Rapportage metingen stof, DME, endotoxines en micro-organismen bij de een huisvuilcentrale
.
HUMAN-INVEST 16 september 2014 W.J.T. van Alphen, veiligheidskundige (V1) en arbeidshygiënist (12768)
Rapportage metingen stof, DME, endotoxines en micro-organismen bij een huisvuilcentrale
INHOUDSOPGAVE Managementsamenvatting 1.
Beschrijving metingen
2.
Stofmetingen
3.
Metaalanalyse van ingeademd stof
4.
Urine-onderzoek naar zes metalen bij drie medewerkers
5.
Dieselmotorenemissie
6.
Endotoxines
7.
Micro-organismen
8.
Overige zaken
~2~
MANGEMENTSAMENVATTING Op 16 september 2014 zijn in een HuisVuilCentrale metingen gedaan naar: - Inhaleerbaar en respirabel stof - Het metaalgehalte van het respirabele stof - Urine-onderzoek naar metalen bij drie medewerkers - Dieselmotorenemissie - Endotoxines - Micro-organismen: bacteriën en schimmels Stofmetingen Bij twee operators en een TD-medewerkers werden metingen naar respirabel en inhaleerbaar stof uitgevoerd. Daarnaast is een ruimtemeting uitgevoerd naar respirabel stof gedaan op ca. 3 meter van de oven van ketellijn 2 In alle gevallen bleven de waardes voor respirabel en inhaleerbaar stof zeer ver onder de grenswaardes, zelfs beneden de 10% van die grenswaardes. Op basis van deze meetresultaten zijn geen aanvullende maatregelen nodig. Metaalanalyse van ingeademd stof Bij drie medewerkers, te weten twee operators en een TD-medewerker is het stofmonster nader onderzocht op de metalen cadmium (Cd), chroom (Cr), koper (Cu), silicium (Si), strontium (Sr), lood (Pb) en zink (Zn) en tin (Sn). Bij alle drie de medewerkers lagen de aangetroffen concentraties ver onder de 10% van de grenswaarden. Op basis van deze meetresultaten zijn geen aanvullende maatregelen nodig. Urine-onderzoek naar zes metalen bij drie medewerkers Bij dezelfde twee operators en dezelfde TD-medewerker is aan het eind van de werkdag een urinemonster afgenomen. Deze urinemonsters zijn geanalyseerd op het gehalte aan Cd, Cr, Cu, Pb en Zn en Sn. Met uitzondering van lood zijn alle concentraties ver beneden de achtergrondconcentraties. Die van lood liggen voor werknemer 1 en werknemer 2 er boven (5,4 µg/g), maar nog wel ruim onder de biologische grenswaarde van 25 µg/g creatinine. Op basis van deze meetresultaten zijn geen aanvullende maatregelen nodig. Gelet op de lichte overschrijding van de achtergrondconcentratie voor lood is het aan te bevelen elk jaar deze meting opnieuw uit te voeren. Dieselmotorenemissie De gevonden waarden aan DME liggen alle ver onder het verbodsniveau van 50 µg/m3 en iets onder de branchenorm van 10 µg/m3: 4,4-8,3 µg/m3. De gevonden waardes zijn vergelijkbaar met de resultaten uit onderzoek bij andere vuilverwerkingsinstallaties. Gelet op het carcinogene karakter van DME en bovenbeschreven combinatie-effect v.w.b. het ontstaan van allergieën moet gestreefd worden naar een verdere verlaging van de blootstelling om zo te komen tot de gangbare achtergrondconcentratie van 2 – 3 µg/m3. Endotoxines
~3~
De concentratie aan endotoxines is gemeten in de loshal, het kantoortje bij de loshal, in het gangetje en in het kleine gangetje. De gemeten concentraties liggen alle 6 onder de huidige waarde van 90 EU/m3. Twee waardes zijn relatief hoog: 1 in de loshal: 33 EU/m3 en 1 in het gangetje: 47,7 EU/m3. Dit betekent dat op deze twee plaatsen de concentratie aan entotoxines behoorlijk is, maar nog wel onder de huidige grenswaarde. Op basis van deze meetresultaten zijn geen aanvullende maatregelen nodig. Gelet op de twee relatief hoge waardes (in de loshal en in het gangetje) is het aan te bevelen elk jaar deze meting opnieuw uit te voeren. Wanneer in de toekomst de grenswaarde verder verlaagd gaat worden, zullen aanvullende maatregelen genomen moeten worden.
