04
Jaargang 43 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
APRIL 2012
in dit nummer Nieuwe regeling omkadering basisonderwijs / ’Algemene’ vorming’ in het secundair onderwijs / Rationeel energieverbruik
forum nr. 04 • april 2012
Hoofdartikel Basisomkadering goed aanwenden
3
In de kern Pasen is meer dan een dag
4
Algemeen Onderwijsbeleid Welzijn, gezondheid en onderwijs in actie tegen seksueel misbruik!
5
Basisonderwijs Nieuwe regeling inzake omkadering basisonderwijs
7
Buitengewoon onderwijs RSV gaat op de eerste plaats over relaties met elkaar
11
Secundair onderwijs ‘Algemene’ vorming in het secundair onderwijs
13
Pedagogische ondersteuning Sociale stage in het Technologisch instituut Vilvoorde
17
Schoolbesturen Takenpakket en taakverdeling in een bestuur
21
DIKO Rationeel energiegebruik in scholen en de REG-procedure bij AGIOn
24
Is verschenen School + visie
31
l e k i t r a d f Hoo Basisomkadering goed aanwenden Zoals het er nu naar uitziet, zouden er vanaf volgend schooljaar geen overvolle kleuterklassen meer zijn. De Vlaamse Regering heeft het decreet omkadering voor het basisonderwijs in een laatste rechte lijn gebracht. Indien het Parlement dat goedkeurt, zal het kleuteronderwijs vanaf 1 september 2012 over 8 procent meer lestijden kunnen beschikken. In moeilijke economische tijden is dat politiek een bemoedigend signaal. Naast de verhoging van het aantal lestijden voor de kleuterscholen, integreert en verhoogt de Vlaamse overheid de omkadering in de context van de gelijke onderwijskansen. Dat gebeurt voor het hele basisonderwijs. Nog meer dan vroeger het geval was, krijgen scholen een bijkomende omkadering in functie van de kenmerken van de leerlingen in hun school. Scholen met meer onderwijskansarme kinderen ontvangen beduidend meer lestijden. Het decreet geeft de mogelijkheden aan het schoolbestuur en het schoolteam om binnen het eigen schoolbeleid in te spelen op de behoeften van hun leerlingen. Bovendien is er voor alle scholen de garantie dat de leerling-leraarratio niet boven de 18,5 uitstijgt. Verrekend naar de concrete school, kan het gemiddeld aantal leerlingen per klas hooguit oplopen tot 21,5. Met die gegevens zal het schoolbestuur de onderhandelingen op plaatselijk niveau moeten voeren. Het COV stelt dat de omkadering in eerste instantie op leerlingenniveau moet worden aangewend. De bijkomende input van lestijden kan niet naar het beleid of bestuur gaan. Dat is evident. Want als de overheid voor elke basisschool een middenkader wil creëren, zoals dat in het secundair onderwijs bestaat, dan moet ze daarvoor geëigende middelen inzetten. Het is dus niet wijs om als schoolbestuur het lestijdenpakket daaraan te besteden. Aan de andere kant mag de verdeling van het lestijdenpakket binnen de school niet tot een ordinaire staartdeling leiden. Het zou van weinig beleidsvoerend vermogen getuigen als de planning beperkt wordt tot het delen van het aantal kinderen door het aantal onderwijzers. Het nieuwe decreet omkadering basisonderwijs vraagt in de eerste plaats dat de school een visie heeft op onderwijs voor de kinderen die haar zijn toevertrouwd. De klassieke GOK-cyclus wordt verlaten. Maar het is evident dat er binnen het schoolwerkplan een aangepaste invulling van het gelijke onderwijskansenbeleid komt. De ervaringen uit de GOK-cycli vormen daarin een belangrijke inspiratiebron. De overheid laat daartoe de nodige beleidsruimte. Zeker voor scholen met een behoorlijke toename van lestijden is het zinvol te denken aan aangepaste vormen van onderwijs: denk dan aan de methode van team-teaching, alternatieve samenstelling van leerlingengroepen, wederzijdse ondersteuning van leraren bij de didactische aanpak en bijkomende overlegmomenten op klas-, leerling- en ouderniveau. Het diocesaan informatiemoment van VVKBaO voor schoolbesturen en -directies over dit nieuwe decreet trekt heel wat belangstelling. De interesse is daarbij gericht op de principes en de berekeningswijze van de nieuwe omkadering. En dat is belangrijk, want scholen moeten dit dossier op een correcte wijze aanpakken. Maar meer nog dan de techniek, moeten schoolverantwoordelijken zich bewust zijn van de opdracht die daaruit voortvloeit: vanuit de eigen christelijke visie op onderwijs een beleid uitbouwen voor opvoeding en onderwijs voor alle kinderen. Marc Van den Brande Secretaris-generaal VVKBaO
Mieke Van Hecke Directeur-generaal VSKO
IN DE KERN
pasen is meer dan een dag Sinds enkele weken is de lente weer in het land. De tijd waarin alles groen wordt, opnieuw tot leven komt en in bloei raakt. Juist in dit hoopgevende seizoen vieren wij ieder jaar opnieuw Pasen, het feest waarop we met vreugde herdenken dat Jezus uit de doden is opgewekt. En ook al spreekt dit feest velen minder aan dan bijvoorbeeld Kerstmis, toch is dit ‘het’ feest van de christenen. De geboorte van Jezus kunnen we ons wellicht beter voorstellen: een kind wordt geboren in het holst van de nacht, in het holst van de winter, in het holst van de duisternis en de koude. De verrijzenis daarentegen kunnen we ons veel moeilijker voorstellen, ook al gaat het over nieuw leven, dat ontstaat als een licht dat warmte geeft in de duisternis.
Pasen is het feest van de liefde, het feest van het nieuwe leven, het verrezen leven, het leven op een totaal andere wijze. De liefde doet het leven steeds veranderen. Alle evangelisten vertellen hoe de liefde van God Jezus deed verrijzen, deed opstaan uit de dood. Liefde is sterker dan de dood. Op een andere, intensere en persoonlijkere manier leefde Jezus verder na Pasen.
De lente hebben wij niet in de hand. Het groen aan de takken van de bomen en de struiken kunnen wij er niet aanplakken. De kleuren van de bloemen in de tuin kunnen wij niet afdwingen. Maar we kunnen wel zelf tot bloei en tot nieuw leven komen. Dat is de opdracht waartoe het feest van Pasen alle christenen uitnodigt, nl. het geloof, de hoop en de liefde te laten opbloeien in ons leven: durven opstaan uit de grauwe onverschilligheid die er kan bestaan tussen mensen. Dat is Pasen vieren: zelf in bloei komen en anderen laten opfleuren. Pasen is helpen opstaan uit wat klein en verdrietig maakt en nieuw leven inblazen in wat er tussen mensen is doodgegaan. Pasen geeft weer kleur aan het leven. Pasen is daarom ook niet een gebeuren van één dag. Pasen moet elke dag opnieuw weer plaatsvinden, overal waar mensen leven, ook in onze scholen en internaten.
De verrezen Heer komt aanwezig overal waar mensen elkaar bijstaan en de handen in elkaar slaan om een menselijkere wereld op te bouwen. Hij komt aanwezig waar mensen de zware stenen van onmacht, haat geweld, liefdeloosheid wegrollen en ruimte maken voor liefde, vrede, hoop en leven. Hij is er waar mensen lente maken en voor elkaar een stukje zon willen zijn en waar zij echt in zijn voetsporen willen treden.
Pasen is het feest van het goede nieuws. Het feest van het geloof. Pasen is het gelovig vertrouwen in een levenschenkende God in jezelf weer opwekken.
Geloven in Pasen en de verrijzenis betekent niet alleen aannemen dat Jezus uit de dood is opgewekt. Het betekent ook en vooral: leven zoals Hij geleefd heeft. Als christenen moeten wij niet alleen getuigen van zijn opstanding in woorden maar vooral van zijn levenswijze in daden.
Dat is Pasen: Hem achterna gaan. En dat is niet iets van één dag. Pasen moet zich elke dag opnieuw manifesteren, ook in onze scholen, internaten en alle plaatsen, waar wij leven en werken. Pasen is een ‘buitengewoon’ gebeuren. Het gaat om nieuw leven, een ander leven, een leven van opstanding in geloof, hoop en liefde voor alle komende dagen en weken.
Ik wens je van harte een Zalig Pasen.
Pasen is het feest van de hoop. Pasen nodigt uit de hoop in jezelf en bij de anderen weer aan te wakkeren: de hoop dat het leven van elke mens toekomst heeft, zelfs over de grenzen van de dood heen.
Jan Vander Velpen VSKO-pastor
contactblad voor schoolbesturen, pedagogisch begeleiders directies en personeelsleden van het katholiek onderwijs
Maandblad Verschijnt niet in juli en augustus Verantwoordelijke uitgever Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Eindcoördinatie: Willy Bombeek Eindredactie: Rita Herdies Redactieleden: Willy Bombeek, Isabelle Bourgeois, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Marijke Van Bogaert, Berna dette Van de Steene, Mieke Van Hecke, Paul Wille
4
april 2012
Redactieadres: VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] - Website: www.vsko.be Abonnement Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland Te storten op rekeningnr. 000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel Pre-press en druk: Licap cvba, tel. 02 509 96 83 Cover: © Ilse Prinsen, 2010
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
welzijn, gezondheid en onderwijs in actie tegen seksueel misbruik! Persbericht 29 februari 2012 Vandaag 29 februari 2012 ondertekenden het Vlaams Welzijnsverbond, Zorgnet Vlaanderen en VSKO samen met koepelorganisaties die werken met kinderen en jongeren, in het Vlaams Parlement de ‘Engagementsverklaring ter bescherming van de seksuele integriteit van de minderjarige in de jeugdhulp en de kinderopvang’. Deze verklaring kwam er op initiatief van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen, samen met de minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, Pascal Smet en de minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Philippe Muyters. De expliciete bekommernis is om voor kinderen en jongeren een klimaat te creëren waarin zij zich op relationeel en seksueel vlak kunnen ontwikkelen en ontplooien. Centraal staat daarbij het belang van de minderjarige. We willen ertoe bijdragen dat zij kunnen uitgroeien tot personen die op een positieve, respectvolle, evenwichtige en verantwoordelijke manier omgaan met hun seksualiteit en hun partners. Het Vlaams Welzijnsverbond, Zorgnet Vlaanderen en VSKO gaan het engagement aan om voorzieningen/onderwijsinstellingen te sensibiliseren rond deze problematiek en te ondersteunen bij het nemen van initiatieven ter bescherming van de integriteit van kinderen en jongeren. Uitgangspunt blijft de positieve visie op seksualiteit en een open communicatief klimaat naast het aangeven van duidelijke grenzen. Een preventie- en reactiebeleid in verband met seksueel grensoverschrijdend gedrag staat niet los van een beleid ten opzichte van relaties, seksualiteit en intimiteit op school of in de zorg. De zorgzame aanpak kan echter nooit leiden tot een koude, afstandelijke en steriele relatie tussen kinderen en hun professionele opvoeders! Het voorkomen van misbruik vraagt het tijdig herkennen van de signalen. Vertrouwen en veiligheid tussen de opvoeder/leerkracht en het kind zijn bepalend voor de bespreekbaarheid en de heling. Bijzondere aandacht moet gaan naar zowel de melding als de zorg voor slachtoffer én dader. Zorgnet Vlaanderen, VSKO en Vlaams Welzijnsverbond vragen hun organisaties een aangepast beleid en een communicatieplan te ontwikkelen. Dit doen we in de geest van Ethisch Advies nr. 2 van het Vlaams Welzijnsverbond over “Omgaan met (vermoedens van) seksueel grensoverschrijdend gedrag” (te downloaden via deze link: http://www.vlaamswelzijnsverbond.be/?action=onderdeel&onderdeel=642&titel=Advies+nr.+2) “Het VSKO heeft een analoge denkoefening gemaakt voor zijn internaten, als prioritaire doelgroep. Dit resulteerde in een visietekst ‘Deontologie van de internaatsmedewerker’ en een lijst van vragen, aan de hand waarvan binnen het internaat het gesprek kan worden aangevat.” De tekst van de engagementsverklaring vindt u in bijlage. Vlaams Welzijnsverbond Frank Cuyt
Zorgnet Vlaanderen Peter Degadt
VSKO Mieke Van Hecke
april 2012
5
ENGAGEMENTSVERKLARING TER BESCHERMING VAN DE SEKSUELE INTEGRITEIT VAN DE MINDERJARIGE IN DE JEUGDHULP EN DE KINDEROPVANG UITGANGSPUNTEN Het is onze expliciete bekommernis om voor kinderen en jongeren een klimaat te creëren waarin zij zich op relationeel en seksueel vlak kunnen ontwikkelen en ontplooien. We willen ertoe bijdragen dat zij kunnen uitgroeien tot personen die op een positieve, respectvolle, evenwichtige en verantwoordelijke manier omgaan met hun seksualiteit en hun partners. Centraal staat daarbij het belang van de minderjarige. Om dit te bereiken is er in elke ambulante en (semi-) residentiële hulpverleningssetting, en in elke kinderopvangvoorziening nood aan duidelijke grenzen over welk gedrag (on)aanvaardbaar is. Zowel preventie als een adequaat omgaan met grensoverschrijdende situaties zijn in dit verband belangrijk. Volgende normerende principes zijn richtinggevend: er moet sprake zijn van zelfrespect, wederzijdse toestemming, vrijwilligheid en gelijkwaardigheid tussen de partners. De leeftijd van de betrokkenen en de context zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Elke medewerker in de jeugdhulp en de kinderopvang is mee verantwoordelijk om de seksuele integriteit van elk kind in zijn hulp- of opvangomgeving te vrijwaren. Kinderen en jongeren verdienen bescherming tegen elke vorm van ongewenst seksueel gedrag of seksueel misbruik. Daarom willen we het thema seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar maken en situaties van (vermoedelijk) seksueel misbruik en geweld doeltreffend aanpakken.
