RAPPORTAGE IMPLEMENTATIETOETS GROEN
Nelleke Lafeber & Alinda Huistra 15.05.2013
INHOUDSOPGAVE
Inleiding ............................................................................................................................... 3 2. Bevindingen per thema ................................................................................................... 6 Thema 1: INHOUD ........................................................................................................... 6 Thema 2: ORGANISATIE .................................................................................................. 8 Thema 3: BEROEPSPRAKTIJKVORMING .......................................................................... 9 Thema 4: EXAMINERING ............................................................................................... 10 Thema 5: NIEUWE WETTELIJKE VEREISEN .................................................................... 11 3. Conclusies: voorwaarden voor implementatie ............................................................. 13 4. Bevindingen per dossier ................................................................................................ 14 4.1 Kwalificatiedossier Agrocluster (rood) .................................................................... 14 4.2 Kwalificatiedossier Dier (oranje) ............................................................................. 19 4.3 Gespecialiseerde dierverzorging (oranje) ............................................................... 23 4.4 Groene Ruimte (rood) ............................................................................................. 24 4.5 Toezicht Leefomgeving (oranje) .............................................................................. 27 4.6 Kwalificatiedossier Paard (rood) ............................................................................. 29 4.7 Entreedossier voedsel natuur en leefomgeving (rood) .......................................... 33 BIJLAGE 1 – Koersnotitie Kaders Examinering in de BKS................................................... 37
2
Inleiding Het afgelopen jaar is de kwalificatiestructuur voor het groene onderwijs fors herzien. In goede samenwerking tussen AOC’s, bedrijfsleven en Aequor is een aanzienlijke reductie van het aantal kwalificatiedossiers gerealiseerd. Dit heeft consequenties voor de organisatie en inhoud van de opleidingen. Voor de AOC’s is het belangrijk dat de kwalificatiedossiers in de praktijk ook uitvoerbaar en betaalbaar zijn. Daarnaast staat voorop dat de nieuwe kwalificatiestructuur niet mag leiden tot een versmalling van het onderwijsaanbod dat de AOC’s nu aanbieden. Alle huidige opleidingen moeten ook binnen de nieuwe structuur mogelijk zijn. Deze twee voorwaarden zijn het uitgangspunt geweest bij de implementatietoets. In februari 2013 zijn zeven kwalificatiedossiers van Aequor door de SBB vrijgegeven om te worden getest. Het is aan de AOC’s om in de implementatietoets te beoordelen of het mogelijk is om op basis van deze herziene dossiers onderwijs en examens uit te voeren. De implementatietoets is de toets op de uitwerking van een kwalificatiedossier naar de onderwijspraktijk als voorbereiding op een zorgvuldige invoering op scholen in de MBOsector. Het heeft als doel zowel de instellingen, Aequor, de AOC Raad als de SBB informatie te geven over de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van nieuwe kwalificatiedossiers. Gezien het korte tijdsbestek en de onduidelijkheid over randvoorwaarden als onderwijstijd en bekostiging heeft de toets alleen op hoofdlijnen hierover een oordeel kunnen geven. Het gaat daarbij om: Komen tot een inschatting van de mate waarin de dossiers goed “te vertalen" zijn naar onderwijs en examens. Bieden de dossiers daadwerkelijk de mogelijkheid om het onderwijs anders – doelmatiger en flexibeler – in te richten? Zicht op de initiatieven die door AOC’s, het Ontwikkelcentrum en/of de Groene Standaard/Phoenix al gepleegd zijn, en inspanningen die (globaal) nog moeten worden ondernomen om tot de invoering van de nieuwe kwalificatiedossiers te komen en het bijbehorende tijdspad. Om hier een antwoord op te kunnen geven is als leidraad een vragenlijst ontwikkeld rondom de thema’s onderwijs, examinering, BPV, organisatie en wettelijke vereisten. De AOC’s hebben ervoor gekozen om deze vragenlijst gezamenlijk – verdeeld over drie regio’s - uit te werken. De door de toetsingskamer SBB vrijgegeven dossiers van Aequor voor deze implementatietoets zijn: Agrocluster Dierverzorging Gespecialiseerde dierverzorging (Hoefsmid)
3
Groene ruimte Toezicht leefomgeving Paard Entreedossier voedsel, natuur en leefomgeving.
Status en reikwijdte implementatietoets Op basis van deze rapportage en de diverse sectorale rapportages van de Bedrijfstakgroepen van de MBO Raad, stelt de MBO Raad een eindrapport op van de implementatietoets met aanbevelingen gericht aan het projectmanagement Herziening kwalificatiestructuur en bestuur SBB. De SBB zal op basis hiervan landelijke verbeterpunten voor de kwalificatiestructuur als geheel duiden en het bestuur SBB van adviezen voorzien. De implementatietoets maakt deel uit van de praktijktest van de SBB welke bestaat uit: a) structuur- en dossiertest; b) systeemtest; c) implementatietoets. Daarnaast worden de uitkomsten van deze rapportage benut door Aequor, de paritaire commissie en ontwikkelgroepen om de dossiers door te ontwikkelen en verder te verbeteren. Hiervoor zijn ook de meer gedetailleerde rapportages die in de regio’s zijn opgesteld voor Aequor beschikbaar gesteld. Opmerkingen vooraf Begin februari zijn de kwalificatiedossiers vrijgegeven voor de implementatietoets. Het vrijgeven van dossiers betekende echter niet dat ze ook gereed waren. Zo geldt voor alle dossiers dat de keuzedelen op dat moment niet bekend waren. Ook zijn de exameneisen niet expliciet opgenomen en/of zijn beschrijvingen van de kenmerkende beroepssituaties nog onvolledig. Deze twee punten werken door in de bevindingen van de implementatietoets en zijn door de AOC’s herhaaldelijk genoemd als wezenlijk ontbrekende informatie. Daarnaast ontbreken twee essentiële dossiers rondom bloem/styling en voeding. Hierdoor ontbreekt een compleet beeld van de herziene structuur voor de groene sector. Daarnaast is een aantal vrijgegeven dossiers tijdens de implementatietoets door Aequor doorontwikkeld, waardoor deze zowel inhoudelijk als qua structuur zijn veranderd. Deels komt dit doordat de SBB tijdens de implementatietoets de voorschriften heeft gewijzigd. Zo is onlangs geadviseerd het aantal profielen in het Entreedossier te verminderen en is voorgesteld om enkele profielen op niveau 4 te verwijderen en te vervangen door kopopleidingen ondernemen/leidinggeven. Met deze mogelijke wijzigingen is in deze rapportage geen rekening gehouden.
4
Niet alle AOC’s hebben op korte termijn medewerkers kunnen vrijmaken om de inspanningen te verrichten voor de implementatietoets. Per AOC zijn om die reden in de praktijk soms verschillende keuzes gemaakt wie aan de bijeenkomsten deelneemt en/of de digitale vragenlijst invult. Daarnaast is gebleken dat het voor de AOC’s lastig is gezien het korte tijdsbestek, en de soms nog minimale kennis van het nieuwe format – goed gefundeerde uitspraken over de uitvoerbaarheid te doen. Kortom, deze rapportage dient gelezen te worden in de wetenschap dat o.a. de meest complexe dossiers nog opgeleverd moeten worden, er geen keuzedelen waren om te toetsen, de exameneisen niet geëxpliciteerd zijn en de bevindingen in kort tijdsbestek zijn vergaard. Leeswijzer bij de resultaten van de implementatietoets In de reacties vanuit de regio’s wordt onderscheid gemaakt tussen algemene opmerkingen over de dossiers en de nieuwe structuur én specifieke (vakinhoudelijke) opmerkingen ten aanzien van de dossiers. In de hierna volgende hoofdstukken wordt dit onderscheid ook toegepast. Bij de dossiers is aangegeven in hoeverre het realistisch is dat deze dossiers samen met de overige maatregelen uit Focus op vakmanschap per augustus 2014 ingevoerd worden. Hierbij is ervan uitgegaan dat binnen zeer korte termijn helderheid ontstaat m.b.t. keuzedelen, examinering, onderwijstijd etc. Legenda: Rood geeft aan dat er m.b.t. dat dossier fundamentele wijzigingen moeten worden doorgevoerd en/of dat de wijzigingen rondom het dossier én Focus op vakmanschap niet binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar zijn.
Oranje geeft aan dat m.b.t. dat dossier wijzigingen moeten worden doorgevoerd die in mindere mate fundamenteel van aard zijn, maar wel noodzakelijk én waarvan wordt ingeschat (op basis van de op dit moment beschikbare informatie) dat deze binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar zijn.
Groen geeft aan dat er m.b.t. dat dossier geen of enkele kleine wijzigingen nodig zijn die binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar zijn.
5
2. Bevindingen per thema Thema 1: INHOUD 1a. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: wat moet er gebeuren om de opleiding inhoudelijk aan te passen, dat wil zeggen in termen van Onderwijs- en Examenreglement, curricula, materialen, handboeken?
Zowel de reductie en herziening van de kwalificatiedossiers als de maatregelen rondom intensivering en verkorting leiden tot aanpassing van bestaande curricula, leermiddelen en het OER. In sommige gevallen zijn slechts enkele verschuivingen in het programma nodig. In andere gevallen dient een nieuw programma en onderwijsmateriaal ontwikkeld te worden.
Ontwikkeling van een nieuw programma en lesmateriaal is noodzakelijk deels omdat deze nu al verouderd zijn. In andere gevallen zijn aanpassingen nodig doordat verschillende groepen deelnemers samengevoegd worden of opleidingen worden verzwaard.
Wanneer opleidingen geclusterd worden, is een aanzienlijke aanpassing van de onderwijsorganisatie nodig en betekent dit een cultuuromslag bij de docenten. Hiervoor is een duidelijke visie op het onderwijsmodel en helderheid over de planning en programmering van het curriculum over de leerjaren heen voorwaardelijk.
Met betrekking tot de kwalificatiedossiers wordt als positief opgemerkt dat het lijkt of er meer ‘ruimte’ in de dossiers zit. Tevens is meer aandacht voor kennis. Dit is een goede ontwikkeling gezien de klachten die er op dit moment zijn over het kennisniveau van onze deelnemers.
