Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond Vastgesteld in de RCvAB van: 15 mei 2002
Rail
Inzetprocedure
(NS - bestaand spoor - 1.800 Volt gelijkspanning1)
Gevaren Vervoer gevaarlijke stoffen. Botsing met rijdend materiaal. Elektrocutie door (hoog) spanning van de bovenleiding. Elektrocutie door (hoog) spanning in de treinen. In de treinstellen of locomotieven bevinden zich kasten (voorzien van een bliksemsymbool) met hoogspanningsschakelaars. N.B. ook als spanning van de bovenleiding is staan de accu’s nog onder spanning. Alles wat zwart is op de treinen kan stroom geleiden. Onder druk staande luchtslangen tot ca. 10 BAR. Soorten materieel (diesel) Locomotieven. Reizigersmaterieel. Het reizigersmaterieel is voor voeding van de verlichting en verwarming altijd doorverbonden met een zogenaamde verwarmingskabel, waarop de bovenleidingspanning staat.
1
Bestaand spoor is 1.800 V gelijkspanning in tegenstelling tot de tractiespanning van nieuw spoor wat 25.000 V wisselspanning zal zijn (binnen Rotterdam-Rijnmond zal dit voorkomen op de Betuweroute, Havenspoorlijn en HSL.
© RHRR Rotterdam-Rijnmond Wijzigingen via OPV telefoonnummer: 010 4468949
Afdrukdatum: 2-11-2004 1
Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond Vastgesteld in de RCvAB van: 15 mei 2002
Inzetprocedure
Goederenmaterieel Het belangrijkste verschil tussen zelfrijdend en getrokken materieel is de plaatsing van de stroomafnemer. Op zelfrijdend materieel (treinstellen) kan de stroomafnemer overal op de trein aanwezig zijn en soms zelfs op meerdere plaatsen tegelijk. Eigen veiligheid Tijdens aanrijden informatie vragen over de situatie van het treinverkeer ter plaatse bij RAC verder kan OD telefonisch contact opnemen met Algemeen Leider van de NS. Let op treinverkeer op naastgelegen sporen. Indien noodzakelijk procedure, RUIM UITSCHAKELEN opstarten (pas op er is verschil tussen ruim uitschakelen, spanningsloos maken en het treinverkeer stil leggen2). VEILIGHEIDSTESTER plaatsen nadat spanning uitgeschakeld is. Door NS bovenleiding laten AARDEN. N.b. er kan en moet wel ingezet worden voor dat de aarding is aangebracht.
RAIL (NS)
2
Ruim uitschakelen betreft het afschakelen van de spanning van de spanningsgroep waar de betreffende trein instaat en twee spanningsgroepen voor en achter de trein en alle naastgelegen sporen. Bij spanningsloos maken wordt alleen de spanningsgroep uitgeschakeld waar de trein onderstaat. Bij het treinverkeer stilleggen blijft de spanning op de bovenleiding staan maar wordt het treinverkeer middels signalen of berichtgeving stilgelegd. Als extra veiligheidsmaatregel kan bij enkel het treinverkeer stilleggen overwogen worden om de stroomafnemers neer te laten.
© RHRR Rotterdam-Rijnmond Wijzigingen via OPV (telefoonnummer): 010 4468949
Afdrukdatum: 2-11-2004 2
Ter plaatse
Aanrijden
Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond Vastgesteld in de RCvAB van: 15 mei 2002
Inzetprocedure
Overwegingen Informatie vragen aan RAC over de situatie van het treinverkeer ter plaatse, rijden de treinen nog of is treinverkeer stilgelegd? Afhankelijk van het incident direct (in het belang van de eigen veiligheid van het brandweerpersoneel) opdracht geven tot ruim uitschakelen van de spanning bovenleiding. N.b. nadat ruim uitgeschakeld is kunnen de trein(stellen) niet meer op eigen kracht verplaatst worden. Dit kan bij een hulpverlening wel eens zeer nadelig zijn. Uiteraard heeft het ruim uitschakelen grote invloed op het treinverkeer zeker op stations. Veiligheid Indien mogelijk zal de machinist van de trein zelf de volgende acties ondernemen: Het officiële gevaarsein op de trein wordt aangezet, d.w.z. er branden 2 rode en minimaal 1 gele (of witte) lamp. De stroomafnemers worden neergelaten. Er wordt op de naastgelegen sporen m.b.v. een kortsluitkabel een “spoor bezet melding” gemaakt. N.b. “spoor bezetmelding” is geen garantie dat er geen trein meer komt. Overige treinverkeer wordt via Telerail gewaarschuwd. De trein wordt aan aarde gelegd. Als er sprake is van meer dan 1 spoor dan 2 brandwachten als ‘wachters’ inzetten (mede afhankelijk van het uitzicht, op ca. 200 m vanaf beide zijde van de trein 1 wachter) om de omgeving te observeren op rijdend treinverkeer. Let ook op de breedte van treinstellen. Dubbeldekker is zo breed dat hij naastgelegen spoor bijna raakt. N.b. treinverkeer d.m.v. diesellocs blijft ook mogelijk als de bovenleiding spanningsvrij is gemaakt. Indien de machinist zelf geen ”spoor bezet melding” heeft gemaakt, moet de brandweer ‘wachters’ opstellen. “Spoorbezet meldingen” zijn enkel mogelijk op beveiligd spoor (NS vervoer). Bij bedrijven e.d. (Haven en Industriegebied) en ook in reguliere openbare infrastructuur komt niet beveiligd spoor voor.