Bacteriën en schimmels In de nabijheid van de stortbunkers en op afstand zijn zéér hoge concentratie aan schimmels en bacteriën, die ver uitstijgen boven de richtwaardes. De vraag is echter of dit wel zorgelijk is. Op basis van die hypothese kan worden gesteld dat wanneer de chauffeurs van de vuilnisauto’s en de vaste medewerkers van HVC regelmatig bij de stortbunkers komen, zij een verhoogde weerstand ontwikkeld hebben. Anders ligt het wanneer zij toch eens getroffen worden door bijvoorbeeld een griep. Als chauffeurs of HVC-medewerkers iets onder de leden en daardoor een verminderde weerstand hebben, is het zaak hen tijdens de werkzaamheden in de nabijheid van de stortbunkers wel te beschermen. Op basis van deze redenering is het niet wenselijk dat bezoekers, schoolkinderen e.a. zo dichtbij de stortbunkers komen. Immers zij hebben die verhoogde weerstand niet opgebouwd en lopen daarom grotere risico’s. Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen Opvallend is dat enkele medewerkers hun filtermasker regelmatig aan een koordje om hun nek lieten hangen, waardoor ook de binnenzijde van het masker besmet raakt en er van een goede bescherming natuurlijk geen sprake meer is. Daarom is geadviseerd strikter toe te zien op het juist dragen van de filtermaskers. Wanneer deze niet voor de neus en de mond zitten, deze direct in een plastic zakje of trommel opbergen. Schoonspuiten van de loshal Verschillende chauffeurs spuiten na het lossen hun wagen schoon. Dit doen zij soms (of altijd?) zonder adembescherming. Het gevolg van het schoonspuiten is wel dat tijdelijk er zeer verhoogde waarden van stoffen, bacteriën, schimmels en endotoxines in de hal kunnen hangen gebonden aan aerosolen. Deze kunnen worden ingeademd. Daarom is geadviseerd bij het schoonspuiten verplicht stellen dat adembescherming wordt gedragen en te overwegen om dit in een apart gedeelte van de loshal te doen, waar verder geen andere personen lopen.
~4~
1.
BESCHRIJVING METINGEN
Op 16 september 2014 zijn in een HuisVuilCentrale (HVC) metingen gedaan naar: • • • • • •
Inhaleerbaar en respirabel stof Het metaalgehalte van het respirabele stof Urine-onderzoek naar metalen bij drie medewerkers Dieselmotorenemissie Endotoxines Micro-organismen: bacteriën en schimmels
In deze rapportage worden kort de resultaten beschreven van de metingen. In het begeleidende excelbestand zijn de precieze gemeten gehaltes en concentraties weergegeven alsmede de referentie/grenswaardes.
