PRAKTIJKBERICHTEN
Rechtbank Amsterdam draait proef met mediation in strafzaken Janny Dierx & Stijn Hogenhuis Van oktober 2010 tot mei 2011 is in de Rechtbank Amsterdam een pilot uitgevoerd waarbij door het Openbaar Ministerie in totaal in 61 strafzaken een voorstel is gedaan voor bemiddeling door een mediator. Het was vooral een doeproject. De rechtbank wilde al doende zien hoe mediation in strafzaken het beste kan worden aangepakt vóór de zitting bij de rechter en wat dan de effecten en opbrengsten zijn. Het project en de resultaten zijn uitgebreid beschreven in het rapport Mediation naast strafrecht in het arrondissement Amsterdam: een beschrijving van het proces en een verkenning van de effecten (Verberk 2011). Hieronder een signalering van deze Amsterdamse pilot op hoofdlijnen. De volgende casusbeschrijvingen zijn ontleend aan de rapportage van Verberk. Uitgaansgeweld Verdachte O. en benadeelde M. zijn beiden student in Amsterdam. Op een avond gaat M. met 4 vriendinnen naar een discotheek. Het is er behoorlijk druk, het is redelijk donker en er is een rookmachine. De meeste mensen staan met een glas bier op de dansvloer. O. maakt op de dansvloer een beweging waardoor zijn bierglas wordt kapot gedrukt in het gezicht van M. M. moet naar het ziekenhuis voor verdere behandeling en zal een blijvend litteken in haar gezicht overhouden. M. doet aangifte omdat zij meent dat O. haar met opzet heeft verwond in reactie op diens veronderstelling dat M. bier over hem heen gooide. O. vindt het vreselijk wat er gebeurd is, baalt dat hij zo dronken was en zegt dat hij alleen maar iemand probeerde terug te duwen die tegen hem aan was gevallen. Het blijkt dat het ongeval in de discotheek grote invloed heeft op M. In het begin is zij heel boos en vraagt zich af waarom O. haar zo maar opeens heeft aangevallen. Verder maakt zij zich zorgen over de wond in haar gezicht. Zij vindt het erg om een litteken op haar gezicht over te houden. Ook later heeft zij nog last van het ongeval: in grote groepen voelt zij zich niet langer op haar gemak en als ze uitgaat, is ze vaak gespannen. In overleg met Bureau Slachtofferhulp vult zij een schade-onderbouwingsformulier in: voor materiële en immateriële schade vraagt M. een vergoeding van € 1.500. De advocaat van O. vraagt aan de officier van justitie of O. kan deelnemen aan ‘mediation naast strafrecht’. O. staat nog vaak stil bij wat er die avond is gebeurd en wil M. vertellen dat hij het niet persoonlijk bedoelde. Ook wil hij de schade vergoeden die M. heeft geleden. De advocaat zegt dat O. in strafrechtelijke zin niet bekent, maar wel erkent dat hij ter plekke door omstandig-
46
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
Rechtbank Amsterdam draait proef met mediation in strafzaken
heden M. letsel heeft toegebracht. De advocaat geeft aan dat strafvervolging grote consequenties heeft voor de toekomst van O. omdat hij met een strafblad zijn studie niet kan afronden in de VS. Beide deelnemers zijn zich bewust van het feit dat de beslissing over de vervolging en de mogelijke straf bij het OM en de rechter ligt. De gesprekken bij de mediator verlopen constructief. De kwestie wordt uitgepraat, zowel O. als M. wil tot een afronding komen. Als O. van M. hoort wat de impact van het incident op M. is geweest, vindt hij een hogere financiële vergoeding als genoegdoening op zijn plaats. O. en M. komen een vergoeding overeen van € 3.000. M. zegt dat zij de officier van justitie zal vragen af te zien van vervolging nu zij overeenstemming hebben bereikt over een hogere schadevergoeding. 