© RHRR Rotterdam-Rijnmond Wijzigingen via OPV (telefoonnummer): 010 4468949
Afdrukdatum: 2-11-2004 3
Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond Vastgesteld in de RCvAB van: 15 mei 2002
Inzetprocedure
RAIL (NS) Doel verkenning Na de verkenning moet een juiste inschatting gemaakt kunnen worden over de inzet van de brandweer. Moet het trein verkeer stilgelegd worden of moet voor de veiligheid ruim uitgeschakeld worden (m.a.w. is veiligheid eigen personeel gewaarborgd)? Wat is de exacte locatie van het incident? Wat voor soort trein betreft het (personen of goederen vervoer)?
Verkenning
Zijn er slachtoffers (in en of buiten de trein) en hoeveel? Zitten er slachtoffers bekneld en hoeveel? Houdt bij botsing (bijvoorbeeld auto-trein) ook rekening met (veel) gewonden in de trein zelf t.g.v. noodstop. Is er brand? Is (ter plaatse) voldoende bluswater beschikbaar? Is veilig blussen mogelijk? Zijn er gevaarlijke stoffen bij betrokken? Kan veilig technische hulpverlening uitgevoerd worden? Staan er objecten in de nabijheid van het spoor (bijv. trafohuis) of is er gevaar voor de omgeving? Toetreding trein Treinstellen zijn voorzien van een noodhendel om de deuren vanaf buiten te openen. Deze hendels bevinden zich in veel gevallen onder de treindeuren. Mogelijk kan, bij personentreinen zonder trekkend voertuig (locomotief), via de cabine van de machinist indien deze niet beschadigt is toegang tot de rest van de trein verkregen worden. De machinist kan d.m.v. een schakelaar alle deuren ontgrendelen.
© RHRR Rotterdam-Rijnmond Wijzigingen via OPV (telefoonnummer): 010 4468949
Afdrukdatum: 2-11-2004 4
Verkenning
Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond Vastgesteld in de RCvAB van: 15 mei 2002
Inzetprocedure
RAIL (NS) Informatie Bij brand in een goederenwagon houdt rekening met gevaarlijke stoffen. Bij bevestiging gevaarlijke stoffen werken conform procedure Gevaarlijke Stoffen. Machinist is bij vervoer van gevaarlijke stoffen altijd in bezet van een wagenlijst (lijst met VN nummers en GEVI / STID code per wagon (positie)). Ketelwagens zijn voorzien van boorden met gevaarsetiketten en GEVI / STID - code. De wagenlijst is als volgt opgebouwd: 1e wagon achter de locomotief wagen 1, de 2e wagon achter de locomotief wagen 2, etc. N.b. het lezen en uitzoeken van alle documenten behorend bij de wagenlijst kost veel tijd (ook voor de machinist). Informatie opvragen via de CMK is ook niet altijd betrouwbaar3.
Inzet
Houdt bij botsing (bijvoorbeeld auto-trein) ook rekening met (veel) gewonden in de trein zelf t.g.v. noodstop. Procedure (ruim) uitschakelen Bevelvoerder bepaald noodzaak tot ruim uitschakelen. Bevelvoerder vraagt via RAC om ruim uitschakelen. CMK regelt intern NS dat er uitgeschakeld wordt en faxt aan RAC bevestiging dat uitgeschakeld is. RAC informeert bevelvoerder ter plaatse. Bevelvoerder laat veiligheidstester plaatsen. Bevelvoerder geeft door dat spanningstester blijft hangen. RAC informeert CMK dat spanningstester is geplaatst.
3
Na de privatisering van de NS zijn verschillende zelfstandige bedrijven (Railinfrabeheer, Railverkeersleiding, Railned, Railion) ontstaan. Hierdoor weet de NS Railverkeersleiding vaak niet meer of vertraagd wat er in de goederenwagons wordt vervoerd.