In veel dossiers lijkt weinig rekening gehouden te zijn met relevante maatschappelijke toekomstige ontwikkelingen en trends. Een kijk op de veranderingen in de maatschappij, duurzaamheid, de veranderde economische omstandigheden, het Europese denken ontbreekt of is summier beschreven.
De dossiers sluiten prima aan bij het huidige traditionele beroepsbeeld. Echter, voor de huidige opleidingen richting o.a. toerisme en recreatie, urban design, outdoor, sportvissen, zorg en leefomgeving of watermanagement zijn zij onuitvoerbaar. De dossiers sluiten onvoldoende aan bij de wensen van het regionale bedrijfsleven, waarvoor de AOC’s deze opleidingen hebben ontwikkeld.
6
Om deze opleidingen aan te kunnen blijven bieden, is voorwaardelijk dat de basis en profielen sober en in neutrale bewoording zijn geformuleerd, waarbij de keuzedelen de verbijzondering bieden, zodanig dat de AOC’s hun huidige opleidingsaanbod niet hoeven te saneren.
Er is nog steeds een kunstmatige waterscheiding tussen groene en overige kwalificaties. Essentieel is om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden om dossiers over de sectoren heen te ontwikkelen en basis en profieldelen van verschillende kenniscentra te combineren in één dossier.
De keuzedelen zijn nog niet ontwikkeld. Daar liggen kansen voor opleidingen om de verbijzondering vorm te geven. Dat wil zeggen om vernieuwend te zijn, aan te sluiten bij arbeidsmarktrelevantie en regiodifferentiatie of verdieping en verbreding aan te brengen. Door het ontbreken van de keuzedelen, is op dit moment geen volledig curriculum te bouwen en is niet inzichtelijk wat de consequenties zijn m.b.t. verzwaring, eisen docent, aanpassing facilitair/materiaal etc. Het is van belang dat op korte termijn bekend is waar de inhoud van keuzedelen aan moet voldoen en hoe de examinering vorm krijgt.
2b. In hoeverre is hierbij behoefte om gezamenlijk onderwijs- en examenmateriaal te ontwikkelen? Delen van onderwijsmateriaal is wenselijk. Gezamenlijk ontwikkelen ziet men niet altijd als optie i.v.m. verschillende lesstijlen. Toetsen en aanvullend bewijsmateriaal voor de PvB’s kunnen gedeeld worden. Er is een grote behoefte om gezamenlijk examenmateriaal te ontwikkelen. Hierin wordt voorzien door De groene standaard en Phoenix. Examens in het keuzedeel zullen op maat ontwikkeld moeten worden; dit kan ook door De groene standaard en Phoenix worden opgepakt. Samenwerking gebruiken om kosten te beperken. In overleg keuzedelen gezamenlijk ontwikkelen en aanbieden. Er is bij het ontwerp van de kwalificatiestructuur weinig rekening gehouden met de door de overheid fors aangezette rol van het MBO als vooropleiding voor het HBO. Nu krijgt dit alleen vorm in de keuzedelen. Het is niet duidelijk waarom toeleidende opleidingen als MBO Toegepaste Biologie niet in de structuur een plek hebben gekregen.
7
Thema 2: ORGANISATIE 2a. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: wat moet er gebeuren om de opleiding aan te passen in termen van bundeling van groepen van deelnemers, locatiekeuze, onderbrengen bij dezelfde/andere divisies, inrichting onderwijsteams, benodigde deskundigheid, etc. Biedt het kwalificatiedossier voldoende mogelijkheden om de opleidingen in te richten, passend bij de wensen van de school? Of werkt het kwalificatiedossier hierin beperkend? 2b. Gegeven alle voorliggende kwalificatiedossiers: is het mogelijk om op basis daarvan alle huidige opleidingen vorm te geven, of ontbreken er basisdelen /profielen / keuzedelen?
Op dit moment kennen sommige AOC’s verschillende kleine opleidingen. Het basisdeel biedt mogelijkheden om deelnemers te bundelen. Dit betekent wel dat onderwijsteams bij bepaalde onderdelen meer moeten gaan samenwerken en dat de organisatie aangepast moet worden. Om kleine opleidingen organiseerbaar en betaalbaar te houden, wordt daarnaast bundeling en samenwerking d.m.v. projecten / via CIV / ROC’s gezocht.
De keuzes voor het verzorgen van profielen op een locatie, zal afhankelijk zijn van de keuzes die op basis van strategie in combinatie met organisatorische keuzes en werkveld gemaakt worden.
Elke instelling moet een opleidingsstructuur ontwerpen die de resultante vormt van enerzijds de interesse en ambities van de deelnemers en anderzijds de mogelijkheden uit het aanbod in de kwalificatiestructuur. Daarbij zal bekeken worden welke vestigingen voor welke onderdelen gaan samenwerken of deelnemers onderling gaan combineren.
Bij de bundeling van groepen van deelnemers gaat de voorkeur uit om groepen op basis van niveau te bundelen (dus groep niveau 2, groep niveau 3 en groep niveau 4), mede gezien de urenintensivering. Momenteel is het basisdeel van de meeste dossiers te beroep specifiek ingevuld waardoor een dergelijke bundeling wordt beperkt, aangezien onderwerpen al snel exemplarisch (profiel gekleurd) ingevuld moeten worden. Een andere optie is om deelnemers te bundelen op basis van het kwalificatiedossier. Hierover moeten de instellingen nog keuzes maken.
Onderwijsruimtes moeten worden aangepast/vermeerderd. Door de vermindering van het aantal BPV-uren moeten meer praktijkruimtes worden aangeboden. Daarnaast is bijscholing van docenten op het vakgebied nodig en zal nieuwe lesstof
8
(digitale leermiddelen) ontwikkeld moeten worden. Dit vraagt een flinke tijds- en financiële investering.
Op basis van de nieuwe kwalificatiedossiers moet opnieuw worden gekeken naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van verkorting van de niveau 4 opleidingen.
Thema 3: BEROEPSPRAKTIJKVORMING 3. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: wat moet er gebeuren om de praktijkcomponent goed vorm te geven in overleg met het regionale/sectorale bedrijfsleven? In hoeverre schat u in dat de herziening van het kwalificatiedossier ook tot een andere invulling en/of aanpak van de BPV zal leiden?
De invulling en aanpak blijven in grote lijnen hetzelfde. De dossiers geven weinig aanleiding tot een andere aanpak van de BPV. De nieuwe wetgeving m.b.t. in instellingstijd verzorgd onderwijs – o.a. min. 300 klokuren BPV en 700 klokuren ‘les’ in het eerste jaar – vereist dit echter wel.
Door de verkorting van de duur van de opleiding en het terugbrengen van het minimum aantal uren BPV per leerjaar is de praktijkcomponent flink gekort. Deelnemers kunnen minder werkprocessen in de praktijk uitvoeren en doen minder praktijkervaring op. Niet alleen het bedrijfsleven, maar ook de scholen dienen zich hiervan bewust te zijn. Het bedrijfsleven moet geïnformeerd worden dat het aantal uren BPV fors minder zal worden, waardoor het ervaren risico van onvoldoende aansluiting op de praktijk van het bedrijfsleven toeneemt. Voor een goede dialoog hierover is tijd nodig.
Bedrijfsleven en onderwijs zouden met elkaar opzoek moeten gaan naar alternatieve vormen van praktijkleren, zodat deelnemers praktijkonderzoeken kunnen uitvoeren geldend als begeleide onderwijstijd. Hiervoor is van belang dat de herdefiniëring van onderwijstijd deze ruimte biedt.
Aandachtspunten blijven: - Optimalisatie contact school en bedrijf(sleven). - Een duidelijke selectie maken van goede BPV-bedrijven, juist omdat de BPV in een kortere periode uitgevoerd wordt. - Kwaliteit van de BPV-bedrijven verhogen door de bedrijven beter op te leiden doormiddel van cursussen. - Wanneer van het bedrijfsleven teveel investering gevraagd wordt t.a.v. certificering wordt voorzien dat bedrijven afhaken.
9
Vanwege de vermindering van de BPV-uren zullen de praktische vaardigheden van de deelnemers op termijn minder worden, maar de theoretische bagage zal hoger zijn. Dit is een goede ontwikkeling. De huidige klachten zijn namelijk vooral gericht op het lage kennisniveau van de deelnemers. Keerzijde is dat door minder BPV de kans groot is dat deelnemers minder goed aansluiting zullen vinden in de praktijk van het beroep. Daarmee kan de kloof tussen het bedrijfsleven / praktijk en de deelnemer als groter worden ervaren.
Randvoorwaarde voor de uitvoerbaarheid van de dossiers is, dat Aequor bedrijven in de toekomst erkent per kerntaak of deel van het dossier. Erkenning voor één kerntaak betekent erkenning voor het gehele dossier. Dit geldt ook voor internationale bedrijven.
Thema 4: EXAMINERING1 4. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier en voorstel voor de formulering van exameneisen: wat moet er gebeuren om de examinering goed vorm te geven, rekening houdend met afspraken tussen scholen en het regionale/sectorale bedrijfsleven?
Examinering is tot op heden nog niet terug te vinden in de kwalificatiedossiers. Informeel is bekend dat het gaat om: 1) Kritische beroepssituatie, 2) Gedrag, 3) Vakkennis en vaardigheden. Bij het formuleren van de exameneisen moeten er per profiel in ieder geval de volgende vragen worden gesteld: - Wat gaat er geleerd worden? - Wat gaat er geëxamineerd worden? - Welke leeractiviteiten worden er tijdens de opleiding aangeboden? - Welke bewijslast ligt hieraan ten grondslag?
De essentie van het dossier/beroep moet geëxamineerd worden. In het dossier zou aangegeven moeten worden welke onderdelen relevant zijn. Tevens is van belang dat duidelijk wordt wat de niveaudifferentiatie van het basisdeel betekent voor de examinering.
Voor de examinering is het zaak dat kennis, vaardigheden en gedrag in een logisch verband in het dossier worden beschreven. Dat is bij meerdere dossiers niet het geval en dat maakt examinering op dit moment lastig uitvoerbaar.