1. Het Amsterdamse initiatief Het initiatief van de Rechtbank Amsterdam is voor Nederland zonder meer uniek te noemen. De rechtbank heeft met het project invulling willen geven aan artikel 10 van het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2001, dat de lidstaten opdraagt om bemiddeling in strafzaken waarin dat passend is, te bevorderen en ook om met de uitkomst van die bemiddelingen rekening te houden bij de berechting. Dat laatste is goed gelukt. De meeste officieren van justitie gaven aan dat het mediationtraject van invloed was op de vervolgingsbeslissing. En ook het merendeel van de rechters zegt dat ze rekening hielden met het resultaat van de mediation bij hun beslissing. Er volgden onder meer: intrekking van een dagvaarding, voorwaardelijke sepots, OM-transactie, vrijspraak, schuldigverklaringen zonder strafoplegging en (al dan niet deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen, geldboetes en werkstraffen. Als mogelijke doorverwijzers waren in het project betrokken de parketsecretarissen van het OM (in Amsterdam noemen ze die Hoppers), de coördinerend jeugdofficier, de rechter-commissarissen en advocaten. De linking-pin zat bij het Mediationbureau van de rechtbank: de mediationfunctionaris nam een actieve rol op zich en heeft door middel van persoonlijk contact met de slachtoffers en de daders de deelname aan het project bevorderd. Daders bleken vaker bereid om mee te doen aan mediation dan slachtoffers. Van de 61 zaken waarin een mediationvoorstel werd gedaan, is in 26 zaken daadwerkelijk een bemiddeling uitgevoerd. De partijen kwamen 17 keer tot een vaststellingsovereenkomst (66%), in 7 zaken (29%) werd een eenzijdige verklaring opgesteld en in 2 zaken is er niet zo’n resultaat geboekt. De totstandkoming van deelname aan mediation verliep niet steeds gemakkelijk. Verwonderlijk is dat niet: mediation in strafzaken is op dit moment in Nederland nog een onbekend fenomeen en dus niet wat slachtoffers en daders verwachten na de aangifte. De onwennigheid is zichtbaar in de beschrijving van alle onderdelen van het proces. De remedie daarvoor zal moeten komen vanuit het inbouwen van een stevige mediationpraktijk in de strafvorderingsketen en het opbouwen van ervaring en routine.
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
47
Janny Dierx & Stijn Hogenhuis
De proef is zowel geëvalueerd met de daders en de slachtoffers als met de professionals die er een rol in vervulden (doorverwijzers, advocaten, officieren van justitie en rechters). Zowel het proces zelf als de effecten van de mediation zijn daarbij bekeken. 2. De zaken Van tevoren zijn de volgende selectiecriteria in kaart gebracht om zaken op te sporen die geschikt zouden kunnen zijn voor het doen van een mediationaanbod: 1. Er is een verdachte die schuld bekent. 2. De verdachte is een spijtoptant en wil een bijdrage leveren aan herstel. 3. Partijen komen elkaar in de toekomst weer tegen. 4. Er is sprake van materiële schade. 5. Er is sprake van immateriële schade, gekrenktheid. 6. Er is sprake van geweld tegen dienstverleners. Aan de eerste twee criteria is in de praktijk niet steeds vastgehouden. De ‘gaaf bekennende verdachte’ bleek geen conditio sine qua non. En ook als een dader geen spijt betuigde maar wel openstond voor een gesprek, is doorverwezen. Het derde criterium weerspiegelt het feit dat bemiddeling vaak mogelijk is in gevallen waarin slachtoffer en dader elkaar weer tegenkomen of een bepaalde relatie onderhouden. Dit criterium blijkt volgens de doorverwijzers een belangrijke indicatie voor mogelijk succes. Ook in andere projecten blijkt bij veel verwijzers het idee te leven dat mediation zich uit de aard van de methode (confrontatie) dient te beperken tot conflicten tussen mensen die elkaar kennen en elkaar opnieuw kunnen tegenkomen. Dit idee kan op basis van deze pilot en ook op grond van een eerdere pilot in Amsterdam (Hogenhuis & Smolders 2004) worden bijgesteld. Ook bemiddelingsgesprekken tussen onbekenden kunnen een gunstig resultaat hebben. Voorbeelden in deze pilot zijn de vernieling van caféruiten tijdens openbare dronkenschap, een uit de hand gelopen aankoop via Marktplaats en de bedreiging van een hulpverlener (zie kader: Veilige Publieke Taak). Andere voorbeelden daarvan zijn berovingen, bemiddeling