2. STOFMETINGEN Er zijn 7 metingen verricht: 4 naar respirabel stof en 3 naar inhaleerbaar stof. Het inhaleerbaar stof is gemonsterd met een MCE-fliter 25 mm. Het respirabel stof is gemonsterd met een cyclone glasvezelfilter 25 mm. Het stof is gravimetrisch volgens MDHS 14/3 gemeten. Bij twee operators en een TD-medewerkers werden metingen naar respirabel en inhaleerbaar stof uitgevoerd. Bij alle drie is ca. 5,5 uur gemeten met personal airsampling. Zie voor de precieze gegevens de tabel). Daarnaast is een ruimtemeting naar respirabel stof gedaan op ca. 3 meter van de oven van ketellijn 2. Deze monstername heeft 38 uur gelopen. Resultaten en conclusies In alle gevallen, dus zowel voor de drie medewerkers als de ruimtemeting, bleven de waardes voor respirabel en inhaleerbaar stof zeer ver onder de grenswaardes, zelfs beneden de 10% van die grenswaardes. Als grenswaardes zijn gehanteerd 5 mg/m3 voor respirabel stof en 10 mg/m3 voor inhaleerbaar stof. Ook als een grenswaarde gehanteerd zou worden van 3 mg/m3 (branchenorm) blijven de blootstellingsniveaus ver onder deze grenswaarde en ook ver onder de 10% van deze lagere grenswaarde. Hetzelfde geldt dal de grenswaarde van 2 mg/m3 gehanteerd zou worden voor organisch stof. Advies: Op basis van deze meetresultaten zijn geen aanvullende maatregelen nodig.
3. METAALANALYSE VAN INGEADEMD STOF Bij drie medewerkers, te weten twee operators en een TD-medewerker is het stofmonster nader onderzocht op de metalen cadmium (Cd), chroom (Cr), koper (Cu), silicium (Si),
~5~
strontium (Sr), lood (Pb) en zink (Zn) en tin (Sn). Bij alle drie is ca. 5,5 uur gemeten met personal airsampling. Zie voor de precieze gegevens de tabel). De metaalconcentraties zijn vastgesteld m.b.v. ICP-MS, Inductively Coupled Plasma en Massa Spectrometrie. Resultaten en conclusies Bij alle drie de medewerkers lagen de aangetroffen concentraties ver onder de 10% van de grenswaarden. Als grenswaarden zijn zoveel mogelijk de Nederlandse waarden gebruikt, als die er niet waren, is de Europese waarde (voor cadmium en lood) gebruikt. Voor strontium is de richtlijn van het RIVM aangehouden. Advies: Op basis van deze meetresultaten zijn geen aanvullende maatregelen nodig.
4. URINE-ONDERZOEK NAAR ZES METALEN BIJ DRIE MEDEWERKERS Bij dezelfde twee operators en dezelfde TD-medewerker is aan het eind van de werkdag een urinemonster afgenomen. Deze urinemonsters zijn geanalyseerd op het gehalte aan Cd, Cr, Cu, Pb en Zn en Sn. De concentratie van deze metalen in urine is afhankelijk van de balans tussen vocht-inname en het vochtverbruik door zweten. Daarom zijn de gevonden waardes gestandaardiseerd op de uitscheiding van creatinine dat een afbraakproduct is dat ontstaat bij spierarbeid. Dit omdat de uitscheidingssnelheid van creatinine redelijk constant is. De concentratie van het metaal in de urine wordt dan uitgedrukt in milligram of microgram per gram creatine. Factoren die de uitslag enigszins kunnen beïnvloeden zijn roken en bepaalde voedingsmiddelen die metalen kunnen bevatten (bijvoorbeeld vis). Onderscheiden worden twee grenswaardes; beide waardes zijn relevant. - De achtergrondwaarde(AGW) is de waarde zoals die in de lucht gemeten wordt (luchtgrenswaarde). - De biologische grenswaarde (BGW) is een maat voor de inwendige dosis in het lichaam; deze is gebaseerd op de bijbehorende grenswaarde in de lucht. Als die langdurig overschreden kan op den duur schade ontstaan. De biologische grenswaardes kunnen overigens net als luchtgrenswaardes per land verschillen en hebben verschillende benamingen zoals: BEI Biological exposure index (US) of bijvoorbeeld BAT value (Biologische Arbeitsplatz Toleranzwerte). Besliscriteria voor de blootstelling Als de concentratie in de urine onder de AGW ligt dan is het veilig. Ligt de concentratie tussen de AGW en de BGW dan zijn maatregelen nodig om de concentratie te verlagen. • Ligt de urinewaarde boven de BGW, dan zijn acuut maatregelen nodig. Verstandig is uit te gaan van het ALARA-principe: As Low As Reasonably Achievable" (= zo laag als redelijkerwijze haalbaar is) omdat ook langdurige lage concentraties zware metalen op termijn schade veroorzaken door bijvoorbeeld stapeling in het zenuwstelsel. • •
Resultaten en conclusies Met uitzondering van lood zijn alle concentraties ver beneden de achtergrondconcentraties. Die van lood liggen voor werknemer 1 en werknemer 2 er boven (5,4 µg/g), maar nog wel ruim onder de biologische grenswaarde van 25 µg/g creatinine.
