B., RG 307 087 ; T.T. Arlon, 2e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Arlon, RG 30 329 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 18 313/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 18 475/01 ; T.T. Verviers, 1e ch., 22 octobre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1 292/2002; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 35 760/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 décembre 2002, X / CPAS Uccle et E.B., RG 26 527/02 ; T.T. Liège, 9e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 315 311. T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Forest et E.B., RG 23 753/2001. C.T. Liège, 1e ch., 17 avril 2002, CPAS Dison / X, RG 29 017/00 et 29 195/00. T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1 888/2002. Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 januari 2002, OCMW Antwerpen t/ X, AR 2010513. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 896/2000. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 19 863/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 6 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 21 280/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 6 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 21 382/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 16 390/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 21 380/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 19 759 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Ixelles et Saint-Gilles, RG 21 754/00 et 22 531/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 23 108/01 ; T.T. Nivelles, 2e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1903/ N/ 2000 et 1934/ N/ 2000.
177
-
er worden geen conclusies neergelegd na bepaling van de zitting waarop het vonnis zal worden gevorderd op basis van artikel 751 van het Gerechtelijk Wetboek1474.
Overigens bestuderen de arbeidsgerechten de concrete situatie van de steunaanvragers nauwgezet en peilen ze naar de feitelijke gegevens en aanwijzingen die een staat van behoeftigheid aantonen, waarbij de nuancering van jaar tot jaar groter wordt. We citeren als voorbeeld de gegevens die dikwijls worden benadrukt. De gegevens met betrekking tot de huisvesting van de steunaanvrager : de maatschappelijk werker erkent dat de woonst onbewoonbaar is1475 ; de uithuiszetting van een familie uit de gezinswoning doordat de huur niet werd betaald, en waarbij er geen spoor is van enig bestaansmiddel1476 ; het zoeken van onderdak bij diverse hulporganisaties1477. De gegevens die ernstige persoonlijke problemen aantonen : de plaatsing van een kind, huurachterstal en de noodzaak van verschillende vormen van bijstand1478. Tekenen die wijzen op bestaansonzekerheid en schuldenlast : de «bestaande en actuele schulden waarvan de terugbetaling vereist is, opdat de persoon die de gemeenschap om een tussenkomst verzoekt, een menswaardig leven zou kunnen leiden»1479 en waarvan het dossier van de eiser het bestaan bewijst1480 ; de attesten betreffende schulden of leningen, ook al slaan ze op betalingen «die enigszins buiten de betwiste periode vallen»1481 ; huurachterstal1482, eventueel samen met andere aanwijzingen : er is geen huurwaarborg betaald, er is bijstand verleend door een Centrum voor Inwijkelingen1483 ; de door een vriend toegestane lening om een ziekenhuisfactuur te betalen1484 ; personen die verklaren sinds de opheffing van de maatschappelijke dienstverlening geld te hebben geleend aan de betrokkene, met in bijlage een kopie van hun identiteitskaart1485. De overlevingspraktijken waarin de betrokkene zich heeft bekwaamd : een beroep op particuliere liefdadigheid en op bijstand van liefdadigheids-instellingen1486. A contrario zijn er ook verscheidene gegevens die erop kunnen wijzen dat er geen sprake is van behoeftigheid.
1473
1474 1475 1476 1477 1478 1479 1480
1481 1482
1483 1484 1485 1486
C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 29 857/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Nandrin, RG 322 191 ; T.T. Liège, 4e ch., 3 septembre 2002, X / CPAS Seraing et E.B., RG 313 069 ; T.T. Liège, 9e ch., 3 septembre 2002, X / CPAS Saint-Nicolas, RG 313 272. T.T. Liège, 4e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 313 424. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 39 940/2002. T.T. Bruxelles, ch. vac., 24 septembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 29 614/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Beringen, AR 347377. C.T. Liège, 10e ch., 12 novembre 2002, E.B / X et CPAS Liège et CPAS Liège / X et EB., RG 29 353/00 et 29 446/00. T.T. Bruxelles, ch. vac., 18 septembre 2002, X / CPAS Evere, RG 86 344/98 et 18 936/00 ; cf. C.T. Bruxelles, 22 octobre 1998, R.D.E., 1998, 208. T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 25 559/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Jette, RG 19 229/01 et 23 498/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 26 125/01. C.T. Liège, 8e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Verviers, RG 27 093/98. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 26 124/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 26 097/02 ; T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 317 950. T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 113 677. T.T. Liège, 9e ch., 5 décembre 2002, X / CPAS Oupeye, RG 312 251 et 313 425. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 39 940/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30 851/00 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 novembre 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 28 200/02.
178
De passieve houding van de steunaanvrager : hij zet geen stappen om achterstallige kinderbijslag of om onderhoudsgeld ten laste van de andere ouder te verwerven1487, noch om een aangegeven betaalde baan te vinden1488 ; na de regularisatiebeslissing wacht de betrokkene verschillende maanden voor hij om maatschappelijke dienstverlening verzoekt1489 ; de betrokkene heeft geen verlenging van de maatschappelijke dienstverlening gevraagd, tenzij hij de noodzaak van dergelijk verlengingsverzoek niet heeft begrepen en hierdoor gedurende de betwiste periode een grote schuld heeft opgebouwd1490. Op de steunaanvrager weegt er geen schuldenlast : het is niet bewezen1491 «dat er actuele en nog te betalen schulden bestaan tijdens de betwiste periode», eventueel samen met een gebrek aan enig persoonlijk initiatief om een betaalde en aangegeven baan te vinden1492 ; er is maar één schuld aangetoond voor een gering bedrag1493; de afwezigheid van enig bewijs van schulden of van onvoldoende inkomsten, terwijl er nog verschillende onduidelijkheden in het dossier overblijven; in dat geval is het logisch dat de aanvrager de volle bewijslast draagt inzake de beweerde onvoldoende middelen1494. De gegevens die het vermoeden doen rijzen dat er verdoken bestaansmiddelen zijn of wijzen op een gebrek aan medewerking : een bijzonder verwarde toestand1495; de betrokkene kan geen aannemelijke verklaring geven voor de betaling van een vliegtuigticket naar Afrika1496 ; de schimmige situatie van een persoon, met name : is zij wel of niet uit de echt gescheiden van haar man ?1497 ; er wordt een activiteit tegen betaling uitgeoefend die niet is aangegeven (bloemenverkoop)1498 ; de aanvrager onderneemt niets na de vraag door het OCWM om inlichtingen te verschaffen1499 ; de steunaanvrager bewaart het stilzwijgen met betrekking tot de plaats waar hij woont1500 ;
1487 1488 1489 1490 1491
1492
1493 1494 1495 1496 1497 1498 1499 1500
T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 23 146/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 16 719/01 ; C.T. Liège, 1ère ch., 17 avril 2002, CPAS Dison / X, RG 29 017/00 et 29 195/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 17 916/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 31 549/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean et E.B., RG 19 801/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 16 694/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 25 168/02 ; C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Hannut, RG 30 187/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Forest, RG 26 289/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 18 475/01 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 11 juillet 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 29 155/2002 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 6 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 25 590/02 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 12 septembre 2002, X / CPAS Ixelles et E.B., RG 41 030 ; C.T. Liège, 2e ch., 17 septembre 2002, E.B. / X, CPAS Huy et X /CPAS Huy et E.B., RG 30 246/01 – 30 268/01 – 30 313/01 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 18 septembre 2002, X / CPAS Evere, RG 86 344/98 et 18 936/00 ; C.T. Liège, 4e ch., 9 octobre 2002, E.B. / X et CPAS Liège, RG 29 659/01 et 29 671/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 35 320/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe et E.B., RG 12 983/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 21 435/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 août 2002, X / CPAS Etterbeek et E.B., RG 26 440. T.T. Tournai (section Mouscron), 3e ch., 12 février 2002, X / CPAS Comines-Warneton, RG 21 405 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean., RG 35 760/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345958 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347200. T.T. Bruxelles, ch. vac., 10 septembre 2002, X / CPAS Uccle, RG 34 376/02 et RG 35 398/02 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 18 septembre 2002, X / CPAS Evere, RG 86 344/98 et 18 936/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 20 350/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 février 2002, X / CPAS Bruxelles., RG 16 754/01 et 22 649/01. T.T. Verviers, 1ère ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 121/2002. T.T. Liège, 10e ch., 29 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 315 913. T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 avril 2002, X / CPAS Auderghem, RG 12 203/01.
179
-
er bestaan loonfiches met betrekking tot een deeltijdse betrekking met veranderlijk uurrooster in de horecasector1501 ; er wordt geen nadere uitleg gegeven over het verrichten van «klusjes»1502 ; de regelmatige geldstortingen op de bankrekening, terwijl de oorsprong van die gelden niet duidelijk is en de afwezigheid van schulden1503; de betaling van een hoge huurprijs en een hoge huurwaarborg terwijl de betrokkene geen bewijs levert van behoeftigheid of van het feit dat zij moest overleven dank zij steun van vrienden en caritatieve organisaties1504.
De gegevens met betrekking tot de huisvesting van de aanvrager : de betrokkene heeft onderdak in een gemeenschapshuis waar hij kost en inwoon krijgt zonder dat hij de kosten moet terugbetalen1505.
1.4.4.2. De bewijsmiddelen De ambassade die bankuittreksels overmaakt aan het OCMW begaat misschien wel overtreding van de discretieplicht, maar dat geldt niet voor het OCMW die deze gegevens mag hanteren1506. De loutere vermelding van het beroep van betrokkene op de deurbel zonder de vaststelling van enige activiteit, bewijst nog geen inkomsten uit arbeid1507. Mag het OCMW zich baseren op gegevens van een strafonderzoek? Volgens de Arbeidsrechtbank van Antwerpen niet omdat het Openbaar Ministerie dat een onderzoek voerde naar aanleiding van het vermoeden dat betrokkenen in twee landen steun genoten, geen toelating had verleend aan de Rijkswacht om informatie aan derden mee te delen. Het Arbeidshof van Antwerpen volgt echter de zienswijze van het parket, dat stelt dat “bij dringende gevallen van verdenking van het onrechtmatig en bedrieglijk trekken van sociale bijstand, het opgelichte OCMW dient beschouwd te worden als de benadeelde partij, als slachtoffer van een strafbaar feit en niet als derde”.1508 De centra beroepen zich eveneens op verschillende «uiterlijke tekenen van welstand» om niet tussen te komen. De arbeidsgerechten1509 bekijken de globale situatie van de steunzoeker en trachten zijn reële financiële situatie te beoordelen, alsook de eventuele beschikbare inkomstenbronnen. Met betrekking tot auto’s1510 werd geoordeeld dat het bezit van een wagen (merk BMW, reeks 5), ook al is die oud, te veel onderhoudskosten vergt en er eerder lijkt op te wijzen dat er geen sprake is van een staat van behoeftigheid1511. Daarentegen is de aankoop van een tweedehandswagen waarvan de kostprijs en de kost van onderhoud en gebruik ongeveer 397 € per maand bedragen, vanuit economisch oogpunt verantwoord, want de kosten verbonden aan het bezit van deze wagen liggen lager dan de vervoerskosten voor de kinderen (school) en de kosten van verplaatsing (van de woonplaats in Couillet naar het als verplichte inschrijvingsplaats aangewezen OCWM van Terhulpen)1512. In andere gevallen werd nog geoordeeld dat :
1501 1502 1503 1504 1505 1506 1507 1508 1509 1510 1511 1512
C.T Liège, 8e ch., 22 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 30 511/01. C.T. Liège, 2e ch.,17 septembre 2002, CPAS Liège/ X, RG 29 397/00. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347200. Arbh. Brussel, 7e K., 3 januari 2002, X / OCMW Asse, AR 36.240. C.T. Bruxelles, 8e ch., 12 septembre 2002, X / CPAS Ixelles et E.B., RG 41 030. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.739. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048. Arbh. Antwerpen, 4e K., 4 december 2002, OCMW Lochristi / X, AR 2010289 en 2010290. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 23 107/01. Cf. § 1.4.2.5. T.T. Bruxelles, 15e ch., 12 juillet 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 27 667/2002. T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 21 juin 2002, X / CPAS La Hulpe, RG 2 594/ W /2001.
180
-
als bij een huisbezoek wordt vastgesteld dat de woning goed in orde is en voorzien is van alle luxe, er geen schulden zijn, de samenwonende vriendin werkt en er 3.000 € spaargeld is, toont betrokkene niet aan dat hij behoeftig is1513 ; als betrokkene recht heeft op een werkloosheidsvergoeding, doch dit in beslag werd genomen wegens onderhoudsschulden, kan hij niet aankloppen bij het OCMW Overigens werden er belastingen terugbetaald en verschaft hij geen duidelijkheid omtrent de inkomsten uit zwartwerk1514 ; wie een vliegtuigticket van 3.250,00 € kan betalen en geen schulden opbouwt, terwijl hij zes maanden zonder uitkering is, bewijst niet behoeftig te zijn1515.
1.4.5. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor zijn staat van behoeftigheid De rechtspraak1516 bevestigt de eerdere strekking volgens dewelke de steunaanvrager niet automatisch elk recht op maatschappelijke dienstverlening verliest wanneer hij zelf verantwoordelijk is voor zijn behoeftigheid, behalve indien er sprake is van bedrog bij de vervulling van de toekenningsvoorwaarden. M.a.w. : vergissingen, onwetendheid, fouten of nalatigheid van de aanvrager mogen niet aangerekend worden: enkel bedrog, het zich bewust onvermogend maken1517. In een groot aantal gevallen oordeelde de rechtspraak dat de betrokkene zich niet bewust onvermogend had gemaakt en toch recht had op steun. De goede trouw wordt aangetoond wanneer blijkt dat de betwiste schenkingen slechts een beperkte invloed op de financiële toestand hadden en dat betrokkene haar spaargelden heeft gebruikt om de opnamekosten te betalen1518. De handgift van enkele kasbons aan een zuster vóór de opname in het bejaardentehuis bewijst nog geen bedrieglijk opzet. Het rusthuis is niet verplicht zich in te dekken tegen de onvermogendheid van haar bewoners1519. Men mag geen steun weigeren aan een alleenstaande man van 60 jaar, wiens zaak failliet werd verklaard en die achteraf veel geld verspeelde door aandelenspeculatie1520. Het feit dat betrokkene op onverantwoorde wijze haar erfenis heeft verbruikt, verhindert niet dat zij nu recht heeft op een behoorlijke medische verzorging1521. De afstand van onderhoudgeld door een bejaarde gescheiden vrouw is geen bedrieglijk onvermogen nu uit het sociaal onderzoek blijkt dat de vrouw zwak begaafd was en waarschijnlijk werd gemanipuleerd. Het OCMW moet betrokkene begeleiden in een procedure ten gronde betreffende de nietigverklaring van de afstand van onderhoudsgelden1522. De afhaling van een bedrag van 6200 € van de rekening en het feit dat betrokkene eerder een juwelierszaak aan zijn kinderen heeft overgelaten op een moment dat hij geen financiële moeilijkheden had, getuigen nog niet van een vrijwillige verarming1523. Toch wordt de steun regelmatig geweigerd aan mensen die zich in financiële moeilijkheden hebben gewerkt. Het is niet de taak van het OCMW om schuldeisers te betalen, maar wel om de ongelukkige debiteur te helpen die geen menswaardig leven kan leiden. Het OCMW heeft eerder een begeleidende taak. Het OCMW kwijt zich van zijn taak door naar een pro deo-advocaat te verwijzen en te helpen bij het verzoekschrift tot collectieve schuldenregeling1524. Indien de betrokkene op onverantwoorde wijze leningen aanging en budget-begeleiding afwijst kan steun worden geweigerd1525. 1513 1514 1515 1516 1517 1518 1519 1520 1521 1522 1523 1524
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 16 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 328.931. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2014453. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 23 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347448. T.T. Charleroi, 5e ch., 19 novembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61 227/R ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 novembre 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 37 117/02. Cass., 3e K., 10 januari 2000, OCMW Hamont-Achel / X, AR S.99.0044.N, Arr. Cass. 2000, 49, Bull. 2000, 49. Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 8 januari 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.934. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Kortessem, AR 1841/2001 en 2803/2001. Arbh. Antwerpen (afdeling Hasselt), 4e K., 23 mei 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2020056. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.789. Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 september 2002, X / OCMW Bilzen, AR 18032001. Arbrb. Turnhout, 2e K., 11 oktober 2002, X / OCMW Mol, AR 25.625. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Ham, AR 2013319.
181
-
Het OCMW moet niet tussenkomen in de achterstallige huur indien deze werd opgelopen tijdens een ogenblik dat betrokkene tewerkgesteld was1526. De Arbeidsrechtbank van Tongeren en het Arbeidshof van Antwerpen ontzeggen beiden steun aan een gefailleerde die verder risicovol en onverantwoord bleef speculeren met geleend geld1527.
-
Over onvermogen ingevolge de beëindiging van een arbeidsovereenkomst in onderling akkoord is de rechtspraak verdeeld. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen oordeelde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in onderling akkoord na een dag te laat van vakantie te zijn teruggekeerd, niet aangerekend kan worden wegens de taalhandicap van betrokkene1528. De Arbeidsrechtbank van Dendermonde daarentegen bevestigt de weigering van steun ten aanzien van een koppel dat een minnelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst had ondertekend. Dit akkoord zou ingegeven zijn door de wens om taallessen te volgen. De Arbeidsrechtbank meent dat betrokkenen voldoende Nederlands kennen en bovendien avondlessen kunnen volgen. Ze bewijzen geenszins dat zij onwetend waren over de draagwijdte van het ondertekende akkoord1529. Een bijzonder probleem stelde zich voor de Arbeidsrechtbank te Antwerpen. Betrokkene schonk haar bouwvallige woning aan haar zoon. In ruil verwierf ze het levenslange vruchtgebruik op een (nog te bouwen) appartement. Ondertussen diende ze wel huur te betalen met een zeer laag inkomen. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen stelt vast dat betrokkene geen recht heeft op het bestaansminimum conform artikel 7, § 1 van de wet van 1 april 1969 betreffende het gewaarborgd inkomen omdat rekening wordt gehouden met het forfaitair inkomen, berekend op de verkoopwaarde van het goed. Maar dit inkomen is zuiver fictief. In de praktijk zijn er geen inkomsten. Bovendien is de schenking geen verarming, maar een verantwoorde investering. In de toekomst zal ze wel een gratis en gepaste woning hebben. De rechtbank besluit dan ook dat betrokkene recht heeft op een maandelijkse steun die herzien kan worden indien de woning beschikbaar zal zijn1530. Het Arbeidshof van Brussel1531 zoekt een evenwicht, tussen enerzijds, het risico dat bijstand voor lange duur verantwoordelijkheidsverlies ten aanzien van het eigen levensonderhoud meebrengt, en anderzijds, de noodzaak om rekening te houden met een broze situatie, ook al is die het gevolg van nalatigheid. Het veroordeelt het centrum tot de betaling van een tijdelijke geldelijke steun.
1.4.6. De vrije keuze van de steunaanvrager De rechtspraak bevestigt in een groot aantal gevallen1532 het recht van de betrokkene om een eigen leven te leiden en apart te wonen, hoewel het OCMW dit recht betwist. Een 19-jarige studente mag gaan samenwonen met haar echtgenoot. Het verbod om te huwen is een inbreuk op de privacy1533. Het is niet abnormaal dat een 40-jarige man gewacht heeft om apart van zijn moeder te gaan wonen totdat hij geregulariseerd werd1534. Een vrouw mag alleen gaan wonen in afwachting van de komst van haar man1535.
-
Een vrouw mag na de beslissing tot regularisatie haar zus verlaten en apart gaan wonen.
Er bestaat geen onderhoudsverplichting tussen zussen1536.
1525 1526 1527 1528 1529 1530 1531 1532 1533 1534 1535 1536
Arbh. Antwerpen (afdeling Hasselt), 4e K., 12 maart 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2010172. Arbrb. Tongeren, 2e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 1047/2002. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2988/2001 ; Arbh. Antwerpen (afdeling Hasselt), 4e K., 23 mei 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2020056. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.000. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 4 juni 2002, X / OCMW Sint-Niklaas, AR 61.228. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.575. C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Ittre, RG 41 235. Cf. § 1.4.1.1. in fine. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.354. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.000. Arbrb. Dendermonde (afdeling St.-Niklaas), 3e K., 7 mei 2002, X / OCMW Lokeren, AR 61.314. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.810.
182
Het Arbeidshof te Antwerpen is strenger. Een vrouw van Marokkaanse nationaliteit, die haar laatste jaar middelbaar beroepsonderwijs volgt en getrouwd is met een in Marokko wonende man, bewijst niet de noodzaak om alleen te wonen. Ze kon rekenen op de familiale solidariteit en in het ouderlijk huis was geen plaatsgebrek1537. De vrije keuze verantwoordt in vele gevallen niet dat huurkosten te hoog oplopen. De maatschappij moet niet opdraaien voor het behoud van een hoge levensstandaard 1538.
1.4.7. De meest gepaste steun Het OCMW weigerde een maandelijkse maatschappelijke dienstverlening van 570 € te verstrekken tot vergoeding van de maandelijkse huurprijs. De Arbeidsrechtbank van Verviers1539 velde een genuanceerd vonnis en oordeelt dat «de oplossing van de meest gepaste maatschappelijke dienstverlening lager lijkt te liggen dan wat de eiser vraagt, maar toch specifieker is dan de gewone maandelijkse maatschappelijke dienstverlening van de gevraagde 570 €». De rechtbank kent inderdaad een eerste maandsteun toe van 150 € voor een welbepaalde periode en kent vervolgens maatschappelijke dienstverlening toe, in de vorm van bijstand en advies, opdat het gezin een goedkopere woonst zou vinden. De partijen worden verder uitgenodigd om elkaar binnen zes maanden opnieuw te ontmoeten om de situatie opnieuw te evalueren.
1.4.7.1. Beoordeling, geval per geval We verwijzen de lezer naar paragraaf 2.2.
1.5. Werkbereidheid 1.5.1. Een facultatieve voorwaarde Opnieuw handelen talrijke vonnissen en arresten over de werkbereidheid als vereiste voor het bekomen van steun. De rechtspraak verwijst regelmatig naar artikel 60 § 3 en § 1 OCMW-Wet. Het OCMW kan de financiële dienstverlening afhankelijk maken van de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6 van de Bestaansminimumwet. De rechtspraak lijkt verdeeld over de werkbereidheidsplicht : voor bepaalde gerechten1540 is de werkbereidheidsplicht «een absolute voorwaarde om maatschappelijke dienstverlening te genieten» ; voor andere gerechten1541 heeft het centrum volgens artikel 60, § 3 OCMW-Wet de mogelijkheid, maar niet de verplichting om de toekenning van maatschappelijke dienstverlening te koppelen aan de naleving van de voorwaarde betreffende de werkbereidheid. In een zaak waar het OCWM besloten heeft de toekenning van de geldelijke steun niet te koppelen aan de werkbereidheid van de aanvrager, kent de Arbeidsrechtbank van Brussel1542 vooreerst de maatschappelijke dienstverlening toe, maar behoudt het centrum de mogelijkheid om in de nabije toekomst een beslissing te nemen met betrekking tot de werkbereidheid van de begunstigde. 1537 1538
1539 1540 1541 1542
Arbh. Antwerpen, 4e K., 12 juni 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2020106. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Keerbergen, AR 2131/01 ; Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Bochelt, AR 1750/2001 ; Arbrb. Tongeren, 8 februari 2002, X / OCMW Bilzen, AR 2436/2001 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 17 juni 2002, X / OCMW Wetteren, AR 48.083 en 48.317. T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Waimes, RG 1 982/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 20 492/01 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 25 juillet 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 30 250/02. C.T. Liège, 8e ch., 13 mars 2002, CPAS Herstal / X, RG 30 179/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 18 091/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 26 640/02.
183
De wetgever heeft het begrip werkbereidheid niet omschreven, zodat de arbeidsgerechten het telkens opnieuw moeten verfijnen wanneer ze zich over geschillen buigen : de werkbereidheid moet in concreto en op een redelijke manier worden beoordeeld1543 ; werkbereidheid houdt in dat er nauwgezet en blijvend naar een betaalde en aangegeven betrekking wordt gezocht1544 ; de werkbereidheid impliceert het actief zoeken van werk en medewerking van de betrokkene1545; deze vereiste dient evenwel in redelijkheid geïnterpreteerd te worden, rekening houdend met de mogelijkheden van de betrokkene. De maatstaven van de werkloosheidsreglementering mogen niet zonder meer worden overgenomen1546. Hoe groter de mogelijkheden van de betrokkene, hoe meer eisen kunnen gesteld worden1547; beide huwelijkspartners moeten de voorwaarde van de werkbereidheid vervullen1548, behalve wanneer bepaalde omstandigheden een vrijstelling zouden rechtvaardigen1549. Aldus zou de echtgenote van de aanvrager «een vrijstelling kunnen genieten, aangezien ze zwanger is»1550 ; de steunaanvrager is jong en kent geen gezondheidsproblemen, zodat de werkbereidheid inhoudt dat hij moet kunnen bewijzen dat hij actief werk zoekt en hiertoe ernstige stappen zet, op regelmatig tijdstip en gespreid in de tijd1551 ; de betrokkene heeft kort nadat hij de gevangenis verlaten heeft, een steunaanvraag ingediend, zodat hij «redelijkerwijs niet bij machte is om op die datum al te kunnen aantonen dat hij ernstig, regelmatig en volgehouden werk zoekt» : de toekenning van maatschappelijke dienstverlening kan niet worden geweigerd vanwege een gebrek aan werkbereidheid1552. Ook over de houding die de steunaanvrager aanneemt ten aanzien van werk hebben rechters zich uitgesproken : wanneer een persoon een voorbehoud formuleert met betrekking tot een werkaanbod, mag dat niet als een werkweigering worden opgevat. Uit niets blijkt immers dat de werkgever aan de betrokkene een aanpassing van haar werkrooster heeft voorgesteld, waardoor ze de werkuren die ze al presteerde op eigen initiatief, zou kunnen behouden1553 ; wanneer een geregulariseerde vreemdeling die tot op het ogenblik dat hij zijn verblijfsmachtiging kreeg, in de illegaliteit leefde, zwartwerk weigert, kan dit niet tegen hem worden gebruikt als bewijs voor een gebrek aan werkbereidheid1554 ; wanneer een persoon die maatschappelijke dienstverlening aanvraagt een tijdelijke betrekking als arbeider weigert (aangeboden met toepassing van artikel 60, § 7 OCMW-Wet), omdat er in belangrijke mate beslag zou worden gelegd op zijn loon en hij er de voorkeur aan geeft op eigen initiatief werk te vinden, rechtvaardigt die weigering niet dat het OCWM weigert om tussen te komen gedurende de korte periode dat de betrokkene werkloos was1555 ; in een zaak waar eiseres niet is ingegaan op een door het OCWM aangeboden betrekking in het kader van artikel 60, § 7 OCMW-Wet, mag het centrum terecht bijstand weigeren. Werkbereidheid is immers een wezenlijke toekenningsvoorwaarde voor maatschappelijke dienstverlening, «zodat het niet opgaat om het stelsel van artikel 60 zonder geldige reden te weigeren»1556 ; wanneer de maatschappelijke werkster echter vaststelt dat de betrokkene niet in het minst geïnteresseerd is in officiële tewerkstelling, slechts sporadisch een cursus Nederlands volgt en acht jaar als illegaal wel probleemloos heeft gewerkt is geen steun verschuldigd1557 ; 1543 1544
1545 1546 1547 1548 1549 1550 1551 1552 1553 1554 1555 1556 1557
T.T. Liège, 9e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 318 727. T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 20 492/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25 995/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 novembre 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 37 117/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.731, 341.372 en 341.373. Arbrb. Kortrijk, 7e K., 20 november 2002, X / OCMW Roeselare, AR 36421 en 36481. Arbrb. Kortijk, 2e K., 30 januari 2002, X / OCMW Kortijk, AR 62300. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347220. Cfr. infra § 1.5.2. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 19 793/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 26 732/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 décembre 2002, X / CPAS Schaerbeek et E.B., RG 40 836/02. C.T. Liège, 8e ch., 13 mars 2002, CPAS Herstal / X, RG 30 179/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 23 499/01. T.T. Huy, 2e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Huy, RG 55 049 et 55 076. T.T. Bruxelles, ch. vac., 25 juillet 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 30 250/02. Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 november 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2020296.
184
-
wanneer een begunstigde die over zekere diploma’s beschikt, de door het centrum aangeboden betrekking als straatveger weigert, bevestigt de Arbeidsrechtbank van Brussel1558 de beslissing tot opheffing van de eerder toegekende steun.
De werkbereidheid geldt ook voor studenten1559. Van hen wordt verwacht dat zij eventueel in de weekends en de schoolvakanties werken. Het uitoefenen van studentenarbeid maakt immers algemeen deel uit van de samenleving1560. Toch moet dit soms met de nodige soepelheid worden beoordeeld. Studie en werk zijn niet altijd gemakkelijk te combineren. Het volstaat dan dat de betrokkene kan aantonen verscheidene malen gesolliciteerd te hebben en dat zij haar studie ernstig opvat1561. Men mag de eisen inzake werkbereidheid niet te hoog stellen voor studenten omdat ze anders geen kans maken om de studies af te maken. Zonder enig diploma is de kans om een menswaardig bestaan op te bouwen nog kleiner1562.
1.5.1.1. Het bewijs van de werkbereidheid Zoals voorheen is de rechtspraak van mening dat de steunzoekers werkbereid zijn wanneer ze bepaalde initiatieven kunnen aantonen, bijvoorbeeld : een inschrijving bij de BGDA, FOREM of de VDAB, samen met een initiatief voor socioprofessionele inschakeling1563 ; een inschrijving bij een uitzendkantoor en eerdere arbeidsovereenkomsten1564. Zo wordt de werkwilligheid wel bewezen geacht ondanks bezwaren van het OCMW als de betrokkene: zich onmiddellijk heeft ingeschreven bij de VDAB, 10 maanden gewerkt heeft en vervolgens een voorstel tot opleiding door de integratiedienst aanvaardt1565; voldoet aan de door het OCMW opgelegde voorwaarden (taallessen en de inschrijving bij de VDAB), ook al maakt de betrokkene voorlopig een voorbehoud tegen tewerkstelling op woensdagmiddag wegens kinderopvang, waarvoor zij een oplossing blijft zoeken1566; ingeschreven is als werkzoekende en bewijzen van sollicitatie voorlegt1567; zich ziek gemeld heeft op de sollicitatie, maar dit kan staven met een medisch attest1568. Daarentegen werden de volgende omstandigheden als onvoldoende bewijs voor de werkbereidheid van de steunzoeker beoordeeld :
-
er is geen voorlopige arbeidsvergunning aangevraagd en er is geen inschrijving genomen bij FOREM1569 ;
-
een inschrijving als werkzoekende bij de BGDA, samen met een vrijwilligersactiviteit en een inschrijving op een lijst voor deelname aan een opleiding1570 ; beweringen en loutere inschrijvingen bij de VDAB en interim-bureaus1571 ;
-
1558 1559 1560 1561 1562 1563 1564 1565 1566 1567 1568 1569 1570 1571
T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 juillet 2002, X / CPAS Auderghem, RG 29 512/02. Cf. § 4.5.1. Arbh. Antwerpen, 4e K., 12 juni 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2020106 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 344997 en 347939. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.992. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.820. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 39 940/2002. T.T. Liège, 9e ch., 19 décembre 2002, X / CPAS Grace-Hollogne, RG 322 554. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Tienen, AR 330/01. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2013320. Arbrb. Dendermonde (afdeling St.-Niklaas), 3e K., 7 mei 2002, X / OCMW Lokeren, AR 61.314. Arbrb. Tongeren, 5 april 2002, X / OCMW Bilzen, AR 3128/2001. C.T. Liège, 2e ch., 19 novembre 2002, CPAS Liège / X et E.B., RG 29 395/00 ; T.T. Liège, 4e ch., 3 septembre 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 319 023. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Forest, RG 16 645/01. Arbh. Brussel, 7e K., 14 maart 2002, OCMW Drogenbos / X, AR 42.461 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.025; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.014 /AR343.431 /AR 344.719 /AR 344.720 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 328659 en 343720 ; Arbrb.Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.570.
185
-
-
verdachte getuigschriften over de zoektocht naar werk1572 (ze zijn opgemaakt in de loop van de maand waarin het vonnis werd uitgesproken dat de heropening van de debatten beveelt)1573 ; werk zoeken zonder één enkel bezoek aan een mogelijke werkgever1574 ; geen bewijs van het zoeken van werk ondanks verschillende diploma’s en beroepskwalificaties ; hij heeft zelfs geen werk gevonden «onder zijn scholingsgraad»1575 ; een opeenvolging van verschillende opleidingen, zonder dat er actief en ernstig naar een baan wordt gezocht en zonder dat de betrokkene regelmatig aanwezig is op een «project van alternerend leren en werken» ; overeenkomstig artikel 60, § 3 OCMW-Wet wordt de afschaffing van de maatschappelijke dienstverlening beperkt tot één maand1576 ; de afwezigheid op een selectieronde, georganiseerd in het kader van artikel 60, § 7 OCMW-Wet voor een betrekking in een rustoord van het centrum1577 ; de steunaanvrager volhardt in zijn onwil, hij wil de landstalen niet machtig worden, ook al verblijft hij al tien jaar in België1578 ; het feit dat pas werk wordt gezocht wanneer het OCMW de steun moet verlengen of wanneer het centrum steun heeft geweigerd1579 ; de herhaalde ontslagen van de betrokkene zonder geldige verontschuldigingen1580.
Onwil kan blijken tevens uit gebrek aan medewerking, zoals: afwezigheid bij begeleiding bij het zoeken naar werk1581; het niet verschijnen op sollicitatiegesprekken en slecht gedrag tijdens deze gesprekken1582; het stopzetten van opleiding1583 en inhaalstage1584; het weigeren van beroepsopleiding1585; één sollicitatie over een periode van zes maanden1586; het gebrek aan spontane sollicitaties1587; de weigering om alle jobs beneden het niveau van bediende te aanvaarden1588; de weigering van een vacature in de aardbeienpluk samen met andere tekenen van onwil1589; de weigering om Nederlands te studeren om de tewerkstellingskansen te verhogen1590.
1572 1573 1574 1575 1576 1577 1578 1579
1580
1581
1582 1583 1584 1585 1586 1587 1588 1589 1590
T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 novembre 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 37 117/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 20 597/01. T.T. Bruxelles, ch. vac., 6 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 30 356/02 – 30 359/02. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 29 857/01. T.T. Bruxelles, ch. vac., 29 juillet 2002, X / CPAS Jette, RG 28 107/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 octobre 2002, X / CPAS Berchem-Sainte-Agathe, RG 34 499/02 et 35 488/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 novembre 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 37 117/02. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 896/2000 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.535 en AR 342.536 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345958 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347220. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.025 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.819 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 1047/2002. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Heusden-Zolder, AR 2020314 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 30 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345791 en 346297 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347220 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.455. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.025. Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Leuven, AR 849/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.535 en AR 342.536. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2012322 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 december 2002, X / OCMW Antwerpen , AR 342941. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.014, AR343.431, AR 344.719, AR 344.720. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 30 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345791 en 346297. Arbh. Brussel, 7e K., 14 maart 2002, OCMW Drogenbos / X, AR 42.461. Arbrb.Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR347.570. Arbrb. Tongeren, 1 maart 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 3321/2001 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342941 ; Arbrb.Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR347.570.
186
1.5.1.2. De overeenkomst van sociale integratie De toepassing en de naleving van de overeenkomst van sociale integratie geven aanleiding tot betwistingen : wanneer een persoon die samenleeft met zijn ouders «volgens het OCWM tijdens de vakantie geen studentenjob heeft gevonden, zoals afgesproken was in de overeenkomst van sociale integratie en aan zijn inschakelingsagent geen medewerking heeft verleend bij het zoeken naar zo’n baan ...», bevestigt de Arbeidsrechtbank van Brussel1591 de afschaffing van de geldelijke steun, gelijkwaardig aan het bestaansminimum ; in een zaak waar de begunstigde een overeenkomst van sociale integratie heeft ondertekend met een verbintenis tot het volgen van een cursus Frans en nadien wegens ongerechtvaardigde afwezigheden door de school is geschrapt, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1592 geoordeeld dat de opheffing van de maatschappelijke dienstverlening gedurende acht dagen terecht was. Wat de inhoud van de overeenkomst van sociale integratie betreft, heeft de Arbeidsrechtbank van Luik1593 verduidelijkt dat de eisen die op de steunzoeker rusten, moeten overeenstemmen met zijn concrete mogelijkheden. Aldus zal een betrekking, waarvan de werkuren om zes uur ‘s morgens aanvangen elders dan in de woonplaats van een begunstigde die zonder een voertuig is, «niet in overeenstemming zijn met een verplichting op maat van de concrete mogelijkheden».
1.5.2. Vrijgesteld van bewijs 1.5.2.1. Gezondheidsredenen De begunstigden van steun die verscheidene ziektes kunnen aantonen waardoor ze arbeidsongeschikt zijn of niet in staat om bepaalde periodes van professionele inschakeling te presteren, moeten hun werkbereidheid niet bewijzen1594 . De betrokkene moet de arbeidsongeschiktheid bewijzen met medische attesten1595. Het feit dat betrokkene geregulariseerd werd om medische redenen bewijst enkel dat er geen behandeling is in het land van herkomst1596. Daarentegen heeft het OCMW ook een zekere plicht om bepaalde medische problemen te onderzoeken en eventueel gepast werk te zoeken. Zoniet is er onvoldoende bewijs dat betrokkene werkonbereid is1597. Een vonnis van de Arbeidsrechtbank van Brussel1598 verdient eveneens alle aandacht : ze oordeelt dat van een persoon niet kan verlangd worden «een alfabetiseringscursus te volgen, als die niet bij machte is om de cursus te volgen en de effectiviteit van de opleiding twijfelachtig is, aangezien de betrokkene moeilijkheden ondervindt door gezondheidsredenen, niet door een gebrek aan opleiding».
1.5.2.2. Billijkheidsredenen De rechtspraak onderzoekt overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Cassatie1599 de billijkheidsredenen die aanleiding geven tot vrijstelling van de vereiste van werkbereidheid. Werden als billijkheidsredenen aanvaard : 1591 1592 1593 1594 1595 1596 1597 1598 1599
T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 19 768/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 25 969/2002. T.T. Liège, 9e ch., 12 décembre 2002, X / CPAS Herstal, RG 327 057 et 327 942. T.T. Bruxelles, 15e ch., 12 juillet 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 26 083/2002. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 13 november 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 63868. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2012322. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.320 en 341.321; Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 november 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2020296. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 21 750/01. Cass., 3e K., 26 februari 2001, OCMW Luik / X, AR S.99.0112.F; Cass., 3e K., 28 februari 2000, X / OCMW Luik, AR S.99.0160.F, Arr. Cass. 2000, 498, Bull. 2000, 492.
187
-
de 52-jarige leeftijd en het ontbreken van concrete werkmogelijkheden1600; studieredenen voor een 19-jarige studente die inspanningen doet om werk te vinden1601; de zwakke begaafdheid en het feit dat betrokkene alleen maar in een beschutte werkplaats terecht kan wegens haar beperkte capaciteiten1602.
Toch zijn er geen automatismen. Studie is op zichzelf onvoldoende als billijkheidsreden. Hoewel het sociaal verantwoord is een opleiding te volgen naar keuze zijn er bijkomende omstandigheden nodig1603. Kinderlast en zwangerschap vormen in se nog geen dwingende sociale reden wanneer de aanvraagster de mogelijkheid tot kinderopvang niet wil onderzoeken 1604. Er bestaat geen recht om zich volledig toe te leggen op de opvoeding van een kind1605. Men kan geen werkaanbod weigeren wegens problemen met kinderopvang, indien blijkt dat de werkuren wel degelijk te combineren waren met de schooluren van de kinderen, die reeds tiener zijn en dus in zekere mate zelfredzaam zijn1606. Tenslotte, in een geschil waar de echtgenote van een begunstigde van maatschappelijke dienstverlening er de voorkeur aan gaf zelf geen werk te zoeken maar haar dochtertje van 3,5 jaar thuis op te voeden, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1607 geoordeeld dat «dergelijke opvoedkundige keuze geen vrijstelling meebrengt van werkbereidheid » voor deze echtgenote ; derhalve bevestigt de rechtbank de beslissing van het O.C.W.M. om niet tussen te komen.
1.6. Eerst het recht op sociale voorzieningen en op onderhoudsgeld aanspreken 1.6.1. Eerst het recht op onderhoudsgeld aanspreken Wat de maatschappelijke dienstverlening betreft, bevestigt de rechtspraak het principe dat de familiale samenhorigheid de solidariteit van de gemeenschap voorafgaat. Aldus herinneren de arbeidsrechtbanken van Charleroi1608 en Brussel1609 eraan dat de tussenkomst van de gemeenschap residuair is en pas kan optreden na de onderhoudsplicht zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Meer bepaald bevestigt de rechtspraak het principe dat de betrokkene eerst zijn onderhoudsaanspraken moet laten gelden zowel t.a.v. de echtgenote1610, als t.a.v. de kinderen1611. Er bestaat geen onderhoudsverplichting tussen zusters1612. Soms nuanceert de rechtspraak dit principe. De mogelijkheid om eerst beroep te doen op de onderhoudsplichtigen is facultatief. Het OCMW moet ook effectief de financiële toestand van deze onderhoudsplichtigen onderzoeken1613, eventueel kan het centrum voorschieten en dan later terugvorderen1614.
1600 1601 1602 1603 1604 1605 1606 1607 1608 1609 1610 1611 1612 1613 1614
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 325.184 en 325.319. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.354. Arbrb. Kortrijk, 7e K., 20 november 2002, X / OCMW Roeselare, AR 36421 en 36481. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.820. Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 25 juni 2002, X / OCMW Denderleeuw, AR 48.320. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.672. Arbrb. Brussel, 20e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Sint-Pieters-Leeuw, AR 23839/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 27 157/2002. T.T. Charleroi, 5e ch., 5 février 2002, X / CPAS Estinnes, RG 59 105/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 220/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 septembre 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 32 080/02; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Uccle, RG 38 306/02. Arbrb. Tongeren, 1 maart 2002, X / OCMW Genk, AR 3378/2001. Arbh. Brussel, 7e K., 5 december 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 37856. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.810. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 22 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.344. Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 8 januari 2002, X / OCMW Aalst, AR 47.934.
188
Bijgevolg moet de mogelijkheid om een steunaanvrager te verwijzen naar de onderhoudsplichtigen, zoals bepaald in artikel 60, § 3 OCMW-Wet, dat zelf verwijst naar artikel 6 Bestaansminimumwet, niet willekeurig toegepast worden. De rechtspraak bakent zoals gewoonlijk deze kwestie af. Wat de werkmethode betreft : de verwijzing naar onderhoudsplichten moet op een redelijke manier gebeuren1615 ;
-
het centrum kan niet weigeren om maatschappelijke dienstverlening toe te kennen met als enige motivering dat de betrokkene zich tot onderhoudsplichtigen moet wenden ; het moet een sociaal onderzoek voeren naar de geldelijke situatie van de aanvrager en van zijn onderhoudsplichtigen en moet ook nagaan welke gevolgen de verwijzing naar de familie op financieel vlak kan hebben.
In het kader van een sociaal onderzoek moet het centrum rekening houden met de bepalingen betreffende de a posteriori invordering bij de onderhoudsplichtigen (artikel 13 en 14 van het koninklijk besluit van 9 mei 1984)1616 . Na het onderzoek dat er in voldoende mate blijk van geeft dat de onderhoudsplichtigen over werkelijke en toereikende bestaansmiddelen beschikken, moet het OCWM de steunaanvrager uitnodigen eerst zijn rechten ten aanzien van die onderhoudsplichtigen te laten gelden, desgevallend met behulp van het centrum1617. Wat de betrokken onderhoudsplichtigen aangaat, werd geoordeeld dat een nichtje met verblijf in Nederland niet onderhoudsplichtig is jegens de aanvrager die om geldelijke steun verzoekt bij het OCWM1618 ; men moeilijk kan verwachten dat een echtgenoot die pas in België gearriveerd is en spoedig deeltijds werk heeft gevonden al meteen volledig instaat voor zijn echtgenote ; bovendien deed het OCMW geen onderzoek naar de onderhoudsplicht van ouders1619 ; men kan de betrokkene niet verplichten een procedure te starten tegen de echtgenoot die zelf niet over een inkomen beschikt1620 of als blijkt dat dit bijzonder moeilijk ligt wegens verblijf van de echtgenoot in het buitenland en erg moeilijke onderhandelingen over echtscheiding1621.
1.6.2. Eerst de rechten op andere sociale voorzieningen aanspreken De term “rechten op grond van de sociale wetgeving” dient ruim te worden opgevat1622. De vraag rijst echter hoever deze verplichting reikt. Kan men van de betrokkene ook eisen dat hij aanspraken laat gelden die niets zullen opbrengen wegens loonbeslag voor onderhoudsschulden? De Arbeidsrechtbank van Hasselt en het Arbeidshof van Antwerpen menen van wel. Ook al zal de betrokkene netto niets ontvangen van zijn aanvraag om ziekte-uitkeringen, hij moet nog altijd eerst zijn administratief dossier in orde brengen. Door nalatigheid bestendigt hij zijn onvermogen. Het OCMW maakt derhalve terecht toepassing van artikel 60 § 3 OCMW-Wet dat verwijst naar artikel 6, § 1, 2° Bestaansminimumwet1623.
1615 1616 1617 1618 1619 1620 1621 1622 1623
T.T. Charleroi, 5e ch., 5 février 2002, X / CPAS Estinnes, RG 59 105/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 220/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 16 avril 2002, X / CPAS Gerpinnes, RG 59 989/R et 60 132/R. T.T. Charleroi, 5e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 220/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 novembre 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 37 117/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.354. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.535 en AR 342.536. Arbrb. Mechelen, 1e K., 11 december 2002, X / OCMW Willebroek, AR 79707. Arbrb. Mechelen, 1e K., 11 december 2002, X / OCMW Willebroek, AR 80316. Arbh. Antwerpen, 4e K., 18 april 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2010394 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 6 september 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2021732.
189
2. DE FINANCIËLE STEUNVERLENING 2.1. Steun met referentie aan het bestaansminimum 2.1.1. Steun gelijk aan het bestaansminimum Het bedrag dat nodig is om menswaardig te leven blijft aanleiding geven tot betwistingen. Een meerderheidsstrekking binnen de rechtspraak neemt aan dat het minimumbedrag van maatschappelijke dienstverlening om een menswaardig leven te kunnen leiden, gelijkwaardig moet zijn aan de bedragen die wettelijk bepaald zijn voor het bestaansminimum1624 of de integratievergoeding (vanaf 1 oktober 2002)1625. Volgens het Arbeidshof van Luik1626 is «de verwijzing naar het bestaansminimum facultatief maar als richtingaanwijzer adequaat, behalve wanneer de concrete omstandigheden van een situatie een zorgvuldiger beraming vergen». Volgens de Arbeidsrechtbank van Leuven moeten de barema’s uit de Bestaansminimumwet worden toegepast, tenzij het OCMW bewijst dat het gezin met minder een menswaardig leven kan leiden1627. Een andere (minderheids)strekking binnen de rechtspraak oordeelt dat het bedrag van maatschappelijke dienstverlening niet automatisch gelijk moet zijn aan het bedrag van het bestaansminimum1628 : het kan worden beperkt tot wat nodig is om over een woonst te beschikken en in het levensonderhoud te voorzien, overeenkomstig de menselijke waardigheid1629. Omgekeerd kan de maatschappelijke dienstverlening worden verhoogd1630 wanneer het toegekende bedrag dat gelijkwaardig is aan het bestaansminimum niet volstaat om menswaardig te leven. Zo oordeelde de Arbeidsrechtbank van Hasselt dat 1.135,67 € steun onvoldoende is, gelet op de hoge maandelijkse kosten, de achterstallige betalingen en de kosten voor drie schoolgaande kinderen1631. Het Arbitragehof1632 heeft een prejudiciële vraag van de Arbeidsrechtbank van Verviers1633 met betrekking tot de situatie van de begunstigden van maatschappelijke dienstverlening in vergelijking met de rechthebbenden op het bestaansminimum beantwoord door op verschillende punten een analyse te maken van de verschillen tussen de Bestaansminimumwet en de OCMW-Wet : toekenningsvoorwaarden, financiering, doeleinden, aard en bedrag van de steun. Het Arbitragehof komt tot de vaststelling dat de OCMW-Wet niet concreet bepaalt waaruit de maatschappelijke dienstverlening sensu stricto moet bestaan en verdedigt de stelling dat steun ten gunste van een persoon die geen recht heeft op het bestaansminimum, indien toegekend in geldvorm, zowel lager of hoger mag liggen dan het bestaansminimum of er gelijk mag aan zijn. Ten opzichte van de praktijk van sommige centra om het bedrag van de maatschappelijke dienstverlening te verminderen nadat een door een asielzoeker ingesteld beroep is afgewezen, blijft de rechtspraak omstreden : 1624
1625 1626 1627 1628 1629 1630 1631 1632 1633
T.T. Verviers, 1e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Verviers, RG 0588/2001 et 0909/2001 ; T.T Mons (section Mons) 2e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Mons, RG 4 805/01/M, J.D.J. 2002, n°220, p. 42 ; T.T. Arlon, 1ère ch., 16 avril 2002, X / CPAS Wemmel, RG 30 576 ; T.T Mons (section La Louvière) 7e ch., 17 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 931/00/LL et 1 233/00/LL ; T.T Mons (section La Louvière) 7e ch., 21 août 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2 640/01/LL. T.T. Liège, 9e ch., 29 octobre 2002, X / CPAS Seraing, RG 323 656, 323 657, 323 658. C.T. Liège, 10e ch., 12 novembre 2002, E.B / X et CPAS Liège et CPAS Liège / X et E.B., RG 29 353/00 et 29 446/00. Arbrb. Leuven, 2e K., X / OCMW Tienen, 10 april 2002, AR 3006/0. C.T. Mons, 6e ch., 26 février 2002, CPAS Mons / X, RG 17 016. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16 927. T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321 514. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 september 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2020660. Arbitragehof, 8 mei 2002, n° 80/2002, B.S. 10 augustus 2002, 34754. T.T. Verviers 27 mars 2001 cité par C.A. 8 mars 2002, n° 80/2002, Arr. C.A. 2002, p. 989.
190
-
het Arbeidshof van Bergen lijkt deze praktijk te gedogen, voor zover er aan een dubbele voorwaarde is voldaan ; de vermindering «moet geval per geval beoordeeld worden en rekening houden met de werkelijke staat van behoeftigheid van de aanvrager»1634 ; de Arbeidsrechtbank van Doornik1635 bevestigt haar eerdere rechtspraak en oordeelt dat wegens de huurkost een som, gelijkwaardig aan het bestaansminimum, noodzakelijk is opdat de aanvrager in zijn levensonderhoud zou kunnen voorzien.
Ten opzichte van de praktijk van een OCWM dat de eerder aan asielzoekers toegekende maatschappelijke dienstverlening halveerde om de enige reden dat «de federale Staat de terugbetalingsregels met betrekking tot de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn aan kandidaat-vluchtelingen verleende steun had gewijzigd», heeft de Arbeidsrechtbank van Charleroi1636 geoordeeld dat dergelijke beperking van de maatschappelijke dienstverlening onaanvaardbaar is, aangezien de staat van behoeftigheid van de rechthebbenden nooit werd betwist. Volgens het vonnis, «schiet het OCWM door zijn optreden tekort bij het naleven van zijn wezenlijkste verplichtingen en handelt het lichtzinnig. Door zijn houding brengt het centrum het recht van de eisende partij op een menswaardig leven in gevaar, wat volstrekt in strijd is met zijn wettelijke opdracht». Derhalve wordt de eiser hersteld in zijn recht zoals dit eerder bestond. De rechtspraak van de arbeidsrechtbanken van Verviers1637, Namen1638 en Luik1639 gaat in dezelfde richting. In een ander geschil waar de situatie van een gezin geen wijzigingen onderging, heeft het OCWM, zonder in deze enige formele beslissing te nemen, de eerder afgesproken maatschappelijke dienstverlening (gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor een gezin) verminderd tot het bestaansminimum voor samenwonenden. De aan de dochter toegekende maatschappelijke dienstverlening (gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor samenwonenden) bleef onveranderd. De Arbeidsrechtbank van Brussel1640 zag zich genoodzaakt de vroegere situatie te herstellen om de volgende redenen : er is geen beslissing genomen met betrekking tot de vermindering van de oorspronkelijke rechten van de betrokkenen, de twee «interne» administratieve akten werden niet betekend en de situatie van het gezin was niet veranderd. Wanneer tenslotte een bepaald OCMW weigert het bestaansminimum als alleenstaande uit te keren totdat betrokkene als dusdanig vermeld zou staan in het wachtregister veroordelen zowel de Arbeidsrechtbank als het Arbeidshof van Antwerpen het OCMW1641.
2.1.2. Aanvullende steun bovenop het bestaansminimum In principe is aanvullende steun enkel mogelijk indien de betrokkene na ontvangst van het bestaansminimum een onvoldoende inkomen zou genieten. Vaak levert de betrokkene niet het bewijs van het feit dat hij geen menswaardig leven kan leiden omdat het lage beschikbare inkomen te wijten is aan onverantwoorde kosten1642.
1634
1635 1636
1637
1638 1639
1640 1641 1642
C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 16 927 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 17 114 ; C.T. Mons, 6e ch., 23 avril 2002, CPAS Tournai / X, RG 17 196 ; C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, CPAS Tournai / X, RG 17 385. T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Tournai, RG 72 479. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 119/R ; RG 61 123/R ; RG 61 128/R ; RG 61 190/R ; RG 61 208/R ; RG 61 201/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 15 octobre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61 151/R ; 61 168/R ; 61 115/R ; 61 175/R ; 61 231/R ; 61 216/R ; 61 242/R. T.T. Verviers, 1e ch., 26 novembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 1 644/2002, 1 614/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 1 896/2002. T.T. Namur, 7e ch., 25 octobre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure, RG 115 653 et RG 115 512. T.T. Liège, 9e ch., 29 octobre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 326 299 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 novembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 325 804 ; T.T. Liège, 9e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 326 267. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Jette, RG 32 385/02. Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Kortessem, AR 2010736. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Bochelt, AR 1750/2001 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Keerbergen, AR 2131/01 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 17 juni 2002, X / OCMW Wetteren, AR 48.083 en 48.317.
191
De rechtspraak kent aanvullende steun toe bovenop het bestaansminimum en bovenop de maatschappelijke integratievergoeding (of bovenop andere inkomsten) na een grondig onderzoek van de financiële situatie van de steunaanvragers1643 : opdat de gescheiden begunstigde van het bestaansminimum de treinreis zou kunnen betalen om haar bezoekrecht uit te oefenen (68,17 € per maand) en om haar kind een fatsoenlijke voeding te geven en voor enige ontspanning te zorgen (4, 96 € per dag)1644 ; het bedrag van het rustpensioen voor een gescheiden echtgenoot, gelijkwaardig aan het bestaansminimum, toegekend aan persoon met een zwakke gezondheid, wordt aangevuld1645 ; om het hoofd te bieden aan de bijkomende uitgaven verbonden aan de hoede over een kind (één weekend op twee en één dag per week) : aanvullende steun ten belope van van 1/3e van het verschil tussen het bedrag van het bestaansminimum voor een alleenstaande en het bedrag van het bestaansminimum voor een alleenstaande met een persoon ten laste : 61,14 € per maand1646 ; ter verlichting van de buitengewone kosten wegens de handicap van het kind (aanvulling zolang ze geen «verhoogde kinderbijslag» voor een kind met handicap ontvangen1647) ; om te vermijden dat een bejaarde die een pensioen van 694 € ontvangt en een psychologisch moeilijke periode doormaakt zou afglijden in een situatie van tegenspoed die niet verzoenbaar is met de menselijke waardigheid1648 ; wegens de toegenomen studiekosten van de zoon1649. Daarentegen geeft het feit dat de barema’s in het zogenaamde Lenteprogramma werden verhoogd voor alleenstaande jongeren nog geen recht op een bijkomende toeslag1650.
2.2. Steun bepaald geval per geval 2.2.1. Individualisering van de steun Het bedrag van de maatschappelijke dienstverlening wordt geval per geval bepaald. Uitgangspunt is het concrete en geïndividualiseerde onderzoek van de levensomstandig-heden van de steunaanvragers1651. Het principe van de individualisering van steun laat ook toe rekening te houden met de moeilijkheden die een persoon ondervindt en die verbonden zijn met de aanpassing van zijn levensstijl aan zijn financiële situatie. De Arbeidsrechtbank van Verviers1652 stelt vast dat een begunstigde «er niet op voorbereid was om zijn levensstijl en zijn uitgaven onmiddellijk te herzien» en kent een termijn van zes maanden toe gedurende dewelke de betwiste steun mag behouden blijven. Het principe van de individualisering van steun laat eveneens toe de sanctie naar evenredigheid toe te passen : aldus heeft de Arbeidsrechtbank van Neufchâteau1653 de gedeeltelijke (50%) en tijdelijke (één maand) opschorting bevestigd van de aan de aanvrager toegekende maatschappelijke dienstverlening, aangezien hij niet wou meewerken aan het beheer van zijn dossier en onvoldoende werkbereidheid aan de dag legde.