na verkeersongevallen en ruzies in het verkeer. In een aantal van de gevallen waarin een relatie bestaat – burenruzies, huiselijk geweld, bedreiging met geweld – is overigens sprake van (een zekere) inwisselbaarheid van de rol van slachtoffer en dader: beiden hebben dan vaak een aandeel in de ontstane situatie. De overige criteria voldeden zonder meer. Er zijn geen algemene ‘contra-indicaties’ voor mediation vastgesteld. Wel vindt één van de jeugdrechters het lage IQ van een van de deelnemende verdachten een probleem. Een psychische stoornis was in een ander concreet geval geen belemmering voor een geslaagde mediation. Veilige Publieke Taak A. is een jonge moeder met een jong kindje. Op een nacht komt haar exvriend binnenvallen en er ontstaat ruzie. Bij de politie wordt een melding van
48
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
Rechtbank Amsterdam draait proef met mediation in strafzaken
huiselijk geweld gedaan. De politie gaat ’s nachts kijken en ziet dat het jonge kind getuige is van de ruzie die daar gaande is. De politie doet de volgende dag melding bij Bureau Jeugdzorg. Deze instantie besluit een bezoek te brengen aan A. Als A. de medewerkers van Jeugdzorg binnenlaat, raakt ze helemaal in paniek. Er komt nog maar één ding in haar op: ‘Ze gaan mijn kind meenemen’. Ze roept onder andere ‘Als jij mijn kind afpakt, dan ga jij dood. Hou daar maar rekening mee’. Bureau Jeugdzorg doet aangifte van bedreiging. Op het moment dat A. benaderd wordt voor de mediation zegt ze in eerste instantie dat ze het erg flauw vindt van Jeugdzorg dat ze aangifte hebben gedaan en ze begrijpt niet dat ze nu ook daarvoor nog wordt vervolgd. Ze heeft immers de volgende dag al gebeld om ‘sorry’ te zeggen. Toch wil ze wel meewerken aan mediation. In de mediation legt een medewerker van Bureau Jeugdzorg uit hoe moeilijk het voor haar is om haar werk te doen als er bij huisbezoeken een bedreigende situatie is. Zeker als dat vaker voorkomt. Een telefoontje met ‘Sorry, zo was het niet bedoeld’ lost dat niet op. A. begrijpt dat. Zij had het gevoel gehad dat Jeugdzorg al een oordeel over haar had op het moment dat ze binnenkwamen, dat ze tekortschoot als moeder. En dat terwijl ze aangeeft zo goed haar best te doen. A. zegt dat ze iets van het gesprek heeft opgestoken en denkt dat het niet nog een keer zal gebeuren. Ze maakt opnieuw haar excuses en die worden deze keer welgemeend aanvaard. De bemiddelde delicten met minderjarige verdachten waren onder andere: - huiselijk geweld: eenvoudige mishandeling (slaan) van moeder door dochter; - zware mishandeling: 15-jarige verdachte steekt ex-vriendinnetje tweemaal met mes; - openlijke geweldpleging (burenruzie); - seks met minderjarige: 16-jarige jongen heeft seks met 12-jarig meisje uit dezelfde kleine geloofsgemeenschap, dat daarop zwanger raakt en een abortus ondergaat; - mishandeling in een zwembad; - openlijke geweldpleging en mishandeling (na ruzie in de buurt); - over en weer mishandeling en bedreiging, klappen in gezicht en dreigend zwaaien met fietsslot; - vechtpartij tussen drie meisjes waarbij een van hen met het hoofd tegen de muur kwam en letsel opliep. De delicten met volwassen verdachten gingen om: - mishandeling en bedreiging (burenruzie); - verduistering van geld (ca. € 800) in dienstbetrekking; - verbale bedreiging met een misdrijf van moeder jegens hulpverlener (Veilige Publieke Taak); - verbale bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en vernieling autoraam (ruzie tussen ex-partners) - bedreiging met een misdrijf (burenruzie);
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
49
Janny Dierx & Stijn Hogenhuis
-
openlijke mishandeling echtgenoot en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht (huiselijk geweld); toebrengen van zwaar letsel: ruzie in discotheek waarbij slachtoffer bierflesje in zijn gezicht heeft gekregen; diefstal met geweld en bedreiging met metalen fietsketting.