~6~
Advies: Op basis van deze meetresultaten zijn geen aanvullende maatregelen nodig. Gelet op de lichte overschrijding van de achtergrondconcentratie van lood is het aan te bevelen elk jaar deze meting opnieuw uit te voeren.
5.
DIESELMOTORENEMISSIE
Bij HVC wordt het afval voornamelijk aangeleverd met vuilophaalwagens aangedreven door dieselmotoren. Deze rijden tot vlak bij de stortbunkers en lossen dan hun lading.
Dieselmotoren stoten een mengsel uit van gassen en deeltjes ten gevolge van de verbranding van diesel. Dit mengsel, dat afhankelijk van veel parameters zoal de brandstof zelf, de eigenschappen van de motor, de belasting van de motor, het rijgedrag en het type smeerolie, variabel van samenstelling kan zijn, wordt dieselmotorenemissie genoemd. Veel wagens zijn niet voorzien van een overdrukventilatie zoals in nevenstaande foto wel het geval is. Nadere informatie over dieselmotorenemissie (DME). Blootstelling aan DME kan leiden tot klachten aan de luchtwegen zoals hoesten en benauwdheid hetgeen zelfs kan leiden tot het ontstaan van astma en COPD. Ook kunnen oogirritatie en hartvaatklachten ontstaan door blootstelling aan DME. Blootstelling aan DME geeft een vergroot risico op het ontstaan van long- en blaaskanker Het inademen van DME en fijn stof kan leiden tot verergering van klachten aan de luchtwegen zoals hoesten en benauwdheid. De ademhaling wordt moeilijker en er ontstaat kortademigheid. Door inademing van fijn stof vermindert de longfunctie. Een gevolg kan zijn een stijging van het aantal en verergering van astma-aanvallen. Fijnstof versterkt de werking van zwaveldioxide (SO2) en kan PAK’s ( polyaromatische koolwaterstoffen) en zware metalen bevatten. Omdat ademhalen meer moeite kost, kunnen klachten bij mensen met hart- en vaatziekten toenemen en verergeren en er bestaat een grotere kans op opname in een ziekenhuis. Opvallend is dat sterke aanwijzingen bestaan dat gecombineerde blootstelling aan dieseldeeltjes en allergenen (gras en boompollen in de buitenlucht) tot een verhoogd risico op allergie lijkt te leiden dan blootstelling aan allergenen alleen. Deze effecten lijken waarschijnlijk omdat door blootstelling aan dieseldeeltjes ook effecten op het immuunsysteem zijn vastgesteld. In het geval van het werken nabij de stortbunkers bij HVC ~7~
is sprake van zo’n gecombineerde blootstelling. Immers in het afval kunnen zeker allergenen als gras en bloempollen zitten. In de loshal zijn vier metingen naar de DME uitgevoerd. Als indicator voor de DME is elementair koolstof gemeten De monsters zijn genomen met een PAS-pompje voorzien van een kwartsvezel filter 25 mm. De analyse is gedaan conform EGA (afgeleid van NIOSH 5040) Resultaten en conclusies De gevonden waarden aan DME liggen alle ver onder het verbodsniveau van 50 µg/m3 en iets onder de branchenorm van 10 µg/m3: 4,4-8,3 µg/m3. De gevonden waardes zijn vergelijkbaar met de resultaten uit onderzoek bij andere vuilverwerkingsinstallaties. Advies: Gelet op het carcinogene karakter van DME en bovenbeschreven combinatie-effect v.w.b. het ontstaan van allergieën moet gestreefd worden naar een verdere verlaging van de blootstelling om zo te komen tot de gangbare achtergrondconcentratie van 2 – 3 µg/m3.