1643 1644 1645 1646 1647 1648 1649 1650 1651 1652 1653
C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, CPAS Erquelinnes / X, RG 16 184. T.T. Namur, 7e ch., 8 février 2002, X / CPAS Namur, RG 110 364. T.T. Nivelles (section Wavre) , 12 avril 2002, X / CPAS Wavre, RG 2 400/ w / 2001. T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320 583. T.T. Charleroi, 5e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Aiseau Presles, RG 59 080/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 2 octobre 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Lambert, RG 31 712/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Boechout, AR 341.803. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2003834 en 2003835. T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112 653. T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Spa, RG 0209/2002. T.T. Neufchâteau, 1e ch., 28 octobre 2002, X / CPAS Paliseul, RG 29 197.
192
2.2.2. Soevereine beoordeling door de rechter In een geschil waarbij de aard en het bedrag van de financiële middelen waarover een regularisatiekandidaat kon beschikken vaag bleven, heeft het Arbeidshof van Luik1654 het vonnis in eerste aanleg bevestigd en kent het maatschappelijke dienstverlening toe, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor alleenstaanden, verminderd met een maandbedrag van 198,31 € (8000 BEF). Deze som stemt overeen met de huur en met de regelmatig door de steunaanvrager betaalde kosten, wat, volgens het Arbeidshof van Luik, immers doet veronderstellen dat «de betrokkene minstens tot op die hoogte over de nodige middelen beschikt».
2.2.3. De familiale situatie 2.2.3.1. Feitelijk huishouden In het verlengde van het arrest van het Hof van Cassatie van 22 oktober 19901655 kan een feitelijk huishouden gedefinieerd worden als een situatie waarbij twee personen, zonder gehuwd te zijn, een gezin vormen en samenwonen, als waren ze getrouwd1656. Het bewijs van het feitelijk huishouden zorgt nog altijd voor betwistingen1657, waarbij de betrokkenen de stelling verdedigen dat ze alleen wonen terwijl het OCWM hen ervan verdenkt samen te wonen, a fortiori dat ze een feitelijk huishouden vormen. De arbeidsgerechten vinden diverse argumenten om tot het bestaan van een feitelijk huishouden te besluiten : de steunaanvrager heeft een liefdesband met een derde en het huis is zo ingedeeld dat het er niet mogelijk is om afzonderlijk te leven1658 ; de gegevens uit het Rijksregister en de samenstelling van het huishouden op die zelfde datum, versterkt door de vaststellingen van de maatschappelijk werkster1659; de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken die aangeeft «dat er een ernstige band lijkt te bestaan tussen de betrokkenen en dat hij bijgevolg besloten heeft om Mevrouw te vermelden op het attest van inschrijving van Mijnheer … zolang er samenwoning is»1660.
1654 1655 1656 1657 1658 1659 1660
C.T. Liège, 1e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 29 725/01 et 29 731/01, J.T.T. 2002, p. 303 et J.D.J. 2002, n°215, p. 26. Cass., 3e K., 22 oktober 1990, Arr.Cass., 1990-91, 215. T.T. Charleroi, 5e ch., 3 juillet 2002, X / CPAS Courcelles, RG 60 451/R. T.T. Huy, 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Huy, RG 55 414 ; T.T. Liège, 9e ch., 26 février 2002, X / CPAS Tinlot, RG 314 694. T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Floreffe, RG 113 013. T.T. Bruxelles, ch. vac., 10 septembre 2002, X / CPAS Woluwé-Saint-Lambert, RG 29 424/02. T.T. Liège, 10e ch., 6 décembre 2002, X / CPAS Bree, RG 319 939.
193
2.2.3.2. Samenwoning Opnieuw werden talrijke betwistingen inzake de samenwoning voorgelegd aan de arbeidsgerechten. De rechtspraak1661 blijft overeenkomstig de arresten van het Hof van Cassatie van 24 januari 1983 en 8 oktober 1984 van samenwoning gewagen zodra twee omstandigheden verenigd zijn : samenleven onder één dak en het onderhoud van een gemeenschappelijk huishouden. Aldus werd geoordeeld dat er samenwoning is wanneer de begunstigde onder hetzelfde dak leeft, in dezelfde flat als een een derde en over één kamer beschikt, zonder keuken of koelkast1662. Daarentegen werd geoordeeld dat er geen samenwoning is : wanneer de rechthebbende met andere huurders een badkamer en een keuken en eventueel de daaraan verbonden kosten deelt, maar voor de rest alle andere kosten op zich neemt (voeding, kleding, gezondheidszorgen, …)1663 ; wanneer een derde in de flat aanwezig was ter gelegenheid van het bezoek aan huis en de kamer twee bedden bevat, waarvan er één een reservebed zou zijn1664 ; wanneer het sociaal onderzoek onvoldoende duidelijk is (de maatschappelijk werkster heeft geen bezoek aan huis verricht)1665. Steeds meer vergt de rechtspraak dat de betrokkene actief meewerkt aan het bewijs dat hij effectief alleenstaande is. Een verklaring dat men alleen woont, volstaat niet indien samenwoning blijkt uit: het getuigschrift van samenstelling van gezin en andere briefwisseling1666; twee huurcontracten waarvan één samen met een andere persoon, uit de aanwezigheid van drie personen in het huis en de slaapgelegenheid voor drie personen1667; de gezamenlijke inschrijving van echtgenoten in het wachtregister, zonder bewijs van echtscheiding en/of een feitelijke scheiding1668; een bekentenis, gevolgd door een officiële domiciliëring1669; de inschrijving van de echtgenoot op hetzelfde adres en de verklaring van de babysit1670; de verklaring van de buren en de huisbazin1671; de vaststellingen dat betrokkene samenwoont met haar schoonmoeder en haar twee kinderen1672. In andere gevallen wordt wel aanvaard dat de betrokkene alleen woont. Dit kan eventueel blijken uit aanpassingswerken (twee aparte bellen, badkamer en keuken)1673 of ingevolge de rechtzetting van een administratieve vergissing. Er is sprake van een administratieve vergissing wanneer de steunzoeker en een andere persoon een flat bewonen die door de eigenaar is opgedeeld en ze ingevolge een administratieve beslissing op hetzelfde adres 1661
1662 1663 1664 1665 1666 1667 1668 1669 1670 1671 1672 1673
T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Beauraing, RG 61 653 et 61 747 ; C.T. Liège, 12e ch., 6 mai 2002, X / CPAS Beauraing, RG 7 116/02 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 3 juillet 2002, X / CPAS Courcelles, RG 60 451/R ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 30 346/02 et 34 264/02 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 30 491/02 et 32 406/02 ; T.T. Dinant, 7e ch., 5 novembre 2002, X / CPAS Walcourt, RG 63 458. T.T. Liège, 9e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321 513 et 323 270. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 23 011/01 et 23 013/01 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 30 491/02 et 32 406/02. T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 30 346/02 et 34 264/02. T.T. Liège, 9e ch., 19 décembre 2002, X / CPAS Grace-Hollogne, RG 322 554. Arbrb. Brussel, 20e K., 6 juni 2002, X / OCMW Beringen, AR 17.853/01. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 24 september 2002, X / OCMW Lede, AR 49110. Arbrb. Brugge, 6e K., 7 maart 2002, X / OCMW Brugge, AR 106.282. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 24 september 2002, X / OCMW Ninove, AR 46.713. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345960 en 345961. Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 november 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2020296. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346128 en 346802. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.523.
194
ingeschreven staan volgens hun inschrijving in het wachtregister. De Arbeidsrechtbank van Namen1674 veroordeelt het centrum na wijziging van de inschrijving in het wachtregister tot betaling van maatschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor een alleenstaande. Daarbij blijkt het belang van het sociaal onderzoek (cf. infra § 5.2.2.)1675. Het onderzoek moet steunen op vaststaande feiten. Het enkele feit dat één kind door een ander persoon in het gebouw erkend is en het gezamenlijke gebruik van keuken en sanitair bewijst nog geen samenwoning1676, net zomin als het feit af en toe bij een vriendin te logeren1677. Welke categorie van dienstverlening, gelijk aan het bestaaansminimum dient tenslotte toegekend te worden aan een asielzoeker die samenwoont met een afgewezen asielzoekster die een bevel om het grondgebied te verlaten? Het Arbeidshof van Antwerpen is van mening dat kan worden ingegaan op het verzoek van betrokkene tot toekenning van een bedrag gelijk aan het bestaansminimum als alleenstaande, aangezien er abstractie dient gemaakt te worden van zijn illegale samenwonende vriendin.1678 In een ander geschil waar een begunstigde samenleeft met een gezellin die onwettig op het Belgisch grondgebied verblijft en geen eigen inkomsten bezit, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1679 geoordeeld dat «de loutere vaststelling van samenwoning niet toelaat om te veronderstellen dat een maatsschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor samenwonenden, volstaat opdat de eiser een menswaardig leven zou kunnen leiden» ; derhalve veroordeelt de rechtbank het centrum tot betaling van een maatschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor alleenstaanden, aan de rechthebbende.
2.2.3.3. De aanwezigheid van personen ten laste Wanneer de kinderen van een begunstigde in een opvanginstelling geplaatst zijn maar toch regelmatig naar huis terugkeren, rijst de vraag of de betrokkene recht heeft op maatschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor alleenstaanden met een minderjarig kind ten laste. Het Arbeidshof van Bergen1680 stelt vast dat de betrokkene gedurende de betwiste periode de kinderen niet onder haar hoede had, aangezien ze aan de zorgen van een instelling waren toevertrouwd en dus niet met haar samenwoonden. Bijgevolg wordt er geen verhoogde steun toegekend voor kinderen ten laste en is het beroep van het centrum gegrond.
2.3. Steun gebaseerd op barema’s 2.3.1. Het gemeenschapsbarema Wij hebben geen enkele beslissing gevonden die een barema «tussenin» verleent, d.w.z. financiële steun waarvan het bedrag zich situeert tussen de equivalente bedragen bestaansminimum, barema alleenstaanden, enerzijds, en barema samenwonenden, anderzijds. De Vlaamse rechtspraak hanteert geen gemeenschapsbarema. Wel wordt rekening gehouden met de inkomsten van twee samenwonende gezinnen, die onder één dak verblijven1681.
1674 1675 1676 1677 1678 1679 1680 1681
T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113 153. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 24 september 2002, X / OCMW Lede, AR 49110. Arbrb. Brugge, Vak.K., 8 augustus 2002, X / OCMW Brugge, AR 107444. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346895. Arbh. Antwerpen, 4e K., 26 juni 2002, OCMW Laakdal / X, AR 2020038. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 26 955/02. C.T. Mons, 6e ch., 23 avril 2002, CPAS Farciennes / X, RG 15 772. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2014650 en 2020505; Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2011888.
195
2.3.2. De barema’s van het OCWM OCMW’s hanteren diverse bijstandsnormen voor de toekenning van steun. De arbeidsgerechten toetsen wel de steunnorm in elk concreet geval aan het wettelijk criterium van de menselijke waardigheid. De bijstandsnormen van de OCMW’s zijn dienstig als richtlijn, maar hebben geen wettelijke basis1682 en zijn dan ook niet in rechte afdwingbaar. De algemene richtlijnen en reglementen van het OCMW beperken dus geenszins het recht op maatschappelijke dienstverlening en binden de arbeidsgerechten niet1683.
Volgens de Arbeidsrechtbank van Luik1684 «is het bestaan van interne barema’s een praktijk waarvan het beginsel verstandig is, in die zin dat het de criteria voor een tussenkomst op objectieve leest tracht te schoeien». Verschillende rechtbanken onderzoeken de toepassing van deze normen en keuren deze vaak goed. De Arbeidsrechtbank van Brussel oordeelde dat er geen recht bestaat op indexaanpassing van deze steunnormen. Het volstaat dat de toepassing van de normen objectief verloopt en dat de menselijke waardigheid gegarandeerd blijft1685. De Arbeidsrechtbank te Antwerpen stelde dat het nuttig kan zijn dat het OCMW een verhoogd remgeld oplegt voor medische kosten om overconsumptie en misbruiken te vermijden. Maar dit moet per dossier worden onderzocht1686. De arbeidsrechtbanken van Antwerpen1687, Hasselt1688 en Tongeren1689 keuren de toepassing van de bijstandsnorm goed, indien deze objectief blijkt en de betrokkene voldoende inkomen geniet om bijzondere uitgaven te dragen. De toepassing van de gewaarborgde gezinsbijslag als steunnorm voor kinderen is adequaat en is vermoedelijk toereikend, behoudens tegenbewijs1690. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen waakt er ook over dat afwijkingen van de gangbare steunnorm gemotiveerd worden. Als na aftrek van de kosten blijkt dat betrokkene onder de steunnorm valt, is er geen reden om steun te ontzeggen1691. Het OCMW mag de betrokkene niet kwalificeren als een samenwonende voor toepassing van aanvullende steun volgens de barema’s indien niet blijkt dat betrokkene samenwoont 1692. De Arbeidsrechtbank van Namen1693 heeft eveneens de toekenning van 243,78 € per maand ten gunste van een jonge volwassene bevestigd, op basis van een principiële beslissing aangaande de meerderjarige inwonende kinderen : dit bedrag stemt overeen met de kinderbijslag, verhoogd met een maatschappelijke dienstverlening van 3,87 € en met een leeftijdstoeslag. Evenwel steunt de rechtspraak op het principe van de individualisering van de dienstverlening om de beslissingen van het OCWM in de volgende zaken te herzien : in een geval waar de betrokkene een tussenkomst van het centrum vraagt in de aankoopprijs van een bril, waarbij deze voor de glazen zeer hoog ligt (sterk verminderd zicht), stelt de Arbeidsrechtbank van Luik1694 vast dat het barema uit 1995 stamt en geen «veiligheidsklep» bevat voor de aanvragen die 1682 1683
1684 1685 1686 1687 1688 1689 1690 1691 1692 1693 1694
Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 25 juni 2002, X / OCMW Aalst, AR 48.213. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Bochelt, AR 1750/2001 ; Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 25 juni 2002, X / OCMW Aalst, AR 48.213 ; Arbrb. Antwerpen, 6e K., 15 maart 2002, X / OCMW Edegem, AR 337.618 en A.R 342.512. T.T. Liège, 10e ch., 29 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319 680. Arbrb. Brussel, Vak. K., 3 september 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 29421/02. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 15 maart 2002, X / OCMW Edegem, AR 337.618 en A.R 342.512. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 10 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.840 ; Arbrb. Antwerpen, 14 K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.822. Arbrb. Hasselt, 1e K., 15 november 2002, X / OCMW Sint-Truiden, AR 2021840. Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 september 2002, X / OCMW Borgloon, AR 24382001. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.822. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 28 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 344139. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346895. T.T. Namur, 7e ch., 14 juin 2002, X / CPAS Aalter, RG 112 271. T.T. Liège, 10e ch., 29 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319 680.
196
-
-
duidelijk buiten de gewone gang van zaken vallen. Bijgevolg veroordeelt de rechtbank het centrum tot betaling van de montuur (volledig bedrag) ; in een dossier waar het huishoudelijk reglement van het centrum bepaalt dat er voor de maanden november tot en met februari een verwarmingstoelage wordt betaald, heeft de Arbeidsrechtbank van Charleroi1695 geoordeeld dat een huisvrouw zonder voldoende bestaansmiddelen en met jonge kinderen ten laste ook voor de maand maart recht heeft op een verwarmingstoelage. Volgens het vonnis kan men in België niet spreken van een luxe-situatie wanneer men in de maand maart nog de verwarming aanzet ; bij het invoeren van een nieuw barema is nagelaten om ook de drempelbedragen aan te passen : die beslissing heeft invloed op de situatie van een persoon van wie de financiële situatie zo «automatisch» achteruitgaat in vergelijking met de toestand voorheen1696.
Tenslotte moeten ook de steunnormen bij opname van bejaarden in concreto getoetst worden aan de menselijke waardigheid1697.
2.3.3. De regel van 7,44 € (= 300 BF)/dag De Arbeidsrechtbank te Antwerpen blijft vasthouden aan de regel dat 300 BF (= 7,44 €) per dag het absolute beschikbare minimum uitmaakt. Beneden dit bedrag is geen menswaardig bestaan mogelijk1698.
2.4. Steun gelijk aan de kinderbijslag en het kraamgeld De maatschappelijke dienstverlening, gelijk aan de gezinsbijslag, blijft de rechtspraak verdelen. Zekere rechtbanken leggen deze aanvullende maatschappelijke dienstverlening vast met verwijzing naar de gewaarborgde gezinsbijslag1699. Zo blijft de Arbeidsrechtbank van Antwerpen de gezinsbijslag als referentienorm beschouwen voor financiële steunverlening wegens kinderlast1700. Een lagere steun toekennen getuigt volgens deze rechtbank van weinig realiteitszin1701. In dezelfde zin bevestigt de Arbeidsrechtbank van Bergen1702 de rechtspraak volgens dewelke «de maatschappelijke dienstverlening voor de opvoeding van de kinderen moet overeenstemmen met de bedragen van de gewaarborgde gezinsbijslag, tenzij het OCWM een lagere geldelijke steun compenseert met voordelen in natura ten gunste van de kinderen». De Arbeidsrechtbank van Brussel1703 gaat nog verder in haar gedachtengang en kent aan een huisvrouw die hier onwettig verblijft, verscheidene kinderen ten laste heeft en onbetwistbaar behoeftig is, een maatschappelijke 1695 1696 1697 1698
1699
1700
1701 1702 1703
T.T. Charleroi, 11e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Estinnes, RG 60 467/R. T.T. Mons (section La Louvière), 11 avril 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2 892/01/LL. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Kortessem, AR 1841/2001 en 2803/2001 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.346. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.789 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.384 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.523 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.575 ; Arbrb. Antwerpen, 6e K., 27 juni 2002, X / OCMW Doornik, AR 330.945, AR 335.248, AR 340.796, AR 341.410. T.T. Mons (section Mons), 8 janvier 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1 293/00/M ; T.T. Verviers, 1ère ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1 783/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 21383/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-SaintJean, RG 25 458/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 octobre 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 34 536/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.822 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 21 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 346474 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 16 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.754. Arbrb. Antwerpen, 10 januari 2002, 6e K., X / OCMW Overijse, AR 332.144. T.T. Mons (section Mons), 12 juin 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 5 125/01/M et 6 230/02/M. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 15 241/01, J.D.J. 2003, n 221, p. 38. T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25 556/02.
197
dienstverlening toe, gelijkwaardig aan de gewaarborgde gezinsbijslag ; de beslissing is gegrond op de artikelen 3.1, 3.2 en 6.2 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De Arbeidsrechtbank van Brussel1704 heeft het OCWM eveneens ertoe veroordeeld een geldelijke steun toe te kennen, gelijkwaardig aan een voorschot op de gewaarborgde gezinsbijslag, ten voordele van ouders die hier onwettig verblijven maar van wie de jongste dochter de Belgische nationaliteit heeft (ze is op Belgisch grondgebied geboren). Andere rechtbanken bevestigen1705 het bedrag van de bijkomende maandelijkse steun of stellen het in concreto vast tussen 124 €1706 en 62 €1707 per kind. Het Arbeidshof van Antwerpen wijst de aanvraag tot toekenning van de gewaarborgde kinderbijslag af. Het gaat om een individuele afweging. Uit artikel 1 en 60 § 3 OCMW-Wet leidt het Hof een autonome vaststelling door elk OCMW af1708. Een kandidaat-vluchteling kan zich niet op het Verdrag van Genève beroepen om aldus gelijke behandeling te bekomen voor de gezinsbijslag1709. Hij moet in concreto bewijzen dat hij geen menswaardig leven kan leiden1710. Een vergelijking met andere OCMW’s die wel deze steun zouden toekennen gaat niet op, indien betrokkene niet kan aantonen dat de toegekende steun onvoldoende zou zijn1711. Wat de maatschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan het kraamgeld, betreft, ontwikkelt de rechtspraak zich in verschillende richtingen : de Arbeidsrechtbank van Verviers1712 volgt de gedachtengang van het Arbeidshof van Luik1713 en oordeelt vanuit de verplichting gelijke gevallen ook gelijk te behandelen dat de aanvragers recht hebben op dienstverlening gelijk aan het bedrag van het kraamgeld ; de Arbeidsrechtbank van Luik1714 kent maatschappelijke dienstverlening toe, gelijk aan het kraamgeld en aan de gezinsbijslag, nadat de Staat de tenlasteneming aanvaard heeft ; de Arbeidsrechtbank van Charleroi1715 veroordeelt het OCWM tot betaling van een som van 250 € aan de begunstigden, met het oog op de aankoop van producten waarvoor de tijd dringt (de bevallingsdatum is nakend), maar die niet verkrijgbaar zijn in de tweedehandszaak van het centrum ; volgens de Arbeidsrechtbank van Brussel, Nederlandstalige kamer, is er geen recht op een geboortepremie als betrokkene reeds de gewaarborgde gezinsbijslag ontvangt en het OCMW passende materiële hulp heeft aangeboden maar deze werd geweigerd1716.
2.5. De geactiveerde maatschappelijke dienstverlening Hierover is er geen rechtspraak.
1704 1705 1706 1707
1708 1709 1710
1711 1712 1713 1714 1715 1716
T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 27 155/02. Arbrb. Brussel, 20e K., 12 juli 2002, X / OCMW Overijse, AR 50.832/97. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30 851/00. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 13 février 2002, X / CPAS Honnelles, RG 4 671/01/M ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 17 097/01 et 20 588/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 25 926/02. Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 april 2002, X / OCMW Peer, AR 2000314. Arbrb. Brussel, 20e K, 20 juni 2002, X / OCMW Sint-Pieters-Leeuw, AR 322/01, 23.459/01. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Tessenderlo, 2000948 ; Arbrb. Brussel, 20e K., 6 juni 2002, X / OCMW Vilvoorde, AR 26.018/02 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 18 oktober 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2021958. Arbrb. Hasselt, 1e K., 25 september 2002, X / OCMW Ham, AR 2021198. T.T. Verviers, 1e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1 783/2001. C.T. Liège, 13 février 1996, RG 2 584/95 cité par T.T. Verviers, 1ère ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1 783/2001. T.T. Liège, 9e ch., 3 septembre 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 322 853. T.T. Charleroi, 5e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Aiseau-Presles, RG 61 333/R et 61 403/R. Arbrb. Brussel, 20e K., 6 juni 2002, X / OCMW Vilvoorde, AR 20.216/01.
198
2.6. Dringende steun We verwijzen de lezer naar de paragraaf gewijd aan de dringende geneeskundige hulp1717 en naar de rubriek «Kort geding»1718.
2.7. Voorlopige steun In verschillende omstandigheden veroordeelt de rechtspraak het OCWM tot betaling van voorlopige steun : het dossier is nog niet in staat van wijzen en de debatten moeten worden heropend1719 ; de rechtbank wil een prejudiciële vraag stellen aan het Arbitragehof1720 ; voor de eiseres, een AIDS-patiënte, is het een «kwestie van leven of dood»1721. De toekenning van de voorlopige steun gebeurt echter geenszins automatisch : een arrest van het Arbeidshof van Luik1722 ging de regelmatigheid na van de toepassing van artikel 19, tweede lid Gerechtelijk Wetboek en heeft het gewezen voorlopige vonnis herzien. De door de Staat en het OCMW gestelde vragen konden immers niet adequaat worden onderzoek omdat betrokkene afwezig was. Wordt de voorlopig verschuldigde maatschappelijke dienstverlening definitief ingevolge de arresten van het Arbitragehof1723 en het arrest van het Hof van Cassatie1724 over de grondwettelijkheid van artikel 57, § 2 OCMW-Wet ? De Arbeidsrechtbank van Verviers1725 vroeg zich dit af en heeft de toegekende maatschappelijke dienstverlening definitief verklaard op grond van het arrest van het Hof van Cassatie van 17 juni 2002.
3. DE STEUNVERLENING IN NATURA 3.1. Diverse vormen Overeenkomstig artikel 60, § 3 OCMW-Wet kent het centrum materiële steun toe in de meest gepaste vorm. De steun hoeft niet noodzakelijk financieel te zijn maar kan ook in natura verstrekt worden. Bij een geschil waar het OCWM een meisje voorgesteld had in een opvangtehuis (studio) in de provincie te verblijven, maar waar de betrokkene er de voorkeur aan gaf zich in Brussel te vestigen, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1726 geoordeeld dat het voorstel van het centrum, aangevuld met een maandelijkse financiële steun, haar toeliet om een menswaardig leven te leiden. Volgens de rechtbank staat het haar vrij de voorgestelde steun te weigeren, maar in dit geval moet ze persoonlijk de gevolgen van haar keuze dragen en deze niet afschuiven op het OCWM Hieruit volgt dat de eis ongegrond is, aangezien deze strekt tot toekenning van een speficieke geldelijke steun om het bedrag van de huurwaarborg en van de twee eerste maanden huurgeld van een verblijf in Brussel te dekken. Bij buitengewoon kritieke gevallen bevestigen sommige arbeidsgerechten de toekenning van voorlopige voedselbonnen1727 of de levering van maaltijden aan huis1728 nadat eerst werd nagegaan of de voorwaarden vervuld zijn. 1717 1718 1719 1720 1721 1722 1723 1724 1725 1726 1727
Cf. § 1.3.2.9.4. Cf. § 6.1.3. T.T. Liège, 10e ch., 7 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 320 794 et 320 795. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 26 639/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 27 964/02. T.T. Liège, 10e ch., 9 juillet 2002, X / CPAS Liège, RG 322 332. C.T. Liège, 10e ch., 20 août 2002, E.B. / X et CPAS Liège, RG 29 779/01. Arbitragehof 30 oktober 2001 et 17 januari 2002. Cf. supra § 1.3.2.7.1. Cass., 3e K., 17 juni 2002, AR S.01.0148.F. T.T. Verviers, 1e ch., 22 octobre 2002, X / CPAS Dison et E.B., CPAS Dison / E.B., RG 1 421/2000 et 1 813/2000. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Comines-Warneton, RG 23 578/01. T.T. Liège, 7e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 326 268, 328 738.
199
In een situatie van overmatige schuldenlast kent de Arbeidsrechtbank van Namen1729 voor twee maanden twee voedselbonnen toe ter waarde van 125 € ; volgens de rechtbank kunnen de schuldeisers aldus geleidelijk aan betaald worden en beschikt de betrokkene over een minimum aan inkomsten om een menswaardig leven te leiden. In een ander geval heeft de Arbeidsrechtbank van Hoei1730 voorlopig voedselbonnen toegekend ter waarde van 50 € per maand : de betrokkene genoot een uitkering voor personen met een handicap die niet al zijn uitgaven kon dekken en wettelijke beperkingen maakten het voor hem onmogelijk om zijn inkomsten aan te vullen via prestaties geleverd in het kader van een PWA. Ook in Vlaanderen bestaat dienstverlening in de vorm van voedselbonnen blijkbaar nog altijd en wordt deze eventueel door de rechtspraak als equivalent voor gezinsbijslag aanvaard1731.
1728 1729 1730 1731
T.T. Huy, 2e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56 471. T.T. Namur, 7e ch., 23 août 2002, X / CPAS Andenne, RG 114 212 et 114 368. T.T. Huy, 2e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Huy, RG 55 055. Arbrb. Brussel, 20e K., 6 juni 2002, X / OCMW Evere, AR 2.577/01.
200
4. STEUNVERLENING DOOR DIENSTVERLENING 4.1. Dienstverlening door begeleiding De Arbeidsrechtbank van Brussel1732 blijft de stelling verdedigen dat het OCWM begeleiding moet geven, waarbij de aandacht uitgaat naar : het dekken van de geneeskundige en de apothekerskosten, noodzakelijk tot de aansluiting bij de mutualiteit van keuze, beroeps- en taalopleidingen, de erkenning van onderwijsdiploma’s en academische titels,
-
een betaalde en aangegeven betrekking die in verhouding staat tot de kennis, kunde en beroepservaring van de betrokkene,
-
een individuele woonst , een volledig herstel van het gebit wegens professionele redenen1733.
4.2. De geneeskundige dienstverlening Zoals elk jaar is de in artikel 57, § 1, derde lid OCWM-Wet vermelde geneeskundige dienstverlening aanleiding tot een grote reeks geschillen. Aldus legt de Arbeidsrechtbank van Bergen1734 uit dat de tussenkomst van het OCWM de betrokkene moet toelaten zich(zelf) te verzorgen. De tussenkomst kent twee grenzen : enerzijds moeten de bedoelde zorgen onontbeerlijk zijn voor het behoud van de gezondheid en niet voor het persoonlijk gemak van de betrokkene ; anderzijds moet de behandeling zo goedkoop mogelijk zijn. In deze was de rechtbank niet bij machte om de onontbeerlijke aard van de tandverzorging te beoordelen en werd een deskundige aangesteld. De Arbeidsrechtbank van Brussel1735 herinnert eraan bij een vraag tot tenlasteneming van een geneesmiddel voor de behandeling van ouderdomskwaaltjes, dat geneeskundige hulp «niet inhoudt dat een middel waarvan het genezende effect absoluut niet vaststaat, moet worden terugbetaald». Gezondheidsbijstand neemt vele vormen aan en houdt met name de tenlasteneming door het OCWM in van : kosten die noodzakelijk zijn door de bijstand van een derde, alsook door de maaltijddienst geleverd door een centrale voor thuiszorg, wanneer de gezondheidstoestand van een begunstigde (multiple sclerose) dit rechtvaardigt1736 ; specifieke medische kosten voor een kind dat motorisch en verstandelijk gehandicapt is en een hersentumor heeft (de verhoogde gezinsbijslag volstaat niet om de kosten te dekken)1737.
4.2.1. Medische kosten en geneesmiddelen Voor tussenkomst inzake medische kosten en geneesmiddelen is uiteraard vereist dat het inkomen ontoereikend is. Een inkomen dat varieert tussen 681 et 1.250 € is hoog genoeg om medische kosten te dragen1738. 1732
1733 1734 1735 1736 1737
T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 21 257/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 26 097/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 27 155/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 août 2002, X / CPAS La Hulpe, RG 30 309/02 et X / CPAS Saint-Gilles et E.B., RG 26 366/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 35 207/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Jette, RG 35 763/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 janvier 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 15 630/01. T.T. Mons (section La Louvière), 7e ch. 21 août 2002, X / CPAS Sint-Pieters-Leeuw, RG 3 220/02/LL. T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 21 281/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mars 2002, X / CPAS Uccle, RG 23 454/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Uccle, RG 33 391/02, 35 463/02 et 35 464/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 26 327/02.
201
Als de betrokkene reeds een bestaansminimum of gelijkwaardige steun ontvangt, zijn hoge medische kosten in de praktijk een zware belasting1739. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het lage beschikbare inkomen. Met een netto maandelijks inkomen beneden 200 € kent de rechtspraak gemakkelijk een tegemoetkoming toe wegens verantwoorde medische kosten1740, eventueel na aflevering van bewijsstukken1741. Het Arbeidshof te Brussel hanteerde een referentiebedrag van 273,75 € voor een gepensioneerd koppel1742. Zelfs bij een normaal toereikend inkomen kunnen onverwachte en hoge medische kosten voor medische behandeling een bedreiging vormen voor het menswaardig leven. De uitgaven moeten medisch verantwoord zijn, zonder dat het OCMW de opportuniteit kan betwisten1743. In het Franstalig landsgedeelte bevestigt de Arbeidsrechtbank van Luik1744 de eerdere rechtspraak1745 dat de tenlasteneming van de kosten van gezondheidszorg normaal voor rekening van de gerechtigde op bestaansminimum is en dat hij de gangbare medische kosten en de kosten voor geneesmiddelen rechtstreeks zelf moet dragen. De Arbeidsrechtbank van Tongeren meent eveneens dat het bestaansminimum normaal gezien volstaat om geneesmiddelen te kopen als ze niet uitzonderlijk zijn en terugbetaalbaar zijn1746. In dezelfde zin verduidelijkt de Arbeidsrechtbank van Luik1747 «dat het niet aan het OCWM is om stelselmatig tussen te komen, ten gunste van de meest behoeftigen, in de kosten van de aankoop van producten die de huidige wetgeving uitsluit van terugbetaling door het ziekenfonds». Niettemin verplicht de rechtspraak het centrum, na een grondig onderzoek van de staat van behoeftigheid1748 om tussen te komen wegens bijzondere omstandigheden : de tenlasteneming van medische kosten en geneesmiddelen, eventueel ten belope van een maximumsom1749 of van een zeker percentage, nadat alle rechtvaardigingsstukken overgemaakt zijn1750 ; de tenlasteneming van de verschuldigde mutualiteitsbijdragen en van de medische kosten en de kosten voor geneesmiddelen die niet gedekt zijn door het ziekenfonds (voor een maximumbedrag)1751 ; de tenlasteneming van het deel «derde betaler» met betrekking tot de prestaties van gezondheidszorg, waarbij de betrokkene het remgeld moet betalen1752 ; «de financiële maatschappelijke dienstverlening gelijk aan de medische kaart, op basis van vaststaande bewijzen voor bestaande medische schulden waarvan wordt aangetoond dat ze op dit ogenblik nog verschuldigd zijn1753» ; 1738 1739 1740 1741 1742 1743 1744 1745 1746 1747 1748 1749 1750
1751 1752
Arbrb. Dendermonde, 3e K., 4 juni 2002, X / OCMW Beveren, AR 61.376. Arbrb Eupen, 1e K., 12 december 2002, X / OCMW Sombreffe, AR 119/01, 273/01, 343/01 en 552/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.789 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Brasschaat, AR 341781. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.789. Arbh. Brussel, 7e K., 5 december 2002, OCMW Linkebeek / X , AR 40935. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X en X / OCMW Schilde, AR 342.533. T.T. Liège, 7e ch., 22 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320 413. C.T. Liège, 13e ch., 24 mars 1998, RG 5 597/96 cité par T.T. Liège, 7e ch., 22 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320 413. Arbrb. Tongeren, 1 maart 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 3322/2001 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 september 2002, X / OCMW Borgloon, AR 247/2001. T.T. Liège, 9e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Aywaille, RG 321 365, 321 366, 321 619, 322 539, 325 655. C.T. Liège, 11e ch., 8 mai 2002, CPAS Meix-devant-Virton / X, RG 3 470/01 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Erquelinnes, RG 61 366/R. T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Namur, RG 114 606 bis. C.T. Liège, 12e ch., 15 avril 2002, X / CPAS Dinant, RG 6 679/00 ; C.T. Liège, 11e ch., 8 mai 2002, CPAS Meix-devant-Virton / X, RG 3 470/01 ; T.T. Dinant, 7e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Anhée, RG 61 601. T.T. Dinant, 7e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Ciney, RG 62 116; T.T. Namur, 7e ch., 24 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 113 747 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Froidchapelle, RG 60 304/R ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Braine-l’Alleud, RG 1092/N/2002. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Namur, RG 112 267, 113 387 et 113 557. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Braine-l’Alleud, RG 561/N/ 2002.
202
-
-
de integrale tenlasteneming van medische kosten en kosten voor geneesmiddelen indien de begunstigde het globaal dossier aan een welbepaalde dokter overmaakt en de geneesmiddelen bij één enkele apotheker betrekt ; een tenlasteneming ten belope van 80 % van het remgeld in elke andere hypothese1754; een uitzonderlijke financiële bijdrage voor een CARA-patiënt1755; een aanpassing van het beschikbaar inkomen tot het steunbarema1756; de terugbetaling van medische kosten voor de behandeling van een kind van kandidaat-vluchtelingen die hoger zijn dan hun maandelijks inkomen1757; een tussenkomst in de behandeling van HIV1758.
De arbeidsrechtbanken beoordelen deze kosten in alle redelijkheid. Het OCMW kan zich niet verschuilen achter algemene steunnormen. De toekenning moet in concreto worden beoordeeld1759. Het OCMW mag ook niet zonder meer eisen dat de betrokkenen, kandidaat-vluchtelingen, zelf de kosten voorschieten omdat de administratie van de diverse stukken te omslachtig zou zijn. Volgens artikel 60 §2 OCMW-Wet is het centrum verplicht informatie en rechtshulp te verlenen.1760 De volgende tenlastenemingen werden onontbeerlijk en gerechtvaardigd beoordeeld in functie van een menswaardig leven, na een concrete analyse van de situatie van de betrokken personen : -
de tenlasteneming door het OCWM van kosten voor tandverzorging1761 1762, de kinesitherapiesessies1763, de kosten voor de opticien en voor een bril1764 1765, de kostprijs voor een oogprothese1766 of een oortje, door het OCWM gekozen op advies van het auditief centrum1767 1768; de tenlasteneming van het ereloon van een psycholoog voor een bedrag dat de betrokkene had moeten betalen bij een psycholoog verbonden aan een begeleidingscentrum1769 of in de mate dat de therapeut een normaal ereloon aanrekent1770.
De kosten mogen echter de grens van “het redelijke” niet overschrijden. Het OCMW kan de tussenkomst bij een zeer hoog medicatieverbruik beperken en voorstellen om het te onderzoeken in samenspraak met de artsen, de apotheker en de maatschappelijk werker. Bij gebrek aan medewerking hoeft het centrum geen hogere tussenkomst te betalen1771. Indien het OCMW al medische kosten op zich heeft genomen en betrokkene geen schulden bewijst, krijgt hij geen tenlasteneming van nieuwe medische kosten1772. 1753 1754 1755 1756 1757 1758 1759 1760 1761
1762 1763 1764
1765 1766 1767 1768 1769 1770 1771 1772
T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 23 370/01. T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Spa, RG 1 821/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347572. Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 25 juni 2002, X / OCMW Aalst, AR 48.213. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X en X / OCMW Schilde, AR 342.533. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 3 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.596, 342.926. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 15 maart 2002, X / OCMW Edegem, AR 337.618 en A.R 342.512. Arbrb. Hasselt, 1e K., 6 september 2002, X / OCMW Comines-Warneton, AR 2021262. T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318 940 confirmé par C.T. Liège, 8e ch., 6 novembre 2002, CPAS Liège / X, RG 30 672/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 novembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 34 087/02. Arbrb Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Brasschaat, AR 344537. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Braine-l’Alleud, RG 1092/N/2002. C.T. Liège, 12e ch., 17 juin 2002, X / CPAS Beauraing, RG 7 065/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Vise, RG 321 442 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 26 184/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Uccle, RG 27 990/02 ; T.T. Liège, 9e ch., 15 octobre 2002, X / CPAS Seraing, RG 324 273. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 28 januari 2002, X / OCMW Chapelle-lez-Herlaimont, AR 332.330. T.T. Namur, 7e ch., 25 octobre 2002, X / CPAS Namur, RG 115 637. T.T. Liège, 9e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Aywaille, RG 321 365, 321 366, 321 619, 322 539, 325 655. Arbrb. Eupen, 1e K., 13 juni 2002, X / OCMW Eupen, AR 35501. T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Huy, RG 55 194. T.T. Liège, 9e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Aywaille, RG 321 365, 321 366, 321 619, 322 539, 325 655. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 6 maart 2002, X / OCMW Wuustwezel, AR 332.731. Arbrb. Brussel, 20e K, 20 juni 2002, X / OCMW Sint-Pieters-Leeuw, AR 322/01, 23.459/01.
203
-
Een tussenkomst voor een nieuwe beenprothese wordt afgewezen wanneer de huidige prothese volstaat om een menswaardig leven te leiden1773. Plastische chirurgie (borstreconstructie) ressorteert niet onder de levensnoodzakelijke behoeften en kan daarom niet ten laste van de gemeenschap vallen. Wel moet het ziekenfonds tussenkomen in de kosten voor een prothese1774.
In dezelfde zin werd geoordeeld dat de plaatsingskosten voor drie porseleinen tanden een luxe-uitgave was, aangezien er goedkopere en even doeltreffende alternatieven bestaan1775. In een zaak waarvoor de rechtbank zelf niet over alle nuttige gegevens beschikt om een overconsumptie van medische kosten en geneesmiddelen uit te sluiten, wijst zij gewoonlijk een medisch deskundige aan1776. Sommige weigeringsbeslissingen inzake kosten van gezondheidszorg worden gemotiveerd vanuit het verzuim van de betrokkene om eerst toelating te vragen aan het OCWM. De Nederlandstalige rechtspraak blijft wel het belang beklemtonen van een voorafgaandelijke toelating tot het maken van dergelijke kosten1777. De Arbeidsrechtbank van Brussel verwijst naar artikel 60 § 1 OCMW-Wet en de tijdige informatieplicht van de aanvrager1778. Zo wordt : de terugbetaling van het vervoer naar het ziekenhuis niet ten laste genomen zonder bewijs van de dringende nood1779; enkel de eerste dringende noodzakelijke behandeling bij de tandarts terugbetaald1780; geen retroactieve steun toegekend voor medische verzorging vóór de aanvraag1781. De voorafgaande toelating is niet mogelijk indien de medische ingreep dringend is. De Arbeidsrechtbank van Dendermonde merkt overigens op dat de voorafgaandelijke toelating geen wettelijke bepaling is. Indien niet betwist wordt dat betrokkene met de maandelijkse financiële steun onmogelijk de geneeskundige kosten kan dragen moet het OCMW tussenkomen. Het feit dat het OCMW deze kosten niet kan recupereren van het Ministerie is irrelevant daar de vraag is of de hulpaanvrager deze kosten wel met eigen middelen kan dragen1782. In dezelfde zin veroordelen de arbeidsgerechten van Luik en Nijvel de beslissingen van OCMW’s, gemotiveerd op een afwezigheid van voorafgaandelijke toestemming1783 ; bij het onderzoek van de aanvraag moet vooral gekeken worden naar de noodzaak van de uitgave en naar de financiële draagkracht van de rechthebbende : kan hij een buitengewone uitgave aan ?
4.2.2. Hospitalisatiekosten De arbeidsgerechten1784 1785 bevestigen hun rechtspraak volgens dewelke de hospitalisatiekosten of – schulden door het OCWM moeten vergoed worden, voor zover het buitengewone en onontbeerlijke uitgaven betreft, die
1773 1774 1775 1776 1777 1778 1779 1780 1781 1782 1783 1784
Arbrb. Brussel, 20e K., 7 november 2002, X / OCMW Wemmel, AR 3543602. Arbrb. Tongeren, 2e K., 18 december 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 5222001. T.T. Dinant, 7e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Ciney, RG 62 116. T.T. Huy, 2e ch., 4 septembre 2002, X / CPAS Villers-le-Bouillet, RG 56 251. Arbrb. Mechelen, 1e K., 13 februari 2002, X / OCMW Mechelen, AR 78142 ; Arbrb. Tongeren, 1 maart 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 3322/2001. Arbrb. Brussel, 20e K., 8 mei 2002, X / OCMW Dilbeek, AR 19.910/01. Arbrb. Tongeren, 8 februari 2002, X / OCMW Bilzen, AR 2436/2001. Arbrb. Antwerpen, 14e K.,11 februari 2002, X / OCMW Ganshoren, AR 335.266 en 335.493. Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Hoegaarden, AR 2926/01. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 26 november 2002, X / OCMW Ninove, AR 49107. T.T. Liège, 9e ch., 15 octobre 2002, X / CPAS Seraing, RG 324 273 ; T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Braine-l’Alleud, RG 561/N/ 2002. C.T. Liège, 2e ch., 17 septembre 2002, CPAS liège / X, RG 30 430/01 ; T.T. Liège, 7e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Flemalle, RG 317 711 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 320 902 ; T.T. Charleroi, ch. vac., 28 août 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 889/R ; T.T. Liège, 7e ch., 16 octobre 2002,
204
de begunstigde zelf niet ten laste kan nemen zonder zijn budget op een overdreven wijze uit evenwicht te brengen. Wat de vereiste van de voorafgaandelijke administratieve formaliteiten betreft, onderzoekt de rechtspraak1786 in concreto of het centrum sinds de aanvang van zijn wettelijke opdracht de betrokkene opgelegd heeft om de opname in het ziekenhuis vooraf mede te delen. Omdat het niet dringend is, bevestigt de Arbeidsrechtbank van Charleroi1787 dat de vraag om een rekwisitiebon voor hospitalisatie ingediend moet worden voor de kosten worden gemaakt die het verzoek geacht wordt te dekken ; het feit dat de betrokkenen laattijdig door het ziekenhuis verwittigd zijn, heeft geen weerslag op de naleving van deze verplichting. In een geschil waarbij een kind van een gerechtigde op bestaansminimum dringend in het ziekenhuis moest worden opgenomen en de geneesheer het kind uitdrukkelijk naar een universitair ziekenhuis had gestuurd, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1788 geoordeeld dat «de omstandigheid die maakt dat de kosten zijn gedaan zonder het OCWM vooraf te raadplegen of zonder het centrum de mogelijkheid te geven het kind naar een ziekenhuis van de stad te verwijzen» niet rechtvaardigt dat het centrum weigert tussen te komen.
4.2.3. Ziekte- en invaliditeitsverzekering Hierover is er geen rechtspraak. 4.2.4. Dringende geneeskundige hulp In een geschil waar een regularisatiekandidaat de tenlasteneming vraagt van de kosten voor geneesmiddelen (bedrag : 22 €), bevestigt de Arbeidsrechtbank van Brussel1789 de weigering van het centrum. De eiser heeft voormelde geneesmiddelen inderdaad kunnen betalen zonder zich in de schulden te steken en heeft het OCWM niet vooraf om hulp gevraagd, terwijl het centrum in dit geval normaal te hulp zou zijn gekomen overeenkomstig artikel 57, § 2 OCMW-Wet, indien hij het geneeskundig getuigschrift had overhandigd dat bevestigde hoe dringend de medicijnen moesten worden ingenomen.
4.2.5. Andere : begrafeniskosten Hierover is er geen rechtspraak. 4.3. Bijstand voor huisvesting 4.3.1. Recht op huisvesting In het kader van zijn opdracht zoals bedoeld in de artikelen 1 en 57 OCWM-Wet, moet het centrum het recht op huisvesting verzekeren. In dit opzicht kan het centrum ertoe worden
1785 1786 1787 1788 1789
X / CPAS Herstal, RG 321 636 ; T.T. Neufchâteau, 2e ch., 18 novembre 2002, X / CPAS Léglise, RG 29 168. Arbrb. Turnhout, 2e K., 11 januari 2002, X / OCMW Rijkevorsel, AR 24.633. T.T. Liège, 7e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Flemalle, RG 317 711 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 320 902 ; T.T. Liège, 7e ch., 16 octobre 2002, X / CPAS Herstal, RG 321 636. T.T. Charleroi, 5e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Aiseau Presles, RG 59 201/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33 807/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 16 157/01.
205
veroordeeld een huurbijstand te verstrekken opdat een een begunstigde in een geschikte woonruimte zou kunnen wonen. De huur- en verwarmingstoelage wordt toegekend, gelet op de vermogenstoestand, de slechte gezondheidstoestand van inwonende familieleden en het feit dat niet betaling van de huur kan leiden tot uitdrijving of afsluiten elektriciteit wat de problemen zou verergeren.1790 M.a.w. de huisvesting is essentieel om een menswaardig leven te leiden1791. De arbeidsgerechten moeten zich dan ook herhaaldelijk uitspreken over de zogenaamde “wachtlijsten” voor de toekenning van sociale woningen. Het principe van deze wachtlijsten en de toegepaste criteria worden herhaaldelijk aan het oordeel van de arbeidsgerechten onderworpen omdat de wachttijd te lang uitvalt. De Arbeidsrechtbank heeft steeds de volledige controle- en beslissingsbevoegdheid over de feiten maar het OCMW heeft wel een beleidsvrijheid. De menselijke waardigheid is een subjectief recht waarop de rechtbank controle mag uitoefenen. Bovendien moet het OCMW zich houden aan de motiveringsplicht en de regels van behoorlijk bestuur1792. Het OCMW mag ook geen overdreven prijs vragen voor een woning in slechte staat1793. De arbeidsgerechten bevestigen in de regel het systeem van de wachtlijsten en de toepassing van eventuele uitzonderingscriteria. Indien de huidige woning van verzoekster voldoet, deze een redelijk inkomen heeft en geen medische redenen kan aantonen, is er geen enkele reden tot het verlenen van voorrang. Het OCMW wordt geconfronteerd met een vraag voor sociale woningen die veel hoger is dan het aanbod. Daarbij is de toepassing van het systeem van wachtlijsten objectief en correct1794. Een invalide en alleenstaande vrouw vroeg een serviceflat aan en deed later een aanvraag voor een andere serviceflat die beter aangepast was aan rolstoelgebruik. De plaats op deze wachtlijsten wordt bepaald door de aanvraagdatum, waarbij de oudste aanvraag het eerst zal opgeroepen worden. In dit geval gaat het om een nieuwe aanvraag en toont de betrokkene niet de medische noodzaak van een dringende opname aan1795. In andere gevallen erkent de arbeidsrechtbank wel de noodzaak tot prioritaire huisvesting, o.a. wegens ernstige sociale en psychische problemen1796. In één betwisting was de problematiek van “het dumpen van asielzoekers in de grootsteden” aan de orde. Betrokkene weigerde een verklaring, aangeboden door het OCMW, te ondertekenen dat hij niet in de toegewezen gemeente wou wonen. Dit soort verklaringen zijn in het kader van het spreidingsplan enkel geldig als het OCMW ook werkelijk een woning heeft aangeboden en de asielzoeker dit aanbod heeft geweigerd. Het OCMW van die gemeente heeft echter nooit een woning aangeboden in de gemeente en heeft er steeds naar gestreefd betrokkene een verklaring te laten ondertekenen dat hij er niet wou wonen, met het enkel oogmerk om subsidies te kunnen opstrijken zonder in een woning te moeten voorzien. De Arbeidsrechtbank vindt de houding van het OCMW onaanvaardbaar en sanctioneert ze door steun toe te kennen aan betrokkene1797.
Twee andere Franstalige vonnissen moeten nog vermeld worden. Volgens de Arbeidsrechtbank van Doornik1798 begaat een huismoeder die met drie kinderen samenwoont geen fout wanneer ze een voorlopige woonst met twee slaapkamers weigert en een andere woonst met drie slaapkamers huurt ; deze keuze is des te meer gerechtvaardigd aangezien de terugkeer van de oudste van de kinderen die geplaatst is door de jeugdbescherming overigens wordt aanbevolen. De huurbijstand moet in 1790 1791 1792 1793 1794 1795 1796 1797 1798
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 332.694. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Waver, AR 340.098. Arbrb. Tongeren, 17 mei 2002, X / OCMW Hoeselt, AR 2439/2001 en 3457/2001. Arbrb. Tongeren, 17 mei 2002, X / OCMW Hoeselt, AR 2439/2001 en 3457/2001. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.809. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.114. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.910. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 24 mei 2002, X / OCMW Kortessem, AR 329.460. T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Estaimpuis, RG 72 924.
206
concreto worden beoordeeld en precies in de tijd afgebakend zijn, opdat de betrokkene, begeleid door het centrum, een woonst zou vinden die beter is aangepast aan een lager huurvermogen. In een geschil waar het OCWM de steun, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor gehuwden heeft afgeschaft, omdat de huurkosten niet in verhouding staan tot de inkomsten van de steunaanvrager, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1799 de huurmarkt van het Brussels Gewest grondig onderzocht, alsook de kostprijs van een eventuele verhuizing naar een goedkopere woonst en de keuze van de betrokkene met het oog op zijn beroepsinschakeling en op het verwerven van huisvestingssteun. Derhalve heeft de rechtbank het recht van eiser op maatschappelijke dienstverlening bevestigd.
4.3.2. De huurwaarborg en de eerste huur De rechtspraak blijft erbij dat huisvestingssteun de vorm kan aannemen van een huurwaarborg ; meestal betreft het een terugvorderbare steun1800, te storten op een geblokkeerde rekening1801. De arbeidsrechtbanken toonden zich in 2002 eerder restrictief om deze bijkomende toelage toe te kennen. De betrokkene moet vooreerst het gebrek aan inkomen aantonen dat deze bijkomende huurtoelage verantwoordt 1802 , vooral indien het OCMW reeds aanzienlijke andere tussenkomsten verstrekt1803. Vervolgens moet de verzoeker alle nuttige gegevens meedelen1804 en eventueel aantonen dat de verhuis wel noodzakelijk was 1805. De Arbeidsrechtbank van Nijvel1806 herinnert er in verband met de huurwaarborg aan dat de toekenning van een voorschot ertoe strekt «de betrokkene verantwoordelijkheidszin bij te brengen door hem uit te nodigen zelf een huurwaarborg te verschaffen in functie van zijn bestaansmiddelen (en de manier waarop deze evolueren)». Aldus hebben de arbeidsgerechten bevestigd dat het centrum verplicht was om tussen te komen in de betaling van de huurwaarborg : in de vorm van een terugbetaalbare en renteloze lening, om de vertrouwensrelatie met de huisbaas te bevorderen1807; hoewel nog geen effectieve huurovereenkomst werd ondertekend, want de zekerheid van de waarborg vormt zelf de voorwaarde voor het sluiten van deze overeenkomst, zij het enkel onder bepaalde voorwaarden zoals maximumbedrag en storting op een gemeenschappelijke rekening1808; ondanks het feit dat de twee vorige huurwaarborgen dienden te worden vrijgegeven ten voordele van de eigenaar1809; wanneer een gezin verplicht was om een bijzonder vochtige woonst te verlaten en het niet over voldoende inkomsten beschikte om een huurwaarborg samen te stellen, zelfs al stelt het centrum zich vragen bij het vermogen van de aanvrager om het voorschot dat als huurwaarborg moet dienen, later terug te betalen1810 ; 1799 1800
1801 1802 1803 1804 1805 1806 1807 1808 1809 1810
T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 25 630/02. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Nivelles, RG 634/ N/2002 ; T.T. Arlon, 2e ch., 15 octobre 2002, X / CPAS Arlon, RG 30 792 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 décembre 2002, X / CPAS Schaerbeek et E.B., RG 40 836/02; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Evere, RG 39 458/02. T.T Mons (section Mons) 2e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Mons, RG 4 805/01/M, J.D.J. 2002, n° 220, p. 42. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 1813/2001 ; Arbrb. Antwerpen, 6e K., 28 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.240. Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2010083. Arbrb. Turnhout, 2e K., 15 maart 2002, X / OCMW Mol, AR 24.900 en AR 25.344 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2020265. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 1813/2001. T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 17 mai 2002, X / CPAS Ixelles, RG 2080/W/2001, X / CPAS Braine le Château, RG 2 211/W/2001, X / CPAS Ottignies Louvain-la-Neuve, RG 36/W/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Waver, AR 340.098. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Ham, AR 2021325. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 27 juni 2002, X / OCMW Brasschaat, AR 325.386. T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Andenne, RG 112 941.
207
-
wanneer een jonge meerderjarige eerst bij het centrum inlichtingen heeft ingewonnen over de te vervullen formaliteiten, alvorens de ouderlijke woonst te verlaten en ze daarna de gegeven richtlijnen heeft nageleefd en de huurkost van de flat niet buitensporig hoog ligt1811.
Daarentegen heeft de rechtspraak de weigering van een huurwaarborg bevestigd in de volgende gevallen : wanneer de betrokkene geen tussenkomst gevraagd heeft aan het centrum (of de beslissing ervan niet heeft afgewacht voor de ondertekening van de huurovereenkomst tegen een te hoge prijs1812) en er overigens geen enkele dringende reden bestaat om de vorige woonplaats te verlaten1813 ; wanneer de betrokkene een beroep heeft gedaan op zijn familie om de huurwaarborg in klinkende munt (eis van de verhuurder) te betalen en vervolgens de tussenkomst van het centrum vraagt1814 ; wanneer de betaling door het OCWM van de huurwaarborg eerder de eigenaar dan de betrokkene zelf ten goede zou komen en deze laatste sowieso het gevaar loopt uit het huis gezet te worden, aangezien het vonnis van de Vrederechter betreffende de betaling van (achterstallige) huurgelden niet werd nageleefd1815 ; wanneer de betrokkene een lening heeft aangegaan bij een Centrum voor Inwijkelingen met het oog op de betaling van de huurwaarborg en eerste huur1816 ; wanneer het IPPJ, instituut waar de aanvrager voorheen geplaatst was, het bedrag voor de huurwaarborg heeft voorgeschoten, «gelet op de weigering van het OCWM om tussen te komen»1817 ; wanneer de opeisbaarheid van de huurwaarborg niet vaststaat, een deel van de borgsom al gestort is en het niet verboden is een regeling te treffen waardoor de som in maandschijven kan worden betaald1818 ; wanneer het centrum een meisje had voorgesteld in een opvangtehuis (studio) in de provincie te verblijven, terwijl zij er de voorkeur aan gaf zich in Brussel te vestigen1819. In een zaak waar het OCWM op de inkomsten van een uitkeringsgerechtigde een som van 25 € inhield voor «toekomstig» huursparen, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1820 het centrum veroordeeld tot de terugbetaling van deze som (het geheel van de maandelijkse inhoudingen, verhoogd met de interesten, berekend vanaf het ogenblik van de inhouding) aan de eiseres, die niet langer wil verhuizen. In een andere, uitzonderlijke zaak waar een eiser een voorschot en een eerste huur heeft betaald aan een eigenaar die dezelfde flat aan twee andere personen heeft verhuurd, bevestigt de Arbeidsrechtbank van Nijvel1821 dat het centrum in elk geval « niet alle gevolgen van dergelijke oplichting moet betalen, aangezien het middelen ter beschikking stelt om dergelijke problemen te vermijden : het OCWM kan bij een bank verbintenissen aangaan namens de huurder ». Wanneer het OCWM zich ten aanzien van de verhuurder borg heeft gesteld voor de huurschade, oordeelt de Arbeidsrechtbank van Brussel1822 dat het centrum hierdoor niet wordt gemandateerd om de begunstigde te vertegenwoordigen bij de vaststelling van de staat van het gehuurde na afloop van de huurperiode ; bijgevolg is de betrokkene die afwezig was bij deze vaststelling en bovendien de vaststellingen aangaande de schade betwist, er geenszins toe gehouden het ten laste genomen bedrag van de huurschade aan het centrum terug te betalen.