Een mix aan exameninstrumenten moet ontwikkeld worden en landelijk vastgesteld ter borging van de kwaliteit.
1
In het Bestuur van de AOC Raad is besloten de koersnotitie ‘uitgangspunten examinering’ als inzet in de gesprekken over examinering in diverse gremia te gebruiken. Zie bijlage.
10
Eén Proeve van Bekwaamheid per profiel moet voldoende zijn, met een overzichtelijke (niet te gedetailleerde) beoordeling. Gezien het feit dat gebleken is dat in het verleden niet alle werkprocessen (goed) via proeven kunnen worden uitgevoerd en dat kennis en vaardigheden nu explicieter in de dossiers zijn aangegeven, zullen naast proeven ook kennis- en vaardigheidsexamens nodig zijn.
Waar mogelijk moet de examinering plaatsvinden in de praktijk. Exameneisen dienen mede in overleg met bedrijfsleven te worden vastgesteld. De instelling is echter verantwoordelijk voor de beoordeling. Examens voor het keuzedeel zullen op maat ontwikkeld moeten worden. Instellingen zullen daarvoor eerst in overleg met het regionale bedrijfsleven moeten vaststellen welke onderwerpen de examinering op het keuzedeel moet gaan omvatten. Dit is voor instellingen en bedrijfsleven een nieuw en lastig proces, wat de nodige tijd en dus investering vereist.
Thema 5: NIEUWE WETTELIJKE VEREISEN 5. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: kunt u straks invulling geven aan de eisen die de nieuwe wetgeving straks aan u stelt? Waaronder intensivering van begeleide onderwijstijd, verkorting van de opleidingsduur, entreeopleidingen; dit geldt zowel voor BOL als BBL. De nieuwe wetgeving rondom intensivering en verkorting onderwijstijd vraagt om meer afwisselende lesstof en werkvormen, zodat de deelnemer langer geboeid kan blijven. Daarnaast moet de onderwijsprogrammering worden aangepast. Duidelijkheid over de wettelijke definitie van (begeleide) onderwijstijd is noodzakelijk, zodat bepaald kan worden welke onderwijskundige aanpassingen binnen de definitie vallen en welke niet. Invoering van de maatregelen van Focus op Vakmanschap en de implementatie van de herziene dossiers dient gelijktijdig plaats te vinden. Separate invoering betekent voor de instellingen een onnodige belasting van de onderwijskundige en administratieve inrichting. Wat betreft het Entreedossier verandert er inhoudelijk niet zo veel ten opzichte van de huidige niveau 1/AKA. Met betrekking tot de organisatie van de opleiding liggen er twee belangrijke zaken die veel aandacht zullen vragen: 1) De intake en vervolgens het vastleggen van de individueel gemaakte afspraken in een onderwijsovereenkomst. 2) Het bindend studieadvies na uiterlijk 4 maanden.
11
Daarnaast worden er vraagtekens gezet bij de haalbaarheid van de eisen voor Nederlands en rekenen (2F) voor niveau 2 en wordt wat betreft niveau 1 op basis van de pilots geconstateerd dat het gevraagde niveau niet haalbaar is. Het mbo heeft een drievoudige taak: deelnemers voorbereiden op de arbeidsmarkt, op functioneren in de maatschappij en doorstroom. In de praktijk lijkt het bedrijfsleven de nadruk te liggen op de voorbereiding op de arbeidsmarkt. Hierdoor komt het onderwijs in de knel. Bijvoorbeeld geldt voor niveau 2 dat de verzwaring van de beroepseisen in combinatie met de eisen voor taal en rekenen het risico vergroot op uitval. Om dit te voorkomen moet de instelling extra investeren in begeleiding van de deelnemers met de nodige financiële consequenties. 6. Indien in het gegeven kwalificatiedossier branchevereisten zijn opgenomen: kunt u straks invulling geven aan deze eisen, dat wil zetten zijn deze inpasbaar in het opleidingsprogramma / examen en betaalbaar voor AOC en/of deelnemer? In een aantal dossiers zijn nieuwe branchevereisten opgenomen. Gezien de intensivering van uren worden er niet zozeer problemen verwacht in de programmering, wel wat betreft betaalbaarheid en haalbaarheid voor de deelnemers. Dit geldt in het bijzonder voor het trekkerrijbewijs in het dossier Agrocluster en de branchevereisten in het dossier Paard.
12
3. Conclusies: voorwaarden voor implementatie Aan de AOC’s is de vraag voorgelegd of gegeven de voorliggende dossiers invoering van deze dossiers én de overige maatregelen uit Focus op vakmanschap realiseerbaar is per studiejaar 2014-2015 met de beschikbare middelen. Het algemene antwoord is: Invoering van de herziene dossiers gelijktijdig met de maatregelen uit Focus op vakmanschap is per 2014 alleen realiseerbaar wanneer op korte termijn: 1. Alle kwalificatiedossiers definitief worden vastgesteld, waarbij vooraf duidelijkheid is over de exameneisen en beheersingscriteria én de keuzedelen zijn ontwikkeld die nodig zijn om het huidige opleidingsaanbod te kunnen blijven aanbieden. 2. De randvoorwaarden rondom bekostiging, toezicht, onderwijstijd etc. helder zijn, zodat komend schooljaar volop benut kan worden voor het daadwerkelijk ontwikkelen van curricula. 3. De dossiers volledig aansluiten bij het huidige opleidingsaanbod van de AOC’s en de wensen van het regionale bedrijfsleven, zodanig dat de AOC’s hun huidige opleidingsaanbod niet hoeven te saneren. Om deze opleidingen aan te kunnen blijven bieden, is voorwaardelijk dat de basis en profielen sober en in neutrale bewoording zijn geformuleerd, waarbij de keuzedelen de verbijzondering bieden. 4. Wanneer de kunstmatige waterscheiding tussen groene en overige kwalificaties is opgeheven. 5. De leesbaarheid van de kwalificatiedossiers wordt vergroot: - nummering kerntaken en werkprocessen uit profiel en basis zijn hetzelfde. - detaillering en wijze van beschrijving van bv. vaardigheden, complexiteit tussen dossiers verschilt. Er dient een redactieslag te komen over alle dossiers, dit is van groot belang voor het clusteren van groepen deelnemers. 5. Duidelijkheid is over de verhouding tussen het basis- en profieldeel ten aanzien van de beschikbare onderwijstijd voor de niveaus 2, 3 en 4. 6. De benodigde systemen zoals BRON beschikbaar en voor 100 % betrouwbaar zijn, waardoor de AOC’s voldoende tijd hebben om de eigen systemen hierop aan te sluiten. 7. Er extra middelen en tijd beschikbaar zijn voor het ontwikkelen van nieuwe producten, de inrichting systemen etc.
13
4. Bevindingen per dossier 4.1 Kwalificatiedossier Agrocluster (rood) In het kort Het dossier Agrocluster is een breed dossier dat zowel verticaal als horizontaal geclusterd is, waardoor het een complex dossier is geworden. Tussen plant en dier zit een groot onderscheid. Daarnaast is ook het huidige dossier logistiek vakman en de huidige opleiding Groen, grond en infra terug te vinden in het dossier. Dit brede dossier biedt de AOC’s nieuwe kansen. Financiering en formatieruimte zijn de belangrijke factoren rondom de opleidingen die onder het dossier Agrocluster vallen. Kleine, bedreigde opleidingen, zoals plantenteelt of varkenshouderij lijken door de indeling in basis en profiel geholpen te zijn met dit dossier. Het dossier maakt het mogelijk deze opleidingen deels te combineren. Echter, voor de beroepsgerichte basistaken geldt dat als je groepen wilt bundelen, de lessen algemener worden. Dit betekent dat er niet altijd tegemoet gekomen kan worden aan de wensen vanuit het regionale bedrijfsleven. Bovendien betekent dit in de organisatie een flinke herstructurering en een cultuuromslag voor docenten. Totaaloordeel rood: m.b.t. dit dossier moeten fundamentele wijzigingen worden doorgevoerd en/of de wijzigingen rondom het dossier én Focus op vakmanschap zijn niet binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar. Inhoud en Onderwijs 1a. Hoeveel moet er inhoudelijk aan het onderwijsprogramma veranderd worden? Voor het basisdeel is het onmogelijk om een programma te maken dat in principe voor niveau 2, niveau 3, niveau 4 gelijk(waardig) is als ook alle ‘sectoren’ (plant, veehouderij, varkenshouderij, pluimvee, loonwerk) tot hun recht laat komen. Met name plant, varkenshouderij en pluimvee zijn binnen hun context significant onderscheidend van veehouderij/loonwerk, bundeling van deze leerlingen kan ertoe leiden dat leerlingen zich niet herkennen in dit deel van hun opleiding. Indien het om organisatorische en financiële redenen noodzakelijk is om huidige opleidingen te clusteren, vraagt het een flinke investering van de AOC’s om te komen tot een gemeenschappelijke invulling van het basisdeel, zonder de inhoud van de opleidingen te verarmen.