6.
ENDOTOXINES
De concentratie aan endotoxines is gemeten in de loshal, het kantoortje bij de loshal, in het gangetje en in het kleine gangetje. De analyse is gedaan met de LAL-test (kinetisch) / NEN 14031. Grenswaarde van endotoxines Voor blootstelling aan endotoxinen is een voorstel voor een grenswaarde (voorheen MAC-waarde) door de Werkgroep van Deskundigen van de Gezondheidsraad gepubliceerd (Gezondheidsraad, 1997). Voorgesteld is toentertijd een concentratie van 50 EU/m3 (Endotoxine Units, 1 Unit is ongeveer 0,1 ng) gedurende een periode van 8 uur gemiddeld. Dit is gebaseerd op het voorkomen van acute effecten op de luchtwegen. Bij de afleiding van de grenswaarde is een veiligheidsfactor toegepast die de kans op chronische effecten moet verkleinen. Inmiddels werkt de Gezondheidsraad aan een herevaluatie. In de openbare conceptrapportage van 2009 werd een grenswaarde van 135 EU/m3 voorgesteld. In het uiteindelijke rapport is deze waarde bijgesteld tot 90 EU/m3 gedurende 8-uur. De nieuwe grenswaarde is hoger dan het eerdere voorstel, omdat naar de mening van de Gezondheidsraad door nieuwe informatie de onzekerheden zijn afgenomen en geen veiligheidsfactor meer gehanteerd hoeft te worden. Het wachten is op de definitieve versie met het definitieve voorstel. Resultaten en conclusies De gemeten concentraties liggen alle 6 onder de huidige waarde van 90 EU/m3. 1 EU komt overeen met ongeveer 0,1 ngram. Twee waardes zijn relatief hoog. Een in de loshal: 33 EU/m3 en de concentratie in het gangetje: 47,7 EU/m3. Dit betekent dat op deze twee plaatsen de endotoxineconcentratie behoorlijk is. Advies: Op basis van deze meetresultaten zijn geen aanvullende maatregelen nodig. Gelet op de waardes in de loshal en in het gangetje is het aan te bevelen elk jaar deze meting opnieuw
~8~
uit te voeren. Wanneer in de toekomst de grenswaarde verder verlaagd gaat worden, zullen aanvullende maatregelen genomen moeten worden.
Nadere informatie over endotoxines Endotoxinen zijn toxische stoffen afkomstig uit de celwand van Gramnegatieve bacteriën die vrijkomen bij beschadiging of dood van de bacterie. Endotoxinen worden aangetroffen in de celwand van Gramnegatieve bacteriën. Het actieve deel van endotoxinen wordt lipopolysacharide (LPS) genoemd. Een belangrijk onderdeel van het LPS is het lipide A. Dit lipide A wordt verantwoordelijk geacht voor de toxische effecten van het endotoxine. Endotoxinen leiden bij acute hoge blootstelling tot koorts, een algeheel gevoel van malaise. Deze verschijnselen samen worden in de literatuur wel beschreven als het ‘organic dust toxic syndrome’. Bij lagere niveaus treden droge hoest en kortademigheid op de voorgrond. Als de blootstelling voortduurt, worden de klachten na een aantal dagen minder; er blijkt zich een vorm van tolerantie te ontwikkelen. Deze tolerantie verdwijnt als de blootstelling een aantal dagen of weken (vakantie) afwezig is. Hernieuwde blootstelling leidt dan weer tot klachten. De klachten gaan gepaard met een acute verslechtering van de longfunctie van maximaal enkele tientallen procenten, meestal minder groot dan bij een beroepsastma wordt waargenomen. Er bestaan aanwijzingen dat langdurige blootstelling aan endotoxinen leidt tot versnelde longfunctiedaling en chronische bronchitis.