4.3.3. Huurachterstal en achterstal in de huurkosten 1811 1812 1813 1814 1815 1816 1817 1818 1819 1820 1821 1822
T.T. Huy, 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Huy, RG 55 957. T.T. Huy, 2e ch., 18 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56 484. T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 22 297/01 ; T.T. Huy, 2e ch., 18 septembre 2002, X / CPAS Huy, RG 56 484. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Braine l’Alleud, RG 1 377/N/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 25 335/02. T.T. Namur, 9e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur et de Jodoigne, RG 113 008 et 113 009. T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 17 mai 2002, X / CPAS Ixelles, RG 2080/W/2001, CPAS Brainele-Château, RG 2 211/W/2001, Ottignies Louvain-la-Neuve, RG 36/W/2002. T.T. Neufchâteau, 2e ch., 28 octobre 2002, X / CPAS Saint-Hubert, RG 28 776. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 novembre 2002, X / CPAS Comines-Warneton, RG 23 578/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 21 471/01. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Braine l’Alleud, RG 1 376/N/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 34 253/02.
208
De oplossingen die de rechtspraak voorstelt voor huurachterstal en achterstal in de huurkosten zijn zeer verscheiden : volledige tenlasteneming van alle huurachterstal, aangezien de aanvrager niet over de nodige inkomsten beschikt om zijn ex-eigenaar een aflossingsplan voor zijn huurschuld voor te stellen1823 ; een gedeeltelijke tussenkomst1824 door het centrum onder bepaalde voorwaarden ; toekennen van een voorschot voor alle achterstal in de huurlasten met betrekking tot de twee laatste jaren1825 ; toekenning van steun waarvoor er geen terugbetaling zal worden gevraagd indien de aanvrager zich gedurende één jaar aan een maatregel van budgetbeheer onderwerpt1826 ; weigering van tussenkomst omdat de betrokkene achterstallige werkloosheids-uitkeringen heeft ontvangen, ook al heeft hij deze aangewend om een privé-schuld af te betalen1827 ; de achterstallige huur werd opgelopen tijdens een ogenblik dat betrokkene tewerkgesteld was1828.
4.3.4. Opvangtehuizen, rustoorden en rust-en verzorgingstehuizen Deze problematiek leidde tot een groot aantal uitspraken die wijzen op een groeiend tekort aan dringende opvang voor ouderen in Vlaanderen. Daarbij voeren de eisers vaak met succes aan dat een dringende opname en tussenkomst van het OCMW noodzakelijk is. Het centrum kan zich niet beperken tot een toepassing van interne richtlijnen. Men moet rekening houden met de concrete dringende noden overeenkomstig artikel 57 § 1 OCMW-Wet1829. Zo is een dringende opname geboden: bij een Korsakov-patiënt wiens toestand fysiek en psychisch ernstig is verslechterd1830; wanneer een demente moeder en haar zoon, die aan mentale retardatie lijdt, onmiddellijk moeten worden opgenomen in afwachting van een definitieve oplossing1831. Eenmaal een OCMW positief heeft gereageerd door opname op een preventieve wachtlijst in afwijking van de gestelde normen creëert het verwachtingen die niet zomaar kunnen genegeerd worden1832. Een eerste reeks geschillen betreft de vrije keuze van de woonplaats en de toelatingscriteria tot dergelijke instellingen. Vaak weigert het OCMW tussen te komen in de kosten indien er geen OCMW-rusthuis wordt gekozen. De rechtbank stelt dan wel principieel dat de vrije keuze van woonplaats ook geldt voor senioren1833, doch houdt rekening met de kostprijs van het gekozen rusthuis. De keuzevrijheid is evenwel niet absoluut1834. Indien de kostprijs in het gekozen rusthuis hoger is, wordt de beslissing van het OCMW bevestigd tenzij er dwingende redenen zijn die een overplaatsing uitsluiten of een integrale vergoeding verantwoorden1835. Eventueel moet het OCMW tussenkomen in de kosten voor een bedrag gelijk aan de verblijfkosten die het centrum zou hebben indien hij in het OCMW-rusthuis zou verblijven1836.
1823 1824 1825 1826 1827 1828 1829 1830 1831 1832 1833
1834 1835 1836
T.T. Charleroi, 5e ch., 19 novembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61 227/R. T.T. Dinant, 7e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Viroinval, RG 61 745. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Uccle, RG 38 200/02. T.T. Neufchâteau, 2e ch., 22 avril 2002, X / CPAS Bouillon, RG 28 666. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Braine le Comte, RG 1782/N/2001. Arbrb. Tongeren, 2e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 1047/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.346. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.346. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Edegem, AR 339.447 en AR 341.060. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Edegem, AR 339.447 en AR 341.060. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Kortessem, AR 1841/2001 en 2803/2001 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.732. Cf. R.v.St., 5 maart 1992, nr. 38.930 ; R.v.St., 7 juni 1990, nr. 35.058. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 13 november 2002, X / OCMW Wevelgem, AR63770. Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 maart 2002, OCMW Westerlo / X en OCMW Geel, AR 991017 ; Arbrb. StNiklaas, 3e K., 8 juli 2002, X / OCMW. St-Niklaas, AR 61.420. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 13 november 2002, X / OCMW Wevelgem, AR63770.
209
De tussenkomst van het OCMW wordt geweigerd indien de onderhoudsplichtigen niet eerst werden aangesproken en niet is aangetoond dat deze onvermogend zijn1837. De voorafgaande consultatie van het OCMW vóór de opname is geen absolute vereiste voor steunverlening volgens de OCMW-Wet1838. Indien de kostprijs van de betrokkene gekozen instelling evenwel lager is dan de kostprijs van een OCMWinstelling en de keuze verantwoord is om sociale redenen wordt de weigeringsbeslissing van het OCMW vernietigd1839. Het verschil in kostprijs is niet het enige element ter beoordeling. De rechtspraak houdt ook rekening met het belang van de betrokkene, wat leidt tot genuanceerde beslissingen : indien de kosten nagenoeg dezelfde zijn en er bovendien andere sociale en familiale gronden zijn die een opname in het voorkeursrusthuis rechtvaardigen is het aangewezen dat de bejaarde blijft in het huidige rusthuis1840, eventueel onder voorbehoud van een nieuwe evaluatie door het OCMW1841; gelet op de zwakke fysieke en mentale gezondheidstoestand en de hoge leeftijd is verblijf in de een vertrouwde omgeving essentieel1842; een hoogbejaarde kan niet gedwongen worden om te verhuizen na meer dan 7 jaar (voorlopig) verblijf in het eerste rusthuis, vooral wanneer de meerkost gering is1843; het feit dat de directeur van het nieuwe tehuis een kleinzoon is van betrokkene, vormt een belangrijk element tezamen met een positief advies in het sociaal onderzoek1844; een interne overplaatsing is wel een oplossing indien het kostenverschil aanzienlijk is en de noodzakelijke zorgverlening niet meer kan gegarandeerd worden1845; de meerkost van een eenpersoonskamer is noodzakelijk indien blijkt dat betrokkene hieraan nood heeft om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid en de opleg slechts beperkt is1846; het OCMW is gehouden tot betaling van de kosten van de opname, ook al heeft de bewindvoerder het actief eerst besteed aan de betaling van sommige schulden die vaststaand waren en bestonden voor de borgstelling van het centrum1847. Dezelfde principes gelden voor de borgstelling bij de opname in een rusthuis. Het tijdelijke karakter van de waarborg (nl. tot de betrokkene naar een ander rusthuis gaat) wordt niet aanvaard omdat het verschil in kostprijs eerder matig is en het geenszins evident is om de betrokkene opnieuw te verhuizen1848. Een tweede reeks geschillen betreft het bedrag van tussenkomst door het OCWM Wanneer het gaat om een huisvesting in een opvangtehuis, beoordelen de arbeidsgerechten de geschillen «geval per geval»1849 en kennen ze maatschappelijke dienstverlening toe waarvan de bedragen uiteenlopen1850. Bij plaatsing van een persoon of een koppel in een rustoord, vertoont de rechtspraak de neiging om het centrum te veroordelen tot betaling van een maatchappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan het verschil1851 tussen 1837
1838 1839 1840 1841 1842 1843 1844 1845 1846 1847 1848 1849 1850 1851
Arbrb. Dendermonde, 3e K., 18 februari 2002, X / OCMW Laarne, AR 47.391 ; Arbrb. St-Niklaas, 3 K., 8 juli 2002, X / OCMW. St-Niklaas, AR 61.420 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 16 oktober 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2000/910. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 16 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 330777. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.732. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 3 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.363. Arbh. Antwerpen, 4e K., 8 mei 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2010515. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Kortessem, AR 1841/2001 en 2803/2001. Arbrb. Hasselt, 1e K., 15 maart 2002, X / OCMW Diepenbeek, AR 2012370. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 16 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 330777. Arbrb. Hasselt, 1e K., 15 november 2002, X / OCMW Lommel, AR 2012314. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 21 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.090 en 343.302. Arbrb. Turnhout, 2e K., 1 februari 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 24.726. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Hechtel-Eksel, AR 2021594. T.T. Arlon, 2e ch., 12 février 2002, X / CPAS Virton, RG 30 383. T.T. Namur, 9e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur et de Jodoigne, RG 113 008 et 113 009. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Anderlecht et CPAS Saint-Gilles, RG 26 109/02 ; T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., X / CPAS Jodoigne, RG 245/ W / 2002.
210
de bestaansmiddelen waarover de betrokkenen beschikken en het bedrag van de huisvestings- en de verzorgingskosten, met inbegrip van een zeker bedrag zakgeld (tussen 25 en 75 € per persoon)1852. In een geschil waar een overleden persoon een nalatenschap onbeheerd achterliet, heeft de Arbeidsrechtbank van Namen1853 de weigering van het OCWM bevestigd om ten voordele van het rustoord (verblijf van de betrokkene) verschillende onbetaalde facturen ten laste te nemen. Vanuit de vaststelling dat de facturen niet waren overgemaakt aan de voorlopige bewindvoerder, noch aan het centrum, heeft de rechtbank geoordeeld dat de betrokkene bij leven en welzijn niet in een mensonwaardige staat verkeerde. Er een andere gedachtengang op nahouden zou volgens de rechtbank betekenen dat men aan de curator de toestemming geeft om vanuit de onbeheerde nalatenschap de schuldeisers te betalen, wat niet de bedoeling is van de OCWM-Wet. Er kan steun worden toegekend voor alle kosten voor fysieke verzorging verbonden aan de opname (inclusief kapper en pedicure) die noodzakelijk zijn voor een menswaardig bestaan. Sigaretten en allerlei kleine kosten kunnen gedekt worden door het toegekende zakgeld.1854
4.3.5. Energieverbruik De geschillen met betrekking tot het energieverbruik spitsen zich toe op twee vraagstukken : verwarmingskosten ; achterstallen bij huurkosten. Wat de verwarmingskosten betreft, beoordelen de arbeidsgerechten in concreto de situatie van de steunaanvragers1855. De geschillen inzake de verwarmingssteun blijven soms beperkt tot de vraag of deze al dan niet moet worden terugbetaald : het antwoord van de rechtbank1856 zal afhangen van de analyse van de financiële situatie van de rechthebbende en uiteindelijk ook van het beschikbare saldo om een menswaardig leven te leiden. De eiser dient zelf in te staan voor de stookoliekosten als er voldoende inkomsten zijn en het OCMW reeds tussenkomt voor medicatie. Het feit dat het OCMW in het verleden wel tussenkwam voor deze kosten creëert geen verworven recht1857. Wat betreft achterstallen bij de betaling van het gas-, elektriciteits- en waterverbruik, stelt de rechtspraak diverse oplossingen voor : betaling van de achterstallen aan de distributiemaatschappij1858 ; betaling van bijstand, volledig1859 of gedeeltelijk terug te betalen1860, gelijk aan het bedrag van de rekening, en rechtstreeks aan de distributiemaatschappij gestort ; toekenning aan de betrokkene van steun, gelijkwaardig aan het geheel of een deel van de achterstallen, terug te betalen via maandelijkse afbetalingen1861 . Andere beslissingen weigeren de tussenkomst om verschillende redenen : de eiser-student, «moet een steentje bijdragen door een studentenjob te zoeken zodat hij een deel van de onderhoudskosten kan dragen»1862 ; 1852 1853 1854 1855 1856
1857 1858 1859 1860 1861
T.T. Liège, 9e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Seraing, RG 321 223. T.T. Namur, 7e ch., 14 juin 2002, X / CPAS Floreffe, RG 101 042. Arbrb. Brussel, 20e K., 8 mei 2002, X / OCMW Dilbeek, AR 19.910/01. T.T. Verviers, 1e ch., 12 février 2002, X / CPAS Floreffe, RG 2 151/2002 ; T.T. Arlon, 2e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Aubange, RG 30 558. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 février 2002, X / CPAS Thuin, RG 59 992/R ; T.T. Huy, 2e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Wanze, RG 55 616 et 55 843 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Floreffe, RG 113 607 ; T.T. Dinant, 7e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Beauraing, RG 62 282. Arbrb. Tongeren, 15 maart 2002, X / OCMW Dilsen-Stokkem, A.R 3379/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 25 925/02. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 5 février 2002, X / CPAS Nivelles, RG 1 581/N/2001. T.T. Neufchâteau, 1e ch., 2 septembre 2002, X / CPAS Neufchâteau, RG 29 051. T.T. Neufchâteau, 1e ch., 3 juin 2002, X / CPAS Bastogne, RG 28 778 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 août 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 31 100/02.
211
-
de elektriciteits- of waterkosten liggen abnormaal hoog1863 ; er wordt geen juiste prioriteit gelegd in de facturen : telefoonrekening (GSM) en kabelaansluiting (TV) zijn wel betaald1864.
4.3.6. Installatiepremie De arbeidsgerechten kennen steun toe om de begunstigden van maatschappelijke dienstverlening toe te laten een minimum aan meubels te verwerven wanneer ze een ongemeubelde flat huren. Zo oordeelt de Arbeidsrechtbank van Doornik1865 dat de betrokkene die een maatschappelijke dienstverlening geniet, gelijkwaardig aan het bestaansminimum voor alleenstaanden, het recht heeft om met het oog op de aankoop van meubelen een som van 250 € te ontvangen, terug te betalen per maandelijkse schijf van 25 € die in mindering wordt gebracht op de betaalde maandsteun. De Arbeidsrechtbank van Namen1866 weigert daarentegen een installatiepremie zoals bedoeld in artikel 2 Bestaansminimumwet toe te kennen omdat de betrokkene buiten het toepassingsgebied valt.
4.4. Bijstand bij (overmatige) schuldenlast 4.4.1. Principe De rechtspraak1867 1868 bevestigt de eerder ontwikkelde principes : a priori is het geen opdracht voor het OCWM om de privé-schulden en de schulden uit het verleden van de steunaanvrager op zich te nemen, tenzij zijn menselijke waardigheid ernstig gevaar loopt. Met betrekking tot dit algemeen principe werd geoordeeld dat : het OCWM niet de opdracht heeft om kredietlijnen terug te betalen en het gebruik van een voertuig te financieren1869 ; m.a.w. is het niet aan het centrum om de kredietinstellingen te «herverzekeren» als zij kredieten toestaan zonder zich al te veel zorgen te maken over de mogelijkheid van de kredietontlener om de sommen terug te betalen1870 ; het OCWM de schulden met betrekking tot de strafrechtelijke geldboeten waartoe de betrokkene veroordeeld is, niet op zich moet nemen, noch de onbetaalde verkeersbelasting1871 ; het niet aan het OCWM is om het falen van een persoon op te vangen die niet alles in het werk stelt om een punt te zetten achter zijn verlieslatende handelsactiviteiten1872 ; het niet aan het OCWM is om de schulden ten laste te nemen van de betrokkene die hij immers zelf heeft kunnen afbetalen dankzij de hulp van een ouder of een naaste1873 ; 1862 1863 1864 1865 1866 1867
1868
1869 1870 1871 1872 1873
T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25 430/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Watermael-Boitsfort, RG 25 125/02 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Jemeppe/sur/Sambre, RG 113 682. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 26 655/02. T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Tournai, RG 73 496 / 73 497. T.T. Namur, 9e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur et de Jodoigne, RG 113 008 et 113 009. C.T. Liège, 1ère ch., 12 mars 2002, CPAS Seraing / X, RG 29 998/01 et 30 106/01 ; C.T. Liège, 8e ch., 26 juin 2002, CPAS Visé / X, RG 30 450/01, J.L.M.B. 2002, p. 1523 ; C.T. Liège, 2e ch., 17 septembre 2002, CPAS liège / X, RG 30 430/01 ; T.T. Liège, 9e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Flemalle, RG 319 988 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Oupeye, RG 321 275. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Gingelom, AR 2021370 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Diest, AR 1065/02 en AR 953/02 ; Arbrb. Sint-Niklaas, 3e K., 3 december 2002, X ./ OCMW Temse, AR 61.936. T.T. Liège, 9e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Oupeye, RG 312 485 - 314 078- 316 026 – 319 171 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 58 784/R. T.T. Huy, 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Huy, RG 55 609. T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 318 940 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60 395/R. T.T. Namur, 7e ch., 11 octobre 2002, X / CPAS Andenne, RG 114 803. T.T. Namur, 7e ch., 11 octobre 2002, X / CPAS Namur, RG 114 712.
212
-
het niet kan worden toegestaan dat het OCWM de schulden van een steunzoeker betaalt terwijl de schuldbemiddelaar zijn opdracht vervult, tenzij het kan worden aangetoond dat de afbetaling bijzonder dringend is1874 ; de toekenning van een lening waardoor een persoon de som kan betalen die door de Marokkaanse overheid wordt geëist om de ter plaatse opgesloten zoon vrij te laten, buiten de wettelijke opdracht van het centrum valt1875 ; de begunstigde geen inhouding kan dulden op de financiële steun waarop hij gerechtigd is om de betaling van een factuur te waarborgen voor zijn verblijf bij het «Leger des Heils»1876 ; met vragen die schulden betreffen, aangegaan voor de steunaanvraag, geen rekening kan worden gehouden, aangezien het OCWM de situatie pas kan onderzoeken vanaf de datum van aanvraag ; de destijds opgemaakte sociale verslagen wijzen overigens op een staat van behoeftigheid ; derhalve en bij gebrek aan enig ander bewijs, schat het Arbeidshof van Luik1877 de staat van behoeftigheid ex æquo et bono op 200 € per maand vanaf de datum van de steunaanvraag, tot de regularisatie van het verblijf.
Bijzondere omstandigheden1878 die verband houden met het dringend karakter en het gevaar van een buitengewone schade rechtvaardigen de toekenning van bijstand : in een geschil waar verschillende omstandigheden naast elkaar bestaan (dreigende uithuiszetting, de broze gezondheid van twee gezinsleden en de onmogelijkheid om de schuldenlast te regelen zonder een voorschot van het OCWM)1879 ; in een zaak waar de steunaanvrager het slachtoffer was van een arbeidsongeval waar hij geen schuld aan had en waardoor een kettingreactie op gang is gekomen : verlies van zijn werk zonder compenserende vergoeding, huur niet meer kunnen betalen …1880.
1874 1875 1876 1877 1878 1879 1880
C.T. Liège, 8e ch., 26 juin 2002, CPAS Visé / X, RG 30 450/01, J.L.M.B. 2002, p. 1523. C.T. Liège, 8e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 30 674 confirmant T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Liège, RG 319 223. T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Oupeye, RG 321 275. C.T. Liège, 8e ch., 11 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 30 396/01. C.T. Liège, 8e ch., 26 juin 2002, CPAS Visé / X, RG 30 317/01. T.T. Liège, 10e ch., 24 mai 2002, X / CPAS Oupeye, RG 320 378. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 30 044/02.
213
Bovendien herinnert de rechtspraak eraan dat in bepaalde gevallen : een procedure van gerechtelijke bemiddeling (collectieve schuldenregeling) moet worden opgestart ; in afwachting wordt een minimumsteun toegekend (een aankoopbon voor 500 liter huisbrandolie)1881 ; een maatschappelijke dienstverlening in de vorm van budgetbegeleiding of schuldbemiddeling de voorkeur geniet boven het toekennen van een terugbetaalbare lening1882. De arbeidsgerechten verduidelijken ook welke uitgaven prioritair zijn en onderscheiden ze van kosten die niet door de gemeenschap moeten worden gedragen : de onderhoudsplicht jegens een kind gaat voor op verplaatsingskosten om politieke of persoonlijke redenen1883 ; televisieprogramma’s kunnen ontvangen is, met uitzondering van een bijzondere staat van behoeftigheid, niet onontbeerlijk om een menswaardig leven te leiden1884. In een geding betreffende een steunzoeker, informaticus en consultant, slachtoffer van een betwist arbeidsongeval, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1885 het OCWM veroordeeld tot betaling van een maatschappelijke dienstverlening die gelijk is aan de factuurbedragen voor het gasverbruik en het internetgebruik, waarbij de sommen rechtstreeks aan de betrokken maatschappijen worden gestort.
4.4.2. Budgetbeleiding De arbeidsrechtbanken herhalen het principe dat het OCMW geen financieringsinstelling is1886, vooral niet indien de toekenning van een éénmalig bedrag slechts een druppel op een hete plaat zou zijn. De maatschappelijke dienstverlening is niet verschuldigd als de tussenkomst niet bijdraagt tot een lotsverbetering. De enige oplossing is vaak een strikt opgevolgde gezinsbudgettering, eventueel met toegekende, aanvullende steun of met een procedure voor collectieve schuldenregeling1887. Budgetbegeleiding is één van de vele vormen van maatschappelijke dienstverlening. Volgens de Arbeidsrechtbank van Brussel1888 kan budgetbegeleiding de vorm aannemen van «de rechtstreekse betaling van sommige vaste kosten zoals voor huur en energieverbruik. In dit geval moet de rechtbank nagaan of de door het OCWM gebruikte werkmethode de persoon niet aantast in zijn waardigheid, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elke zaak». De Arbeidsrechtbank van Hoei1889 heeft het OCWM veroordeeld tot betaling van verwarmingsbijstand op voorwaarde dat de aanvrager zich schikt naar een effectieve budgetbegeleiding «waarbij hij eventueel verplicht wordt al zijn inkomsten (werkloosheidsuitkeringen en gezinsbijslag) op een geblokkeerde bankrekening te storten». Het OCMW kan steun weigeren aan een gezin met een toereikend inkomen in financiële problemen indien het aangeboden budgetbeheer wordt geweigerd1890.
1881 1882
1883 1884 1885 1886
1887 1888 1889 1890
T.T. Dinant, 7e ch., 26 février 2002, X / CPAS Dinant, RG 61 855. C.T. Liège, 1e ch., 12 mars 2002, CPAS Seraing / X, RG 29 998/01 et 30 106/01 ; T.T. Huy, 2e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Marchin, RG 55 558 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Namur, RG 115 416. C.T. Liège, 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 29 857/01. T.T. Verviers, 1e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Spa, RG 0494 /2002 confirmé par C.T. Liège, 8e ch., 13 novembre 2002, X / CPAS Spa, RG 30 973/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 30 044/02. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Gingelom, AR 2021370 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Diest, AR 1065/02 en AR 953/02 ; Arbrb. Sint-Niklaas, 3e K., 3 december 2002, X / OCMW Temse, AR 61.936. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Gingelom, AR 2021370 ; Arbrb. Sint-Niklaas, 3e K., 3 december 2002, X / OCMW Temse, AR 61.936. T.T. Bruxelles, 15e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33 399/02. T.T. Huy, 2e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Wanze, RG 55 616 et 55 843. Arbrb. Leuven, 2e K., 5 juni 2002, X / OCMW Landen, AR 449/02.
214
In de praktijk blijkt dat de combinatie van budgetbegeleiding en schuldbemiddeling voor de betrokkene soms verwarrend overkomt. Zo deelde een aanvrager zijn inkomsten niet mee aan het OCMW omdat hij deze reeds had meegedeeld aan de dienst collectieve schuldbemiddeling en hij niet inzag dat het ging om een aparte dienst1891. De Arbeidsrechtbank van Tongeren beslist evenwel dat het OCMW dient over te gaan tot budgetbegeleiding ook al is er een aanvraag tot collectieve schuldbemiddeling. De advocaat neemt slechts een beperkt financieel beheer waar. Daarenboven bestaat er een vertrouwensrelatie tussen eisers en de maatschappelijk assistente1892. In een ander geschil waar de betrokkene die ontslagen werd na een langdurige ziekteperiode niet onbekwaam lijkt om zijn inkomsten en uitgaven te beheren, onderscheidt de Arbeidsrechtbank van Aarlen1893 een budgetbegeleiding duidelijk van de overdracht van het beheer aan het OCWM, met storting van alle inkomsten aan deze afgevaardigde beheerder. Bijgevolg heeft de rechtbank geoordeeld dat de toekenning van de maatschappelijke dienstverlening op voorwaarde dat er een rekening van budgetbeheer wordt geopend en alle inkomsten van de aanvragers op die rekening worden gestort, een buitensporige maatregel is. De rechtbank heeft de aanvragers daarom ontslagen van de verplichting om die rekening te openen en machtigt het centrum om «de aanvragers een budgetbegeleiding te geven in de vorm van prestaties, met name in de met de schuldeisers te voeren onderhandelingen of via beheersadviezen». Ook mag het OCWM de toegekende maatschappelijke dienstverlening rechtstreeks storten aan de schuldeisers van de aanvragers voor de schulden die de menselijke waardigheid van het leven betreffen (huisvesting, voedingsmiddelen, energie, gezondheidszorg, …).
4.4.3. Collectieve schuldenregeling De betrokkene is eventueel verplicht om mee te werken aan dit systeem van de collectieve schuldenregeling. De medewerking vergt een grote motivatie en intensieve samenwerking, anders verliest hij recht op steun1894. Indien dit systeem van toepassing is, wordt het OCMW van bepaalde taken ontheven. Zo kan de collectieve schuldbemiddelaar bij de herziening van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling gemachtigd worden door de beslagrechter om noodzakelijke geneeskundige verzorging te betalen. Dan kan de betrokkene wiens inkomen boven het bestaansminimum ligt, met tussenkomst van de schuldbemiddelaar, de medische kosten zelf betalen1895. Verder kan een persoon zich niet richten tot het OCMW indien hij meent dat de 61,97 € die de schuldbemiddelaar beschikbaar stelt boven het leefgeld onvoldoende is, gelet op de hoge medische kosten van het gezin. De procedure van collectieve schuldbemiddeling heeft, volgens de Arbeidsrechtbank te Hasselt, immers tot doel de financiële situatie te herstellen van een schuldenaar met overmatige schuldenlast door hem in staat te stellen zoveel mogelijk schulden te betalen en tegelijkertijd een menswaardig leven te waarborgen. Het kan niet de bedoeling zijn dat de schulden van eiser ten laste van de gemeenschap worden gelegd1896. Evenwel mag het OCMW er niet van uitgaan dat het wegens de collectieve schuldbemiddeling geen enkele verplichting meer zou hebben. Het centrum blijft eventueel wel verplicht tot budgetbegeleiding1897 of tot vergoeding van huurachterstal1898.
4.5. Hulp bij studie en bij beroepsinschakeling 4.5.1. Hulp bij studies 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.041. Arbrb. Tongeren, 15 mei 2002, X en X / OCMW Tongeren, AR 3391/2001. T.T. Arlon, 2e ch., 15 octobre 2002, X / CPAS Arlon, RG 30 928. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2013310. Arbrb. Antwerpen, 6e K.,, 30 mei 2002, X / OCMW Rumst, AR 331.117. Arbrb. Hasselt, 1e K., 28 juni 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2003645. Arbrb. Tongeren, 15 mei 2002, X en X / OCMW Tongeren, AR 3391/2001. Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Lubbeek, AR 132602.
215
De rechtspraak1899 herinnert aan de voorwaarden die gewoonlijk gesteld worden ten aanzien van studenten die steun vragen : de betrokkene heeft tevergeefs een beroep gedaan op zijn onderhoudsrechten lastens de ouders of kan een ernstige reden aantonen waardoor hij vrijgesteld wordt van dit beroep op onderhoudsplichtigen ; de betrokkene heeft tevergeefs beroep gedaan op rechten op een uitkering of op een studielening ; de betrokkene moet bekwaam zijn voor de studies zoals blijkt uit het welslagen of uit het falen ; de betrokkene moet bereid zijn om inkomsten te verkrijgen uit een deeltijdse arbeidsbetrekking, die samengaat met de studies of moet tijdens de schoolvakanties gelegenheidswerk verrichten. De rechtspraak lijkt verdeeld over de derde opleidingscyclus (studies na een eerste diploma) : -
volgens de Arbeidsrechtbank van Brussel1900 kan een derde opleidings- of studiecyclus niet ten laste worden genomen door het OCWM. Deze studies moeten via avondcursus worden gevolgd en door de student zelf worden betaald ;
-
de Arbeidsrechtbank van Luik1901 lijkt genuanceerder. Aldus heeft zij de vraag onderzocht of een persoon die over een diploma van bejaardenhelpster beschikt, wat haar thans van een plaats op de arbeidsmarkt verzekert, om maatschappelijke dienstverlening kan verzoeken om hogere studies aan te vangen, met name om A 2-verpleegster te worden. Volgens de rechtbank heeft het OCWM tot plicht een persoon de mogelijkheid te geven het hoogste en breedst mogelijke professionele niveau te halen, maar dit is geen onbeperkt en absoluut a priori ; anderzijds dreigt de arbeidsmarkt op middellange termijn voor bejaardenhelpsters verzadigd te raken, wat de wens voor een hogere scholingsgraad rechtvaardigt. Na afweging van alle belangen en rechten, kent de rechtbank de gevraagde maatschappelijke dienstverlening toe, zij het enkel voor het eerste gevraagde jaar.
In een geschil waar de betrokkene die een opleiding van godsdienstleraar volgde bij de VZW Lumen Vitae, een voorschot had gevraagd om de aankoop van boeken te financieren, heeft het Arbeidshof van Luik1902 beklemtoond dat zijn keuze om onderwijzer katholieke godsdienst te worden en in België gegeven cursussen te volgen, boven alle kritiek verheven staat. Artikel 59 OCMW-Wet bepaalt inderdaad uitdrukkelijk dat de ideologische, levensbeschouwelijke of godsdienstige overtuiging van de betrokkene moet gerespecteerd worden. Omdat de student al andere geldsteun geniet, weigert het Hof echter de gevraagde bijstand. In een andere zaak waar een studente haar plannen heeft moeten laten varen om tijdens de vakantie een studentenjob uit te oefenen, zodat ze vier examens kon afleggen in de tweede zittijd en bijkomende taken maken, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel1903 geoordeeld dat de maatschappelijke dienstverlening voor de maand september, gelijkwaardig aan het bestaansminimum, niet mag teruggevorderd worden op de steun voor de latere maanden. De steunvormen zijn talrijk. Ze worden toegekend na een grondig onderzoek van de situatie van de student of van zijn familie1904 : toekenning van een maatschappelijke dienstverlening, gelijkwaardig aan het bedrag van de maatschappelijke integratievergoeding ten voordele van een student die 25 jaar oud is, geen kinderbijslag meer geniet en een eindwerk moet maken1905 ; herstel van financiële steun, gelijkwaardig aan het bestaansminimum, voor een jongere die examens wil afleggen voor de «middenjury»1906; toekenning van een financiële steun van 150 € voor alle maanden tussen september tot juni, ten voordele van een universiteitsstudent die samenwoont met zijn ouders en twee minderjarige broers en de voorwaarden niet vervult om een studiebeurs te krijgen1907 ;
1899 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907
T.T. Liège, 7e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 316 993 et 317 674 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 22 291/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 38 915/02. T.T. Liège, 10e ch., 14 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 319 673. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., CPAS Eghezée / X, RG 6 967/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 novembre 2002, X / CPAS Ixelles, RG 38 443/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 22 753/01. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 25 996/02. T.T. Bruxelles, ch. vac., 6 septembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 30 356/02 – 30 359/02. T.T. Neufchâteau, 2e ch., 18 novembre 2002, X / CPAS Paliseul, RG 29 056.
216
-
tenkosteneming door het centrum van de huur voor «een kot» voor een maximumbedrag van 250 € per maand1908 ; tussenkomst door het centrum in de verplaatsingskosten : in een MIVB-abonnement voor een bepaalde duur1909 ; in een schoolabonnement1910 ; in de dagelijkse vervoerskosten van een student van Moeskroen naar Brussel1911 ; tenlasteneming van de prijs van de syllabi, met een persoonlijke bijdrage van de aanvrager ten belope van 50 €1912 ; tenlasteneming van de inschrijvingskosten in een Hogeschool (bedrag : 395 €) en toekenning van steun, gelijk aan het bestaansminimum voor alleenstaanden, ook al woont de betrokkene samen met andere studenten1913.
De rechtspraak bevestigt de weigering tot tussenkomst vanwege het centrum : wanneer een student al geschoold is en een maatschappelijke dienstverlening vraagt om universitaire specialisatiestudies te voltooien1914 ; wanneer een student die een financiële steun, gelijkwaardig aan het bestaansminimum, geniet én van wie de medische kosten worden ten laste genomen, alsnog een voorschot van 342 € vraagt om de werken te kopen die noodzakelijk zijn om studies te volgen bij Lumen Vitae1915. Wel kan het centrum de eventuele terugbetaling van schoolboeken weigeren als de aankoop niet vooraf aangegeven werd1916 of als de studietoelage ruimschoots deze studiekosten dekt1917.
4.5.2. Hulp bij beroepsinschakeling In het verlengde van de eerdere rechtspraak oordelen de arbeidsgerechten dat het binnen de opdracht van het OCWM past om steun toe te kennen met het oog op de beroepsinschakeling van een rechthebbende. De volgende steun werd toegekend : 183,44 € waardoor de kosten van de publicatie van de VZW-statuten in het Staatsblad (VZW tot sociale integratie) kunnen worden terugbetaald, zodat de betrokkene haar werk kan scheppen1918 ; 1 147,75 € (terugbetaalbaar) met het oog op het verwerven van een rijbewijs «zware lading»1919 ; een terugbetaalbare steun, gelijk aan het totaalbedrag van de rijschoolcursus die de aanvrager in een rijschool heeft gevolgd, met het oog op het praktijkexamen, en de inschrijvingskosten voor dit examen1920 ; een terugbetaalbare steun, gelijk aan de kostprijs voor vier uren rijles bij de rijschool, gevolgd door de zoon van de aanvrager, alsook de begeleidingskosten bij het praktijkexamen voor een rijbewijs B1921 ; een tussenkomst in de inschrijving voor een beroepsopleiding als de inkomsten onvoldoende zijn1922. De volgende steun werd geweigerd : betaling van een vliegtuigticket Brussel-Lubumbashi, een inenting en een visum, om te kunnen ingaan op een jobaanbod in Kongo1923 ; tussenkomst in de kosten voor de rijlessen en het examen die kunnen/moeten worden afgelegd om een rijbewijs te krijgen, aangezien de betrokkene in staat is om het theoretisch examen af te leggen zonder 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 1917 1918 1919 1920 1921 1922 1923
T.T. Charleroi, 5e ch., 15 janvier 2002, X / CPAS Aiseau-Presles, RG 59 733/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 31 janvier 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 20 598/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Froidchapelle, RG 60 304/R. T.T. Tournai (section Mouscron), 3e ch., 10 septembre 2002, RG 22 307. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Etterbeek, RG 22 290/01. T.T. Nivelles, 2e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Braine-l’Alleud, RG 1 620/N/2001 et 1 906/N/2001. T.T. Liège, 9e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 321 517. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., CPAS Eghezée / X, RG 6 967/2001. Arbrb. Turnhout, 2e K., 14 juni 2002, X / OCMW Vosselaar, AR 25.444. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 27 september 2002, X / OCMW Kuurne, AR 62990. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 24 705/02. T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Gembloux, RG 113 630. T.T. Charleroi, 5e ch., 1e octobre 2002, X / CPAS Anderlues, RG 60 910/R et 61 056/R. T.T. Dinant, 7e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Hastière, RG 63 057. Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Bertem, AR 1512/02. T.T. Huy, 2e ch., 6 février 2002, X / CPAS Huy, RG 55 531.
217
-
hulp van het OCWM Wanneer hij voor dit examen slaagt, kan de aanvrager om steun verzoeken «voor de praktijklessen»1924 ; tussenkomst in de transportkosten van een Kongolese journalist die verschillende jaren onbezoldigd gewerkt heeft1925 ; een lening voor de aankoop van een computer ; de betrokkene volgt een opleiding bureelwerk en kan in dit kader over een informatica-uitrusting beschikken1926.
Met betrekking tot artikel 60, § 7 OCWM-Wet werd geordeeld : tot de taken van het OCMW behoort het nastreven van een tewerkstelling van de hulpaanvrager. Het tewerkstellingsbeleid houdt een facultatieve verplichting in. M.b.t. bepaalde aspecten van het recht op maatschappelijke dienstverlening heeft het OCMW een zekere beleidsvrijheid. Arbeidsgerechten zijn bevoegd om de beslissing aan wettelijke criteria te toetsen en kunnen deze toetsen aan de voorwaarden van artikel 60, § 7 OCMW-Wet zowel in hoofde van betrokkene als in hoofde van het OCMW. Aangezien partijen de rechtbank niet hebben ingelicht over de situatie op het moment van de uitspraak en aangezien de rechtbank over dit punt geen beslissing kan nemen omdat dit een onderzoek en een afweging impliceert die haar beoordelingsmacht te boven gaat, wordt de vordering door de Arbeidsrechtbank van Hasselt ongegrond verklaard1927. De Arbeidsrechtbank van Brussel moest oordelen over de volgende zaak1928 : een gerechtigde op bestaansminimum had het OCWM voor de inwerkingtreding van de wet betreffende de maatschappelijke integratie1929 gevraagd aangeworven te worden in het kader van artikel 60, § 7 OCMW-Wet, om bij een plaatselijke VZW te kunnen werken, wat op een weigering van het centrum stuit. De rechtbank steunt op een arrest van de Raad van State van 21 mei 19871930 en oordeelt dat «het OCWM een middelen-, geen resultaatsverbintenis aangaat, wat de tewerkstelling van steunaanvragers betreft ; voormeld artikel laat niet toe om het OCWM te verplichten een arbeidsovereenkomst met de betrokkene te ondertekenen» ; daarom moedigt de rechtbank de wil van de betrokkene om te werken aan, maar verklaart ze de eis ongegrond. Tenslotte kan nog volgende beslissing vermeld worden. Een alleenstaande werkloze moeder van vier kleine kinderen heeft de eerste module gevolgd van een cursus die haar een grotere kans moet geven op de arbeidsmarkt. Zij werd gesteund door het OCMW dat haar vervoerskosten en de kosten voor kinderopvang op zich heeft genomen. Nu weigert het OCMW echter hetzelfde te doen voor de tweede module omdat het niet zou geweten hebben dat er nog een tweede zou volgen en dat er onvoldoende zicht is op de tewerkstellingskansen en de werkbereidheid. Bovendien zouden er andere en goedkopere mogelijkheden zijn. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen stelt echter vast dat betrokkene heel gemotiveerd blijkt te zijn en dus een grotere kans op tewerkstelling zal hebben na het afronden van de cursus. Betrokkene moet dus de opleiding kunnen voltooien1931.
4.6. Hulp aan minderjarigen Zie de afdeling over de leeftijdsvereiste, § 1.2., alsook de afdeling met betrekking tot de steun, gelijk aan de kinderbijslag en het kraamgeld, § 2.4.
4.7. Voorschotten op onderhoudsgeld Krachtens artikel 68bis van de OCMW-Wet hebben OCMW’s de taak om aan onderhouds-gerechtigden voorschotten op niet betaalde termijnen van onderhoudsgelden toe te kennen. Uit de Parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever inzake armoedebestrijding de precaire toestand van alleenstaande moeders met kinderlast met een laag inkomen beoogde te verlichten omdat deze doelgroep het meest getroffen wordt wanneer het onderhoudsgeld niet wordt betaald door de onderhoudsplichtige vader1932. 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932
T.T. Neufchâteau, ch. vac., 22 juillet 2002, RG 28 975. T.T. Namur, 7e ch., 11 octobre 2002, X / CPAS Gembloux, RG 113 669. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Sambreville, RG 36 269/02. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2003458. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 novembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 37 293/02. Loi du 22 mai 2002 concernant le droit à l’intégration sociale, entrée en vigueur le 1er octobre 2002. C.E., 21 mai 1987, R.A.C.E., 1987, n° 28 012. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Wuustwezel, AR 343.379. Arbh. Antwerpen, 4e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Baarle-Hertog, AR 2020127.
218
De toepassing van de artikelen 68bis1933 en 68ter1934 OCWM-Wet blijft aanleiding tot geschillen omtrent de toepassingsvoorwaarden. Een eerste voorwaarde betreft de maximale inkomensgrens. De jaarlijkse bestaansmiddelen van de ouder mogen niet hoger zijn dan 360.000 BEF. Indien het inkomen het wettelijk maximum overschrijdt, beslist het OCMW terecht het recht op voorschotten op onderhoudsbijdragen niet langer meer toe te kennen1935. Het maximum wordt ook overschreden indien de nieuwe echtgenoot van een gescheiden vrouw voldoende bestaansmiddelen verwerft. In het geval dat de onderhoudsgerechtigde moeder niet meer alleenstaand is dienen, ingevolge artikel 5 Bestaansminimumwet, alle bestaansmiddelen van de echtgenoot, van welke oorsprong ook, in aanmerking te worden genomen voor de toepassing van artikel 68bis van de OCMW-Wet, zoals bepaald in § 5 van voornoemd artikel1936. Het Arbeidshof te Antwerpen paste dit principe ook toe op de inkomsten van de concubant die met de moeder samenwoont. Wel mag van de inkomsten van de partner het bedrag bestaansminimum samenwonende in mindering gebracht worden op basis van artikel 13 K.B. 30 oktober 19741937. De Arbeidsrechtbank van Dendermonde daarentegen meent dat het onderzoek van bestaansmiddelen enkel mag geschieden ten aanzien van de daarin vermelde personen met name het kind zelf en de andere ouder die niet de onderhoudsplichtige is. De parallel met artikel 5 ligt enkel in de vraag welke bestaansmiddelen in aanmerking moeten genomen worden en niet van welke personen1938. De Franstalige rechtspraak vertoont eveneens dezelfde tegenstrijdige tendensen. In een geschil waarin een persoon de voorschotten op onderhoudsgeld verloren heeft sinds ze halftijds werkt en samenwoont, herinnert de Arbeidsrechtbank van Dinant1939 eraan dat overeenkomstig artikel 68bis, § 1, 3°, alleen de inkomsten van de moeder en de vader, niet-onderhoudsplichtigen, gecumuleerd met de inkomsten van het kind, in aanmerking moeten worden genomen. Zo mogen de inkomsten van de persoon met wie de nietonderhoudsplichtige moeder samenwoont niet worden aangerekend. Bijgevolg heeft eiseres, die over inkomsten beschikt die onder het geïndexeerd wettelijk plafond blijven, recht op voorschotten op het onderhoudsgeld vanaf de datum waarop het OCWM ze heeft afgeschaft. Dit vonnis werd herzien door het Arbeidshof van Luik1940 dat integendeel meent dat de inkomsten van de levensgezel moeten worden aangerekend, volgens de regels bepaald in artikel 13, § 1, van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974. Een tweede vraag betreft de bestaansmiddelen die in aanmerking genomen worden. Bij het bepalen van het maximumbedrag wordt geen rekening gehouden met de eventuele schuldenlast. Verminderde termijnvoorschotten komen al evenmin in aanmerking omdat de maximale overschrijding van de inkomensgrens beperkt is tot 15 %1941 (artikel 1 § 2 K.B. 14 augustus 1989). Het inkomen blijkt uit de aanslagbiljetten van de inkomstenbelasting en niet uit een foutieve berekening van het OCMW aan de hand van bepaalde loonfiches1942. Een derde vraag betreft de sanctie bij gebrek aan medewerking van de aanvrager. De moeder moet redenen opgeven waarom ze bijna één jaar heeft gewacht om een nieuw vonnis te bekomen tegen haar onderhoudsplichtige (ex-)echtgenoot, zoniet verliest ze het recht op voorschotten voor deze periode1943. Ook inzake voorschotten geldt het principe dat er pas steun kan toegekend worden vanaf de aanvraag (artikel 68ter, § 1 OCMW-Wet) tenzij men bewijst dat de aanvraag onmogelijk vroeger kon worden
1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943
T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Andenne, RG 113 824. Cf. C.A., 13 mars 2002, n° 48/2002, Arr. C.A. 2002, p. 559 ; J.T. 2002, p. 538; J.L.M.B. 2002, p. 791. T.T. Neufchâteau, 2e ch., 2 décembre 2002, X / CPAS Bastogne, RG 28 965. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 6 maart 2002, X / OCMW Kapellen, AR 336.353. Arbh. Antwerpen, 4e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Baarle-Hertog, AR 2020127. Arbh. Antwerpen, 4e K., 16 oktober 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2020059. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 5 februari 2002, X / OCMW Stad Sint-Niklaas, AR 60.816. T.T. Dinant, 5e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Couvin, RG 61 448. C.T. Liège, 12e ch., 23 décembre 2002, CPAS Couvin / X, RG 7 185/02. Arbrb. Dendermonde (afdeling St-Niklaas), 3e K., 5 maart 2002, X / OCMW Temse, AR 60.742. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 4 juni 2002, X / OCMW Sint-Niklaas, AR 60.460. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 oktober 2002, X / OCMW Schoten, AR 345093.
219
gedaan. Bovendien bepaalt hetzelfde artikel dat de onderhoudsgerechtigde onverwijld aangifte doet van elk nieuw gegeven dat een weerslag kan hebben op het toegekende bedrag1944. De vierde vraag betreft de hoogte van de toegekende bedragen. Artikel 68bis, § 4 van de OCMW-Wet bepaalt dat het bedrag van de termijnvoorschotten gelijk is aan het onderhoudsgeld bedoeld in § 2, 2°. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de indexering van het bedongen onderhoudsgeld1945. Verder werd er geoordeeld dat : voorschotten worden slechts toegekend als er een achterstand is van twee termijnen in de loop van de twaalf maanden die voorafgaan aan de aanvraag1946; het is wel vereist dat er een uitvoerbare gerechtelijke titel voorligt. Indien het vonnis houdende dringende en voorlopige maatregelen vervallen is, kan geen voorschot worden toegekend. 1947 Het OCMW mag evenwel niet afwachten tot de gedwongen uitvoering van de onderhoudsverplichting. Deze voorwaarde werd niet in de wet vermeld en bovendien blijkt deze gedwongen uitvoering soms uitermate moeilijk1948 : in een geval waar een persoon de voorwaarden van dit artikel 68bis vervult, oordeelt de Arbeidsrechtbank van Nijvel1949 dat ze recht heeft op voorschotten op het onderhoudsgeld ; het argument van het centrum over de verplichting van de eiseres om haar rechten ten aanzien van haar ex-man te laten gelden en haar gebrek aan initiatief op dit vlak, «voegt een voorwaarde toe aan de toekenningsvoorwaarden voor artikel 68 bis». Bijgevolg veroordeelt de rechtbank het centrum tot betaling van voorschotten op het onderhoudsgeld ; in een dossier waar het OCWM voor een bepaalde periode steun had toegekend in de vorm van voorschotten op onderhoudsgeld en waarbij de betrokkene geen nieuwe aanvraag heeft ingediend, oordeelt de Arbeidsrechtbank van Brussel1950 dat «voorschotten op onderhoudsgeld door het OCWM moeten worden toegekend, zelfs ambtshalve, voor zover het ingelicht wordt over de noodzaak en de betrokkene hier recht op heeft». De problematiek «einde recht» op de voorschotten op het onderhoudsgeld was het voorwerp van een geschil : de Arbeidsrechtbank van Neufchâteau1951 heeft eraan herinnerd dat het «einde recht» aan het einde van de opeenvolgende vier maanden van ontvangst van onderhoudsgeld moet liggen en niet aan het begin ; het centrum is dus gemachtigd om de onverschuldigde betaling die hieruit voortvloeit terug te vorderen, zelfs met terugwerkende kracht, aangezien de begunstigde van de door de ex-echtgenoot (onderhoudsplichtige) verrichte betalingen geen aangifte heeft gedaan. Volledigheidshalve moet ook vermeld worden dat het Arbitragehof de voormelde bepaling van artikel 68bis § 2, 2° OCMW-Wet strijdig heeft bevonden met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel1952. Het Hof zegt voor recht dat artikel 68bis, § 2, 2° OCMW-Wet de artikel 10 en 11 Gerechtelijk Wetboek schendt doordat het recht op voorschotten op onderhoudsgelden wordt beperkt tot de gevallen waarin de nalatige onderhoudsplichtige de vader, de moeder of de in artikel 336 Burgerlijk Wetboek bedoelde man is, zelfs wanneer buiten die gevallen de onderhoudsaanspraak van het kind bij een uitvoerbare rechterlijke beslissing is vastgesteld.
4.8. Voorschotten op sociale uitkeringen en andere onbeschikbare inkomsten Wanneer een zieke geen inkomsten heeft tot wanneer haar recht op pensioen ingaat, ook haar echtgenoot ziek is en ze een procedure van collectieve schuldenregeling is begonnen, veroordeelt de Arbeidsrechtbank van Hoei1953 het OCWM tot betaling van een voorschot.
1944 1945 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953
Arbrb. Leuven, 2e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Landen, AR 3310/01. Arbrb. Hasselt, 1e K., 18 oktober 2002, X / OCMW Heusden-Zolder, AR 2021830. Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 september 2002, X / OCMW Lanaken, AR 2770/2000. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 oktober 2002, X / OCMW Schoten, AR 345093. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Ham, AR 2022512. T.T. Nivelles, 2e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Waterloo, RG 1 565/N/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Jette, RG 26 578/02. T.T. Neufchâteau, 2e ch., 2 décembre 2002, X / CPAS Bastogne, RG 28 965. Arbitragehof, 13 maart 2002, nr. 48/2002. T.T. Huy, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Amay, RG 56 457.
220
4.9. Hulp en begeleiding bij juridische stappen In een geschil waar het OCWM een steun, gelijk aan de gewaarborgde gezinsbijslag, heeft geschrapt omdat de vader van het kind kinderbijslag kan krijgen, oordeelt de Arbeidsrechtbank van Nijvel1954 dat de begunstigde, kandidaat-vluchteling, wegens de ingewikkelde wetgeving, bijgestaan moet worden om als vader van het kind kinderbijslag te krijgen (administratieve procedure). Bijgevolg kent de rechtbank een voorschot op de kinderbijslag toe tot op het ogenblik dat de bevoegde instelling de bijslag betaalt. Het centrum kan in het kader van zijn opdracht tot maatschappelijke dienstverlening overigens ook «rechtstreeks of onrechtstreeks verplicht zijn een goede rechtsbijstand te verzekeren in aangelegenheden met betrekking tot de menselijke waardigheid, opdat die waardigheid zo goed als mogelijk zou gerespecteerd worden»1955. In een geschil voor de Arbeidsrechtbank van Aarlen1956 had het OCWM geweigerd steun toe te kennen in de vorm van een terugbetaling van het ereloon van de advokaat (voor een beroepsprocedure bij de de Raad van State) ; de rechtbank heeft die weigering bevestigd, aangezien de procedure al gevoerd is en het ereloon betaald.
4.10. Preventieve en curatieve hulp Hierover is er geen rechtspraak.
4.11. Andere M.b.t. de verschillende vormen van mogelijke steun aan behoeftige personen hebben de meeste geschillen betrekking op de volgende steun : gezinshulp1957 ; uitgaven voor kledij. De vraag rijst ook hoever de zorgplicht van een OCMW reikt. Sommige personen hebben bijzonder veel zorgen nodig. Zo oordeelde de Arbeidsrechtbank te Antwerpen dat een zwaar zorgbehoevende mindervalide recht heeft op gezinshulp gedurende vier halve dagen per week en ook op één halve dag poetshulp (ondanks het feit dat een inwonend kleinkind dat studeert wel enige beperkte hulp kan bieden). De rechtbank kan het OCMW echter niet verplichten een vaste persoon ter beschikking te stellen. Het behoort niet tot de taak van het OCMW de hond drie maal per dag uit te laten1958. Indien het OCMW niet zelf kan zorgen voor poets- en familiehulp mag het hiervoor beroep doen op een privé-instelling of een andere instelling, doch zonder de meerkosten aan te rekenen1959. In een andere zaak vertrekt de Arbeidsrechtbank van Antwerpen van de tarieven, die wettelijk bepaald worden bij M.B. van 26 juli 2001. De bijdrage voor gezinshulp is afhankelijk van 1) de middelen en kosten van de gebruiker 2) de gezinssamenstelling en 3) de Belscore. Wat de middelen betreft, moeten enkel de inkomsten in aanmerking genomen worden van de generatie waartoe de persoon behoort waarvoor de gezinszorg wordt ingeroepen. Er moet dus geen rekening gehouden worden met onderhoudsgelden voor de kinderen1960. Wat indien het OCMW de poetshulp stopzet omdat de relatie tussen betrokkene en de poetshulp onmogelijk blijkt te zijn ?
1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960
T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Braine-le-Château, RG 1 445/N/2000. T.T. Arlon, 2e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Aubange, RG 30 427. T.T. Arlon, 2e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Aubange, RG 30 427. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 2 octobre 2002, X / CPAS Mons, RG 6 744/02/M. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Schoten, AR 342.517 en AR 343.267. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.404. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 16 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347350.
221
-
De Arbeidsrechtbank van Antwerpen oordeelde dat betrokkene schuld had aan de stopzetting van de hulp maar dat deze hulp wel nodig was. Het Arbeidshof hervormt dit vonnis omdat uit de stukken blijkt dat het gedrag de enige oorzaak was van de problemen1961. In een ander geval overwoog de Arbeidsrechtbank van Antwerpen dat ook de hulpverleners recht hebben op hun menselijke waardigheid. Als de werkomstandigheden onmogelijk worden gemaakt wegens agressie en relationele problemen treft het OCMW geen schuld bij de stopzetting van de poetshulp1962.
Ter gelegenheid van een beslissing van het OCWM om de terugbetaling van zijn tussenkomst op uurbasis te vragen in de dienstverlening van een VZW die gezinshulp verschaft aan de eiser en aan zijn echtgenote heeft de Arbeidsrechtbank van Luik1963 de overeenkomst tussen het OCWM en de dienst voor gezinshulp bestudeerd. De rechtbank steunt op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 16 december 19881964 dat de erkenning van en de toekenning van subsidies aan de diensten van gezinshulp en van bejaardenhulp regelt en omschrijft voormelde overeenkomst als «een beding voor derde in de zin van artikel 1167 van het Burgerlijk Wetboek, aangezien de eiser en zijn echtgenote die aan de voorwaarden van het regeringsbesluit voldoen, begunstigden zijn van dit beding». In die hoedanigheid beschikken ze over een rechtstreeks recht op de diensten van de gezinshulp zodra ze de reglementaire voorwaarden ertoe vervullen ; voor zover ze rechtstreeks een bijdrage betalen aan de dienst ten belope van een uurbedrag vastgesteld door de Franse Gemeenschap, vloeit hieruit voort dat ze er niet toe gehouden zijn het OCWM-aandeel in de financiering van de dienstverlening terug te betalen aan het centrum. Ook wordt vaak een tegemoetkoming in kledijkosten gevraagd, maar deze steun wordt zelden toegekend. Zo werd tegemoetkoming geweigerd : aan een gevangene die al zakgeld kreeg en reeds een tegemoetkoming voor kleding had ontvangen (kledijkosten vallen immers ten laste van het gevangenisbestuur)1965; indien betrokkene op ongecontroleerde wijze aankopen doet (vier paar schoenen op een goede maand, aankopen op 80 km van zijn woonplaats, enz)1966; aan een werkloze die voldoende inkomsten heeft en aan wie het OCMW verschillende alternatieven aangeboden heeft1967; indien de psychiatrische patiënt van zijn bewindvoerder al een zakgeld van 25 € per week ontvangt en beiden beter overleg zouden moeten plegen over het beheer van het zakgeld1968. Daarentegen heeft de Arbeidsrechtbank van Dinant steun toegekend voor kledij van een rechthebbende die in een rustoord woont ten belope van 175 € per jaar1969. Tenslotte worden de meest diverse steunposten gevraagd. Vaak worden deze vorderingen afgewezen omdat de betrokkene reeds op andere wijze steun ontvangt. Marokkaanse geldboeten en gerechtskosten worden niet terugbetaald. De bedoeling van betrokkene om door die betalingen beroep te doen om het Belgisch-Marokkaanse Uitleveringsverdrag en zijn straf uit te zitten in een Belgische gevangenis om later eventueel genade bekomen van het Marokkaanse staatshoofd kan niet gehonoreerd worden. De gepleegde feiten zijn in het Belgische recht eveneens strafbaar. Het Belgisch gevangenisregime zal niet leiden tot een menswaardiger leven1970. Een student die in twee universiteiten was ingeschreven kan geen verplaatsingskosten bekomen omdat hij een deeltijdse job kan uitoefenen tijdens de dag. Bovendien heeft de betrokkene reeds een diploma en is hij nog een bijkomende studie in de rechten begonnen1971. Een vraag tot financiële tussenkomst voor lessen Taekwondo van de kinderen werd geweigerd omdat de betrokkene al een equivalent bestaansminimum en equivalent gewaarborgde gezinsbijslag genoot. 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971
Arbh. Antwerpen, 4e K., 8 mei 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2010712. Arbrb Antwerpen, 14e K., 14 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 344535. T.T. Liège, 10e ch., 22 novembre 2002, X / CPAS Juprelle, RG 319 669. Articles 8 et 11 de l’arrêté de l’Exécutif de la Communauté française du 16 décembre 1988, M.B. 28 décembre 1988. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Leuven, AR 2174/01. Arbrb. Tongeren, 8 februari 2002, X / OCMW Bilzen, AR 2436/2001. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, X / OCMW Geel, ARV. 25.661. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Leuven, AR 85002. T.T. Dinant, 7e ch., 13 août 2002, X / CPAS Beauraing, RG 62 863. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 18 februari 2002, X / OCMW Lebbeke, AR 47.634. Arbh. Brussel, 7e K., 14 maart 2002, OCMW Drogenbos / X, AR 42.461.