Verberk (2011) vermeldt in haar rapport dat het ook de bedoeling was dat het in enkele verkeerszaken tot een mediationaanbod was gekomen. Dat is uiteindelijk in het kader van de pilot niet gebeurd.1 Interessant is dat de advocaten en medewerkers van het OM naar voren brengen dat mediation niet geschikt lijkt in ‘zwaardere zaken’, in de zin van ernst van het delict en de straf waarmee een gedraging in het Wetboek van Strafrecht wordt bedreigd. Die beleving wordt zeker gevoed door het feit dat in deze pilot nu eenmaal geen zwaardere delicten zijn voorgesteld. Er valt uiteraard altijd te discussiëren over wat een ‘zware’ zaak en een ‘minder zware zaak’ is. In de beleving van een slachtoffer kan dat volstrekt anders liggen dan in die van een parketmedewerkers. Ervaringen in andere landen laten zien dat het verstandig is om met mediation in de ‘minder zware strafzaken’ te beginnen. Al doende kunnen mediators ervaring opdoen voordat ze beginnen aan de ‘zwaardere strafzaken’ in de zin van mogelijk straftoemeting. Boze buurman Bewoners doen drie keer aangifte van bedreiging door buurman P. P. woont op de middelste etage van een huis met drie woonlagen. Boven woont een jonge vrouw, beneden een gezin met een kind. P. heeft last van woede-uitbarstingen en roept dan bijvoorbeeld ‘Ik ga je keel doorsnijden’, ‘Ik weet jullie te vinden’ en ‘Ik maak jullie af’. De vrouw durft al zes maanden niet meer thuis te slapen omdat ze heel bang is voor P. De benedenbuurman is boos en wil gewoon niets met P. te maken hebben. P. heeft psychische problemen, hij voelt zich getreiterd door zijn buren en heeft veel last van het lawaai dat zijn buren maken. De bedreigingen die P. uit zijn uitsluitend verbaal. De woningbouwvereniging doet niets. Hoewel de partijen weinig vertrouwen hebben in een concreet resultaat van de mediation, is men wel bereid om hieraan deel te nemen. Tijdens de mediation vertelt P. over de wanen waarvan hij last heeft en dat hij achteraf niet weet wat hij geroepen heeft. P. wordt tijdens de mediation bijgestaan door een begeleider. Voor de medebewoners is de opbrengst van het gesprek dat ze P. beter leren kennen, begrijpen dat hij een psychische aandoening heeft en inzien dat de bedreigingen niet persoonlijk zijn bedoeld. Dit neemt niet weg dat er voor de medebewoners wel een grens is bereikt. De ziekte van P. is in hun ogen geen excuus voor zijn agressieve gedrag. Ze willen ook niet dat de mediation in de plaats van een straf komt.
1
50
Zie Dierx 2011 voor een beschrijving van de Argentijnse praktijk van mediation in strafzaken, waarbij veelvuldig mediation wordt ingezet na verkeersongevallen met letselschade en aansprakelijkheidskwesties.
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
Rechtbank Amsterdam draait proef met mediation in strafzaken
Gezamenlijk wordt gezocht naar mogelijke oplossingen die de overlast die P. veroorzaakt kan wegnemen. De medische begeleider van P. zegt dat hij in het behandelplan voor P. zal zoeken naar een agressietraining en de optie van een sportactiviteit zal onderzoeken. De medebewoners zeggen toe eerst P. te zullen sms’en als er overlast is, zodat hij zich hiervan bewust wordt en dit ook te zullen melden bij meldpunt Zorg & Overlast. P. belooft beter zijn medicatie in te nemen. De afspraken worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Uit de evaluatie blijkt dat de deelnemers positief zijn, al hebben ze nog niet zo veel vertrouwen in het resultaat op de langere termijn. Het gezamenlijke gesprek heeft de angst weggenomen, maar de overlast nog niet. De medebewoners stellen het op prijs dat zij konden meedenken over een betere woonsituatie. Mocht de situatie alsnog uit de hand lopen, dan kunnen zij dit meenemen in hun gesprekken bij de woningbouwvereniging. Voor P. geldt dat hij nog een kans krijgt om te blijven wonen op deze plek en dat zijn medische begeleiding beter kan worden afgestemd op de problemen die hij heeft. De meerderheid van de mediations eindigen met een vaststellingsovereenkomst (17 van de 26 zaken). Meestal zijn daarin verklaringen van spijt of excuses opgenomen en afspraken over de toekomst. In een minderheid van de overeenkomsten staat ook iets over de wensen van slachtoffer en dader over het strafrechtelijke vervolg of over de schadevergoeding. Opvallend is dat in vrijwel alle beschreven zaken een snel aanbod voor mediation soelaas zou kunnen bieden om snel tot een oplossing en de-escalatie te komen. Toch betreft het in een heel aantal gevallen zaken die al maanden ‘op de plank’ lagen. 