7.
MICRO-ORGANISMEN
De metingen naar bacteriën en schimmels zijn gedaan m.b.v. de RCS-biosampler. Gemeten is conform de norm: Microbiologisch / NEN-EN 13098:2000. Resultaten en conclusies In de nabijheid van de stortbunkers en op afstand zijn zéér hoge concentratie aan micro-organismen: schimmels en bacteriën, die ver uitstijgen boven de hieronder gepresenteerde richtwaardes. De vraag is echter of dit wel zorgelijk is. Zie hieronder de hygiëne hypothese. Op basis van die hypothese kan worden gesteld dat wanneer de chauffeurs van de vuilnisauto’s en de vaste medewerkers van HVC regelmatig bij de stortbunkers komen, zij een verhoogde weerstand ontwikkeld hebben. Anders ligt het wanneer zij toch eens getroffen worden door bijvoorbeeld een griep. Advies: Als chauffeurs of HVC-medewerkers iets onder de leden en daardoor een verminderde weerstand hebben, is het zaak hen tijdens de werkzaamheden in de nabijheid van de stortbunkers wel te beschermen. Op basis van deze redenering is het niet wenselijk dat bezoekers, schoolkinderen e.a. zo dichtbij de stortbunkers komen. Immers zij hebben die verhoogde weerstand niet opgebouwd en lopen daarom grotere risico’s. Normen voor biologische agentia Voor blootstelling aan biologische agentia op de werkplek zijn op dit moment in Nederland en in de ons omringende landen nog geen van overheidswege vastgestelde grenswaarden beschikbaar. In de praktijk worden veelal de grenswaarden gebruikt die zijn opgesteld door
~9~
de studiegroep Meetmethoden van de contactgroep Biologische Factoren van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde en ook in het Arbo Informatieblad AI-9 (van Alphen en Houba) worden genoemd. Deze grenswaarden zijn in overeenstemming met adviezen op dit gebied van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het betreft de onderstaande gezondheidskundige grenzen voor het aantal Kolonie Vormende Eenheden (KVE) in de lucht. Bij overschrijding van deze grenzen is er een directe kans op besmetting van de medewerkers. Niet alleen mensen met een allergische aanleg, maar ook anderen kunnen allergische reacties gaan vertonen. Gezondheidskundige grenswaarden ruimtelucht Gezondheidskundige grenswaarde Totaal Per soort bacterie/schimmel Voor gram-negatieve bacteriën
Aantal KVE/m3 ruimtelucht Max. 10.000 Max. 500 Max. 1000
Over het algemeen worden in kantoorruimtes waarden van < 200 KVE/m3 gevonden. Bij blootstelling onder deze niveaus bestaan wel degelijk risico’s. De kans op een gezondheidseffect hangt namelijk niet zozeer samen met het aantal kolonievormende eenheden in de lucht, maar in veel sterkere mate met de soort schimmel. Bovengenoemde grenswaarden kunnen daarom slechts dienen als arbeidshygiënische vuistregels bij de beoordeling van meetgegevens. Ter aanvulling kan worden gekeken naar de frequentie van voorkomen van diverse organismen. De ACGIH (1989) stelt bij blootstelling aan schimmels dat de binnenluchtconcentraties in het algemeen lager moeten zijn dan de buitenluchtconcentraties. Daarnaast mogen alleen maar soorten worden gevonden die ook normaal aanwezig zijn in de buitenlucht (in een overeenkomstig seizoen). Voor andere micro-organismen zou een soortgelijke benadering kunnen gelden. Het is mogelijk dat in de komende jaren ‘No Effect Levels’ worden afgeleid voor merkers van blootstelling aan schimmels zoals β(1->6) glucanen en zogenaamde extracellulaire polysachariden, maar zo ver is het zeker nog niet. Vanwege de zeer grote verschillen in overleving van virussen in uiteenlopende omstandigheden (zoals vocht, temperatuur) en de grote variatie in individuele gevoeligheid, zijn er nog geen blootstellingnormen voor virussen. Voor een aantal zeer virulente virussen zou een norm kunnen worden afgesproken, maar omdat metingen moeilijk en kostbaar zijn en de blootstelling een zeer grote variatie in de tijd kent, is eventuele controle hierop niet doenlijk. Beter is het daarom de potentiële bronnen te elimineren of anderszins het infectierisico