222
-
Het OCMW is verder bereid de situatie op te volgen en heeft in het recente verleden al een extra vergoeding toegekend voor de schooluitgaven van de kinderen1972. Er wordt geen tussenkomst in TV-taks verleend omdat betrokkene die het jaar ervoor zelf had betaald. De afbetaling in schijven laat toe een menswaardig leven te leiden1973. Een tegemoetkoming bij de aankoop van een fiets werd eveneens afgewezen, omdat de aanvrager niet aantoont dat deze aankoop dringend is en dat zijn inkomen onvoldoende is1974. Als uit de kostenraming blijkt dat betrokkene een bed en matras kan kopen voor 340 € en het OCMW hiervan 267,73 € ten laste wil nemen, dient betrokkene het verschil zelf te betalen, want zijn maandelijkse inkomsten volstaan1975. Het is niet de taak van het OCMW om “plezierreisjes” te financieren1976.
5. ADMINISTRATIEVE PROCEDURE 5.1. De aanvraag bij het OCMW 5.1.1. Indienen van de aanvraag 5.1.1.1. Wie dient de aanvraag in? In de regel is de betrokkene zelf de aanvrager, maar niettemin zijn enkele andere hypotheses aanvaard. -
De voor één van zijn bewoners door het rustoord ingediende aanvraag is ontvankelijk, voor zover de bewoner zelf de werkelijke begunstigde van de gevraagde bijstand is1977.
-
De door een huisvader ingediende aanvraag mag in de omstandigheden eigen aan deze zaak geïnterpreteerd worden als een aanvraag die in werkelijkheid is ingediend namens alle gezinsleden : vader, moeder, meerderjarige en minderjarige kinderen. De Arbeidsrechtbank van Namen heeft daaraan toegevoegd dat men moet veronderstellen dat de vraag ingediend is door de familie zelf1978.
-
De door de advocaat ingediende vraag vat het OCMW op geldige wijze1979.
5.1.1.2. De vormvereisten van de aanvraag Mondelinge contacten worden niet als een nieuwe aanvraag beschouwd, vooral niet indien nooit beroep ingesteld werd tegen de eerste beslissing noch tegen het uitblijven van een beslissing1980. Een gewone brief vanwege het Centrum Algemeen Welzijnswerk van de Liberale Mutualiteit aan het OCMW is een geldige aanvraag om maatschappelijke dienstverlening1981. In een ander geval werd eveneens aangenomen dat de betrokkenen het probleem al hadden aankaart bij het OCMW via de sociale dienst van de mutualiteit vijf maanden vóór de beslissing. Dit kan als een geldige
1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 maart 2002, X / OCMW Zwijndrecht, AR 333.853. Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2010083. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Kontich, AR 342.814. Arbrb. Eupen, 1e K., 27 juni 2002, X / OCMW Eupen, AR 52/02. Arbrb. Eupen, 1e K., 27 juni 2002, X / OCMW Raeren, AR 399/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 5 février 2002, X / CPAS Estinnes, RG 59.105/R. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Mettet, RG 109.890 et 110.305. T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Zele et Herstal, RG 318.626, 319.329 et 321.995. Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Kortessem, AR 2010736. Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010115.
223
aanvraag worden gezien zodat vermindering van bijdrage voor poetshulp kan worden toegekend vanaf die datum1982.
5.1.1.3. Het ontvangstbericht De rechtspraak brengt een elementaire maar niettemin soms verwaarloosde vereiste in herinnering : het OCMW moet van elke aanvraag akte nemen. Het centrum moet er ook rekening mee houden en een beslissing nemen binnen de wettelijke termijn1983.
5.1.1.4. Het bewijs van de aanvraag Overeenkomstig een vaste rechtspraak is het aan de aanvrager om aan te tonen dat hij een aanvraag heeft ingediend op de datum waarop dit naar eigen zeggen is gebeurd1984.
5.1.1.5. De wet van 30 november 1998 en artikel 1344 van het Gerechtelijk Wetboek Artikel 1344ter § 5 van het Gerechtelijk Wetboek verplicht OCMW in het geval van uithuiszetting op de meest aangepaste wijze hulp aan te bieden. Overeenkomstig artikel 60 OCMW-Wet verstrekt het OCMW materiële hulp in de meest passende vorm en dat is in casu een tussenkomst in de huurwaarborg1985. Het beroep tegen een ambtshalve door het OCMW genomen beslissing is ontvankelijk. Het centrum was overeenkomstig de bepalingen van artikel 1344ter van het Gerechtelijk Wetboek door de griffie van het vredegerecht ervan op de hoogte gebracht dat een vordering tot uithuiszetting was ingesteld tegen een persoon. Het heeft vervolgens het initiatief genomen om de betrokkene op te roepen om een beslissing van toekenning of weigering van bijstand te kunnen nemen, niettegenstaande de betrokkene het OCMW oorspronkelijk geenszins gevat had met een ingediend verzoek1986.
1982 1983 1984 1985 1986
Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X en X / OCMW Holsbeek, AR 2239/01. T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 23 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2.255/01/LL. T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 février 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 21.601/01. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Zonhoven, AR 2014612 T.T. Liège, 7e ch., 27 février 2002, X / CPAS Flémalle, RG 318.691 et 319.486.
224
5.1.2. Het voorwerp van de aanvraag 5.1.2.1. Bestaansminimum of maatschappelijke dienstverlening Zelfs als het verzoek van betrokkene onduidelijk geformuleerd is, moet het OCMW conform artikel 60 § 2 OCMW-Wet de meest aangepaste steun, zo nodig het levensminimum, onderzoeken1987. Het OCMW mag er zich niet toe beperken een aanvraag voor bestaansminimum te onderzoeken terwijl het weet dat het gevat is door een minderjarige1988. Het OCMW mag er zich niet toe beperken een aanvraag voor een bestaansminimum te onderzoeken zonder de toekenning van een bijkomende maatschappelijke dienstverlening te overwegen, als het onderzoek van de situatie hier redelijkerwijs moet toe leiden1989.
5.1.2.2. Andere soorten aanvragen Krachtens artikel 60 OCMW-Wet komt het aan het OCMW toe om de vraag juridisch te omschrijven1990. De Arbeidsrechtbank van Bergen1991 motiveert die rechtspraak met verwijzing naar de Guide Social Permanent. Het OCMW is niet gebonden door een onhandige, onvolledige of ongeschikte woordkeuze van de aanvrager bij de steunaanvraag wegens onvertrouwdheid met de toepasselijke wettelijke bepalingen. Men moet rekening houden met de talrijke vormen en soorten maatschappelijke dienstverlening in de strikte zin van het woord die het OCMW kan verstrekken : het is nodig dat de aanvrager in de mate van het mogelijke verduidelijkt wat hij van het aangesproken OCMW verwacht. Krachtens zijn verplichting tot het verschaffen (en inwinnen) van inlichtingen en raadgeving is het OCMW ertoe gehouden de aanvrager bij zijn verzoek doorheen de juiste vormvereisten te gidsen, opdat de eventueel toegekende bijstand zo goed mogelijk een oplossing zou bieden voor zijn staat van behoeftigheid. Hieruit volgt dat het OCMW zich niet zo maar mag beperken tot het optekenen van de door de bijstandzoeker verwoorde vraag; noch mag het er zich zonder meer mee tevreden stellen gebruik te maken van de vertaling van de aanvraag in het bericht van ontvangst. Het centrum moet integendeel de aanvrager helpen bij het nauwkeurig verwoorden van de aard van de gevraagde steun.
1987 1988 1989 1990 1991
Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Lubbeek, AR 132602. T.T. Mons, 5e ch., 20 février 2002, X / CPAS Frameries, RG 3023/01/M. T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.583. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30.851/00. T.T. Mons, 2e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Mons, RG 4805/01/M.
225
5.2. Behandeling van de aanvraag 5.2.1. De termijn van behandeling van het dossier Hierover is er geen rechtspraak.
5.2.2. Het sociaal onderzoek Het sociaal onderzoek is weliswaar niet verplicht inzake maatschappelijke dienstverlening, maar het is niettemin van wezenlijk belang wanneer het OCMW uitspraak moet doen over de toekenning van steun, gelijkwaardig aan het bestaansminimum1992. Het OCMW mag niet te snel concluderen dat een sociaal onderzoek onmogelijk is en de aanvraag weigeren. De onmogelijkheid van een sociaal onderzoek volgt geenszins uit het afwezig zijn op onaangekondigde huisbezoeken1993of het feit dat men niet is ingeschreven in het vreemdelingenregister1994.
5.2.2.1. De opsteller van het sociaal onderzoek Hierover is er geen rechtspraak.
5.2.2.2. Begrip sociaal onderzoek Hierover is er geen rechtspraak.
5.2.2.3. De bewijswaarde van het sociaal onderzoek Met betrekking tot de bewijswaarde van het sociaal onderzoek is er weinig rechtspraak. Het verslag inzake het sociaal onderzoek heeft een bijzondere bewijswaarde wat betreft de feitelijke vaststellingen: het geldt tot het bewijs van het tegendeel. Aan de hulpvrager moet echter de mogelijkheid geboden worden zijn versie van de feiten te geven. Indien het sociaal verslag werd opgesteld na de bestreden beslissing of niet op tegensprekelijke wijze is opgetekend, heeft het alleen de waarde van een inlichting1995. De Arbeidsrechtbank van Brussel herinnert eraan dat de door een beëdigde maatschappelijk werker gemaakte vaststellingen slechts als bewijs gelden wanneer ze schriftelijk en op tegenspraak zijn opgenomen in het sociaal verslag. Indien dit niet het geval is, hebben ze geen enkele bijzondere bewijswaarde1996.
5.2.2.4. Sanctie bij een onbestaand of onvoldoende sociaal onderzoek Volgens een zekere rechtspraak herziet de rechtbank de beslissing van het OCMW wanneer zij vaststelt dat deze op een verslag gegrond is dat te beknopt of onvolledig is, zodat het geen grondslag kan vormen voor de beslissing1997. 1992 1993 1994 1995 1996 1997
T.T. Liège, 9e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Crisnée, RG 325.212. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 10 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 330.942 ; Arbrb. Antwerpen, 6e K., 10 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 330.943 en 331.982. Arbrb. Hasselt, 1e K., 17 mei 2002, X / OCMW Heusden-Zolder, AR 2013278 ; Arbrb. Hasselt, 1 K., 20 september 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2021554. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 34.253/02. T.T. Liège, 9e ch., 22 octobre 2002, X / CPAS Juprelle, RG 324.561.
226
Als het sociaal verslag geenszins een antwoord biedt op de gestelde vragen mag de rechter zich baseren op de door betrokkenen meegedeelde cijfers1998.
5.2.3. Het voorafgaandelijk verhoor Hoewel de hoorplicht niet is opgenomen in de OCMW-Wet1999 vormt dit recht volgens de Arbeidsrechtbank van Hasselt de tegenhanger van het recht van verdediging en is het dus een algemeen rechtsbeginsel. De hoorplicht is zeker noodzakelijk wanneer men de betrokkene verwijt relevante informatie achtergehouden te hebben2000. Indien het OCMW het verhoor nuttig acht, moet het voldoende tijd laten zodat de betrokkene zijn zaak kan voorbereiden. De vraag zich nog de dezelfde dag aan te bieden schendt de rechten van de verdediging2001. De aanvrager moet zich ook kunnen laten bijstaan door een raadsman2002. Overeenkomstig een vaststaande rechtspraak is de beslissing nietig wanneer zij, niettegenstaande verzoek, niet werd voorafgegaan door een voorafgaandelijk verhoor2003. Anderzijds heeft de Arbeidsrechtbank van Charleroi geoordeeld dat het gebrek aan een voorafgaandelijk verhoor geen fout is, aangezien de OCMW-Wet dergelijk gesprek niet oplegt, in tegenstelling tot wat geldt voor het bestaansminimum2004.
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Arbh. Brussel, 7e K., 5 december 2002, OCMW Linkebeek / X , AR 40935. Arbrb. Leuven, 2e K., 11 december 2002, X / OCMW Tremelo, AR 282000 ; Arbrb. Kortrijk, 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Anzegem, AR 62578. Arbrb. Hasselt, 1e K., 17 mei 2002, X / OCMW Torhout, AR 2014329. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.739 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048. T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 27 juin 2002, X / CPAS Marche, RG 27.514. T.T. Charleroi, 5e ch., 26 mars 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.087/R.
227
5.2.4. De medewerking van de aanvrager 5.2.4.1. De draagwijdte van de medewerkingsplicht De betrokkene heeft de plicht om mee te werken met het OCMW bij het onderzoek naar de vraag of hij al dan niet een leven leidt dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid2005. (Artikel 60, § 1 OCMW-Wet). In principe moet hij bewijzen dat alle toekennings-voorwaarden vervuld zijn2006. Het bewijs van de staat van behoeftigheid kan voor het Arbeidshof van Luik geen negatief bewijs zijn, maar bestaat erin ernstig mee te werken aan het onderzoek van de aanvraag door gegevens mede te delen met betrekking tot de familiale en geldelijke situatie en door alle aanwijzingen over te maken waaruit het waarachtigheid van de behoeftigheid blijkt2007. Vertraging in of moeilijkheden bij, het beantwoorden van vragen om inlichtingen kunnen op zich geen weigering van maatschappelijke dienstverlening rechtvaardigen2008. Volgens het Arbeidshof van Gent is het niet vereist dat men meteen alle inlichtingen geeft bij het indienen van de aanvraag. Men kan deze inlichtingen ook nog achteraf aan het OCMW meedelen2009. Als de betrokkene zijn plicht tegenover het OCMW verzuimt maar achteraf voor de rechtbank toch nog nuttige inlichtingen aanbiedt, worden deze vaak als laattijdig van de hand gewezen. Een actieve houding vanwege de betrokkene is vereist2010, hij moet zich persoonlijk van deze plicht kwijten en mag het niet aan derden delegeren2011. De Arbeidsrechtbank van Brussel stelt voor dat de termijn waarin het OCMW de betrokkene vraagt inlichtingen of documenten te bezorgen, om redenen van rechtszekerheid duidelijk wordt medegedeeld. Ze leidt hieruit af dat de vertraging bij de aanvrager niet op een gebrek aan medewerking duidt2012. Talrijke vonnissen en arresten sanctioneren de medewerkingsplicht. De verplichting van het OCMW houdt op bij vage en onvolledige inlichtingen2013 en indien inkomsten worden verzwegen uit arbeid2014, uit zelfstandige activiteit2015, uit erfenis2016, uit aandelen2017, huurinkomsten2018, uit werkloosheidsuitkeringen en een opzeggingsvergoeding2019; uit de verkoop van een huis en handelszaak2020; uit handel in auto’s2021. Onduidelijkheid over inkomsten van de betrokkene of samenwonenden2022 leidt tot stopzetting van steun. 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
Arbrb. Hasselt, 1e K., 17 mei 2002, X / OCMW Torhout, AR 2014329 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 17 mei 2002, X / OCMW St-Truiden, AR 2020321. C.T. Liège, (section Liège), 10e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Anthisnes et E.B., RG 28.882/00 : T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 19.159/01. C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 22 mai 2002, E.B. / X et CPAS Liège, RG 29.777/01. T.T. Tournai, 3e ch., 3 février 2002, X / CPAS Leuze, RG 71.799 ; T.T. Dinant, 7e ch., 23 avril 2002, X / CPAS Walcourt, RG 61.293. Arbh. Gent, 6e K., 2 september 2002, OCMW Sint-Niklaas / X, AR 10402. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 15 april 2002, X / OCMW Lebbeke, AR 47.656 ; Arbh. Antwerpen (afdeling Hasselt), 23 mei 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2020056. Arbh. Antwerpen, 4e K., 4 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2010452. T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25.582/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.896. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.025 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 17 mei 2002, X / OCMW Torhout, AR 2014329 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 17 mei 2002, X / OCMW StTruiden, AR 2020321. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 896/2000. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2013719. Arbh. Antwerpen, (afdeling Hasselt), 4e K., 23 mei 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2020056. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2012306. Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Houthalen-Helchteren, AR 2010069. Arbrb. Hasselt, 1e K., 17 mei 2002, X / OCMW St-Truiden, AR 2020321. Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 september 2002, X / OCMW Bilzen, AR 5442002. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 15 april 2002, X / OCMW Lebbeke, AR 47.656 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2012306.
228
Ook volgende fouten leiden tot weigering van steun wegens gebrek aan medewerking: de weigering te antwoorden op pertinente vragen en leugens over cursussen2023; het verzwijgen van een bevel om het grondgebied te verlaten2024; het herhaaldelijk of langdurig missen van afspraken met de maatschappelijk assistent2025; afwezig zijn op het opgegeven adres, het niet afhalen van voedselpakketten en gebrek aan aanmelding2026; volgehouden nalatigheid om kopie van het verblijfsdocument voor te leggen2027; verzwijging van gevangenschap en inkomsten uit werk2028; het verlaten van het adres zonder het OCMW hiervan in te lichten2029; het niet reageren op diverse aangetekende brieven2030; verzwijging van samenwoning2031; verzwijging van samenwoning en van het bezit van een auto2032; verzwijging van de omstandigheden waarin men de voorbije jaren geleefd heeft2033; foutieve verklaringen inzake adressen2034; het nalaten bewijzen van tewerkstelling binnen te brengen2035. Toch mag het OCMW niet te snel concluderen dat de betrokkene niet wil meewerken : zo is het niet meedelen van de opening van een nieuwe bankrekening met een niet-toegelaten debetsaldo zodat de sociale bijstandsrekening werd geblokkeerd door de bank wel een fout, maar nog geen tekortkoming die verantwoordt dat men de steun afschaft2036 ; het niet verschijnen op afspraken is op zichzelf nog geen bewijs van andere inkomsten of een bewijs van gebrekkige medewerking, indien niet bewezen wordt dat de betrokkene effectief werd gevraagd zich maandelijks aan te bieden en de toestand niet wezenlijk veranderd is in de tussenperiode2037 ; wie zich in het verleden stipt aangeboden heeft, heeft niet de bedoeling zich aan het sociaal onderzoek te onttrekken, wanneer hij zich eenmaal niet aanbiedt. Vermits deze brief bij gewone post werd verzonden is ook niet bewezen dat betrokkene er kennis van had2038 ; het is normaal dat de betrokkene vertraging oploopt als hij een nieuwe huurovereenkomst moet bekomen en moet nagaan tot welk nieuw centrum hij zich thans moet wenden. Het relaas dat hij bij deze administratieve rompslomp geen bijstand kreeg komt geloofwaardig over2039 ; een buitenlandse circusartiest die met zijn gezin in een caravan verblijft, geraakt uiteraard moeilijk wegwijs in de doolhof van de Belgische wetgeving. Het OCMW had alle nuttige inlichtingen moeten verstrekken op grond van artikel 60, § 2 OCMW-Wet2040 ; indien de betrokkene lijdt aan dwangneuroses kan haar geen onwil verweten worden als zij niet verschijnt op een uitnodiging van het OCMW2041 ; als de kandidaat-vluchteling geen Nederlands begrijpt wist ze misschien niet wat de oproep betekende. Het verslag van het OCMW is uiterst summier en het is onduidelijk welke inlichtingen het OCMW
2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039 2040 2041
Arbrb. Antwerpen, 14e K.,11 februari 2002, X / OCMW Ganshoren, AR 335.266 en 335.493. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 19 juni 2002, X / OCMW Kuurne, AR 63087. Arbrb. Ieper, 1e K., 7 juni 2002, X / OCMW Ieper, AR 24747 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.014 /AR343.431 /AR 344.719 /AR 344.720. Arbh. Antwerpen, 4e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 980805. Arbrb. Brussel, 20e K., 7 november 2002, X / OCMW Torhout, AR 18 572/01. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, X / OCMW Ravels, ARV 25.642. Arbrb. Kortrijk , 2e K., 4 september 2002, X / OCMW Dentergem, AR 63424. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 november 2002, X / OCMW Ronse, AR 346136. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 20 november 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 64220. Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 november 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2020296. Arbh. Antwerpen, 4e K., 18 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 2020257. Arbrb. Turnhout, 2e K., 14 juni 2002, X / OCMW Vosselaar, AR 25.444 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.721 en AR 344.710. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 325.337 en AR 337.619. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Dilsen, AR 2642/2001. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.780. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Morlanwelz, AR 340.356. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 19 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.028. Arbrb. Brussel, 20e K., 6 juni 2002, X / OCMW Evere, AR 2.577/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 345897.
229
-
miste om de steun verder te verlenen. De wil om mee te werken blijkt uit het feit dat betrokkene zich maandelijks heeft aangeboden op het OCMW2042 ; indien de betrokkene pas later een attest van onvermogen van zijn echtgenote kon voorleggen omdat hij dit in het buitenland diende te vragen, kan hem geen nalatigheid aangewreven worden2043.
5.2.4.2. De sanctie bij gebrek aan informatie of medewerking De aanvrager die geen medewerking verleent, stelt het OCMW niet in de mogelijkheid om na te gaan of de toekenningsvoorwaarden voor bijstand vervuld zijn, waardoor die moet worden geweigerd2044. Deze regel wordt niet betwist, maar wel genuanceerd door zekere beslissingen. Het Arbeidshof van Brussel heeft geoordeeld dat het OCMW het gebrek aan medewerking jegens de aanvrager, die de nodige informatie niet heeft verschaft, niet mag opwerpen, wanneer het centrum bij machte was om zelf zonder noemenswaardig probleem deze informatie te verkrijgen (in casu de hypothecaire toestand van het goed van de aanvrager waarop het centrum een hypotheek wou nemen)2045. In dezelfde zin mag het OCMW geen steun weigeren wegens gebrek aan medewerking, wanneer het zelf in gebreke blijft en niet kan aantonen dat het de aanvrager een aanmaning heeft gestuurd met het verzoek de nodige inlichtingen te verschaffen2046 of wanneer het zelf geen sociaal onderzoek uitgevoerd heeft2047. Wanneer op de terechtzitting blijkt dat de aanvrager bij het onderzoek van zijn aanvraag in werkelijkheid wel de nodige documenten en inlichtingen heeft overgemaakt aan het OCMW, is de weigeringsbeslissing van het centrum ongegrond, aangezien er geen gebrek aan medewerking was2048. In enkele alleenstaande beslissingen heeft de Arbeidsrechtbank van Verviers geoordeeld dat de aanvrager, die volhardt in de kwade trouw en de gegevens die noodzakelijk zijn bij het onderzoek van zijn aanvraag, niet wenst over te maken, zichzelf een onwaardig bestaan aandoet en zo zichzelf het recht op een menswaardig bestaan zoals gewaarborgd in artikel 23 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 1 OCMW-Wet ontzegt2049. In dezelfde zin sluit de medewerkingsplicht elke dreigende of beledigende houding uit ten aanzien van de maatschappelijk werker die met het sociaal onderzoek is belast2050. Het OCMW kan beslissen de steun pas later toe te kennen wanneer de aanvrager de gepaste bewijzen heeft binnengebracht. De steun is pas vanaf dat ogenblik verschuldigd2051.
5.2.5. Plicht van het OCMW tot het inwinnen en verstrekken van inlichtingen en raadgeving Het OCMW is verplicht de steunaanvragers inlichtingen en raad te geven. Op dit vlak zijn er een aantal vonnissen gewezen. -
2042 2043 2044
2045 2046 2047 2048 2049 2050 2051
Wanneer een persoon aan het OCMW vraagt om over de brug te komen met een huurwaarborg en bij die gelegenheid aan het centrum verklaart zich alleen te willen vestigen, moet dit centrum zich
Arbrb.Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Beveren, AR 347.540. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.000. T.T. Bruxelles, 15e ch., 15 février 2002, X / CPAS Forest, RG 18.570/01 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Vresse-sur-Semois, RG 61.946 ; T.T. Verviers, 1e ch., 22 octobre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1292/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 33.392/02. Idem : 2 : T.T. Liège : 1 ; T.T. Verviers : 1. C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Ittre, RG 41.235. T.T. Charleroi, 5e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60500/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 novembre 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 37.117/02. T.T. Liège, 7e ch., 22 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.584. T.T. Verviers, 1e ch., 22 février 2002, X / CPAS Sambreville, RG 1326/2001. T.T. Verviers, 1e ch., 22 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 2101/2001. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 18 november 2002, X / OCMW Ukkel, AR 48612.
230
informeren over de inkomsten van de betrokkene en desgevallend, het advies geven om daarnaast ook het bestaansminimum of maatschappelijke dienstverlening aan te vragen2052. -
Het OCMW mag geen tussenkomst weigeren in de kosten van de gezondheidszorg omdat de betrokkene het centrum laattijdig hiervan op de hoogte zou hebben gebracht, wanneer nergens blijkt dat het centrum hem vooraf had ingelicht over de noodzaak om eerst zijn machtiging te krijgen vooraleer de kosten mochten worden gemaakt2053.
5.3. De beslissing van het OCMW 5.3.1. De auteur van de beslissing Het Comité Sociale Dienst kan beslissen indien de Raad eenparig de bevoegdheden daartoe heeft overgedragen conform artikel 62bis OCMW-Wet. Om die reden is de beslissing derhalve niet onwettig2054.
5.3.2. De vorm van de beslissing De beslissing is niet nietig omdat de straatnaam in het Frans werd geschreven. Deze vermelding is immers niet essentieel2055.
5.3.3. De motivering De rechtspraak herinnert eraan dat de beslissing moet gemotiveerd zijn : de feitelijke gegevens die eigen zijn aan de zaak, moeten duidelijk worden aangegeven, alsook de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn2056. De schending van de motiveringsplicht komt aan bod in talrijke uitspraken. Deze kan zowel op een inhoudelijk aspect betrekking hebben als op een vormelijk aspect. Wat betreft het vormelijk aspect : artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 leggen een motiveringsplicht op, maar verplichten niet dat er uitvoerig wordt gemotiveerd. Men moet niet op alle mogelijke feitelijke en juridische argumenten ingaan2057 ; als het beschikkend gedeelte van de beslissing niet is gemotiveerd en in de begeleidende brief slechts één reden wordt vermeld is motivering onvoldoende ;2058 indien na een sociaal onderzoek bepaalde steun wordt toegekend en andere steun wordt geweigerd, is de beslissing voldoende gemotiveerd op basis van artikel 62bis OCMW-Wet, de wet van 29 juli 1991 en artikel 14 van het Sociaal Handvest ;2059 indien de beslissing niet integraal werd meegedeeld, maar enkel “het beschikkende gedeelte” zonder motivering, is er een schending van de motiveringsplicht, temeer daar het dossier niet mocht worden ingezien.2060 Wat betreft het inhoudelijke aspect :
2052 2053 2054 2055 2056 2057 2058 2059 2060
T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.671. T.T. Liège, 7e ch., 16 octobre 2002, X / CPAS Herstal, RG 321.636. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2012306. Arbrb. Tongeren, 5 april 2002, X / OCMW Bilzen, AR 3128/2001. T.T. Mons, 5e ch., 8 février 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1293/00/M ; T.T. Mons, 2e ch., 8 mai 2002, X / CPAS Mons, RG 4.157/01/M. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2003834 en 2003835. Arbrb. Dendermonde (afdeling Aalst), 3e K., 25 juni 2002, X / OCMW Denderleeuw, AR 48.320. Arbrb. Brussel, 20e K., 6 juni 2002, X / OCMW Vilvoorde, AR 26.018/02. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2012306.
231
-
het Arbeidshof van Antwerpen stelt geen schending van de motiveringsplicht vast wanneer in de beslissing geen gewag wordt gemaakt van de aanvraag tot regularisatie op basis van artikel 9, 3e Vreemdelingenwet2061.
Bepaalde gerechten lijken strenger toe te zien op de motiveringsplicht wanneer de raad voor maatschappelijk welzijn van het OCMW een andere beslissing neemt dan de maatschappelijk werker in de conclusies van zijn sociaal verslag had voorgesteld2062. In dezelfde zin is er wel een schending van de motiveringsplicht indien er zonder enige motivering wordt afgeweken van het advies van de maatschappelijk assistente2063; wegens miskenning van de vraag om door een andere assistent begeleid te worden wegens de verstoorde relatie2064;
-
wanneer de beslissing te summier gemotiveerd is zodat de betrokkene de feitelijke en juridische overwegingen waarop de beslissing steunt niet kan kennen, zoals o.a -
“U hebt bedrog gepleegd”2065; “U verblijft niet op het adres dat u hebt opgegeven” en “U hebt de gestelde voorwaarden niet nageleefd”)2066; “Wijziging van de sociale situatie2067.
Wanneer een geringere steun wordt toegekend dan voorheen, moet dit gemotiveerd worden aan de hand van de feitelijke omstandigheden die deze vermindering rechtvaardigen2068. Bij gebrek aan motivering wordt de beslissing nog steeds vernietigd en doet de rechter in plaats van het OCMW uitspraak over het opgeëiste recht2069. Het Arbeidshof van Luik heeft geoordeeld dat de voorheen door het OCMW erkende staat van behoeftigheid, voortduurt, bij gebrek aan motivering van de door het OCMW genomen eindbeslissing2070. De motiveringsplicht is evenwel niet van openbare orde. Indien de schending ervan niet werd opgeworpen vernietigt de rechter de beslissing ultra petita2071.
5.3.4. De betekening In overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Cassatie2072, is de betekening uitgevoerd op de datum dat het aangetekend schrijven aan de bestemmeling wordt overhandigd of wordt aangeboden op het juiste adres2073. De bewijslast voor de correcte betekening, dat wil zeggen met vermelding van de door de wet opgelegde bepalingen, ligt bij het OCMW2074. 2061 2062 2063 2064 2065 2066 2067 2068 2069
2070 2071 2072 2073
Arbh. Antwerpen, 4e K., 20 maart 2002, X / OCMW Beerse, AR 2000257. C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, CPAS Erquelinnes / X, RG 16.184. Arbrb. Tongeren, 5 april 2002, X / OCMW Bilzen, AR 3128/2001. Arbrb. Hasselt, 1e K., 24 mei 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2014289. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 3 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.596 en 342.926. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.721 en AR 344.710. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 24 september 2002, X / OCMW Ninove, AR 46.713. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 17.114. C.T. Liège, (section Liège), 24 avril 2002, X / CPAS Ninove, RG 30.483/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 20.696/01 ; T.T. Mons, 2e ch., 6 mars 2002, X / CPAS Mons, RG 1.192/00/M ; T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Estaimpuis, RG 72.924 ; T.T. Nivelles, (section Wavre), 2e ch., 12 avril 2002, X / CPAS Wavre, RG 1847/w/2001 ; T.T. Huy, 2e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Huy, RG 56.030. Idem : T.T. Bruxelles : 4. C.T. Liège, (section Liège), 24 avril 2002, X / CPAS Ninove, RG 30.483/01. Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Puurs / X, AR 2010119. Cass., 16 september 1991, Arr. Cass., 1991-92, 51. T.T. Liège, 7e ch., 23 février 2002, X / CPAS Liège, RG 315.005.
232
Bij gebrek aan betekening of bij een onregelmatige betekening (zonder de door de wet opgelegde vermeldingen) vangt de beroepstermijn niet aan2075. Hoewel iedere beslissing inzake individuele dienstverlening binnen de acht dagen dient te worden meegedeeld aan de aanvrager, staat hierop geen sanctie, vooral niet indien blijkt dat de betrokkene hierdoor geen nadeel leed en de beslissing hem mondeling en persoonlijk werd meegedeeld2076. Het loutere feit dat kon worden vastgesteld dat de betrokkene kennis heeft van een beslissing, aangezien de vermindering van de ontvangen steun meteen inging, doet de beroepstermijn niet aanvangen, wanneer er geen betekening is verricht op de door de wet opgelegde wijze2077. In tegenovergestelde zin heeft de Arbeidsrechtbank van Doornik2078 in één beslissing geoordeeld dat de beroepstermijn begint te lopen op de datum waarop bewezen is dat de bestemmeling kennis had van de beslissing, zelfs al heeft er geen betekening plaatsgevonden. Deze beslissing staat alleen en kan worden betwist, want stemt niet overeen met de bepalingen van artikel 71 van de wet van 1976, dat het vertrekpunt voor de beroepstermijn op een limitatieve wijze vastlegt. De betekening die de verplichte vermeldingen met betrekking tot de mogelijkheid om beroep aan te tekenen, de termijn waarbinnen dit moet gebeuren en de bevoegde rechter, niet bevat, is nietig en blijft zonder uitwerking2079. De betekening die rechtstreeks gedaan werd aan de betrokkene zelf en niet aan de voorlopige bewindvoerder, ook al wist het OCMW dat deze laatste de eerste vertegenwoordigde, is onregelmatig2080. Het feit dat de beslissing niet aangetekend verstuurd is, aangezien het OCMW over geen adres van betrokkene beschikte, kan niet als grond van onontvankelijkheid door het OCMW zelf opgeworpen worden, aangezien de betrokkene steeds het recht heeft binnen de maand beroep in te stellen2081. Het Arbeidshof van Luik steunt op artikel 31bis van de organieke wet van 1976, ingevoegd door het Waals Gewest, volgens hetwelk de Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur van toepassing is op de beslissingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en bepaalt dat de betekening van de beslissing een aantal vermeldingen moet bevatten over de beroepsmogelijkheden. Komen die vermeldingen er niet in voor, dan begint de beroepstermijn niet te lopen2082. In een arrest van 20 februari 2002 heeft het Arbitragehof geoordeeld dat artikel 3, 4°, van de Wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten, in zoverre dit de betekening van alle beslissingen of alle administratieve akten met individuele draagwijdte van provinciale overheden beoogt, met inbegrip van de bestendige deputaties in de uitoefening van de voogdij zoals bedoeld in artikel 53, § 3, van de organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de regels schendt die de respectievelijke bevoegdheden vaststellen van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten. Daarentegen schendt dit artikel, zo gelezen dat het niet van toepassing is op de administratieve beslissingen of akten van de provinciale en administratieve overheden met betrekking tot de 2074
2075
2076 2077 2078 2079 2080 2081 2082
C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Thimister-Clermont, RG 30.325/01 ; T.T. Mons, 5e ch., 20 février 2002, X / CPAS Frameries, RG 3023/01/M ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 33.766/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 février 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 12.422/01 ; T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Mettet, RG 112.947 ; T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Mettet, RG 112.949 ; T.T. Dinant, 7e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Viroinval, RG 61.745 ; T.T. Huy, 2e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Wanze, RG 55.608. Idem : T.T. Bruxelles : 3. Arbrb Antwerpen, 14e K., 14 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 344535. T.T. Mons, 2e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 5.125/01/M. T.T. Tournai, 3e ch., 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.132. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Fleurus, RG 57.295/R. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Anderlecht et Saint-Gilles, RG 26.109/02. Arbrb. Turnhout, 2e K., 14 juni 2002, X / OCMW Vosselaar, AR 25.444. C.T. Liège, (section Neufchâteau), 11e ch., 10 juillet 2002, X / CPAS Rendeux, RG 3.488/01. Contra : T.T. Bruxelles, ch. vac., 6 septembre 2002, X / CPAS Grâce-Hollogne, RG 29.428/02.
233
openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de regels die de respectievelijke bevoegdheden vaststellen van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, niet2083.
5.3.5. De ingang van de beslissing Overeenkomstig vaste rechtspraak is de de bijstand verschuldigd vanaf de aanvraag. Wanneer de bijstand vanaf die datum wordt toegekend, is er geen sprake van achterstal2084. Wanneer achtereenvolgens verschillende gelijkaardige aanvragen ingediend zijn, die op dezelfde manier worden betwist, is de bijstand verschuldigd vanaf de eerste aanvraag2085. Wanneer bijzondere omstandigheden echter een afwijking op dit beginsel kunnen rechtvaardigen, kan de steun worden toegekend voor een periode die vóór de aanvraag ligt2086 of, omgekeerd, slechts vanaf een datum na de aanvraagdatum2087. De Arbeidsrechtbank van Brussel rechtvaardigt die beslissing met verwijzing naar een arrest van het Hof van Straatsburg van 28 oktober 2001 : het recht op een eerlijk proces veronderstelt dat het recht van toegang tot de rechtbank is verzekerd. In dit opzicht is een dergelijke zekerheid overbodig wanneer men niet van het principe uitgaat dat de rechtsregel zal worden nageleefd. Aldus kan de dwingende aard van een rechtsregel niet uitdoven door het loutere feit dat er sindsdien veel tijd verstreken is. Dit is inherent aan de rechtsgang2088. Het Arbeidshof van Luik heeft geoordeeld dat de stelling volgens dewelke maatschappelijke dienstverlening automatisch verschuldigd is vanaf de aanvraag, onjuist is. De steun is verschuldigd vanaf het ogenblik waarop hij elkeen de mogelijk geeft een menswaardig bestaan te leiden. Het is niet mogelijk om uit de motivering van dit arrest een principiële beslissing af te leiden2089. Volgens een toenemende rechtspraak belet de aard van de maatschappelijke dienstverlening dat zij met terugwerkende kracht wordt toegekend, dat wil zeggen voor een periode die de aanvraag voorafgaat, behalve indien bijzondere omstandigheden dit zouden recht-vaardigen2090. -
Het feit dat de eerdere beslissing destijds niet werd aangevochten, is geen bijzondere omstandigheid die rechtvaardigt dat er steun wordt toegekend voor een periode die vóór de aanvraag ligt2091.
-
Het loutere feit met gezondheidsproblemen te kampen, volstaat niet als bijzondere omstandigheid, wanneer er niet wordt aangetoond in welke mate deze problemen de betrokkene zouden verhinderd hebben de aanvraag eerder in te dienen2092.
Men kan moeilijk een rechtvaardiging vinden voor de veroordeling van het OCMW tot een tussenkomst voor de periode die de aanvraag voorafgaat, aangezien dit centrum voor die periode geen onderzoek heeft kunnen instellen naar de staat van behoeftigheid, noch heeft kunnen afwegen welke steun het meest geschikt zou zijn in het licht van die behoefte2093.
2083 2084 2085 2086
2087 2088 2089 2090 2091 2092 2093
C.A., 20 février 2002, n° 43/2002, Mon. 22 mai 2002. T.T. Liège, 10e ch., 7 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 306.876. T.T. Liège, 9e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 318.936. T.T. Huy, 2e ch., 6 février 2002, X / CPAS Ferrières, RG 55.523 ; T.T. Dinant, 7e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Couvin, RG 62.144 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 juillet 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 30.491/02 et 32.406/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30.851/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 18.638/01 qui cite Cour E.D.H., 28 octobre 2001, GOLDER / Royaume Uni, J.T.T., 2001, 716. C.T. Liège, (section Liège), 2e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 30.471/01 ; C.T. Liège, (section Liège), 2e ch., 19 novembre 2002, CPAS Liège / X et E.B., RG 29.395/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 mai 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 23.011/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Jette, RG 19.229/01 et 23.498/01. T.T. Liège, 9e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Saint-Nicolas, RG 320.928. T.T. Charleroi, 11e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Estinnes, RG 60.485/R. C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 11 décembre 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 30.396/01.
234
Kennelijk heeft het Arbeidshof van Luik in een alleenstaand arrest het principe naar voren geschoven (zij het zondere bijzondere motivering) dat de steun onmogelijk problemen kan compenseren die de betrokkene heeft gekend voor de tussenkomst van het OCMW, dat er overigens niet mee belast is voor deze problemen vergoedingen toe te kennen. Toekenning van steun met terugwerkende kracht maakt evenmin deel uit van zijn wettelijke opdracht2094. In die zin is het aan de benadeelde aanvrager om een veroordeling van het OCMW te eisen wanneer het centrum hem op een onwettige manier steun zou hebben geweigerd, een veroordeling die ertoe zou strekken hem een schadevergoeding toe te kennen die ex æquo et bono zou worden vastgesteld2095. Op dezelfde manier wordt er slechts afgeweken van de algemene regel dat geen steuntoekenning mogelijk is vanaf de aanvraag, maar pas vanaf een datum na de aanvraagdatum, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden2096.
5.3.6. De duur van de beslissing In beginsel wordt de geldelijke steun toegekend voor onbeperkte duur. In een beslissing werd het OCMW veroordeeld tot betaling van steun gedurende elf maanden, opdat de betrokkene ertoe zou worden verplicht het OCMW op de hoogte te houden van de evolutie van zijn administratieve verblijfssituatie (in deze : vraag tot erkenning als staatloze)2097. Indien de noodzaak van de medicatie voldoende wordt bewezen en de behoeftigheid wordt aangetoond is een beperking van de tussenkomst tot zes maanden niet gerechtvaardigd. Het OCMW kan steeds, na wijziging van de toestand, een nieuwe beslissing nemen2098.
5.4. De betaling 5.4.1. De betalingsmodaliteiten Men kan de aanvrager niet verplichten om zijn maandelijkse maatschappelijke dienstverlening bij het OCMW zelf in ontvangst te nemen, aangezien het centrum ver verwijderd ligt van de hem door de Minister van Binnenlandse Zaken opgelegde verblijfplaats (administratieve beslissing). Het OCMW wordt veroordeeld tot betaling van de maatschappelijke dienstverlening via een circulaire cheque of via overschrijving op de bank2099. Indien een persoon in Antwerpen woont maar toegewezen is aan het OCMW van Chapelle-lez-Herlaimont, dient het OCMW de maandelijkse steun via een bankrekening te storten, eventueel onder de voorwaarde dat de betrokkene zich om de 2 maanden aanbiedt2100. De Arbeidsrechtbank van Doornik heeft geoordeeld dat het OCMW geen fout begaat door de maatschappelijke dienstverlening op het einde van de overeenstemmende maand uit te betalen. Deze betalingswijze is evenmin een vertraging of een misbruik2101. Een beslissing veroordeelt het OCMW ertoe om de komende vier maanden een dagelijkse steun te storten, waarbij het centrum zelf de concrete inningsformaliteiten mag bepalen2102. 2094 2095 2096 2097 2098 2099 2100 2101 2102
C.T. Liège, (section Liège), 2e ch., 17 septembre 2002, CPAS Liège / X, RG 30.430/01. T.T. Tournai, 3e ch., 19 février 2002, X / CPAS Tournai, RG 72.637, qui cite C.T. Liège, 8e ch., 24 janvier 2001, RG 28.529/99. T.T. Dinant, 7e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Beauraing, RG 62.183. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 37.295/02. Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Hoegaarden, AR 2926/01. T.T. Dinant, 7e ch., 12 février 2002, X / CPAS Deinze, RG 61.649 et 61.749. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 28 januari 2002, X / OCMW Chapelle-lez-Herlaimont, AR 332.330. T.T. Tournai, 3e ch., 2 mai 2002, X / CPAS Tournai, RG 73.705. T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 0596/2002.
235
De Arbeidsrechtbank van Brussel meent dat het OCMW grote verwarring schiep door op verschillende wijzen uit te betalen, zodat het betrokkene niet kwalijk genomen kan worden dat hij de gelden niet meer kwam ophalen. Alle bedragen hadden logischerwijze op de bankrekening gestort moeten worden. Er is geen enkel objectief element aangehaald om de verandering van betalingswijze te rechtvaardigen en de steun dient dus toch aan betrokkene uitbetaald te worden2103.
5.4.2. De afhoudingen Bij gebrek aan een nieuwe beslissing in die zin, is het OCMW niet gerechtigd om in uitvoering van een uitspraak ambtshalve een geldsom in te houden op de betaalde steun. Het OCMW dat zo’n afhouding verricht, maakt zich schuldig aan feitelijkheden en aan machtsmisbruik2104.
5.4.3. Afstand en beslag Hierover is er geen rechtspraak
5.4.4. Intresten Het OCMW kan eventueel veroordeeld worden tot betaling van intresten op het gevorderde bedrag. Deze intresten lopen echter pas op het einde van de maand waarin ze verschuldigd zijn2105. (cf. § 6.5.6)
5.4.5. Opschorten van betaling Hierover is er geen rechtspraak
5.4.6. Indexatie van de betalingen Uit de aard van de maatschappelijke dienstverlening volgt dat het OCMW na beoordeling van de behoefte, de middelen bepaalt die het meest geschikt zijn om daaraan tegemoet te komen. Men kan alleen naar de toekenningsbeslissing verwijzen om te bepalen of een voor een welbepaalde periode, in verschillende schijven te betalen geldelijke steun, al dan niet indexaanpassingen moet ondergaan. De indexering gebeurt niet automatisch en is ook niet van rechtswege verschuldigd. Wanneer de behoeftigheid erger wordt, dient aan het OCMW een verhoging te worden gevraagd van de voorheen toegekende steun2106. In dezelfde zin oordeelde de Arbeidsrechtbank van Brussel dat er geen automatisch recht bestaat op indexaanpassing van deze steunnormen. De aanvullende steun wordt berekend volgens vaste criteria en op basis van onkostenfacturen en bij wijziging van deze onkostenfacturen, wordt ook de aanvullende steun aangepast2107. Het volstaat dat de toepassing van de normen door het OCMW objectief verloopt en dat de menselijke waardigheid gegarandeerd blijft2108.
5.4.7. De schuldvergelijking
2103 2104 2105 2106 2107 2108
Arbrb. Brussel, Vak. K., 26 juli 2002, X / OCMW, AR 582401. T.T. Arlon, 2e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.542 ; T.T. Arlon, 1e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Aubange, RG 31.196. Arbrb. Tongeren, 5 april 2002, X / OCMW Bilzen, AR 3128/2001 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 september 2002, X / OCMW Bilzen, AR 1803/2001. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Mons / X , RG 16.793. Arbrb. Brussel, Vak. K., 3 september 2002, X. / OCMW Grimbergen, A.R. 29421/02. Arbrb. Brussel, Vak. K., 3 september 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 29421/02.
236
De Arbeidsrechtbank van Hoei heeft geoordeeld dat de maatschappelijke dienstverlening geen «levensonderhoud» is in de zin van artikel 1293 van het Burgerlijk Wetboek, zowel wegens de gebruikelijke betekenis van het woord «levensonderhoud», als wegens het feit dat de maatschappelijke dienstverlening geen terugwerkend effect heeft, in de mate waarin het materieel onmogelijk is geldelijke steun toe te kennen om de betrokkene voor een voorbije periode in staat te stellen met terugwerkende kracht een menswaardig leven te leiden. Het OCMW is dus gerechtigd om een maatschappelijke dienstverlening toe te kennen en bij deze gelegenheid te beslissen om die te compenseren met door de betrokkene verschuldigde sommen2109.
5.5. Herziening De rechtspraak herinnert eraan dat het OCMW (het bedrag van) de maatschappelijke dienstverlening niet kan stopzetten of verminderen dan middels een gemotiveerde individuele beslissing2110. Wanneer het OCMW steun afschaft zonder een gemotiveerde individuele beslissing, begaat het een feitelijkheid en bezondigt het zich aan machtsmisbruik, wat per definitie fout is2111. De betrokkene moet worden hersteld in zijn vroegere situatie2112. Om een eerdere toekenningsbeslissing te herzien, moet het OCMW feitelijke omstandigheden aantonen waardoor het gemachtigd is de steun af te schaffen of te verminderen. De bewijslast van die feitelijke wijzigingen ligt bij het centrum. Een sociaal onderzoek is hierbij onontbeerlijk2113. Het loutere feit dat de begunstigde opmerkt dat voor de verstreken maand een lager bedrag is betaald dan ter gelegenheid van de vorige maanden, kan niet worden beschouwd als kennisneming van de beslissing tot vermindering van de steun, want zo zou ook niet anders dan erkend kunnen worden dat de beslissing regelmatig genomen is door het OCMW, met als gevolg dat de beroepstermijn zou beginnen lopen2114.
6. DE GERECHTELIJKE PROCEDURE 6.1. Bevoegdheid van de rechtbank 6.1.1. Territoriale bevoegdheid De rechtbank van de woonplaats van de aanvrager is bevoegd. -
De inschrijving in het wachtregister geldt als woonplaats in de zin van artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek2115.
-
Of de verplichte plaats van inschrijving voor de asielzoeker eveneens geldt als woonplaats, is echter omstreden. De Franstalige rechtbanken antwoorden nu eens bevestigend2116, dan weer ontkennen2117. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen stelt dat kandidaat-vluchtelingen niet worden ingeschreven in het bevolkingsregister, maar wel in het wachtregister. Het Gerechtelijk Wetboek kent dit wachtregister niet, maar naar analogie met artikel 628, 14° van het Gerechtelijk Wetboek is de rechtbank bevoegd
2109 2110 2111 2112 2113
2114 2115 2116 2117
T.T. Huy, 2e ch., 23 décembre 2002, X / CPAS Huy, RG 52.345 et 52.504. T.T. Liège, 9e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Crisnée, RG 325.212. T.T. Arlon, 2e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Aubange, RG 30.156. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Jette, RG 32.385/02. T.T. Liège, 9e ch., 18 avril 2002, X / CPAS Thimister-Clermont, RG 320.782 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 3 juillet 2002, X / CPAS Courcelles, RG 60.451/R ; T.T. Neufchâteau, ch. vac., 22 juillet 2002, X / CPAS Saint-Hubert, RG 28.695. T.T. Mons, 5e ch., 8 février 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1293/00/M. T.T. Verviers, 1e ch. 22 février 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1783/2001. T.T. Eupen, 1e ch., 13 juin 2002, X / CPAS La Calamine, RG 290/01 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 novembre 2002, X / CPAS Ham-Sur-Heure, RG 325.804. T.T. Liège, 7e ch., 27 novembre 2002, X / CPAS Kortemark, RG 320.809.
237
die het dichtst bij de werkelijke verblijfplaats van betrokkene is gelegen2118. De toewijzing aan een gemeente bepaalt enkel het bevoegde OCMW en wijzigt geenszins de verblijfplaats van de betrokkene2119. De territoriale bevoegdheid is geen kwestie van openbare orde. De partijen kunnen ervoor kiezen geen exceptie van onbevoegdheid op te werpen2120. In tegenstelling tot de beslissingen uit 2001, werd geoordeeld dat het OCMW, waarvan de beslissing uitdrukkelijk de gevatte rechtbank aanwijst als bevoegde rechtbank, niettegenstaande het feit dat de woonplaats van de betrokkene zich in een andere gemeente bevindt, geacht wordt aan zijn exceptie van onbevoegdheid te verzaken2121.
6.1.2. Materiële bevoegdheid De materiële bevoegdheid van de arbeidsgerechten is van openbare orde en zorgt nauwelijks voor problemen in de rechtspraak. Een paar beslissingen hebben zich uitgesproken over bijzondere vraagstukken. -
De arbeidsrechtbank is bevoegd om uitspraak te doen over een beroep, ingesteld tegen een beslissing die weigert om de betrokkene de hoedanigheid van dakloze toe te kennen, aangezien het een vraag van maatschappelijke dienstverlening betreft en dit behoort tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank2122.
-
De arbeidsrechtbank blijft bevoegd om kennis te nemen van de vraag die op basis van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek wordt geformuleerd ter gelegenheid van de conclusies, die er niet toe strekt maatschappelijke dienstverlening te krijgen, maar wel een schadevergoeding, gelijkwaardig aan maatschappelijke dienstverlening, ook al gaat het dan om de enige vordering die nog aanhangig is, en als hoofdvordering niet tot de bevoegdheid van de exceptierechter zou behoren2123.
-
Een vraag naar begeleiding door een andere maatschappelijk assistente omdat de verhouding tussen hen verstoord zou zijn, behoort wel tot de bevoegdheid van de Arbeidsrechtbank op basis van artikel 71, eerste lid van de OCMW-wet en op basis van artikel 580, 8° van het Ger.W. dat bepaalt dat de arbeidsrechtbanken bevoegd zijn voor de geschillen over de toepassing van de OCMW-wet2124.
De meeste betwistingen over de materiële bevoegdheid betreffen de onderhouds-problematiek. Conform de gemeenrechtelijke bevoegdheidsregels is de Arbeidsrechtbank ter zake niet bevoegd. Omdat de materiële bevoegdheid van openbare orde is moet de arbeidsrechtbank dit middel ambtshalve opwerpen en verwijzen naar de Arrondissementsrechtbank (artikel 639 en 640 van het Gerechtelijk Wetboek)2125. De Arbeidsrechtbank is onbevoegd inzake: een verhaal op de onderhoudsplichtige echtgenoot2126; de beslissing van het OCMW inzake tussenkomsten van kinderen en schoonkinderen2127; het bepalen van het aandeel van elk kind in de verblijfskosten van hun opgenomen vader2128; 2118
2119 2120 2121 2122 2123 2124 2125 2126 2127 2128
Arbrb. Antwerpen, 10 januari 2002, 6e K, X / OCMW Overijse, AR 332.144 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 februari 2002, X / OCMW Haacht, AR 340.069 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 februari 2002, X / OCMW Koksijde, AR 325.627. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 februari 2002, X / OCMW Haacht, AR 340.069 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 februari 2002, X / OCMW Koksijde, AR 325.627. T.T. Nivelles, (section Wavre), 2e ch., 19 mars 2002, X / CPAS Braine-le-Comte, RG 1782/w/2001. T.T. Charleroi, 5e ch., 5 novembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61.284/R. Idem : T.T. Charleroi : 7. T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Ottignies, RG 2363/w/2001. T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Willebroek, RG 318.559. Arbrb. Hasselt, 1e K., 24 mei 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2014289. Arbrb. Leuven, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Boutersem, AR 2161/01 en 2273/01. Arbrb. Leuven, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Boutersem, AR 2161/01 en 2273/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 november 2002, X / OCMW Kontich, AR 343707. Arbh. Antwerpen, 4e K., 16 oktober 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 2000/910.
238
-
2129
de terugvordering van de kosten van de verleende steun die normaal ten laste is van onderhoudsplichtigen2129.
T.T. Verviers, 1e ch., 26 novembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1801/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 26 novembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1800/2002.
239
Verder komen diverse punten van onbevoegdheid aan de orde: Kwijtschelding van een schuld behoort tot de louter discretionaire bevoegdheid van het OCMW De Arbeidsrechtbank is wel bevoegd om uitspraak te vellen over de opportuniteit en de modaliteiten van de terugvordering, voor zover het OCMW daarover een beslissing zou treffen2130. De arbeidsrechtbank is ook onbevoegd om te oordelen over een vordering tot schadevergoeding tegen een OCMW wegens verkeerde inlichtingen, waardoor de achterstallige schuld inzake bijdragen voor zelfstandigen hoog is opgelopen2131. het beroep tegen het opleggen van wettelijke hypotheek2132; huurachterstallen en huurgebreken (bevoegdheid van de vrederechter)2133 of inzake huurschade2134. Verder is de Arbeidsrechtbank onbevoegd : om kennis te nemen van een betwisting van de afhoudingen die ambtshalve door het OCMW worden verricht op de latere steun, betaald in maandschijven (afhouding verricht als terugvordering van vroegere toegekende steun bij wijze van terug te betalen voorschotten): dit geschil valt onder de uitsluitende bevoegdheid van de Beslagrechter (dit is overigens een kwestie van openbare orde), zodat de rechtbank het geding verwijst naar de Arrondissementsrechtbank2135. Tenslotte dient gewezen op een vernuftige maar vergeefse exceptie. Een OCMW erkent dat de steun niet langer werd uitbetaald doch stelt dat dit niet het gevolg is van een beslissing tot toekenning, weigering of terugvordering van maatschappelijke dienstverlening, zodat de arbeidsrechtbank niet bevoegd is overeenkomstig artikel 580, 8, d van het Gerechtelijk Wetboek De Arbeidsrechtbank van Kortrijk stelt dat stopzetten van steun wel degelijk beschouwd kan worden als een impliciete beslissing tot weigering zodat de rechtbank bevoegd is2136.