3. De ervaringen De officieren van justitie en rechters geven aan dat de resultaten bruikbaar zijn; ook de eenzijdige verklaringen die soms zijn opgesteld worden door rechters positief gewaardeerd. Rechters gaven aan dat de vaststellingsovereenkomst mede bepaalt wat ze vervolgens op de terechtzitting aan de orde stellen. Ze geven aan dat deze helpt om partijen in een positieve stand te krijgen en te houden. In een meerderheid van de gevallen heeft het mediationtraject invloed gehad op de vervolgingsbeslissingen. Opmerkelijk is ook dat deze functionarissen aangeven een zitting na een geslaagde mediation meestal minder opportuun te vinden. In een enkel geval werd strafoplegging ondanks de mediation nog steeds noodzakelijk geacht. Een rechter geeft aan dat een niet-ontvankelijkverklaring van het OM na mediation ‘een brug te ver’ zou zijn, vanwege het mogelijke risico van gecalculeerd misbruik van mediation door verdachten. Deze betrokkenen noemen als voordelen van mediation onder meer: - vermindering van gevoelens van angst bij het slachtoffer; - juist bij langlopende conflicten waarbij mensen domme dingen doen, zorgt mediation ervoor dat mensen weer samen door één deur kunnen;
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
51
Janny Dierx & Stijn Hogenhuis
-
het strafrecht is geen oplossing voor problemen tussen personen. Strafrecht is meer gericht op vergelding en preventie dan op het oplossen van hoe mensen al dan niet samenleven.
De advocaten die meededen aan de evaluatie hebben zich allemaal positief uitgelaten over de toegevoegde waarde van de mediation. Ze noemen onder andere: - het bracht de betrokkenen inzicht in elkaars handelen; - betere verwerking; - er komen zaken aan de orde die buiten het politieonderzoek blijven; - mogelijkheid om afspraken te maken buiten de strafrechter om (vooral bij jeugdzaken die eigenlijk niet in het strafrecht thuishoren); - dialoog en herstel van de relatie. Ook de mediators zelf noemen dergelijke voordelen: - de ergste kou is uit de lucht; - het probleem is teruggebracht tot passende proporties; - de enorme opluchting voor de dader om informatie te kunnen uitwisselen; - zinvolle gesprekken, zelfs al leidt het niet tot overeenstemming; - slachtoffer kan uit die rol stappen; - ontlasting van justitieel apparaat; - grotere betrokkenheid van de sociale omgeving van slachtoffers en daders. De mediators noemen het onder meer van belang om tijdens de mediation: - directief leiding te geven aan het gesprek om het evenwicht tussen partijen te bevorderen en machtsongelijkheid of agressie te voorkomen; - de ‘verschillen in perspectieven’ van slachtoffer en dader te benadrukken en niet te doen aan waarheidsvinding; - zoveel mogelijk ook derden uit de omgeving van slachtoffers en daders te betrekken bij de mediation. De resultaten van het experiment worden door de hoofdrolspelers – de slachtoffers en daders die meededen – ook overwegend positief beoordeeld. Er worden excuses gemaakt en volop afspraken over toekomstig gedrag in de vaststellingsovereenkomsten. De wisselwerking tussen jongeren en hun ouders in mediation blijkt ook goed te werken. De beweging die in Eigen Kracht Conferenties wordt gemaakt, zie je ook terug in de resultaten van deze mediations: ouders en kinderen bedenken zelf naar wie ze toe gaan als ze er niet uitkomen of hun hart willen luchten. Een aantal slachtoffers en daders vindt het positief dat ze het probleem zelf konden oplossen en zouden het anderen ook aanraden. Een slachtoffer zegt: ‘Door de mediator werd ik gedwongen weer over bepaalde zaken na te denken. Ik merkte dat ik heel boos was en ook het liefst boos bleef (…). Mediation deed mij dat inzien. Het gaf me inzicht in mijn eigen rol. Het werkt constructief en er gebeurde iets.’ En een dader: ‘Ik heb maanden nachtmerries gehad. Ik was heel blij toen ik hoorde dat het slachtoffer niet in het ziekenhuis lag en geen trauma had opgelopen.’ Het project laat tegelijkertijd ook weer zien dat mediation niet past bij iedereen: een enkele dader zegt dat de rechter gewoon moet beslissen en een andere