ENGAGEMENTEN We gaan het engagement aan om algemene ondersteunende en sensibiliserende initiatieven te nemen ter bescherming van de integriteit van kinderen en jongeren. In maart 2012 organiseren we als overheid in elk geval een sensibiliseringscampagne kindermishandeling opgezet naar de brede bevolking. Deze campagne is gekoppeld aan de bekendmaking van het Meldpunt geweld, misbruik en kindermishandeling dat opstart op 1 maart 2012. We willen een bijdrage leveren aan de preventie van grensoverschrijdend gedrag, met bijzondere aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit onder meer door voorzieningen te ondersteunen in het realiseren van een omgeving die elk kind en elke jongere maximaal toelaat de competenties te ontwikkelen die van belang zijn om op een sociaal, emotioneel en seksueel gezonde manier in de maatschappij te functioneren. We engageren ons om voorzieningen te ondersteunen in het realiseren van een gericht proactief beleid rond seksualiteit via vorming en via de ontwikkeling van ondersteunend materiaal. We beogen daarmee een positieve beeldvorming rond en een aan de leeftijd aangepast omgaan met seksualiteit. We gaan het engagement aan om voorzieningen, wanneer nodig, te ondersteunen in het realiseren van een reactief beleid m.b.t. seksualiteit. We doen dat door vormingsmateriaal ter beschikking te stellen en/of door vorming te organiseren in het herkennen van signalen die kunnen wijzen op seksueel grensoverschrijdend gedrag, zowel van plegers als van slachtoffers. We engageren ons ertoe , in uitvoering van het kwaliteitsdecreet, voorzieningen te stimuleren om een procedure ter preventie, detectie en aanpak van grensoverschrijdend gedrag vast te leggen. Het handelen volgens deze procedure zal worden versterkt door medewerkers op te leiden en te sensibiliseren rond het thema. Deze procedure zal ook voorzien in de wijze waarop de voorzieningen aan de erkennende overheid rapporteren over het voorkomen en de aanpak van situaties van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bijkomend willen we de voorzieningen ondersteunen in het bieden van voldoende zorg en nazorg aan alle betrokkenen in een situatie van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Brussel, 29 februari 2012
6
april 2012
BASISONDERWIJS
nieuwe regeling inzake omkadering basisonderwijs
D
e Vlaamse Regering heeft een ontwerp van decreet goedgekeurd over de omkadering in het basisonderwijs. Niet enkel het aantal leerlingen, maar ook de kenmerken van de leerlingen zullen bepalen hoeveel leraren een basisschool kan inzetten. Indien het Vlaams Parlement de regeling goedkeurt, kunnen de scholen dankzij dit nieuwe decreet ook meer kleuteronderwijzers aanwerven. VVKBaO is echter niet onverdeeld gelukkig. In dit artikel bespreken we de belangrijkste punten van het decreet. We geven een aantal kritische bedenkingen.
Extra leraren voor het basisonderwijs Vanaf 1 september 2012 maakt de Vlaamse Regering 49 miljoen euro vrij om bijkomende omkadering in het basisonderwijs in te schakelen. Omgerekend gaat het om ongeveer 1 235 voltijdse functies. In surplus voegt men nog 3,7 miljoen euro toe (zo’n 93 ambten) voor de scholen die – na de invoering van het systeem – nog met een leerlingleraar-ratio hoger dan 18,5 staan. Een totaal dus van 52,7 miljoen euro. Met de nieuwe regeling heeft de overheid expliciet twee doelstellingen op het oog: de omkadering van het kleuteronderwijs en het lager onderwijs gelijkschakelen alsook de GOK, GOK+ en Rand&Taal-lestijden in de gewone omkadering integreren.
Eenzelfde lestijdenschaal voor kleuter- en lager onderwijs Kleuterscholen kregen tot nu toe voor eenzelfde aantal leerlingen (kleuters) minder lestijden dan het lager onderwijs. De lestijdenschalen voor het kleuteronderwijs waren minder gunstig. De overheid ging er immers vanuit dat de aanwezigheid van de nietleerplichtige kleuters doorgaans lager was dan die van de leerplichtige leerlingen in het lager onderwijs. In de praktijk lag dat de laatste jaren anders. Een combinatie van verschillende factoren leidde ertoe dat een klas met 30 kleuters geen zeldzaamheid meer was. VVKBaO verwoordde de zorgen van het werkveld, en uiteindelijk leek politiek Vlaan-
deren bereid om die problematiek aan te pakken. In het nieuwe systeem zien we de lestijden schalen van het kleuteronderwijs op niveau van het lager onderwijs gebracht. Dat wil zeggen dat de meeste kleuterscholen hun aantal lestijden zien stijgen. Het mes snijdt evenwel aan twee kanten. De gelijkschakeling brengt met zich mee dat de vroegere voordelen van het kleuteronderwijs zoals de bijkomende lestijden lichamelijke opvoeding alsook de instaplestijden tot en met 1 februari worden uitgevlakt. Toch zullen kleuterscholen een ruimere omkadering krijgen. Globaal gezien stijgt het aantal leraren in het kleuteronderwijs met ruim 8 %. In het lager onderwijs blijft de toename beperkt tot 1 %.
Integratie van GOK-middelen in de gewone omkadering De Vlaamse Regering beoogt met het nieuwe decreet tevens de GOK, GOK+ en Rand&Taallestijden in de gewone omkadering te integreren. Tot op vandaag zijn die middelen extra toegevoegd aan het lestijdenpakket. Ze worden op basis van de kenmerken van de leerlingenpopulatie per cyclus van drie jaar toegekend, op voorwaarde dat de school minimaal 10 % GOK-leerlingen heeft. Ze dienen apart verantwoord te worden: de scholen moeten aangeven wat ze met deze bijkomende lestijden doen. In het budget van dit schooljaar gaat het om ongeveer 6,5 % van de middelen voor omkadering. Het voorliggend ontwerp stapt af van die aparte toekenning en integreert die lestijden in de basisomkadering van de school. Ze
krijgen nog een eigen naam: de SES-lestijden verwijzen naar de sociaal-economische status van de gezinnen waaruit de leerlingen komen. Samen met de lestijden volgens de schalen vormen de SES-lestijden de basisomkadering van een school. De Vlaamse Regering wil bovendien het aandeel van de SES-lestijden verhogen. Het aandeel SES-lestijden (= de bandbreedte) in de basisomkadering klimt van 6,5 % naar 8,85 %. Dat aandeel wordt onder de scholen verdeeld op basis van drie indicatoren: • 45 % gaat naar de kinderen uit een gezin waarvan de moeder geen getuigschrift secundair onderwijs heeft (= leerlingenkenmerk 1); • 20 % naar kinderen die een schooltoelage krijgen (= leerlingenkenmerk 2). • 35 % naar kinderen uit een gezin waarin de thuistaal verschilt van de onderwijstaal (= leerlingenkenmerk 3); Concreet komt het hier op neer: per kind met leerlingenkenmerk 1 (diploma van de moeder) krijgt je school 0,2685 lestijden. Leerlingenkenmerk 2 (schooltoelage) brengt 0,1205 les tijden op, en leerlingenkenmerk 3 (thuistaal) gaat over 0,2929 lestijden. In tegenstelling tot de vroegere GOK-regelgeving is het niet noodzakelijk om 10 % GOK-leerlingen te hebben vooraleer je school recht heeft op de extra omkadering. SESlestijden worden – bij wijze van spreken – vanaf de eerste leerling toegekend. Nieuw is ook dat het leerlingenkenmerk ‘thuistaal’ als volwaardige indicator geldt.
Op zoek naar bijkomend geld voor de extra SES-lestijden De 52,7 miljoen euro volstonden echter niet om de gestelde doelstellingen te realiseren. Daarom ging de Vlaamse Regering op zoek naar andere middelen. Die zoektocht naar bijkomende middelen bleef beperkt tot het onderwijsniveau basisonderwijs. In eerste instantie nam de Vlaamse Regering 2,84 % terug op de lestijdenschalen. Een actie die wat te vergelijken is met een ‘aanwendingscoëfficiënt’. Het bespaarde geld
april 2012
7
investeert de overheid wel opnieuw in het basisonderwijs. Concreet kan je het aantal lestijden aflezen in de lestijdenschalen (een tabel bij de decreet), maar moet je die lestijden vermenigvuldigen met een ‘SES-percentage’ van 97,16 %. In tweede orde kon de overheid middelen genereren door de regeling van de aparte telling van vestigingsplaatsen te verstrakken. Vestigingsplaatsen die vandaag de dag op meer dan 2 km (via openbare weg) van andere vestigingsplaatsen van de school liggen, kan je als eenheid apart tellen. Daardoor profiteer je van de niet-lineaire verdeling van de lestijdenschalen. Kleinere vestigingsplaatsen krijgen op die wijze een relatief ruimer lestijdenpakket. In het nieuwe systeem blijft de mogelijkheid bestaan, zij het dat je de vestigingsplaatsen pas apart mag tellen als ze op minimaal 1,5 km in vogelvlucht van een andere vestigingsplaats van dezelfde groep (bv. vrij katholiek onderwijs) liggen. In beperkte mate is er ook een inlevering op de instaplestijden in het kleuteronderwijs. Vanaf volgend schooljaar kan je pas insta-
plestijden krijgen na 1 februari van het lopende schooljaar.
Basisomkadering geldt ook voor lestijden lichamelijke opvoeding Zoals aangegeven bevat de basisomkadering vanaf heden zowel de lestijden volgens de schalen als de SES-lestijden. In het verleden kreeg je hier als school nog lestijden lichamelijke opvoeding bovenop. Dat is nu niet meer het geval. De lestijden lichamelijke opvoeding moet je uit je basisomkadering halen. De Vlaamse Regering zou bij besluit wel een waarborgregeling uitwerken voor de bestaande lestijden die nu in het kleuter- en lager onderwijs voorzien zijn. Het school bestuur zou daardoor minder vrijheid hebben om de lestijden in functie van de eigen schoolorganisatie in te richten. Het decreet spreekt zoals aangegeven enkel over de basisomkadering. Sommige aanvul-
lende lestijden (zoals lestijden godsdienst en lestijden voor anderstalige nieuwkomers) behoren niet tot die basisomkadering. Ook het aantal uren kinderverzorging worden niet in dit decreet herschikt, evenmin als de puntenenveloppes.
Aparte weging voor bepaalde groepen In het nieuwe systeem blijft de overheid een aparte weging voorbehouden voor de meest kwetsbare leerlingen: kinderen die in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning verblijven, kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben, kinderen die geplaatst zijn of kinderen van wie de ouders tot de trekkende bevolking behoren. Die leerlingen worden bij de berekening van de omkadering met een coëfficiënt 1,5 vermenigvuldigd. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest past men op het aantal leerlingen de coëfficiënt 1,11 toe.
© VSKO / Maîtrise
8
april 2012
De leerling-leraar-ratio als toetssteen Eén van de belangrijkste aanleidingen voor dit nieuwe decreet was de overbevolking in de kleuterklassen. De overheid heeft in dit decreet geen normen opgelegd. Dat kan verwondering wekken. Toch bevestigt ze daarmee de continuïteit in het beleid en het vertrouwen in de beleidskracht van het schoolbestuur en de directie. Op macroniveau hanteert de regering de leerling-leraar-ratio als toetssteen voor een zekere beleidsvrijheid van de school. Voorliggend decreet neemt onder meer de maatregel om de maximale leerling-leraarratio te beperken tot 18,5. Daarbij moet men wel in rekening brengen dat de leraar in 24sten is verrekend, terwijl een leerling toch 28 lestijden krijgt. 18,5 is dus niet het maximale aantal leerlingen. En voor scholen die in het nieuwe systeem veel verlies zouden boeken, is er een sociale overgangsmaatregel die gedurende drie jaar de overgang faciliteert.
De leerling-leraar-ratio toont aan dat variatie tussen de scholen met de nieuwe reglementering iets minder groot wordt. Om een idee te geven: vandaag varieert de leerlingleraar-ratio in het kleuteronderwijs van 5 tot 22 leerlingen (leraren uitgedrukt in 24 lestijden). De variatie in het nieuwe voorstel ligt tussen 7,7 en 18,5. In het lager onderwijs gaat de variatie van de leerling-leraarratio van 6,5 tot 19,75 (oud systeem) naar 6,2 tot 18,5 (nieuw systeem).
Verliezende scholen De overheid steekt 52,7 miljoen euro extra in het omkaderingssysteem. Toch verliest nog 13 % van de katholieke basisscholen lestijden. Dat heeft alles te maken met de afroming van de lestijdenschalen en de optie om de bandbreedte te verhogen van 6,5 % naar 8,85 %. Redelijkerwijze had een toename van 6,5 % naar 7,5 % kunnen volstaan om de huidige sokkel voor de GOK-lestijden te slechten. Alhoewel berekeningen uitwijzen dat er zelfs in dat geval nog 11 % verliezende scholen zouden zijn.
Katholiek basisonderwijs niet onverdeeld gelukkig Het katholiek basisonderwijs was niet onverdeeld gelukkig met de voorgestelde reglementering. Dat is ook aan het eind van de onderhandelingen zo aangegeven. In het protocol bij het einde van de onderhandelingen spreekt het katholiek basisonderwijs uiteraard waardering uit voor de bijkomende financiering van het basisonderwijs. In een tijd van economische recessie blijft de investering in de vorming van de jongste kinderen van uitzonderlijk belang. Het ligt wel moeilijker dat het ontwerpdecreet tevens doelstellingen wil realiseren die niet in het regeerakkoord staan en dit ten laste van die doelstellingen die er wel in staan. Dat stellen VSKO en VVKBaO ook letterlijk in het protocol: • Het beschikbare budget volstaat niet om de omkadering van het kleuteronderwijs op gelijke hoogte van het lager onderwijs te brengen.
© VSKO / Maîtrise
april 2012
9
schap zijn er echter scholen die minder doelgroepleerlingen hebben. Ook zij hebben een correcte basisomkadering nodig. Die scholen hadden het al moeilijk met de te grote differentiatie in de toekenning van werkingsmiddelen op basis van leerlingenkenmerken (decreet 4 juli 2008). De extra inlevering op omkadering die voorliggend decreet voor diezelfde scholen tot gevolg heeft, kan niet de bedoeling geweest zijn van het regeerakkoord. Met dit aspect van het decreet kunnen VSKO en VVKBaO dan ook niet akkoord gaan.