6.1.3. Het kort geding Opdat hoogdringendheid zou worden vastgesteld, moet de aanvrager minstens de waarschijnlijkheid aantonen van de beweerde staat van behoeftigheid2137. De rechter in kort geding houdt bij de beoordeling van de dringendheid rekening met de bijzondere gegevens uit de zaak2138. In afwachting van de uitspraak van het Arbitragehof inzake de betwistingen van vreemdelingen die op grond van de Regularisatiewet hadden ingediend, waren er in het rechtsgebied van Gent talrijke kort gedingen gevoerd, waarbij vaak provisionele steun werd toegekend. Het Arbeidshof van Gent moest zich nu uitspreken over de vraag van betrokkenen die ondertussen al geregulariseerd waren. Het Arbeidshof oordeelt dat het zelf ook een uitspraak bij voorraad dient te doen en dat het kan rekening houden met de regularisatie. Vanaf die datum kan geen steun meer worden ontzegd op basis van artikel 57 § 2 OCMW-Wet. De rechtsgrond van de betwiste beslissing is dan ook verdwenen. De slotsom is dat de zaak niet meer hoogdringend is en dat de vordering ongegrond is2139. Na vastgesteld te hebben dat het beroep bij de Raad van State tegen een beslissing van het CGVS conform artikel 51/8 Vreemdelingenwet (weigering tot inoverwegingname) geen recht op steun genereert2140, dat er geen medische overmacht is en dat hij tenslotte het OCMW niet behoorlijk heeft ingelicht over zijn regularisatieaanvraag, beslist het Arbeidshof dat de gevorderde voorlopige maatregelen niet kunnen worden toegestaan wegens gebrek aan hoogdringendheid2141.
2130 2131 2132 2133 2134 2135 2136 2137 2138 2139 2140 2141
Arbrb. Turnhout, 2e K., 8 november 2002, X / OCMW Geel, AR 25681. Arbrb. Kortrijk (afdeling Kortrijk), 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Anzegem, AR 62578. Arbrb. Dendermonde (afdeling St-Niklaas), 3e K., 5 maart 2002, X / OCMW Stekene, AR 60.818. Arbrb. Tongeren, 17 mei 2002, X / OCMW Hoeselt, AR 2439/2001 en 3457/2001. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 34.253/02. T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Olne, RG 0172/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 0913/2001. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 19 juni 2002, X / OCMW Kuurne, AR 63087. T.T. Nivelles, (section Nivelles), ch. réf., 31 mai 2002, X / CPAS Court-Saint-Etienne, RR 2/N/2002. T.T. Verviers, ch. réf., 2 septembre 2002, X / CPAS Spa , RR 0002/02. Arbh. Gent, 6e K., 3 juni 2002, OCMW Wetteren / X, AR 117/02. Arbitragehof, 1 maart 2001, nr. 21/2001, B.S. 3 mei 2001, 14911. Arbh. Gent, 6e K., 18 november 2002, OCMW Gent / X, AR 11102.
240
De rechter in kort geding mag onderzoeken of de termijnen voor de regularisatieprocedure werden nageleefd, zonder zich in de plaats te stellen van de Raad van State. Indien blijkt dat het beroep prima facie laattijdig is, kan de steun ontzegd worden. Daarmee eigent het Arbeidshof zich geen bevoegdheden van de Raad van State toe2142.
6.1.4. Taalgebruik Hoven en rechtbanken passen de beschikkingen van de wet van 15 juni 1935 toe, zonder dat hier gewijzigde standpunten in de rechtspraak moeten worden gemeld2143. Bij wijze van voorbeeld : -
-
-
-
het originele verzoekschrift mag in het Duits zijn opgesteld. Het feit dat de Nederlandse vertaling ervan buiten de beroepstermijn op de griffie aankomt, tast geenszins de toelaatbaarheid ervan aan op grond van artikel 84, sub 4 van de EG-Verordening 1408/71. Deze bepaling heeft rechtstreekse werking2144 ; de Arbeidsrechtbank van Tongeren moest de ontvankelijkheid van een Engelstalig verzoekschrift onderzoeken. Aangezien er geen bilaterale overeenkomst werd afgesloten met Albanië in afwijking van de Taalwet van 15 juni 1935, die van openbare orde is, is het verzoekschrift nietig en de vordering onontvankelijk2145 ; artikel 28 Taalwet wordt echter niet geschonden, wanneer de oproepingen voor een Waals OCMW werden vertaald naar het Frans. Geen enkele wetsbepaling legt echter de verplichting op het oorspronkelijke verzoekschrift eveneens te vertalen. De brief van het arbeidsauditoraat, met de vraag om het dossier en standpunt van het OCMW mee te delen, moet niet betekend worden maar kadert in de zin van artikel 138 van het Gerechtelijk Wetboek2146 ; gelet op artikel 40 van de Taalwet loopt de termijn van beroep gedurende een maand en worden de verjaring en rechtsplegingstermijnen gestuit, indien initiële akte tijdig was. Het OCMW kan niet het “non bis in idem”-beginsel inroepen aangezien er geen definitief vonnis is (het Franstalig vonnis ging enkel over de schending van de Taalwet), noch een schending van artikel 1057 van het Gerechtelijk Wetboek. en artikel 40 lid, 4 van de Taalwet (het gaat hier immers niet om een hoger beroep noch om Cassatie). De Arbeidsrechtbank moet opnieuw uitspraak doen2147.
6.2. Het Handvest van de Sociaal Verzekerde Het Handvest van Sociaal Verzekerde van 11 april 1995 is niet van toepassing op maatschappelijke dienstverlening op grond van de OCMW-Wet2148. Tevens verwijst de rechtspraak naar het arrest van het Arbitragehof d.d. 21 oktober 1998, waarin gesteld werd dat steunverlening niet viel onder het begrip sociale bijstand ex artikel 2,1°2149. Nochtans verwijst de Arbeidsrechtbank van Tongeren wel naar artikel 20 voor wat betreft de interesten2150 (cf. ook § 5.6.5). 2142 2143 2144 2145 2146 2147 2148
2149 2150
Arbh. Gent, 6e K., 17 juni 2002, OCMW Gent / X, AR 31/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Aarschot, RG 27.963/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 juillet 2002, X / CPAS Asse, RG 28.102/02. Arbrb. Hasselt, 1e K., 25 september 2002, X / OCMW Ham, AR 2021198. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2891/2001. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 28 januari 2002, X / OCMW Chapelle-lez-Herlaimont, AR 332.330. Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Asse, AR 14.377/01, 16.557/01 en 21.752/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.663 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.000 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010115 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 19 juni 2002, X / OCMW Mechelen, AR 77257 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 24 september 2002, X / OCMW Ninove, AR 46.713 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 1047/2002 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 november 2002, X / OCMW Zwevegem, AR 347.237. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 19 juni 2002, X / CMW Antwerpen, AR 333.858 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 1047/2002. Arbrb. Tongeren, 5 april 2002, X / OCMW Bilzen, AR 3128/2001 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 september 2002, X / OCMW Bilzen, AR 1803/2001.
241
De Arbeidsrechtbank van Namen heeft besloten dat het toch van toepassing is, in het bijzonder wanneer het gaat over de toekenning van steun, gelijkwaardig aan het bestaansminimum, aan een persoon van vreemde nationaliteit die omwille van zijn nationaliteit geen aanspraak kan maken op het bestaansminimum2151. Het Handvest wordt wel af en toe ingeroepen in combinatie met de motiveringsplicht2152. (cf. § 5.3.3.)
6.3. Het inleiden van de vordering 6.3.1. Het voorwerp van de vordering Een aantal betwistingen worden verder vermeld onder § 6.5.3.
2151 2152
T.T. Namur, 7e ch., 26 juillet 2002, X / CPAS Namur, RG 113.162. Arbrb. Brussel, 20e K., 6 juni 2002, X / OCMW Vilvoorde, AR 26.018/02 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 september 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 2014743.
242
6.3.1.1. Vordering tegen een beslissing Het beroep moet gericht zijn tegen een beslissing. Anders is de vordering onontvankelijk. Een beroep ingesteld nog voor er een beslissing is genomen door het OCMW, is onontvankelijk2153. Er is geen beslissing bij: een antwoord van de sociaal assistente per gewone brief2154; een informatief schrijven van het OCMW2155; de beslissing tot afsluiting van de gas- en elektriciteitsleveringen, niettegenstaande het feit dat het OCMW in de Lokale Advies Commissie omtrent de minimale leveringen van elektriciteit en gas zetelt, omdat deze beslissing wel degelijk door de gasmaatschappij en niet door het OCMW wordt genomen2156 ; de mondelinge weigering die de aanvrager wordt tegengeworpen op de dag van de aanvraag zelf, aangezien een beslissing van het OCMW noodzakelijk schriftelijk is en pas genomen wordt na een onderzoek2157 ; de brief die het OCMW aan de betrokkene betekent, met kennisgeving van de intrekkingsbeslissing van eerder toegekende steun, met toepassing van een beslissing die werd bekrachtigd door een vonnis, waartegen de betrokkene geen beroep heeft aangetekend2158 ; het beroep tegen een beslissing die een inhoudelijke, materiële vergissing in een eerdere definitieve beslissing verbetert, is onontvankelijk2159. Is vatbaar voor beroep, de beslissing van het OCMW waardoor een referentieadres wordt geweigerd aan een persoon die uit het bevolkingsregister is geschrapt ; de beslissing waarbij het OCMW beslist zijn antwoord op de vraag uit te stellen, die met een weigeringsbeslissing moet gelijkgesteld worden en kan dus worden aangevochten2160 ; het antwoord op een brief van de raadsman van betrokkene met de melding dat het verzoek tot steun van zijn cliënt wordt afgewezen, is dit wel degelijk als een beslissing te beschouwen2161. De beslissing noch de betekening zijn aangetast door een onregelmatigheid, ook al werden de door de OCMWWet bepaalde beslissings- en betekeningstermijnen niet nageleefd door het OCMW Aan deze laattijdigheid hangt een mogelijke sanctie vast : binnen de maand die volgt op het verstrijken van de termijn waarbinnen het OCMW een beslissing had moeten nemen, kan beroep worden aangetekend2162.
6.3.1.2. De vordering tegen het ontbreken van een beslissing Beroep is mogelijk wanneer er binnen de wettelijke termijn geen beslissing wordt genomen2163. De vordering wordt ontvankelijk verklaard op basis van artikel 71 OCMW-Wet2164. Indien het OCMW de steun wenst stop te zetten dan moet de Raad of het daardoor gemachtigde Bijzondere Comité van de sociale dienst een beslissing nemen. Anders kan men toch aanspraak maken op de voorheen toegekende steunverlening2165. 2153 2154 2155 2156 2157 2158 2159 2160 2161 2162 2163 2164
T.T. Charleroi, 5e ch., 1 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 61116/R. Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010115. Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Kampenhout, AR 12.192/01, 16.639/01 en 16.640/01. Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Diest, AR 1065/02 en AR 953/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 24.205/02. T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Juprelle, RG 316.273. T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 26.110/02. T.T. Liège, 9e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.513 et 323.270. Arbrb. Leuven, 2e K., 6 februari 2002, X / OCMW Stad Scherpenheuvel-Zichem, AR 2564/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Fleurus, RG 57.295/R. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Mons / X , RG 16.793 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Trooz, RG 321.178. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.404 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Holsbeek, AR 2239/01 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 17 april 2002, X / OCMW Willebroek, AR 78146.
243
Het beroep moet echter wel ingediend worden binnen de maand na het verstrijken van de beslissingstermijn2166.
6.3.1.3. Beroep tegen opeenvolgende beslissingen In overeenstemming met een vaste rechtspraak opent een nieuwe beslissing van het OCMW een nieuw recht op beroep, aangezien deze beslissing wordt genomen na een nieuw onderzoek naar de situatie van de aanvrager, in rechte en in feite2167. De beroepstermijn loopt opnieuw indien de weigeringsbeslissing later bevestigd wordt in een vergadering. Dan kan men binnen de maand na die vergadering beroep instellen2168. Indien de bestreden beslissingen echter louter bevestigende beslissingen zijn van een eerdere beslissing, waartegen betrokkene geen beroep heeft aangetekend, is de beroepstermijn verstreken2169. (Cf. § 6.3.1.4) Het beroep tegen een eerste beslissing van het OCMW wordt geacht tevens gericht te zijn tegen een latere beslissing van het centrum, genomen na een nieuw verhoor van de aanvrager, en waarbij de eerste beslissing wordt bevestigd, ook al werd die tweede beslissing niet aangevochten door een tweede beroep2170. Hoewel het beroep conform artikel 807 Ger.W. principieel niet kan uitgebreid worden tot de nieuwe beslissing, meent de Arbeidsrechtbank van Antwerpen dat de nieuwe beslissing enkel een verbeterde beslissing betreft, zodat het beroep ook daartegen gericht is2171.
2165 2166 2167 2168 2169 2170 2171
Arbrb. Dendermonde (afdeling Dendermonde), 3e K., 18 februari 2002, X / OCMW Berlare, AR 46.446. Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010115. C.T. Liège, (section Liège), 1e ch., 12 mars 2003, CPAS Seraing / X, RG 29.998-01 et 30.106-01 ; T.T. Namur, 7e ch., 26 juillet 2002, X / CPAS Namur, RG 111.774. Arbrb. Tongeren, 20 maart 2002, X / OCMW Genk, AR 2821/2001. Arbrb. Mechelen, 1e K., 19 juni 2002, X / OCMW Mechelen, AR 77257. T.T. Liège, 7e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 319.845 ; T.T. Liège, 7e ch., 4 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 326.268. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 november 2002, X / OCMW Ronse, AR 346136.
244
6.3.1.4. Beroep tegen een bevestigende beslissing In overeenstemming met een vaste rechtspraak passen de hoven en rechtbanken een uitermate strikte omschrijving toe van het begrip bevestigende beslissing. Zodra het OCMW overgaat tot een nieuw onderzoek in rechte en in feite van de situatie van de aanvrager, neemt het geen beslissing ter bevestiging van een eerdere beslissing die op dezelfde manier uitspraak zou hebben gedaan over een identieke vraag2172. De Arbeidsrechtbank van Luik omschrijft dit beginsel als het beginsel van de autonome beslissingsmacht waarover de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beschikken bij het nemen van de beslissingen2173.
6.3.2. De indiener van de vordering 6.3.2.1. De bekwaamheid Een door een minderjarige ingesteld beroep is ontvankelijk2174.
6.3.2.2. De hoedanigheid Het vorderingsrecht tot het verkrijgen van uitkeringen is een persoonlijk recht en moet dus door de betrokkene persoonlijk ingesteld worden. Indien een derde dit doet, in casu de afgevaardigd bestuurder van een rusthuis moet hij gemandateerd zijn. Als deze volmacht niet wordt bewezen, is de vordering onontvankelijk2175. Evenmin kan een vzw, waarbij de betrokkene verblijft, dit doen2176. De voorlopig bewindvoerder kan geen vergoeding vorderen voor zijn honoraria en kosten, die onbetaald zijn gebleven. Hij heeft immers niet het vereiste belang noch de vereiste hoedanigheid en kan geen aanspraak maken op steun voor een menswaardig leven, zodat de vordering onontvankelijk is2177. Een zoon kan geen beroep instellen tegen de beslissing van het OCMW om de borgstelling voor opname van zijn vader in het rustoord af te leveren mits inschrijving van de hypotheek door de Ontvanger bij gebreke aan akkoord over de opnamekosten. Betrokkene kan zich evenmin beroepen op een 10-jaar oude volmacht van zijn vader, temeer daar hij de vordering in eigen naam instelde2178. De rechtspraak blijft weinig formalistisch, vooral voor familieleden. -
2172
2173 2174
2175 2176 2177 2178 2179
De vordering tot het bekomen van voorschotten op onderhoudsgelden kan wel degelijk door de moeder worden ingesteld, zelfs als betrokkene meerderjarig is. Uit artikel 203bis B.W. kan afgeleid worden dat elke ouder bij niet-betaling een aanvraag tot onderhoudsvoorschot kan indienen. Overigens kan het OCMW ambtshalve voorschotten toekennen op basis van artikel 68ter OCMW-Wet. Tenslotte heeft het OCMW een beslissing genomen t.a.v. de moeder, zodat de vordering zeker ontvankelijk is2179.
T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 2 mai 2002, X / CPAS Ecausinnes, RG 1.982/01/LL ; T.T. Liège, 4e ch., 3 septembre 2002, X / CPAS Liège, RG 319.029 ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1504/2002 ; T.T. Liège, 7e ch., 4 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 326.268 ; T.T. Liège, 7e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 326.268 et 328.738. T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Zele et Herstal, RG 318.626, 319.329 et 321.995. C.T. Mons, 6e ch., 26 février 2002, CPAS Mons / X, RG 17.179 ; C.T. Liège , (section Liège), 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Huy, RG 29.006/00 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Ganshoren, RG 20.696/01 ; T.T. Mons, 5e ch., 20 février 2002, X / CPAS Frameries, RG 3023/01/M. Arbrb. Tongeren, 2e K., 7 juni 2002, X. / OCMW Bilzen, AR 1552002. Arbrb. Oudenaarde, 3e K., 2 december 2002, X / OCMW Geraardsbergen, AR 24.095/III. Arbrb. Brussel, 20e K., 8 mei 2002, X / OCMW Dilbeek, AR 19.910/01. Arbh. Antwerpen, 4e K., 18 april 2002, X / OCMW Meeuwen, AR 2010401. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Landen, AR 3310/01.
245
-
-
De partner van betrokkene kan een verzoekschrift opstellen en ondertekenen als aangestelde lasthebber, buiten die personen vermeld in artikel 728 van het Gerechtelijk Wetboek Dit artikel is niet van toepassing bij het indienen van een verzoekschrift. Het mandaat kan stilzwijgend zijn2180. Uit het dossier blijkt dat de echtgenoot eveneens betrokken partij is. Een niet-ondertekening van het verzoekschrift leidt evenwel niet tot nietigheid2181. Is ontvankelijk, het beroep dat wordt ingesteld door de zoon van de aanvragers, maar in de loop van het geding door hen wordt bekrachtigd2182. Bij gebrek aan bekrachtiging, is het beroep onontvankelijk, aangezien de insteller zelf geen persoonlijk belang kan doen gelden2183. Is ontvankelijk, het door de meerderjarige dochter van een huisvader ingesteld beroep, nadat de vader het OCMW had gevat, maar waarbij de omstandigheden eigen aan de zaak maakten dat de ingediende steunaanvraag geacht werd in werkelijkheid uit te gaan van de familie zelf. Aangezien de meerderjarige dochter door de rechtbank geacht werd één van de indieners van de steunaanvraag te zijn, mag zij de genomen beslissing betwisten, met name door haar vader te mandateren om een beroep in te stellen2184. De door een huisvader ingediende aanvraag mag in de omstandigheden eigen aan deze zaak geïnterpreteerd worden als een aanvraag die in werkelijkheid is ingediend namens alle gezinsleden : vader, moeder, meerderjarige en minderjarige kinderen. De Arbeidsrechtbank van Namen heeft daaraan toegevoegd dat men moet veronderstellen dat de vraag ingediend is door de familie zelf2185.
6.3.2.3. Het persoonlijk belang Hierover is er geen rechtspraak.
6.3.3. De termijn De beroepstermijn bedraagt één maand. Voor een geval waarin het OCMW zonder enige uitleg twee keer dezelfde betekening heeft verricht, heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel geoordeeld dat het beroep dat werd ingesteld binnen de maand van de tweede betekening maar buiten termijn wat de eerste betekening betreft, ontvankelijk was2186. Bij ontbreken van een beslissing moet het beroep worden ingediend binnen de maand die volgt op het verstrijken van de termijn waarbinnen het OCMW een beslissing had moeten nemen2187, overeenkomstig artikel 71 OCMW-Wet2188.
6.3.3.1. Het voorbarig beroep Indien er vooraf geen aanvraag is ingediend bij het OCMW, is een bij de rechtbank ingesteld beroep onontvankelijk2189.
2180 2181 2182 2183 2184 2185 2186 2187 2188
2189
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.346. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2001, X / OCMW Tongeren, 1781/2001. T.T. Arlon, 2e ch., 12 février 2002, X / CPAS Virton, RG 30.383. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Floreffe, RG 112.468 ; T.T. Marche, 2e ch., 12 décembre 2002, X / CPAS Nassogne, RG 28.280. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Mettet, RG 109.890 et 110.305. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Mettet, RG 109.890 et 110.305. T.T. Bruxelles, 15e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 33.399/02. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Mons / X , RG 16.793 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Trooz, RG 321.178. Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010115 ; Arbrb. Brugge, 6e K., 2 mei 2002, X / OCMW Tielt, AR 106.264 ; Arbrb. Tongeren, 17 mei 2002, X / OCMW Hoeselt, AR 2439/2001 en 3457/2001. T.T. Charleroi, 5e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Mettet, RG 59.784/R ; T.T. Charleroi, 5e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Châtelet, RG 60.583/R ; T.T. Liège, 9e ch., 25 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 322.736.
246
Een beroep ingesteld nog voor het gevatte OCMW een beslissing heeft kunnen nemen binnen de wettelijke termijn van één maand, is onontvankelijk2190. Conform aan het arrest van het Hof van Cassatie van 28 mei 20012191, is een beroep dat wordt ingediend na de genomen beslissing maar vóór de betekening ervan, ratione temporis ontvankelijk2192.
6.3.3.2. Het laattijdig beroep Omdat het Handvest van de Sociaal Verzekerde van 11 april 1995 niet van toepassing is op de maatschappelijke dienstverlening bedraagt de beroepstermijn niet drie maanden maar één maand2193. De beroepstermijn begint overeenkomstig artikel 52 van het Gerechtelijk Wetboek te lopen vanaf de datum van het versturen van de beslissing van het Bijzonder Comité voor Sociale Bijstand per aangetekend schrijven2194. Volgens vaste rechtspraak wordt de bepaling in artikel 71 OCMW-wet “wanneer beslissing wordt meegedeeld” geïnterpreteerd als zijnde de dag na het versturen van de aangetekende zending2195. Toch kan de termijn worden verlengd: indien een brief nooit werd aangeboden omdat betrokkene verhuisd was, begint de termijn pas te lopen vanaf de later gedateerde beslissing2196. De beroepstermijn loopt niet : - wanneer geen bewijs van aangetekende zending wordt voorgelegd2197; - wanneer de beslissing mondeling is genomen, niet gedateerd en niet gemotiveerd is2198; - wanneer de kennisgeving van de beslissing de beroepsmogelijkheden en -formaliteiten niet letterlijk omvat2199. Indien het verzoekschrift geen datum van de weigeringsbeslissing vermeldt en er nergens uit blijkt wanneer aan de kennisgeving werd gedaan, kan de rechtbank niet uitmaken of het verhaal tijdig werd ingesteld en past het overeenkomstig artikel 774 van het Gerechtelijk Wetboek ambtshalve de debatten te heropenen over deze punten2200. Volgens een vaste rechtspraak is het buiten de wettelijke termijn ingestelde beroep onontvankelijk2201. De onoverkomelijke vergissing in feite of in rechte belet het verval van het beroep2202. Is derhalve ontvankelijk, het beroep dat ingediend werd na het verstrijken van de wettelijke termijn, wanneer de beslissing van het OCMW de bestemmeling ervan op een vals spoor heeft gezet wat betreft de juiste duur van de beroepstermijn; zoals bv. 2190 2191 2192
2193 2194
2195 2196 2197
2198 2199 2200 2201
2202
T.T. Verviers, 1e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Verviers, RG 0473/2002. Cass., 3e K.., 28 mei 2001, Soc. Kron., 2001, 388. T.T. Liège, 7e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Zele, RG 318.626 et 319.329 ; T.T. Liège, 7e ch., 16 octobre 2002, X / CPAS Ans, RG 320.814 ; T.T. Huy, 2e ch., 11 décembre 2002, X / CPAS Huy et CPAS Dessel, RG 55.890. Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010115 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 7 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.171 ; Arbrb. Ieper, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Zonnebeke, AR 24531 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Gingelom, AR 2021370. Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Ternat, AR 2.576/01. Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Ternat, AR 2.576/01. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 22 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.651 ; Arbrb. Antwerpen, 6e K., 21 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.090 en 343.302 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., X / OCMW Berlare, AR 46.708. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Ardooie, AR 343.307. Arbrb. Tongeren, 2e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 1047/2002. Arbrb. Ieper, 1e K., 15 november 2002, X / OCMW Alveringem, AR 25548. Cf 43 beslissingen : C.T. Liège, (section Neufchâteau) : 1 ; T.T. Bruxelles : 20 ; T.T. Verviers : 3 ; T.T. Namur : 6 ; T.T. Arlon : 2 ; T.T. Charleroi : 3 ; T.T. Nivelles : 1 ; T.T. Mons : 4 ; T.T. Huy : 1 ; T.T. Neufchâteau : 1 ; T.T. Liège : 1. T.T. Neufchâteau, ch. vac., 22 juillet 2002, X / CPAS Saint-Hubert, RG 28.776.
247
-
indien de beslissing van het OCMW zelf vermeldt dat de beroepstermijn pas begint te lopen vanaf de dag van ontvangst2203; indien het OCMW foutief in de beslissing een beroepstermijn van drie maanden meedeelt2204; onafhankelijk van het feit of de betrokkene bijstand had van een advocaat2205; indien de beslissing van het OCMW geen beroepstermijn vermeldt conform artikel 62bis OCMW-Wet en artikel 26 van het Decreet van 18 mei 1999 betreffende de openbaarheid van bestuur2206.
Ook een geval van overmacht verhindert dat het recht om beroep in te stellen vervalt2207. Dit is het geval wanneer het door een opname in het ziekenhuis onmogelijk wordt om de nodige stappen te zetten opdat het beroep binnen de wettelijke termijn zou worden aangetekend2208.
6.3.4. De vorm De rechtspraak illustreert dat het verzoekschrift aan weinig vormvereisten onderworpen is : -
-
is ontvankelijk, het beroep dat per vergissing wordt ingesteld tegen een andere beslissing dan de beslissing die de aanvrager wil aanvechten, wat kan afgeleid worden uit andere feitelijke gegevens, aangegeven in het verzoekschrift2209 ; is onontvankelijk, het beroep dat door middel van conclusies wordt ingesteld tegen een nieuwe beslissing van het OCMW, dat de aanvankelijk betwiste beslissing had genomen, wanneer niet blijkt dat nieuwe eis steunt op artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek zodat de vordering moet worden ingesteld via verzoekschrift2210 ; de vordering is ontvankelijk zelfs als het verzoekschrift niet gemotiveerd is. Artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek stelt immers dat artikel 1034ter van het Gerechtelijk Wetboek niet van toepassing is op OCMW-zaken2211. Bovendien mag er zeker in geval van geschillen inzake financiële steun geen al te groot formalisme gehanteerd worden. Als er uitvoerige conclusies opgesteld zijn zodat de grieven gekend waren, is er geen belangenschade2212.
De rechtspraak wordt ook geconfronteerd met asielzoekers die een valse identiteit opgaven en een dubbele aanvraag indienden bij het OCMW. Maakt dit het beroep onontvankelijk ? Enerzijds werd geoordeeld dat het beroep toch ontvankelijk is indien er waarschijnlijk sprake is van een vergissing en er geen oorzakelijk verband bestaat met de rest van de bestreden beslissing die geveld werd over de correcte persoonlijke gegevens2213. Anderzijds werd geoordeeld dat door het aannemen van een valse identiteit bij het indienen van het verzoekschrift de vordering elke rechtsgrondslag mist2214. De Arbeidsrechtbank kan een verschrijving of een misrekening in een beslissing verbeteren, zonder evenwel de daarin bevestigde rechten uit te breiden, te beperken of te wijzigen (artikel 974 van het Gerechtelijk Wetboek). In casu betrof het een verbetering van de data van betekening van de beslissingen van het OCMW2215.
6.4. De behandeling 2203 2204 2205 2206 2207 2208 2209 2210 2211 2212 2213 2214 2215
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 24 september 2002, X / OCMW Ninove, AR 46.713. Arbrb. Dendermonde (afdeling St.-Niklaas), 3e K., 7 mei 2002, X / OCMW Sint-Gillis-Waas, AR60.625. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 21 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.090 en 343.302 ; Arbrb. Antwerpen, 6e K., 21 juni 2002, X / OCMW Zutendaal, AR 341.891. Arbrb. Dendermonde (afdeling St.-Niklaas), 3e K., 1 oktober 2002, X / OCMW Sint-Niklaas, AR 62.252. T.T. Bruxelles, ch. vac., 26 août 2002, X / CPAS Forest, RG 29.905/02. T.T. Charleroi, 5e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.242/R. T.T. Namur, 7e ch., 11 octobre 2002, X / CPAS Gembloux, RG 113.669. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 maart 2002, X / OCMW Sint-Laureins, AR 336.418; Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Asse, AR 14.377/01, 16.557/01 en 21.752/01. Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2010083. Arbh. Gent, 5e K., 25 januari 2002, OCMW Knokke-Heist t/ X, AR 2001/009. Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Beersel, AR 28.873/00. Arbrb. Turnhout, 2e K., 17 mei 2002, OCMW Hulshout / X, AR 73.001.
248
6.4.1. De vertegenwoordiging van de partijen In tegenstelling tot een beslissing uit 2001, is aanvaard dat een persoon die onder voorlopig bewind staat zelf een beroep kan instellen, aangezien het recht op maatschappelijke dienstverlening, dat een menswaardig leven verzekert, een persoonlijk recht is dat de betrokkene kan doen gelden zonder toestemming van de bewindvoerder2216. In het verzoekschrift werd een kort debat gevraagd, doch het Hof diende vast te stellen dat niemand op de inleidingszitting verscheen, waardoor de zaak naar de bijzondere rol werd verwezen2217.
6.4.2. De devolutieve werking 6.4.2.1. In hoeverre wordt de rechter gevat De nagenoeg eensgezinde rechtspraak houdt rekening met nieuwe feiten die zich voordoen tot op de dag waarop de rechter recht spreekt2218. Bepaalde gerechten houden zelfs rekening met nieuwe feiten die zich hebben voorgedaan na de door de aangevochten administratieve beslissing zelf vastgestelde termijn2219. De Arbeidsrechtbank van Bergen grondt deze opvatting als volgt : de arbeidsgerechten zijn niet alleen bevoegd om kennis te nemen van een beroep tegen een beslissing van het OCMW, maar ook om kennis te nemen van geschillen met betrekking tot de toepassing van de OCMW-Wet. Het onderwerp van het geding is dus de erkenning van een recht, niet alleen de betwisting van een beslissing. Daarentegen kan een rechter niet voor recht zeggen dat de aanvrager in de toekomst van maandelijkse apothekerbonnen zal kunnen genieten, noch het OCMW veroordelen tot de tenlasteneming van nog niet bepaalde gezondheidsuitgaven : volgens de Arbeidsrechtbank van Nijvel zou dit neerkomen op rechtspraak ad futurum2220. In gebeurlijk geval moeten de debatten worden heropend, opdat de partijen op tegenspraak hun argumenten zouden kunnen ontwikkelen met betrekking tot de gevolgen van nieuwe gegevens2221. De Arbeidsrechtbank van Doornik heeft geoordeeld dat ze, eens gevat voor een beroep tegen een beslissing van het OCMW die uitspraak deed voor een bepaalde periode en geen recht kon spreken over de periode daarna, aangezien de aanhangigmaking beperkt was tot de voormelde periode waarop de beslissing betrekking had2222. Wanneer het OCMW na de aangevochten beslissing nieuwe maatschappelijke dienstverlening toekent, eindigt de periode waarover geschil met betrekking tot de betwiste beslissing aan de vooravond van de 2216 2217 2218
2219 2220 2221
2222
T.T. Arlon, 2e ch., 17 décembre 2002, X / CPAS Virton, RG 31.115. Arbh. Brussel, 7e K., 3 januari 2002, X / OCMW Asse, AR 36.240. T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 25.940/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 18.475/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 23.370/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 25.194/01 ; T.T. Bruxelles, ch. vac., 10 septembre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean et E.B., RG 23.010/01, 26.079/02 et 30.042/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 novembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 34.087/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 35.207/02. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 17.114 ; T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 21 août 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2.640/01/LL. T.T. Nivelles, (section Nivelles), 2e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Braine-l’Alleud, RG 1092/N/2002. C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, CPAS Le Roeulx /X, RG 17.816 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 15 février 2002, X / CPAS Châtelet, RG 59.714/R ; T.T. Huy, 2e ch., 23 février 2002, X / CPAS Huy, RG 55.526 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 22 octobre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.982 /R. Idem : 11 : T.T. Charleroi : 4 ; T.T. Liège : 7. T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Tournai, RG 72.479.
249
inwerkingtreding van de nieuwe toekennings-beslissing2223. Het is aan de aanvrager om zijn beroep uit te breiden tot de nieuwe beslissing : ofwel gebeurt dit via een nieuw verzoekschrift, neergelegd binnen de wettelijke termijn, ofwel geldt het beroep tegen de eerste beslissing stilzwijgend ook als beroep tegen de tweede, wanneer die laatste beslissing in dezelfde zin uitspraak doet als bij de eerste gelegenheid2224. In tegenovergestelde zin heeft een alleenstaande beslissing geoordeeld dat het aan de rechter toekomt uitspraak te doen, waarbij rekening dient te worden gehouden met de feitelijke situatie zoals die zich voordeed op het ogenblik van de beslissing van het OCMW, terwijl elk nieuw gegeven eerst moet worden voorgelegd aan het centrum. De rechtbank die de weigeringsbeslissing van het OCMW bevestigt op de datum waarop die beslissing werd genomen, kan het recht op een latere datum, gegrond op nieuwe feitelijke gegevens, niet erkennen, zonder dat eerst een vraag is gericht aan de administratieve overheid die bevoegd is om haar te onderzoeken2225.
6.4.2.2. De omvang van de rechterlijke controle Wanneer de rechter gevat wordt door een beroep dat ertoe strekt het OCMW te laten veroordelen tot een maatschappelijke dienstverlening, moet hij ambtshalve nagaan of de betrokkene niet gerechtigd is op het bestaansminimum. De debatten moeten worden heropend, opdat de partijen het geschil vanuit die nieuwe invalshoek zouden kunnen bekijken2226. Volgens het Hof van Cassatie is de rechter er inderdaad toe gehouden de juridische aard van de door de partijen aangebrachte feiten te onderzoeken, ongeacht de wijze waarop zij de feiten hebben omschreven : hij moet ambtshalve leemten in de ingeroepen motieven opvullen, op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt die door de partijen zelf zou zijn uitgesloten in de conclusies, dat hij zich uitsluitend grondt op de voorgelegde feiten en op voorwaarde dat dat hij het onderwerp of de oorzaak van de vraag niet wijzigt en de rechten van de verdediging eerbiedigt2227. Alleen de aan de rechtbank voorgelegde feiten vormen de oorzaak van het geding. Het is aan de rechter om de eis de meest geschikte omschrijving te geven, waarbij hij de door de eiser in zijn beroep gebruikte omschrijving mag verbeteren, wanneer die hem ongeschikt lijkt. Deze oplossing is noodzakelijk, des te meer daar het OCMW een raadgevingsplicht heeft2228. Het Arbeidshof van Brussel2229 heeft geoordeeld dat het ambtshalve het vraagstuk moest ontleden of het OCMW de onverschuldigde betaalde maatschappelijke dienstverlening eventueel kon terugvorderen, niettegenstaande het feit dat het OCMW in deze geen recuperatie vroeg. Het Hof antwoordt ontkennend, vanuit de overweging dat het hoofdkenmerk van de maatschappelijke dienstverlening erin bestaat een op maat van de omstandigheden gesneden antwoord te bieden aan een tijdelijke staat van behoeftigheid. Het Hof stelt het Arbitragehof een prejudiciële vraag : «is het een discriminatie in de zin van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, om de artikelen 97 tot 102 van de wet van 8 juli 1976 zo te interpreteren, dat, buiten het geval bepaald bij de artikelen 98, § 1, derde lid, en 99, § 1, van dezelfde wet, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de kosten van de maatschappelijke dienstverlening niet kunnen terugvorderen van de begunstigden, ook al werd ze ten onrechte verleend, terwijl een dergelijke beperking van de recuperatie niet bestaat voor het bestaanminimum ?». Een betrokkene vroeg begeleiding door een andere maatschappelijk assistente. Het OCMW roept in dat de aanstelling van een maatschappelijk assistente behoort tot de interne werking van het OCMW en dat dit een discretionaire bevoegdheid is. De Arbeidsrechtbank van Hasselt stelt dat de beleidsvrijheid niet onbeperkt is. De Arbeidsrechtbank kan toetsen of het OCMW haar bevoegdheid niet op onwettelijke, onredelijke of
2223 2224 2225 2226 2227 2228 2229
T.T. Liège, 7e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.749. C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, CPAS Tournai / X, RG 17.835. C.T. Bruxelles, 8e ch., 23 mai 2002, CPAS Bruxelles / X et E.B., RG 42.220 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 février 2002, X / CPAS Jette et E.B., RG 13.748/01. T.T. Liège, 7e ch., 29 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 319.845. Cass., 3° K., 10 maart 1997, Arr. Cass. 1997, 327. T.T. Liège, 10e ch., 31 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 320.583. Contra : T.T. Charleroi, 5e ch., 3 juillet 2002, X / CPAS Charleroi, RG 57.310/R. C.T. Bruxelles, 8e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 41 647 et 41.673.
250
willekeurige wijze heeft uitgeoefend. In casu werd de vordering ongegrond bevonden wegens gebrek aan bewijs2230.
6.4.2.3. De vernietiging van de beslissing Wanneer de rechter de beslissing vernietigt, doet hij uitspraak over het opgeëiste recht in de plaats van het OCMW. De Arbeidsrechtbank van Bergen heeft geoordeeld dat de administratie de opdracht heeft na te gaan wat binnen het beleidskader wenselijk, nuttig en efficiënt is, terwijl de rechter het wettelijk begrip van menselijke waardigheid moet interpreteren en moet nagaan of die waardigheid in de onderzochte situatie werd gerespecteerd door de administratieve beslissing. Eventueel zal de rechter de eiser in zijn recht moeten herstellen, door hem toe te kennen wat hem toekomt2231. Een deel van de rechtspraak blijft erbij dat het beroep gegrond is wanneer wordt vastgesteld dat het OCMW niet is overgegaan tot een sociaal onderzoek2232. Andere rechters bevelen dat de debatten worden heropend opdat het OCMW dit onderzoek zou kunnen verrichten2233.
6.4.3. De beoordelingsmacht van de rechter De arbeidsgerechten trachten oplossingen te vinden die efficiënt tegemoetkomen aan de behoeften die uit de zaak blijken : tenlasteneming van de huur ten belope van 250 € per maand, voor zover een afschrift van de huurovereenkomst wordt overgemaakt2234 ; toekenning van maatschappelijke dienstverlening onder opschortende voorwaarde : aan de hand van een administratief bezoek moet kunnen vastgesteld worden dat de begunstigde werkelijk op het opgegeven adres verblijft2235 ; de rechter kan zelf vastleggen tot wanneer steun moet worden betaald2236 ; indien de betrokkene gedurende één jaar budgetbegeleiding aanvaardt, moet de steun niet worden terugbetaald2237 ; de Arbeidsrechtbank van Luik machtigt het OCMW om het door de eiser verschuldigde aandeel in de steun voor kosten terug te vorderen via een maandelijkse inhouding van 25 € op de toekomstige maandschijven bestaansminimum tot de betrokkene zich helemaal van de betaling heeft gekweten2238 ; hoven en rechtbanken blijven afbetalingstermijnen toekennen wanneer de door het OCMW te verschaffen steun terugbetaalbaar wordt verklaard en leggen het terug te betalen bedrag op maandbasis zo vast dat de betrokkene een menswaardig bestaan kan leiden2239; verschillende vonnissen en arresten voegen daar echter aan toe dat het geheel van de overblijvende som onmiddellijk en van rechtswege opeisbaar wordt, zodra er ook maar één betaaltermijn wordt overgeslagen of niet gerespecteerd2240 ; aangezien steun om menswaardig te kunnen leven per definitie onontbeerlijk is, kan men niet beweren dat dergelijke steun terugbetaalbaar moet zijn, zelfs niet gespreid2241. 2230 2231 2232 2233 2234 2235 2236 2237 2238 2239 2240
2241
Arbrb. Hasselt, 1e K., 24 mei 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2014289. T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 2 mai 2002, X / CPAS Ecausinnes, RG 1.982/01/LL. T.T. Nivelles, (section Wavre), 2e ch., 12 avril 2002, X / CPAS Wavre, RG 1847/w/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 26.124/01. T.T. Liège, 9e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 317.950. T.T. Charleroi, 5e ch., 15 février 2002, X / CPAS Aiseau-Presles, RG 59.733/R. T.T. Verviers, 1e ch., 22 février 2002, X / CPAS Verviers, RG 2118/2001. T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Estaimpuis, RG 72.924. T.T. Neufchâteau, 2e ch., 22 avril 2002, X / CPAS Bouillon, RG 28.666. T.T. Liège, 7e ch., 29 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 319.680. T.T. Liège, 7e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Flémalle, RG 317.711. C.T. Liège, (section Namur), 12e ch., 25 mars 2002, CPAS Jemeppe-sur-Sambre / X, RG 6.723/00 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 5 mars 2002, X / CPAS Fontaine-l’Evêque, RG 60.145/R ; T.T. Verviers, 1e ch., 26 mars 2002, CPAS Verviers / X, RG 2281/2001 ; T.T. Neufchâteau, 1e ch., 3 juin 2002, X / CPAS Bastogne, RG 28.778. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 février 2002, X / CPAS Thuin, RG 59.992/R.
251
6.4.3.1. Het beschikkingsbeginsel De rechtspraak heeft verschillende antwoorden gegeven op de vraag over de grenzen van het beschikkingsbeginsel, gelet op de wet die van openbare orde is : het komt de rechter niet toe recht te spreken over een vorm van steun waarvoor hij door de eiser niet gevat is2242 ; is onontvankelijk, het beroep dat ertoe strekt het OCMW tot betaling van maatschappelijke dienstverlening te veroordelen, terwijl de volledige administratieve procedure bij het OCMW, vanaf de oorspronkelijke aanvraag tot aan de beslissing, in het licht van de Bestaansminimumwet is verlopen2243 ; de Arbeidsrechtbank van Brussel heeft de heropening van de debatten bevolen opdat de partijen hun standpunt zouden kunnen bepalen met betrekking tot het voorstel (huisvesting van de aanvrager in een opvangtehuis op kosten van het OCMW2244) ; de Arbeidsrechtbank van Luik beveelt de heropening van de debatten opdat de partijen een schuldaflossingsplan voor de eiser zouden kunnen afspreken, ook al lijkt het erop dat geen van de partijen dit gevraagd had2245 ; De Arbeidsrechtbank van Brussel volgt de rechtspraak uit 2001 en geeft het bevel tot begeleidingsmaatregelen, maar waakt er wel over dat er geen twijfel over bestaat wie hiertoe het initiatief nam (de aanvragers) en dat één en ander op de zitting werd besproken2246 ; indien de conclusie te laat wordt neergelegd, na een vaststelling op grond van artikel 751 van het Gerechtelijk Wetboek, doch de andere partij niet aandringt op de wering ervan, doet de Arbeidsrechtbank dit evenmin ambtshalve2247 ; als de Arbeidsrechtbank moet vaststellen dat de meeste feiten onduidelijk blijven velt het een oordeel op grond van het voorgelegde dossier2248 ; als betrokkene meer dan twee jaar stilzit na de inleidingszitting en de zaak dan vastgesteld wordt op initiatief van het OCMW, wordt de stelling van betrokkene ongeloofwaardig dat hij heel de tijd behoeftig is geweest. Er kan slechts voor drie maanden steun worden toegekend2249.
6.4.3.2. De actieve rol van de rechter De arbeidsgerechten blijken actief in de behandeling van de geschillen. Met name : bevelen enkele beslissingen dat de debatten worden heropend en dat het OCMW een sociaal onderzoek voert2250 ; wagen de Arbeidsrechtbanken van Hoei en Luik zich, omwille van een schimmige administratieve situatie, nog niet aan een uitspraak maar vragen ze de Minister van Binnenlandse Zaken (directeurgeneraal van de dienst vreemdelingenzaken), alsook aan het C.G.V.S., om binnen de in het vonnis opgegeven termijn bepaalde gegevens mede te delen2251 ; beveelt de Arbeidsrechtbank van Verviers de heropening van de debatten om eiser toe te laten elk document met betrekking tot de beweerde behoeftigheid te overhandigen2252 ; kan er een deskundigenonderzoek worden bevolen. De Arbeidsrechtbank van Luik stelt een psycholoog aan die moet bepalen welke evenwichtige voorwaarden aanbeveling verdienen, opdat de 2242 2243 2244 2245 2246
2247 2248 2249 2250 2251 2252
T.T. Tournai, 3e ch., 7 mars 2002, X / CPAS Estaimpuis, RG 72.924. T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 octobre 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 35.073/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 20.597/01. T.T. Liège, 9e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Visé, RG 321.442. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 mars 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 21.543/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 19 juin 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 26.097/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 35.207/02. Idem : T.T. Bruxelles : 3. Arbrb. Ieper, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Zonnebeke, AR 24531 ; cf. Cass., 6 april 2001, R.W. 200102, 1100. Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Leuven, AR 849/02. Arbrb. Leuven, 2e K., 11 december 2002, X / OCMW Tremelo, AR 282000. T.T. Liège, 7e ch., 16 février 2002, X / CPAS Flémalle, RG 317.109 ; T.T. Liège, 9e ch., 22 février 2002, X / CPAS Tournai, RG 318.919. T.T. Huy, 2e ch., 9 février 2002, X / CPAS Huy, RG 54.869. T.T. Liège, 7e ch., 16 février 2002, X / CPAS Chaudfontaine, RG 317.473.
252
-
-
steunaanvrager een menswaardig leven zou kunnen leiden, waarbij rekening wordt gehouden met zijn levens- en verblijfs-omstandigheden2253 ; binden sommige gerechten een dwangsom van 25 tot 100 € per dag vertraging (bedrag verschilt van beslissing tot beslissing) aan de onderzoeksmaatregel die strekt tot de overhandiging van documenten2254 ; beveelt een rechtbank dat de directeur van het opvangcentrum, aangewezen als verplichte inschrijvingsplaats voor de asielzoeker, zou gehoord worden als getuige2255 ; veroordeelt een vonnis het OCMW tot geldelijke steun en wordt het centrum vervolgens uitgenodigd om de situatie van de betrokkene opnieuw te bekijken, waarbij rekening dient te worden gehouden met nieuwe gegevens die ter gelegenheid van de debatten naar boven zijn gekomen. Het OCMW wordt uitgenodigd om een nieuwe beslissing te nemen2256 ; werd de rechtbank gevat door een diligente minderjarige die door zijn vader in de steek gelaten was en alleen woonde in een onbewoonbaar verblijf. De rechtbank beval dat het vonnis wordt medegedeeld aan het parkent van de Jeugdrechtbank voor verder gevolg2257.
Bepaalde beslissingen kennen een provisionele steun toe in afwachting van de uitvoering van de bevolen onderzoeksmaatregelen2258 op grond van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek2259, of in afwachting van het antwoord van het Arbitragehof op de gestelde prejudiciële vraag2260.
6.4.4. De wijziging van de eis in de loop van het geding Soms is de eiser verplicht om zijn eis in de loop van het geding uit te breiden op grond van evoluerende feiten. Hoven en rechtbanken reageren hier verschillend op. -
-
Is ontvankelijk, de op grond van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek ingestelde eis tot het verkrijgen van steun, gelijkwaardig aan de gewaarborgde gezinsbijslag, na beroep tegen een beslissing van het OCMW dat geldelijke steun weigerde2261. Is ontvankelijk, de op grond van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek ingestelde eis tot schadevergoeding, gelijkwaardig aan de gemiste maatschappelijke dienstverlening ingevolge een nalatigheid van het OCMW bij het overmaken van de aanvraag aan het territoriaal bevoegde OCMW2262. Is onontvankelijk, een eis tot bijkomende steun die voor het eerst wordt geformuleerd bij conclusies, terwijl die eis vooraf niet is geformuleerd ten aanzien van het OCMW2263. Is onontvankelijk, de vraag tot steun die door de eiser voor de eerste maal wordt gevorderd in naam van zijn minderjarige kinderen, wanneer die eis niet eerst is ingesteld bij het OCMW2264. De eis inzake een vaste tegemoetkoming voor een rusthuisbewoner kan gewijzigd worden in een eis over “de maandelijkse tekorten”, doch sowieso gebeurt de toekenning door het OCMW bij wijze van terugvorderbare voorschotten2265.
Indien zowel de steun als de huur- en verwarmingstoelage wordt afgeschaft, moet de betrokkene duidelijk vermelden dat hij tegen beide onderdelen van de beslissing in beroep gaat. Dit kan men achteraf niet meer in conclusies aanpassen, het betreft immers geen materiële vergissing2266. 2253 2254 2255 2256 2257 2258 2259 2260 2261 2262 2263
2264 2265
T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 0042/2002. T.T. Liège, 10e ch., 11 février 2002, X / CPAS Liège, RG 280.534 ; T.T. Mons, 5e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Chièvres, RG 5666/01/M. T.T. Liège, 9e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.427. T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, X / CPAS Waimes, RG 1982/2002. T.T. Liège, 7e ch., 4 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 326.268. T.T. Liège, 7e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 326.268 et 328.738. T.T. Liège, 10e ch., 9 juillet 2002, X / CPAS Liège, RG 322.332. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 26.639/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 28 mars 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 30.851/00. T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Willebroek, RG 318.559. T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 21.613/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 29 mars 2002, X / CPAS Uccle, RG 14.902/01 et 16.695/01 ; T.T. Arlon, 2e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Arlon, RG 30.609. T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 mars 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 23104/01. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Kortessem, AR 1841/2001 en 2803/2001.
253
Omstreden blijft de vraag of men na een beroep waarbij men bestaansminimum aanvraagt nog de vordering kan wijzigen naar maatschappelijke dienstverlening. Enerzijds werd geoordeeld dat het geding zonder voorwerp is indien de betrokkene in zijn verzoekschrift vermeldt recht te hebben op bestaansminimum terwijl de bestreden beslissing hierover niets vermeldt2267. Andere rechtspraak stelt dat de rechtbank wel de kwalificatie mag wijzigen2268.
6.4.5. Nieuwe middelen in de loop van het geding Een groeiende tendens binnen de rechtspraak oordeelt, op grond van het beginsel van behoorlijk bestuur, dat het OCMW geen nieuwe reden van weigering voor de eerste keer kan aanvoeren voor de rechtbank, als die reden nooit ter sprake is gebracht in zijn beslissing2269. De tegenvordering die het OCMW instelde is onontvankelijk, aangezien tussenvorderingen moeten worden ingesteld bij conclusies, ter griffie worden neergelegd en aan de overige partijen worden overgelegd conform artikel 809 van het Gerechtelijk Wetboek De brief van het OCMW aan het Auditoraat is geen conclusie2270.
6.4.6. De voorlopige uitspraak Zonder dat de praktijk automatisch of eensgezind wordt toegepast, veroordelen sommige gerechten het OCMW voorlopig tot het verstrekken van steun2271 op basis van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek2272 wanneer zij onderzoeksmaatregelen bevelen2273 of het antwoord van het Arbitragehof op de gestelde prejudiciële vraag afwachten2274.
6.4.7. Advies van het Auditoraat Hierover is er geen rechtspraak.
6.4.8. Verstek van de betrokkene Talrijke arbeidsgerechten oordelen dat de eiser die verstek geeft op zitting te kennen geeft dat hij geen belang meer heeft bij de zaak, zodat ze de eis ongegrond verklaren zonder enig verder onderzoek2275. De Arbeidsrechtbank van Charleroi heeft scherpe kritiek geuit ten aanzien van het OCMW dat herhaaldelijk verstek gaf : deze schaamteloze houding zou onverenigbaar zijn met de openbare opdracht van een OCMW2276. De Arbeidsrechtbank van Mechelen stelt, onder verwijzing naar de cassatie-rechtspraak, dat ingeval van verstek alle punten van het geschil vermoed worden in betwisting te zijn en dat de macht van de rechter dan uitgebreider is dan in geval van een tegensprekelijke procedure2277. 2266 2267 2268 2269
2270 2271 2272 2273 2274 2275 2276
Arbrb. Antwerpen, 6e K., 14 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.417. Arbrb. Leuven, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Leuven, AR 2174/01. Arbrb. Antwerpen, 10 januari 2002, 6e K., X / OCMW Overijse, AR 332.144 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 13 februari 2002, X / OCMW Koksijde, AR 325.627. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 25.335/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 25.502/02 ; T.T. Namur, 7e ch., 11 octobre 2002, X / CPAS La Hulpe, RG 115.302 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Gembloux, RG 115.496. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 22 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.651. T.T. Liège, 10e ch., 7 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 320.794 et 320.795. T.T. Liège, 10e ch., 9 juillet 2002, X / CPAS Liège, RG 322.332. T.T. Liège, 7e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Liège, RG 326.268 et 328.738. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 octobre 2002, X / CPAS Saint-Gilles, RG 26.639/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 9 février 2002, X / CPAS Bruxelles et E.B., RG 17.131/01. T.T. Charleroi, 5e ch., 8 octobre 2002, X / CPAS Ham-Sur-Heure-Nalinnes, RG 61.119/R. Idem T.T. Charleroi : 12
254
6.4.9. Samenhang der vorderingen Hierover is er geen rechtspraak.
2277
Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 november 2002, OCMW Mechelen / X, AR 76820.
255
6.4.10. De vorderingsbevoegdheid van het Auditoraat Krachtens artikel 138, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek kan het Auditoraat van de bevoegde minister en van de bevoegde openbare instellingen of diensten bestuurlijke inlichtingen vorderen. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn vallen ook onder deze bepaling2278.
6.4.11. De verzoeningspoging De Arbeidsrechtbank van Brussel geeft niet alleen het bevel tot onderzoeksmaatregelen die de heropening van de debatten rechtvaardigen, maar nodigt de partijen op grond van artikel 731 van het Gerechtelijk Wetboek ook uit om vooraf, dat wil zeggen na afloop van de zitting ter heropening van de debatten, naar een minnelijke schikking te streven2279. In de beslissing vindt men geen bijzondere motivering voor die uitnodiging.
6.4.12. Steun onder dwangsom Aan de toekenning van geldelijke maatschappelijke dienstverlening, een verplichting om een geldsom te betalen, mag geen dwangsom worden gekoppeld2280. Sommige gerechten binden een dwangsom van 25 tot 100 € per dag vertraging (bedrag verschilt van beslissing tot beslissing) aan de onderzoeksmaatregel die strekt tot de overhandiging van documenten2281.
6.5. Het vonnis 6.5.1. Voorlopige uitvoerbaarheid Zoals voorheen wordt de voorlopige uitvoerbaarheid gemakkelijk verleend zonder bijzondere motivering. Op dezelfde manier wordt de eventuele weigering ervan, evenmin met redenen omkleed2282. Bepaalde beslissingen roepen het dringend karakter van de maatschappelijke dienstverlening in om de voorlopige uitvoering te rechtvaardigen2283. Andere daarentegen weigeren die uitvoering, omdat de eiser geen bijzondere gegevens levert die dit zouden rechtvaardigen2284. De voorlopige uitvoerbaarheid wordt toegestaan : op basis van de gezinssituatie (alleenstaande man met vijf kinderen) en het feit dat het OCMW aanvaardt dat hulp noodzakelijk is2285; op basis van de gezinssituatie (drie jonge kinderen), het feit dat de maatschappelijk werkster verklaart dat het gezin behoeftig is gedurende bijna een jaar2286; indien de betrokkene door het afschaffen van de steun uit zijn woning werd gezet omdat hij de huur niet meer kon betalen en geen nieuwe woning kan vinden2287; 2278 2279 2280 2281 2282
2283 2284 2285 2286 2287
T.T. Mons, 5e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Chièvres, RG 5666/01/M. T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Jette, RG 24.432/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Uccle, RG 33.391/02, 35.463/02 et 35.464/02. T.T. Liège, 10e ch., 11 février 2002, X / CPAS Liège, RG 280.534 ; T.T. Mons, 5e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Chièvres, RG 5666/01/M. T.T. Verviers, 1e ch. 22 février 2002, X / CPAS Saint-Ghislain, RG 1783/2001 ; T.T. Liège, 9e ch., 26 février 2002, X / CPAS Tinlot, RG 314.694 ; T.T. Mons, 2e ch., 12 juin 2002, X / CPAS SaintGhislain, RG 5.125/01/M. T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Koekelberg, RG 21.383/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25.458/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 2 octobre 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Lambert, RG 31712/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 337.404. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 344.029. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 338.048.
256
-
wanneer betrokkene geen enkel inkomen heeft en een huurachterstal van zeven maanden heeft2288; bij een vrouw met beginnende dementie en incontinentie, die snel medisch achteruitgaat2289.