52
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
Rechtbank Amsterdam draait proef met mediation in strafzaken
dader vindt dat hij te veel onderbroken werd bij het vertellen van zijn verhaal en dat het te veel over persoonlijke gevoelens ging. Andere daders zeggen juist weer dat ze mediation ook aan anderen zouden aanraden. 4. De opbrengsten Belangrijke opbrengst van deze pilot zijn deze praktijkervaringen zelf. Op zich wijken de resultaten niet af van wat elders in de wereld wordt gerapporteerd als opbrengst van mediation in strafzaken. De Amsterdamse partners in de strafrechtketen hebben nu persoonlijk kennisgemaakt met mediation in de eigen praktijk. Met dit project heeft de Rechtbank Amsterdam duidelijk gemaakt dat mediation in strafzaken mogelijk is. En ook dat het nog arbeidsintensief is in een omgeving die er niet op is ingespeeld of aan gewend is. Maar het blijkt dat het kan. We noemen als belangrijke opbrengsten en leerpunten ook: - Mediation blijkt ook in dit project overwegend effectief, zowel voor de verwerking van het slachtoffer als voor de bereidheid van de dader om mee te werken aan genoegdoening. De daders krijgen groter inzicht in de consequenties van hun handelen en bieden vaak excuses aan. Als dader en slachtoffer elkaar kennen, helpt mediation om de strijdbijl te begraven en kunnen beiden weer door met hun leven. - Mediation kost veel tijd aan voorbereiding. Vlotte verwijzing door politie en justitiële functionarissen is niet vanzelfsprekend en vraagt in deze pilot veel voorzorg en nazorg. Het project werd duidelijk uitgevoerd in een context waarin de meerderheid van de rechters, de functionarissen van het Openbaar Ministerie en de advocatuur niet is ingespeeld op mediation als mogelijke bijdrage aan de oplossing van de mogelijke conflicten die schuilgaan achter de aangifte. Kansrijke projecten moeten dus een (duidelijke) plaats hebben in de justitiële keten. Anders is het gevaar groot dat er geen routine ontstaat in verwijzingen en dat mediation een onbekende mogelijkheid blijft. Dan blijft het proces kostbaar en dat heeft weer tot gevolg dat geldstromen ophouden en projecten gedwongen worden te stoppen. - In de Amsterdamse setting was het Mediationbureau geen logische ‘spin in het web’ bij de selectie van zaken omdat het bureau geen deel uitmaakt van de strafrechtelijke keten. Voor de Amsterdamse betrokkenen is het dus cruciaal dat er structurele besluiten volgen over de procesmatige verankering. Een grotere rol voor de parketmedewerkers en de officier van justitie bij de selectie van zaken of zoiets als deeltijddetachering van de mediationfunctionaris naar het OM lijkt voor de hand te liggen. Het Mediationbureau is wel de logische plek om de logistieke organisatie van de mediations te faciliteren en een dienstverleningscontract af te sluiten met de mediators/mediationbureaus die de mediations uit gaan voeren. - Uiteraard is ook het ontbreken van wettelijke waarborgen en afspraken over de gevolgen van mediation een gemis. Tegelijkertijd was dat op voorhand duidelijk; het experiment zou in die context plaatsvinden. Elders in dit nummer
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
53
Janny Dierx & Stijn Hogenhuis
-
-
-
54