© VSKO / Maîtrise
• Met voorgaand gegeven kan de tweede belangrijke doelstelling, met name de integratie van GOK, GOK+ en Rand&Taalmiddelen in de gewone omkadering, hooguit een technische ingreep zijn. De poging om voor dat aspect de bandbreedte toch te verhogen, kan de overheid enkel realiseren door het afromen van de oorspronkelijke omkadering van de scholen. Een doelstelling die op zich legitiem is – extra ondersteuning van scholen met veel kansarme leerlingen – wordt gerealiseerd zonder de nodige middelen. Daardoor ontstaat de indruk als zouden er basisscholen zijn die vandaag een te grote omkadering hebben. Het besef dat een aantal kleuterscholen - zonder aanwijsbare redenen lestijden verliezen, is moeilijk te vatten en gaat voor die scholen uiteraard niet samen met de belofte om het aantal kleuters per klas te verlagen. • Om de budgettaire ruimte nog te vergroten, vermindert de overheid ten dele de moge-
10
april 2012
lijkheid tot aparte telling voor vestigingsplaatsen. De rationalisatie van het onderwijslandschap is geen doelstelling van dit decreet. Het katholiek basisonderwijs vreest dat de gevolgen voor het onderwijslandschap onvoldoende zijn ingeschat. De maatregel heeft consequenties naar de leerlingenstromen, het opdoeken van vestigingsplaatsen en bijkomende investeringen in bestaande infrastructuur. Bovendien verdwijnt met een vestigingsplaats in een dorp een belangrijk – soms het enige – sociale weefsel. Vanuit hun christelijke overtuiging hebben VSKO en VVKBaO steeds de bijzondere zorg voor de zwaksten vooropgesteld. Een ruimere omkadering in functie van de leerlingenkenmerken stelt de scholen in staat om meer aandacht te schenken aan die kansarme leerlingen. In die zin hebben scholen met veel doelgroepleerlingen recht op bijkomende omkadering. Als afspiegeling van de plaatselijke gemeen-
Nog wijzigingen mogelijk? In dit artikel hebben we de contouren van het nieuwe decreet uitgetekend. De Vlaamse Regering heeft dit ontwerp goedgekeurd. Het ontwerp moet nu nog door het Vlaams Parlement worden gestemd. Dat maakt dat er in de bovenstaande beschrijving nog enkele wijzigingen mogelijk zijn. We gaan ervan uit dat pas na Pasen 2012 een definitieve versie zal voorliggen. Inmiddels zal VVKBaO in samenwerking met de diocesane diensten de schooldirecties en de schoolbesturen over dit belangrijk decreet meer gedetailleerde informatie bezorgen. We voorzien daarbij niet enkel een concrete toelichting bij het decreet. We bespreken ook een elektronisch werkblad waarmee elke school zelf haar basisomkadering kan berekenen. En we schetsen een visie over de wijze waarop basisscholen kunnen werken aan hun beleid rond gelijke kansen op basis van het nieuwe omkaderingsdecreet en het nieuwe inschrijvingsdecreet. Marc Van den Brande, Secretaris-generaal VVKBaO
BUITENGEWOON ONDERWIJS
rsv gaat op de eerste plaats over relaties met elkaar Relationele en Seksuele Vorming in het buitengewoon onderwijs
V
oor de jongere is Relationele en Seksuele Vorming (RSV) op school een topprioriteit, voor de school niet altijd. Schoolbestuur, leerkrachtenteam, ouders en leerlingen werken er samen aan. Dit gebeurt vakoverschrijdend. Aanspreekpunt voor vragen over RSV bij VVKBuO is stafmedewerker Karen De Wilde, orthopedagoge en binnenkort afgestudeerd als seksuologe. Zij werkt op beleidsniveau aan concrete vormingstrajecten voor schoolteams, bijvoorbeeld over de normale ontwikkeling, de impact van een handicap op de relationele en seksuele ontwikkeling van kinderen of over het reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Karen De Wilde werkt halftijds voor VVKBuO en halftijds voor het Vlaams Expertisecentrum voor Seksuele Gezondheid (SENSOA). De “Engagementsverklaring ter bescherming van de seksuele integriteit van de minderjarige in de jeugdhulp en kinderopvang” (zie pagina 6 in dit nummer) kwam tot stand in samenwerking met Child Focus en SENSOA, die het “Raamwerk seksualiteit en Beleid” hebben uitgewerkt. Het bundelt een modelvisie, concrete instrumenten en achtergrondinformatie: allerlei elementen die een schoolteam nodig heeft om rond dit belangrijke thema een nieuw beleid op te bouwen of een
bestaand beleid bij te schaven. Karen De Wilde vertaalt dit concreet in haar nascholingstrajecten met schoolteams. Een gesprek. Waar ligt het verschil met RSV in het gewoon onderwijs? Karen De Wilde: De seksuele ontwikkeling situeert zich op drie domeinen: lichamelijkheid; sekse en gender (plus seksuele oriëntatie); intimiteit en relatievorming. Op elk domein is er een impact van de beperking mogelijk. Om te beginnen hebben jongeren met een beperking dikwijls een “verminderd grensgevoel” dat kan voortvloeien uit hun beperking, omdat ze moeilijker grenzen begrijpen. Maar, het wordt voor een stuk ook aangeleerd. Ze worden vaak en door veel verschillende zorgverleners functioneel aangeraakt. Ze hebben ondersteuning nodig in heel wat situaties (bijvoorbeeld ook bij aanen uitkleden, bij toilet- en badkamerbezoek). Daardoor wennen zij aan fysieke aanrakingen en vervaagt de grens tussen wat ze wel en niet als aangenaam ervaren. Hun grensgevoel neemt af. In het ergste geval spreekt men van ont-eigening van het lichaam. Daarnaast vertonen ze een disharmonisch ontwikkelingsprofiel. Hun denken en hun
emotionele ontwikkeling lopen niet gelijk met de kalenderleeftijd. Toch is de kalenderleeftijd van belang, want van een zeventienjarige accepteert men geen peutergedrag. Tenslotte staan kinderen met een beperking voortdurend onder toezicht. Ze hebben minder of geen privacy, waardoor ze minder kunnen experimenteren. Wij pleiten ervoor dat ze – zoals ook andere kinderen doen – mogen experimenteren om te leren. Op school maken we een onderscheid tussen formele RSV en informele RSV. Formele RSV is gepland en voorbereid. Informele RSV krijgt vorm in de dagdagelijkse omgang en het reageren op situaties. Het overgrote deel van RSV gebeurt informeel, dagelijks in iedere les. Wat is de kijk op mannen en vrouwen? Hoe wordt er gereageerd op schunnige moppen of seksistische opmerkingen? Wordt er ingegaan op vragen of opmerkingen van leerlingen? Alle collega’s hebben verantwoordelijkheid op het vlak van informele RSV. In hun omgang met de leerlingen en met elkaar zijn alle leerkrachten, niet alleen de leerkracht biologie of godsdienst, verantwoordelijk voor de relationele en seksuele vorming van de leerling. RSV is vakoverschrijdend. Het is interessant om stil te staan bij de vraag wat we de leerlingen echt leren op het informele vlak. Hoe gaan we bijvoorbeeld om met weerbare reacties van leerlingen? Onderdrukken we die of grijpen we die aan als leermoment? Werken rond privacy, het ervaren van grenzen, het leren opkomen voor jezelf zijn vormen van RSV. Ook de reacties op incidenten en situaties die zich voordoen vormen belangrijke leermomenten voor de leerlingen. Dat proces loopt de hele schoolloopbaan door. Heeft het kindermisbruik in de Kerk veel veranderd? Karen De Wilde: Het thema seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik is al sinds de Dutrouxperiode een zorg voor scholen. Er is steeds meer vraag naar ondersteuning en begeleiding. Scholen zijn zich meer dan vroeger bewust van de problematiek
april 2012
11
en hebben angst (voor, bijvoorbeeld, de pers). Maar RSV gaat niet enkel over grensoverschrijdend gedrag. Wij werken met een beleidsmatrix waar kwaliteits-, preventie- en reactiebeleid op vier domeinen worden bekeken. Daardoor trekken wij RSV op school open. Per domein leggen we de nadruk op achtereenvolgens zorg en educatie, huisregels en accommodatie, deskundigheid en communicatie. Hoe staan ouders tegenover RSV? Karen De Wilde : Met ouderavonden hebben wij positieve ervaringen. Het grote verschil tussen ouder en leraar is hun “positie”. Ouder zijn van een kind is een lange termijn opdracht. Leerkracht zijn van een leerling is een korte termijnopdracht. De ouder staat er als vragende partij, de leerkracht als beroepskracht met expertise. Vaak is het voor de ouder niet evident om over dit onderwerp te beginnen. Het is dan ook beter (makkelijker voor de ouder) dat de leerkracht zelf het thema seksualiteit en relaties aansnijdt. Als ouders emotioneel worden, moeten ze erkenning krijgen voor hun gevoel. Dat is niet hetzelfde als gelijk krijgen! Een boze ouder uit zich en dat is het begin van de communicatie. Door de erkenning van het gevoel kan de leerkracht een opening creëren om met die ouder op weg te gaan. Hoe omgaan met verschillende culturele achtergronden? Karen De Wilde: Het element cultuur is belangrijk in de beleving van relaties en seksualiteit. Want seksualiteit heeft te maken met drie grote componenten: biologische, psychologische en sociaal-culturele factoren.
Verder houden we steeds de drie doelstellingen van RSV voor ogen: de ontwikkeling begeleiden en ondersteunen; de geldende waarden en normen aanleren en in laatste instantie werken aan risicopreventie. RSV gaat niet op de eerste plaats over het voorkomen van risico’s (dat zou een negatieve boodschap zijn), maar over ontwikkeling en relaties met elkaar. Wie ben ik? Wie zijn zij? Het leren van sociale vaardigheden komt vaak neer op het leren van relationele vaardigheden. Leerkrachten werken in de praktijk veel meer aan RSV dan ze zich realiseren. Ze zijn deskundig in het aanpassen van methodieken en materialen aan het niveau en de ontwikkelingsnoden van hun leerlingen. Er is ook steeds meer vraag naar informatie en materiaal. Tijdens de nascholingsmodules leert u het schoolteam werken met een vlaggensysteem? Karen De Wilde: Het Vlaggensysteem is ontwikkeld door Sensoa. Het is een systeem om pedagogisch te reageren op grensoverschrijdend gedrag en is vooral gefocust op de “pleger”, degene die over de grens gaat. Het is de bedoeling preventief te werken, om grensoverschrijdend gedrag te stoppen en dus om erger te voorkomen. Het systeem kan gebruikt worden op verschillende niveaus. Ten eerste om gedrag te leren inschatten en er op te leren reageren, maar leerkrachten kunnen er ook met de leerlingen mee werken. Elke vlag heeft een kleur: groen (het gedrag is OK), geel (licht grensoverschrijdend), rood (ernstig over de grens) en zwart (zeer ernstig). Daarbij worden zes criteria gehanteerd: met toestemming – niet onder (subtiele) dwang – tussen gelijkwaardige individuen – adequaat voor de leeftijd (volgens een normatieve lijst) – passend binnen de context (op school, thuis) – zelfrespecterend (psychologisch noch fysiek beschadigend). Het systeem gelooft in bijsturing en opvoedbaarheid. ‘De opleiding met dit Vlaggensysteem biedt leerkrachten buitengewoon onderwijs een houvast. Het materiaal bestaat onder meer uit een veertigtal tekeningen over in te schatten situaties. Het Vlaggensysteem is te situeren binnen een concreet reactie- en preventiebeleid. De leerkrachten, maar ook de ouders zijn er heel enthousiast over. Het systeem biedt een houvast om in moeilijke
situaties niet emotioneel, maar doordacht te reageren.’ ‘In het post-Dutroux tijdperk bestaat het gevaar dat men krampachtig reageert op situaties op school waar men niet meteen raad mee weet. RSV werkt ook aan sensibilisering en leert mensen genuanceerd spreken over. In het buitengewoon onderwijs wordt RSV als eens bekeken als de doos van Pandora: “dat brengt alleen storend gedrag mee”’. ‘Ten onrechte’, zegt Karen, ‘want kennis is macht’. ‘Hoe vroeger men met relationele en seksuele vorming begint, hoe langer jongeren wachten met seksueel contact. Kennis beschermt en vergroot de weerbaarheid. Uiteraard moet informatie aangeboden worden op het niveau van de leerlingen en op een manier die ze begrijpen. Om er over te kunnen praten moet de leerkracht “kunnen” (voelen ze zich competent?), “willen” (hun eigen grenzen respecteren) en “mogen” (is er een mandaat van de school? En van de leerlingen?).’ ‘De doelstelling is te streven naar een kwaliteitsbeleid op gebied van seksualiteit en relaties. Wat hebben leerlingen nodig om een kwaliteitsvolle beleving uit te bouwen? De meeste leerlingen dromen van een relatie met een vaste partner. Dat is wat zij het liefst willen. Het is de bedoeling hen te ondersteunen en samen met hen aan kwaliteit van relaties en seksualiteit te werken. Ook jongeren met een beperking hebben recht op relaties en op de nodige ondersteuning en begeleiding.’ ‘Om het thema seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag aan de man/vrouw te brengen’, verklaart Karen, ‘moeten begeleiders over de nodige competenties beschikken.’ ‘Tijdens vormingen hanteert men daarom het KAVES-model om alle aspecten van RSV te bestrijken: Kennis, Attitude, Vaardigheden, Emoties, Steun.’ ‘RSV’ , aldus nog Karen, ‘veronderstelt een continue werking op verschillende niveaus (kwaliteit, preventie en reactie) tegelijk.’ ‘Bovendien’, voegt zij er aan toe,’ is de concrete uitwerking van een beleid nooit echt af. Onze aanpak moet mee evolueren met nieuwe feiten in onze leefwereld: internet en cyberpesten, reality programma’s, tienerzwangerschappen, … . Eén en ander moet regelmatig worden bijgewerkt. De visie achter het “Raamwerk Seksualiteit en Beleid” biedt daarbij houvast.’ Interview: Willy Bombeek Redactie: Rita Herdies
12
april 2012
SECUNDAIR ONDERWIJS
‘algemene’ vorming in het secundair onderwijs Een tekort aan vorming ?