14
Wanneer het wel organiseerbaar en betaalbaar is om het basisdeel in profielgroepsindeling aan te bieden, maakt dit de onderwijsprogrammering en examinering eenvoudiger. Gezien de leerlingaantallen zal dit voor de meeste AOC’s echter moeilijk realiseerbaar zijn. Binnen de profielen is de ‘oude’ structuur te herkennen, de context is helder en herkenbaar. Hoe het profiel in maximaal 35% van de opleidingstijd in de volle breedte weg te zetten is, is nog niet altijd duidelijk. Voor de loonwerkopleidingen zal door de AOC’s onderzocht worden hoe er omgegaan wordt met de positionering van loonwerk in twee kwalificatiedossiers: “Agrocluster” en “Groene ruimte”. Het is nog niet duidelijk wat dit zal betekenen voor de onderwijsorganisatie en het onderwijsmateriaal. 1b. Wat moet er aan het kwalificatiedossier gewijzigd worden, wil het dossier aansluiten bij de inhoud van de bestaande opleidingen? Het basisdeel is erg beroepsgericht ingevuld. Dit komt niet ten goede aan het voornemen om de huidige opleidingen te bundelen. Het basisdeel zou hiervoor smaller ingevuld moeten worden en het profiel sterker. Op basis van het dossier Agrocluster is de huidige kansrijke opleiding zorgboerderij niet vorm te geven. Het basisdeel biedt nog ruimte, maar de vertaling hiervan naar het onderwijsprogramma van de opleiding zorgboerderij vraagt veel creativiteit. Een oplossing in de vorm van een keuzedeel zorg, wordt betwijfeld gezien de communicatie richting deelnemers over de opleiding zorgboerderij. In dossier lijkt weinig rekening gehouden te zijn met relevante maatschappelijke toekomstige ontwikkelingen en trends. Een kijk op maatschappelijke ontwikkelingen, duurzaamheid, de veranderde economische omstandigheden, het Europese denken komen onvoldoende terug. Ze zijn niet meegenomen of zeer summier beschreven. Juist in deze vakgebieden is een vertaalslag naar technologische en maatschappelijke aanpassingen wenselijk. De opleiding melkveehouderij herkent zich nog onvoldoende in de details binnen het dossier. Daarnaast ontbreekt het ondernemerschap en aandacht voor opvolging van het familiebedrijf. 1c. Welke keuzedelen worden voorgesteld? De keuzedelen zijn voor dit dossier nog niet ontwikkeld. Daar liggen kansen voor de diverse opleidingen om vernieuwend te zijn, aan te sluiten bij arbeidsmarktrelevantie en regiodifferentiatie of verdieping en verbreding te bieden.
15
Suggesties voor keuzedelen zijn: Keuzedelen die te maken hebben met duurzaamheid, biodiversiteit, bio-based economy. Doordat loonwerk in twee kwalificatiedossiers is geplaatst, is er behoefte aan een keuzedeel voor cultuurtechniek voor het dossier Agrocluster en een keuzedeel agrarisch loonwerk voor Groene ruimte. Een wenselijk keuzedeel gerelateerd aan arbeidsmarktperspectief van NoordHolland is zaadveredeling. Keuzedelen gericht op melkveehouderij zijn o.a. verbreding in de melkveehouderij/tweede tak, melkverrijking, verbreding melkvee, etc. Keuzedeel ‘cultuurtechniek’ en evt. ’waterbeheer’ voor loonwerk. Keuzedeel gewasbescherming B voor niveau 4 productiedieren en teelt. ‘Zorg’ of zorgboerderij. Examinering 2a. Wat moet er gebeuren om de examinering goed vorm te geven? Een nieuwe examenmix van kennis- en vaardigheden examens, PvB etc. moet ontwikkeld worden. Hierbij is de behoefte om landelijk examenmateriaal te ontwikkelen groot. 2b. Gezamenlijk onderwijs- en examenmateriaal ontwikkelen? Indien ook onderwijsmateriaal meer in gezamenlijkheid wordt ontwikkeld, is het gewenst dat er ook afstemming plaatsvindt wat betreft de van inrichting en structuur van de opleidingen. Via het Landelijk Overleg Loonwerk kan met behulp van CUMELA landelijk lesmateriaal worden ontwikkeld. Beroepspraktijkvorming 3.Wat moet er gebeuren om de praktijkcomponent goed vorm te geven? Het dossier op zich geeft geen aanleiding tot een andere aanpak van de BPV. De nieuwe wetgeving m.b.t. in instellingstijd verzorgd onderwijs - min. 300 klokuren BPV en 700 klokuren ‘les’ in het eerste jaar- echter wel. Aandachtspunten blijven: Optimalisatie contact school en bedrijfsleven. Een duidelijke selectie maken van goede BPV-bedrijven. Kwaliteit van de BPV-bedrijven verhogen door de bedrijven beter op te leiden doormiddel van cursussen vanuit bijv. Aequor.
16
Organisatie 4. Welke organisatorische zaken moeten gaan veranderen? Financiering en formatieruimte zijn de belangrijke factoren als het om de opleidingen gaat die onder het dossier Agrocluster vallen. Kleine, bedreigde opleidingen, zoals plantenteelt of varkenshouderij lijken door de indeling in basis en profiel geholpen te zijn met dit dossier. Het dossier maakt het mogelijk om deze opleidingen deels te combineren. Het dossier stuurt de AOC’s aan actiever bezig te zijn met macrodoelmatigheid. Dit betekent echter wel dat de regionale behoeften en wensen vanuit het bedrijfsleven op een 2e plan gezet zijn. Wat dit betreft werkt het dossier beperkend. Momenteel worden de AVO vakken al MBO breed aangeboden, dus dit kan zo blijven. Voor de beroepsgerichte basistaken geldt dat als je groepen wilt bundelen, de lessen dan erg algemeen worden. Er blijft op deze manier weinig van het vak over. De herkenbaarheid van de opleiding wordt voor zowel leerling als docent minder. Bovendien betekent dit dat er op korte termijn formatieruimte moet komen voor de verschillende docenten vanuit de ‘sectoren’(profielen) en experts vanuit beroepenveld/bedrijfsleven die gezamenlijk met de invulling van het nieuwe dossier aan de slag gaan. Wanneer opleidingen geclusterd worden, betekent dit een aanzienlijke aanpassing van de onderwijsorganisatie en een cultuuromslag bij de docenten. Hiervoor is een duidelijke visie op het onderwijsmodel en helderheid over de planning en programmering van het curriculum over de leerjaren heen voorwaardelijk. Loonwerk blijft niet zoals het nu is een opleiding met een eigen kwalificatiedossier. De opleiding valt straks onder het dossier Agrocluster of onder Groene Ruimte. Er worden in de onderwijsuitvoering knelpunten verwacht, mede doordat loonwerk op veel scholen een kleine opleiding is. De leerlingen zullen geclusterd worden met leerlingen veehouderij, akkerbouw en tuinbouw of met leerlingen groen/hovenier. Deze clustering zal in de praktijk lastig blijken. Het risico is groot dat de huidige opleiding richting loonwerk in de toekomst hierdoor niet meer goed herkenbaar is. Daarnaast sluit juist de huidige combinatie van agrarisch en cultuurtechnisch aan bij de praktijk op het huidige loonbedrijf. Zonder deze breedte heeft de opleiding loonwerk geen bestaansrecht.
17
Wettelijk kader (Focus op vakmanschap) 5. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: kunt u straks invulling geven aan de eisen die de nieuwe wetgeving straks aan u stelt (Focus op vakmanschap)? De nieuwe wetgeving rondom intensivering en verkorting onderwijstijd vraagt om meer afwisselende lesstof en werkvormen, zodat de leerling langer geboeid kan blijven. Branchevereisten: Er zullen zich geen grote problemen voordoen bij Basisveiligheid VCA en de licenties gewasbescherming. Eenduidigheid t.a.v. gewasbescherming is gewenst. Gewasbescherming B op niveau 4 is voor productiedieren en teelt eigenlijk gewenst. Bij de invoering van het trekkerrijbewijs worden wel grote problemen voorzien. Er zijn schattingen dat het nieuwe trekkerrijbewijs tussen de € 2000 en € 2700 gaat kosten. Omdat het nieuwe trekkerrijbewijs meer nadruk legt op verkeersinzicht, moet er groot aantal rijlessen worden gevolgd. Deze worden gegeven door een speciaal opgeleide instructeur op een aangepaste (met dubbele bediening uitgeruste) trekker. Bovendien moet het examen door een CBR-erkende examinator worden afgenomen, wat ook kostenverhogend werkt. Wie deze kosten gaat betalen - het AOC of de leerling - is niet duidelijk. Waarschijnlijk het AOC, omdat het trekkerrijbewijs in het kwalificatiedossier als een verplicht onderdeel van de opleiding is genoemd. Dit betekent dat de rest van de opleiding flink versoberd zal moeten worden. Mocht het zo zijn dat de leerling het rijbewijs zelf betaalt dan ontstaan er ook problemen. Veel leerlingen kunnen of willen dit niet betalen. In dat geval wordt een drastische terugloop van het leerlingenaantal in de (toch vaak al niet te grote) loonwerkopleidingen verwacht. In de opleiding “transport en logistiek” is dit opgelost door een lening beschikbaar te stellen die door de leerling in een aantal jaren kan worden afgelost. Een dergelijke oplossing zal door de brancheorganisatie moeten worden geregeld.
18
4.2 Kwalificatiedossier Dier (oranje) In het kort Dit dossier dekt grotendeels de opleidingen die op dit moment op de AOC’s worden aangeboden, maar zou meer in neutrale bewoording geformuleerd moeten worden, zodat nieuwe ontwikkelingen niet direct tot aanpassing van het dossier leiden. In het basisdeel wijkt de invulling voor de profielen dierenartsassistent paraveterinair en proefdierverzorger aanzienlijk af van de overige profielen. Dit maakt het lastiger om in het onderwijs een brede basis aan te bieden. Vermindering van het aantal BPV-uren betekent dat meer vaardigheden op school geleerd moeten worden. Hiervoor zijn meer praktijkruimtes nodig. Totaaloordeel oranje: in dit dossier moeten wijzigingen worden doorgevoerd die in mindere mate fundamenteel van aard zijn, maar wel noodzakelijk en waarvan wordt ingeschat (op basis van de op dit moment beschikbare informatie) dat deze binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar zijn. Inhoud en Onderwijs 1a. Hoeveel moet er inhoudelijk aan het onderwijsprogramma veranderd worden? De gezamenlijke basis van het dossier sluit aan op de wijze waarop de meeste opleidingen momenteel worden georganiseerd. Het eerste deel van de opleidingen kan gezamenlijk worden aangeboden. Daarna vindt de specialisatie naar de profielen plaats. Het huidige lesmateriaal zal inhoudelijk aangepast moeten worden, deels omdat deze nu al verouderd is, deels omdat de verzwaring (uitvoering van publieksgerichte activiteiten en de daarbij behorende communicatieve vaardigheden) behorende bij niveau 2 en 3 om een aanvulling en verdieping van het huidige lesmateriaal vraagt. Met betrekking tot niveau 2 wordt opgemerkt dat de verzwaring niet past bij het niveau en wellicht zorgt voor uitval/vsv en vraagt om meer begeleiding van de docent. Het ontwikkelen van nieuw lesmateriaal vraagt een flinke tijds- en financiële inspanning. Het feit het profiel Dierenartsassistent paraveterinair in 35% van de opleidingstijd uitgevoerd moet worden, doet geen recht aan de breedte en diepte van de opleiding. Te meer, omdat paraveterinair in vier jaar aangeboden wordt, terwijl de bedrijfsleider in 3 jaar moet. Het is niet eenvoudig deelnemers uit deze opleidingen een gezamenlijk basisdeel aan te bieden. Het basisdeel van de dierenartsassistent paraveterinair is in uren namelijk groter door de langere opleidingsduur.