Er is geen hoogdringendheid : als de vordering slechts een beperkte periode betreft2290; als er geen argumenten worden aangedragen2291. Een rechtbank heeft de voorlopige uitvoering geweigerd omdat de betrokkene in loondienst was op het ogenblik dat zij recht sprak en het OCMW veroordeelde tot het verlenen van steun voor een verstreken periode2292. De uitvoerbaarheid kan ook aan het OCMW worden toegestaan. Dit gebeurt bv. indien betrokkene nooit beroep heeft aangetekend tegen het toekennen van terugvorderbare steun. Daardoor is deze beslissing definitief geworden. Indien dit bedrag effectief teruggevorderd wordt d.m.v. een aangetekende brief, doch betrokkene niet reageert, wordt de uitvoerbaarheid toegestaan2293.
6.5.2. De kosten Normaal wordt het OCMW steeds veroordeeld tot de kosten op grond van artikel 1017, 2° lid van het Gerechtelijk Wetboek Dit geldt ook in geval van terugvordering2294. Op grond van hetzelfde artikel kan de eiser worden veroordeeld tot de kosten wegens een tergende en roekeloze eis. De rechtspraak willigt een eventuele vordering van het OCMW meestal niet in daar betrokkene het recht heeft zijn rechtsmiddelen uit te putten2295.
2288 2289 2290 2291 2292 2293 2294 2295
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.000. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 februari 2002, X / OCMW Edegem, AR 339.447 en AR 341.060. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Morlanwelz, AR 340.356. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Boom, AR 339.738. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Jette, RG 19.229/01 et 23.498/01. Arbrb. Gent, 10e K., 8 maart 2002, OCMW Gent / X, AR 149.749/00. Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 november 2002, OCMW Mechelen / X, AR 76820. Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Asse, AR 14.377/01, 16.557/01 en 21.752/01.
257
Er is geen sprake van een tergende en roekeloze eis : - bij onvoldoende motivering, het opwerpen van verkeerde argumenten, het terugkomen op een eerder vonnis als er nieuwe elementen zijn2296 2297 ; - bij verstek op de zitting of wegens het feit dat er geen gegevens worden bezorgd die het beroep ondersteunen2298; - als het optreden niet getuigt van misbruik van het gerechtelijk apparaat met dilatoire oogmerken, lichtzinnigheid of pertinent onjuiste feiten2299 ; - bij een verkeerde interpretatie van de beslissing2300. Wel werd in de vermelde zaak de rechtsplegingsvergoeding verminderd met drie vierde op basis van artikel 3, 2e lid, K.B. 30 november 1971, omdat de steun aan betrokkene werd uitbetaald2301. Deze beslissing is toch eigenaardig te noemen, in die zin dat het OCMW bij een bevestiging van haar beslissing door de Arbeidsrechtbank wel verwezen wordt in de kosten, doch niet als de vordering zonder voorwerp is. Het principe ex artikel 3, 2e lid, K.B. 30 november 1971 lijkt ons niet onverkort te kunnen worden toegepast in OCMW-zaken. Toch kende de rechtspraak een aantal veroordelingen wegens tergend en roekeloos geding. In een eerste zaak besliste het OCMW een huurwaarborg 619,73 € toe te kennen met mogelijkheid tot verhoging bij het vinden van een sociale woning. Betrokkene tekende hiertegen beroep aan omdat ze meent dat dit onvoldoende is voor een gezin met zes personen. De Arbeidsrechtbank bevestigt echter de beslissing van het OCMW en veroordeelt betrokkene tot de kosten van het geding omdat ze een voldoende inkomen had om de huurwaarborg zelf te bekostigen (vorige huurwaarborg en kraamgeld). Sedert meer dan één jaar na het verlaten van de vorige woonst naar een instelling heeft ze geen enkel initiatief genomen om een nieuwe woonst te zoeken, zodat de vraag rijst in hoeverre een andere woning noodzakelijk is2302. In een tweede zaak oordeelde de rechtbank dat het van lichtzinnigheid getuigt om aan het OCMW te vragen “plezierreisjes” te financieren (in dit geval de vakantie van de dochter van betrokkene) als men al acht jaar ononderbroken het bestaansminimum ontvangt en nooit enige moeite heeft gedaan om onderhoudsgeld te ontvangen2303. Daarnaast is het voor het OCMW uiteraard ook mogelijk een schadevergoeding te bekomen wegens misbruik van procesrecht, zoals bijvoorbeeld bij geleden schade ingevolge een volstrekt onredelijke rechtsgang, ingesteld door de eiser2304. In één zaak werd de verzoeker veroordeeld tot 1 € provisioneel en de kosten van het geding, gelet op de procedurele voorgaanden en wegens zijn lichtzinnige houding. Het OCMW had weliswaar 1000 € gevraagd, doch bewijst volgens de Arbeidsrechtbank van Hasselt deze schade niet. Als hij zijn recht op ziekte-uitkeringen in orde had gebracht, had hij reeds steun genoten en was de omvang van de onderhoudsschuld op belangrijke wijze afgenomen. Zijn weigering is louter ingegeven met de bedoeling de gedwongen uitvoering van zijn onderhoudsschuld te vermijden2305. In een andere zaak werd de tegeneis van het OCMW van 123,95 € administratiekosten niet gehonoreerd, daar betrokkene het recht heeft zijn rechtsmiddelen uit te putten en er geen kwaadwillig inzicht is2306. Verder zijn er de klassieke vonnissen aangaande de kosten en vooral aangaande de RPV (rechtsplegingsvergoeding) : 2296 2297 2298 2299 2300 2301 2302 2303 2304 2305 2306
Arbrb. Antwerpen, 6e K., 21 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.090 en 343.302. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Pierre, RG 19.182/2001. T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 314.833. Contra : T.T. Verviers, 1e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Verviers, RG 0489/2002. Arbh. Brussel, 7e K., 5 december 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 37856. Arbrb. Ieper, 1e K., 15 februari 2002, X / OCMW Ieper, AR 24153. Arbrb. Ieper, 1e K., 15 februari 2002, X / OCMW Ieper, AR 24153. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 1813/2001. Arbrb. Eupen, 1e K., 27 juni 2002, X / OCMW Raeren, AR 399/01. T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Spa, RG 1358.2002. Arbrb. Hasselt, 1e K., 6 september 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2021732. Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Asse, AR 14.377/01, 16.557/01 en 21.752/01.
258
-
wegens gebrek aan afgifte van de kostenstaten werden de kosten onvereffend gelaten in hoofde van beide partijen. De kosten van betrokkene worden vereffend ten bedrage van de gewone RPV.2307 De Arbeidsrechtbank van Tongeren vermindert dit bedrag echter omdat de raadsman het maar eerder bij de behandeling had moeten vragen2308 ;
-
de dubbele rechtsplegingvergoeding wordt niet toegekend omdat het uiteindelijke bedrag functie is van diverse niet-gekende criteria. Het gaat dus niet om de betaling van een geldsom, zoals bepaald in artikel 3, K.B. 30 november 1970, doch wel om de toekenning van een recht2309. De RPV wordt herleid naar de gewone RPV omdat het gaat om de erkenning van een sociaal recht en niet om een veroordeling tot een som van meer dan 2.500 €2310 ;
-
bij samenvoeging van drie zaken wordt er maar één rechtsplegingvergoeding toegekend2311 ;
-
de RPV wordt niet toegekend als de advocaat optreedt in zijn hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder2312 ;
-
de RPV wordt toegekend als een persoon zich heeft laten bijstaan door een raadsman, zelfs als betrokkene verstek laat gaan op de zitting2313 ;
-
de uitgavenvergoeding kan niet worden toegekend bij een vordering met een verzoekschrift overeenkomstig artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, aangezien de gevallen waarin deze kan worden toegekend limitatief zijn opgesomd in artikel 6 van het K.B. van 30 november 19702314 ;
-
de dagvaardingskosten kunnen niet verrekend worden, aangezien het OCMW de eis tot terugvordering kon inleiden bij wege van verzoekschrift2315.
6.5.3. Afstand van geding en gebrek aan belang In een groot aantal gevallen blijft de vordering zonder voorwerp : indien de beslissing foutief werd geïnterpreteerd en men verder financiële steun blijft genieten2316; indien er een nieuwe beslissing werd genomen die de vorige herroepen heeft2317; indien betrokkene met vertraging de werkloosheidsuitkeringen ontvangt voor de betrokken periode2318; indien alle schulden ondertussen zijn afbetaald ofwel per maand zullen worden afbetaald2319; indien de zaak lopende het geding tussen partijen is geregeld2320. Talrijke gedingen eindigen met een afstand door de eiser of met de vaststelling dat het geding voortaan zonder belang is.
2307
2308 2309 2310 2311 2312 2313 2314 2315 2316 2317 2318 2319 2320
Arbh. Antwerpen (afdeling Hasselt), 4e K., 28 maart 2002, X / OCMW Lummen, AR 2010177 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Ham, AR 2012260 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 5 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 322.947 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 14 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341810 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., X / OCMW Antwerpen, 21 oktober 2002, AR 333176. Arbrb.Tongeren, 2e K., 18 december 2002, X / OCMW Maaseik, AR 913/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.415. Arbh. Antwerpen (afdeling Hasselt), 23 mei 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2020056. Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Asse, AR 14.377/01, 16.557/01 en 21.752/01. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Kortessem, AR 1841/2001 en 2803/2001. Arbrb. Leuven, 2e K., 30 oktober 2002, X / OCMW Tienen, AR 290901 en 291001 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 30 oktober 2002, X / OCMW Zoutleeuw, AR 151202. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 27 september 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 59887. Arbrb Ieper,1e K., 6 september 2002, OCMW Vleteren / X, AR 25422. Arbrb. Ieper, 1e K., 15 februari 2002, X / OCMW Ieper, AR 24153. Arbrb. Leuven, 2e K., 30 oktober 2002, X / OCMW Zoutleeuw, AR 151202. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341038. Arbrb. Leuven, 2e K., 30 oktober 2002, X / OCMW Tienen, AR 290901 en 291001; Arbrb. Eupen, 1e K., 12 december 2002, X / OCMW Lontzen, AR 55601. Arbrb. Eupen, 1e K., 27 juni 2002, X / O.S.H.Z. Bocholt, AR 2802.
259
De ontlasting van de raadsman wegens financiële redenen is nog geen afstand van geding. De afstand is overigens een eenzijdige handeling die steeds kan herroepen worden, zolang ze niet is bekrachtigd door een vonnis of arrest2321.
6.5.4. Het kantonnement Overeenkomstig de gevestigde rechtspraak wordt de voorlopige uitvoering toegekend, en het kantonnement geweigerd, zonder verdere motivering2322.
6.5.5. De motivering van het vonnis Hierover is er geen rechtspraak.
2321 2322
Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2010083. T.T. Bruxelles, 15e ch., 8 février 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode et E.B., RG 14.711/01.
260
6.5.6. De verwijlintresten Op de financiële dienstverlening die het OCMW niet wou toekennen, zijn gerechtelijke interesten verschuldigd2323. Overeenkomstig het algemeen beginsel van artikel 1153 B.W. zijn ze verschuldigd vanaf de aanmaning tot de betaling, wat de sommen betreft die opeisbaar zijn op deze datum2324. Op de sommen die opeisbaar worden na de ingebrekestelling, zijn de interesten verschuldigd vanaf het verstrijken van elke maand in kwestie, op elk maandelijks steunbedrag waarvan de betalingstermijn vervallen is na deze ingebrekestelling2325. Een vonnis rechtvaardigt deze regel doordat de dienstverlening verschuldigd is binnen de vervaltijd, zodat de interesten verschuldigd zijn vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand2326. De Arbeidsrechtbank van Tongeren verwijst naar artikel 20 van het Handvest van de Sociaal Verzekerde van 11 april 1995, dat per analogie wordt toegepast voor maatschappelijke dienstverlening. In een aantal beslissingen oordeelde ze dat er interesten verschuldigd zijn vanaf de datum van opeisbaarheid en ten vroegste vanaf de vijftiende dag na de beslissing tot toekenning (artikel 28 K.B. 30 oktober 1974). Wanneer er echter een vertraging in de beslissing tot toekenning is, is de interest evenwel pas verschuldigd vanaf de dertigste dag van de maand (artikel 24 K.B. 30 oktober 1974)2327. Bij de maatschappelijke dienstverlening zijn er echter geen wettelijke bepalingen i.v.m. het moment van uitbetaling. Wanneer er derhalve geen argumenten zijn waarom de uitbetaling vroeger zou moeten geschieden dan de laatste dag van de maand, wordt men hetzelfde behandeld als de loontrekkenden en genieters van sociale zekerheidsbijdragen, dus op de laatste dag van de vervallen maand2328. Bepaalde rechtbanken stellen de gerechtelijke intresten in vraag. Hoewel de gerechtelijke interesten regelmatig worden toegekend, zijn er andere rechtbanken die menen dat, anders dan bij het bestaansminimum, de vordering inzake maatschappelijke dienstverlening geen aanleiding geeft tot een veroordeling tot gerechtelijke interesten2329. Het Arbeidshof van Bergen heeft eveneens geoordeeld dat er geen interesten verschuldigd zijn op financiële dienstverlening waartoe het OCMW is veroordeeld, aangezien uit de aard van de maatschappelijke dienstverlening voortvloeit dat de bijstandsplicht van het OCMW die niet noodzakelijk financieel is, geen verplichting uitmaakt in de zin van artikel 1153 B.W. die zich beperkt tot betaling van een zekere som, waarbij vertraging aanleiding is tot het aanrekenen van interesten2330. De Arbeidsrechtbank van Turnhout oordeelde dat de gevorderde verwijl- en gerechtelijke interesten op ten onrechte ontvangen bestaansminima niet kunnen toegestaan worden omdat deze geen wezenlijk bestanddeel vormen van de kosten van dienstverlening conform artikel 97 OCMW-Wet2331. Op de sommen maatschappelijke dienstverlening die de begunstigde na veroordeling moet terugbetalen, zijn de gerechtelijke interesten in de regel verschuldigd vanaf de aanmaning tot betaling, dat wil zeggen vanaf het verzoekschrift tot aanvang van de rechtsgang2332. 2323 2324
2325 2326 2327
2328 2329 2330 2331
T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Jette, RG 19.229/01 et 23.498/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Anderlecht, RG 21.613/2001. C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 24 avril 2002, CPAS Eupen / X, RG 27.749/99 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25.458/02 ; T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 17 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 931/00/LL. T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 17 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 931/00/LL ; T.T. Nivelles, 2e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Braine-le-Château, RG 1445/N/2000. T.T. Charleroi, 5e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61.244/R. Arbrb. Tongeren 4 januari 2002, X / OCMW Tongeren, AR 1763/2001 ; Arbrb. Tongeren 4 januari 2002, X / OCMW Tongeren, AR 1762/2001 ; Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Genk, AR 1756/2001 ; Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Genk, AR 1756/2001 ; Arbrb. Tongeren, 4 januari 2001, X / OCMW Tongeren, 1781/2001. Arbrb. Tongeren, 5 april 2002, X / OCMW Bilzen, AR 3128/2001 ; Arbrb. Tongeren, 2e K., 6 september 2002, X / OCMW Bilzen, AR 1803/2001. Arbrb. Leuven, 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Glabbeek, AR 3341/01 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 19 juni 2002, X / OCMW Mechelen, AR 77257. C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, CPAS Charleroi / X, RG 17.483. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, OCMW Mechelen / X, ARV. 24.018.
261
6.5.7. Uitvoering der vonnissen De arbeidsgerechten zijn niet bevoegd om zich te mengen in de uitvoering van de gewezen rechterlijke beslissingen, met name kunnen zij geen toezicht houden op de afhandeling van de steun die het OCMW ingevolge de veroordeling moet betalen2333. Een OCMW dat, veroordeeld door een definitieve rechterlijke uitspraak, een nieuwe beslissing neemt, waarbij het de bijstand die het volgens de veroordeling moest betalen, weigert, intrekt of recupereert, bezondigt zich volstrekt aan machtsmisbruik. Die beslissing moet worden vernietigd2334.
6.5.8. De toepassing van artikel 159 van de Grondwet De rechter die vaststelt dat het bevel om het grondgebied te verlaten, onwettig is, mag er geen rekening mee houden2335.
6.6. De rechtsmiddelen 6.6.1. Het verzet Indien het OCMW steunt op middelen die niet de wezenlijke grondslag waren van het bestreden verstekvonnis, blijft de beslissing gehandhaafd2336.
6.6.2. Hoger beroep 6.6.2.1. De vorm van het hoger beroep Hierover is er geen rechtspraak.
6.6.2.2. De termijn voor hoger beroep Hierover is er geen rechtspraak.
6.6.2.3. Roekeloos hoger beroep Er werd geen enkele uitspraak gevonden waarin betrokkene op deze grond veroordeeld werd op grond van een roekeloos beroep. Er is geen sprake van een tergend en roekeloos hoger beroep : indien het verzoekschrift en de besluiten geen blijk geven van kwaadwilligheid of gebrek aan ernst2337 ; indien men alleen aanvoert dat de argumentatie niet aanvaard kan worden2338 ; 2332
2333 2334 2335 2336 2337 2338
T.T. Liège, 9e ch., 7 mai 2002, CPAS Seraing / X, RG 319.679 ; T.T. Liège, 7e ch., 29 mai 2002, CPAS Seraing / X, RG 317.663. Idem : T.T. Liège : 7. C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Liège, RG 30.547/02. T.T. Bruxelles, 15e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 35.183/02. C.T. Liège, (section Liège), 8e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Neupré et E.B., RG 30.685/02. Arbrb. Brugge, 6e K., 6 juni 2002, OCMW Haacht / X, AR 108942. Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2010083. Arbh. Antwerpen, 4e K., 18 april 2002, X / OCMW Tessenderlo, AR 2010394.
262
-
indien OCMW zelf nalatig is geweest om een tijdige beslissing te nemen en de geleden schade niet bewijst2339 ; indien het OCMW weigert om het bestaansminimum als alleenstaande uit te keren totdat betrokkene als dusdanig vermeld zou staan in het wachtregister, is het bijzonder slecht geplaatst om de andere partij te beschuldigen van tergend en roekeloos hoger beroep. Het politieonderzoek bevestigde de stelling van betrokkene, doch wordt door OCMW weggewuifd, hoewel het een beëdigde ambtenaar betreft. Het OCMW besliste slechts om puur procedurele redenen en nam zelfs niet eens de moeite zelf ter plaatse te gaan2340.
6.6.3. Uitlegging en verbetering van het vonnis Hierover is er geen rechtspraak.
6.7. De rechtsbijstand Hierover is er geen rechtspraak.
2339 2340
Arbh. Antwerpen, 4e K., 22 mei 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2010115. Arbh. Antwerpen, 4e K., 24 april 2002, X / OCMW Kortessem, AR 2010736.
263
7. DE TERUGVORDERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING Volgens de OCMW-Wet kan het centrum in twee gevallen gelden terugvorderen. Enerzijds wanneer de betrokkene een vrijwillig onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan en anderzijds wanneer de betrokkene beschikking krijgt over de inkomsten die betrekking hebben op de periode waarvoor hem hulp werd verleend. Het OCMW is derhalve niet gerechtigd tot terugvordering over te gaan in andere gevallen2341. Terugvordering is dus niet mogelijk indien de financiële hulp werd toegekend omdat de werkloosheidsvergoeding wegens beslag volledig was ingehouden. In bepaalde omstandigheden kan het OCMW wel leningsovereenkomsten afsluiten2342. Terugvordering van een toegekende huurwaarborg is eveneens onmogelijk wanneer het terugvorderbaar karakter niet blijkt uit de originele beslissing2343. Hetzelfde geldt voor de terugvordering van eenmalig toegekende financiële steun, waarvan het terugvorderbare karakter niet bewezen wordt2344. Wel kan het OCMW voorschotten op loon terugvorderen2345. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen merkt wel op dat de terugbetaling van leningen en borgstellingen niet wordt geregeld door de OCMW-Wet, maar door het burgerlijk privaatrecht. In het voorgelegde geval had het OCMW beslist om de terugbetaling van de huurwaarborg veilig te stellen door het instellen van een hypotheek Nu de bank waar het OCMW de bankgarantie had gesteld, contractueel verplicht was om de huurwaarborg uit te betalen, is het OCMW gerechtigd dit bedrag terug te vorderen. Dit is immers de essentie van het begrip «waarborg» en vloeit voort uit de toepassing van artikel 2028 van het Burgerlijk Wetboek. Aangezien betrokkene niet bewijst ook maar één afbetaling te hebben verricht, mag de hypothecaire inschrijving behouden blijven2346.
7.1. De bijdrage door de begunstigde van de bijstand Hierover is er geen rechtspraak. 7.2. De recuperatie van de als voorschot toegekende dienstverlening Het toekennen van geldelijke steun die kan worden teruggevorderd blijft aanleiding tot menig geschil. Twee soorten geschillen worden aan de arbeidsgerechten voorgelegd : geschillen met betrekking tot de aard van de maatschappelijke dienstverlening2347 : de eiser vraagt een herziening van de beslissing van het centrum waardoor een voorschot werd toegekend (hij wil liever dat een maatschappelijke dienstverlening wordt toegekend die niet kan worden teruggevorderd)2348 ;
2341
2342 2343 2344 2345 2346 2347 2348
Arbrb. Mechelen, 1e K., 16 oktober 2002, OCMW Mechelen / X, AR 78464 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 4 december 2002, OCMW Mechelen / X , AR 76821 ; Arbrb Gent, 10e K., 17 december 2002, X / OCMW Eeklo, AR 15658802. Arbrb. Mechelen, 1e K., 16 oktober 2002, OCMW Mechelen / X, AR 78464. Arbrb. Mechelen, 1e K., 13 maart 2002, OCMW Mechelen / X, AR 75610 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 30 oktober 2002, OCMW Lubbeek / X, AR 301101. Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 november 2002, OCMW Mechelen / X, AR 76820. Arbrb. Mechelen, 1e K., 4 december 2002, OCMW Mechelen / X , AR 76821. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 18 oktober 2002, X / OCMW Malle, AR 274.339. C.T. Liège, 12e ch., 25 mars 2002, CPAS Jemeppe-sur-Sambre / X, RG 6 723/00. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 janvier 2002, X / CPAS Jette, RG 18 162/01 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 0913/2001 ; T.T. Liège, 7e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Flemalle, RG 317 711 ; T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 19 mars, X / CPAS Grez Doiceau, RG 1 905 / W /2001 ; T.T. Namur, 7e ch., 23 août 2002, X / CPAS Mettet, RG 114 604 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 octobre 2002, X / CPAS Sambreville, RG 115 657 ; T.T. Tournai (section Mouscron), 3e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Mouscron, RG 22 535.
264
-
geschillen met betrekking tot de terugbetaling van maatschappelijke dienstverlening : de betrokkene vraagt toelating om lagere maandschijven te mogen terugbetalen dan deze vastgelegd door het OCMW2349.
Ook de modaliteiten waarmee de voorschotten worden teruggevorderd en de ondertekening van de documenten waardoor het centrum ze kan terugvorderen, geven aanleiding tot talrijke geschillen. Wanneer de recuperatie van een voorschot gebeurt vanaf de regularisatie van het dossier met betrekking tot de sociale uitkeringen, bevestigt de Arbeidsrechtbank van Hoei2350 dat het centrum het toegekende voorschot probleemloos geheel in één keer kan terugvorderen. De rechtbank past hierbij artikel 99, § 2, OCMW-Wet toe. Wanneer de recuperatie van een voorschot gebeurt via afhoudingen op nadien betaalde maatschappelijke dienstverlening, acht de Arbeidsrechtbank van Verviers2351 zich onbevoegd aangezien de geldigheid van de aangevochten inhouding tot de bevoegdheid van de beslagrechter behoort. De rechtbank beveelt derhalve de verwijzing van de zaak naar de Arrondissementsrechtbank. Indien het OCMW aan betrokkenen een terugvorderbare steun toekende en hen herhaaldelijk aangemaand heeft om tot betaling van het verschuldigde saldo over te gaan, evenwel zonder succes, is de vordering gegrond2352. Indien hiertegen nooit beroep werd aangetekend, is deze beslissing definitief2353. Hetzelfde geldt voor : de terugbetaling van een huurachterstand2354; voor de tussenkomst in de betaling van een gasrekening2355; voor verschuldigde bedragen aan gezinshulp2356. De formele vereisten voor terugbetaling dienen echter wel vervuld te worden. Als het OCMW noch de beslissing tot toekenning van een terugvorderbaar bedrag, noch de beslissing tot terugvordering voorlegt, dienen de debatten heropend te worden om toe te laten deze documenten neer te leggen2357. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen verklaarde zich bevoegd om te oordelen over de vraag of de verleende steun al dan niet terugvorderbaar is wanneer de terugvordering het menswaardig bestaan van de gerechtigde in het gedrang brengt. Indien het OCMW toelaat dat betrokkene in de eigen woning blijft, maar als voorwaarde stelt een hypotheek te leggen op het onroerend goed zodat bij overlijden of verkoop van het onroerend goed het OCMW de verleende steun kan terugvorderen, verhindert dit niet om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid2358. De terugvordering werd wel geweigerd in volgende gevallen omdat het menswaardig bestaan van betrokkenen in het gedrag kwam : voor medische kosten aan een ernstig zieke man2359; voor een verhoogde kinderbijslag voor een gehandicapt zoontje2360. 2349
2350 2351 2352
2353 2354 2355 2356 2357 2358 2359 2360
T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 19 mars, X / CPAS Genappe, RG 1 754/N/2001 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 18 juin 2002, X / CPAS Erquelinnes, RG 57 647/R ; T.T. Dinant, 7e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Onhaye, RG 62 910 ; T.T. Dinant, 7e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Philippeville, RG 62 907 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Jette, RG 37 294/02. T.T. Huy, 2e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Wanze, RG 55 608. T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Olne, RG 0172/2002 ; T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, X / CPAS Verviers, RG 0913/2001. Arbrb. Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, OCMW Nijlen / X, AR 2020966 ; Arbrb. Tongeren, 1e K., 10 september 2002, OCMW Tongeren / X, AR 92002 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 18 oktober 2002, OCMW Zonhoven / X, AR 2021736. Arbrb. Gent, 10e K., 8 maart 2002, OCMW Gent / X, AR 149.749/00. Arbrb. Hasselt, Vak. K., 7 augustus 2002, OCMW Zonhoven / X, AR 2021735. Arbrb. Hasselt, Vak. K., 7 augustus 2002, OCMW Zonhoven / X , AR 2021505. Arbrb. Brussel, 10e K., 6 september 2002, OCMW Machelen / X, AR 3430502. Arbrb Ieper,1e K., 6 september 2002, OCMW Vleteren / X, AR 25422 ; Arbrb. Ieper, 1e K., 20 december 2002, OCMW Vleteren / X, AR 25422. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 februari 2002, X / OCMW Kalmthout, AR 339.475. Arbrb. Turnhout, 2e K., 11 januari 2002, X / OCMW Rijkevorsel, AR 24.930 en 24.940. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 9 september 2002, OCMW Antwerpen / X, AR 335620 en X / OCMW Antwerpen, AR 346143.
265
Omstreden is de vraag of de ondertekening van een verklaring tot terugbetaling van de betrokkene wel rechtsgeldig is. De Vlaamse rechtspraak acht deze verklaringen ongeldig. Het feit dat betrokkene een schuldbekentenis heeft ondertekend, is volstrekt onwettig, omdat de socialezekerheids-wetgeving van openbare orde is. Ook een impliciete schulderkenning (OCMW opgegeven als schuldeisers bij een procedure collectieve schuldenregeling en gedeeltelijke terugbetaling) is niet geldig omdat de sociale dienstverlening de openbare orde aanbelangt2361. Aangezien de OCMW-Wet van openbare orde is, dient de arbeidsrechtbank bij verstek van betrokkene na te gaan of de terugvordering correct is2362. Sommige Waalse rechtspraak daarentegen acht de schuldbewijzen wel geldig, voor zover de wilsuiting van de ondertekenaars niet aangetats is door wilsgebreken. In een zaak waar een bijstandbegunstigde zich verzet tegen de terugvorderbare aard van de steun op de mutualiteitsvergoedingen van haar gezel (die twee documenten van vrijwillige overdracht heeft ondertekend waardoor het centrum de voorschotten kan terugwinnen), oordeelt de Arbeidsrechtbank van Namen2363 dat de schuldbewijzen perfect geldig zijn : de gezel van de begunstigde werd niet gedwongen om de twee schuldbewijzen te ondertekenen, zijn toestemming is dus niet ongeldig. In een andere zaak waar de echtgenote van de steunaanvrager schuldbewijzen heeft ondertekend waardoor het centrum gemachtigd werd om de toegekende sommen terug te winnen via afhouding op de aan het gezin verschuldigde kinderbijslag, heeft de Arbeidsrechtbank van Nijvel2364, na vaststelling dat de betrokkene «letterlijk ten einde raad was toen ze deze schuldbewijzen ondertekende en dus eender wat zou hebben ondertekend», geoordeeld dat het geestelijk geweld doorslaggevend was. Slotsom : de toestemming van de echtgenote was aangetast en is ongeldig. Bijgevolg is het beroep strekkende tot de toekenning van niet terugvorderbare steun gegrond. Wanneer een persoon het slachtoffer is geweest van geweldpleging en steun geniet van de Commissie voor Bijstand aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden, is het OCMW dat verschillende keer is opgetreden in zijn voordeel, niet krachtens een wettelijke bepaling in de plaats gesteld van het slachtoffer voor diens recht op de door die Commissie betaalde bedragen. Volgens artikel 99, § 2 OCMW-Wet treedt het centrum inderdaad slechts wettelijk en van rechtswege in de rechten wanneer dit centrum «een voorschot toekent op een pensioen of op enige andere sociale uitkering». Volgens de Arbeidsrechtbank van Hoei2365 heeft voormelde Commissie de opgeëiste sommen dus ten onrechte rechtstreeks uitbetaald aan het centrum. De betrokkene die had nagelaten het centrum aangifte te doen van de vraag tot vergoeding ingediend bij voormelde Commissie, alsook van de ontvangst van noodhulp van deze Commissie, wordt naar aanleiding van een tegenvordering en op basis van artikel 98, § 1, van de wet van 1976 veroordeeld tot terugbetaling van een deel van de door het OCMW verleende steun tijdens de periode waarop het geschil betrekking heeft. Inzake de modaliteiten van vorderingen die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden ingesteld met het oog op de terugwinning van toegekende voorschotten, is de rechtspraak veelzijdig : de rechtbank2366 kent de gevraagde uitvoerbare titel toe en veroordeelt de begunstigde van het voorschot tot terugbetaling van het volledige schuldbedrag, vermeerderd met nalatigheidsinteresten
2361 2362 2363 2364 2365 2366
Arbrb. Leuven, 2e K., 30 oktober 2002, OCMW Lubbeek / X, AR 301101. Arbrb. Mechelen, 1e K., 13 maart 2002, OCMW Mechelen / X, AR 75610. T.T. Namur, 7e ch., 8 mars 2002, X / CPAS La Bruyère, RG 111 080- 111 449. T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 19 mars, X / CPAS Grez Doiceau, RG 1 905 / W /2001. T.T. Huy, 2e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Huy, RG 54 890 et 54 997. T.T. Liège, 9e ch., 5 mars 2002, CPAS Seraing / X, RG 309 484 ; T.T. Verviers, 1e ch., 23 avril 2002, CPAS Verviers / X, RG 0235/2002 ; T.T. Liège, 9e ch., 29 mai 2002, CPAS Seraing / X, RG 317 663 ; T.T. Liège, 9e ch., 29 mai 2002, CPAS Seraing / X, RG 317 665 ; RG 317 666 ; RG 317 667 ; T.T. Liège, 7e ch., 29 mai 2002, CPAS Seraing / X, RG 321 011 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 septembre 2002, CPAS Esneux / X, RG 115 293 ; T.T. Liège, 9e ch., 29 octobre 2002, CPAS Seraing / X, RG 309 842 ; T.T. Liège, 9e ch., 29 octobre 2002, CPAS Ans / X, RG 323 073 ; T.T. Liège, 9e ch., 5 novembre 2002, CPAS Ans / X, RG 323 078 ; T.T. Liège, 9e ch., 19 novembre 2002, CPAS Ans / X, RG 323 083 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 novembre 2002, CPAS Anhée / X, RG 116 113 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 novembre 2002, CPAS
266
-
verschuldigd vanaf de ingebrekestelling en/of gerechtelijke interesten vanaf de datum van de neerlegging van het verzoekschrift ; de rechtbank vermindert het bedrag van de terug te betalen maandschijven2367 2368; de rechtbank kent een betalingstermijn toe waar oorspronkelijk geen sprake van was2369 2370; de rechtbank bekrachtigt het akkoord tussen de partijen over de betalingstermijn2371 of vermindert het bedrag van de terug te betalen maandschijven2372.
Het OCMW afbetalingsplan wordt echter bevestigd indien de betrokkene onjuiste en onvolledige inlichtingen verstrekte over de financiële toestand en geen bewijs levert van haar goede trouw2373 of indien de betrokkene niet aantoont dat de terugbetalingsvoorwaarden overdreven streng zijn2374.
7.3. De recuperatie van het onverschuldigd betaalde bedrag Overeenkomstig artikel 98, § 1, alinea 3 OCMW-Wet vordert het centrum de ten onrechte betaalde maatschappelijke dienstverlening terug wanneer de begunstigde een vrijwillig onjuiste of onvolledige aangifte gedaan heeft2375. Verschillende vonnissen2376 kennen het OCMW de gevraagde uitvoerbare titel toe, waarbij de betrokkene soms wordt gemachtigd om zich van zijn schuld te kwijten via maandelijkse aflossingen2377. De redenen voor de recuperatie van de onverschuldigde betalingen lopen uiteen : de begunstigde is aangeworven met een bediendenovereenkomst tijdens de periode waarvoor de maatschappelijke dienstverlening werd betaald2378 ; de rechthebbende heeft nagelaten een getuigschrift over te maken over de stand van zaken met betrekking tot het beroep bij de Raad van State en bleef maatschappelijke dienstverlening ontvangen, ook al was zijn beroep verworpen en had hij reeds een bevel ontvangen om het land te verlaten2379 2380 ; de begunstigde heeft het OCMW niet op de hoogte gebracht van het feit dat hij samenwoont met zijn echtgenote, een Belgische onderdaan die werkloosheids-uitkeringen ontvangt2381. In de Vlaamse rechtspraak is heel wat discussie over het begrip “kwade trouw” indien de betrokkene niet alle nuttige inlichtingen heeft meegedeeld2382.
2367 2368 2369
2370
2371 2372 2373 2374 2375 2376
2377 2378 2379 2380 2381
Seraing / X, RG 322 521 ; 322 523 ; 322 520 ; 324 431 ; T.T. Verviers, 1e ch., 10 décembre 2002, CPAS Verviers / X, RG 1 692/ 2002. T.T. Namur, 7e ch., 26 juillet 2002, X / CPAS Floreffe, RG 113 796 et 114 166. Arbrb. Ieper, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Ieper, AR 25170. T.T. Liège, 7e ch., 6 février 2002, CPAS Seraing / X, RG 317 668 ; T.T. Verviers, 1e ch., 24 septembre 2002, CPAS Esneux / X, RG 1 229/2002 ; T.T. Dinant, 7e ch., 5 novembre 2002, CPAS Anhée / X, RG 63 475 ; T.T. Tournai (section Mouscron), 3e ch., 12 novembre 2002, X / CPAS Mouscron, RG 22 535. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, OCMW Mechelen / X, ARV. 24.018 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 344549 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, OCMW Hasselt / X, AR 2023436. T.T. Liège, 9e ch., 7 mai 2002, CPAS Seraing / X, RG 319 679. T.T. Neufchâteau, 1e ch., 4 mars 2002, X / CPAS Leglise, RG 28 333. Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Zaventem, AR 73.186/98. Arbrb. Turnhout, 2e K., 19 april 2002, X / OCMW Mol, AR 25.152. T.T. Marche-en-Famenne, 2e ch., 6 juin 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27 831 ; T.T. Marcheen-Famenne, 2e ch., 6 juin 2002, X / CPAS Marche-en-Famenne, RG 27 866. T.T. Verviers, 1e ch., 12 mars 2002, CPAS Verviers / X, RG 0123/2002 ; T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 28 juin 2002, CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve / X, RG 90/ w/ 2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 novembre 2002, CPAS Ottignies-Louvain-la-Neuve / X, RG 30 952/02. T.T. Verviers, 1e ch., 26 mars 2002, CPAS Verviers / X, RG 2 281/2001 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 6 novembre 2002, X / CPAS Mons, RG 6 795/ 02/M. T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 18 102/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 juin 2002, X / CPAS Uccle, RG 14 902/01, 16 695/01 et 23 454/01. T.T. Liège, 9e ch., 11 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 304 881 et 307 177. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Edegem, AR 325.994 en AR 327.615. C.T. Liège, 11e ch., 10 juillet 2002, X / CPAS Rendeux, RG 3 488/01.
267
De kwade trouw bij de verzwijging kan afgeleid worden uit het feit dat betrokkene geen beroep heeft ingeleid tegen de schorsingsbeslissingen2383. Hetzelfde geldt bij verzwijging van inkomsten uit onverdeeldheid en erfenis2384, van omvangrijke geldstortingen2385; van zwartwerk2386; van een maandelijkse ZIV-uitkering en een integratietegemoetkoming2387. Het volstaat dat de aanvrager vrijwillig een onvolledige of onjuiste aangifte heeft gedaan zonder dat het OCMW moet aantonen dat met bedrieglijk inzicht gehandeld werd2388. Het is van weinig belang dat alleen de echtgenote van betrokkene valse verklaringen heeft afgelegd als blijkt dat beide echtgenoten hebben samengewerkt en samen de steun hebben genoten2389. Uit de rechtspraak blijkt opnieuw dat er grenzen zijn aan de mogelijkheid tot terugvordering. -
-
-
-
2382
2383 2384 2385 2386 2387 2388 2389 2390 2391 2392 2393 2394
Het OCMW kan uiteraard geen steun terugvorderen van betrokkenen voor de periode tussen de negatieve beslissing door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en de indiening van een beroep bij de Raad van State. Integendeel moeten de reeds gerecupereerde bedragen aan betrokkenen worden teruggestort en speelt het feit dat zij een schuldbekentenis ondertekenden hierbij geen enkele rol, aangezien de sociale zekerheidswetgeving van openbare orde is en hiervan geen afstand kan gedaan worden2390. Evenmin is een terugvordering mogelijk, als het OCMW verwijt dat het op het moment van het indienen van de aanvraag niet over alle inlichtingen beschikt. Dit vormt immers geen inbreuk op art. 60 §1, tweede lid OCMW-Wet. Daarvoor is vereist dat men inkomsten of andere gegevens, waaruit blijkt dat de betrokkene geen aanspraak kan maken op steun, verzwijgt. Het loutere feit dat inlichtingen die aantonen dat de toekenningsvoorwaarden vervuld zijn pas achteraf toekomen, volstaat niet om een beslissing tot terugvordering te verantwoorden. Ook het feit dat de asielprocedure gerekt wordt, biedt geen grondslag voor de terugvordering2391. De Arbeidsrechtbank van Hasselt maakte een duidelijk onderscheid tussen de terugvordering van gezinsbijslag, gebaseerd op artikel 99, § 1 OCMW-Wet en de terugvordering van andere financiële steun, gebaseerd op artikel 98, § 1, 3° OCMW-Wet in combinatie met artikel 60, § 1, 2° OCMW-Wet. Indien het recht op kinderbijslag nog in onderzoek is, kan het eerste artikel niet worden toegepast. De terugvordering moet bovendien beperkt worden tot de bedragen waarop ze recht hebben uit hoofde van de gewone kinderbijslag; het verschil met de gewaarborgde kinderbijslag wordt als niet terugvorderbaar aangemerkt. Indien betrokkene weliswaar interim-arbeid presteerde, zonder dit te melden aan het OCMW, doch hieromtrent verwarrende informatie van de sociaal assistente kreeg over zijn verplichtingen, kan het OCMW in zijnen hoofde geen kwade trouw of opzettelijk achterhouden van informatie bewijzen. De terugvordering moet dan ook beperkt worden tot de bedragen die betrokkenen ontvingen uit hoofde van loon uit interim-arbeid2392. Bij de terugvordering moet het OCMW uitgaan van de werkelijke kostprijs van de dienstverlening, zodat het OCMW geen administratiekosten kan aanrekenen, noch vergoedende intresten2393. Een afwezigheid wegens vakantie in Algerije die verlengd wordt wegens medische redenen is nog geen reden voor terugvordering2394.
Arbrb. Brugge, 3e K., 28 januari 2002, OCMW Tielt / X, AR 101.652 ; Arbrb. Tongeren, 1 maart 2002, X / OCMW Borgloon, AR 1878/2000 ; Arbrb. Antwerpen, 6e K., 14 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 336.417. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 6 maart 2002, X / OCMW Kapellen, AR 336.353. Arbrb. Hasselt, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2013719. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.739. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, X / OCMW Turnhout, ARV. 25.448 ; Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, X / OCMW Ravels, ARV.25.642. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, X / OCMW Geel, ARV. 23.429 en ARV. 23.456. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, X / OCMW Geel, ARV. 23.429 en ARV. 23.456. Arbrb. Dendermonde (afdeling St-Niklaas), 3e K., 5 maart 2002, X / OCMW St-Niklaas, AR 59.151. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 februari 2002, X / OCMW Schoten, AR 341.612. Arbh. Gent, 6e K., 2 september 2002, OCMW Sint-Niklaas / X, AR 10402. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 september 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 2014743. Arbrb. Dendermonde (afdeling St-Niklaas), 5 maart 2002, OCMW Brugge / X, AR 60.412. Arbrb. Leuven, 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Leuven, AR 3377/01.
268
-
Als de maatschappelijk assistente verklaarde dat de betrokkene onwetend was over de aangifte van deze uitkering, wordt niet aangetoond dat de eiser wetens en willens deze inkomsten heeft willen verzwijgen2395.
De formele vereisten moeten nageleefd worden. Het OCMW moet een officiële beslissing tot terugvordering genomen hebben. Zoniet worden eventueel de debatten heropenend2396. Bij betwisting moet het OCMW eventueel ook aantonen dat het effectief de teruggevorderde bedragen gestort heeft2397. Het vraagstuk van de terugbetaling van onverschuldigde sommen stelt zich ook buiten de door artikel 98, § 1, alinea 3, van de organieke OCMW-Wet bedoelde gevallen, met name wanneer een OCMW de terugbetaling vraagt van ten onrechte betaalde geldelijke steun in uitvoering van een achteraf nietig verklaard vonnis. Dit probleem heeft zich gesteld in gedingen waarin regularisatiekandidaten betrokken waren : in eerste aanleg hadden zij geldelijke steun ontvangen, gelijkwaardig aan het bestaansminimum, terwijl deze steun in beroep werd geweigerd. In deze zaak oordeelt het Arbeidshof van Brussel2398 «dat de onverschuldigd betaalde geldsommen of de kost van de onverschuldigd toegekende steun in natura in de huidige fase van het beraad niet kunnen worden gerecupereerd, zelfs al zou de toestand van de begunstigde nadien verbeterd zijn» ; om eventuele latere discussies te vermijden, stelt het Hof wat dit betreft een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof. Wanneer onverschuldigde betalingen veroorzaakt zijn door een fout van het OCMW, oordeelt de Arbeidsrechtbank van Bergen2399 dat het centrum «om billijkheidsredenen en uit respect voor de waardigheid in staat moet zijn te verzaken aan de vervolging van een persoon aan wie geen enkel verwijt kan worden gemaakt». In fine heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel2400 de praktijk aangeklaagd van een centrum dat gedurende vier maanden het recht op maatschappelijke dienstverlening heeft opgeschort ingevolge een eerdere onverschuldigde betaling. De rechtbank vindt geen wettelijke grondslag krachtens dewelke het OCMW gemachtigd zou zijn om een inhouding toe te passen op de totaliteit van de latere maatschappelijke dienstverlening. Deze wijze van eigenrichting is strijdig met het principe van onbeslagbaarheid of onoverdraagbaarheid van de maatschappelijke dienstverlening en strijdig met de artikelen 23 van het Gerechtelijk Wetboek en 1 OCMW-Wet. «Niettemin is het kwaad geschied en heeft de eiser de steun niet ontvangen waar hij aanspraak kon op maken» ; bijgevolg kent de rechtbank hem 1 250 € morele schadevergoeding toe.
7.4. De recuperatie van bijstand bij onderhoudsplichtigen De Arbeidsrechtbank is materieel onbevoegd om kennis te nemen van geschillen met betrekking tot de recuperatie door het OCMW van maatschappelijke dienstverlening bij onderhoudsplichtigen : zie wat dit betreft § 6.1.2.
8. DE SANCTIES 8.1. De sancties tegen de rechthebbende
2395 2396 2397 2398
2399 2400
Arbrb. Anwerpen, 14e K., 10 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342511. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 330.599. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 oktober 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343266, AR 343268 en AR 343411. C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, CPAS Etterbeek / X et E.B., RG 41 189 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, CPAS Schaerbeek / X et E.B., RG 42 098 et 42 104 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, E.B. / X et CPAS Bruxelles, RG 42 131 et 42 134 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, E.B. / X et CPAS Ixelles, RG 42 178 ; C.T. Bruxelles, 8e ch., 27 juin 2002, E.B. / X et CPAS Ixelles, RG 42 190. T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 6 mars 2002, X / CPAS Mons, RG 1 192/00/M. T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 juin 2002, X / CPAS Uccle, RG 14 902/01, 16 695/01 et 23 454/01.
269
De rechtspraak2401 brengt in herinnering dat de OCMW-Wet geen enkele administratieve sanctie bevat voor bedrog of bewust verzwijgen, zodat het OCMW de artikelen 13 en 16, § 1 van de Bestaansminimumwet niet kan toepassen. Het centrum kan alleen artikel 60, § 3 OCMW-Wet inroepen, dat verwijst naar artikel 6 Bestaansminimumwet. Deze bepaling stelt dat het OCMW het recht op maatschappelijke dienstverlening volledig of gedeeltelijk kan opschorten voor een maximumperiode van één maand (drie maanden bij herhaling) wanneer vastgesteld wordt dat er geen werkbereidheid is of dat onderhoudsrechten noch rechten in de sociale zekerheid eerst werden uitgeput. Volgens de Arbeidsrechtbank van Antwerpen zijn er op basis van artikel 60, § 3 van de OCMW-Wet twee sancties mogelijk. Ten eerste de weigering zonder tijdsbeperking omdat betrokkene niet voldoet aan de andere voorwaarden van de OCMW-Wet. Ten tweede de schorsing, dit is de echte sanctie van maximaal één maand. Buiten de sanctie van artikel 60, § 3 is het aan het OCMW verboden om sancties uit te spreken2402. De arbeidsrechtbank oefent een toetsing uit met volle rechtsmacht ten aanzien van de toepassing van de administratieve sanctie. De rechtbank kan in dit geval de sanctiemaat reduceren tot een redelijke en wettige sanctie2403. Dit wordt bevestigd door het Hof van Cassatie2404. De Arbeidsrechtbank kan daarom oordelen dat de sanctie onevenredig is en de sanctie herleiden tot slechts één maand, gelet op de bijzondere omstandigheden waaruit blijkt dat de betrokkene slechts moeizaam te begeleiden valt en inkomsten verzweeg2405. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen herleidt een sanctie wegens bedrog (vervalsing van een attest m.b.t. het volgen van de Nederlandse les) tot een periode van een maand. Het niet volgen van de Nederlandse les maakt immers geen einde aan de staat van behoeftigheid en de andere voorwaarden om het levensminimum te genieten zijn nog steeds aanwezig2406. Sommige OCMW’s schorsen nog steeds ten onrechte voor meer dan één maand resp. drie maanden2407. Soms is een eigengereid optreden van het OCMW merkbaar dat onwettige sancties toepast. Het levensminimum kan niet verlaagd worden met 123,95 € wegens theoretische inkomsten. Enkel de effectief verdiende inkomsten kunnen ervan afgehouden worden2408. De OCMW-Wet laat geen zogenaamd “embargo” toe. Hierbij verklaart het centrum enkel nog steun toe te kennen als dit samengaat met een afbetalingsplan. Er kan enkel op dat ogenblik beoordeeld worden of de aanvrager zich bevindt in de voorwaarden om financiële steun te genieten2409. De maatschappelijke dienstverlening kan niet stopgezet worden voor de toekomst als dit ertoe zou leiden dat betrokkene dan niet meer menswaardig zou kunnen leven2410. Wat bij een gebrek aan werkbereidheid ? De meeste rechtbanken menen dat er maar een sanctie van één maand kan worden opgelegd2411. Het stopzetten van iedere vorm van steun wegens gebrek aan werkbereidheid is in strijd met art. 60, § 3 van de OCMW-Wet dat stelt dat bij niet-nakoming van de voorwaarden de hulp maximaal voor één maand kan worden geschorst en bij herhaling binnen het jaar voor maximaal 3 maanden. Een schorsing van 8 maanden is dus onwettig2412. Een volledige ontzegging van hulp zonder beperking in de tijd mag nooit2413. De anders samengestelde Arbeidsrechtbank van Antwerpen meent dat de steun om die reden wel kan afgeschaft worden. Wie niet werkbereid is, bewijst immers niet dat hij niet in staat is door eigen 2401 2402 2403 2404 2405 2406 2407 2408 2409 2410 2411 2412 2413
T.T. Dinant, 7e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Couvin, RG 62 131. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.426. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.426. Cass. 27 september 1999, J.T.T. 1999, 419. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Boom, AR 339.738. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.426. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 330.599. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 27 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 344997 en 347939. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 4 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.739. Arbrb. Hasselt, 1e K., 24 mei 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2010550. Arbrb. Brussel, 20e K., 9 oktober 2002, X / OCMW Sint-Pieters-Leeuw, AR 23839/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Boom, AR 339.738. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Hasselt, AR 2013320.
270
inspanningen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Wel kan men onmiddellijk een nieuwe aanvraag indienen2414. Wat indien er enkel beroep wordt ingesteld tegen de beslissing tot schorsing en niet tegen de beslissing tot afschaffing van het levensminimum? De Arbeidsrechtbank van Antwerpen meent dat ze zich bij een sanctie niet in de plaats kan stellen van de administratieve overheid daar inzake sanctiebeslissingen de regel geldt dat rechterlijke substitutie uitgesloten is2415. De Arbeidsrechtbank van Tongeren meent ook dat de beperking van de sanctie tot één maand niet dient toegepast te worden wegens vermoedens van zwartwerk. Hoewel de schorsing in casu dus niet mogelijk is, meent de rechtbank dat het OCMW de steunverlening ambtshalve moet kunnen herzien en de steun moet kunnen afschaffen als betrokkene zich in de mogelijkheid bevindt menswaardig te leven2416. Derhalve vormen de toereikende middelen waarover de begunstigde kon beschikken in de analyse van de Arbeidsrechtbank van Dinant2417 een belemmering voor de toekenning of het behoud van de maatschappelijke dienstverlening ; de rechtbank moet recht spreken over deze onduidelijke feiten en herstelt de eiser in zijn recht op maatschappelijke dienstverlening, met dien verstande dat de tussenkomst van het OCMW beperkt wordt tot 250 € voor de maand waarin hij beroepsactief zou zijn geweest.
8.1.1. Het gebrek aan medewerking Met betrekking tot het gebrek aan medewerking verwijzen we de lezer naar de afdeling over het onderzoek van de aanvraag : § 5.2.4. Het recht op maatschappelijke dienstverlening staat los van vergissingen, onwetendheid, nalatigheid of fout van de aanvrager. De fout van de aanvrager leidt niet automatisch tot sancties. Het onverkort stopzetten van de hulp is strijdig met art. 60 § 4 OCMW-Wet. Het OCMW moet eerst duidelijke afspraken maken met betrokkene vooraleer een sanctie te treffen. Zo gaat het niet op dat de betrokkene pas na 5 jaar een schorsing van één maand wordt opgelegd wegens volgehouden weigering om zich in te schrijven bij een sociale huisvestingsmaatschappij, terwijl zij al die tijd een maandelijkse tussenkomst in de huishuur had ontvangen in afwachting van een goedkopere woning2418. In een andere zaak waarbij het OCMW een sanctie van zes maanden opschorting van maatschappelijke dienst had opgelegd omdat een administratief document melding maakte van een vruchteloos bezoek aan het adres van de betrokkene door de gemeentelijke politie, heeft de Arbeidsrechtbank van Luik2419 de beslissing van het centrum herzien : het OCMW zegt immers niet op welke wettelijke basis het zijn beslissing grondt, en toont rechtens onvoldoende aan dat er geen daadwerkelijk verblijf is. Het centrum mag «er zich niet tot beperken een tevergeefs bezoek in te roepen van een niet geïdentificeerd persoon in een onduidelijke context».
2414 2415 2416 2417 2418 2419
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.426. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 11 december 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 347.425. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 9 januari 2002, X / OCMW Menen, AR 62096. T.T. Dinant, 7e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Couvin, RG 62 131. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 26 maart 2002, X / OCMW Ninove, AR 47.884. T.T. Liège, 9e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Crisnée, RG 325 212.
271
8.1.2. Het vrijwillig verdoezelen van bestaansmiddelen Wanneer de begunstigde van maatschappelijke dienstverlening een onjuiste of onvolledige aangifte doet, vordert het centrum de onterecht uitbetaalde steun terug : daarvoor verwijzen we de lezer naar de afdeling aangaande de recuperatie van het onverschuldigd betaalde bedrag : § 7.3. Het recht op maatschappelijke dienstverlening staat los van vergissingen, onwetendheid, nalatigheid of fout van de aanvrager. De fout van de aanvrager leidt niet automatisch tot sancties. Het onverkort stopzetten van de hulp is strijdig met art. 60, § 4 OCMW-Wet. Het OCMW moet eerst duidelijke afspraken maken met betrokkene vooraleer een sanctie te treffen. -
-
Zo kan geen sanctie opgelegd worden wegens het verzwijgen van werkloosheidsuitkeringen en ziekteuitkeringen indien de betrokkene daarvan geen kennis had wegens beslag op deze uitkeringen en bij dubbele betaling onmiddellijk de RVA heeft verwittigd, die hem ook geschorst heeft. Een dubbele sanctie (van RVA en OCMW), zonder sociaal onderzoek, komt niet gepast over2420. Ook kan geen sanctie worden opgelegd wanneer de betrokkene zich vergist en denkt dat alle inkomsten gekend zijn door het OCMW omdat hij niet inziet dat de dienst collectieve schuldbemiddeling een aparte dienst is2421. Indien het OCMW stelt dat betrokkene een verklaring aflegde in verband met de inkomsten van haar partner, doch zijzelf dit betwist, moet er een nieuw maatschappelijk onderzoek ingesteld worden, doch mag er ondertussen niet geweigerd worden2422.
Een centrum had een begunstigde een sanctie opgelegd omdat deze drie keer door de inspecteurs van de RVA betrapt werd terwijl hij in een carwash wagens aan het schoonmaken was : voor de toekomst werd hem gedurende zes maanden het recht op maatschappelijke dienstverlening ontzegd. De Arbeidsrechtbank van Verviers2423 heeft hierover een uitvoerig gemotiveerd vonnis gewezen. Enerzijds oordeelt de rechtbank dat het algemene rechtsbeginsel volgens hetwelk strafrechtelijke normen strikt dienen geïnterpreteerd te worden, op een analoge wijze verbiedt dat de administratieve sancties van artikel 16 Bestaansminimumwet worden uitgebreid. Anderzijds is de rechtbank echter ook de mening toegedaan dat de aanvrager opzettelijk volhardt in zijn gedrag en hierdoor, gelet op de omvang van de arbeidsprestaties, in voldoende mate in zijn levensonderhoud kan voorzien, ook in het licht van de menselijke waardigheid. Daaruit vloeit voort dat de aanvrager door de schending van zijn medewerkingsplicht zichzelf plaatst in een onwaardige situatie en «zichzelf berooft van de mogelijkheid om een recht op menselijke waardigheid op te eisen zoals ingevoerd door artikel 23 van de Grondwet en artikel 1 van de wet van 8 juli 1976». Derhalve is zijn verzoek ongegrond. In een ander geschil2424 waarbij de plaatselijke politie het OCMW er had op gewezen dat een begunstigde een activiteit uitoefende in een handelszaak met uithangbord «Phone Shop» en waarin het centrum de eerder toegekende steun had afgeschaft, heeft de Arbeidsrechtbank van Dinant2425 de eiser hersteld in zijn recht op maatschappelijke dienstverlening, zij het met beperking van de tussenkomst door het centrum voor de maand tijdens dewelke de betrokkene heeft gewerkt. De rechtbank motiveert haar beslissing als volgt : in de OCMWWet komt er geen sanctie voor die de opschorting van de maatschappelijke dienstverlening rechtvaardigt in geval van bedrog of van verzuim. De Arbeidsrechtbank van Brussel2426 heeft anders geoordeeld naar aanleiding van een zaak waarin een begunstigde van maatschappelijke dienstverlening nagelaten had het OCMW mede te delen dat het beslag op zijn werkloosheidsuitkeringen was opgeheven. De rechtbank heeft de beslissing van het centrum bevestigd : recuperatie van de ten onrechte ontvangen steun en, bij wijze van sanctie, een opschorting van de steun voor zes maanden. Volgens de rechtbank heeft de betrokkene, buiten de echtelijke ontgoochelingen en een
2420 2421 2422 2423 2424 2425 2426
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 15 april 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 339.733. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.041. Arbrb. Leuven, 2e K., 10 april 2002, X / OCMW Tienen, AR 3006/0. T.T. Verviers, 1e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Sambreville, RG 1 326/2001. Cf. supra, § 8.1. T.T. Dinant, 7e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Couvin, RG 62 131. T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Forest, RG 34 518/02.