O
nlangs luidden professoren uit verschillende faculteiten van de Leuvense universiteit de alarmbel.1 Zij constateerden dat vele leerlingen in het secundair onderwijs niet algemeen genoeg gevormd werden om te kunnen slagen in het hoger onderwijs. Daarom maakten zij plannen om in de bacheloropleidingen verbredende vakken te voorzien. Ze waren er zich van bewust dat zij op deze manier in de plaats van de secundaire scholen treden. Uit diverse sectoren van het arbeidsveld komen analoge signalen. Leerlingen die afstuderen zijn vaak ‘technisch’ prima gevormd maar missen algemene basisvaardigheden en attitudes om op langere termijn te functioneren in wisselende werkvelden. De (her)waardering van algemene vorming in het toekomstig secundair onderwijs is dan ook voor zeer diverse groepen van leerlingen belangrijk. Zowel het hoger onderwijs als het arbeidsveld vragen er om.
De (her)waardering van algemene vorming in het toekomstig secundair onderwijs is dan ook voor zeer diverse groepen van leerlingen belangrijk. Zowel het hoger onderwijs als het arbeidsveld vragen er om.
In twee stappen doen we een poging om deze algemene vorming de plaats te geven die haar toekomt. In een eerste artikel ontwikkelen wij een visie op algemene vorming binnen het toekomstig secundair onderwijs. In een tweede artikel concretiseren wij deze visie voor de eerste graad en voor de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs.
Een definitie In een recente visietekst definieerde de Vlaamse Onderwijsraad2 algemene vorming op deze manier: ‘Algemene vorming is de ontwikkeling van kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen die bijdragen tot de persoonlijke ontwikkeling van elk individu en laat hem toe om autonoom en interactief in de samenleving te functioneren. Zij omvat de overdracht van kennis en waarden tussen generaties en overstijgt kritisch de momentane belangen van de samenleving.’ We ‘zoomen’ in op twee elementen van deze definitie. Een eerste is het intergenerationele aspect van vorming. Vorming ontstaat wanneer een generatie ervoor kiest om aan een volgende generatie kennis en waarden door te geven. De term ‘waarden’ duidt erop dat deze overdracht geen neutraal proces is. Vorming heeft te maken met het doorgeven van wat wij in een maatschappij waardevol vinden en wat wij onze kinderen niet willen onthouden. Een tweede element dat in de definitie vervat zit is de complexe verhouding tussen algemene vorming en de samenleving. Aan de éne kant heeft vorming als doel om jongeren klaar te maken om autonoom en actief te functioneren in de samenleving. Daartegenover staat dat niet uitsluitend het belang van de samenleving de inhoud van die vorming kan bepalen. Algemene vorming moet leerlingen ook wapenen om het hier en nu in vraag te stellen. Leerlingen kunnen slechts begrijpen wat in onze samenleving op politiek, cultureel en economisch vlak aan de orde is door diezelfde samenleving te bekijken vanuit een breder kader.
De eenzijdigheid van een functionalistisch ‘discours’ Dit laatste element van de definitie staat ver af van de manier waarop velen in onze maatschappij over vorming denken. Vorming wordt veelal belangrijk geacht in functie van maatschappelijk profijt. Het doel van vorming is dan het genereren van kapitaal voor arbeidsproces en economie. De school wordt op deze manier ‘vermaatschappelijkt’: haar agenda wordt ondergeschikt gemaakt aan politieke en economische belangen. Met dit functionalistisch discours correspondeert ook een visie op leerlingen. De leerling wordt beschouwd als een individu dat klaargestoomd wordt om optimaal te functioneren, te presteren en te concurreren. Vorming staat op deze manier in functie van de vervolmaking van een individuele leerling. De school en het onderwijs moeten er voor zorgen dat een leerling kansen krijgt. Het is dan aan hem om deze kansen te grijpen of niet te grijpen. Zij die op deze manier over vorming spreken hebben maar weinig oog voor de ‘gehele’ persoon van de leerling in zijn kwetsbaarheid en beperktheid. Hoewel de voorstanders van het zojuist beschreven discours ongetwijfeld zullen beweren dat zij de leerlingen centraal stellen, reduceren ze hen tot ‘human resources’ die naar believen kunnen worden ingezet in het onderwijsgebeuren. Onderliggende gedachte is dat scholen er voor moeten zorgen dat elke leerling in de juiste lade terecht komt door correct te oriënteren, te differentiëren en te remediëren. De leerling wordt zo beschouwd als het ruwe materiaal dat door het onderwijs naar believen gekneed kan worden. Doel van het onderwijs is dan ook de socialisatie van elke leerling en niet langer de vorming van de leerling als persoon. Moyaert en Pollefeyt verwoorden dit als volgt:
april 2012
13
”Het onderwijs als socialiserend gebeuren vindt zijn ideaal in het maken van de leerlingen tot perfecte ‘Bob de Bouwers’. Ze stellen geen moeilijke vragen, maar handelen, doen, bouwen. De nadruk ligt op presteren … De pedagogiek van Bob de Bouwer stelt de noodzaak van een algemene en brede vorming in vraag en vraagt een basisvorming die voor alle leerlingen dezelfde is, ongeacht hun particulariteit, hun talenten, hun dromen en hun idealen.”3
De innoverende kracht van de eigen traditie. Tegenover deze ‘functionalistische’ benadering van vorming, willen wij een visie op vorming ontwikkelen die algemeen en breed is. Dit doen we in dialoog met de eigen identiteit en traditie en in dialoog met de samenleving rondom ons. Om dit te doen maken we gebruik van een kader dat ontwikkeld werd binnen de EUNEC - conferentie over algemene vorming4. Het denken van Johannes Comenius inspireerde de Europese onderwijsraden om algemene vorming kritisch te bekijken. Comenius beweerde immers dat vorming alleen maar algemeen kan zijn als drie vragen een positief antwoord krijgen: Is vorming er voor allen (omnes)? Is vorming gericht op alles (omnia)? Is vorming gericht op het geheel (omnino)? Deze vragen confronteren we met de eigen ‘ katholieke’ vormingstraditie. Dat we deze traditie als uitgangspunt nemen houdt allerminst een ongenuanceerde terugkeer naar vroeger in. Zo’n terugkeer is niet meer mogelijk en niet meer wenselijk. Het gaat dus niet om een cultuurkritisch geweeklaag of om een roep naar terugkeer van vroegere katholieke kaders. Het gaat wel om een verfrissend zoeken naar inspirerende ideeën uit het verleden die nog relevant kunnen zijn binnen de volkomen geseculariseerde samenleving van vandaag. Deze ‘vergeten’ ideeën kunnen weer actueel en nieuw ogen. Door de traditie als het ware opnieuw uit te vinden en te ‘recontextualiseren’ wordt het oude mogelijk een bron van een nieuw fundament. De vragen van Comenius zijn hierbij het ijkpunt.
Is algemene vorming er voor alle leerlingen ? Een katholieke school kan niet anders dan deze vraag met een volmondig ‘ja’ te beantwoorden. In de opdrachtverklaring van de katholieke school in Vlaanderen staat dat
14
april 2012
onderwijs gericht is op de begeleiding van alle kinderen en jongeren. Dit affirmatieve antwoord heeft concrete gevolgen voor de manier waarop algemene vorming in het secundair onderwijs wordt ingericht. Binnen de secundaire scholen studeren leerlingen met verschillende mogelijkheden en talenten. Het is essentieel dat al deze leerlingen gelijk respect en gelijke waardering krijgen. Maar deze gelijke waardering leidt niet tot een ongenuanceerde gelijkheid in doelen en methode van vorming.
Vorming kan letterlijk bezielen. Vanuit de breedte van hun vorming vinden leerlingen vaak de inspiratie om zin aan hun leren en leven te geven. Vorming ondersteunt hen om later belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheden op te nemen.
Integendeel: algemene vorming moet zo worden aangeboden dat elke leerling voldoende aan bod komt. Dit wil zeggen dat we moeten rekening houden met talenten, mogelijkheden maar ook met beperkingen van leerlingen. Voor leerlingen die eerder doeners zijn is algemene vorming even belangrijk als voor leerlingen die leren vanuit het ‘abstracte’. Daarom juist zal deze vorming voor de twee groepen op verschillende manieren worden aangeboden. De katholieke school stelt zich actief open voor al wie in onze maatschappij, op welke manier ook, kansarm is. Het evangelie roept ons zeer expliciet op om aandacht te hebben voor diegenen die Jezus ‘De minsten van de mijnen’ noemt. Zonder hen te willen stigmatiseren, brengt dit ons bij die leerlingen die nu de eindstreep van het secundair onderwijs niet halen en het vaak moeilijk hebben om zich staande te houden in onze veeleisende samenleving. Voor de toekomst willen we trachten al die leerlingen ‘duurzaam’ geletterd te maken. Het volstaat niet dat ze op korte termijn ‘zelfredzaam’ binnen de maatschappij worden. We leggen de lat hoger dan louter functionele geletterdheid. Wij willen elke leerling in staat stellen om levenslang te leren en hierbij zelf motor te zijn van de eigen ontwikkeling.
Is algemene vorming gericht op alles ? Op de vraag waarover algemene vorming moet gaan zou het laconieke antwoord kunnen zijn: ‘over alles’. Vanzelfsprekend moet dit antwoord onmiddellijk worden gerelativeerd door het in zijn juiste context te plaatsen. Het Renaissance ideaal van de universeel gevormde mens is al lang onbereikbaar binnen onze gefragmenteerde wereld. Het zou van weinig realisme getuigen dit letterlijk te ambiëren. Vorming binnen secundair onderwijs kent vanzelfsprekend limieten. Secundair onderwijs beslaat ook maar één periode in het levenslange leren. Toch is de breedheid van de vorming van fundamenteel belang binnen onze missie. Leerinhouden, vaardigheden en attitudes moeten gericht zijn op een brede en diepgaande verkenning van alle aspecten van de werkelijkheid. Als we zeggen dat vorming over alles moet gaan, bedoelen we dus niet dat elke leerling alles moeten kennen maar wel dat elke leerling zo breed mogelijk gevormd moet worden. Het stimuleren van een veelzijdige belangstelling binnen een breed scala aan vormingscomponenten is ook van groot maatschappelijk belang. Het behoedt leerlingen als burgers van de toekomstige wereld om al te eenzijdig te denken en te handelen. Deze gedachte vinden wij ook terug in de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs. De mensvisie die hier doorklinkt staat haaks op elk ééndimensionaal mens- en wereldbeeld. Dit brede vormingsconcept moet ons alert maken voor een ‘gerichte’ invulling van vorming vanuit een eenzijdige visie. In ons onderwijs werden er onder het mom van ‘brede’ vorming wel eens ‘smalle’ keuzes gemaakt. De ‘vergeten componenten’ van algemene vorming moeten in het toekomstig secundair onderwijs geherwaardeerd worden. Zo werd de ‘muzische’ component van vorming binnen het secundair onderwijs vaak stiefmoederlijk behandeld. De laatste jaren wordt ook terecht het belang van techniek binnen algemene vorming sterker benadrukt. Maar evenzeer zal algemene vorming veel meer dan vroeger een interculturele component moeten bezitten.
Is algemene vorming gericht op een geheel ? Het geheel van de vorming is meer dan de som van haar delen. Wil algemene vorming écht algemeen zijn dan vertrekt zij van een totaalvisie. Algemene vorming houdt dan ook
een visie op de mens in, een visie op cultuur en maatschappij en een visie die gedragen wordt door zin en levensbeschouwing.
Mens Vorming is meer dan een streven naar zelfrealisatie van individuele leerlingen. Binnen de katholieke pedagogische visie ligt een sterke nadruk op het relationele. Vorming is een proces waarin een leerling zichzelf wordt dank zij andere leerlingen en in de maatschappij. De leerling wordt hier gevormd als mens door als medemens gevormd te worden. In de opdrachtverklaring lezen we dat de school de nadruk legt op een pedagogische benadering van het kind en de jonge mens. Algemene vorming mikt dus op de vorming van een ‘hele’ mens. Voor de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs is dan ook de ontplooiing van hoofd, hart en handen van de leerling van groot belang. Maar vorming mag nog ambitieuzer zijn dan dat. Vorming kan zich ook richten naar de ‘ziel’ van de leerling. Vorming kan letterlijk bezielen. Vanuit de breedte van hun vorming vinden leerlingen vaak de inspiratie om zin aan hun leren en leven te geven. Vorming ondersteunt hen om later belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheden op te nemen.
8 mei - ICC Gent
Cultuur en maatschappij
Zingeving en religie
Dat vorming gericht is op een geheel betekent ook dat vorming een maatschappelijke en culturele dimensie bezit.
Algemene vorming mikt niet op perfect gesocialiseerde leerlingen, maar wel op leerlingen die in staat zijn om constructief en innoverend hun eigen leefwereld te bevragen. Dat kunnen ze alleen maar doen vanuit een diepe zin voor humaniteit en vanuit een verbondenheid met de oude en nieuwe ‘religieuze’ verhalen die voor hen alternatieve werelden openen en die hun leven oriëntatie en zin kunnen verlenen.
Hannah Arendt schreef: ‘Education is the point at which we decide whether we love the world enough to assume responsibility for it.’5 Vorming heeft in essentie te maken met een overdracht van cultuur naar de volgende generaties die door liefde geïnspireerd is. Een volwassen omgaan met cultuur en traditie leidt ertoe dat beide voortdurend worden getransformeerd. Zo kan vorming er bijvoorbeeld mee voor zorgen dat een cultuur verandert onder invloed van andere culturen. Vanuit joods- christelijk perspectief is deze duurzame culturele overdracht nooit waardevrij of zinledig. Indien dat wel zo zou zijn, dreigen uitholling en vervlakking. Vorming vertrekt altijd al vanuit een ‘liefdevolle’ keuze voor de wereld en voor waarden. De betekenis van vorming wordt dan ook bepaald door het uiteindelijke doel ervan. Vormen en gevormd worden is ‘au fond’ meewerken aan het tot stand komen van een betere en duurzame wereld, aan een wereld waarin iedereen tot zijn recht kan komen. Vorming heeft dan ook een sterk ethische dimensie.