19
Nb. Er is brede zorg over het feit dat de opleiding op niveau 2 richting paard binnen het dossier Dier is komen te vallen. Zie ook de opmerkingen hierover bij het kwalificatiedossier Paard. 1b. Wat moet er aan het kwalificatiedossier gewijzigd worden, wil het dossier aansluiten bij de inhoud van de bestaande opleidingen? De algemene toon van het dossier gaat vooral uit van zoogdieren of vee. Veel minder sluit het aan bij werken in bv. een reptielenopvang of de aquariumafdeling van een dierenspeciaalzaak. Hierdoor zijn sommige werkprocessen niet uit te voeren binnen bestaande leerbedrijven, onderwijs en examinering. Oplossing hiervoor is, zoals eerder aangegeven een sober en in neutrale bewoordingen beschreven basis- en profieldeel, welke ruimte biedt om nieuwe ontwikkelingen in het bedrijfsleven in het onderwijs vorm te geven zonder iedere keer het dossier aan te moeten passen. Dit dossier dekt grotendeels de opleidingen die momenteel op de AOC’s worden aangeboden. De opleiding dierverzorging specialisatie wildlife wordt bijvoorbeeld lastiger in te richten, m.n. veldbiologie. Dit zal in het keuzedeel geplaatst moeten worden, waardoor er minder mogelijkheden ontstaan om andere onderdelen als keuze aan te bieden. Er wordt gepleit voor een algemener geformuleerd basisdeel. Er wordt geconstateerd dat de beheersingsvoorschriften van de profielen paraveterinair en proefdierverzorger in de basis te veel afwijken van overige de profielen, waardoor het lastig is om een breed onderwijsprogramma aan te bieden. Bij de medewerker dierverzorging is in het dossier geen profiel beschikbaar. Dit lijkt in tegenspraak te zijn met de opzet van de kwalificatiestructuur, waarbij alle deelnemers een basis- profiel en keuzedeel moeten krijgen. Bij het profiel dierenartsassistent paraveterinair is te weinig aandacht voor de begeleiding van het geboorteproces. Hierdoor ontstaat de kans dat dit onderdeel ook uit het onderwijsproces zal verdwijnen. 1c. Welke keuzedelen worden voorgesteld? Een korte brainstorm levert de volgende ideeën voor keuzedelen op: Dier en zorg of zorgboerderij Dierenspeciaalzaak (niveau 3 / 4) Detailhandel (niveau 2) Dierenpark Trimmer Ondernemerschap (niveau 4)
20
Er wordt voorgesteld om de keuzedelen gezamenlijk met meerdere AOC’s te ontwikkelen. Examinering 2a. Wat moet er gebeuren om de examinering goed vorm te geven? De noodzaak tot het gezamenlijk aanbieden en ontwikkelen examenmateriaal is groot. Voor de uitvoerbaarheid van het nieuwe dossier is harmonisatie onontkoombaar, waarbij de instellingen de ruimte moeten houden om de examinering af te stemmen op hun specialisatie. Dit vraagt een extra investering van de instellingen. 2b. Gezamenlijk onderwijs- en examenmateriaal ontwikkelen? Het delen van onderwijsmateriaal is wenselijk. Al het materiaal gezamenlijk ontwikkelen ziet men niet als optie i.v.m. de verschillende lesstijlen. Met betrekking tot examenproducten kunnen toetsen en aanvullend bewijsmateriaal voor de Proeven van Bekwaamheid gedeeld worden. Wellicht zouden ook gezamenlijke vaardigheidstoetsen paraveterinair georganiseerd kunnen worden vanwege minimale groepsgrootte. Beroepspraktijkvorming 3.Wat moet er gebeuren om de praktijkcomponent goed vorm te geven? De invulling en aanpak van de BPV blijft in grote lijnen hetzelfde. Echter, doordat er in verhouding minder tijd beschikbaar is voor de BPV, betekent dit voor leerlingen dat zij ook minder tijd zullen doorbrengen op meer gerenommeerde bedrijven. Bovendien betekent dit voor het profiel dierenartsassistent paraveterinair, minder keuzes in de BPV in de onderbouw en meer lessen om in de bovenbouw de zeer belangrijke DAP stage te behouden. Problemen worden verwacht bij een aantal werkprocessen, dat niet eenvoudig is uit te voeren op alle leerbedrijven. Er is ook enige zorg met betrekking tot de leerwerkplek van de BBL-ers. Zij zitten met een contract vast aan één bedrijfstype, de verwachting is dat zij niet alle onderdelen uit het dossier op deze ene werkplek kunnen uitvoeren. Dit zal dus via school moeten gebeuren. De vergroting van de praktijkcomponent zorgt ervoor dat instellingen moeten investeren om dit op alle locaties te kunnen verzorgen. Dit is een groot aandachtspunt zeker nu vermindering optreedt t.a.v. praktijkgelden.
21
Organisatie 4. Welke organisatorische zaken moeten gaan veranderen? Het basisdeel biedt mogelijkheden om deelnemers te bundelen. Dit betekent wel dat onderwijsteams bij bepaalde onderdelen meer moeten gaan samenwerken en dat de organisatie aangepast moet worden. De deskundigheid m.b.t. dierverzorging is voldoende in de AOC’s aanwezig. Met betrekking tot het profiel dierenartsassistent zou deze bij sommige AOC’s nog verder uitbreid mogen worden. Wanneer de inhoud van de keuzeonderdelen bekend is en ook (zoals nu) de inhoud van het kwalificatiedossier zal gekeken moeten worden naar de faciliteiten per locatie. Juist bij het aanbieden van opleidingen waarin praktische vaardigheden worden vereist zijn de juiste faciliteiten van groot belang. Onderwijsruimtes zullen moeten worden aangepast/vermeerdert. Door de vermindering van het aantal BPV-uren, moeten meer praktijkruimtes worden aangeboden. Daarnaast is bijscholing van docenten op het vakgebied nodig en zal nieuwe lesstof (digitale leermiddelen) ontwikkeld moeten worden. Dit vraagt een flinke tijdsinvestering. Wettelijk kader (Focus op vakmanschap) 5. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: kunt u straks invulling geven aan de eisen die de nieuwe wetgeving straks aan u stelt (Focus op vakmanschap)? De wet op gezelschapsdieren moet o.a. het honden- en kattenbesluit gaan omvatten en wordt straks vertaald naar het kwalificatiedossier en de opleidingen. Het is nog niet duidelijk hoe dit vorm gaat krijgen. De wijze van examineren zoals dat voorgesteld wordt in het dossier is voor het profiel dierenartsassistent paraveterinair een kostbare aangelegenheid en vraagt veel van de organisatie (m.n. in manuren).
22
4.3 Gespecialiseerde dierverzorging (oranje) Dit dossier is onvoldoende uitvoerig in de implementatietoets getest, omdat maar een klein deel van de AOC’s dit dossier aanbiedt. De eerste bevindingen laten geen noemenswaardige knelpunten zien. Het dossier komt grotendeels overeen met het bestaande kwalificatiedossier. Wijzigingen in onderwijs- en examenorganisatie komen met name voort uit de maatregelen rondom Focus op Vakmanschap, niet zozeer door inhoudelijke wijziging van het dossier. Totaaloordeel oranje: in dit dossier moeten wijzigingen worden doorgevoerd die in mindere mate fundamenteel van aard zijn, maar wel noodzakelijk en waarvan wordt ingeschat (op basis van de op dit moment beschikbare informatie) dat deze binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar zijn.
23
4.4 Groene Ruimte (rood) In het kort Dit dossier sluit prima aan bij het traditionele groene beroepsbeeld. Het dossier is echter zeer moeilijk uitvoerbaar voor de huidige opleidingen richting toerisme en recreatie, urban design, outdoor, sportvissen of watermanagement. Een sober en in neutrale bewoordingen geformuleerde basis- en profielen zijn noodzakelijk, zodat de AOC’s hun huidige opleidingsaanbod niet hoeven te saneren. Daarnaast zijn in dit dossier enkele branchevereisten opgenomen die wat betreft betaalbaarheid en haalbaarheid knellen. Het oude kwalificatiedossier Groen, grond en infra is over twee dossiers verdeeld: Groene Ruimte en Agrocluster. Door deze splitsing en wijziging van de structuur is het niet mogelijk om de huidige opleiding ongewijzigd te laten. Totaaloordeel rood: m.b.t. dit dossier moeten fundamentele wijzigingen worden doorgevoerd en/of de wijzigingen rondom het dossier én Focus op vakmanschap zijn niet binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar. Inhoud en Onderwijs 1a. Hoeveel moet er inhoudelijk aan het onderwijsprogramma veranderd worden? Dit dossier lijkt erg op het huidige dossier. De meeste kerntaken en werkprocessen zijn zodanig omschreven dat er ruimte is om deze in de traditionele groene opleidingen naar wens in te vullen. Er worden geen noemenswaardige problemen verwacht voor de invulling van de opleidingen richting tuin, park en landschap, bos en natuurbeheer. Enig knelpunt dat hier wordt genoemd is de verplichting van de plantenkenniskaart VHG. Deze is nu niet verplicht en voor veel deelnemers, zeker van niveau 2, zou dit een struikelblok vormen. Het dossier sluit prima aan bij het traditionele groene beroepsbeeld. Echter, voor de huidige opleidingen richting o.a. toerisme en recreatie, urban design, outdoor, sportvissen of watermanagement is het dossier onuitvoerbaar. Het dossier sluit onvoldoende aan bij de wensen van het regionale bedrijfsleven, waarvoor de AOC’s deze opleidingen hebben ontwikkeld. Om deze opleidingen aan te kunnen blijven bieden, is voorwaardelijk dat de basis en profielen sober en in neutrale bewoording zijn geformuleerd, waarbij de keuzedelen de verbijzondering bieden, zodanig dat de AOC’s hun huidige opleidingsaanbod niet hoeven te saneren. Aandachtspunt hierbij is dat het keuzedeel slechts 15% van de gehele opleiding uitmaakt.