272
buitenmatige schuldenlast, geen enkel voldoende gegeven aangedragen dat zijn verzuim zou kunnen rechtvaardigen, waardoor er duidelijk sprake is van bedrog en de beslissing van het centrum gegrond is.
8.2. De sancties tegen het OCMW 8.2.1. Verjaring Hoewel art. 2223 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de rechter het middel van verjaring niet ambtshalve mag toepassen, geldt dit beginsel niet voor de geschillen die de openbare orde raken, zoals inzake maatschappelijke dienstverlening. De verjaringstermijn inzake de terugvordering van maatschappelijke dienstverlening kan geldig gestuit worden door een aangetekende brief conform art. 102, laatste lid OCMWWet2427.
8.2.2. Foutaansprakelijkheid De meest gepaste sanctie voor een fout van het OCMW is het toekennen van de vordering. Als men steun ontvangt van het OCMW mag men verwachten dat de tijdig overgemaakte ziekenhuisfactuur betaald wordt. Indien betrokkenen pas een jaar later een rappel ontvangen, kan het OCMW zich niet verweren door te stellen dat betrokkenen ondertussen werken en dus kunnen betalen, aangezien ze geen slachtoffer mogen worden van het onbehoorlijk bestuur2428. De arbeidsgerechten ontleden de geschillenkwesties zorgvuldig en beslissen overeenkomstig artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek of het OCMW al dan niet2429 burgerrechtelijk aansprakelijk is. Zeer uitzonderlijk wordt een schadevergoeding toegekend. Een OCMW, dat niet meer bevoegd is aangezien betrokkene er niet werkelijk meer verblijft en uitgeprocedeerd is, blijft steun toekennen. het OCMW is gebonden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en is derhalve verplicht juiste inlichtingen te verschaffen aan iedereen die beroep op haar doet. Wanneer het onbevoegde OCMW toch steun toekent, heeft het zich gedragen als het bevoegde OCMW. Door deze bevoegdheid retroactief te wijzigen schendt het centrum het vertrouwensbeginsel en maakt het een fout waardoor de betrokkene schade heeft geleden (art. 1382 van het Burgerlijk Wetboek). Omdat het dossier niet werd doorgegeven aan het bevoegde OCMW heeft dit de steun niet kunnen onderzoeken. Er wordt geen schadevergoeding toegekend, maar wel wordt het recht op steun onderzocht in de periode dat het OCMW zich onbevoegd verklaarde2430. Wanneer het OCMW wegens vergoeding van elektriciteitskosten overgaat tot inhouding van een deel van de steun zonder ingebrekestelling, zonder officiële beslissing en zonder inzage in de facturatie begaat het een laakbare fout.2431 De aansprakelijkheid van het OCMW werd echter afgewezen in volgende gevallen : de eiser toont niet aan dat de huurovereenkomst ontbonden werd wegens het foutieve stopzetten van de steun2432; eiser had de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het uitblijven van een beslissing op grond van art. 62bis OCMW-Wet2433; eiseres ontving gedurende vijf maanden geen steun wegens onvoldoende medewerking aan het sociaal onderzoek, krijgt weliswaar gelijk van de Arbeidsrechtbank, maar toont niet aan dat ze bijkomende schade heeft geleden2434;
2427 2428 2429 2430 2431 2432 2433 2434
Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 november 2002, OCMW Mechelen / X, AR 76820. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 22 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.734. T.T. Bruxelles, 15e ch., 18 décembre 2002, X / CPAS Uccle, RG 33 391/02, 35 463/02 et 35 464/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 november 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 347233. Arbrb. Tongeren, 17 mei 2002, X / OCMW Hoeselt, AR 2439/2001 en 3457/2001. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.025. Arbrb. Tongeren, 17 mei 2002, X / OCMW Hoeselt, AR 2439/2001 en 3457/2001. Arbrb.Antwerpen, 14e K., 2 december 2002, X / OCMW Beveren, AR 347.540.
273
-
eiser toont niet aan dat hij door de negatieve beslissing geen leven heeft kunnen leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid omdat hij tijdens de procedure wel gewerkt heeft2435.
De Arbeidsrechtbank van Kortrijk achtte zich onbevoegd inzake een vordering tot schadevergoeding tegen een OCMW wegens verkeerde inlichtingen, waardoor de achterstallige schuld inzake bijdragen voor zelfstandigen hoog was opgelopen2436. In fine werd geoordeeld2437 dat er ten aanzien van het centrum geen enkele fout kan worden aangetoond, wanneer het maatschappelijke dienstverlening heeft toegekend tot de datum zoals bepaald in een eerder arrest van het Arbeidshof en vervolgens de betrokkenen verplicht heeft om zich aan te melden bij de sociale hulppost van de plaats waar hun domicilie gevestigd is, met het oog op het indienen van een nieuwe aanvraag.
2435 2436 2437
Arbrb. Turnhout, 2e K., 8 november 2002, X / OCMW Geel, AR 25568. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 8 mei 2002, X / OCMW Anzegem, AR 62578. C.T. Mons, 6e ch., 22 octobre 2002, CPAS Charleroi / X, RG 17 483.
274
9. DE TENLASTENEMING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING DOOR DE STAAT Hierover is er geen rechtspraak.
275
DERDE DEEL : DE TERRITORIALE BEVOEGDHEID 1. WELK CENTRUM IS BEVOEGD OM BIJSTAND TE VERLENEN ? 1.1. Het centrum van de plaats waar de persoon zich bevindt Het OCMW dat bevoegd is om bijstand te verlenen is het centrum van de gemeente op het grondgebied waarvan de persoon die bijstand nodig heeft, zich bevindt, en van wie dit centrum de staat van behoeftigheid heeft erkend en aan wie dit centrum de bijstand verleent (waarbij het ook de aard en indien nodig het bedrag bepaalt).2438
1.1.1. De woorden "zich bevinden" Wat betreft de bevoegdheidsregels vervat in artikel 1 van de wet van 2 april 1965, is er geen nieuwe wending in de rechtspraak van 2002.2439
1.1.2. Het gewoonlijk verblijf 1.1.2.1. Het begrip Het bepalen van het gewone verblijf van de aanvrager is een feitenkwestie en wordt afgeleid uit het geheel van feitelijke omstandigheden zoals een huurcontract, betalingsbewijzen van nutsvoorzieningen in een woning (water, elektriciteit, gas, etc.). De rechtspraak is niet van mening veranderd in de beoordeling van het verblijf: dit is de plaats waar de betrokkene gewoonlijk en daadwerkelijk verblijft. Bij een lang verblijf in het buitenland, wordt de steuntoekenning stopgezet, en kan slechts opnieuw steun worden toegekend na een nieuwe aanvraag ingediend na de terugkeer op het Belgisch grondgebied2440. Een gewoonlijk en permanent verblijf in een bepaalde gemeente volstaat, zelfs indien daarmee geen inschrijving in de bevolkingsregisters correspondeert.2441 Wat de voornaamste categorieën vreemdelingen betreft, en naargelang het geval, zijn een continuïteit van vestiging en de wil daartoe belangrijke indicatoren van gewoonlijke aanwezigheid. Dit blijkt o.a. uit de aankomstverklaring, de inschrijving in het vreemdelingenregisters, de aflevering van een paspoort en het vruchteloos zoeken naar plaats in een instelling in een andere gemeente2442.
2438
2439
2440 2441 2442
T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Auderghem, RG 25.705/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 décembre 2002, X / CPAS Auderghem et CPAS Schaerbeek, RG 25.705/02 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Saint-Gilles et CPAS Namur, RG 35.564/2002. Arbrb. Turnhout, Vak. K., 18 juli 2002, X / OCMW Turnhout , AR 24.991 ; Arbrb. Hasselt, 1e K., 15 november 2002, X / OCMW Leopoldsburg, AR 2021829 ; C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 22 juillet 2002, CPAS Sambreville / X, RG 7.126/2002 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur et CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 112.572 et 112.573. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 18.910/01. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 27 november 2002, X / OCMW Harelbeke en OCMW Herzele, AR 63177 en 64204. Arbh. Antwerpen (afdeling Hasselt), 4e K., 28 november 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2010174.
276
De opvatting van het begrip "plaats waar de betrokkene zich bevindt" als plaats van het "gewoonlijk verblijf", wordt door de rechtspraak soms vertaald als "gewoonlijke aanwezigheid " of "feitelijke verblijfplaats" (net zoals in 2000 en 2001).2443 Men kan de verzoekende partij die een daadwerkelijk verblijf moet aantonen niet opleggen om voortdurend aanwezig te zijn in zijn woonplaats: de betrokkene geniet het vrije verkeer en mag een belangrijk (indien al niet wezenlijk) deel van zijn dagen of nachten doorbrengen buiten zijn woonplaats. De verzoeker heeft slechts één verplichting: zich gewoonlijk op het grondgebied van de gemeente bevinden waaraan hij steun vraagt. De verzoeker schiet niet tekort in de medewerkingsplicht alleen maar omdat hij ter gelegenheid van verschillende bezoeken door de maatschappelijk werkster van het OCMW niet thuis wordt aangetroffen, zelfs al heeft hij niet geantwoord op de twee door de maatschappelijk werkster achtergelaten berichten van bezoek.2444 Volgens vaste rechtspraak moet dit verblijf aan de volgende criteria voldoen : -
het moet gekenmerkt zijn door een zekere continuïteit of minstens de wil van de betrokkene aantonen om zich gedurende een zekere tijd op een bepaalde plaats te vestigen;2445
-
het moet gaan om een gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf, niet om een gelegenheidsverblijf of een bedoeling om er te verblijven; de plaats dus waar de betrokkene zijn voornaamste stoffelijke belangen en het wezen van zijn gevoelsleven verzamelt.2446
De rechtspraak stelt het begrip gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf dus nog steeds tegenover de begrippen gelegenheids- of tijdelijk verblijf (het verblijf waarnaar de betrokkene van tijd tot tijd terugkeert zonder dat hij daar zijn voornaamste levensoord heeft), alsook tegenover de begrippen toevallig verblijf of bedoeling om ergens te verblijven (het verblijf waar de betrokkene naartoe gaat om er maatschappelijke dienstverlening aan te vragen omdat de steun in zijn vorige gemeente werd afgeschaft of verminderd).2447 Om dit te illustreren, kan de zeer bijzondere toestand aangehaald worden waarin de verzoeker zich bevindt, aangezien hij op onregelmatige wijze uit de woning werd verdreven die hij huurt op het grondgebied van de gemeente Sambreville, maar er wel blijft studeren. Na de uitzetting heeft de verzoeker kortstondig een toevluchtsoord gevonden bij een zuster, zonder dat hij zich duurzaam bij haar kan vestigen : zij is sowieso al krap behuisd en moet voorzien in het onderhoud van een kind. Bijgevolg moet de verzoeker gelijkgesteld worden met een "dakloze", aangezien hij niet over een bewoonbaar verblijf beschikt, hij niet met eigen middelen over zo’n verblijf kan beschikken, en zijn verblijf bij zijn zuster van voorbijgaande aard is, in afwachting van het ogenblik waarop hij andermaal over zijn (of een andere) woning in Sambreville zal kunnen beschikken. De rechtbank oordeelt dat hij niet over een hoofdverblijf beschikt maar duidelijk zijn wil te kennen geeft om op het grondgebied van de gemeente Sambreville te verblijven, aangezien hij er nog altijd zijn domicilie heeft, er studeert, al zijn dagen doorbrengt en naar zijn woonst wil terugkeren. Het OCMW van Sambreville heeft dus ten onrechte besloten om het bestaansminimum van de verzoeker op te heffen omdat hij niet langer op het adres verbleef dat aan het centrum was medegedeeld.2448
1.1.2.2. Het bewijs De rechtbanken hebben nogmaals bevestigd dat de verzoekende partij het bewijs moet leveren van het gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf op het grondgebied van de gemeente die wordt bediend door het gevatte OCMW.2449 2443
2444 2445
2446 2447 2448 2449
C.T. Liège, 8e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 29.794/01 ; C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Erquelinnes / X, RG 17.291 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.960. T.T. Charleroi (section Charleroi), ch. vac., 13 septembre 2002, X / CPAS Charleroi, RG 60.782/R. C.T. Liège, 8e ch., 27 novembre 2002, CPAS Hannut / X, RG 29.040/00 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur et CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 112.572 et 112.573 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.960. C.T. Liège, 8e ch., 27 novembre 2002, CPAS Hannut / X, RG 29.040/00 ; T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.960. C.T. Liège, 8e ch., 27 novembre 2002, CPAS Hannut / X, RG 29.040/00. T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Sambreville, RG 113.091 et 113.556. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Erquelinnes / X, RG 17.291.
277
Wanneer de verklaringen van de aanvrager geloofwaardig klinken, is het aan het OCMW om ze te ontkrachten2450. Wie zich af en toe op een bepaald adres ophoudt om zijn post op te halen of om met de huisbaas te overleggen, bewijst hiermee zijn effectieve verblijf op dat adres niet.2451 Een OCMW staakt de uitbetaling van dienstverlening omdat ze betrokkene nooit aantrof op het opgegeven adres. Ook bij politiecontrole werd zij slechts eenmaal aangetroffen na een aangekondigd bezoek. Aangezien de betrokkene niet bewijst op het opgegeven adres te verblijven, maar vermoedelijk bij haar vriend in een andere gemeente, is het OCMW van die gemeente bevoegd2452. Als uit de verslagen van de maatschappelijk werkers en van de lokale politie duidelijk is op te maken dat de verblijfplaats van betrokkene zich in een bepaalde gemeente bevindt, dan weigert het OCMW van de andere gemeente terecht het bestaansminimum.2453 Evenwel kan het OCMW uit het feit alleen dat een aanvrager nooit thuis wordt aangetroffen bij onaangekondigde bezoeken niet besluiten tot bedrog of tot onmogelijkheid van het onderzoek. Een viertal getuigenverklaringen m.b.t. effectieve bewoning is voor de rechtbank veel bewijskrachtiger dan de vermoedens ingevolge onaangekondigde huisbezoeken.2454 De domiciliëring is slechts één aanwijzing onder andere om te bepalen of het al dan niet om het gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf gaat – dit vermoeden kan door alle pertinente gegevens worden weerlegd.2455 Het OCMW is territoriaal niet bevoegd: de betrokkene zegt zelf dat hij in een andere gemeente woont om in de buurt te zijn van zijn moeder die in het ziekenhuis is opgenomen; hij heeft dus geen daadwerkelijke verblijfplaats op het grondgebied van de gemeente van het gevatte centrum.2456
1.1.3. De erkenning van de staat van behoeftigheid Hierover is er geen rechtspraak. 1.2. De bijzondere gevallen 1.2.1. De verhuizing van één gemeente naar een andere gemeente De gerechtigde die verhuist naar een andere gemeente om te gaan samenwonen bij een vriend die over een inkomen beschikt, verliest zijn recht op wedertoekenning van het bestaansminimum door het OCMW van de eerste gemeente; bij verzuim de verhuis en de samenwoonst aan te geven, vordert het OCMW terecht het bestaansminimum terug.2457 Is uit de gegevens van het rijksregister af te leiden dat de aanvrager vanaf een bepaalde datum niet meer in de gemeente woont en de betrokkene verzuimt dit mee te delen aan het OCMW, dan vordert het OCMW terecht het betaalde bedrag vanaf die datum terug wegens territoriale onbevoegdheid.2458 De verhuis van de ene gemeente naar een andere brengt het OCMW er soms toe om zijn bevoegdheid te analyseren en daarbij de bijzondere regels m.b.t. de daklozen in ogenschouw te nemen (cf. § 1.2.2.2).
2450 2451 2452 2453 2454 2455 2456 2457 2458
T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 23 mai 2002, X / CPAS La Louvière, RG 2.255/01/LL ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 30 mai 2002, X / CPAS Molenbeek-Saint-Jean, RG 25.698/02. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 maart 2002, X / OCMW Bredene, AR 106.652. Arbrb. Kortrijk, 2e K., 27 september 2002, X / OCMW Kortrijk, AR 6337. Arbrb. Mechelen, 1e K., 8 mei 2002, X / OCMW Puurs, AR 78018. Arbrb. Brugge, 7e K., 25 maart 2002, X / OCMW Oostende, AR 106.308. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 22 juillet 2002, CPAS Sambreville / X, RG 7.126/2002. T.T. Bruxelles, 15e ch., 11 février 2002, X / CPAS Uccle, RG 21.602/01. Arbrb. Brugge, 3e K., 14 januari 2002, OCMW Brugge / X, AR 101.239. Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Mechelen, AR 13.974/01.
278
De rechtspraak sluit aan bij de reeds bestaande meerderheidsstrekking: het OCMW van de gemeente die de betrokkene verlaten heeft, is niet langer bevoegd om een huurwaarborg toe te kennen wanneer hij zich al op het grondgebied van een andere gemeente heeft gevestigd2459.
2459
T.T. Bruxelles, 15e ch., 21 mars 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 22.297/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 avril 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 25.335/02.
279
1.2.2. De daklozen 1.2.2.1. Het begrip De rechtbanken hebben er meermaals aan herinnerd dat het begrip dakloze door geen enkele wettekst wordt omschreven.2460 Zoals in het verleden, heeft de rechtspraak het begrip dakloze ook nu weer omschreven door te verwijzen naar de voorbereidende werkzaamheden bij de wet van 12 januari 1993 : de dakloze is de persoon die geen bewoonbaar verblijf heeft (het beantwoordt niet aan de minimumnormen inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid), en niet met eigen middelen over een dergelijk verblijf kan beschikken, waardoor hij zonder verblijf is of zich in een collectief verblijf bevindt (dat door een derde wordt beheerd die er logies aanbiedt van voorbijgaande en onzekere aard en waarover de bewoner geen enkele individuele zeggenschap heeft), waar hij slechts voorlopig en bij wijze van overgang verblijft, in afwachting van de dag waarop hij een persoonlijk verblijf zal hebben2461. De voorbereidende werkzaamheden bij de wet van 12 januari 1993 blijven een dankbare referentie voor het begrip "dakloze". Is dakloos, de persoon die gehuisvest is bij vrienden maar die niet over een persoonlijke woonst2462 beschikt, of die onderdak vindt in een centrum voor nachtopvang2463. Is niet dakloos, de persoon die tijdelijk onderdak heeft gevonden bij naaste verwanten. Opvang aangeboden door verwanten is een teken van familiale solidariteit en sluit de toepassing van artikel 57bis uit2464. Is niet dakloos, de persoon die reeds sinds vele jaren gehuisvest is bij een familielid, niettegenstaande het feit dat hij daar formeel niet over een persoonlijk verblijf beschikt2465. Geoordeeld werd dat : •
•
2460
2461
2462 2463 2464 2465 2466 2467
de verzoeker de woning die hij huurt op het grondgebied van die gemeente heeft moeten verlaten, en in een oud klooster te Assesse heeft gewoond, beheerd door A.C.R.F. (Action Chrétienne Rurale des Fenunes), dat hij vervolgens heeft verlaten, om zijn intrek te nemen in een sociale woning van de maatschappij Foyer Jambois. De toestand waarin de verzoeker zich bevindt, stemt wel degelijk overeen met het begrip dakloze, aangezien hij voorlopig in een collectief verblijf heeft gewoond waarin hij slechts een kamer huurde, in afwachting van het ogenblik waarop hij opnieuw autonoom over een woonst kan beschikken, met name een sociale woning2466; de betrokkene die een opvanggezin heeft verlaten om zich in een privé-woonst te vestigen met zijn dochter, over de hoedanigheid van dakloze beschikt, aangezien het artikel 2 § 4 bepaalt dat elke persoon die de hoedanigheid van dakloze verliest door een woonst te betrekken die voor hem dienst doet als hoofdverblijf, recht heeft op een verhoging van het bestaansminimum (installatiepremie)2467.
C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Charleroi / X et CPAS Châtelet, RG 17.362 ; C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 22 juillet 2002, CPAS Sambreville / X, RG 7.126/2002 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 décembre 2002, X / CPAS Auderghem et CPAS Schaerbeek, RG 25.705/02. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 22 juillet 2002, CPAS Sambreville / X, RG 7.126/2002 ; T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 112.713 ; T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 312.470, 314.287, 318.722 et 319.959 ; T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.818 et 113.515. T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur et CPAS Jodoigne, RG 113.008 et 113.009. T.T. Liège, 9e ch., 4 juin 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 314.834. T.T. Charleroi, 5e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Charleroi, RG 59.864/R. T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 8 mars 2002, X / CPAS Ottignies, RG 2363/w/2001. T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur, RG 112.713. T.T. Liège, 9e ch., 14 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 321.548.
280
Wanneer de rechtbank de verzoeker weigert te beschouwen als een dakloze, zijn de algemene regels m.b.t. de territoriale bevoegdheid van toepassing : •
een onderdak hebben betekent : een schuilplaats die voor beschutting zorgt. De betrokkene die niet zonder bewoonbare verblijfplaats is noch verplicht werd zijn toevlucht te nemen tot een collectief verblijf, is geen dakloze – hij werd eerst door zijn vader en vervolgens door zijn zuster gehuisvest, en kon daarna terugvallen op een strikt persoonlijke woonst. Opvang met gewone huisvestingsomstandigheden sluit de toepassing van artikel 57bis uit 2468;
•
de wet bevat geen omschrijving van dakloze. Bedoeling was om de bevoegdheid van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn uit te breiden tot personen zonder vast domicilie en zonder gewoonlijke en daadwerkelijke verblijfplaats. Worden met name bedoeld : personen zonder domicilie, voorlopig en bij wijze van overgangsmaatregel gehuisvest door bepaalde gemeenschappen of door derden. In dit geval heeft de betrokkene zich bij zijn dochter in Namen gevestigd, en gewoonlijk en daadwerkelijk bij haar verblijf gehouden gedurende zes maanden : een geval van solidariteit binnen de familie. De rechtbank oordeelt dat de betrokkene niet over de hoedanigheid van dakloze beschikt, ook al waren de omstandigheden van deze huisvesting zwaar omwille van de krappe behuizing en het tekort aan financiële middelen. Het feit dat hij een woning voor zichzelf zoekt volstaat niet om hem de hoedanigheid van dakloze te bezorgen2469.
1.2.2.2. De algemene en de subsidiaire bevoegdheidsregel Overeenkomstig een strekking binnen de rechtspraak die thans in de meerderheid is, moet het criterium van de territoriale bevoegdheid van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn met betrekking tot daklozen, met name de hoofdverblijfplaats, geïnterpreteerd worden als de daadwerkelijke verblijfplaats, niet de woonplaats2470. De verzoekster eigenlijk dakloos is, wanneer zij haar domicilie weliswaar in Gembloers heeft, maar sinds 10 september 2001 niet meer in Gembloers doch in Brussel verblijft bij vrienden die haar hebben gehuisvest. Hierdoor gelden de gewone bevoegdheidsregels : op het ogenblik waarop de verzoekster bijstandbehoeftig is, heeft ze wel degelijk haar domicilie op het grondgebied van de gemeente Gembloers, en is het OCMW van Sint-Gillis bijgevolg onbevoegd om bijstand te verlenen2471. Er moet in dit geval worden nagegaan of de betrokkene al dan niet als een dakloze kan worden beschouwd. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, moet er toepassing worden gemaakt van de algemene regels uit de wet van 1965; indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zal moeten worden uitgemaakt welke van de twee criteria op deze situatie van toepassing is ("hoofdverblijfplaats" of "gemeente waar de dakloze blijk geeft van zijn intentie om er te verblijven"). Zodra de persoon in kwestie zich gevestigd had op het grondgebied van de gemeente Oudergem, was hij wel degelijk een dakloze – wat dit betreft, doet het er eigenlijk weinig toe dat hij, voordat hij te Oudergem aankwam, over een woning beschikte. Het is immers gebleken dat hij niet langer in staat was om er de lasten van te dragen. Bovendien somt de wet van 12 januari 1993 geenszins de omstandigheden op die de oorzaak zouden moeten zijn van het feit dat de betrokkene zonder woonst is. Het onwettig karakter van de bewoning van een leegstaand gebouw (de betrokkene heeft titel noch recht) speelt evenmin een rol. Aan de vooravond van de door de rechtbank bevolen schouwing ter plaatse heeft de burgemeester uiteindelijk de woonst onbewoonbaar verklaard. De rechtbank heeft deze toestand ruimschoots kunnen vaststellen uit de schouwing. Dit volstaat om ervan overtuigd te zijn dat de betrokkene wel degelijk tot de door de wet bedoelde categorie behoort. De ministeriële omzendbrief van 27 april 1995, die bepaalt welk OCMW bevoegd is om maatschappelijke dienstverlening toe te kennen aan daklozen en gerepatrieerde Belgen, is, voor zover de rechtbank weet, nooit in het Staatsblad verschenen, en heeft derhalve geen enkele reglementaire waarde. Indien de wetgever van plan zou zijn geweest dit eerste bevoegdheidscriterium te omschrijven als het centrum van de plaats van de domicilie-inschrijving, zou hij eenvoudig gebruik hebben kunnen maken van de omschrijving uit artikel 2, § 1 van de wet van 2 april 1965 : het "onderstandsdomicilie" is de plaats van inschrijving in het bevolkingsregister voor het "hoofdverblijf". Aangezien dit niet is gebeurd, kan 2468 2469 2470 2471
C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Charleroi / X et CPAS Châtelet, RG 17.362. T.T. Liège, 9e ch., 21 mai 2002, X / CPAS Liège, RG 312.470, 314.287, 318.722 et 319.959. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Charleroi / X et CPAS Châtelet, RG 17.362 ; T.T. Namur, 7e ch., 25 janvier 2002, X / CPAS Namur et CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 112.572 et 112.573. T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.818 et 113.515.
281
men niet anders dan aan het woord "hoofdverblijf" de betekenis geven van "de plaats waar de betrokkene daadwerkelijk aanwezig is", wat de meerderheidsstrekking binnen de rechtspraak overigens doet. Uit de objectieve gegevens van het dossier blijkt dat de aanwezigheid van de betrokkene op het grondgebied van de gemeente Oudergem blijvend en daadwerkelijk was, en het OCMW van die gemeente dus ook bevoegd, ook al heeft dit centrum een energie aan de dag gelegd om hem eruit te verdrijven die omgekeerd evenredig was aan de inspanning die is opgebracht om hem de steun te verzekeren die hem moest worden verleend. De rechtbank verwijst de zaak naar de rol, opdat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die in het geschil betrokken zijn hun argumenten zouden kunnen uiteenzetten met betrekking tot de materiële bevoegdheid van de rechtbank die kennis moet nemen van een tussenvordering van het onbevoegde OCMW dat aan het bevoegde OCMW de terugbetaling vraagt van de door hem verleende steun2472. De rechtbanken hebben het subsidiaire criterium ter bepaling van de bevoegdheid – de gemeente waar de betrokkene de bedoeling heeft te verblijven – als volgt toegepast: de bedoeling te goeder trouw om het hoofdverblijf op een welbepaalde plaats te vestigen.2473 Precies om te verhinderen dat de daklozen zoals voorheen keer op keer worden doorverwezen, bepaalt het gewijzigde artikel 71, alinea 5 van de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976 dat de arbeidsrechtbank het bevoegde OCMW aanwijst, na dit centrum in de zaak te hebben geroepen2474. De rechtbank beveelt dat de debatten worden heropend wanneer de situatie niet geregeld wordt door de bepalingen van de wet van 2 april 1965, zodat de bevoegdheidsregel in artikel 57bis van de wet van 8 juli 1976 dient te worden gezocht, artikel dat de maatschappelijke dienstverlening betreft, verstrekt aan een dakloze. Inderdaad, de betrokkene bevindt zich reeds sinds vier maanden op het grondgebied van de gemeente Oudergem, wat lijkt te wijzen op een belangrijk verschil tussen de administratieve inschrijving en het daadwerkelijk verblijf van de eisende partij – hierdoor lijkt het aangewezen toepassing te maken van artikel 71, alinea 5, van de wet van 8 juli 1976. Het OCMW van Schaarbeek moet in de zaak worden geroepen2475. Artikel 71 van de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976 bepaalt dat, wanneer een dakloze een vordering instelt met betrekking tot een bevoegdheidsgeschil tussen verschillende centra, de arbeidsrechtbank het bevoegde OCMW aanwijst. De rechtbank dient te waken over de aanwezigheid van het betrokken OCMW. Deze wettelijke bepaling is opgenomen in de organieke OCMW-wet en heeft dus een algemene draagwijdte. Deze bepaling geldt bij de vervulling van de opdrachten door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met inbegrip van de toekenningsprocedure voor het bestaansminimum. De bepaling betreft dus zowel het verzoek om maatschappelijke dienstverlening in de strikte zin van het woord, als het verzoek om bestaansminimum, ingediend door daklozen. Met toepassing van voormeld artikel 71 komt het aan de arbeidsrechtbank toe om het OCMW aan te wijzen dat bevoegd is om van de vraag kennis te nemen. Artikel 57bis van de wet van 8 juli 1976 is ook van toepassing voor het toekennen van het bestaansminimum. Het artikel is met name van toepassing op personen die voorlopig en bij wijze van overgangsmaatregel door een particulier worden gehuisvest. In dit geval heeft de betrokkene voldoende blijk gegeven van zijn wil om in Waterloo te verblijven toen hij het centrum aldaar verzocht of het dienst wou doen als referentieadres 2476. De definitie van het hoofdverblijf van de dakloze – feitelijke situatie2477 of integendeel domiciliëring2478 – blijft omstreden.
2472 2473 2474 2475 2476 2477
2478
T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 décembre 2002, X / CPAS Auderghem et CPAS Schaerbeek, RG 25.705/02. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Charleroi / X et CPAS Châtelet, RG 17.362. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Charleroi / X et CPAS Châtelet, RG 17.362. T.T. Bruxelles, 15e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Auderghem, RG 25.705/02. T.T. Nivelles (section Nivelles), 2e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Braine l’Alleud et CPAS Waterloo, RG 266/N/2002. C.T. Liège, (section Namur), 12e ch., 15 avril 2002, CPAS Genappes / X et CPAS Namur, RG 6.976/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 5 février 2002, X / CPAS Jette, RG 19.229/01 et 23.498/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 25 avril 2002, X / CPAS Auderghem et E.B., RG 12.203/01 ; T.T. Namur, 7e ch., 13 décembre 2002, X / CPAS Gembloux, RG 115.496. T.T. Namur, 7e ch., 10 mai 2002, X / CPAS Namur et CPAS Jodoigne, RG 113.008 et 113.009 ; T.T. Charleroi, 5e ch., 28 mai 2002, X / CPAS Waterloo et CPAS Charleroi, RG 60.174/R et 60.175/R ; T.T. Nivelles, (section Wavre), 2e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Ottignies et CPAS Bruxelles, RG 1596/w/2001 et 78/w/2002.
282
Zo blijft een bepaalde rechtspraak onder hoofdverblijfplaats verstaan, de wettelijke woonplaats, dat wil zeggen de plaats van inschrijving in het bevolkingsregister2479. De Programmawet (I) van 24 december 2002 heeft artikel 57bis opgeheven. De betrokkene die het tehuis heeft verlaten om zich in Luik te vestigen, waar hij verblijf heeft gehouden en waar hij op dit ogenblik het bestaansminimum heeft genoten, en die vervolgens naar Verviers is gegaan om er met zijn broer samen te wonen, is geen dakloze2480. De betrokkene, die nochtans steun ontving, heeft uit eigen beweging de studentenkamer verlaten die hij huurde en de betaling van de huur stopgezet. Hij koos er voor nu eens bij zijn zuster en dan weer bij zijn moeder te verblijven. Het gevolg van deze vrije keuze (en van het verlaten van het grondgebied van de gemeente) voor zijn daadwerkelijk verblijf heeft geen uitstaans met de toestand van de dakloze personen bedoeld in artikel 57bis van de wet van 8 juli 19762481.
1.2.2.3. Het referentieadres Hierover is er geen rechtspraak. 1.2.3. De studenten Het bevoegde OCMW om tussen te komen ten aanzien van studenten is dat van het gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf van de studenten. De rechtspraak zoekt hiervoor steun bij de gebruikelijke criteria die het mogelijk maken inzicht te krijgen in de feitelijke situatie : waar wordt er geleefd, hoe vaak keert de betrokkene terug naar de ouders, aan wie wordt het kindergeld toegekend … 2482 Indien de inschrijving in het bevolkingsregister niet dienstig is, moet op basis van een onderzoek, geval per geval worden bepaald waar de gewoonlijke verblijfplaats van de student zich bevindt. In deze zaak blijkt uit de gegevens van het dossier dat er geen sprake is van een breuk tussen de verzoekster en haar ouders : de verzoekster keert regelmatig terug naar haar moeder, heeft een huurovereenkomst voor een studentenkamer ondertekend (één jaar), en heeft een verzoek tot ontvoogding ingediend, om financieel niet langer haar ouders ten laste te zijn – het OCMW van de gemeente van haar ouders is territoriaal bevoegd. Het verblijf te Luik wordt gerechtvaardigd door het voornemen om er een opleiding te voltooien, niet door het voornemen om er zich te vestigen en er een zelfstandig leven te leiden2483. Wanneer iemand zich op het grondgebied van een bepaalde gemeente bevindt om hogere studies te volgen, zonder dat er een wil is aangetoond om er zich te vestigen, ook al heeft de verzoekster er haar domicilie, dan oordeelt OCMW van die gemeente terecht dat het territoriaal niet bevoegd was2484.
1.2.4. De kandidaat-vluchtelingen Tot er een eindbeslissing wordt genomen met betrekking tot de aanvraag om als vluchteling te worden erkend, of tot het bevel om het grondgebied te verlaten wordt uitgevoerd, blijft de aanwijzing van de verplichte plaats van inschrijving (code 207) gelden.
2479 2480 2481 2482 2483 2484
T.T. Bruxelles, 15e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Schaerbeek et CPAS Evere, RG 19.866/01. T.T. Verviers, 1e ch., 10 septembre 2002, X / CPAS Verviers, RG 1292/2002. C.T. Liège (section Namur), 12e ch., 22 juillet 2002, CPAS Sambreville / X, RG 7.126/2002. C.T. Liège, 8e ch., 27 novembre 2002, CPAS Hannut / X, RG 29.040/00 ; T.T. Tournai, 3e ch., 17septembre 2002, X / CPAS Mouscron, RG 22.307. C.T. Liège, 8e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Liège, RG 29.794/01; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Liège, RG 321.185 et 323.055. T.T. Namur, 7e ch., 22 février 2002, X / CPAS Gembloux, RG 112.960.
283
Op zich tonen de administratieve maatregelen tot toekenning of intrekking van de code 207 niet aan dat de betrokkene over het statuut van steunaanvrager beschikt : al dan niet asielaanvrager zijn is het gevolg van procedures opgestart voor de bevoegde instellingen. De code 207 wordt buiten werking gesteld zodra de asielprocedure definitief afgerond is2485, wanneer het bevel om het grondgebied te verlaten wordt uitgevoerd2486 of wanneer de Minister of zijn afgevaardigde, of de Commissaris voor vluchtelingen beslissen dat de asielaanvraag ten gronde moet worden onderzocht2487. De Arbeidsrechtbank van Charleroi heeft daarentegen geoordeeld dat de code 207 van toepassing blijft zolang die niet uit het register wordt geschrapt2488. Artikel 57, § 2 van de OCMW-Wet vereist niet de inschrijving in het vreemdelingenregister. De geregulariseerde vreemdeling verblijft legaal vanaf de beslissing van de Minister. Nochtans blijf het OCMW van de toegewezen gemeente bevoegd zolang hij niet ingeschreven is in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij effectief verblijft2489. Het feit dat er meerdere maanden kunnen verlopen tussen de regularisatiebeslissing en de bestuurlijke inschrijving in het vreemdelingenregister mag geen invloed hebben op het recht op steun2490.
1.2.4.1. Artikel 2, § 5 van de wet van 2 april 1965 Het doel van het wachtregister is de asielzoeker te lokaliseren en tevens het centrum aan te duiden dat als enige bevoegd is om steun te verlenen2491. Het adres van inschrijving in het wachtregister bepaalt het bevoegde OCMW totdat definitief over de asielaanvraag wordt geoordeeld of totdat bevel is uitgevoerd (artikel 54 Vreemdelingenwet)2492. Een regularisatieaanvraag doet daaraan geen afbreuk2493. Deze regel primeert op de algemene regel van artikel 1 van deze wet2494. Indien de aanvrager werd toegewezen aan het opvangcentrum kan hij het OCMW van zijn verblijfplaats niet aanspreken voor steun tenzij hij aantoont dat aan de verplichte toewijzing een einde is gekomen2495.
2485 2486
2487 2488 2489 2490 2491 2492
2493
2494 2495
T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS La Louvière et CPAS Schaerbeek, RG 14.554/01 ; T.T. Liège, 7e ch., 27 février 2002, X / CPAS Flémalle, RG 318.691 et 319.486. T.T. Liège, 7e ch., 27 février 2002, X / CPAS Flémalle, RG 318.691 et 319.486, qui cite C.T. Liège, 1e ch., 8 janvier 2002, RG 29.776/01 ; T.T. Liège, 7e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Zele, RG 318.626 et 319.329 ; T.T. Liège, 7e ch., 17 avril 2002, X / CPAS Willebroek, RG 318.559 ; T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Zele et Herstal, RG 318.626, 319.329 et 321.995 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 13 juin 2002, X / CPAS Saint-Josse-ten-Noode, RG 26.602/01. Idem : T.T. Liège : 2. C.T. Liège, (section Liège), 8 janvier 2002, CPAS Braives / X, RG 29.776-01. T.T. Charleroi, (section Binche), 11e ch., 11 septembre 2002, X / CPAS Manage, CPAS Schaerbeek et E.B., RG 94/BR (59.200/R). Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Rumst, AR 337.523 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.066. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 24 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 343.066. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 6 februari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 335.772. Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Ternat, AR 2.576/01 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 maart 2002, X / OCMW Putte, AR 78484 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 19 juni 2002, X / OCMW Maarkedal, AR 343.795 ; Arbrb. Brussel, 20e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 3526902. Arbrb. Brussel, 20e K., 10 januari 2002, X / OCMW Ternat, AR 2.576/01 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 maart 2002, X / OCMW Putte, AR 78484 ; Arbrb. Brussel, 20e K., 4 oktober 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 3526902; Arbrb. Brussel, 20e K., 5 december 2002, X / OCMW Brussel en OCMW Roosdaal, AR 2673102, 2999202, 3512602 en 3512702. Arbrb. Mechelen, 1e K., 20 maart 2002, X / OCMW Putte, AR 78484. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 februari 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2012333 ; Arbrb. Brussel, Vak. K., 17 juli 2002, X / OCMW Buggenhout, AR 28202/02 ; Arbrb.Mechelen, 1e K., 11 december 2002, X / OCMW Puurs, AR 79450 ; Arbh. Antwerpen, 4e K., 11 december 2002, OCMW Hulsthout / X, AR 2010175.
284
Het OCMW blijft wel bevoegd : indien het in de genomen beslissingen nooit de bevoegdheid t.a.v. een uitgeprocedeerde asielzoeker betwist heeft en nog steeds onder code 207 vermeld staat2496; indien de code 207 per vergissing en onterecht werd gewijzigd en het OCMW tekort is geschoten aan haar informatieplicht2497; indien de schrapping van de toewijzing voortvloeide uit een foutief nationaal nummer2498; bij een foutieve toewijzing code 207 aan een OCMW tot het ogenblik dat blijkt uit het wachtregister dat de inschrijving in het wachtregister is gewijzigd2499. De betrokkene kan de onbevoegdheid van het OCMW niet betwisten op grond van onwetendheid, vooral niet indien hij zelf het schrijven van DVZ aan het OCMW overhandigd heeft2500. Indien de asielprocedure is beëindigd, is de inschrijving in het wachtregister niet langer van belang2501. Op dat moment dient de bevoegdheid te worden beoordeeld conform de algemene regel ex art. 1 wet van 2 april 1965 (plaats waar betrokkene zich bevindt)2502. Hoewel het OCMW ervan uitgaat dat het geen steun kan toekennen omdat de betrokkene zich niet in het wachtregister bevindt, is de arbeidsrechtbank van Brussel van oordeel dat geen enkel document aangeeft dat de verplichte inschrijving in de gemeente geschrapt is zodat het OCMW nog steeds bevoegd is. Het feit dat de betrokkene asiel aangevraagd heeft onder twee verschillende namen is van weinig belang. Dit zal uitgeklaard worden in de procedure voor de Raad van State.2503. Artikel 54 van de Vreemdelingenwet bepaalt dat de toewijzing van een verplichte plaats van inschrijving duurt tot er een definitieve beslissing genomen wordt op de vraag om erkend te worden in de hoedanigheid van vluchteling of tot dat er effectief gevolg gegeven wordt aan een bevel om het grondgebied te verlaten. Volgens de arbeidsrechtbank van Antwerpen moet er aldus een onderscheid gemaakt worden tussen de erkende politieke vluchtelingen en de niet erkende politieke vluchtelingen. Wat deze laatste categorie betreft, blijft de toewijzing van een verplichte verblijfplaats van toepassing tot dat er gevolg gegeven wordt aan het bevel om het grondgebied te verlaten behalve indien de toewijzing ondertussen geschrapt is2504.. Het Arbeidshof van Antwerpen deelt deze mening niet en oordeelt dat de wetgever door het woord “of” te gebruiken, de keuze tussen de beide mogelijkheden uitgesloten heeft, anders zou hij het woord “en” gebruikt hebben. Bijgevolg is het Arbeidshof van oordeel dat het voorheen bevoegde OCMW slechts bevoegd was tot het negatieve arrest van de Raad van State. Als gevolg hiervan moeten de betrokkene zich richten tot het OCMW van de streek waar zij wonen2505. Na dit arrest heeft de arbeidsrechtbank haar standpunt herzien2506. Indien de betrokkene voor de afloop van de asielprocedure wordt geregulariseerd is er eveneens een substantiële wijziging. De geregulariseerde vreemdeling is in een wettelijke toestand vanaf de beslissing van de Minister. Zolang hij evenwel niet is ingeschreven in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij effectief verblijft, blijft het OCMW van de toegewezen gemeente bevoegd2507. Vanaf de positieve regularisatiebeslissing moet het toegewezen OCMW verder steun verlenen totdat eiser zich in het register van de Dienst Bevolking van zijn woonplaats zal ingeschreven hebben2508. 2496 2497 2498 2499 2500 2501
2502 2503 2504 2505 2506 2507 2508
Arbrb. Leuven, 2e K., 26 juni 2002, X / OCMW Lubbeek, AR 293/02. Arbrb. Brussel, 20e K., 5 december 2002, X / OCMW Brussel en OCMW Roosdaal, AR 2673102, 2999202, 3512602 en 3512702. Arbrb. Antwerpen, 6e K., 27 juni 2002, X / OCMW Doornik, AR 330.945, AR 335.248, AR 340.796, AR 341.410. Arbrb. Brussel, 20e K., 5 april 2002, X / OCMW Machelen, AR 17.888/00. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 322.923. Arbrb. Brussel, 20e K., 12 juli 2002, X / OCMW Zandhoven, AR 26.960/02 ; Arbrb. Brussel, 20e K., 5 december 2002, X / OCMW Brussel en OCMW Roosdaal, AR 2673102, 2999202, 3512602 en 3512702. Arbrb. Dendermonde (afdeling Sint-Niklaas), 3e K., 7 mei 2002, X / OCMW Stekene, AR 60.808 ; Arbrb. Brussel, Vak. K., 26 juli 2002, X / OCMW, AR 582401. Arbrb. Brussel, 20e K., 6 juni 2002, X / OCMW Bornem, AR 23.815/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Torhout, AR 340.729. Arbh. Antwerpen, 4e K., 23 oktober 2002, OCMW Torhout / X, AR 2020265. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 november 2002, X / OCMW Grimbergen, AR 347233. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 7 januari 2002, X / OCMW Rumst, AR 337.523. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 22 mei 2002, X / OCMW Rumst, AR 343.271.
285
Overeenkomstig de gebruikelijke rechtspraak vormt artikel 54, § 1, van de wet van 15 december 1980 geen inbreuk op het recht van vrije vestiging2509.
1.2.4.2. Artikel 57ter van de wet van 8 juli 1976 Het Arbitragehof verwerpt het beroep inzake de vernietiging van de art. 70, 71 en 72 Programmawet 2 januari 2001 onder voorbehoud dat art. 57ter 1, § 1, lid 2 OCMW-wet, ingevoegd bij art. 71 Programmawet 2 januari 2001, wordt geïnterpreteerd als een verplichting om de afwijking waarin ze voorziet toe te staan in het geval waarin, behoudens bijzondere omstandigheden die zich ertegen zouden verzetten, blijkt dat de toepassing van de regel zou verhinderen dat personen die zich in de situatie bevinden die is beschreven in het 1° en het 2° van het nieuwe art. 57ter 1, zouden kunnen samenleven met een of meer personen met wie zij een gezin vormen en die gerechtigd zijn tot maatschappelijke dienstverlening in België of die de toelating hebben verkregen om er te verblijven2510. Het lijkt ons dat derhalve de rechtspraak die stelt dat betrokkenen zich eerst tot de Minister van Binnenlandse Zaken moeten wenden in geval van gezinshereniging en dat het OCMW onbevoegd is om dergelijke beslissing strijdig is met de strekking van dit arrest2511. Artikel 57ter 1, § 1, van de OCMW-wet geldt uiteraard niet voor kandidaat-vluchtelingen die asiel aanvroegen vóór 2 januari 20012512. De invoeging van artikel 57ter 1 door de Programmawet van 2 januari 2001 heeft een aantal overgangsproblemen veroorzaakt. De arbeidsrechtbank van Tongeren heeft een aantal geschillen behandeld m.b.t. deze problematiek. Kandidaatvluchtelingen hadden een asielaanvraag ingediend vóór 3 januari 2001 en hadden na deze datum een verzoekschrift gericht aan de Raad van State tegen een beslissing van de Commissaris voor de vluchtelingen. Het OCMW had de steun in het midden van het jaar 2001 geschrapt en riep hierbij de programmawet van 2 januari 2001 in. De arbeidsrechtbank heeft geoordeeld dat artikel 54 van de Vreemdelingenwet voorziet in 2 mogelijkheden: ofwel een verplichte plaats van inschrijving (code 207), ofwel een onthaalcentrum als verplichte plaats inschrijving (maar, in dit geval, alleen tijdens de ontvankelijkheidsfase). Deze administratieve verblijfplaats duidt dan het bevoegde OCMW aan. De kandidaat-vluchtelingen hebben allen een code 207 ontvangen en deze kwalificatie is niet gewijzigd tijdens de procedure. Het OCMW heeft uit het nieuwe artikel 57ter 1 van de Organieke Wet ten onrechte afgeleid dat een onthaalcentrum bevoegd was. Nochtans bepaalt de programmawet dat er een afwijking mogelijk is in bijzondere omstandigheden en de Omzendbrief van de Minister legt uit dat een van deze bijzondere omstandigheden het beroep bij de Raad van State is. De arbeidsrechtbank onderstreept het verbod op retroactiviteit van de wet als toepassing van het beginsel van de rechtszekerheid. De inhoud van het recht moet voorzienbaar en toegankelijk zijn, zodat de verzoeker redelijkerwijze de gevolgen kan inschatten van een handeling op het ogenblik dat deze handeling gerealiseerd wordt : “een nieuwe wet is ook van toepassing op de toekomstige gevolgen van situaties die zich voorgedaan hebben onder de gelding van de oude wet, die zich voordoen of die voortduren onder de toepassing van de nieuwe wet, voor zover deze toepassing niet nadelig is voor de vroeger ontstane en onherroepelijke gevonniste rechten”. Het rechtszekerheids-beginsel impliceert meer bepaald dat het aangeduide OCMW bevoegd blijft totdat de Raad van State een arrest velt. Zoniet zou er een hoop praktische problemen rijzen2513. De huidige materiële onthaalmogelijkheden zijn trouwens totaal onvoldoende om deze mensen op te vangen2514. Ook de arbeidsrechtbank van Brussel bevestigt dit standpunt 2515.
2509
2510 2511 2512 2513 2514 2515
C.T. Liège (section Liège) : 3. Idem : 25 : T.T. Huy : 3, T.T. Mons : 1, T.T. Dinant : 2, T.T. Verviers : 5, T.T. Liège : 4, T.T. Bruxelles : 6, T.T. Namur : 3, T.T. Charleroi : 1. Arbitragehof, 27 november 2002, nr. 169/2002, B.S. 12 december 2002, 55.825. Arbrb. Brussel, Vak. K., 12 september 2002, X / OCMW Riemst, AR 34538/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Hasselt, AR 343.794 ; Arbrb. Antwerpen, 14e K., 26 juni 2002, X / OCMW Hasselt, AR 343.866. Arbrb. Tongeren, 4 januari 2002, X / OCMW Tongeren, AR 1763/2001 + 6 vonnissen. Arbrb. Tongeren, 5 april 2002, X / OCMW Tongeren, AR 150/2002. Arbrb. Brussel, Vak. K., 3 september 2002, X / OCMW Zaventem, AR 306762002.
286
De ander samengestelde arbeidsrechtbank van Tongeren is manifest een andere mening toegedaan. In de omzendbrief van 29 januari 2001 legt de Minister uit dat een centrum slechts moet aangeduid worden voor de beroepen bij de Raad van State m.b.t. de ingediende asielaanvragen na 2 januari 2001. Zodoende voegt hij een bepaling toe aan de tekst van de wet. Meer bepaald zijn de bepalingen van artikel 57ter, § 2, 2° van toepassing. Rekening houdende meet de bepalingen van artikel 57ter, moet de verzoeker die een asielaanvraag heeft ingediend vóór 2 januari 2001, maar die een beroep heeft ingediend na 2 januari 2001, worden toegewezen aan een door de staat of een andere overheid of een of meer openbare machten georganiseerd centrum, of aan een plaats waar hulpverlening verstrekt wordt op verzoek en op kosten van de staat2516. Daarentegen valt een asielaanvraag ingediend na 3 januari 2001 natuurlijk onder de toepassing van artikel 57ter 1 van de Organieke Wet. Ook op een hernieuwde asielaanvraag op grond van nieuwe elementen worden deze bepalingen toegepast. In feit kan deze aanvraag beschouwd worden als een nieuwe asielaanvraag. Overeenkomstig artikel 2, § 5 van de Wet van 2 april 1965 primeert de toewijzing aan een verblijfplaats. De bestuurlijke beslissing om de betrokkenen toe te wijzen is een discretionaire beslissing die gerespecteerd moet worden door de arbeidsrechtbank2517. Wat indien er nog geen toewijzing gebeurd is ? Artikel 71 van de Programmawet van 2 januari 2001 bepaalt o.a. dat indien de kandidaat-vluchteling een beslissing van de Commissariaat-Generaal aanvecht voor de Raad van State, een verplichte plaats van inschrijving wordt aangeduid in toepassing van artikel 54 van de Vreemdelingenwet. Zolang deze aanduiding niet is gebeurd, is artikel 2, § 5 van de Wet van 2 april 1965 onverkort van toepassing. Artikel 71 van de Programmawet bepaalt inderdaad niet wat er moet gebeuren in de periode voordien. Zolang de effectieve toewijzing niet is gebeurd, blijft de algemene regeling van kracht2518 en is het OCMW van de effectieve verblijfplaats bevoegd conform artikel 1, lid 1 van de wet van 2 april 19652519. De rechtspraak brengt in herinnering dat de steun overeenkomstig artikel 57ter niet verschuldigd is buiten het met toepassing van die bepaling aangewezen centrum2520. Indien er geen bevoegde plaats is aangewezen, blijft het OCMW van het daadwerkelijk verblijf bevoegd2521. Indien er geen toewijzing noch een toekenning van een code 207 geweest is, blijft het OCMW van de feitelijke verblijfplaats bevoegd overeenkomstig artikel 1, alinea 1 van de Wet van 2 april 19652522. Om de code 207 te wijzigen is een actieve tussenkomst bij de bevoegde ambtenaar noodzakelijk 2523. De toewijzing aan een onthaalcentrum van het open type houdt geen enkele schending in van het fundamentele recht van iedere persoon om vrij zijn verblijfplaats te kiezen (art. 2 Vierde Protocol). Er is trouwens slechts sprake van een verplichting wat de plaats van inschrijving betreft, maar niet wat de feitelijke verblijfplaats betreft. Daarenboven neemt de toewijzing van een verplichte plaats van inschrijving krachtens artikel 54, § 3 van de Vreemdelingenwet, een einde wanneer de betrokkene gevolg geeft aan het bevel om het grondgebied te verlaten, wanneer het Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen beslist dat een onderzoek ten gronde zich opdringt of, logischerwijze, wanneer de vreemdeling ingeschreven wordt in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister2524. Wanneer de asielprocedure voorgoed is afgerond, wordt het OCMW dat al bijstand verleende andermaal bevoegd2525.
1.2.5. De voorschotten op onderhoudsgeld 2516 2517 2518 2519 2520
2521 2522 2523 2524 2525
Arbrb. Tongeren, 15 mei 2002, X / OCMW Bree, AR 146/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K.,16 januari 2002, X / OCMW Les Bons Villers, AR 335.770. Arbrb. Brussel, 20e K., 7 november 2002, X / OCMW Zaventem, AR 11 511/01. Arbrb. Tongeren, 5 april 2002, X / OCMW Riemst, AR 88/2002. C.T. Mons, 6e ch., 22 janvier 2002, CPAS Tournai / X, RG 17.127 ; T.T. Verviers, 1e ch., 8 janvier 2002, X / CPAS Knokke-Heist, RG 1296/2001 ; T.T. Nivelles, 2e ch., 22 janvier 2002, X / CPAS Braine-leChâteau, RG 149/N/2001 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 14 février 2002, X / CPAS Bruxelles, RG 22.388/01 ; T.T. Mons, (section La Louvière), 7e ch., 28 février 2002, X / CPAS La Louvière, RG 51.998/99. T.T. Liège, 9e ch., 29 janvier 2002, X / CPAS Liège et E.B., RG 311.183. Arbrb. Tongeren, 5 april 2002, X / OCMW Riemst, AR 88/2002. Arbrb. Brussel, Vak. K., 3 september 2002, X / OCMW Zaventem, AR 306762002. Arbrb. Hasselt, 1e K., 20 december 2002, X / OCMW Herk-De-Stad, AR 2021199. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS Schaerbeek, RG 22.658/01.
287
Hierover is er geen rechtspraak. 1.2.6. De pasgeborenen Luidens art. 68bis § 5, tweede lid van de OCMW-wet wordt de bevoegdheid van het OCMW aangaande de toekenning van voorschotten op onderhoudsgeld bepaald in hoofde van de vader of de moeder die samenwoont met het kind en dit overeenkomstig de artikelen 1, 11° en 2 van de Wet van 2 april 1965. Ook hier primeert de feitelijke toedracht op de inschrijving in het bevolkingsregister2526. De feitelijke situatie blijkt uit het afzendadres op de aanvraag tot toekenning van voorschotten, de gedeeltelijke bekentenis aan de maatschappelijk assistente, een mutatieaanvraag naar het ziekenfonds en de ontlening van medisch hulpmateriaal in Oostende2527 of uit diverse elementen van het sociaal onderzoek (brievenbus toegeplakt, naam niet meer te vinden op de deurbel, en vooral het huis was volledig leeg). Een verklaring van een buurvrouw is onvoldoende om de zeer concrete vaststellingen van de sociale werker te ontkrachten2528. 1.2.7. De dringende geneeskundige hulpverlening Hierover is er geen rechtspraak. 1.2.8. Achterstand in de betaling van facturen De eerder naar voren geschoven oplossing wordt bevestigd : het OCMW van de gemeente van de verblijfplaats is bevoegd om de achterstand in de betaling van de facturen met betrekking tot het waterverbruik in de vroegere woonst op het grondgebied van een andere gemeente op zich te nemen2529.
