___________________________________
___________________________________
Radicale ecologie Gevaarlijke nieuwe heilsleer of weg naar een duurzame toekomst? Ullrich Melle Carolyn Merchant onderscheidt in haar in 1992 verschenen boek Radical Ecology vier radicaalecologische stromingen: de diepe ecologie, de spirituele ecologie, de sociale ecologie en het ecofeminisme.1 De spirituele ecologie leunt sterk aan bij de diepe ecologie en heeft veel raakvlakken met of maakt zelfs deel uit van de New-Agebeweging. De sociale ecologie of ook het ecoanarchisme staat zeer kritisch en vijandig tegenover de volgens haar irrationele en regressiefreactionaire tendensen binnen de diepe ecologie en het ecofeminisme. Het ecofeminisme is dan weer verdeeld in enerzijds een eerder spiritueelecologische variant en anderzijds een eerder ecomarxistische of sociaal-ecologische variant. Alleen de sociale ecologie is een school die beschikt over een uitgewerkte canonieke leer, over een schoolhoofd dat het leergezag uitoefent — aan het hoofd van deze school staat haar stichter, de Amerikaanse eco-anarchist Murray Bookchin — en over aanhangers die zich tot de school bekennen, die het leergezag aanvaarden en de leer verspreiden, toepassen en verfijnen.2 Het ecofeminisme daarentegen is slechts een nogal heterogene stroming of beweging die een grote verscheidenheid van opstellingen en visies omvat. De algemene noemer bestaat in de gemeenschappelijke vijand — het patriarchaat — en in enkele algemene doelstellingen. Ook de diepe ecologie is meer een stroming dan een school, maar ze kent een grotere eenheid dan het ecofeminisme en ze heeft met de Noorse filosoof Arne Naess een binnen de stroming algemeen aanvaarde autoriteit. Als men elk van de vier radicaal-ecologische tendensen in één korte, sloganeske zin zou willen karakteriseren, kan men stellen: kenmerkend voor de sociale ecologie is dat zij het ecologische
probleem als een sociaal probleem benadert. Typerend voor de diepe ecologie is het biocentrisch egalitarisme. Kenmerkend voor de spirituele ecologie is de stelling dat aan de kosmische evolutie een spiritueel principe of een spirituele kracht ten grondslag ligt. Karakteristiek voor het ecofeminisme is de stelling dat de onderdrukking van de vrouw en de vernietiging van de natuur dezelfde wortels hebben in het patriarchaat. Het is hier uiteraard niet mogelijk om een enigszins volledig beeld te geven van de verschillende radicaal-ecologische stromingen, van de verschilpunten tussen hen of van de stand van de discussie binnen de verschillende stromingen. Ik zal in het volgende niet meer dan een inleidende schets geven van enkele centrale denkbeelden en gevoeligheden van de radicale ecologie. Ecologische bewustwording Laat mij beginnen met een blik op de geschiedenis van de ecologische bewustwording. Het verschijnen in 1962 van Rachel Carsons boek Silent Spring over de ‘elixirs van de dood’ zoals zij de pesticiden en insecticiden noemt, wordt zowat algemeen als het beginpunt van de hedendaagse ecologiebeweging beschouwd. Het boek was een indringende alarmkreet dat van de op de natuurwetenschappelijk-technische revolutie gestoelde industriële rijkdomsmachine, een dodelijke bedreiging uitging voor het menselijke en niet-menselijke leven. Carson is echter lang niet de eerste geweest die op de dramatische gevolgen van de moderne veldtocht tegen de natuur heeft gewezen. Zo waren bijvoorbeeld in West-Duitsland sinds 1947 een reeks van boeken over de veelvuldige vormen
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 3
___________________________________
van de milieuvernietiging verschenen. Lang voor Carson werd hier onder andere ook reeds gewaarschuwd voor het gevaar dat van het gebruik van pesticiden uitgaat.3 Een ander voorbeeld is het boek Our Plundered Planet van de president van de New York Zoological Society Fairfield Osborn uit 1948.4 Al de ons zo bekende ecologische problemen, van de overbevolking tot de erosie, worden er reeds aangehaald. Het boek opent trouwens met een waarschuwing in verband met de demografische bedreiging: “Within so short a space of time, or within six generations, the numbers of people of the earth have increased from approximately seven hundred million to more than two billion. Continents even recently uninhabited have been ‘conquered’ and populated. Man’s inheritance of the earth is now in truth a completed fact, but as an heir he has disregarded the words of the gentle Nazarene and has already destroyed a large part of his inheritance. He has failed so far to recognize that he is a child of the earth and that, this being so, he must for his own survival work with nature in understanding rather than in conflict. In the recognition of his failures in the past lies his hope for the future and his avoidance of the day of atonement that is drawing nearer as each year passes.”5 Drie jaar vroeger dan het boek van Osborne, vlak na de oorlog, verscheen in 1945 in Nederland een dik boek met de titel De Zelfmoord der Menschheid van een zekere W.H. Teupken. Het is een somber werk over het bevolkingsvraagstuk — de “overproductie van mensen” — volgens de auteur, “de ergste crisis, die er bestaat”.6 Een hoofdstuk in dit merkwaardige boek is gewijd aan “De Verwoesting der Natuur”. “De mensch”, zo luidt het, “voert een onafgebroken oorlog tegen alle andere levende wezens der aarde en ieder dezer oorlogen eindigt met een overwinning. Tenminste een voorlopige overwinning, want het is zelfs geen vraagstuk meer, dat al die overwinningen tezamen tenslotte op een vreselijke nederlaag zullen uitlopen.”7