24
Het oude kwalificatiedossier Groen, grond en infra is over twee dossiers verdeeld: Groene Ruimte en Agrocluster. Daarnaast is ook de structuur van dit dossier sterk veranderd. Door deze splitsing en wijziging van de structuur is het niet mogelijk om de huidige opleiding ongewijzigd te laten. Dit vraagt een extra investering. Bovendien wordt er sterk getwijfeld of de splitsing wel te goede komt van de opleiding. In het basisdeel van het dossier Groene Ruimte komen elementen naar voren waar de leerling die bij een cultuurtechnisch bedrijf werkt in de praktijk weinig mee van doen heeft (plantenkennis, onderhoud groen). 1b. Wat moet er aan het kwalificatiedossier gewijzigd worden, wil het dossier aansluiten bij de inhoud van de bestaande opleidingen? In het dossier ontbreekt de kijk op de maatschappelijke ontwikkelingen, de veranderde economische omstandigheden, het Europese denken. Al deze zaken die thuis horen in de 21ste eeuw zijn niet meegenomen of zeer summier beschreven. Er zou meer aandacht besteed moeten worden aan technische kennis en innovatieve energieoplossingen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan dak/gevelgroen, fijnstofafvang, isolatie door groen, groene constructies, staanplaatsverbetering maar ook energieopwekking en duurzaamheid in de stad. 1c. Welke keuzedelen worden voorgesteld? Bijvoorbeeld motorkettingzagen als keuzedeel bij Medewerker natuur en recreatie. Examinering 2a. Wat moet er gebeuren om de examinering goed vorm te geven? Afname examens “oude stijl” is niet mogelijk, omdat het dossier is aangepast. Het examenmateriaal dient deels aangepast te worden. Hierbij is één proeve aan het einde van de opleiding met een goed portfolio wenselijk. Tevens is nog niet bekend welke keuzedelen beschikbaar komen en hoe die er uit komen te zien. Ook dit heeft gevolgen voor de examinering. 2b. Gezamenlijk onderwijs- en examenmateriaal ontwikkelen? Die behoefte is groot en er ligt een mooie kans om dit gezamenlijk te gaan doen. Er liggen al goede aanzetten hiervoor. Het is goed om hierover te overleggen en om van elkaars materiaal gebruik te kunnen maken. Tijd is hierbij vaak een beperkende factor.
25
Beroepspraktijkvorming 3.Wat moet er gebeuren om de praktijkcomponent goed vorm te geven? De invulling van de BPV zal niet veel veranderen. Vanwege de verlaging van de BPV-uren zullen de praktische vaardigheden van de deelnemers op termijn minder worden, maar de theoretische bagage zal hoger zijn. Dit is een goede ontwikkeling. De huidige klachten zijn namelijk vooral gericht op het lage kennisniveau van de deelnemers. De keuze van het juiste BPV-adres wordt nog belangrijker, omdat de BPV in een kortere periode uitgevoerd wordt. Organisatie 4. Welke organisatorische zaken moeten gaan veranderen? Met name wat betreft de opleidingen richting loonwerk zal de organisatie aanzienlijk aangepast worden. Zie ook de opmerkingen hierover bij het dossier Agrocluster. Wettelijk kader (Focus op vakmanschap) 5. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: kunt u straks invulling geven aan de eisen die de nieuwe wetgeving straks aan u stelt (Focus op vakmanschap)? In het dossier zijn een aantal nieuwe branchevereisten opgenomen. Gezien de intensivering van uren worden er niet zozeer problemen verwacht in de onderwijsprogrammering, wel wat betreft betaalbaarheid en haalbaarheid voor de deelnemer. Plantenkenniskaart VHG: VHG lijst is prima als richtlijn, maar zeker niet als eis. Dat is niet reëel voor de niveaus, met name de deelnemers van niveau 2 en 3 gaan dat niet redden. De VHG is één van de branche organisaties, maar er zijn meerdere branche organisaties, dan zou je die ook hierin moeten betrekken. Dit is blijkbaar niet gebeurd. Dus de lijst als richtlijn is voldoende. VCA en cursus flora & fauna wet: Niet als eis in het dossier opnemen. De kosten voor school worden hierdoor te hoog. Daarnaast wordt het dan een verplichte winkelnering bij het instituut dat VCA-examens afneemt, dat lijkt ons niet goed. Het is wel goed om de inhoud als lesstof aan te bieden. Vervolgens de keuze bij de deelnemers neerleggen of zij wel/niet examen willen doen in deze onderdelen (branchecertificaat).De inhoud moet in de opleiding zitten, maar de certificering moet er buiten liggen (i.v.m. bekostiging en slaag- zakregeling).
26
4.5 Toezicht Leefomgeving (oranje) In het kort De grootste zorg bij de uitvoerbaarheid van dit dossier zit in het up to date houden van lesmateriaal. Daarnaast wordt er gepleit voor een bredere opzet van het dossier, zodat deze niet alleen gericht is op het opleiden van gemeenteambtenaren. Daarnaast is voor de uitvoering van deze opleiding goede samenwerking met overheidsinstellingen of ingenieursbedrijven van groot belang. Totaal oordeel oranje: in dit dossier moeten wijzigingen worden doorgevoerd die in mindere mate fundamenteel van aard zijn, maar wel noodzakelijk en waarvan wordt ingeschat (op basis van de op dit moment beschikbare informatie) dat deze binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar zijn. Inhoud en Onderwijs 1a. Hoeveel moet er inhoudelijk aan het onderwijsprogramma veranderd worden? Het lesmateriaal moet geactualiseerd worden. Het huidige lesmateriaal is ruim 10 jaar oud - ontwikkeld door het Ontwikkelcentrum - en niet meer actueel. Dit geldt met name voor de onderdelen op het gebied van wet- en regelgeving m.b.t. milieuzorg en ontwikkelingen in saneringstechnieken. Deze aanpassing brengt kosten met zich mee. De docenten moeten worden bijgeschoold en er is tijd nodig om het lesmateriaal te herschrijven. 1b. Wat moet er aan het kwalificatiedossier gewijzigd worden, wil het dossier aansluiten bij de inhoud van de bestaande opleidingen? Het dossier is te eenzijdig gericht op het houden van toezicht. Hierdoor is het onvoldoende flexibel om breder op te leiden dan alleen tot gemeenteambtenaar. Zo zouden de opleidingen Toegepaste biologie gebaat zijn met meer focus op het onderzoek ten dienste van beleidsuitvoering (met beleid dus meer naar de achtergrond). Daarnaast wordt opgemerkt dat in het dossier onvoldoende aandacht is voor de communicatieve kant van het beroep, richting klant (bedrijven) en burger. Het onderscheid tussen enerzijds de onderzoeker anderzijds de inspecteur mag scherper. In het basisdeel zitten onderzoeksvaardigheden die bij de inspecteur weg mogen. Deze kunnen verplaatst worden naar het profiel.
27
Het is positief dat in dit dossier het profiel onderzoeker is teruggebracht, waardoor opleidingen richting watertechnologie (de ingenieursbureaus) een plek kunnen vinden. Examinering 2. Wat moet er gebeuren om de examinering goed vorm te geven? Afname examens “oude stijl” is niet mogelijk in de nieuwe dossiers. Het examenmateriaal dient dus helemaal aangepast te worden. Hierbij is één proeve aan het einde van de opleiding met een goed portfolio wenselijk. Organisatie 4. Welke organisatorische zaken moeten gaan veranderen? Op dit moment wordt dit dossier slechts op een klein aantal AOC’s aangeboden en zijn de leerlingaantallen klein. Om deze opleidingen rendabel te houden wordt bundeling en samenwerking d.m.v. projecten / via CIV gezocht worden. Beroepspraktijkvorming 3.Wat moet er gebeuren om de praktijkcomponent goed vorm te geven? Het is van belang dat de overheid (gemeente, provincie, waterschappen) in de regio het belang ziet van deze opleiding en ondersteuning biedt bij het aanbieden / ondersteunen van stageplekken. Hier ligt een belangrijke taak. Wettelijk kader (Focus op vakmanschap) 5. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: kunt u straks invulling geven aan de eisen die de nieuwe wetgeving straks aan u stelt (Focus op vakmanschap)? Geen opmerkingen.