te verminderen door een combinatie van beheersmaatregelen. Naast deze gezondheidskundige grenzen wordt in de praktijk met richtwaarden gewerkt voor de ruimtelucht (lucht op de werkplek), waarbij een onderscheid wordt gemaakt in drie groepen micro-organismen, met verschillende mate van schadelijkheid (zie onderstaande tabel). De richtwaarden zijn opgesteld door een aantal onderzoekbureaus voor microbiologisch luchtonderzoek en zijn bruikbaar bij de interpretatie van gegevens over individuele soorten in de ruimtelucht. Richtwaarden ruimtelucht (aantal KVE/m3 ruimtelucht) Groep 1: schadelijkheid +/Groep 2: schadelijkheid + Groep 3: schadelijkheid ++ matig behoorlijk groot Goed: < 500 KVE/m3 Goed: < 100 KVE/m3 Goed: < 10 KVE/m3 Matig: 500 – 1000 KVE/m3 Matig: 100 – 200 KVE/m3 Matig: 10 – 20 KVE/m3 Slecht: > 1000 KVE/m3 Slecht: > 200 KVE/m3 Slecht: > 20 KVE/m3
~ 10 ~
Micrococcus spp Staphylococcen (overig) Bacillus (overig) Niet geïdentificeerden.
Indicatororganismen voor de aanwezigheid van stof. Hoge waarden veroorzaken een duffe lucht. Een hoge concentratie stof kan irritaties aan de ogen en slijmvliezen veroorzaken.
Schimmelsoorten Acremoniumsoorten Aspergillus (overig) Aureobasidium pullulans Alternaria Chaetomium Cladosporium Eurotium soorten Fusarium Mucor Penicillium (overig) Rhizopus Scopulariopsis Stachybotrys Candida (overig) Gisten: Candida Rhodutorula Problematisch bij mensen met overgevoeligheid zoals carapatiënten. Vooral aandoeningen aan de luchtwegen en ogen.
Bacteriesoorten Bacillus anthracis Enterobacteriaceae Legionellasoorten Micromonospora Microbispora Staphylococcus aureus Thermofiele actinomyceten
Schimmelsoorten Aspergillus fumigatus Aspergillus niger Aspergillus flavus Candida albicans Penicillium marneffei Cladosporium bantianum Veroorzakers van infecties en allergieën aan onder meer de huid, neus, oren, ogen en longen.
Nadere informatie over gezondheidseffecten van micro-organismen Levende organismen zijn te onderscheiden in mensen, dieren, planten, protisten, bacteriën en virussen. Bacteriën zijn eencellige prokaryote (geen echte celkern bezittende) organismen. In tegenstelling tot de eukaryoten bezitten zij slechts één chromosoom, dat los in het cytoplasma ligt. Virussen vormen een aparte groep met als karakteristieke eigenschap dat ze zich niet zelfstandig kunnen voortplanten, maar dat ze daarvoor afhankelijk zijn van cellen van andere organismen. Zowel dierlijke cellen als plantencellen, bacteriën en schimmels kunnen als gastheer dienen. Protisten zijn eencellige eukaryote (een celkern bezittende) organismen, onder te verdelen in algen (plantaardig), protozoën (dierlijk) en schimmels (één- of meercellig). Van deze verschillende soorten organismen kunnen ook genetisch gewijzigde varianten worden gemaakt: genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). Dit zijn organismen waarvan het erfelijke materiaal wijzigingen heeft ondergaan door ingrijpen van de mens. Als micro-organismen in contact komen met het menselijk lichaam is er sprake van besmetting. Op zichzelf hoeft dit nog niet tot gezondheidseffecten te leiden. In dat geval sterft het micro-organisme spontaan door ongunstige omgevingscondities (te droog, te koud of te warm, ongeschikte zuurgraad), het wordt door het afweersysteem onschadelijk gemaakt, of het blijft leven maar vermeerdert zich nauwelijks. Pas wanneer het lichaam is besmet en het micro-organisme blijft leven en de kans krijgt om zich sterk te vermeerderen, spreekt men van een infectie. Een infectie is een proces waarbij een micro-organisme zich in een weefsel of aan het oppervlak van de huid of slijmvliezen vermenigvuldigt tegen de weerstand van de gastheer (hier de mens) in, en daarbij ziekteverschijnselen veroorzaakt. Een dergelijk micro-organisme wordt pathogeen (ziekmakend) voor de mens genoemd. Het betreft vooral virussen en bacteriën, en in mindere mate schimmels en parasieten. Aan infectie gaat dus altijd een stadium van besmetting vooraf.