___________________________________
De eerste radicale kritiek op de alomvattende natuurvernietiging door de mens en zijn beschaving is het boek Man and Nature van de Amerikaan George Perkins Marsh. Het boek verscheen in 1864, twee jaar voordat de Duitse zoöloog Ernst Haeckel de naam ‘ecologie’ aan de nieuwe wetenschap of wetenschappelijke discipline “von den Beziehungen des Organismus zur umgebenden Aussenwelt” gaf. Marsh spreekt van de bijna blindelingse oorlog van de mens tegen alle vormen van dierlijke en plantaardige existentie. De natuur zal zich echter, zo voorspelt hij, wreken met natuurcatastrofen, met een ontwricht klimaat, met erosie etc.8 Sprong voorwaarts of ommekeer Het is zeer merkwaardig dat, precies op het moment dat de westerse mens voorgoed uit de natuur leek te breken om zich te nestelen in een kunstmatige, synthetische wereld van machines en technische artefacten, door Darwin, Haeckel en anderen werd betoogd dat het menselijk individu onafscheidelijk deel uitmaakt van de natuur als één onder de vele soorten die in het biologisch evolutieproces zijn ontstaan. De mens behoort tot het huishouden van de natuur. Haeckel, de propagandist van de evolutieleer, fulmineert in zijn bestseller Welträtsel van 1899 tegen de “antropocentrische grootsheidswaan”, “de aanmatiging waarmee de mens zich ... als het meest belangrijke bestanddeel van het universum verheerlijkt.”9 Deze opmerkelijke tegenstrijdigheid tussen enerzijds de uitbreidende technosfeer die de mensen verwijdert en vervreemdt van de natuur en die de natuur zelf in een artefact verandert, en anderzijds het besef dat wij zelf natuur zijn, tot de natuur behoren en evengoed als al de andere levensvormen aan haar bestaans- en overlevingswetten gebonden zijn, maakt mijns inziens de diepere kern uit van de moderne ecologische problematiek. Om deze tegenstelling op te heffen, dienen er zich twee tegenstrijdige mogelijkheden aan: ofwel
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 4
___________________________________
de sprong voorwaarts, ofwel een complete ommekeer; ofwel de volhardende voortzetting van de uittocht uit de natuur, ofwel de uittocht uit de technosfeer. Aan de basis van deze twee tegengestelde antwoorden op de ecologische problematiek liggen twee radicaal verschillende visies op mens en natuur. Volgens de eerste visie draagt de mens slechts bij tot de verwezenlijking van zijn specificiteit door met de natuur te breken. Mens zijn zou impliceren zich van allerhande natuurlijke afhankelijkheden te bevrijden. De mens kan aan dit ideaal alleen voldoen in de mate dat hij of zij er in slaagt zichzelf te bepalen, zijn eigen wereld te ontwerpen, alles rondom hem of haar te humaniseren en alles een menselijke vorm en betekenis aan te meten. De vervolmaakte mens zou een God zijn, almachtig in het breken en maken, volkomen vrij en zichzelf bepalend, overal aanwezig, alles zou door hem en dankzij hem bestaan. Wie de mens terug wil insluiten in de natuur, wie de oude afhankelijkheden wil herstellen, wie zelfs de natuur terug wil bezielen, vergoddelijken en aanbidden, miskent het wezen en de kosmische opdracht van de mens radicaal en fnuikt de nog maar pas begonnen menswording. Dit technocentrische, prometheïsche mensbeeld dat aan de basis ligt van het optimistisch vooruitgangsideaal, uit zich onder andere in de toekomstvisioenen van de gentechnologie, van een postbiologische moleculaire technologie, de zogenaamde nanotechnologie, en van de kolonisatie van Mars en andere planeten door ‘terraforming’.10 De natuur heeft volgens deze visie geen inherente waarde en betekenis. Ze zou datgene zijn waaruit wij voortkomen maar ook datgene dat wij geroepen zouden zijn te overwinnen, te onderwerpen en om te vormen. De natuur zou zuivere stof, grondstof voor de betekenisgeving en vormgeving door de mens zijn. Volgens de tweede visie is de prometheïsche poging zich van de natuur los te scheuren, de ontkenning van onze blijvende geworteldheid in de natuur. De miskenning van onze band met de
___________________________________
natuur zou een vorm van hybris betekenen die uiteindelijk zou leiden tot de dood: de zelfvernietiging van onze soort. De natuur zou immers niet slechts de fysische maar ook de geestelijke bestaansvoorwaarde vormen voor de mens. De mens wordt mens als hij leeft in harmonie met de natuur, als hij zich aanpast aan haar ritmen en als hij de inherente logos van de natuur volgt. De fundamentele discussie over het ecologische vraagstuk heeft plaats in het spanningsveld tussen deze twee extreme posities. De apocalyptische analyse Het is waarschijnlijk vooral te wijten aan de wereldoorlogen dat het tot de jaren zestig duurde vooraleer er een brede bewustwording over het ecologische vraagstuk en over de ecologische bedreiging ontstond. Tot dan eisten de vreselijke conflicten en het tekort binnen de menselijke huishouding alle aandacht op zodat er relatief weinig aandacht werd geschonken aan de groeiende verstoringen in de huishouding van de natuur. De ecologische bewustwording bereikte een eerste piek in het begin van de jaren zeventig. In april 1970 werd in de VS de eerste ‘Earth Day’ georganiseerd en in 1972 verscheen niet alleen Limits to Growth, het eerste ophefmakende rapport aan de Club van Rome, maar ook A Blueprint for Survival van de redactie van het Engelse tijdschrift The Ecologist. Het document kondigde toen de vorming aan van de ‘Movement for Survival’. In 1972 vond in Stockholm tevens de eerste ‘United Nations Conference on the Human Environment’ plaats. Ook een aantal klassiekers van het groene denken verschenen in de periode 1970-1973: The Closing Circle van Barry Commoner en The Entropy Law and the Economic Process van Nicholas Georgescu-Roegen in 1971, Stone Age Economics van Marshall Sahlins en Where the Wasteland Ends van Theodore Roszak in 1972, en in 1973 Small is Beautiful van E.F. Schumacher, Tools for Conviviality van Ivan Illich en Towards a Steady State Economy onder
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 5
___________________________________
redactie van Herman Daly. Kenmerkend voor deze eerste grote golf van ecologische bewustwording die reikt van het verschijnen van Carsons boek in 1962 over Paul R. Ehrlichs boek The Population Bomb uit 1968 tot de eerste ‘Earth Day’ in 1970 en het eerste rapport aan de Club van Rome in 1972, is het gevoel van een apocalyptische bedreiging en van uiterste hoogdringendheid.11 Carsons boek begint met een hallucinant tafereel: de vreedzame idylle van een landelijke gemeente in het midden van de VS wordt door een soort vloek getroffen. Vreemde, onverklaarbare ziekten doden het vee. Op alles ligt de schaduw van de dood. Het wordt stil, de vogels, waar zijn zij gebleven? De weinigen die men nog kan zien, beven en kunnen niet meer vliegen. De appelbomen beginnen te bloeien maar er zijn geen bijen meer. Zelfs in de rivieren is geen leven meer. Op de grond en op de daken liggen hier en daar nog plekken van een wit poeder dat een paar weken geleden als sneeuw uit de hemel viel. Het witte poeder is een synthetisch pesticide, één van de ‘elixirs van de dood’ die de natuur overal tot zwijgen zullen brengen als men hun ongebreidelde verspreiding geen halt toeroept. Hoe intens het gevoel van hoogdringendheid was, toont de volgende zin uit het voorwoord tot The Environmental Handbook dat ter voorbereiding van de eerste ‘Earth Day’ in januari 1970 verscheen: “a year is about one-fifth of the time we have left if we are going to preserve any kind of quality in our world.”12 Het rapport aan de Club van Rome van 1972 stelt in de inleidende presentatie van zijn onderzoek lapidair vast: “De mensheid kan niet blijven doorgaan zich met toenemende snelheid te vermenigvuldigen en materiële vooruitgang als hoofddoel te beschouwen, zonder daarbij in moeilijkheden te komen.”13 De verdere exponentiële groei van de bevolking, van het grondstoffenverbruik en van de industriële productie zal weldra botsen op de absolute grens van de natuurlijke beperkingen van onze planeet. Hoe lang de mensheid de beheer-