28
4.6 Kwalificatiedossier Paard (rood) In het kort Er zijn grote zorgen over het kostenaspect ten aanzien van de uitvoer van de opleidingen in dit dossier. De eisen met betrekking tot rij- en instructievaardigheden zijn verhoogd op aandringen van het bedrijfsleven. Hierdoor zijn veel meer rij- en praktijklessen nodig om als leerling aan deze eisen te voldoen. Dit moet wel bekostigd kunnen worden. Hiervoor zijn de praktijkgelden van essentieel belang, maar deze zijn in het gedrang. Bovendien is er door vermindering van het aantal BPV-uren, minder mogelijkheid om deze vaardigheden in de praktijk te oefenen. Kortom, het is voor de AOC’s niet realistisch om het voorliggende dossier met de verhoogde branchevereisten uit te voeren en te bekostigen. Tevens zijn er zorgen over het ontbreken van een niveau 2 profiel in het dossier. Totaaloordeel rood: m.b.t. dit dossier moeten fundamentele wijzigingen worden doorgevoerd en/of de wijzigingen rondom het dossier én Focus op vakmanschap zijn niet binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar. Inhoud en Onderwijs 1a. Hoeveel moet er inhoudelijk aan het onderwijsprogramma veranderd worden? De inhoudelijke verzwaring van de profielen op niveau 3 en 4 vraagt een aanvulling en verdieping van het huidige lesmateriaal en professionalisering van de instructeurs. Daarnaast zal ook facilitair gezien hogere eisen gesteld worden aan de inzet van de paarden. De instructeur op niveau 4 mag er één studiejaar langer over doen, waarbij de praktische componenten meer tijd krijgen. Opvallend hierin is de minimale invulling van ondernemerschap en diens houding. Dit is geen goede ontwikkeling en verdient meer aandacht in het dossier. Overigens verhoudt de opleidingsduur van de instructeur zich scheef in vergelijking met de opleidingsduur van het profiel Bedrijfsleider dat op drie jaar is gesteld. Het profiel bedrijfsleider paard is pittig vanwege de vele financiële vakkennis die nodig is en vanwege de grotere verantwoordelijkheden die dit profiel met zich mee draagt. Dit in combinatie met de eisen rondom rijvaardigheden, zal een vol en kostbaar programma worden. 1b. Wat moet er aan het kwalificatiedossier gewijzigd worden, wil het dossier aansluiten bij de inhoud van de bestaande opleidingen? Het is goed dat alle profielen rondom de opleidingen paard zijn ondergebracht in één dossier met daarin een herkenbare verdeling tussen niveaus en profielen die gedragen
29
worden door het bedrijfsleven. Hierdoor is er een betere aansluiting met de afzetmarkt gewaarborgd. Opvallend hierin is de keuze om geen profiel op niveau 2 op te nemen. Het AOC verliest hierdoor leerlingen. De leerlingen die de opleiding richting paard op niveau 2 volgen, moeten straks ondergebracht worden bij de opleiding dierverzorging op niveau 2. Dit is onwenselijk. Indien het AOC ervoor kiest om - in het belang van de doorlopende leerlijn en de herkenbaarheid richting de leerling - de opleiding paard op niveau 2 toch onder te brengen bij de groep leerlingen die dit op de hogere niveaus volgt, wordt dit problematisch. De inhoud van twee kwalificatiedossiers zijn daarvoor te afwijkend. 1c. Welke keuzedelen worden voorgesteld? Er wordt voorgesteld om gezamenlijk keuzedelen te ontwikkelen en eventueel samen aan te bieden. Enkele suggesties voor keuzedelen zijn: Doorstroom keuzedeel van niveau 3 naar niveau 4 Doorstroom keuzedeel naar HBO Keuzedeel gericht op fokkerij, hospitality of internationalisering Hoewel het de voorkeur heeft om ‘zorg’ in het dossier zelf op te nemen, is een belangrijk punt wel dat een keuzedeel ´zorg´ breed beschreven wordt, zodat deze inpasbaar is bij meerdere opleidingen en profielen. Examinering 2. Wat moet er gebeuren om de examinering goed vorm te geven? Het is nog onduidelijk wat de exameneisen zijn binnen dit dossier. Dit geldt vooral voor de aangescherpte eisen m.b.t. rijden / instructie geven. Gepleit wordt voor duidelijke exameneisen waar geen torenhoge kosten aan verbonden zijn. Dit betekent o.a. dat het mogelijk zou moeten zijn dat de examinering van rijden en instructie geven intern plaatsvindt en niet verplicht gekoppeld is aan eisen vanuit brancheorganisaties. Beroepspraktijkvorming 3.Wat moet er gebeuren om de praktijkcomponent goed vorm te geven? De beperking van het aantal uren BPV door Focus op Vakmanschap en het verplichte Veiligheidscertificaat zorgen voor de grootste omschakeling in de uitvoering van dit dossier. Dit staat grotendeels los van de inhoud van het kwalificatiedossier.
30
Voor het profiel instructeur Paardensport geldt dat er enorm veel gereden en instructie gegeven moet worden om leerjaar vier te vullen en om aan de exameneisen te voldoen. De vermindering van het aantal uren BPV maakt dit qua onderwijsuitvoering erg lastig en kostbaar. Wanneer van alle leerlingen wordt verwacht dat zij op het BPV-bedrijf kunnen rijden en instructie kunnen geven, heeft dit grote gevolgen voor zowel de leerling als het aantal geschikte BPV-bedrijven. Dit zal voor een beperking van het aantal BPV-bedrijven zorgen. Op maneges kan hooguit onder begeleiding les worden gegeven, bij stoeterijen, hengstenhouderijen etc. is zowel rijden als lesgeven vaak niet aan de orde. Kortom, voor dit dossier is het heel erg belangrijk dat we minder contacturen mogen aanbieden en meer praktijkuren, zodat dit dossier goed uitgevoerd en bekostigd kan worden. Zodra bekend is wat de eisen rondom rijden / instructie geven exact zijn en meer duidelijkheid is rondom het Veiligheidscertificaat, kan bepaald worden welk informatie de scholen nog met bedrijfsleven moeten delen. Hiervoor moeten in ieder geval opleidingsplannen en BPV-opdrachten aangepast worden. Dit gaat vóór september 2014 waarschijnlijk niet lukken. Organisatie 4. Welke organisatorische zaken moeten gaan veranderen? In het dossier zijn aangescherpte eisen voor rijden en instructie opgenomen. Deze eisen gaan voor organisatorische problemen zorgen. Onder andere omdat: Niet alle leerlingen over een eigen paard beschikken. Paarden die nu op de praktijklocaties staan ongeschikt zijn voor de instructeurcursussen. Het herziene dossier leidt ertoe dat er gekozen moet worden voor een andere locatie met andere paarden, welke geschikt is voor rijden en instructie. In verband met de extra kosten die dit met zich meebrengt, is dit op korte termijn geen realistische oplossing. Niet alle leerlingen willen/kunnen rijden en lesgeven, terwijl zij wel heel geschikt kunnen zijn voor het vak paardenhouderij. Huidige praktijklocaties niet allemaal aan de eisen voldoen. De selectie strenger wordt (rij eis), waardoor terugloop in deelnemers verwacht wordt. Bovendien zijn er extra kosten verbonden aan deze eisen. De kosten voor het behalen van de eisen m.b.t. rijden en instructie geven zullen stijgen. Vooral wanneer de eisen gekoppeld worden aan de KNHS-cursus en/of ORUN. Ook worden extra kosten verwacht
31
voor huren van geschikte paarden en het huren van een binnen-/buitenbak en instructeur. Wettelijk kader (Focus op vakmanschap) 5. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: kunt u straks invulling geven aan de eisen die de nieuwe wetgeving straks aan u stelt (Focus op vakmanschap)? Zoals eerder aangegeven wordt ingeschat dat het onmogelijk is om een deelnemer Instructeur Paardensport in de beschikbare onderwijstijd en ingekorte BPV het verwachte niveau aan te leren, al helemaal niet in het (extra) vierde jaar.
32
4.7 Entreedossier voedsel natuur en leefomgeving (rood) In het kort Het dossier zoals dat met vijf profielen is vrijgegeven voor de implementatietoets komt grotendeels overeen met de huidige kwalificatiedossiers op niveau 1. Onderstaande bevindingen zijn op basis van dit vrijgegeven dossier gemaakt. Echter, de SBB heeft onlangs geadviseerd het aantal profielen op niveau 1 te verminderen. Dit betekent dat het Entreedossier op korte termijn aanzienlijk zal wijzigen. In kader van samenwerking met ROC’s en/of collega AOC’s wordt opgeroepen om het nieuwe kwalificatiedossier zo snel mogelijk op te leveren, zodat de eerste stappen in de afstemming gezet kunnen worden. Wat betreft de opbouw van dit nieuwe dossier wordt gepleit voor één breed algemeen dossier, ontwikkeld door alle kenniscentra met profielen die sectorbreed gerelateerd zijn. Bijvoorbeeld profiel groen (breedste zin van het woord), profiel techniek, profiel handel. Verdieping kan vormgegeven worden in de keuzedelen. Door de diversiteit aan huidige profielen stromen de gediplomeerden te smal uit. Dit komt hun kansen op de arbeidsmarkt niet ten goede en is voor de onderwijsinstellingen niet betaalbaar. Totaaloordeel rood: m.b.t. dit dossier moeten fundamentele wijzigingen worden doorgevoerd en/of de wijzigingen rondom het dossier én Focus op vakmanschap zijn niet binnen het tot nu toe gestelde tijdspad haalbaar. Inhoud en Onderwijs 1a. Hoeveel moet er inhoudelijk aan het onderwijsprogramma veranderd worden? Er verandert inhoudelijk niet zo veel ten opzichte van het huidige dossier op niveau of de AKA. Met betrekking tot de opleiding zijn er twee belangrijke zaken die veel aandacht zullen gaan vragen in de ontwikkeling van de nieuwe Entreeopleiding: De intake en vervolgens de individueel gemaakte afspraken vastleggen in een onderwijsovereenkomst. Het bindend studieadvies na uiterlijk 4 maanden. Daarnaast worden er vraagtekens gezet bij de haalbaarheid van de eisen voor Nederlands en rekenen (2F). Dit zal voor veel leerlingen niet haalbaar zijn.
33
1b. Wat moet er aan het kwalificatiedossier gewijzigd worden, wil het dossier aansluiten bij de inhoud van de bestaande opleidingen? Het voorliggende Entreedossier is uitgebreid en kent te veel profielen. Er wordt op dit moment gesproken over het terugbrengen van het aantal profielen. De AOC’s vinden dit wenselijk. Zo maakt de veelheid aan profielen het bijvoorbeeld lastig om samen met een ROC een entreeopleiding aan te bieden. Tevens is er zorg over het profiel dierverzorging. Dit profiel is niet zonder reden uit het vorige dossier gehaald: gebrek aan arbeidsmarktrelevantie. Het voorliggende dossier is vooral gericht op de vakinhoud van het beroep assistent medewerker, maar biedt weinig handvatten voor het aanleren van de zogenaamde ‘zachte competenties’ zoals school- en werknemersvaardigheden. Wellicht dat dit in de nieuwe versie van het dossier nadrukkelijker opgenomen kan worden. 1c. Welke keuzedelen worden voorgesteld? Het door Aequor voorgestelde keuzedeel Computergebruik is niet direct uitdagend voor de deelnemer om te kiezen. Solliciteren daarentegen is vooral geschikt voor de groep die we toeleiden naar werk. Het zou mooi zijn dat er ook vakverdiepende keuze komt en eventueel een keuzedeel voor toegepaste taal- en rekenvaardigheden om de doorstroom naar niveau 2 te realiseren. Vooral voor uitstroom naar de arbeidsmarkt in het groen is het behalen van VCA een wenselijke branchevereiste om de kans op de arbeidsmarkt te vergroten. VCA zou in dit dossier daarom een keuzedeel kunnen zijn. Examinering 2a. Wat moet er gebeuren om de examinering goed vorm te geven? De examinering van het Entreedossier zal niet veel afwijken met de huidige praktijk. Daarbij moet snel duidelijkheid komen met betrekking tot de exameneisen Nederlands en rekenen. Vanuit het landelijk platform kwam naar voren dat de mogelijkheid van doorstroom naar niveau 2 afhankelijk is van het wel of niet slagen voor niveau 2F op taal en rekenen. Deelnemers die hiervoor niet slagen krijgen wel een diploma maar zonder doorstroomrecht naar niveau 2. Dit kan zeer verwarrend zijn voor het bedrijfsleven wanneer we deelnemers gaan afleveren met hetzelfde diploma maar met verschillende inhoud.