wordt betoogd dat het hoog tijd wordt dat daarin verandering komt. De Rechtbank heeft met het project – terecht – expliciet invulling willen geven aan het hierboven genoemde Kaderbesluit van de Raad van Europa. Dat laatste is in het Amsterdamse project ondanks het ontbreken van regelgeving dus toch best aardig gelukt. De meeste officieren van justitie gaven aan dat het mediationtraject van invloed was op de vervolgingsbeslissing. En ook het merendeel van de rechters zegt dat ze rekening hielden met het resultaat van de mediation bij hun beslissing. Een logische vervolgstap is om deze Amsterdamse aanpak – volwaardige mediation in strafzaken - te verbinden met de eveneens succesvolle bemiddelingspraktijk van de Stichting Slachtoffer in Beeld – die van slachtoffer-dadergesprekken gericht op verwerking. Dat er met de uitkomsten van slachtofferdadergesprekken in het strafproces geen rekening hoeft te worden gehouden, is destijds een bewuste keuze geweest (die overigens zo langzamerhand aan herziening toe is) (zie ook Weijers 2012). Dat er met de resultaten rekening wordt gehouden in de vervolgbeslissingen die worden genomen in de strafzaak, is wel de doelstelling van mediation in strafzaken. Er is nog veel winst te behalen door de politie in een vroeg stadium te betrekken bij de verwijzing naar de mediator. Het zou goed zijn als de verwijzing naar de mediator in strafzaken onderdeel zou worden van de zogenoemde ZSM-aanpak. ZSM staat niet alleen voor zo spoedig mogelijk, maar de S kan ook snel/slim/slachtoffergericht/samen enzovoort betekenen. Het Openbaar Ministerie houdt samen met de politie in vijf parketten (Amsterdam, Utrecht, Den Haag, Rotterdam en Den Bosch) een pilot met deze nieuwe werkwijze. Het doel is een aanzienlijke versnelling in het afdoeningsproces te realiseren. Niet alleen versnelling is van belang. De ZSM-werkwijze beoogt ook het strafrecht waar nodig selectief in te zetten: als er andere, betere oplossingen zijn dan het strafrecht kunnen politie en Openbaar Ministerie daar in een vroeg stadium voor kiezen. De kracht van ZSM zit in het feit dat alle relevante informatie die nodig is voor een afdoeningsbeslissing zo spoedig mogelijk beschikbaar is en dat op basis daarvan snel en zichtbaar een effectieve sanctie wordt opgelegd. In de ZSM-aanpak wordt samengewerkt met verschillende partners. Behalve OM en politie worden de advocatuur, de rechtspraak, de reclassering, Slachtofferhulp Nederland, Halt Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming bij de proef betrokken. Het gericht inzetten van bemiddeling door mediators en de bemiddelaars van de stichting Slachtoffer in Beeld ligt dus voor de hand. Het parket in Maastricht pakt de bemiddeling in 2012 in het kader van het eigen ZSM-traject ook zo op (zie over de bestaande mediationpraktijk in Maastrichtse strafzaken: Dierx 2010). De financiering is een punt van zorg: die was nog niet goed geregeld. Gemiddeld duurde een mediation van intake, afzonderlijke gesprekken ter voorbereiding en afronding met een gezamenlijk gesprek 7 uur. De gesprekken duurden langer dan van tevoren was ingeschat. De afzonderlijke voorgesprekken duurden bijvoorbeeld gemiddeld 1,5 uur in plaats van de van tevoren ingeschatte 45 minuten. De mediators kregen voor hun werkzaamheden per zaak een vergoeding van € 400. Dit komt overeen met een enkelvoudige toevoe-
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
Rechtbank Amsterdam draait proef met mediation in strafzaken
-
-
-
-
-
ging. Mediators bij een civiele of bestuurlijke mediation ontvangen een dubbele toevoeging. Een goede opleiding van de bemiddelaars en onderlinge uitwisseling over de methodiekontwikkeling is essentieel. In dit geval hebben alle mediators de leergang Specialisatie Mediation in Strafzaken van het Centrum voor Conflicthantering in Haarlem gevolgd. Samenwerken met de opleiders van de Eigen Kracht Centrale en de stichting Slachtoffer in Beeld lijkt ook voor de hand te liggen. Ook hier blijkt dat advocaten averechtse invloed uitoefenen als ze deelname alleen vanuit het belang van de cliënt bij strafvermindering benaderen. Er moet uiteraard nog veel worden gedaan aan voorlichting over de mogelijkheden van mediation. Het toesturen van informatie is niet genoeg. De pilot laat ook zien dat de eenvoudige logistiek aandacht verdient, bijvoorbeeld het goed noteren van de telefoonnummers van