___________________________________
sing van haar groei nog kan uitstellen, durft het rapport niet met zekerheid te voorspellen. Maar het rapport verwacht “dat de groeifase niet nog eens honderd jaar kan doorgaan.”14 Er is een fundamentele koersverandering in de verdere ontwikkeling van de wereldsamenleving nodig. De mens staat vandaag voor de taak, aldus het rapport, “een volkomen nieuwe weg voor zijn culturele evolutie” uit te werken.15 De radicale ecologie blijft deze apocalyptische boodschap en het apocalyptisch appèl tot een radicale koersverandering en ommekeer, die zo kenmerkend waren voor de eerste fase van de ecologische bewustwording, onverkort verder verkondigen. Günther Anders heeft in zijn in 1956 verschenen werk Die Antiquiertheit des Menschen, een werk dat een belangrijke inspiratiebron voor het groene denken werd, een indringende analyse van de apocalyps-blindheid van de moderne mens gegeven. Het moderne vooruitgangsgeloof heeft ons volgens Anders apocalypsblind gemaakt. De moderne mens, die dood en eindigheid verdringt, kan zich niet voorstellen dat het met hem en met de geschiedenis slecht zou kunnen aflopen. De ecologische en de nucleaire bedreiging hebben deze apocalyps-blindheid tijdelijk kunnen doorbreken maar het uitblijven van een atomaire wereldbrand of van de ecocollaps worden vlug als geruststelling aangegrepen: het zou zo’n vaart wel niet lopen. Men probeert het vooruitgangsgeloof en het toekomstoptimisme nieuw leven in te blazen en de apocalyptische boodschappen als doemdenken af te doen. De radicale ecologie vecht tegen de apocalyps-blindheid. Volgens haar moeten wij voor alles de moed vinden om in de apocalyptische waarheid over onszelf en onze wereld te leven. Anders zullen wij tot geen reddend handelen in staat zijn. Op het eerste rapport aan de Club van Rome volgden een hele reeks verdere rapporten over de zich blijkbaar onophoudelijk verslechterende ecosociale toestand van onze wereld. In 1992, twintig jaar na het verschijnen van Grenzen aan de groei, verscheen De grenzen voorbij, het nieuwste be-
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 6
___________________________________
richt aan de Club van Rome. Het rapport bevestigt nadrukkelijk de boodschap van het eerste rapport: “De wereld van de mens heeft haar grenzen overschreden. De huidige manier van doen is niet vol te houden. Om maar enigszins leefbaar te zijn, moet de toekomst er een zijn van een stap terug, kalmer aan, herstel.”16 Vorig jaar, in 1994, verscheen onder de titel Leren om te keren het door de Vlaamse Milieumaatschappij opgestelde milieu- en natuurrapport Vlaanderen. De onafhankelijke wetenschappelijke analyse van de milieu-situatie in Vlaanderen geeft een somber beeld. “Milieu en natuur in Vlaanderen staan onder zware druk. De open ruimte is lelijk gehavend door de spreiding van gebouwen en economische functies. Infrastructuren doorsnijden het land in alle richtingen en uithoeken. De productie van afval en het gebruik van energie en water blijven stijgen. De vervuiling van de lucht, de waterlopen, het grondwater en de bodem neemt nog altijd toe.”17 Met onze huidige aanpak boeken wij weinig vooruitgang en dan dikwijls nog door afwenteling van problemen van het ene domein naar een ander domein. Zoals alle andere rapporten wijst ook het Vlaamse milieurapport op de hoogdringendheid van de situatie: “Handelen in de richting van een duurzame ontwikkeling duldt geen uitstel.”18 Wat het ruimtebeslag, de vervuiling van water, lucht en bodem, en het gebruik van energie, water en grondstoffen betreft, zo stelt het rapport in overeenstemming met het rapport aan de Club van Rome in alle duidelijkheid, “zijn de grenzen van een duurzame ontwikkeling al ruim overschreden.”19 Er is blijkbaar geen gebrek aan empirische en wetenschappelijke evidentie, om een apocalyptische analyse — de Duitse auteur Peter Sloterdijk spreekt van de versnelde catastrofedrift van het actuele wereldproces20 — te staven. De apocalyps-blindheid van Anders was nog een blindheid met betrekking tot datgene wat op ons afkomt. De vraag is echter of wij ons niet reeds middenin de apocalyps bevinden. De Duitse radicale ecofilosoof Rudolf Bahro spreekt in zijn recente ge-
___________________________________
schriften van de zich voltrekkende “Realapocalypse.” Ik blijf zo lang staan bij de apocalyptische boodschap van de radicale ecologie omdat alleen degene die deze apocalyptische kijk op het actuele wereldproces deelt, ook bereid zal zijn de extreme en utopisch lijkende voorstellen van de radicale ecologie ernstig te nemen. De globale milieuvernietiging, de ontwrichting van het klimaat, de ontbossing, de woestijnvorming, het uitsterven van de soorten, maar ook de bevolkingsgroei en bevolkingsdruk, de sociaal-economische ontwrichting, de barbarisering van de wereldsamenleving en zoveel meer apocalyptische ruiters tonen aan dat wij getuigen zijn van en meegesleurd worden in een nauwelijks te vatten terminaal proces en dat wij worden meegevoerd in een spiraal van vernietiging die wij zelf aandrijven. De apocalyptische analyse van de radicale ecologie beperkt zich niet tot de vaststelling dat de mens de natuur vernietigt en daardoor uiteindelijk zichzelf. De ecologische overlevingscrisis omvat immers alle aspecten van het menszijn op aarde, niet slechts de verhouding van de mens tot zijn natuurlijke omgeving maar ook de verhouding tot zijn sociale omgeving en tot zichzelf. Eén aspect en element van deze crisis is de in het oog springende individuele en collectieve machteloosheid, de groeiende discrepantie tussen de veelvuldige pogingen om het tij te keren en de aanzwellende probleemvloed. Het is alsof er te weinig en te kleine emmers of pompen zijn om het onderlopen van het scheepsruim en het zinken van het schip te voorkomen. De mislukking van het moderne project Als het probleem zo enorm en zo omvattend is, als wij collectief echt op drift zijn in een stroomversnelling van ecologische, sociale en psychische ontwrichting en vernietiging, dan stelt zich de vraag of er nog wel iets kan gedaan worden dat uitzicht op reddende verandering biedt. Het heeft