2. HET CENTRUM DAT BEVOEGD IS OM BIJSTAND TE VERLENEN 2.1. Het centrum van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister Het feit dat een aanvrager zich niet wil laten inschrijven op een bepaald adres, vormt geen reden om hem het bestaansminimum te weigeren.2530 Hoewel de inschrijving op zich niet beslissend is, doch slechts een aanwijzing is dat de betrokkene aldaar ook daadwerkelijk verblijft2531, mag worden aangenomen dat de aanvrager op dit adres verblijft indien er geen aanwijzingen zijn dat deze inschrijving fictief zou zijn en indien de aanvrager niet aantoont dat zij in de betrokken periode elders verbleef.2532 Een inschrijving in de bevolkingsregisters van een gemeente heeft enkel plaats dat uit een onderzoek van de politie is gebleken dat een persoon effectief op het adres gevestigd is en er verblijft; het OCMW mag zich
2526 2527 2528 2529 2530 2531 2532
Arbrb.Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Gingelom, AR 2020827 ; Arbrb. Dendermonde, 3e K., 21 oktober 2002, X / OCMW Mechelen, AR 47.666. Arbrb.Hasselt, 1e K., 21 juni 2002, X / OCMW Gingelom, AR 2020827. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 21 oktober 2002, X / OCMW Mechelen, AR 47.666. T.T. Namur, 7e ch., 26 avril 2002, X / CPAS Jemeppe-sur-Sambre, RG 113.682 ; T.T. Nivelles (section Wavre), 2e ch., 15 juillet 2002, X / CPAS Court-Saint-Etienne, RG 587/w/2002. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 25 maart 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 340.053. Arbrb. Ieper, 1e K., 19 april 2002, X / OCMW Ieper , AR 24627. Arbrb. Brugge, 7e K., 27 mei 2002, OCMW Brugge / X , AR 108.592.
288
steunen op de gegevens van het rijksregister om zich op grond hiervan territoriaal onbevoegd te verklaren, wat de betrokkene zelf ook beweert maar niet kan bewijzen.2533 Art. 4 van de wet van 4 april 1965 bepaalt dat het centrum van de onderstandsdomicilie bevoegd is, en zo dat er niet is, de Staat. Betrokkene wordt gesteund door het OCMW van Antwerpen, doch dit laatste wil een medische factuur niet betalen aangezien de operatie plaatsvond in het UZ te Edegem. De Arbeidsrechtbank te Antwerpen aanvaardt dit niet, aangezien het OCMW van Antwerpen het steunverlenend centrum is2534.
2.1.1. Bij de opname en het verblijf Het bevoegd centrum is dat van de gemeente waar iemand ingeschreven is op het ogenblik van de opname. Een latere wijziging van de inschrijving doet niets terzake2535. Indien een persoon op het ogenblik van haar aanvraag echter in een instelling verblijft die door de overheid erkend is om personen in noodsituaties op te vangen en hen tijdelijk te huisvesten en te begeleiden (K.B. 10 augustus 1984) is art. 2, § 1 van toepassing. Dit betekent dat het OCMW van de plaats van inschrijving in het bevolkingsregister op het ogenblik van de opname bevoegd blijft2536. Hetzelfde geldt voor iemand die in een Marokkaanse gevangenis verblijft, doch ingeschreven in een Belgische gemeente2537. De vereiste dat de bejaarden minstens 60 jaar moeten zijn voor opname in een rusthuis steunt niet op de wet en voegt dus ten onrechte een voorwaarde toe aan de wettelijke bepaling2538. Het OCMW kan ook niet eisen dat de betrokkene overkomt naar een eigen rusthuis als de vrije keuze van de bejaarde gewettigd is2539. Ten aanzien van personen die opgenomen zijn in één van voormelde instellingen, doch die nergens ingeschreven zijn, blijft artikel 1, 1° gelden. Dit blijkt zeer duidelijk uit de parlementaire voorbereiding2540. Dit geldt ook voor de situatie van een zwervende Nederlander die werd opgenomen in een psychiatrisch centrum2541. Kan een referentieadres gelijkgesteld worden aan een inschrijving in de bevolkings-registers ? Dit is niet het geval volgens de parlementaire voorbereiding van de wet van 24 januari 1997. Zodoende is artikel 1 van de Wet van 2 april 1965 opnieuw van toepassing en moet er nagegaan worden waar betrokkene effectief verbleef voor de opname2542.
2.1.2. Bij ontslag uit het ziekenhuis Hierover is er geen rechtspraak. 2533 2534 2535 2536
2537 2538 2539 2540 2541 2542
Arbrb. Brussel, 20e K., 18 april 2002, X / OCMW Mechelen, AR 13.974/01. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 22 mei 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 342.734. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 1 oktober 2002, X / OCMW Sint-Niklaas, AR 59.530 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Saint-Gilles et CPAS Namur, RG 35.564/2002. Arbrb. Tongeren, 11 januari 2002, X / OCMW Wellen, AR 1813/2001 ; Arbrb. Mechelen, 1e K., 19 juni 2002, X / OCMW Mechelen en OCMW Bierbeek, AR 65972 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 2 oktober 2002, X / OCMW Leuven en OCMW Bierbeek, AR 73/02 ; Arbrb. Kortrijk, 2e K., 27 november 2002, X / OCMW Harelbeke en OCMW Herzele, AR 63177 en 64204 ; Arbrb. Leuven, 2e K., 4 december 2002, X / OCMW Bierbeek en OCMW Zemst, AR 208/02 en 462/02 ; T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 février 2002, X / CPAS Bernissart et CPAS Tournai, RG 71.627 et 71.955 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 décembre 2002, X / CPAS Saint-Gilles et CPAS Namur, RG 35.564/2002. Arbrb. Dendermonde, 3e K., 18 februari 2002, X / OCMW Lebbeke, AR 47.634. Arbrb. Turnhout, 2e K., 17 mei 2002, X / OCMW Geel, AR 25.063 en X / OCMW Olen en OCMW Herenthout, AR 25.348. Arbh. Antwerpen, 4e K., 27 maart 2002, OCMW Westerlo / X en OCMW Geel, AR 991017. Arbh. Antwerpen, 4e K., 28 november 2002, X / OCMW Maasmechelen, AR 2010174. Arbrb. Hasselt, 1e K., 17 mei 2002, X / OCMW St-Truiden, AR 2020321. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 november 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 334306.
289
2.1.3. De beoogde instellingen en personen Sinds de wijziging aangebracht aan de Onderstandswet bij Wet van 20 mei 1997, is het van geen belang meer of het psychiatrisch ziekenhuis een open dan wel een gesloten karakter heeft;2543 zo moest een arbeidsrechtbank2544 op grond van de vroegere wetgeving nog oordelen dat het OCMW van de gemeente waar de open psychiatrische instelling gelegen is, het bevoegde centrum was voor iemand die in de bevolkingsregisters van de stad Mechelen was ingeschreven maar zich in de betwiste periode in de genoemde instelling in Sint-Truiden bevond. Indien de aanvrager zich bevindt in een niet erkende instelling om personen in noodsituaties op te vangen, blijft de algemene regel van artikel 1, 1° van de Onderstandswet van toepassing. Dit betekent dat het OCMW van de plaats waar de persoon zich op dat ogenblik bevindt gerelateerd moet worden aan het begrip “gewoonlijk verblijf”. Een behoeftige die zich voor een relatief korte periode verplaatst naar een andere gemeente dan die van zijn gewoonlijk verblijf, moet nog altijd worden beschouwd als verblijvend in de gemeente waar hij normaal resideert. Anders oordelen zou betekenen dat de gemeente waar zich een dergelijke instelling bevindt, zou worden verplicht om alle bestaansminimum er steun op zich te nemen van elke daar verblijvende behoeftige.2545
2.2. Overbrenging van de ene huisvesting naar de andere en de opeenvolging van plaatsen van huisvesting Artikel 2 § 3 omschrijft een regel van continuïteit. Het beginsel van continuïteit van de plaatsing houdt in dat eenzelfde OCMW bevoegd blijft in het geval waarbij een persoon achtereenvolgens en zonder onderbreking wordt opgenomen in verscheidene voorzieningen; dit artikel is uiteraard niet van toepassing zo de aanvrager zijn verblijf in een instelling een2546 of meerdere malen onderbroken heeft.2547 Derhalve moet men, wanneer er een onderbreking is, terugvallen op de situatie van de persoon op het ogenblik dat hij de nieuwe instelling zal betreden. Wanneer hij op het ogenblik dat hij de nieuwe instelling zal betreden (na onderbreking) ingeschreven is in het bevolkingsregister, zal toepassing worden gemaakt van artikel 2, § 1. Slechts wanneer de persoon op het ogenblik dat hij zijn intrede zal maken in de tweede instelling uit het bevolkingsregister geschrapt is, zal gebruik moeten worden gemaakt van het begrip "centrum dat bijstand verleent", aangezien er geen toepassing kan worden gemaakt van de regel "centrum bevoegd om steun te verlenen". De Arbeidsrechtbank buigt zich over de interpretatie van het begrip “onderbreking” zoals bedoeld in artikel 2, § 3 van de wet van 2 april 1965. Bij onderbreking moet worden nagegaan waar betrokkene ingeschreven was op het ogenblik van de vernieuwde opname. Een korte onderbreking volstaat. Op het ogenblik dat betrokkene, na de onderbreking, opnieuw in een instelling wordt opgenomen, speelt opnieuw artikel 2, § 1 van hoger vermelde wet, dat bepaalt dat het OCMW van de plaats waar betrokkene is ingeschreven op het ogenblik van de opname, bevoegd is2548. Het OCMW mag de steun stopzetten aan betrokkene, die eerst werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis om enkele dagen later zijn intrek te nemen in een andere gemeente2549. Op de dag van de inschrijving in het vreemdelingenregister van een bepaalde gemeente wordt het OCMW van die gemeente bevoegd als steunverlenend centrum.2550
2543 2544 2545 2546 2547 2548 2549 2550
Arbrb. Mechelen, 1e K., 19 juni 2002, X / OCMW Mechelen en OCMW Bierbeek, AR 65972. Arbh. Antwerpen, 4e K., 18 december 2002, OCMW Mechelen / X, AR 2000004. Arbh. Antwerpen, 4e K., 26 juni 2002, OCMW Antwerpen / X en OCMW Geel, AR 2000168. Arbrb. Leuven, 2e K., 02 oktober 2002, X / OCMW Leuven en OCMW Bierbeek, AR 73/02. Arbrb. Leuven, 2e K., 30 oktober 2002, X / OCMW Gent, AR 3010/01 en 20/02. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 20 maart 2002, X / OCMW Antwerpen en OCMW Brasschaat, AR 335.754 en AR 335.756 ; T.T. Mons (section Mons), 2e ch., 23 janvier 2002, X / CPAS Mons, RG 1424/00/M. Arbrb. Dendermonde (afdeling Sint -Niklaas), 3e K., 1 oktober 2002, X / OCMW Sint-Niklaas, AR 62.252. Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Zonhoven en OCMW Sint-Truiden, AR 2014613.
290
Voor een gerechtigde die in Luik bij het Leger des Heils verbleven heeft en die instelling verlaat om vervolgens gedurende enkele maanden op den dool te gaan, is het OCMW van de plaats waar de aanvrager verblijft bij zijn aanvraag, in casu een opvangcentrum in Antwerpen en dus het OCMW van Antwerpen, bevoegd om steun te verlenen.2551 De verzoeker heeft tussen zijn verblijf in de gevangenis van Doornik en zijn verblijf in het Centre Ellipse te Carnières – twee instellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 2 april 1965 – zonder inschrijving in ‘s Gravenbrakel verbleven. De inschrijving van de verzoeker in het register van Doornik (adres gevangenis) laat niet toe te veronderstellen dat het OCMW van Doornik bevoegd is om steun te verlenen, aangezien de uitzonderingsregel op de algemene regel van het centrum dat bijstand verleent in de wetgeving is opgenomen om de gemeenten te behoeden op het grondgebied waarvan er zich instellingen bevinden die potentieel aanvragen tot maatschappelijke dienstverlening kunnen herbergen die groot zouden zijn in omvang en bedrag. De rechtbank beslist derhalve dat er reden toe is de inschrijving in het bevolkingsregister van Doornik af te voeren, en stelt vast dat de verzoeker voor deze inschrijving ambtshalve is geschrapt, zodat gebruik moet worden gemaakt van de regel van "het centrum dat bijstand verleent" (gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf van de persoon) om te bepalen welk OCMW bevoegd is.2552
3. HET CENTRUM VAN HET DOMICILIEADRES VAN BIJSTAND Overeenkomstig artikel 1.2, eerste alinea van de wet van 2 april 1965 is het centrum van het onderstandsdomicilie het OCMW van de gemeente waar de verzoeker is ingeschreven in het bevolkingsregister (hoofdverblijf) op het ogenblik dat hij, al dan niet hulpbehoevend, verpleegd wordt (al dan niet opgenomen) in een verzorgingsinstelling.2553
3.1. Het centrum van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister 3.1.1. Al dan niet hulpbehoevend Hierover is er geen rechtspraak. 3.1.2. Al dan niet opgenomen Op het ogenblik van de aanvraag verbleef betrokkene in de instelling Tamar in Lommel; gezien die situatie is artikel 2, § 1, van de Wet van 2 april 1965 van toepassing, Tamar een instelling is zoals bedoeld in dit artikel. Daar het OCMW van Wellen bevoegd is om over het bestaansminimum te beslissen, kan de arbeidsrechtbank van Tongeren dus kennis nemen van het geschil. Voor iemand die zijn huur in zijn domicilie beëindigt en opgenomen wordt in een psychiatrische instelling in een andere gemeente, blijft het OCMW van het genoemde domicilie bevoegd. Betrokkene bleef wel ingeschreven in het bevolkingsregister van het domicilie.2554
3.1.3. Verzorgingsinstelling hangt al dan niet af van het OCMW Hierover is er geen rechtspraak. 2551 2552 2553 2554
Arbrb. Antwerpen, 14e K., 10 juni 2002, X / OCMW Antwerpen, AR 341.693. T.T. Charleroi, 11e ch., 13 mars 2002, X / CPAS Morlanwelz et Braine-le-Comte, RG 59769R, 9719HR, 59770R et 10437HR. T.T. Bruxelles, 15e ch., 16 décembre 2002, X / CPAS Auderghem et CPAS Schaerbeek, RG 25.705/02. Arbrb. Brugge, 6e K., 07 maart 2002, X / OCMW Oostende, AR 105.742.
291
3.2. Het ondoeltreffend verblijf 3.2.1. Al dan niet hulpbehoevend Hierover is er geen rechtspraak. 3.2.2. Het begrip verblijf Hierover is er geen rechtspraak. 3.2.3. Verandering van domicilieadres van bijstand Hierover is er geen rechtspraak. 3.3. Dringende geneeskundige hulpverlening Hierover is er geen rechtspraak.
4. DE BEVOEGDHEIDSGESCHILLEN De rechtspraak kon nog geen rekening houden met het K.B. van 20 maart 2003 inzake de modaliteiten van art. 15, vierde lid van de wet van 2 april 19652555. Dit K.B. bepaalt immers een strikte procedure waarbij de Minister bij een meningsverschil tussen twee OCMW’s inzake hun bevoegdheid binnen de 5 dagen een beslissing kan treffen. Bij een latere gerechtelijke andersluidende beslissing moet het door de rechter bevoegde Centrum de verschuldigde bedragen doorstorten aan het Centrum dat de steun heeft verleend.
2555
B.S. 31 maart 2003.
292
5. HET ONBEVOEGDE OCMW 5.1. De verplichtingen van het onbevoegde OCMW Het OCMW dat onbevoegd is of het wordt, heeft de verplichting het administratief dossier zo snel mogelijk door te zenden naar het bevoegde centrum. Een OCMW dat een betwisting veroorzaakt, kan worden veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten,2556 de aanvraagster moet hiertoe geen enkel initiatief nemen.2557 Het OCMW dat niet langer territoriaal bevoegd was maar toch verder tussenkwam, is hierdoor niet verplicht de steun voort te zetten, aangezien er geen wettelijke grondslag meer is voor zijn optreden2558.
5.1.1. Overbrenging van het verzoek Het OCMW van de gemeente waar betrokkene zich bevindt maar dat niet bevoegd is om steun te verlenen, stuurt aan het bevoegde OCMW, binnen vijf dagen een bericht. Wat het bestaansminimum betreft, schrijft artikel 7 van het K.B. van 30 oktober 1974 voor dat het OCMW, wanneer het een aanvraag ontvangt maar territoriaal onbevoegd is, de aanvrager hierover onmiddellijk moet inlichten en de aanvraag binnen de drie dagen moet overmaken aan het bevoegde centrum.2559 Er is reden toe vast te stellen dat de weigeringsbeslissing stilzwijgend maar onomstotelijk gegrond is op een reden van territoriale onbevoegdheid. Artikel 7 van het K.B. van 30 oktober 1974 bepaalt dat het OCMW de aanvrager onmiddellijk inlicht en de aanvraag binnen de drie dagen overmaakt aan het bevoegde centrum, wanneer het zelf onbevoegd is. Het OCMW heeft deze verplichting niet nageleefd, en moet deze vergissing weer goedmaken door het bestaansminimum toe te kennen (indien de andere voorwaarden daartoe vervuld zijn).2560 Een andere rechtbank oordeelt dat het OCMW dat deze verplichting niet heeft nageleefd, hierdoor aan de verzoekster geen bestaansminimum verschuldigd is, doch wel een schadevergoeding die het gebeurlijk tijdelijk verlies van haar rechten tijdens de periode waarover geschil, moet compenseren.2561 Het OCMW heeft zich terecht onbevoegd verklaard, maar was ertoe gehouden de aanvraag door te sturen naar het OCMW van de verblijfplaats van de aanvrager, met name het centrum van Namen. Door de aanvraag niet over te maken heeft het centrum een fout begaan, zodat het in die omstandigheden moet worden veroordeeld tot betaling aan de vragende partij van een schadevergoeding die de vorm aanneemt van een voorlopige som. Het wordt er ook mee gelast de steunaanvraag over te maken aan het OCMW dat territoriaal bevoegd is.2562 Het OCMW van Hannuit heeft de betrokkene niet naar Namen verwezen, en heeft getalmd bij het communiceren van zijn bedoelingen, wat verbazingwekkend is. Het centrum heeft geen contact opgenomen met het OCMW van Namen met het oog op inlichtingen, heeft een vergissing begaan bij het versturen van zijn bestuurlijke beslissingen, heeft het dossier van de betrokkene niet aan Namen overgemaakt, en heeft deze laatste evenmin op de hoogte gebracht van de noodzaak om een aanvraag in te dienen bij Namen (of om binnen termijn een beroep in te stellen). Door dit verzuim heeft het OCMW van Hannut volgens het Hof een fout begaan waardoor het de geleden schade moet herstellen via de toekenning van het bestaansminimum dat normaal voor rekening van het OCMW van Namen was.2563
5.1.2. De indeplaatsstelling 2556 2557 2558 2559 2560 2561 2562 2563
Arbrb. Hasselt, 1e K., 22 maart 2002, X / OCMW Zonhoven en OCMW Sint-Truiden, AR 2014613. Arbrb. Ieper, 1e K., 6 september 2002, X / OCMW Vleteren, AR 23699. T.T. Bruxelles, 15e ch., 27 février 2002, X / CPAS La Louvière et CPAS Schaerbeek, RG 14.554/01. C.T. Mons, 6e ch., 28 mai 2002, CPAS Charleroi / X et CPAS Châtelet, RG 17.362. T.T. Tournai, 3e ch. C, 7 février 2002, X / CPAS Bernissart et Tournai, RG 71.627 et 71.955. T.T. Arlon, 2e ch., 236 avril 2002, X / CPAS Attert et CPAS Sainte-Ode, RG 30.591. T.T. Namur, 7e ch., 28 juin 2002, X / CPAS Welkenraedt, RG 113.959. C.T. Liège, 8e ch., 27 novembre 2002, CPAS Hannut / X, RG 29.040/00.
293
Het OCMW werpt voor het eerst ter zitting op dat het territoriaal niet bevoegd is om de "installatiepremie" toe te kennen. Krachtens artikel 60, § 2, van de wet van 8 juli 1976, en overeenkomstig het beginsel van behoorlijk bestuur, verplicht artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 30 oktober 1974 houdende algemeen reglement betreffende het bestaansminimum het OCMW dat een aanvraag ontvangt waarvoor het territoriaal onbevoegd is, de aanvrager hierover onmiddellijk in te lichten en de aanvraag binnen de drie dagen over te maken aan het bevoegde centrum. In deze zaak heeft het OCMW nagelaten dit te doen – het heeft integendeel een beslissing genomen over de grond van de aanvraag. Alzo heeft het OCMW zich stilzwijgend maar onomstotelijk bevoegd verklaard om kennis te nemen van de aanvraag – het heeft zich zo ook het recht ontzegd om nadien zijn territoriale onbevoegdheid in te roepen. Het OCMW beweert ten onrechte dat deze bepaling een bepaling van openbare orde is, en dat het hierdoor gemachtigd is om in gelijk welke stand van het geding de onbevoegdheid op te werpen. Indien het OCMW zich onbevoegd acht, heeft het niet alleen de hierboven geciteerde wettelijke bepalingen geschonden die voorschrijven dat het centrum de aanvrager hier onmiddellijk moet van op de hoogte brengen, maar ook het beginsel van behoorlijk bestuur én van het gelegitimeerd vertrouwen van de burger in het OCMW als overheidsinstelling die zijn wettelijke verplichtingen naleeft. Bij een geschil tussen verschillende bepalingen van openbare orde moeten de rechten en belangen van de persoon die het bestaansminimum aanvraagt voorrang krijgen – deze rechten en belangen mogen niet lijden onder de bestuurlijke organisatie van de administratie van het openbaar maatschappelijk welzijn.2564
5.2. De tekortkomingen De wet van 2 april 1965 bevat zekere administratieve en strafrechtelijke sancties wanneer de regels die bepalen welk OCMW territoriaal bevoegd is, niet worden nageleefd, en deze tekortkoming een fout uitmaakt.
2564
T.T. Bruxelles, 15e ch., 24 septembre 2002, X / CPAS Woluwe-Saint-Pierre, RG 27.190/02.
294
5.2.1. De in de wet bepaalde sancties De beslissing van een rechtbank waarin bepaald wordt dat een bepaald OCMW territoriaal onbevoegd is, heeft niet zomaar tot gevolg dat de door haar uitgekeerde voorschotten van de aanvrager kunnen worden teruggevorderd als onverschuldigde betaling.2565
5.2.2. De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van het OCMW Overeenkomstig de oplossingen uit vorige jaren is het OCMW dat de aanvraag niet overmaakt aan het bevoegde OCMW, burgerrechtelijk aansprakelijk op basis van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. Het wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding gelijk aan de verloren maatschappelijke dienstverlening2566. Een OCMW dat zich onbevoegd acht, heeft minstens de plicht de aanvrager hiervan onmiddellijk op de hoogte te stellen en/of dit in een beslissing op te nemen en het dossier zo snel mogelijk over te maken aan het bevoegde OCMW Als het zich nog blijft beschouwen als het bevoegde OCMW en dit nadien wijzigt, wordt het vertrouwensbeginsel geschonden. Een schending van een beginsel van behoorlijk bestuur is een fout in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. De schadevergoeding bestaat erin dat het OCMW de maatschappelijke dienstverlening verschuldigd is tot het vonnis in kracht van gewijsde is of tot betrokkene in kennis wordt gesteld van de onbevoegdheid en het dossier wordt overgemaakt aan het bevoegde OCMW2567. De Arbeidsrechtbank van Antwerpen oordeelde in dezelfde zin2568.
2565 2566
2567 2568
Arbrb. Ieper, 1e K., X / OCMW Vleteren, 06/19/2002, AR 23699. T.T. Liège, 7e ch., 12 juin 2002, X / CPAS Zele et Herstal, RG 318.626, 319.329 et 321.995 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Bruxelles et Schaerbeek, RG 15.236/01 et 15.237/01 ; T.T. Bruxelles, 15e ch., 20 juin 2002, X / CPAS Anderlecht et Saint-Gilles, RG 26.109/02 ; T.T. Liège, 7e ch., 26 juin 2002, X / CPAS Willebroek, RG 318.559. Arbrb. Brugge, 7e K., 11 december 2002, X / OCMW Essen, AR 109631. Arbrb. Antwerpen, 14e K., 18 december 2002, X / OCMW Beringen, AR 347377.
295
6. DE TENLASTENEMING VAN DE KOSTEN DOOR DE STAAT 6.1. De gevallen van volledige tenlasteneming Hierover is er geen rechtspraak. 6.2. De gevallen van gedeeltelijke tenlasteneming De openbare centra voor maatschappelijk welzijn van Ham-sur-Heure-Nalinnes en van Rebecq hebben elk herhaaldelijk ambtshalve besloten om eerder aan verschillende kandidaat-vluchtelingen verleende steun te verminderen, doordat de ministeriële omzendbrief van 24 juni 2002, geschreven op basis van artikel 2, § 5, van de wet van 2 april 1965 leidde tot een vermindering van de terugbetaling door de Staat. Alle arbeidsgerechten stellen deze houding aan de kaak : het recht op maatschappelijke dienstverlening, verleend door het OCMW, staat los van de voorwaarden, regels en bedragen voor en van de steunterugbetaling door de Staat2569.
INHOUDTAFEL INLEIDING......................................................................................................................................................... 3 SAMENVATTING BESTAANSMINIMUM 2002..........................................................................................I SAMENVATTING MAATSCHAPPELIJkE DIENSTVERLENING 2002................................................... V EERSTE DEEL : HET BESTAANSMINIMUM ............................................................................................. 1 1. DE TOEKENNINGSVOORWAARDEN.................................................................................................... 1 1.1. Verblijfplaats ........................................................................................................................................ 1 1.1.1. Het beginsel : het gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf............................................................... 1 1.1.2. De bijzondere gevallen (voorbeelden) .......................................................................................... 3 1.1.2.1. De daklozen........................................................................................................................... 3 1.1.2.2. Gelegenheidsverblijf of de bedoeling om er te verblijven .................................................... 4 1.2. De leeftijd ............................................................................................................................................. 4 1.2.1. Het beginsel : de meerderjarigheid ............................................................................................... 4 1.2.2. De bijzondere gevallen (voorbeelden) .......................................................................................... 6 1.2.2.1. De verlengde minderjarigheid............................................................................................... 6 1.2.2.2. De vreemdelingen die minderjarig zijn volgens hun nationale wet ...................................... 6 1.2.2.3. De pensioengerechtigde personen......................................................................................... 7 1.2.2.4. De zwangere minderjarigen .................................................................................................. 7 1.2.2.5. De minderjarigen................................................................................................................... 7 1.3. De nationaliteit ..................................................................................................................................... 7 1.3.1. Het beginsel : de Belgische nationaliteit....................................................................................... 7 1.3.2. De bijzondere gevallen (voorbeelden) .......................................................................................... 7 1.3.2.1. De begunstigden van de EEG-verordeningen ....................................................................... 7 1.3.2.2. De vluchtelingen ................................................................................................................... 8 1.3.2.3. De staatlozen ......................................................................................................................... 8 1.4. Onvoldoende bestaansmiddelen ........................................................................................................... 8 1.4.1. Het begrip bestaansmiddelen ........................................................................................................ 8 2569
T.T. Charleroi, 5e ch., 3 décembre 2002, X / CPAS Ham-sur-Heure-Nalinnes, RG 61.377/R. Idem: 13: T.T. Charleroi : 9 ; T.T. Liège : 4.
296
1.4.1.1. De persoonlijke bestaansmiddelen ........................................................................................ 8 1.4.1.2. De beschikbare bestaansmiddelen......................................................................................... 8 1.4.1.3. De in beslag genomen inkomsten.......................................................................................... 9 1.4.1.4. De beroepsinkomsten ............................................................................................................ 9 1.4.2. Het criterium van ontoereikende bestaansmiddelen...................................................................... 9 1.4.3. Het bewijs van de bestaansmiddelen .......................................................................................... 11 1.4.3.1. De bewijslast ....................................................................................................................... 11 1.4.3.2. De bewijsmiddelen.............................................................................................................. 11 1.4.4. De berekening van de bestaansmiddelen .................................................................................... 13 1.4.4.1. De volledig vrijgestelde bestaansmiddelen ......................................................................... 13 1.4.4.2. De gedeeltelijk vrijgestelde bestaansmiddelen.................................................................... 14 1.4.4.3. De roerende en onroerende inkomsten................................................................................ 14 1.4.4.4. Afstand van roerende en onroerende goederen ................................................................... 15 1.4.4.5. Lasten en schulden in rekening gebracht ?.......................................................................... 16 1.4.4.6. De vrijgestelde bedragen..................................................................................................... 16 1.4.5. De personen van wie de bestaansmiddelen in rekening worden gebracht .................................. 16 1.4.5.1. Het feitelijk huishouden ...................................................................................................... 16 1.4.5.2. Samenwonen met voor- of nazaten ..................................................................................... 18 1.4.5.3. De andere gevallen van samenwoning ................................................................................ 20 1.5. De werkbereidheid.............................................................................................................................. 21 1.5.1. Het begrip werkbereidheid.......................................................................................................... 21 1.5.1.1. De persoon die werkbereid moet zijn .................................................................................. 21 1.5.1.2. De beoordelingscriteria ....................................................................................................... 22 1.5.2. Bewijs van werkbereidheid......................................................................................................... 26 1.5.2.1. De bewijsmiddelen.............................................................................................................. 26 1.5.2.2. De bewijslast ....................................................................................................................... 28 1.5.2.3. De overeenkomst van sociale integratie.............................................................................. 29 1.5.3. Vrijgesteld van bewijs ................................................................................................................ 30 1.5.3.1. Gezondheidsredenen ........................................................................................................... 30 1.5.3.2. Billijkheidsredenen ............................................................................................................. 30 1.6. Eerst het recht op andere sociale voorzieningen en op onderhoudsgeld aanspreken.......................... 35 1.6.1. De sociale voorzieningen............................................................................................................ 35 1.6.2. Het recht op onderhoudsgeld ...................................................................................................... 36 1.6.2.1. De onderhoudsplicht ........................................................................................................... 36 1.6.2.2. De facultatieve verwijzing naar de onderhoudsplichtigen .................................................. 37 1.6.2.3. Het verhaalrecht van het OCMW........................................................................................ 38 2. DE CATEGORIEËN.................................................................................................................................. 38 2.1. De basisbedragen................................................................................................................................ 38 2.1.1. De samenwonende echtgenoten .................................................................................................. 38 2.1.2. De alleenstaande ......................................................................................................................... 38 2.1.3. De alleenstaande met (een) kind(eren) ten laste ......................................................................... 39 2.1.4. De samenwonende ...................................................................................................................... 41 2.1.4.1. Het begrip samenwonen...................................................................................................... 41 2.1.4.2. Het bewijs van het samenwonen ......................................................................................... 42 2.2. De bijzondere bedragen ...................................................................................................................... 44 2.2.1. De installatiepremie voor daklozen............................................................................................. 44 2.2.2. Het geactiveerde bestaansminimum............................................................................................ 44 2.2.3. Het symbolisch bestaansminimum.............................................................................................. 44
297
3. DE ADMINISTRATIEVE PROCEDURE ................................................................................................ 45 3.1. De vraag aan het OCMW ................................................................................................................... 45 3.1.1. Indiening van de aanvraag .......................................................................................................... 45 3.1.1.1. Wie dient de aanvraag in? ................................................................................................... 45 3.1.1.2. De vormvereisten bij de aanvraag....................................................................................... 45 3.1.1.3. Het bericht van ontvangst.................................................................................................... 45 3.1.2. Het voorwerp van de aanvraag.................................................................................................... 45 3.1.2.1. Bestaansminimum of maatschappelijke dienstverlening..................................................... 45 3.1.2.2. Andere soorten aanvragen................................................................................................... 48 3.2. Het onderzoek van de aanvraag.......................................................................................................... 49 3.2.1. De onderzoekstermijn ................................................................................................................. 49 3.2.2. Het sociaal onderzoek ................................................................................................................. 49 3.2.2.1. De sociaal onderzoeker ....................................................................................................... 49 3.2.2.2. Het begrip sociaal onderzoek .............................................................................................. 50 3.2.2.3. De bewijskracht van het sociaal onderzoek ........................................................................ 50 3.2.3 De voorafgaandelijke mogelijkheid gehoord te worden. ............................................................. 51 3.2.4. De medewerking van de aanzoeker. ........................................................................................... 53 3.2.4.1. De draagwijdte van de plicht tot medewerking................................................................... 55 3.2.4.2. De sanctie bij gebrek aan medewerking of informatie. ....................................................... 61 3.3. De beslissing van het OCMW ............................................................................................................ 64 3.3.1. Wie neemt de beslissing ?........................................................................................................... 64 3.3.2. De motivering ............................................................................................................................. 64 3.3.3. De betekening ............................................................................................................................. 66 3.3.4. Het ogenblik van de uitwerking van de beslissing...................................................................... 67 3.4. De betaling.......................................................................................................................................... 69 3.4.1. De wijzen van betaling ............................................................................................................... 69 3.4.2. De inhoudingen........................................................................................................................... 69 3.4.3. Overdracht en beslag .................................................................................................................. 70 3.4.4. De interesten ............................................................................................................................... 70 3.4.5. Schorsingen van betaling ............................................................................................................ 71 3.5. De herziening...................................................................................................................................... 71 4. DE GERECHTELIJKE PROCEDURE ..................................................................................................... 82 4.1. De bevoegde rechtbank ...................................................................................................................... 82 4.1.1. De territoriale bevoegdheid......................................................................................................... 82 4.1.2. De materiële bevoegdheid........................................................................................................... 83 4.1.3. Kort geding ................................................................................................................................. 83 4.2. Het Handvest van de sociaal verzekerde ............................................................................................ 83 4.3. Een beroep instellen............................................................................................................................ 83 4.3.1. Het voorwerp van het beroep...................................................................................................... 83 4.3.1.1. Het beroep tegen een beslissing .......................................................................................... 84 4.3.1.2. Het beroep tegen het uitblijven van een beslissing ............................................................. 95 4.3.1.3. Andere onderwerpen voor een eis....................................................................................... 98 4.3.2. Wie stelt het beroep in ?.............................................................................................................. 98 4.3.2.1. De bekwaamheid................................................................................................................. 99 4.3.2.2. De hoedanigheid ................................................................................................................. 99 4.3.3. De beroepstermijn....................................................................................................................... 99 4.3.4. De vorm van het beroep............................................................................................................ 101 4.4. Het onderzoek................................................................................................................................... 101
298
4.4.1. De vertegenwoordiging van de partijen .................................................................................... 101 4.4.2. De devolutieve werking ............................................................................................................ 101 4.4.3. De beoordelingsvrijheid van de rechtbanken............................................................................ 109 4.5. Het vonnis......................................................................................................................................... 115 4.5.1. De voorlopige tenuitvoerlegging .............................................................................................. 115 4.5.2. De kosten .................................................................................................................................. 116 4.5.3. Het kantonnement ..................................................................................................................... 119 4.6. De beroepsmiddelen ......................................................................................................................... 119 4.6.1. Het verzet.................................................................................................................................. 119 4.6.2. Het beroep................................................................................................................................. 119 5. DE TERUGVORDERING VAN HET BESTAANSMINIMUM ............................................................ 121 5.1. Het bij wijze van voorschot toegekende bestaansminimum ............................................................. 121 5.2. Het onverschuldigde bestaansminimum ........................................................................................... 123 5.3. De terugvordering bij onderhoudsplichtigen .................................................................................... 128 5.4. De terugvordering bij aansprakelijke derden.................................................................................... 129 5.5. De billijkheidsredenen...................................................................................................................... 129 6. DE SANCTIES ........................................................................................................................................ 129 6.1. De sancties tegen de rechthebbende ................................................................................................. 129 6.1.1. Gebrek aan medewerking ......................................................................................................... 129 6.1.2. Opzettelijk verzwegen bestaansmiddelen ................................................................................. 130 6.2. De sancties tegen het OCMW........................................................................................................... 132 7. DE TENLASTENEMING VAN HET BESTAANSMINIMUM DOOR DE STAAT ............................ 132 7.1. Het beginsel ...................................................................................................................................... 132 7.2. De bijzondere gevallen ..................................................................................................................... 132 TWEEDE DEEL : DE MAATSCHAPPELIJKE DIENST-VERLENING................................................ 133 1. DE TOEKENNINGSVOORWAARDEN................................................................................................ 133 1.1. Het verblijf........................................................................................................................................ 133 1.1.1. Het beginsel : het gewoonlijk en daadwerkelijk verblijf........................................................... 133 1.1.2. De bijzondere gevallen ............................................................................................................. 134 1.2. De leeftijd ......................................................................................................................................... 134 1.2.1. Het beginsel : geen leeftijdsvereiste.......................................................................................... 134 1.2.2. De bijzondere gevallen ............................................................................................................. 135 1.2.2.1. OCMW en jeugdzorg ........................................................................................................ 135 1.3. De nationaliteit ................................................................................................................................. 135 1.3.1. Het beginsel : geen nationaliteitsvereiste.................................................................................. 135 1.3.2. De bijzondere gevallen ............................................................................................................. 135 1.3.2.1. De vreemdeling en het kort verblijf .................................................................................. 136 1.3.2.2. Er staat iemand borg voor de vreemdeling........................................................................ 136 1.3.2.3. De vreemdeling-student .................................................................................................... 137 1.3.2.4. Kandidaat-vluchtelingen ................................................................................................... 137 1.3.2.4.1. Artikel 57, § 2 OCMW-Wet tot 10.01.1997.............................................................. 137 1.3.2.4.2. Artikel 57, § 2 na 10.01.1997 .................................................................................... 137 1.3.2.4.3. Artikel 57, § 2 na het arrest van het Arbitragehof van 22 april 1998 ........................ 137 1.3.2.4.4. Een beroep tot intrekking .......................................................................................... 139 1.3.2.4.5. De vreemdeling die werd erkend als vluchteling ...................................................... 139 1.3.2.5. De vreemdeling aan wie een verplichte plaats van inschrijving werd opgelegd ............... 139 1.3.2.6. De regularisatiekandidaat (artikel 9 wet 15.12.1980) ....................................................... 139 1.3.2.7. De regularisatiekandidaat (wet van 22 december 1999) ................................................... 141
299
1.3.2.7.1. Recht op maatschappelijke dienstverlening .............................................................. 144 1.3.2.7.2. Een subjectief recht ................................................................................................... 145 1.3.2.7.3. Staat van behoeftigheid ............................................................................................. 145 1.3.2.7.4. De toekenningsduur van de dienstverlening.............................................................. 145 1.3.2.7.5. Het koninklijk besluit van 6 oktober 1999 ................................................................ 146 1.3.2.7.6. De ministeriële omzendbrieven................................................................................. 146 1.3.2.7.7. Onderzoek naar de kansen om geregulariseerd te worden ........................................ 146 1.3.2.7.8. Het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens ...................... 146 1.3.2.7.9. Het Internationale Verdrag inzake de rechten van het kind....................................... 147 1.3.2.7.10. De aan het Arbitragehof gestelde prejudiciële vragen............................................. 148 1.3.2.7.11. Maatschappelijke dienstverlening toekennen met terugwerkende kracht................ 149 1.3.2.7.12. De vordering in tussenkomst en vrijwaring tegen de Belgische Staat..................... 150 1.3.2.7.13. De vordering tot gemeenverklaring van het vonnis jegens de Belgische Staat ....... 150 1.3.2.7.14. De vrijwillige tussenkomst van de Belgische Staat ................................................. 150 1.3.2.7.15. De fout van de Belgische Staat................................................................................ 150 1.3.2.8. De geregulariseerde vreemdeling...................................................................................... 151 1.3.2.9. De vreemdeling die hier onwettig verblijft ....................................................................... 152 1.3.2.9.1. De toepassing van artikel 57, § 2............................................................................... 152 1.3.2.9.2. Artikel 57, § 2 is niet van toepassing wegens overmacht.......................................... 155 1.3.2.9.3. De bijstand die strikt noodzakelijk is om het land te kunnen verlaten ...................... 158 1.3.2.9.4. Dringende geneeskundige hulp ................................................................................. 158 1.3.2.10. De staatloze ..................................................................................................................... 158 1.3.2.11. De vreemdeling is een kind............................................................................................. 159 1.4. Verzuim van eerbied voor de menselijke waardigheid..................................................................... 159 1.4.1. Het begrip menselijke waardigheid........................................................................................... 159 1.4.1.1. Een onbepaald begrip........................................................................................................ 159 1.4.1.2. Het residuaire karakter van de maatschappelijke dienstverlening..................................... 167 1.4.1.3. Een subjectief recht........................................................................................................... 168 1.4.1.4. Een mensenrecht ............................................................................................................... 168 1.4.1.5. Toekenning van de dienstverlening met terugwerkende kracht ........................................ 168 1.4.2. De staat van behoeftigheid........................................................................................................ 168 1.4.2.1. Het gebrek aan bestaansmiddelen ..................................................................................... 168 1.4.2.2. Het criterium tekort aan bestaansmiddelen ....................................................................... 169 1.4.2.3. De inkomsten die in aanmerking komen........................................................................... 171 1.4.2.3.1. De particuliere liefdadigheid ..................................................................................... 173 1.4.2.3.2. Zwartwerk ................................................................................................................. 173 1.4.2.4. Personen van wie de bestaansmiddelen in aanmerking komen ......................................... 174 1.4.2.5. De in aanmerking genomen kosten ................................................................................... 175 1.4.2.6. De berekening van de bestaansmiddelen........................................................................... 176 1.4.3. De bijzondere moeilijkheden .................................................................................................... 176 1.4.4. Het bewijs ................................................................................................................................. 176 1.4.4.1. De bewijslast ..................................................................................................................... 176 1.4.4.2. De bewijsmiddelen............................................................................................................ 180 1.4.5. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor zijn staat van behoeftigheid ................................. 181 1.4.6. De vrije keuze van de steunaanvrager....................................................................................... 182 1.4.7. De meest gepaste steun ............................................................................................................. 183 1.4.7.1. Beoordeling, geval per geval............................................................................................. 183 1.5. Werkbereidheid ................................................................................................................................ 183
300
1.5.1. Een facultatieve voorwaarde..................................................................................................... 183 1.5.1.1. Het bewijs van de werkbereidheid .................................................................................... 185 1.5.1.2. De overeenkomst van sociale integratie............................................................................ 187 1.5.2. Vrijgesteld van bewijs .............................................................................................................. 187 1.5.2.1. Gezondheidsredenen ......................................................................................................... 187 1.5.2.2. Billijkheidsredenen ........................................................................................................... 187 1.6. Eerst het recht op sociale voorzieningen en op onderhoudsgeld aanspreken ................................... 188 1.6.1. Eerst het recht op onderhoudsgeld aanspreken ......................................................................... 188 1.6.2. Eerst de rechten op andere sociale voorzieningen aanspreken.................................................. 189 2. De financiële steunverlening .................................................................................................................... 190 2.1. Steun met referentie aan het bestaansminimum................................................................................ 190 2.1.1. Steun gelijk aan het bestaansminimum ..................................................................................... 190 2.1.2. Aanvullende steun bovenop het bestaansminimum .................................................................. 191 2.2. Steun bepaald geval per geval .......................................................................................................... 192 2.2.1. Individualisering van de steun .................................................................................................. 192 2.2.2. Soevereine beoordeling door de rechter.................................................................................... 193 2.2.3. De familiale situatie .................................................................................................................. 193 2.2.3.1. Feitelijk huishouden .......................................................................................................... 193 2.2.3.2. Samenwoning.................................................................................................................... 194 2.2.3.3. De aanwezigheid van personen ten laste........................................................................... 195 2.3. Steun gebaseerd op barema’s............................................................................................................ 195 2.3.1. Het gemeenschapsbarema......................................................................................................... 195 2.3.2. De barema’s van het OCWM.................................................................................................... 196 2.3.3. De regel van 7,44 € (= 300 BF)/dag.......................................................................................... 197 2.4. Steun gelijk aan de kinderbijslag en het kraamgeld.......................................................................... 197 2.5. De geactiveerde maatschappelijke dienstverlening .......................................................................... 198 2.6. Dringende steun................................................................................................................................ 199 2.7. Voorlopige steun .............................................................................................................................. 199 3. De steunverlening in natura...................................................................................................................... 199 3.1. Diverse vormen ................................................................................................................................ 199 4. STEUNVERLENING DOOR DIENSTVERLENING ............................................................................ 201 4.1. Dienstverlening door begeleiding..................................................................................................... 201 4.2. De geneeskundige dienstverlening ................................................................................................... 201 4.2.1. Medische kosten en geneesmiddelen ........................................................................................ 201 4.2.2. Hospitalisatiekosten .................................................................................................................. 204 4.2.3. Ziekte- en invaliditeitsverzekering............................................................................................ 205 4.2.4. Dringende geneeskundige hulp................................................................................................. 205 4.2.5. Andere : begrafeniskosten......................................................................................................... 205 4.3. Bijstand voor huisvesting ................................................................................................................. 205 4.3.1. Recht op huisvesting................................................................................................................. 205 4.3.2. De huurwaarborg en de eerste huur .......................................................................................... 207 4.3.3. Huurachterstal en achterstal in de huurkosten .......................................................................... 208 4.3.4. Opvangtehuizen, rustoorden en rust-en verzorgingstehuizen ................................................... 209 4.3.5. Energieverbruik ........................................................................................................................ 211 4.3.6. Installatiepremie........................................................................................................................ 212 4.4. Bijstand bij (overmatige) schuldenlast ............................................................................................. 212 4.4.1. Principe ..................................................................................................................................... 212 4.4.2. Budgetbeleiding ........................................................................................................................ 214
301
4.4.3. Collectieve schuldenregeling .................................................................................................... 215 4.5. Hulp bij studie en bij beroepsinschakeling ....................................................................................... 215 4.5.1. Hulp bij studies ......................................................................................................................... 215 4.5.2. Hulp bij beroepsinschakeling.................................................................................................... 217 4.6. Hulp aan minderjarigen .................................................................................................................... 218 4.7. Voorschotten op onderhoudsgeld ..................................................................................................... 218 4.8. Voorschotten op sociale uitkeringen en andere onbeschikbare inkomsten....................................... 220 4.9. Hulp en begeleiding bij juridische stappen....................................................................................... 221 4.10. Preventieve en curatieve hulp ......................................................................................................... 221 4.11. Andere ............................................................................................................................................ 221 5. ADMINISTRATIEVE PROCEDURE..................................................................................................... 223 5.1. De aanvraag bij het OCMW ............................................................................................................. 223 5.1.1. Indienen van de aanvraag.......................................................................................................... 223 5.1.1.1. Wie dient de aanvraag in? ................................................................................................. 223 5.1.1.2. De vormvereisten van de aanvraag ................................................................................... 223 5.1.1.3. Het ontvangstbericht ......................................................................................................... 224 5.1.1.4. Het bewijs van de aanvraag............................................................................................... 224 5.1.1.5. De wet van 30 november 1998 en artikel 1344 van het Gerechtelijk Wetboek ................ 224 5.1.2. Het voorwerp van de aanvraag.................................................................................................. 225 5.1.2.1. Bestaansminimum of maatschappelijke dienstverlening................................................... 225 5.1.2.2. Andere soorten aanvragen................................................................................................. 225 5.2. Behandeling van de aanvraag ........................................................................................................... 226 5.2.1. De termijn van behandeling van het dossier ............................................................................. 226 5.2.2. Het sociaal onderzoek ............................................................................................................... 226 5.2.2.1. De opsteller van het sociaal onderzoek ............................................................................. 226 5.2.2.2. Begrip sociaal onderzoek .................................................................................................. 226 5.2.2.3. De bewijswaarde van het sociaal onderzoek..................................................................... 226 5.2.2.4. Sanctie bij een onbestaand of onvoldoende sociaal onderzoek......................................... 226 5.2.3. Het voorafgaandelijk verhoor ................................................................................................... 227 5.2.4. De medewerking van de aanvrager........................................................................................... 228 5.2.4.1. De draagwijdte van de medewerkingsplicht ..................................................................... 228 5.2.4.2. De sanctie bij gebrek aan informatie of medewerking ...................................................... 230 5.2.5. Plicht van het OCMW tot het inwinnen en verstrekken van inlichtingen en raadgeving.......... 230 5.3. De beslissing van het OCMW .......................................................................................................... 231 5.3.1. De auteur van de beslissing....................................................................................................... 231 5.3.2. De vorm van de beslissing ........................................................................................................ 231 5.3.3. De motivering ........................................................................................................................... 231 5.3.4. De betekening ........................................................................................................................... 232 5.3.5. De ingang van de beslissing...................................................................................................... 234 5.3.6. De duur van de beslissing ......................................................................................................... 235 5.4. De betaling........................................................................................................................................ 235 5.4.1. De betalingsmodaliteiten .......................................................................................................... 235 5.4.2. De afhoudingen......................................................................................................................... 236 5.4.3. Afstand en beslag...................................................................................................................... 236 5.4.4. Intresten .................................................................................................................................... 236 5.4.5. Opschorten van betaling ........................................................................................................... 236 5.4.6. Indexatie van de betalingen ...................................................................................................... 236 5.4.7. De schuldvergelijking ............................................................................................................... 236
302
5.5. Herziening ........................................................................................................................................ 237 6. DE GERECHTELIJKE PROCEDURE ................................................................................................... 237 6.1. Bevoegdheid van de rechtbank......................................................................................................... 237 6.1.1. Territoriale bevoegdheid........................................................................................................... 237 6.1.2. Materiële bevoegdheid.............................................................................................................. 238 6.1.3. Het kort geding ......................................................................................................................... 240 6.1.4. Taalgebruik ............................................................................................................................... 241 6.2. Het Handvest van de Sociaal Verzekerde......................................................................................... 241 6.3. Het inleiden van de vordering........................................................................................................... 242 6.3.1. Het voorwerp van de vordering ................................................................................................ 242 6.3.1.1. Vordering tegen een beslissing ......................................................................................... 243 6.3.1.2. De vordering tegen het ontbreken van een beslissing ....................................................... 243 6.3.1.3. Beroep tegen opeenvolgende beslissingen ........................................................................ 244 6.3.1.4. Beroep tegen een bevestigende beslissing......................................................................... 245 6.3.2. De indiener van de vordering.................................................................................................... 245 6.3.2.1. De bekwaamheid............................................................................................................... 245 6.3.2.2. De hoedanigheid ............................................................................................................... 245 6.3.2.3. Het persoonlijk belang ...................................................................................................... 246 6.3.3. De termijn ................................................................................................................................. 246 6.3.3.1. Het voorbarig beroep......................................................................................................... 246 6.3.3.2. Het laattijdig beroep.......................................................................................................... 247 6.3.4. De vorm .................................................................................................................................... 248 6.4. De behandeling................................................................................................................................. 248 6.4.1. De vertegenwoordiging van de partijen .................................................................................... 249 6.4.2. De devolutieve werking ............................................................................................................ 249 6.4.2.1. In hoeverre wordt de rechter gevat.................................................................................... 249 6.4.2.2. De omvang van de rechterlijke controle............................................................................ 250 6.4.2.3. De vernietiging van de beslissing...................................................................................... 251 6.4.3. De beoordelingsmacht van de rechter....................................................................................... 251 6.4.3.1. Het beschikkingsbeginsel.................................................................................................. 252 6.4.3.2. De actieve rol van de rechter............................................................................................. 252 6.4.4. De wijziging van de eis in de loop van het geding ................................................................... 253 6.4.5. Nieuwe middelen in de loop van het geding............................................................................. 254 6.4.6. De voorlopige uitspraak............................................................................................................ 254 6.4.7. Advies van het Auditoraat ........................................................................................................ 254 6.4.8. Verstek van de betrokkene........................................................................................................ 254 6.4.9. Samenhang der vorderingen ..................................................................................................... 255 6.4.10. De vorderingsbevoegdheid van het Auditoraat....................................................................... 256 6.4.11. De verzoeningspoging ............................................................................................................ 256 6.4.12. Steun onder dwangsom ........................................................................................................... 256 6.5. Het vonnis......................................................................................................................................... 256 6.5.1. Voorlopige uitvoerbaarheid ...................................................................................................... 256 6.5.2. De kosten .................................................................................................................................. 257 6.5.3. Afstand van geding en gebrek aan belang ................................................................................ 259 6.5.4. Het kantonnement ..................................................................................................................... 260 6.5.5. De motivering van het vonnis ................................................................................................... 260 6.5.6. De verwijlintresten.................................................................................................................... 261 6.5.7. Uitvoering der vonnissen .......................................................................................................... 262
303
6.5.8. De toepassing van artikel 159 van de Grondwet....................................................................... 262 6.6. De rechtsmiddelen ............................................................................................................................ 262 6.6.1. Het verzet.................................................................................................................................. 262 6.6.2. Hoger beroep ............................................................................................................................ 262 6.6.2.1. De vorm van het hoger beroep .......................................................................................... 262 6.6.2.2. De termijn voor hoger beroep ........................................................................................... 262 6.6.2.3. Roekeloos hoger beroep.................................................................................................... 262 6.6.3. Uitlegging en verbetering van het vonnis ................................................................................. 263 6.7. De rechtsbijstand .............................................................................................................................. 263 7. DE TERUGVORDERING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING ........................ 264 7.1. De bijdrage door de begunstigde van de bijstand ............................................................................. 264 7.2. De recuperatie van de als voorschot toegekende dienstverlening..................................................... 264 7.3. De recuperatie van het onverschuldigd betaalde bedrag................................................................... 267 7.4. De recuperatie van bijstand bij onderhoudsplichtigen...................................................................... 269 8. DE SANCTIES ........................................................................................................................................ 269 8.1. De sancties tegen de rechthebbende ................................................................................................. 269 8.1.1. Het gebrek aan medewerking.................................................................................................... 271 8.1.2. Het vrijwillig verdoezelen van bestaansmiddelen..................................................................... 272 8.2. De sancties tegen het OCMW........................................................................................................... 273 8.2.1. Verjaring ................................................................................................................................... 273 8.2.2. Foutaansprakelijkheid ............................................................................................................... 273 9. De tenlasteneming van de maatschappelijke dienstverlening door de staat ............................................. 275 DERDE DEEL : DE TERRITORIALE BEVOEGDHEID ......................................................................... 276 1. WELK CENTRUM IS BEVOEGD OM BIJSTAND TE VERLENEN ?................................................ 276 1.1. Het centrum van de plaats waar de persoon zich bevindt ................................................................. 276 1.1.1. De woorden "zich bevinden" .................................................................................................... 276 1.1.2. Het gewoonlijk verblijf............................................................................................................. 276 1.1.2.1. Het begrip.......................................................................................................................... 276 1.1.2.2. Het bewijs ......................................................................................................................... 277 1.1.3. De erkenning van de staat van behoeftigheid ........................................................................... 278 1.2. De bijzondere gevallen ..................................................................................................................... 278 1.2.1. De verhuizing van één gemeente naar een andere gemeente .................................................... 278 1.2.2. De daklozen .............................................................................................................................. 280 1.2.2.1. Het begrip.......................................................................................................................... 280 1.2.2.2. De algemene en de subsidiaire bevoegdheidsregel ........................................................... 281 1.2.2.3. Het referentieadres ............................................................................................................ 283 1.2.3. De studenten ............................................................................................................................. 283 1.2.4. De kandidaat-vluchtelingen ...................................................................................................... 283 1.2.4.1. Artikel 2, § 5 van de wet van 2 april 1965 ........................................................................ 284 1.2.4.2. Artikel 57ter van de wet van 8 juli 1976 ........................................................................... 286 1.2.5. De voorschotten op onderhoudsgeld......................................................................................... 287 1.2.6. De pasgeborenen....................................................................................................................... 288 1.2.7. De dringende geneeskundige hulpverlening ............................................................................. 288 1.2.8. Achterstand in de betaling van facturen.................................................................................... 288 2. HET CENTRUM DAT BEVOEGD IS OM BIJSTAND TE VERLENEN ............................................. 288 2.1. Het centrum van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister ..................................... 288 2.1.1. Bij de opname en het verblijf.................................................................................................... 289 2.1.2. Bij ontslag uit het ziekenhuis.................................................................................................... 289
304
2.1.3. De beoogde instellingen en personen........................................................................................ 290 2.2. Overbrenging van de ene huisvesting naar de andere en de opeenvolging van plaatsen van huisvesting ................................................................................................................................................................. 290 3. HET CENTRUM VAN HET DOMICILIEADRES VAN BIJSTAND ................................................... 291 3.1. Het centrum van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister ..................................... 291 3.1.1. Al dan niet hulpbehoevend ....................................................................................................... 291 3.1.2. Al dan niet opgenomen ............................................................................................................. 291 3.1.3. Verzorgingsinstelling hangt al dan niet af van het OCMW ...................................................... 291 3.2. Het ondoeltreffend verblijf ............................................................................................................... 292 3.2.1. Al dan niet hulpbehoevend ....................................................................................................... 292 3.2.2. Het begrip verblijf..................................................................................................................... 292 3.2.3. Verandering van domicilieadres van bijstand ........................................................................... 292 3.3. Dringende geneeskundige hulpverlening.......................................................................................... 292 4. DE BEVOEGDHEIDSGESCHILLEN .................................................................................................... 292 5. HET ONBEVOEGDE OCMW ................................................................................................................ 293 5.1. De verplichtingen van het onbevoegde OCMW............................................................................... 293 5.1.1. Overbrenging van het verzoek .................................................................................................. 293 5.1.2. De indeplaatsstelling................................................................................................................. 293 5.2. De tekortkomingen ........................................................................................................................... 294 5.2.1. De in de wet bepaalde sancties ................................................................................................. 295 5.2.2. De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van het OCMW .......................................................... 295 6. DE TENLASTENEMING VAN DE KOSTEN DOOR DE STAAT....................................................... 296 6.1. De gevallen van volledige tenlasteneming ....................................................................................... 296 6.2. De gevallen van gedeeltelijke tenlasteneming.................................................................................. 296 INHOUDTAFEL ................................................................................................................................356
305