Op die manier is vorming binnen de katholieke school ook altijd verbonden met het religieuze en het transcendente. Vorming die gericht is op ‘het geheel’ draagt immers een overstijgend en ‘utopisch’ element in zich. Ze houdt een keuze in om zich te richten op het ‘nog niet’. Die keuze stoelt op de hoop op een toekomst die beter zal zijn dan nu. Deze hoop vindt oorsprong en bestemming in een Bijbels geloof. ‘ Ik zie een nieuwe Hemel en een nieuwe Aarde’ lezen we in het laatste boek van de Bijbel. Het uiteindelijke doel van vorming is de vervulling van dit visioen. Carl Snoecx Coördinatie studiegebieden niet-nijverheidsonderwijs
VVKSO-Visiedag Toekomst SO inKLEUREN
Op dinsdag 8 mei organiseert het VVKSO onder de titel Toekomst SO inKLEUREN een Visiedag over de principes die het Verbond momenteel in de verschillende diensten, werkgroepen en overlegorganen ontwikkelt voor de toekomst van ons secundair onderwijs. Plaats van het gebeuren is het ICC te Gent. In de loop van het tweede trimester gaan we door met de bespreking van de verschillende aspecten in CODIS en in andere fora. Het VVKSO bezoekt momenteel ook een aantal scholengemeenschappen om een stand van zaken in dit complexe dossier te brengen en de ideeën verder af te toetsen met coördinerend directeurs, directeurs en bestuurders. Na 8 mei wordt er, in samenwerking met VIMKO, op 2 plaatsen een avondvergadering voor bestuurders georganiseerd waar de principes van de visie op Toekomst SO door het VVKSO toegelicht worden. De data en locaties van deze vergaderingen zullen later meegedeeld worden via Flits en het communicatieplatform voor besturen vimko.vsko.be
1 METAFORUM LEUVEN, Hervormingen in het secundair onderwijs. Visietekst voorgesteld op het symposium van 20 januari 2012. 2 VLOR, Visie over de algemene vorming in het secundair onderwijs, 12/01/2012. 3 MOYAERT, M. EN POLLEFEYT, D., De pedagogie tussen maakbaarheid en verbeelding, Ethische perspectieven 14, 2004, p. 87-93. 4 EUNEC is het netwerk van Europese onderwijsraden dat zich boog over dit thema. Tijdens een seminarie in Boedapest in mei 2011 werd naar een hedendaagse invulling van Bildung gezocht. Zie meer bepaald de bijdrage van VAN CROMBRUGGE, H., Who is afraid of Bildung ?, Eunec-conference, Boedapest, 2011. 5 ARENDT, H., ‘The crisis in education’ in Between Past and Future, 1958.
april 2012
15
het katholiek onderwijs rouwt!
Persbericht 14 maart 2012 Het VSKO en VVKBaO drukken hun diep christelijk medeleven uit aan de slachtoffers van het busongeluk in Zwitserland: de kinderen, leerkrachten, begeleiders, hun ouders, familieleden en vrienden. Ze bieden de betrokken directies en scholen alle steun aan.
Wij hebben persoonlijk ons medeleven en onze steun aan de schoolgemeenschap betuigd. Ons medeleven gaat ook naar de getroffen families van de basisschool ‘t Stekske te Lommel en de schoolgemeenschap.
De Sint-Lambertusschool Heverlee heeft een digitaal rouwregister: zie hiervoor de website http://www.sintlambertusschool.be/
Marc Van den Brande Secretaris-generaal VVKBaO
Mieke Van Hecke Directeur-generaal VSKO
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
SOCIALE STAGE IN HET TECHNOLOGISCH INSTITUUT VILVOORDE Een succeservaring voor leerlingen BSO uit de afdelingen Auto, Houtbewerking Elektrische installaties en Lassen-constructie van TechnOV tehuizen, instellingen voor personen met mentale beperkingen, de Kringwinkel, een sociaal restaurant, een centrum voor (minderjarige) asielzoekers, een tewerkstellingsproject voor langdurig werklozen, Poverello in Brussel, toonden zich bereid telkens twee leerlingen gedurende twee dagen een sociale stage te laten lopen.
Een goede voorbereiding Opdat leerlingen zich structureel voorbereiden, maakten we een stageschriftje met daarin concrete opdrachten. De leerlingen zoeken via het internet informatie op over de organisatie waar ze naar toe gaan: het doelpubliek, de locatie, het telefoonnummer, het e-mailadres, … en hoe ze er met openbaar vervoer op tijd kunnen geraken
Sociale stage als zinvol alternatief De leerlingen in het BSO kennen in onze school geen proefwerkperiode aangezien we met permanente evaluatie werken. Dit betekent dat de lessen voor Kerstmis, voor Pasen en het einde van het schooljaar eigenlijk doorlopen tot de dagen dat we de klassenraden organiseren. De leerlingen vinden examens niet prettig, maar een lange lesperiode evenmin. We gingen daarom drie jaar geleden op zoek naar zinvolle alternatieven. Voor ieder jaar werd een activiteit gevonden. We stelden onze leerlingen van het vijfde jaar voor een ‘sociale stage’ te lopen. Tijdens de sociale stage leren de leerlingen: • solliciteren en een CV opstellen; • zich in een niet-vertrouwde en niet-competitieve werkomgeving begeven; • zich inzetten voor anderen die het misschien minder goed hebben; • wat ze hebben geleerd en ervaren aan de hand van een powerpoint voor een ‘jury’ voorstellen.
Verschillende rust- en verzorgingstehuizen, instellingen voor personen met mentale beperkingen, de Kringwinkel, een sociaal restaurant, een centrum voor (minderjarige) asielzoekers, een tewerkstellingsproject voor langdurig werklozen, Poverello in Brussel, toonden zich bereid telkens twee leerlingen gedurende twee dagen een sociale stage te laten lopen. Enthousiaste non-profitorganisaties Eén van onze meest enthousiaste leerkrachten kende vanuit zijn persoonlijk engagement in de regio diverse non-profitorganisaties. In een eerste contact peilde hij bij hen naar de mogelijkheden en bereidheid tot het ontvangen van leerlingen voor een sociale stage. Bijna onmiddellijk vond hij meer dan 10 organisaties die hun medewerking toezegden. Verschillende rust- en verzorgings-
Ze vullen met de pc een stageovereenkomst in en nemen aan de hand van vragen het stagereglement grondig door. Vervolgens nemen ze zelf contact op met een verantwoordelijke van de organisatie. Ze informeren naar de werkuren, de kledij, het meebrengen van een lunchpakket, het maken van foto’s en maken een afspraak om hun stageovereenkomst te tekenen. De leerlingen gaan in duo’s omdat dit vaak een eerste kennismaking met de werkvloer is. Er gaat een groep vóór de kerstvakantie, de andere gaat vóór de paasvakantie op sociale stage.
april 2012
17
De tweedaagse stage Tijdens de stage op maandag en dinsdag maken de leerlingen enkele korte aantekeningen in hun stageschrift over de bewoners, hun collega’s op het werk, leuke, minder leuke, verrassende ervaringen. Indien dit mogelijk is, maken ze foto’s. Ze vullen een zelfevaluatieformulier in. De notities vormen de basis voor een powerpointpresentatie die ze op woensdag in de voormiddag voor een ‘jury’ brengen. De stagecoördinator belt op maandagochtend naar alle organisaties en vraagt of de leerlingen op tijd aanwezig waren. Dinsdag worden de leraars, die lesvrij komen, ingeschakeld om stagebezoeken te brengen. Ze nodigen de stagementor voor de voorstelling op woensdag expliciet uit.
Één van de leerlingen ging zelfs tijdens de aansluitende vakantie nog extra dagen als vrijwilliger bij Poverello werken.
18
april 2012
Enthousiaste leerlingen vertellen hun ervaringen Het tonen van de presentaties start op woensdag pas het tweede lesuur. Vanaf 8.00 uur krijgen de leerlingen echter de gelegenheid in het multimedialokaal hun voorstelling te verfijnen, op taal na te kijken, nog foto’s in te brengen en samen te oefenen. Ook al is het geen verplichting om vroeger op school te zijn, toch stellen we vast dat zelfs de hardnekkigste te laatkomers die dag de kans te baat nemen en nog aan de voorstelling werken. Voor de meeste leerlingen is de voorstelling een ‘stressmoment’. Als ze eenmaal aan het vertellen zijn, daalt de spanning en stijgt het enthousiasme. Een leerling vertelde hoe hij voor het eerst in zijn leven een kerstboom versierde, wat het betekent om met demente ouderen om te gaan, welke spelletjes zij met de jonge mentaal gehandicapten hadden gedaan. Een andere was enthousiast over de truc met het witloof die hij had geleerd, de goede verstandhouding met de collega’s op het werk, maar was wel verbaasd over het harde werk in een restaurant. Één van de leerlingen ging zelfs tijdens de aansluitende vakantie nog extra dagen als vrijwilliger bij
Poverello werken. Twee leerlingen hadden net de busverbinding ’s morgens gemist en gingen een zevental kilometer te voet naar de stageplaats. De foto’s spreken meestal boekdelen: blije leerlingen, leuke activiteiten, nieuwe ervaringen.
Zichtbare resultaten voor iedereen Voor de voorstelling is de jury samengesteld uit de stagecoördinator, leerkracht PAV, godsdienst en praktijkvakken. Soms is er een stagementor aanwezig, maar we beseffen dat het geen evidentie is. Ieder jurylid geeft aparte cijfers voor taal, presentatie, duurtijd, … Nadien wordt naar een consensus gestreefd. De leerlingen krijgen van het juryteam individuele feedback. Aanvankelijk was het de bedoeling om de stageresultaten in verschillende vakken onder te brengen op het rapport: stageschrift en taalgebruik in PAV, werkhouding en beoordeling door de stagementor in het praktijkvak, presentatie en engagement in godsdienst. Intussen zijn we daarvan afgestapt en voorzien we op het rapport een extra luikje ‘sociale stage’. Daarmee wordt het belang van
de stage in zijn geheel duidelijk en krijgen de deelaspecten een waardige plaats. Na afloop van de stage schrijven de leerlingen een kaartje met dank en stellen ze hun CV op. Daarmee kunnen de leerlingen van de opleiding Auto, die voor de paasvakantie een week dieselstage in een garage lopen, hun sollicitatie in het stagebedrijf of een vakantiejob stofferen. In de Kringwinkel was de mentor zo tevreden dat reeds na de eerste sociale stage leerlingen van elektrische installaties er een reguliere stage konden lopen. Iets tragere leerlingen of daar waar er nog moet worden geschaafd aan de attitudes, krijgen daar een zeer goede begeleiding als voorbereiding op de ‘echte’ arbeidsmarkt. Drie jaar na elkaar werd bij aanvang van de stage of aan het einde ervan een kort persbericht verspreid. De lokale pers reageert daar iedere keer met veel belangstelling op.
Leerproces voor het hele team
De informatiesessie Tijdens een informatiesessie worden de leerlingen ingelicht over: • de doelen; • het belang van de stageovereenkomst; • het stagereglement; • wat er moet gebeuren vóór, tijdens en na de stage; • onze verwachtingen van leerlingen die buiten de school leren; • de evaluatie van deze stage; • de organisaties die zich hebben geëngageerd.
Webpagina sociale stage Tijdens een sociale stage zetten leerlingen zich belangeloos in voor kansarme doelgroepen, waarmee ze anders niet in contact komen. De nieuwe webpagina van het VSKO geeft niet alleen antwoorden op vragen van scholen die sociale stage willen opstarten, of er al mee bezig zijn, maar ook op vragen van scholen die nog niet weten wat sociale stage inhoudt. De informatie verwijst naar bestaande initiatieven in Vlaanderen en naar voorbeelden van ‘maatschappelijke stage’ in Nederland. Het VSKO wil dergelijke initiatieven verder ondersteunen en is geïnteresseerd in nieuwe projecten of praktische voorbeelden.
Als team hebben we in de voorbije drie jaren veel geleerd uit deze stages. We kunnen stellen dat onze leerlingen, ook buiten de opleiding waarvoor ze gekozen hebben, graag leren. Ze kunnen zich, ondanks hun ruwe bolster, onbaatzuchtig voor anderen inzetten en zijn fier op hun ervaringen, waar ze naderhand nog vaak op terugkomen. We stellen eveneens vast dat de stagegevers een zeer divers takenpakket aan de leerlingen kunnen geven. Ze geven de leerlingen veel kansen om samen met ons de arbeidsmarktgerichte attitudes bij te brengen. Zij zijn zeer tevreden over de inspanningen van deze leerlingen. Ons lerarenteam heeft ervaren dat het geven van informatie belangrijk is voor de leerlingen; het stelt hen gerust. Een begeleide structurele voorbereiding geeft de leerlingen een grotere garantie op succes. Bovendien is gebleken dat een strikte opvolging van het administratieve luik (overeenkomst en schrift) noodzakelijk is en dat de positieve resultaten goed zichtbaar moeten zijn. Rita De Clerck
Contactadres:
[email protected]
www.vsko.be > Diensten > Vakoverschrijdende thema’s > sociale stage
april 2012
19
38 HET NIEUWS UIT UW STREEK
zaterdag 24 december 2011 het nieuwsblad weekend
[email protected]
Leerlingen ruilen draaibank voor rustoord Voor het derde jaar op rij gingen leerlingen van het vijfde jaar BSO TechnOV twee dagen op sociale stage. Volledig belangeloos zetten zij zich in voor anderen: personen met een beperking, ouderen en minder begoeden.
Sociale stage bereidt voor op leven na de school
Koen Merens VILVOORDE – Tien leerlingen van het vijfde jaar Auto en Lassen/Constructie trokken naar rusthuizen in Meise en Grimbergen en het sociaal restaurant Mikstorant in Vilvoorde. ‘Organisaties uit de welzijnssector staan open voor dergelijke initiatieven’, zegt directeur Rita De Clerck. ‘Voor de leerlingen is dit een belangrijke ervaring. Ze leren zich aanbieden op een stage plaats, functioneren in een onbekende omgeving, leren andere mensen kennen en waarderen, ontdekken andere interesses en talenten en respecteren andere werkuren. Ook al loopt het jaar van de vrijwilliger op zijn einde , toch rekenen we er als TechnOVteam op dat onze leerlingen zich enthousiast voor anderen blijven inzetten, na deze rijke ervaring.’
Andere wereld Godsdienstleraar Wouter Kestens begeleidde de jongeren. ‘Voor de leerlingen is dit een voorbereiding op het leven na de school. Je leert hen sollici teren en nog veel meer wat
20
Yassine en Luca bij de bewoners van rusthuis Oase.
noodzakelijk is om je op de arbeidsmarkt te profileren. Bovendien gaat er voor hen een andere wereld dan het atelier open.’
broodjes smeerden en een wandelingetje maakten, zijn we van mening veranderd. We hebben nu zelfs gevraagd om er een vakantiejob uit te oefenen.’