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 7
___________________________________
echter weinig zin haastig naar de ene of andere reddende strohalm te grijpen. Men zou eerst een veel dieper inzicht moeten hebben in wat er gebeurt, hoe wij en onze westerse beschaving in deze impasse zijn geraakt en wat ons daarin gevangen houdt, waarom wij tot nog toe tot geen echt reddend handelen in staat zijn en wat allemaal niet voldoet om de nodige cultuuromslag tot stand te brengen. De radicale ecologie is op zoek naar antwoorden op al deze vragen. Het is vanzelfsprekend dat een kritische analyse van het industriële tijdperk en zijn fundamenten voorop staat. Haast alle crisisverschijnselen die ons vandaag verontrusten, en zeker de milieucrisis hebben immers te maken met de blijkbaar onbegrensde expansiedrift en de groeidwang van wat Etienne Vermeersch het WTK-bestel — het bestel uit wetenschap, techniek en kapitaal — en Rudolf Bahro, met een term van Lewis Mumford, de megamachine noemt, het op moderne wetenschap en techniek gebouwde industriële kapitalisme. “De centrale mythe van de Europese moderniteit”, schrijft de Duitse auteur Otto Ullrich, “is een op de wereld gericht heilsplan. Het gaat uit van de vooronderstelling dat door niet-aflatende ijver, door aanhoudende vooruitgang in de productie van materiële goederen, door een volledige beheersing van de natuur, door de herstructurering van de wereld in berekenbare, technisch en organisatorisch manipuleerbare processen, automatisch en terzelfder tijd de voorwaarden voor geluk, emancipatie en verlossing van alle kwalen, wordt voortgebracht.”21 De moderne mens legt zich niet meer gewoon neer bij het tekort; hij aanvaardt de schaarste niet meer als onoverwinnelijk; hij verklaart de oorlog aan het tekort als dusdanig. Gewapend met wetenschap, techniek en kapitaal wordt vanuit West-Europa het moderne project van de overwinning van de schaarste gelanceerd. De remmen op het menselijke streven naar kennis, uitvinden, winst, veroveren, uitbuiten, onderwerpen en macht worden losgegooid. De reeds geciteerde Peter Sloterdijk heeft de
___________________________________
moderne tijd het tijdperk van de ‘totale Mobilmachung’ genoemd. De wereld, de mens, de natuur worden in beweging gebracht, in beweging gehouden, ze worden productief gemaakt. Er ontstaat een in de menselijke geschiedenis tot dan toe ongekende naar buiten gerichte dynamiek van een agressief-optimistische veroverings- en wereldverbeteringsdrang. Aan het begin staat de overwinning van de ecologische schaarste door de ontdekking van de nieuwe wereld. De cultiveerbare grond werd plots vervijfvoudigd, onuitputtelijk lijkende hoeveelheden hout, goud, zilver en andere metalen lagen voor het grijpen. De introductie van de aardappel en andere nieuwe voedingsstoffen veroorzaakte een zo enorme groei van de Europese voedselproductie dat de bevolking tussen 1750 en 1850 verdubbelde. Deze ecologische overvloed werd het fundament van de moderne burgerlijke beschaving en haar verworvenheden zoals individuele vrijheid, liberale economie en democratie. De nieuw ontdekte werelden met hun ontzaglijke rijkdommen aan natuurlijke hulpbronnen, de bevolkingsgroei, de overgang van een ambachtelijke techniek naar een wetenschappelijke technologie die zich in het kader van een kapitalistische economie ontplooide, werden de grondslagen van de industriële groei-samenleving en van het planetaire industrialiseringsproces dat ook thans nog voortduurt. Het grootse project om de voor-moderne schaarste voorgoed te overwinnen door de mobilisering van de productieve krachten van mens en natuur en om het aards paradijs van overvloed, van het ‘meer dan genoeg’, te stichten, eiste van begin af aan ontelbare slachtoffers. De holocaust van de Indianen liet reeds vroeg de vreselijke keerzijde van de moderne tijd zien. In het begin van de industriële revolutie veroorzaakte de omvorming van voor-industriële boeren, landarbeiders en ambachtslui in fabrieksarbeiders en industriële producenten een ontzaglijke ellende. Op weg naar het aards paradijs werden talloze mensen met een nooit gekende schaarste aan
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 8
___________________________________
elementaire levensnoodzakelijkheden geconfronteerd. De lineaire vooruitgangsgedachte werd dan ook door een twee-fasen- of tunneltheorie verfijnd: de mensheid moet, volgens deze theorie, door een donkere tunnel naar het licht opstijgen. De ontzaglijke ellende en de meedogenloze uitbuiting in het vroeg-kapitalistische fabriekssysteem is, zo werd gesteld, slechts een noodzakelijke overgangsfase, het is de prijs die enkele generaties moeten betalen voor de gouden toekomst van algemene welvaart en geluk voor hun nageslacht. Het is pas na de tweede wereldoorlog in de jaren vijftig en zestig dat in Noord-Amerika en Europa de meerderheid van de bevolking het gevoel kreeg dat aan de tunnel weldra een einde zou komen, dat het einde van het tijdperk van de schaarste nabij was. De lange lijdensweg van modernisering en industrialisering leek eindelijk ook voor brede lagen van de bevolking vruchten af te werpen. Ondertussen kondigde zich echter, in het begin slechts door weinigen opgemerkt, een nieuwe ecologische schaarste aan. Babylonische gevangenschap Het groene en het neoliberale paradigma zijn, zou men kunnen stellen, de twee tegenovergestelde reacties geweest op het ontwaken uit de welvaartsroes van de jaren zestig en op de nieuwe ecologische schaarste. Het groene paradigma houdt een afscheid in van het moderne prometheïsme, van de moderne ontwikkelings- en vooruitgangsideologie, die door de ontkenning van grenzen wordt gekenmerkt. Het wil breken met de expansieve dynamiek en de stuurloze groei van het WTK-bestel. De industriële groei-economie moet afgelost worden door een economie van het genoeg, een economie die sociaal-culturele, psychologische en ecologische grenzen eerbiedigt. Het neoliberale paradigma wil de moderne Prometheus niet temmen of aan banden leggen maar juist bevrijden. Het moderne project is vastgelopen omdat men de productieve en creatie-