~ 11 ~
Binnen elke soort bestaan weer verschillende stammen die zich onderscheiden in ziekmakend vermogen (de virulentie). Stammen met verschillende virulentie veroorzaken wel dezelfde ziekteverschijnselen, maar er is verschil in ernst van de verschijnselen of in de snelheid waarmee het ziekteproces zich ontwikkelt. Dit hangt af van factoren als het vermogen van de stammen om aan lichaamscellen te hechten, het bezit van een kapsel die beschermt tegen de afweer van de gastheer, het bezit van toxische stoffen (als endotoxine, exotoxine, mycotoxine en enzymen) die schade toebrengen aan het lichaam van de gastheer. Naast infecties kunnen micro-organismen ook vergiftigingen en allergieën veroorzaken. De hygiëne hypothese Bekend uit diverse branches waaronder de zorg, de Waterschappen, de microbiologische laboratoria, maar ook uit de afvalbranche dat wanneer men net in zo’n bedrijf gaat werken, men in het begin relatief vaak ziek is. Naarmate men er wat langer werkt en meer met microorganismen in aanraking komt, blijkt de weerstand van die medewerkers sterk te stijgen en neemt het ziekteverzuim weer af. Anders gezegd: Een beetje vies is eigenlijk wel gezond. Dus moet het allemaal zó schoon en vrij van bacteriën, virussen en schimmels zijn? Door een te schone omgeving krijgt ons immuunsysteem veel te weinig prikkels. Daardoor kunnen we op den duur nergens meer tegen. Met de toenemende dreiging van antibiotica-resistente bacteriën is dit geen goede ontwikkeling. Als reactie op de te schone omgeving ontwikkelen we bovendien al steeds meer allergieën, astma, eczeem, enz.
8.
OVERIGE ZAKEN
Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen Door een aantal medewerkers worden FFP3-filtermaskers gedragen. Opvallend is dat enkele medewerkers deze regelmatig aan een koordje om hun nek lieten hangen, waardoor ook de binnenzijde van het masker besmet raakt en er van een goede bescherming natuurlijk geen sprake meer is. Advies: Strikter toezien op het juist dragen van de filtermaskers. Wanneer deze niet voor de neus en de mond zitten, deze direct in een plastic zakje of trommel opbergen.
Schoonspuiten van de loshal Verschillende chauffeurs spuiten na het lossen hun wagen schoon. Dit doen zij soms (of altijd?) zonder adembescherming. Het gevolg van het schoonspuiten is wel dat tijdelijk er zeer verhoogde waarden van stoffen, bacteriën, schimmels en endotoxines in de hal kunnen hangen gebonden aan aerosolen. Deze kunnen worden ingeademd. Advies: Bij het schoonspuiten verplicht stellen dat adembescherming wordt gedragen. Overwegen om dit in een apart gedeelte van de loshal te doen, waar verder geen andere personen lopen. ~ 12 ~