Ook Yassine Nassiri klinkt enthousiast over zijn stage in rusthuis De Oase in Meise. ‘Ik speelde bingo met de mensen. Anderen leerden Ward Van Obbergem me zingen. Ik heb zeker iets van Het was soms confronterend hen geleerd. Dit is een ervaring die me altijd zal bijblijven.’ niet zo leuk zou zijn. Maar, nadat we in het rusthuis twee Ward Van Obbergem en Neal dagen met de bewoners Verstraeten gingen op bezoek praatten en lachten, hun bij de dementerende bewoners Luca Carmelo en Stefanie Berbel-Santiago: ‘Voor we eraan begonnen, dachten we dat het
april 2012
Foto: kms
van het Heilig Hart in Grimber gen: ‘Heel confronterend. In het begin voel je je wat onwennig. Maar achteraf bekeken staken we er toch heel wat van op.’ Soufyan Ouahabi en David Van Schoor draaiden mee in de keuken en zaal van het sociaal restaurant Mikstorant. ‘We hebben kunnen ervaren hoe zwaar dit beroep toch is en hebben respect voor de mensen die dit dagelijks doen’, stellen beiden. Uit: Het Nieuwsblad Weekend, zaterdag 24 december 2011 Foto: kms
SCHOOLBESTUREN
takenpakket en taakverdeling in een bestuur
B
esturen worden geconfronteerd met een evolutie naar een meer divers, complex en omvangrijk takenpakket. Elk team bestuurders maakt afspraken over de manier waarop ze de taken zo goed als mogelijk verdelen onder elkaar. We kijken mee over de schouders van enkele bestuursleden hoe de taakverdeling verloopt in hun bestuur en hoe een reflectie over de inhoud van de taken kan bijdragen tot beter besturen. Hoe realiseert u in uw bestuur de verdeling van de bestuurstaken? Jos Vanden Boer (De Speling Lommel vzw) Wij werken met een jaarlijks actieplan waarbij voor de verschillende beleidsdomeinen, de doelstellingen, de termijnen en de verantwoordelijke bestuursleden worden aangeduid. De verantwoordelijke bestuursleden vormen een team met een champion die de eindverantwoordelijkheid heeft. Om een voorbeeld te geven: we plannen een netwerk evenement rond het pedagogisch project. Een team van drie mensen werkt dit plan uit en rapporteert maandelijks aan het schoolbestuur. Mia Boonen (Heilig Hartschool Zusters Maricolen vzw, Dendermonde) Het opnemen van een bestuurstaak gebeurt meestal spontaan, al naar gelang de inhoud, de omvang en de ervaring ermee. Tussentijds worden de collega-bestuursleden via telefoon of e-mail op de hoogte gehouden van de vorderingen, resultaten of bevindingen. Indien het nodig blijkt, doen we een beroep op een externe deskundige. Chris Keymeulen (Vrij Katholiek Onderwijs Regio Ronse vzw) Onze raad van bestuur houdt jaarlijks een achttal zittingen. De zittingen worden gekenmerkt door een grote openheid en bereidheid om te dialogeren. Alle leden kunnen zich een globaal beeld vormen van de problemen die zich stellen en de aanpak die voorgesteld wordt. Zonder expert te zijn in alle beleidsdomeinen beslist elke bestuurder mee. Voor elk beleidsdomein (pedagogischdidactisch beleid , financieel beleid, materieel beleid (bouwdossiers), geschillen, juri-
dische aangelegenheden) zijn permanente commissies gevormd die elk hun beleidsdomein opvolgen, er verslag over uitbrengen en mandaat kunnen krijgen om deelproblematieken verder af te handelen. Voor elke school is één bestuurslid als referent aangeduid. Deze bestuurder fungeert als ‘gobetween’ tussen het bestuur en de betrokken school. Bovendien wordt de samenwerking met de scholen nog bevorderd door de mogelijke aanwezigheid van de (coördinerende) directeur tijdens (een gedeelte van) de zitting van de raad van bestuur. Rudy Weyne (Vrij Katholiek Basisonderwijs Bredene vzw) Er bestaat reeds een zekere taakverdeling, maar die moet verder ontwikkeld worden. We hebben een meester in de rechten in ons midden, die helder en scherp optreedt bij juridische aangelegenheden. Er is een vaste verslaggever-secretaris. We zoeken nieuwe bestuursleden ter vervanging van onze boekhouder en om het bestuur te vertegenwoordigen op de vergaderingen van het lokaal onderhandelingscomité die in iedere school nog afzonderlijk gehouden worden. Onder de taakverdeling valt ook de afvaardiging voor de scholengemeenschap: het comité van afgevaardigden van de schoolbesturen, het onderhandelingscomité en de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap. De opvolging van de directies gebeurt door de raad van bestuur en wordt soms aangevoeld als een echte opgave. Een niet te onderschatten moeilijkheid is dat het takenpakket steeds zwaarder weegt. In een schoolbestuur zetelen, vraagt meer en meer professionele vaardigheden die het vrijwillige engagement soms ver te boven gaan.
André Uytterhoeven (vzw Katholiek Onderwijs De Pelgrim Mechelen) De taakverdeling start eigenlijk reeds bij de keuze van de bestuurders en de vooraf gemaakte afspraken. Nagenoeg elk jaar wordt de werking en de samenstelling van de raad van bestuur geëvalueerd. Dit leidt tot het bepalen van een profielomschrijving voor eventuele nieuwe bestuurders. In een gesprek wordt voor de nieuwe kandidaat reeds duidelijk wat de verwachtingen zijn. De verdeling van de bestuurstaken is dus in belangrijke mate een onmiddellijk gevolg van deze afgesproken procedure. Een ander aandachtspunt is de tijd die de bestuursleden aan hun taak willen en kunnen besteden. Meest aangewezen is dat elke bestuurder hierover duidelijk communiceert, zodat misverstanden kunnen vermeden worden. Werkende bestuursleden volgen altijd de bestuursvergaderingen en naargelang hun beschikbare tijd leveren ze al dan niet een bijdrage aan een werkgroep. De advocaat in ons bestuur bijvoorbeeld is via e-mail steeds voor een juridisch onderwerp te bereiken, maar is te drukbezet om zich te engageren voor een werkgroep. Hoe zorgt uw bestuur voor de terugkoppeling van informatie die bestudeerd werd door een deskundig bestuurslid of een werkgroep/commissie? Hoe verloopt daarna de besluitvorming? Mia Boonen (Heilig Hartschool Zusters Maricolen vzw, Dendermonde) De bevindingen worden ten gronde besproken tijdens de volgende bestuursvergadering die om de vier à zes weken wordt georganiseerd en waarbij ook de directeur aanwezig is. Beslissingen worden genomen in onderling overleg. De besluitvorming kan ook gebeuren na bespreking in een algemene vergadering. Rudy Weyne (Vrij Katholiek Basisonderwijs Bredene vzw) De terugkoppeling gebeurt eerst naar de raad van bestuur, waar - indien mogelijk - reeds een beslissing valt. Indien dat niet onder de bevoegdheid van de raad valt, bereidt de raad het dossier voor, en wordt er beslist op de eerstkomende algemene vergadering. Heel
april 2012
21
Jos Vanden Boer (De Speling Lommel vzw) De terugkoppeling gebeurt vooral op de maandelijkse vergadering waar telkens het jaaractieplan wordt besproken. Informatie wordt ook uitgewisseld via een speciaal extern bureaublad dat de school aangemaakt heeft voor het bestuur. En dan is er ook nog mail, telefoon, gsm… De meeste beslissingen worden genomen na overleg waarbij alle bestuursleden betrokken zijn. Hoe kan voor een bestuur een reflectie over de inhoud van de taken en de taakverdeling bijdragen tot beter besturen? André Janssens (proefproject in het Maris Stella Instituut vzw Oostmalle)
Doelstelling De bestuursleden wensten elkaar te ontmoeten buiten het gewone vergaderritme en door middel van een reflectie de bestuurswerking te verbeteren. Een zelfevaluatie over de inhoud van de taken en de taakverdeling leek zinvol en geschikt voor deze doeleinden. De zelfevaluatie belicht de hele werking van een bestuur vanuit een helikopterperspectief. Het interesseerde de bestuurders vooral of ze nog hiaten vonden in de te vervullen taken. Verder reserveerden ze tijd om van elkaar te vernemen of de draagkracht van bepaalde bestuursleden niet overschreden werd en anderen nog bereid waren om extra taken op te nemen.
Verloop van de zelfevaluatie
dringende zaken worden door de voorzitter geregeld na advies van de raad. André Uytterhoeven (vzw Katholiek Onderwijs De Pelgrim Mechelen) De raad van bestuur van De Pelgrim vergadert maandelijks. Zeer dikwijls en afhankelijk van de problematiek wordt de volgende manier van werken gehanteerd. Een lid of een werkgroep maakt een voorbereidende nota met de grote lijnen. Op basis hiervan heeft een open gesprek plaats in de raad van bestuur. De voorbereidende nota wordt herschreven tot een beleidsnota. Het dagelijks bestuur dat bestaat uit de afgevaardigd bestuurders,
22
april 2012
de algemeen directeur en de financieel directeur, bewaakt de kwaliteit van de nota en de conformiteit met de bespreking in de raad van bestuur. Er volgt een bespreking van de beleidsnota op de raad en een beslissing. De beslissing kan de goedkeuring van de nota inhouden maar even goed de vraag tot bijsturing bevatten. Alle leden van de raad van bestuur moeten weet hebben van de grote lijnen, van de belangrijkste aandachtspunten van een dossier. Belangrijk is dat we door deze werkwijze overhaaste beslissingen vermijden alsook dat de probleemstelling én beslissing in eenzelfde vergadering moet gebeuren.
De zelfevaluatie verliep in twee fasen. De eerste fase omvatte een brainstorming in aparte groepjes rond de belangrijkste taken van een schoolbestuur. In plenum werden de bevindingen samengelegd. Zo kwamen ze tot een overzicht van de taken die het bestuur op zich neemt. In een tweede fase vergeleken ze dit overzicht met het model van taakomschrijving voor bestuur en directie bij de syllabus Schouder aan schouder, exploreren van de relatie bestuur – directie. Ze merkten vlug een aantal treffende zaken op. Bij de vergelijking viel op dat in het overzicht bepaalde beleidsdomeinen minder vertegenwoordigd waren. Verder bleek dat de afstemming met de directie hierrond wezenlijk was. De draagkracht van eenieder voor het vervullen van de taken werd ook besproken.
Beter besturen? Een aantal actiepunten werden vastgelegd om het beleidsdomein identiteit meer zichtbaar te maken en om de communicatie met de ouders te verhogen. Ook de inhoud van de taken in een open communicatie meer afstemmen met de directie verdient opvolging. Het gesprek rond draagkracht versterkte het gemeenschappelijk gevoel van verantwoordelijkheid. Jos Everts en Lieve Van Camp Vormingsmedewerkers Dienst voor Inrichtende Machten
Beter besturen: focus op taakinhoud Tijdens het project Beter besturen: zelfevaluatie als hulpmiddel met focus op taakinhoud toetst het bestuur de eigen werking aan de bestuurstaken uit het model van taakomschrijving voor bestuur en directie bij de syllabus Schouder aan schouder, exploreren van de relatie bestuur – directie. Dit model vindt u in de E-gids voor besturen op http://vimko.vsko.be (persoonlijke inlogcode nodig). In dit model worden de inhoudelijke taken van een bestuur geordend in acht verschillende domeinen: 1.
Identiteit en pastoraal
2.
Pedagogisch en didactisch beleid
3.
Personeelsbeleid
4.
Schoolorganisatie en –administratie
5.
Financieel en materieel beleid
6.
Welzijnsbeleid
7.
Participatie
8.
Communicatie
In een eerste sessie inventariseert het bestuur de taken die het uitvoert en vergelijkt het resultaat van dit werk met de algemene taken uit het bovenstaande model. In een eventuele tweede sessie worden de taken verder uitgediept en/of geconcretiseerd en kunnen de bestuursleden desgewenst tot afspraken komen wie verantwoordelijk is voor welke taken. Meer info: www.nascholing.be, aanmelden bij
[email protected]
april 2012
23
Dienst voor Investeringen van het Katholiek Onderwijs (DIKO)
rationeel energiegebruik in scholen en de REG-procedure bij AGIOn
O
p 2 februari 2012 meldde de AGIOn dat beslist werd om de REG-procedure af te schaffen, met terugwerkende kracht vanaf 1 februari. Het gaat hier om een procedure in afwijking van de chronologie waarmee schoolbesturen sedert 2006 versneld ingrepen gesubsidieerd krijgen die passen in rationeel energiegebruik. Enkele weken later besliste de AGIOn ook dat geen enkel reeds ingediend dossier nog aanspraak kan maken op een afwijking van de chronologie binnen de REG-procedure. Het VSKO kan zich met die beslissing niet verzoenen en zoekt naar een oplossing. Maar wat is er juist aan de hand?
Over Rationeel Energiegebruik (REG) in schoolgebouwen in een ruimere context Rationeel energiegebruik is de laatste jaren niet meer weg te denken uit de aanpak van een gebouwenpatrimonium. We moeten zorgzaam omgaan met energie om onze ecologische footprint te beperken. We hopen op die manier de opwarming van de aarde en de klimaatverandering te kunnen vertragen of om te buigen. De voorgaande jaren heeft de idee van duurzaamheid in gebouwinvesteringen zich niet alleen in de diepte maar vooral ook in de breedte ontwikkeld. Het is al lang niet meer onze hoofdbekommernis om louter beter geïsoleerde en luchtdichtere gebouwen af te leveren. We moeten daarnaast ook zorgen voor een gezond binnenklimaat met aandacht voor de binnenluchtkwaliteit. Een brede visie op duurzaamheid in al zijn aspecten (economisch, sociaal, cultureel, …) heeft de weg gevonden naar het scholenbouwdiscours. Als we het nu hebben over duurzame gebouwinvesteringen dan hebben we het over veel meer dan louter het rationele gebruik van energie. En tegelijkertijd zijn de energieprijzen de laatste jaren veel sterker gestegen dan de werkingstoelagen waarmee onze school besturen de energiefactuur moeten betalen.