___________________________________
ve krachten te sterk heeft beknot. Er zijn geen absolute grenzen die niet overwonnen kunnen worden omdat de menselijke creativiteit grenzeloos is. Deze creativiteit kan maximaal ontplooid en gemobiliseerd worden met de zweep van een universele concurrentiestrijd. Iedereen moet in principe met iedereen op deze planeet om alles vrij kunnen concurreren. De keuze voor het neoliberale paradigma betekende, eenvoudig gezegd, de resolute keuze voor de economie. Produceren en consumeren, verkopen en kopen, winst maken: het hele menszijn met zijn behoeften, motivaties, waarden, idealen en sociale relaties, dat alles wordt herleid tot, gedefinieerd door en in dienst gesteld van het economische, van de economische wedijver. De zichzelf regulerende markt herleidt alle menselijke en sociale relaties tot geldrelaties. Er ontstaat wat Michel Beaud “un capitalisme généralisé” noemt. “Son terreau est la généralisation de la marchandise.”22 De alles beheersende, alles omvattende economische finaliteit is de groei van de economie. “Dès lors que l’économie domine les sociétés, il ne reste à celles-ci plus guère d’autre perspective, peut-être même d’autre espérance, que la croissance de l’économie.”23 Er is, zo wordt gesteld, geen ander antwoord op de noden van onze tijd, de werkloosheid, de sociale zekerheid, de armoede, de uitsluiting, ja zelfs de milieu-problematiek, dan economische groei. Als de groei stilvalt, dreigt de sociale en politieke chaos. Economische groei, zo luidt het, kan ecologisch duurzaam zijn. Economie en ecologie hoeven niet in tegenstrijd te zijn, ze kunnen verzoend worden. Misschien, tot op zekere hoogte. Volgens de neoliberale retoriek en propaganda vormt de economische groei van vandaag geen bedreiging meer voor de ecologie; in tegendeel: zonder deze economische groei kan het milieu niet gered worden. De groene doemdenkers, zo wordt beweerd, hebben een volledig achterhaald beeld van economische groei. Ze denken aan kolen, staal en ijzer, aan vervuilende fabrieken. Maar de nieuwe economi-
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 9
___________________________________
sche groei is niet meer zo vulgair, zo massief, zo vuil, zo lelijk als die van vroeger, het is een verfijnde, geminiaturiseerde, gedematerialiseerde, lichte, haast onzichtbare, etherische economische groei. De centrale grondstoffen voor de oude economische groei waren de fossiele brandstoffen, de centrale grondstof voor de nieuwe economische groei is de informatie. Informatie wordt niet gewonnen in mijnen, moet niet op treinen en tankers en door pijpleidingen vervoerd worden, haar verwerking veroorzaakt geen roet, geen zure regen, geen afbraak van de ozonlaag en geen opwarming van het klimaat. De informatietechnologie verbindt zich met andere nieuwe technologieën, zoals de biotechnologie, nieuwe energietechnologieën, recyclingtechnologieën en met nieuwe materialen in het kader van een diensteneconomie tot een nieuwe hoog-efficiënte, hoogtechnologische industriële groei-economie, die niet alleen de verdere aftakeling zal voorkomen van het natuurlijke milieu dat door de oude economische groei zwaar is aangetast, maar met behulp van de nieuwe technologieën zelfs tot een herstel van de ecologie zal leiden. De retoriek, propaganda en reclamefolders van deze schone nieuwe wereld zijn ver verwijderd van de werkelijkheid die in het sinds 1986 jaarlijks verschijnende rapport The State of the World van het Worldwatch-Instituut uitvoerig wordt beschreven. Het ozongat, de opwarming van het klimaat, de voedselproductie die sinds het midden van de jaren tachtig geen gelijke tred meer houdt met de bevolkingsgroei, de groeiende waterschaarste, de vernietiging van de biodiversiteit, de ecologische ontwrichting worden steeds omvattender, globaler en bedreigender.24 De ongeremde ontplooiing van wetenschap, techniek en winststreven heeft ondertussen het karakter van een globale natuurvernietiging aangenomen en de mensheid in de Babylonische gevangenschap van de grote industriële productiemachine geleid. Deze onverzadigbare moloch met zijn onstilbare honger naar energie en grondstoffen, die vanuit de rijkste landen zijn tentakels
___________________________________
over de hele aarde uitstrekt, verslindt vandaag de natuurschatten van de hele aarde, marginaliseert tweederde van de wereldbevolking en kan niet eens in de rijkste landen iedereen een menswaardig leven waarborgen. Er is, zo stelt de radicale ecologie, geen enkele hoop op een postapocalyptische, duurzame wereld zolang deze moloch niet aan banden is gelegd. De subjectieve factor Het radicaal-ecologische onderzoek naar de oorzaken en wortels van de overlevingscrisis stopt echter niet bij de analyse van het WTK-bestel. De beelden van een moloch en van een losgeslagen, verzelfstandigde megamachine kunnen in die zin misleidend zijn dat men de diepe geworteldheid van het WTK-bestel in het bewustzijn, in het wereldbeeld, in de motivaties, in de angsten en de verzuchtingen van de westerse mens uit het oog verliest. De radicale ecologie besteedt grote aandacht aan de subjectieve grondslagen en aandriften van het WTK-bestel, de grondhoudingen tegenover de natuur en de geschiedenis, het zelfbeeld van de moderne mens. Het zijn deze subjectieve grondslagen waarin de spiraal van de vernietiging uiteindelijk verankerd is. Het antropocentrisme, de onttovering van de natuur door het mechanistische wereldbeeld, het verlies aan metafysisch vertrouwen en het egocentrisch-individualistische zelfbeeld worden als wezenlijke elementen van deze subjectieve grond van de moderne westerse mobilisatie beschouwd. Om kort bij het laatste stil te staan: het moderne ideaal van de menselijke persoon is het sterke, concurrentiële ego dat vecht voor een positie van maximale onkwetsbaarheid, veiligheid, controle en comfort. Geld is het hoofdinstrument om deze egocentrische machtspositie te verwerven en te bevestigen. Iedereen wil, met de woorden van Bahro, zonnekoning zijn. De megamachine is de objectieve manifestatie en het resultaat van dit napoleontische ideaal van individuele vrijheid en zelfbepaling.