34
2b. Gezamenlijk onderwijs- en examenmateriaal ontwikkelen? Voor AVO bestaan voldoende bestaande methodes waar nu goed mee gewerkt wordt. Daarnaast zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn om via opdrachtenbank materiaal uit te wisselen. Er ontstaat een grote meerwaarde wanneer er een goed gevulde database komt waaruit onderwijsgevenden kunnen putten. Overigens is de inschatting, dat meer regionaal zal worden samengewerkt in plaats van tussen AOC’s. De doelgroep zal niet van AOC naar AOC gaan, maar in de regio blijven en daar switchen tussen sectoren. Beroepspraktijkvorming 3.Wat moet er gebeuren om de praktijkcomponent goed vorm te geven? Voor de doelgroep die we toeleiden naar werk is samenwerking met job coaching en klantmanagers van de gemeenten zeer belangrijk. De BPV is dan niet alleen een proces tussen deelnemer, onderwijs en bedrijf maar ook met de gemeenten. Dit betekent dat nog meer dan bij niveau 1/AKA er regionale netwerken opgezet moeten worden waarin onderwijs, gemeenten en bedrijven goed vertegenwoordigd zijn. Vanwege de diversiteit aan problematiek die binnen de opleidingen Entree aanwezig zullen zijn, zal extra goed gekeken moeten worden welke leerling aan welk bedrijf gekoppeld wordt. Het opzetten van dergelijke netwerken wordt nog een hele klus. Er wordt momenteel nadrukkelijk gekeken naar samenwerking met ROC’s. Mede omdat deze netwerken vanuit grote AKA-afdelingen daar al langer bestaan. Het zou goed zijn om eventueel kwaliteitseisen voor de BPV op te nemen, gericht op de doelgroepen die in het Entree-onderwijs instromen. Organisatie 4. Welke organisatorische zaken moeten gaan veranderen? Er zal nagedacht moeten worden over de uiteenlopende instroom van deelnemers vanuit vsv vmbo ongediplomeerd tot niet-werkende werkzoekende jongeren zonder uitkering en vaak met (multi)persoonlijke problematiek. Voor deze doelgroep is een flexibel instroommoment zeer wenselijk, maar ook de doorstroom voor deelnemers met voldoende capaciteit naar de aansluitende niveau 2 opleiding moet goed zijn. Dit vraagt om aanpassingen in de opbouw van de opleiding en instroommomenten. Het is moeilijk in te schatten hoeveel mensen uit de doelgroep gaan kiezen voor de groene sector. Voor de overige sectoren zal meer belangstelling zijn. Dit kan betekenen dat het misschien efficiënter is om regionaal te gaan samenwerken met ROC’s. Daar zit het grote volume. Voor praktijkcomponenten en examinering zal het AOC dan nadrukkelijk in beeld komen. Bovendien is samenwerking met ROC’s van belang omdat,
35
deelnemers na 4 maanden (na het bindend studieadvies) herplaatsbaar zijn binnen een ander profiel (ook in niet-groen). In het land is een pilot Entree gestart gericht op de toekomstige doelgroep. De eerste ervaring is dat de grote verscheidenheid aan problematiek die de verschillende deelnemers met zich meedragen een grote weerslag heeft op het onderwijs en de docenten die voor de groep staan. Kort gezegd: het is niet automatisch zo dat docenten die nu in niveau 1/AKA lesgeven ook automatisch goed kunnen functioneren binnen Entree. Er zal nog meer nadruk op de pedagogische en didactische kant komen te liggen gekoppeld aan uitgebreide kennis op het gebied van stoornissen en problematiek waarmee de leerlingen binnenkomen. Deelnemers hebben de eerste vier maanden volledig nodig om zich te oriënteren en gaan daarna pas gericht aan de slag met de kerntaken en werkprocessen van het gekozen profiel en keuzedeel. Het wordt een hele uitdaging om dit binnen de nominale tijd van één studiejaar te realiseren, zeker gezien de uitdagingen, beperkingen en leerbelemmeringen waar de doelgroep mee te maken heeft. Wettelijk kader (Focus op vakmanschap) 5. Gegeven het voorliggende kwalificatiedossier: kunt u straks invulling geven aan de eisen die de nieuwe wetgeving straks aan u stelt (Focus op vakmanschap)? De eis van 2F voor Nederlands en rekenen is behoorlijk zwaar voor deze doelgroep. Daarnaast heeft de invoering van het Entreedossier ook financiële gevolgen voor de organisatie. Welke gevolgen dit precies zijn, is door de AOC’s momenteel lastig in te schatten. Overige opmerkingen Wat ontbreekt binnen het kwalificatiedossier of vanuit het kenniscentrum, SBB of AOC Raad zijn handreikingen rondom de Entreetoets, Oriëntatie (max. 4 maanden) en het Bindend Studieadvies. Verder zou het goed zijn dat er ook voorlichting komt richting het bedrijfsleven.
36
BIJLAGE 1 – Koersnotitie Kaders Examinering in de BKS Van Datum Betreft
: AOC Raad : April 2013 : Kaders Examinering in de BKS
DOEL VAN DE NOTITIE: Als onderwijs de regie nemen over de wijze waarop de examinering en exameneisen onderdeel worden van de beroepsgerichte kwalificatiestructuur (BKS) door de hierna geformuleerde kaders in diverse gremia onder de aandacht brengen. Context: MBO-opleidingen en -examens moeten herkenbaar zijn voor studenten en bedrijven én recht doen aan de diversiteit in het middelbaar beroepsonderwijs. Een MBO-diploma moet goede kansen bieden op de arbeidsmarkt of een vervolgopleiding. Met de herziening van de kwalificatiestructuur moeten in de nieuwe dossiers de exameneisen een duidelijke plaats krijgen om het vertrouwen in diploma’s te bestendigen en het toezicht te vereenvoudigen. Kaders: De kwaliteit, uitvoerbaarheid, haalbaarheid en betaalbaarheid is het startpunt bij het denken en uitwerken van de examinering in de herziene kwalificatiestructuur. De uitwerking en uitvoering van de exameneisen2 en de verantwoording binnen het examenprofiel is primair de verantwoordelijkheid van de instelling. In het kwalificatiedossier worden de exameneisen en de verwijzing naar de specifieke afspraken opgenomen in het sectorale examenprofiel. Het basisdeel wordt getoetst in de ‘groene’ context van het profiel. De kenmerkende beroepssituatie is de basis voor de Proeve van Bekwaamheid. Het examen bestaat uit één Proeve van Bekwaamheid, lean en mean, en maakt deel uit van een examendossier. Het totale examendossier zorgt ervoor dat een deelnemer diplomeerbaar is. Niet alles hoeft geëxamineerd te worden binnen de Proeve van Bekwaamheid. Het 2
Definitie exameneisen: Sectorale, paritair gemaakte afspraken rondom examinering die in het kwalificatiedossier zijn benoemd. Belangrijke uitgangspunten voor de examinering zijn de kenmerkende beroepssituaties die per profiel zijn beschreven, kennis en vaardigheden die per kerntaak zijn geformuleerd, en de gedragsindicatoren op het niveau van werkprocessen. Daarnaast maken onderwijs en bedrijfsleven sectoraal op landelijk niveau afspraken over het proces van examinering, die zijn vastgelegd in het examenprofiel. (Uit: SBB-instructie bij de ontwikkeling van kwalificatiedossiers MBO (p.26) (januari 2013))
37
examendossier bevat ook andere toetsvormen, zoals verslagen, werkstukken, kennistoetsen et cetera. Door de vaststelling van de dossiers in de Paritaire Commissie is op landelijk niveau de betrokkenheid van de branches bij de examinering verzekerd. De afspraken in het sectorale examenprofiel zijn leidend, maar ook duurzaam en geldend voor alle AOC’s. De afspraken worden regelmatig geëvalueerd en eventueel geactualiseerd. De afspraken in het examenprofiel gaan over: o betrokkenheid van het beroepenveld; o inhoud en dekking; o kwaliteitsontwikkeling en professionalisering. Zie thema 1 t/m 3 in het ‘groene’ examenprofiel: www.examineringMBO.nl/examineringMBO/download/thema-s/sep-groen.pdf In het sectorale examenprofiel worden op macroniveau landelijke afspraken gemaakt met het bedrijfsleven. De afspraken gaan over wat in ieder geval moet worden getoetst. Het betreft het benoemen van onderwerpen. Vertrekpunt is de arbeidsmarktrelevantie. Hoe deze onderwerpen getoetst worden, is de verantwoordelijkheid van het eigen AOC. De keuzedelen zijn een verrijking van het MBO-diploma. Het keuzedeel is onderdeel van het diploma. Het civiel effect is van essentieel belang. Het keuzedeel wordt geëxamineerd en valt onder de zak-slaagregeling van de opleiding. Voor de beroepskwalificering, dat wil zeggen om te kunnen starten als beginnend beroepsbeoefenaar, mag de keuze niet voorwaardelijk zijn. Een belangrijke functie van de keuzedelen is om flexibel in te kunnen spelen op ontwikkelingen op de (regionale) arbeidsmarkt. Het examendossier valt in zijn geheel onder de kwaliteitszorg van het eigen AOC en daarmee ook onder de publieke verantwoording van de instellingen.
Contactpersoon AOC Raad:
[email protected]
38