© RHRR Rotterdam-Rijnmond Wijzigingen via OPV (telefoonnummer): 010 4468949
Afdrukdatum: 2-11-2004 5
Inzetfase, vervolg
Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond Vastgesteld in de RCvAB van: 15 mei 2002
Inzetprocedure
RAIL (NS) Procedure veiligheidstester 1. Plaats de “balk” met de punten van de spanningstester tussen beide spoorstaven. 2. Fixeer de “balk” met de hiervoor bestemde huls. 3. De ontlaadset die met de balk verbonden is, kan worden losgemaakt. 4. Hierna wordt de ontlaatset verbonden met de geïsoleerde stok om de afstand tot de bovenleiding te overbruggen. 5. De veiligheidstester kan nu aan de bovenleiding worden gehangen. 6. Als de veiligheidstester niet aan de bovenleiding blijft hangen, de spanning is nog niet van de bovenleiding. Dit moet doorgegeven worden aan de RAC. Er zal met een spoed een 2e HV met spanningstester worden gealarmeerd en de RAC neemt contact op met de CMK om de spanning af te laten schakelen. Procedure aarden OP BOVENGRONDSE TRACE AARD DE BRANDWEER NIET ZELF !!!!!
DIT DOET DE NS
ONDERGRONDS (IN DE WILLEMSPOORTUNNEL) AARD DE BRANDWEER WEL ZELF D.M.V. OVERHALEN EN VASTZETTEN AARDINGSHANDELS VAN ALLE VIER DE SPOREN.
Deskundigheid Indien aanwezig en mogelijk in overleg met NS deskundigen (Machinist, Algemeen Leider, dienst Ongevallenbestrijding, deskundige Energievoorziening,etc).
© RHRR Rotterdam-Rijnmond Wijzigingen via OPV (telefoonnummer): 010 4468949
Afdrukdatum: 2-11-2004 6
Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond Vastgesteld in de RCvAB van: 15 mei 2002
Nazorg
Inzetfase, vervolg
Inzet
Inzetprocedure
RAIL (NS) Optreden bij een brand op een spoorweg is bijna altijd mogelijk. Voorwaarde hierbij is dat de afstand van de spuitmond (van een handstraal4) tot de bovenleiding meer dan 7 meter is. Als stroomafnemers neergelaten zijn en de trein aan aarde ligt, kan de trein onbeperkt geblust worden. N.b. het spuiten op de bovenleiding blijft af te raden, m.n. op basis van de verschillende tussen regulier spoor 1500 V (gelijkspanning) en Havenspoorlijn (en in de toekomst Betuweroute en HSL) 25 kV (wisselspanning) Indien mogelijk slangen onder rails doorvoeren om na de blussing het treinverkeer mogelijk sneller aan te kunnen laten vangen (dit is m.n. van toepassing op bermbranden waarbij spoor over gestoken moet worden).
Ontruiming/Redding Probeer reizigers indien ontruiming noodzakelijk is, aan veilige zijde van de trein uit te laten stappen. Indien mogelijk moet voorkomen worden dat zij de nevensporen betreden. De reizigers moeten in ieder geval zo snel als mogelijk naar een veilige plaats gebracht worden. Overdracht incident Na voltooiing van de taken van de brandweer, waarbij geldt dat de brandweer de operationele leiding heeft, wordt het incident overgedragen aan de algemeen leider van de NS voor de resterende werkzaamheden. Evalueren incident Met eigen personeel. Met ingezet personeel NS (Algemeen Leider, dienst Ongevallenbestrijding, etc). In geval van een grootschalig incident ook multidisciplinaire samenwerking evalueren.
4 Door KEMA is in opdracht van NS Railinfrabeheer onderzoek uitgevoerd naar inzet en veilige blusafstanden bij spoorwegincidenten. Uitkomsten van dit onderzoek (weergegeven in brief EB2001/72497 van BZK) zijn dat klein materieel, d.w.z. hoge en lagedruk handstralen en een draagbaar IFEX impulskanon, veilig in te zetten zijn bij een minimale blusafstand van 7 meter tot de bovenleiding. Voor de inzet van groot materieel met name genoemd, het oscillerend waterkanon van 5 bar, holleman waterkanonnen (8 bar Elkhartnozzle en 8 bar 24 mm mondstuk) zijn nog geen veilige blusafstanden bepaald. Het toepassen van de 7 meter regel kan een onveilig situatie opleveren. Groot materieel kan pas ingezet worden nadat de spanning van de bovenleiding is en de spanningstester is geplaatst en is blijven hangen.
© RHRR Rotterdam-Rijnmond Wijzigingen via OPV (telefoonnummer): 010 4468949
Afdrukdatum: 2-11-2004 7