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 10
___________________________________
Patriarchaat, hiërarchie en conditio humana Het onheil is echter niet pas ergens in de dertiende of veertiende eeuw met de opkomst van de moderne westerse mens en cultuur begonnen. Volgens het ecofeminisme is de wereldhistorische overwinning van het patriarchaat op het matriarchaat het beginpunt van een lange onheilsgeschiedenis die uitmondt in de huidige globale overlevingscrisis. Geld en kapitaal, wapens en oorlog, staat en kerk, wetenschap en techniek, het zijn allemaal mannelijke uitvindingen en ondernemingen. Al onze sociale instituties en onze technostructuren zijn het resultaat van een vele duizenden jaren durende ontwikkeling waarin het evenwicht tussen het vrouwelijke en het mannelijke in-de-wereld-zijn bij de vormgeving van de cultuur ontbrak. Met de patriarchale overheersing begonnen abstracte begrippen en levensvijandige doelstellingen, grootse projecten van verovering, kolonisatie en beheersing de ontwikkeling van onze soort te bepalen. Ook voor de sociale ecologie van Murray Bookchin ligt de oorsprong van de globale ecosociale crisis in het verre verleden. Het onheil begint wanneer in de schoot van de vroege egalitaire organische stamgemeenschappen hiërarchische verhoudingen ontstaan. Waarschijnlijk was, volgens Bookchin, niet het patriarchaat maar de gerontocratie de eerste vorm van hiërarchie. “Male domination over other males generally preceeded the domination of women. Women became the degraded bystanders of a male-oriented civilization that reared itself up beside woman’s own culture, corroded it, and established systematic ways of manipulating it.”25 Uit het prille begin van de hiërarchievorming rond ouderlingen, de sjamanen en de krijgers ontstaat geleidelijk een “vast landscape of domination”, nog lang voordat economische klassen ontstaan. Met het zich uitbreidende systeem van sociale overheersing vestigt zich ook wat de natuur betreft een hiërarchische mentaliteit. “The very notion of the domination of nature by man”, zo luidt de
___________________________________
centrale stelling van Murray Bookchins sociale ecologie, “stems from the very real domination of human by human.”26 Misschien moet men echter nog verder teruggaan voor een verklaring van het exterminisme. Zo is volgens Bahro de onderste laag in de tektoniek van de oorzaken de conditio humana. Met de menselijke conditie als hersendier zijn, aldus Bahro, drie factoren verbonden die onze soort haast noodzakelijk in de doodlopende straat van het parasitisme moesten leiden: het zijn a) het projectieve karakter van het bewustzijn met als gevolg de scheuring tussen subject en object; b) het antropocentrisme waardoor de waarde van alles wordt gemeten aan het soortbelang van de mens; c) het egocentrisme: de ontwikkeling van het zelfbewuste en rationele, naar zelfbehoud, zelfbevestiging en zelfontplooiing strevende ik.27 Dit alles zijn uiteraard niet meer dan aanduidingen geweest van verschillende radicaal-ecologische aanzetten met betrekking tot een analyse van de veelvuldige en complexe historische, sociale, economische, psychische, ideologische en antropologische oorzaken van de eco-sociale crisis van het menselijke huishouden. Niet alles in deze kritiek is even overtuigend. Het pseudowetenschappelijke en al te speculatieve kaf moet eerst nog gescheiden worden van het koren. Dat neemt niet weg dat er belangrijke elementen voor een diepgaande analyse en verklaring aangereikt worden, zij het veelal ook in de vorm van speculatieve hypothesen. Het subsistentie-perspectief Veel controversiëler nog dan de verklaringspogingen van de radicale ecologie is haar reddingsperspectief. Gezien de apocalyptische waarheid over onze situatie, gezien de onverzadigbare moloch van de megamachine, gezien onze veelvuldige diepe gehechtheid aan deze grote machine, vereist de redding uit de apocalyps een radicale breuk, een revolutionaire omwenteling van het hele menselijke bestaan, van het in-de-wereld-zijn. Dit
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 11
___________________________________
behelst een nieuwe configuratie van onze bewustzijnskrachten, een veranderde motivatiestructuur en een nieuw zelfbeeld, kortom wat een bewustzijnsomwenteling of psychologische revolutie wordt genoemd. De radicale ecologie durft het ondenkbare te denken en het onvoorstelbare voor te stellen: een leven, een wereld zonder de grote alomvattende industriële productiemachine en zonder wereldmarkt-kapitalisme, een gedemobiliseerde postmoderne cultuur. Reeds in A blueprint for survival werd als antwoord op de ecologische crisis een radicale breuk met het industrialisme en zijn groei-economie geëist. Het alternatief moest volgens dit document gezocht worden in gedecentraliseerde gemeenschappen die zichzelf voorzien en beheren. De door Schumacher en Illich geïnspireerde beweging voor alternatieve, kleinschalige technologieën kadert in dit radicale perspectief dat vandaag verder wordt ontwikkeld in de verschillende stromingen van de radicale ecologie. Duitse ecofeministen zoals Maria Mies en Claudia von Werlhoff, de bekende Indische ecofeministe Vandana Shiva en Rudolf Bahro spreken van het subsistentie-perspectief.28 De mensen, dit is de kern van deze visie, moeten de individuele en maatschappelijke reproductie zo veel mogelijk terug zelf in handen nemen. De verzorgings-, opvoedings- en beheersfuncties, de productie en de verdeling van de geproduceerde goederen, de ontwikkeling van wetenschap en technologie mogen niet meer waargenomen, bepaald en georganiseerd worden door een reusachtig, ondoorzichtig en van de alledaagse leefwereld vervreemd mechanisme. Economie, wetenschap, technologie, kunst, onderwijs, sociale zekerheid, politiek, dit alles moet zo veel mogelijk terug in autonoom en democratisch zelfbeheer door en voor de lokale en regionale gemeenschap worden geregeld en georganiseerd. Het alternatief voor de kapitalistische wereldstad is de commune en de federatieve associatie van communes. De mensen moeten herverenigd worden met hun werktuigen en met de grond. Alleen in klein-