Elk schoolbestuur wordt op die manier om bedrijfseconomische redenen gestimuleerd in de richting van energiebesparende investeringen. In diezelfde periode heeft de achterstand in scholenbouwinvesteringen zo’n gigantische proporties aangenomen dat de wachttijd voor nieuwe aanvragen bij ongewijzigd beleid wordt uitgedrukt in decennia in plaats van in jaren. Voor de financiering van scholen bouwinvesteringen wordt elke strohalm aangegrepen om die wachttijd te kunnen inkorten, zelfs indien hierdoor niet altijd kan gekozen worden voor de meest rationele of duurzame oplossing. Schoolbesturen hebben geen alternatief. We kunnen dus niet meer om rationeel energiegebruik heen. Maar dat rationeel energiegebruik moet steeds gezien worden tegen de achtergrond van een veel ruimere duurzaamheidsimpuls en van het acuut gebrek aan geld in de scholenbouwpiste.
met de REG-middelen mag betaald worden staat opgelijst in een beperkend lijstje in de omzendbrief rond energiezuinige scholen.1 De omzendbrief die voorbereid werd door de Werkgroep Energiezuinige Schoolgebouwen is op zich interessant omdat hij naast REGinvesteringen ook ruim aandacht besteedt aan flankerende maatregelen. Het gaat hier om een globale aanpak om energiezuinigheid van schoolgebouwen positief te beïnvloeden via 7 thema’s: (1) sensibilisering via toegankelijke brochures met concrete tips en ach tergrondinformatie, (2) energieboekhouding, (3) energieprestatiecertificaat, (4) energie audits, (5) energiecoördinatoren, (6) afstellen van de verwarmingsinstallaties, (7) REGinvesteringen en (8) energienormen. De meeste maatregelen die opgenomen zijn in de omzendbrief en waar een prijskaartje aan hangt voor de Vlaamse Gemeenschap werden meteen ingeschreven met een tijdelijk karakter. Enkele van die ingrepen werden later, eventueel onder een aangepaste vorm, herhaald. Op die manier heeft ook de subsidie van REG-investeringen altijd een tijdelijk karakter gehad. Elk jaar opnieuw besliste de minister van Onderwijs en Vorming of en welk deel van de dotatie van de AGIOn moest besteed worden aan dergelijke investeringen. Het VSKO heeft die maatregel ondersteund en toegejuicht omwille van de grote REGachterstand van onze schoolgebouwen. Binnen de Werkgroep Energiezuinige Schoolgebouwen heeft DIKO mee gebouwd en geschreven aan dit REG-kader.
Een afwijking chronologie voor REG-investeringen: de REG-procedure
Naar een evaluatie van deze specifieke REG-procedure
Sedert 2006 wordt bij de AGIOn een deel van de middelen ingekleurd voor investeringen in rationeel energiegebruik (REG). Die middelen mogen uitsluitend gebruikt worden voor het subsidiëren van REG-investeringen. Wat
De situatie op het terrein is verder geëvolueerd sedert de opstart van deze REG-procedure in 2006. Hoe wordt deze specifieke REG-procedure geëvalueerd in het licht van die gewijzigde omstandigheden?
1 Met de omzendbrief van 21 december 2005 met betrekking tot Rationeel Energiegebruik in Scholen leverde minister Vandenbroucke voor het departement Onderwijs en Vorming een bijdrage voor het halen van de Kyotonorm. De Omzendbrief werd min of meer grondig herschreven op 23.09.2008. De laatste versie van de omzendbrief dateert van 20 november 2011 (Omzendbrief van 23.09.2008 - Rationeel energiegebruik in scholen). U vindt de tekst van de Omzendbrief op de website van DIKO: www.diko.be
24
april 2012
We bekijken enkele van de voornaamste evoluties: 1. De REG-reflex is al erg ingebakken bij elk van onze schoolbesturen 2. Zuivere REG-dossiers zijn onmogelijk 3. Door de 80/20-regel staan deze REG-dossiers soms haaks op duurzaam investeren 4. REG-middelen uitdovend 5. Druk op de verkorte procedure
De REG –reflex is al erg ingebakken bij elk van onze schoolbesturen Ten eerste heeft zich een stevige brok reglementering ontwikkeld op het vlak van energie-efficiëntie: laag energieverbruik met een gegarandeerde binnenluchtkwaliteit. Daaraan moet elk schoolgebouw voldoen. Zo werd met het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 december 2007 betref fende energieprestaties in scholen een energieprestatiepeil E70 opgelegd aan alle nieuw op te richten gesubsidieerde school gebouwen die een stedenbouwkundige ver gunning aanvragen vanaf 01.01.2008. Ondertussen is die E70 al erg ingeburgerd en wordt met een gerust gemoed uitgekeken naar de E60-eis die algemeen zou gelden vanaf 2014 en (iets minder gerust) naar de energieneutraliteit die enkele jaren later wordt nagestreefd. Ten tweede is het besef gegroeid van de voorbeeldfunctie die scholen moeten opnemen in de strijd tegen de klimaatverandering. Via sensibiliseringscampagnes en speciale acties brengen scholen de problematiek on-
- venster (raamprofiel + beglazing): U-waarde van max. 2,5 W/m².K.
der de aandacht van de leerlingen en hun ouders. Maar dan kan het schoolgebouw moeilijk achter blijven.
Ook andere energiebesparende maatregelen komen in aanmerking: zonneboilers, zonnepanelen, warmtepompen, waterrecuperatie, enz. “
Ten derde, we haalden het al aan, is de afgelopen jaren de prijs van brandstof zo gestegen dat schoolbesturen zich om louter bedrijfseconomische redenen verplicht zien om te investeren in een verlaging van het energiegebruik.
Een schoolbestuur dat in een bestaand gebouw wil investeren in nieuw buitenschrijnwerk (REG) zal daarnaast ook het bestaande oude schrijnwerk moeten uitbreken en zal ook bijkomende werken moeten uitvoeren, bijvoorbeeld aan de vensterbanken en de raamkaders. In vele gevallen zal de vzw zich verplicht zien om het pleisterwerk te herstellen en herstelschilderwerken uit te voeren. Op het nieuwe buitenschrijnwerk na, komen deze noodzakelijke ingrepen niet voor in de REG-lijst.
Zuivere REG-dossiers zijn onmogelijk We stellen vast dat zuivere REG-dossiers op basis van de lijst opgenomen in de omzendbrief van 23 september 2008 quasi onmogelijk zijn. In de Omzendbrief vinden we immers volgende inhoud terug voor REG-investeringen:
Dit betekent dat de AGIOn bij elke 100 EUR die binnen de REG-procedure aan zuiver REG moet worden uitgegeven, nog eens een extrabedrag moet reserveren. Dat extra-bedrag komt dan uit de overbevraagde resterende AGIOn-pot.
“Het gaat hierbij in de eerste plaats over de volgende investeringen: - energiezuinige verwarming: lagetemperatuurketels, condensatieketels, thermostatische kranen, snelheidsregeling van pompen en ventilatoren, regeling van verwarming en isolatie van leidingen;
Om de budgettaire impact te beperken werd daarom een minimumpercentage opgelegd aan de investeringen in zuiver REG binnen elk onderdeel van een REG-subsidieaanvraag. Enkele jaren geleden werd die ratio opgetrokken tot een eis van 80% zuiver REG. Het VSKO had begrip voor die beslissing van de AGIOn maar betreurde dat ze zonder vooraankondiging werd ingevoerd en meteen van toepassing was voor alle reeds ingediende aanvragen.
- energiezuinige verlichting (= max. 2,5 Watt per m² vloeroppervlakte en per 100 lux): armaturen, lampen, elektronische ballasten en regeling (dimming, aanwezigheidsdetectie, daglichtcompensatie, ...); - isolatie: vloerisolatie, muurisolatie en dakisolatie; - ramen met verbeterd dubbel glas : - glas: U-waarde van max. 1,3 W/m².K;
Door de 80/20-regel staan deze REG-dossiers soms haaks op duurzaam investeren De minimale verhouding 80/20 die moest gehaald worden tussen zuiver REG (lees: opgenomen in de bijlage gevoegd bij de omzendbrief) en andere technisch noodzakelijke elementen bleek in de praktijk problemen op te leveren.
© Ilse Prinsen, 2010
Alleen de plaatsing van zonnepanelen bleek in enkele gevallen te voldoen aan de definitie van een zuiver REG-dossier. Maar in een logische rangorde van REG-investeringen worden zonnepanelen beschouwd als de kers op de taart. Eerst zorgen we voor een duurzame vermindering van de energiebehoefte voor verwarming en koeling. Vervolgens proberen we die verminderde energiebehoefte vernieuwbaar op te wekken. Het is vanuit dat standpunt niet logisch om voorrang te geven aan zonnepanelen omdat ze een betere “REG-ratio” hebben binnen de REG-procedure.
april 2012
25
Voor beter geïsoleerde en luchtdichte gebouwen is niet de verwarmingslast maar de koellast bepalend voor het energieverbruik. Buitenzonnewering is een belangrijke ingreep om die koellast te beperken. Buitenzonnewering wordt ook best aangepakt samen met de plaatsing van nieuw isolerend buitenschrijnwerk. Indien geopteerd wordt voor een screen-oplossing, dan wordt dat screen best ingewerkt in het raamprofiel. Maar omdat buitenzonnewering in 2005 niet werd opgenomen in de REG-lijst in de omzendbrief kan dergelijk schrijnwerk met ingewerkte buitenzonnewering niet aanvaard worden in een REG-dossier omdat de 80/20-verhouding niet gehaald wordt. Schoolbesturen zagen zich verplicht om buitenschrijnwerk te voorzien zonder buitenzonnewering in deze REGprocedure.
De vorm die deze REG-procedure gekregen heeft, leidt op het terrein tot minder efficiënte REG-investeringen. Soms moet gekozen worden voor minder duurzame investeringen onder druk van de 80/20-regel.
© Ilse Prinsen, 2010
Louter bekeken vanuit REG-standpunt is het isoleren van een plat dak de best denkbare REG-investering: de verhouding tussen de kost van de investering en de winst door een verlaging van de energiebehoefte is voor die investering het grootste. Maar bij het plaatsen van isolatie op een plat dak moet de waterdichting vernieuwd worden, er moet voorzien worden in een dampscherm en in meerdere gevallen moeten ook de dakranden aangepast worden. Geen enkel normaal dossier dat voorziet in het isoleren van een plat dak, voldoet aan de voorwaarden van de REGprocedure binnen de 80/20-verhouding.
2.000.000 EUR) werd het project van de zonnepanelen goedgekeurd. Het is niet aan de schoolbesturen om zelfregulerend op te treden in zo’n investeringspiste. School besturen die zonnepanelen lieten betoelagen in de REG-piste, soms voor enorme bedragen, treft geen schuld. Het is de taak van de overheid om regulerend op te treden. Dat is hier niet gebeurd.
En in de praktijk bleek die 80/20-regel erg moeilijk te controleren. Dit kon leiden tot willekeur in de beoordeling van een dossier. Wat aanvaard wordt in de ene aanvraag, lukt niet in een volgend project.
Een verdelende rechtvaardigheid
In een afweging tussen een iets eerder ingediend project voor 2.000.000 EUR aan zonnepanelen en 10 projecten voor nieuwe energiezuinige stookketels inclusief beperkte noodzakelijke aanpassingswerken in de stookplaats voor in totaal 2.000.000 EUR (laat staan het isoleren van daken voor
26
april 2012
© Ilse Prinsen, 2010
In het geval van een overbevraging van een budget moet een overheid streven naar een verdelende rechtvaardigheid in afwachting van een oplossing ten gronde. Nochtans stond op deze REG-procedure geen enkele financiële limiet per dossier, per instelling en per vestigingsplaats. En de AGIOn was ook niet bereid om over zo’n limiet na te denken.
REG-middelen uitdovend Sedert 2006 worden in de meerjarenbegroting van de Vlaamse Regering middelen ingeschreven die voorzien zijn voor de betaling van de subsidie op de beschikbaarheidsvergoeding in de inhaaloperatie scholenbouw DBFM. Die inhaaloperatie werd in 2006 opgestart. Maar de beschikbaarheidsvergoeding wordt pas aangerekend (en gesubsidieerd) na realisatie
van het DBFM-project. Daar waren we in 2006 nog ver van verwijderd. In afwachting van de besteding van die middelen aan DBFM, mocht de AGIOn ze in reguliere financiering aanwenden. Een deel van die tijdelijk overgedragen middelen werd jaarlijks ingekleurd voor de specifieke REG-procedure. De laatste jaren ging het telkens over 20 miljoen EUR per jaar voor het vrij gesubsidieerd onderwijs.
de goedkeuring van verkorte procedures, amper volstond om de dossiers verkorte procedure goed te keuren die ingediend werden in de eerste helft van het jaar. Een verkorte procedure die op 1 juli werd ingediend, moest meteen rekening houden met een wachttijd van een half jaar. Maar in diezelfde lineaire redenering zou dit betekenen dat het volledige budget voor verkorte procedures zou opgebruikt zijn door begin 2012 alle wachtende verkorte procedures van 01.07.2011 tot en met 31.12.2011 goed te keuren. Daarmee zou de wachttijd voor een verkorte procedure die op 01.01.2012 wordt ingediend meteen oplopen tot 1 jaar en meer. Dat is ondenkbaar!
Vanaf 2012 en 2013 zullen de eerste DBFMprojecten gerealiseerd worden. Het ligt bijgevolg in de lijn van de verwachting dat vanaf 2014 de tijdelijk getransfereerde middelen niet langer beschikbaar zullen zijn in de reguliere piste. Vanaf 2016 of 2017 is de transfer volledig afgesloten. Einde 2011 waren bij de AGIOn voldoende REG-dossiers ingediend voor 3 jaar REGbudget. In 2011 werden alle REG-dossiers nog goedgekeurd die ingediend werden voor 1 mei 2011. Voor de goedkeuring van de REG-dossiers die werden ingediend in de laatste 7 maanden van 2011, zou het REGbudget van de volgende 3 jaar amper volstaan! En het was niet zeker dat we dan nog over een REG-budget zouden kunnen beschikken.
Daarom moest binnen het AGIOn-budget gezocht worden naar een ingreep om de wachttijd voor verkorte procedures niet verder te laten uitlopen en geleidelijk aan terug te dringen. Zonder bijkomende middelen kan dit alleen door het herschikken van de besteding van de toegewezen middelen.