slachtoffers. Dat bleek nog al eens in een zoektocht te ontaarden, waarbij ook het Slachtofferloket niet altijd soelaas bood. Een te vermijden valkuil is ook: te veel enthousiasme bij de mediators of andere betrokkenen om de bemiddelingspoging tot stand te brengen of te laten slagen. Te veel aandringen is riskant, maakt de processuele waarborgen ondeugdelijk en belemmert een vrijwillige keuze. Een aantal deelnemers bleek volgens de mediators niet goed te weten dat deelname vrijwillig is. Deze informatievoorziening moet absoluut duidelijk zijn. Het experiment laat ten slotte ook de relatieve onmacht zien van de (buurt-, school-, groeps)gemeenschap om dagelijks voorkomende conflicten zelf op te lossen. Bij een deel van de gemedieerde problemen kun je je oprecht afvragen hoe het zover is gekomen dat mensen hiervoor de politie hebben ingeschakeld. Gelukkig blijkt het aanbod voor mediation dan toch snel de ‘eigen kracht’ bij mensen aan te boren. Zoals die van de schoolkinderen die bonje hadden over van alles en nog wat en uiteindelijk om een smartphone aangifte deden (zie de casus over de smartphone). En ook bij hun ouders bleek het mogelijk het gezonde verstand aan te boren met een eenvoudig mediation aanbod. Mediation in strafzaken blijkt te kunnen helpen om de zelfredzaamheid te stimuleren. Het project onderstreept dat de op dit moment overheersende systeembenadering van het strafrecht haar doel behoorlijk voorbij kan schieten. Een klein beetje rekening houden met de belangen van de betrokkenen zelf en de belangrijke figuren of organisaties in de omgeving van slachtoffers en daders, kan al direct effect sorteren. Smartphone I., een meisje van 14 op het vmbo, wordt gepest door twee klasgenoten, B. en M. (allebei 13 jaar). Die vragen haar smartphone te leen, en geven hem daarna niet terug. Zogenaamd omdat ze niet weten waar hij is. De moeder van I. stapt naar de mentor. B. en M. ontkennen alles. Later zegt B. dat I. haar mobieltje kan terugkrijgen voor 20 euro. De school schakelt de politie in. De moeder van I. doet aangifte van afpersing. Daarna duikt de telefoon opeens weer op. Tijdens de mediation lopen de verhalen uiteen. Iedereen heeft zijn
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1
55
Janny Dierx & Stijn Hogenhuis
eigen visie van wat er met de telefoon is gebeurd. Zo ontstaat er ruzie tussen B. en M. die van elkaar vinden dat de een de ander erin luist, ook al vinden ze allebei dat de verdachtmaking van I. onterecht is. De vader van I. had graag gezien dat de school de politie er niet bij had betrokken en zelf gesprekken tussen de klasgenoten en de ouders had georganiseerd. Uiteindelijk zijn de ouders bij het gezamenlijke gesprek, na een voorstel van de vader van I., niet aanwezig . De ouders bespreken de situatie met elkaar op de gang. Het lukt de klasgenoten uiteindelijk om onder begeleiding van de mediator tot afspraken te komen over de wijze van omgang met elkaar in de toekomst. De belangrijkste uitkomst is dat ze alle drie willen dat ze elkaar met rust laten, dat ze alle drie betreuren wat er gebeurd is en dat ze van elkaar accepteren dat ze een eigen versie hebben van wat er is gebeurd. Na de zomer gaat iedereen naar een andere school. De officier van justitie besluit tot een voorwaardelijk sepot. Literatuur Dierx, J. (2010) De blauwe plekken moeten liefst nog niet zijn verkleurd. Strafrechtelijke bemiddeling in Maastricht. Tijdschrift voor Herstelrecht, (3), 53-61. Dierx, J. (2011) Strafrechtmediation in Argentinië: close to justice. Tijdschrift Conflicthantering, (2), 32-35. Hogenhuis, S. & A. Smolders (2004) Eindverslag van de pilot bemiddeling in strafzaken. Amsterdam: Rechtbank en Openbaar Ministerie Amsterdam. Verberk, S. (2011) Mediation naast strafrecht in het arrondissement Amsterdam: een beschrijving van het proces en een verkenning van de effecten. Rapportage van de Rechtbank Amsterdam, oktober 2011. Weijers, I. (red.) (2012) Slachtoffer-dadergesprekken in de schaduw van het strafproces. Den Haag: Boom Lemma.
56
Tijdschrift voor Herstelrecht 2012 (12) 1