___________________________________
schalige communautaire samenlevingen kunnen mensen de sociale en ecologische gevolgen van hun gedrag voldoende concreet ervaren om verantwoordelijk te kunnen handelen. Alleen kleinschalige communautaire samenlevingen kunnen echt democratisch beheerd worden. De ondoorzichtigheid, de complexiteit en de grootschaligheid van de mierenstaat van de kapitalistische wereldstad maken een democratisch beheer volstrekt onmogelijk. Alleen in communautaire samenlevingen is een verantwoordelijke ontwikkeling en gebruik van wetenschap en technologie mogelijk, een ontwikkeling en gebruik die primair gericht zijn op de concrete alledaagse behoeften en niet op abstracte grootheden zoals de groei van het BNP of het concurrentievermogen. De vervreemding van de natuur en van de andere mensen heeft een gemeenschappelijke grondslag: onze natuurlijke en sociale verhoudingen zijn niet meer direct en concreet genoeg, ze zijn te afhankelijk geworden van en worden te veel bepaald door ongrijpbare economische en bureaucratische machten en mechanismen. Volgens het subsistentie-perspectief dient de hele productie voor de basisbehoeften, de productie van voedsel, van kleding, van de materialen voor huisvesting zo ver mogelijk binnen lokale en regionale grenzen met de daar aanwezige gronden natuurstoffen te gebeuren. Dat geldt eveneens voor vorming en onderwijs. De lokale en regionale economie zal geen markt en geldeconomie maar een democratisch overeengekomen behoefteneconomie zijn, waar zelfvoorziening een centrale rol speelt, waar de arbeidsdeling beperkt en doorzichtig is en waar iedereen deelneemt aan de primaire productie. Voor een klein aantal van grondstoffen en producten zullen er beperkte nationale, continentale of zelfs globale markten kunnen bestaan. Het bioregionalisme, dat als het politiek-economische en culturele alternatief van de diepe ecologie kan beschouwd worden, stemt verregaand overeen met het subsistentie-perspectief. De bioregio is volgens de diepe ecologie het
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 12
___________________________________
natuurlijke kader voor de culturele activiteiten van de mens. In plaats van de homogene cultuur van de wereldstad, overschouwbare, lokale en regionale gemeenschappen die hun levensstijl, hun economie, hun technologie afstemmen op de bioregio waarvan zij deel uitmaken. Kleinschaligheid, decentralisatie, lokale autonomie, regionale zelfvoorziening, coöperatie, symbiose, verscheidenheid, zachte en aangepaste technologie zijn centrale elementen van het bioregionale perspectief.29 Ook volgens de sociale ecologie zijn zelfbeheerde communes en confederaties van communes de enige mogelijkheid om uit te breken uit de kapitalistische groei-economie.30 Bewustzijnsrevolutie De algemene reactie op deze eco-utopieën is voorspelbaar: “Dit is volstrekt utopisch, onhaalbaar, onvoorstelbaar.” Wij kunnen ons veel gemakkelijker een sociaal en ecologisch totaal ontwrichte wereld en een uittocht naar Mars voorstellen dan een dergelijke afbouw en ontmanteling van het industrieel systeem. Wij kunnen en willen ons gewoon geen leven meer voorstellen zonder de grote industriële productiemachine, zonder het drukknop-comfort, zonder de onbeperkte mobiliteit, zonder het grootwarenhuis. Als moderne subjecten huiveren wij van het schrikbeeld van een niet-modern leven dat wij associëren met zwoegen en verveling, met stilstand en starre gebondenheid aan een plaats, met onderworpenheid aan de collectieve dwang van een gemeenschap. Wij klampen ons daarom vast aan het leven zoals wij het gewoon zijn, aan onze materiële verworvenheden en aan onze oude identiteiten. De wil tot een radicale koersverandering, tot een breuk met oude gewoonten en leefvormen ontbreekt ondanks het groeiende inzicht dat deze gewoonten en leefvormen niet duurzaam zijn. Naast de vele open vragen met betrekking tot de structuur en de organisatie van een eco-communautaire samenleving, stelt zich daarom vooral de vraag hoe in de schoot van de oude samenle-
___________________________________
ving een initiatief en een beweging kan ontstaan die de enorme aantrekkingskracht van de status quo kan doorbreken. De groene partijen die oorspronkelijk misschien als een dergelijk initiatief bedoeld waren, hadden blijkbaar niet genoeg stuwkracht om het gravitatieveld van de grote machine achter zich te laten. Vooral de spirituele, door de New Age geïnspireerde ecologie maar ook de diepe ecologie wijzen op het centrale belang van de subjectieve verandering om de nodige energieën voor een cultuurrevolutionaire praktijk uit de reproductie van de status quo los te maken. Zonder een proces van zelfvinding en zelfverandering zullen wij niet in staat zijn tot een reddend handelen. Een stuk innerlijke bevrijding is de voorwaarde voor de uittocht uit de megamachine. Een grote verscheidenheid aan therapeutische en meditatieve praktijken kunnen ons helpen deze innerlijke bevrijding tot stand te brengen. Meditatie in de meest brede zin als de innerlijke uittocht uit de megamachine is, volgens Bahro, de koningsweg van de redding. Meditatie betekent de bevrijding en zuivering van ons bewustzijn van alle automatismen, waarmee wij het vervreemde mechanisme van de megamachine dienen. Meditatie is geen vlucht uit de corrupte wereld in een onaantastbare geestelijke schuilplaats. Het is de voorwaarde om over de schaduw van onze individuele en collectieve geschiedenis te kunnen springen, om opnieuw te kunnen beginnen. Volgens Bahro dient meditatie “het meest politieke doel dat vandaag denkbaar is: de zo ver mogelijke bevrijding van het ik-perspectief, van de zelfzuchtige eigenzinnigheid en de bevrijding tot een reddend handelen, tot de nieuwbouw van de cultuur, tot de verandering van de instituties.”31 De diepe ecologie spreekt van het echte werk, ‘the real work,’ als het werk aan onszelf. Daarbij staat het overstijgen van het egoïstische zelf en de ontdekking, de bewustwording van het ecologische Zelf centraal. “For our own sakes and the sake of all beings”, schrijft Joanna Macy, een vooraanstaande vertegenwoordigster van de diepe
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 13
___________________________________
ecologie, “we are called to rediscover our true nature, coextensive with all life on this planet. We are called to break out of the prison we’ve made for ourselves, turn the key of that isolation cell, and walk out into the world as into our own heart, coming home to the full reach of our being, home to our power, home to our ecological self.”32 Helaas kan ik, wat de radicaal-ecologische concepten van een subjectieve verandering en van de subjectiviteit van de redding betreft, hier niet meer dan deze aanduidingen geven. Reddingspolitiek Als wij ons de apocalyptische analyse van de radicale ecologie herinneren, dan stelt zich de vraag of wij wel kunnen wachten tot er voldoende mensen zijn die zichzelf uit de conditionering van de megamachine bevrijd hebben en bereid zijn om anders te gaan leven. Moet er niet hier en nu dringend ingegrepen worden om de vernietigingsprocessen tenminste af te remmen? Zullen wij niet veel te laat komen met onze bewustzijnsverandering en onze culturele revolutie? Als de bedreiging echt zo groot is, als er echt sprake is van een ‘Realapocalypse’, moeten wij dan niet pleiten voor een soort ecodictatuur? Bahro is, voor zover mij bekend, de enige vooraanstaande radicaal-ecologische denker die zich met deze vragen heeft ingelaten. Het werd hem niet altijd in dank afgenomen. De megamachine en haar verdere expansie stoppen, betekent in eerste instantie dat het driekoppige monster van wetenschap, techniek en kapitalistische productie onder controle wordt gebracht. Er is realistisch gezien, aldus Bahro, op dit moment slechts één instantie die sterk en machtig genoeg is om dit monster aan banden te leggen. Deze instantie is de staat. Omwille van de globale uitbreiding van het industrieel kapitalisme en de mobiliteit van het kapitaal is er feitelijk zelfs zoiets als een wereldregering nodig om de verdere ecologische, sociale en psychische afbraak effectief te kunnen stoppen. De staat moet, volgens Bahro, dringend