Besluit In een schaarste-economie is het werken met een specifieke inkleuring van de middelen een rem op het uitstippelen van een duurzaam beleid. In afwachting van een structurele oplossing voor het gebrek aan overheidsmiddelen in scholenbouw was een grondige herschikking of schrapping van de REG-procedure onvermijdelijk.
Druk op de verkorte procedure Er bestaan/bestonden naast de REG-procedure nog een aantal andere mogelijkheden om in afwachting van een oplossing ten gronde via een wachtlijstdossier, een aantal beperkte ingrepen versneld gesubsidieerd te krijgen. De meest gekende is zonder enige twijfel de “verkorte procedure”. Binnen die verkorte procedure kan een schoolbestuur een versnelde goedkeuring krijgen voor een investeringsproject dat per instelling en per vestigingsplaats beperkt is tot 125.000 EUR netto. Bovendien kan er per instelling en per vestigingsplaats tegelijkertijd maar één enkele verkorte procedure lopen. Een volgende verkorte procedure kan pas goedgekeurd worden wanneer de vorige is afgesloten.
Maar niet op de manier zoals dit door de AGIOn is aangepakt!
Beslissing van de AGIOn met betrekking tot de REG-procedure De discussie over deze REG-procedure is niet nieuw en staat niet los van een ruimer debat over de optimale besteding van de beperkte middelen in relatie tot de behoeften op het terrein. Het is in functie van de concrete behoeften op het terrein dat de raad van bestuur van de D.I.G.O. (de voorganger van de AGIOn tot april 2006) op aansturen van DIKO als vertegenwoordiger van de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs geleidelijk aan een prioriteitenbeleid heeft ontwikkeld naast de klassieke scholenbouwdossiers die volgens de wachtlijst worden goedgekeurd. De AGIOn heeft die afwijkingen chronologie overgenomen. Het gaat hier om een genuanceerd en afgewogen afsprakenkader. Dat afsprakenkader moet uiteraard aangepast worden aan gewijzigde omstandigheden maar hierbij heeft DIKO altijd gewaarschuwd voor het vermijden van schokeffecten op het terrein. Onze schoolbesturen zijn geen professionele bouwers. Het duurt enige tijd vooraleer een schoolbestuur op de hoogte is van wijzigingen in het afsprakenkader. Reken daar nog maar een periode bij voor het schoolbestuur om haar patrimoniumbeleid af te stemmen op dat nieuwe gegeven. Vervolgens neemt het voorbereiden en afwerken van een nieuw project snel een aantal maanden in beslag. De overheid moet in haar beleid rekening
Ondertussen is de verkorte procedure als enige overgebleven voor een schoolbestuur om (zij het beperkt) aan geprogrammeerd gebouwbeheer te doen. Maar dan moet de wachttijd van een verkorte procedure onder controle gehouden worden. In 2011 stelden we samen met de AGIOn vast dat het beperkt budget voorzien voor
© Ilse Prinsen, 2010
De inhoud van de verkorte procedure is niet beperkt. Het schoolbestuur maakt vanuit haar eigen lange termijnvisie zelf de keuze welke ingrepen de meest dringende zijn. Vaak vinden we in verkorte procedures investeringen terug met een belangrijke REG-impact.
april 2012
27
houden met de traagheid van de implementatie van een wijziging in het afsprakenkader. De overheid mag daarom een dergelijk systeem niet op te korte termijn wijzigen, laat staan zonder vooraankondiging of zelfs met terugwerkende kracht.
DIKO beseft uiteraard dat hierdoor het budgettair soelaas dat door een aanpassing van het afsprakenkader eventueel gezocht wordt, mogelijk pas met vertraging ondervonden wordt. Daarom moet het mechanisme ook tijdig in gang gestoken worden.
REG-dossier opeens te horen krijgen dat hun dossier niet meer kon worden goedgekeurd.
DIKO is in haar contacten met de overheid altijd expliciet vertrokken van de premisse dat dossiers die tijdig worden ingediend in een specifieke piste binnen die piste ook kunnen behandeld en goedgekeurd worden. Dat adagio klinkt des te sterker sedert 2009. In 2009 besliste de AGIOn immers dat een aanvraag principieel akkoord niet kan goedgekeurd worden zonder voorlegging van het volledige vooraanbestedingsdossier, ttz een volledig uitvoeringsdossier met bestek en plannen en, indien noodzakelijk, een stedenbouwkundige vergunning en een gunstig advies van de brandweer. Dat betekent dat vanaf 2009 het indienen van een aanvraag principieel akkoord meteen ook een belangrijk financieel engagement vraagt van een schoolbestuur. In die gevallen waar een project kan goedgekeurd worden via een onderhandelingsprocedure, eist de AGIOn zelfs dat het volledige aanbestedingsdossier (bestek, offertes, prijsvergelijking en gemotiveerde beslissing) aan de aanvraag wordt toegevoegd vooraleer een project kan worden goedgekeurd. In een klassieke ereloonovereenkomst is op dat ogenblik al 65% van het ereloon van de architect betaald!
In het licht van de evaluatie van de specifieke REG-procedure werd dit 3-stappenplan ook in 2011 vooruitgeschoven. Een wijziging van het afsprakenkader bleek ondertussen onafwendbaar. Maar het mocht er niet toe leiden dat schoolbesturen met een ingediend
Op 2 februari 2012 meldde de AGIOn aan de koepel dat vanaf 1 februari 2012 geen nieuwe REG-dossiers meer zouden ingeschreven worden. DIKO zette in overleg met de AGIOn een traject uit om minstens de reeds ingediende aanvragen goedgekeurd te krijgen,
Reeds in 2010 en vroeger heeft DIKO gelet op alle voorgaande elementen gepleit voor een evaluatie en een geleidelijke herschikking van het afsprakenkader met betrekking tot afwijkingen van de chronologie in het algemeen en de REG-procedure in het bijzonder. Voor een dergelijke systeemwijziging werd een optimale werkwijze vooropgesteld die essentieel drie elementen inhoudt: 1. beslissing en duidelijke en brede communicatie over de beslissing met betrekking tot een geplande wijziging van het afsprakenkader 2. vaststellen van de ingangsdatum van de gewijzigde aanpak enkele maanden later
3. alle ingediende dossiers voor de datum van inwerkingtreding van het nieuwe afsprakenkader worden in principe behandeld onder het regime van de bestaande afspraken op het ogenblik van het indienen van het dossier.
28
april 2012
© Ilse Prinsen, 2010
Schoolbesturen met een project in voorbereiding krijgen op die manier alsnog de kans om hun dossier versneld af te werken en tijdig in te dienen. Vanaf dan stopt de instroom van nieuwe dossiers.
Maar het is helemaal anders gelopen.
zij het gespreid over de volgende jaren. Enkele weken later besliste het managementcomité van de AGIOn zonder voorafgaand overleg om zonder meer de afwijking chronologie REG ook te schrappen voor alle reeds ingediende aanvragen . Het VSKO kan geen begrip opbrengen voor deze beslissingen en heeft ze in naam van de schoolbesturen aangeklaagd bij de AGIOn en bij het kabinet van de minister van Onderwijs en Vorming.
Ingekleurde middelen Ingekleurde middelen met een te strikte beperking op de mogelijkheden voor gebruik, zoals bij de huidige REG-procedure, zijn binnen een budget niet aangewezen in een schaarsteperiode. Die ingekleurde middelen verplichtten de AGIOn om minstens dat bedrag van haar dotatie in te zetten voor de REG-procedure. Maar ze houden geen verbod in om naast de verplichte inkleuring prioritair geld te besteden aan REG indien het agentschap meent dat dit past in haar doelstelling. Maar er is meer aan de hand. De voorgaande jaren werd de facto meer geld uitgegeven aan dossiers binnen de REGprocedure dan het ingekleurd geld. Dat kon ook niet anders. De vorige jaren werd door de AGIOn ook niet gewacht op een formele beslissing van het kabinet van de minister van Onderwijs en Vorming om REG-dossiers goed te keuren. Die beslissing werd vaak pas na het eerste kwartaal betekend terwijl al een eerste reeks REG-dossiers goedgekeurd waren. Een dossier dat in juni 2011 bij de AGIOn werd ingediend, na uitputting van de REGmiddelen voor 2011, kreeg van de administratie de melding dat de aanvraag werd ingeschreven op de “REG-wachtlijst van 2012”. Al die elementen samen hebben voor de schoolbesturen (en voor de koepel) een bepaald verwachtingspatroon gecreëerd waar-
bij REG-dossiers niet rechtstreeks gekoppeld waren aan de ad hoc beslissing van de minister van Onderwijs en Vorming om per jaar wel of geen geld te voorzien voor een specifieke REG-inkleuring. Tot begin februari 2012, na de schrapping door de AGIOn van de mogelijkheid om nieuwe dossiers in de REG-procedure in te dienen, werd door de AGIOn nog aan schoolbesturen verteld dat de reeds ingediende REG-dossiers in aanmerking zouden worden genomen voor een goedkeuring in afwijking van de chronologie. Dat vinden we ten andere een heel normale reflex van een goed functionerende en klantvriendelijke administratie die zich houdt aan de regels van behoorlijk bestuur. De schrapping van de verplichte REG-inkleuring geeft de AGIOn een houvast om een nieuwe instroom in de REG-piste stop te zetten, met de aangehaalde discussie over de stopzetting met terugwerkende kracht. Bovendien kan de AGIOn nu beslissen om voor 2012 en verder minder geld uit te geven aan REG om de verkorte procedure niet te laten vastlopen. Maar de schrapping van de verplichte REGinkleuring houdt voor de AGIOn geen verbod in om de liggende REG-dossiers gespreid over de volgende jaren versneld goed te keuren. Hier heeft een intern verzelfstandigd agentschap een voldoende autonomie om te handelen in overeenstemming met de beginselen van behoorlijk bestuur en tegemoet te komen aan de redelijke verwachtingen die gecreëerd werden bij schoolbesturen.
Hoop De problematiek van de besteding van de overheidsmiddelen voor scholenbouw is een belangrijke en complexe uitdaging. Eerst en vooral moet gestreefd worden naar de beloofde substantiële verhoging van de middelen in de reguliere piste. De beperkte verhoging waarop de AGIOn nu kan rekenen, dreigt helemaal te verdwijnen naargelang de inhaaloperatie DBFM doorstart.
In afwachting van een oplossing ten gronde moet het hele afsprakenkader rond afwijkingen van de chronologie geëvalueerd en eventueel aangepast worden. De AGIOn en het kabinet van de minister van Onderwijs en Vorming zijn in die zoektocht essentiële en deskundige spelers. Maar elke wijziging moet gebeuren met respect voor onze school besturen en met een correcte inschatting van hun eigenheid als niet-professionele vrijwilligersorganisaties. Geleidelijkheid is in dat verband een sleutelwoord. DIKO blijft vanuit het VSKO in overleg met de AGIOn en het kabinet van de minister van Onderwijs en Vorming zoeken naar een oplossing voor de problematiek die ontstaan is door de te plotse en zware ingreep in het bestaand afsprakenkader. De stand van zaken van die besprekingen op 8 maart biedt nochtans niet de verwachte perspectieven. Het staat nu al vast dat de REG-dossiers die na 1 februari 2012 bij de AGIOn werden ingediend, niet meer kunnen rekenen op een versnelde goedkeuring binnen de REG-procedure. Daar moeten we rekening mee houden. We raden schoolbesturen bovendien aan om waar mogelijk gebruik te maken van de verkorte procedure voor de realisatie van hun reeds ingediende REG-project. Zeker voor REG-dossiers ingediend in 2011 of later zal dit in alle geval de snelste uitvoering garanderen. Voor de andere projecten blijven we ondertussen pleiten voor een aanvaardbare oplossing, eventueel na strikte controle van de inhoud van de dossiers, voor een beperkt bedrag per dossier en gespreid over enkele jaren. We hopen dat de Vlaamse Regering en de AGIOn in dit dossier bereid zijn om mee te werken aan zo’n oplossing. Het zou er alvast toe bijdragen om het vertrouwen van onze schoolbesturen terug te winnen. Dirk Vanstappen 09.03.2012 Directeur DIKO
april 2012
29
IS VERSCHENEN
Wilt u grasduinen in het archief van School+visie of het nieuwe nummer downloaden? Surf dan naar www.vvkbao.be > inloggen > School+visie-zoeker.
april 2012
31
Je kent ze wel, die zotte brilletjes, die je er behoorlijk gek laten uitzien. Let op de weerkaatsing in de glazen. Zotte vreugde, omdat Hij die dood was, opnieuw verrezen is.. Hetzelfde is anders naargelang de plek waar je je bevindt: het seizoen, het jaar, het leven – in rust of druk in de weer – in het volle licht of in de schaduw … Beweeg: verlaat je veilige, beperkte vallei, klim zwoegend de berg op, eventueel in andermans schoenen … Kom aan de top tot stilstand, in het volle licht van de zon, trots op wat je hebt verwezenlijkt. Geniet, adem in en uit, relax, kijk … Zie hoe anders vallei en berg kunnen zijn. En herinner jezelf daaraan wanneer je weer veilig in je beperkte vallei rondhost. Iesja, geïnspireerd door de berg Tabor
PASEN IS NU AL BEGONNEN God, soms zou ik bij jou willen zijn hoog op een berg. Soms zou ik je willen zien of horen, met je praten, of luisteren naar je stem. Maar het lukt me niet zo dikwijls. En toch zijt Gij aanwezig op onvermoede momenten, in lichtende voorbeelden van toen en nu. Maak me wakker voor wat Pasen kan betekenen in mijn leven en dat van anderen. Maak aan mij verstaanbaar dat het nu reeds kan gebeuren in de dalen van het leven. Pasen is nu al aan ons begonnen. En het zal nooit meer eindigen, want jij hebt ons toch zo lief. Amen. (Marc Verwaeren)
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Leeftocht vind je in digitale vorm op ond.vsko.be/pastoraal. Aarzel niet om je impressie te mailen naar
[email protected]. Bij dit aprilnummer van Forum vind je het Leeftochtnummer van mei “Oost west, thuis best?”. Het aprilnummer “Even uitblazen” kreeg je reeds in maart toegestuurd.
Jg. 27, Inpakken en wegwezen nr. 8, april 2012