___________________________________
zijn gezag en zijn machtsmiddelen gebruiken om de nodige maatregelen vooral aan de banken, de transnationale ondernemingen, de universiteiten en onderzoekscentra, maar ook aan de gewone burger op te leggen. Bahro maakt echter een belangrijk onderscheid tussen een reddingsregering en een regering van de noodtoestand. Deze laatste zou een echte ecodictatuur zijn. Dit is wat ons hoe dan ook te wachten staat als de eco-sociale en psychische crisis nog verergert. Op dit ogenblik bestaat er nog een kans op de installatie van een reddingsregering. Dit zou een regering met reële maar beperkte macht zijn om het exterministisch proces te stoppen. Het zou een regering zijn die op een brede maatschappelijke consensus zou steunen om pijnlijke maatregelen te nemen. De macht van een dergelijke reddingsregering zou beperkt zijn tot negatieve, defensieve maatregelen, haar enige opdracht zou zijn de tijd open te houden voor de persoonlijke en culturele transformatie. De reddingsregering zou geen culturele revolutie van bovenuit organiseren, ze zou geen communes of scholen voor persoonlijke transformatie inrichten. De positieve en constructieve impulsen en initiatieven van onderuit en de zuiver negatieve, defensieve bescherming van bovenuit: dit is wat volgens Bahro in onze huidige situatie elkaar zou moeten aanvullen. Hoeveel reddingsregering en hoeveel regering van de noodtoestand wij krijgen, zal afhangen van hoe ontwikkeld, hoe verspreid en hoe diep geworteld de nieuwe spirituele, antropologische en sociale visie is in de geesten en harten van de mensen. Verder hebben wij volgens Bahro nood aan een institutie die de prioriteit van de fundamentele levensbelangen in het hele institutionele systeem veilig stelt. Bahro pleit daarom voor de onderschikking van het bestaande institutionele systeem aan een hogere autoriteit, aan een ‘ecologische raad’, een ‘house of the Lord’ zoals hij in een mooie woordspeling deze raad in zijn ontwikkelde vorm noemt. In dit ecologische hogerhuis of, beter misschien, hoogste huis zouden alle niet-
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 14
___________________________________
menselijke stammen, planten en dieren, mineralen en ecosystemen door gekwalificeerde menselijke afgevaardigden vertegenwoordigd zijn naast de economisch en politiek machteloze menselijke stammen, de kinderen, de vluchtelingen en vreemdelingen, de huisvrouwen en moeders, de mindervaliden enz. Deze raad neemt alleen beslissingen bij consensus. Zijn decreten bakenen de grenzen en de richting af voor de beslissingen van de andere legislatieve en executieve instituties. De raad heeft eveneens het vetorecht met betrekking tot alle beslissingen van de ondergeschikte instituties. De hoofdtaak van zowel deze institutionele verandering alsook van de reddingsregering is de inperking van de bestaande wolfse competitie om rijkdom en macht. Deze competitie is echter zo diep geworteld in het bestaande economischpolitieke bestel, onze instituties zijn zo diep doordrongen van de geest van deze meedogenloze wedijver, dat wij volgens Bahro zo iemand als de wetgever Solon in het oude Griekenland nodig hebben, iemand die op grond van zijn persoonlijke integriteit en autoriteit boven de strijd om macht en geld verheven is en die daarom aan de samenleving zonder geweld de nodige nieuwe wetten kan opleggen. Zowel wat de ingrepen en maatregelen van bovenuit als wat de organisatie en articulatie van de cultuurrevolutionaire impulsen van onderuit betreft, is er leiderschap nodig. Wij hebben nood aan een eco-Solon en aan een eco-Mandela, of aan een eco-Mozes die het volk Gods verzamelt om het uit het land van de exterministische farao te leiden en om het de nieuwe wetten te geven. In perioden van cultuurrevolutionaire verandering, dit toont de menselijke geschiedenis keer op keer aan, spelen charismatische krachten een belangrijke rol. Zonder sterke charismatische krachten zullen wij, aldus Bahro, niet in staat zijn om door de dikke lagen van civilisatorisch beton te breken. Om echt te kunnen uitbreken uit de ban van de megamachine, zowel institutioneel als cultureel, hebben wij grote vrouwen en mannen
___________________________________
als leidsters en leiders nodig. In hen zullen wij het beste van onszelf herkennen, zij symboliseren en personifiëren de mogelijkheid van een andere culturele en subjectieve bestaanswijze. Het gezochte charismatisch leiderschap heeft niets te maken met onderdrukking en kritiekloze slaafsheid maar heeft alles te maken met inspiratie, met uitstraling, met persoonlijk gezag op grond van persoonlijke integriteit en vooral wijsheid.33 Deze gedurfde en uitdagende overwegingen van Bahro over de politieke en institutionele voorwaarden voor de uittocht uit het moderne Rome hebben in Duitsland aanleiding tot veel kritiek gegeven. Vooral in linkse kringen worden Bahro eco-fascistische tendensen verweten.34 Kritiek op de radicale ecologie Ook de diepe ecologie wordt door sommigen graag als eco-fascisme afgeschilderd. Zij beroepen zich hiervoor op het in 1992 gepubliceerde boek Le nouveau ordre écologique van de bekende Franse filosoof Luc Ferry.35 Na het fascisme en het pas ineengestorte communisme dient de diepe ecologie zich aan als een nieuwe politieke verlossingsleer, als een nieuwe politieke eschatologie. De diepe ecologie belooft ons de verlossing van de moderne tijd, ze wordt gedreven door een haat tegen het moderne tijdperk, zelfs tegen de hele westerse beschaving, ze wendt zich resoluut tegen het moderne humanisme en de liberale democratie en economie. De verwantschap met het nazisme wordt reeds in de titel van het boek gesuggereerd. In Ferry’s ogen is de radicale ecologie vooral in de vorm van de diepe ecologie een monsterlijke bedreiging van onze Europese beschaving, onze democratie, onze mensenrechten en onze welvaart. Het is veelzeggend dat Ferry en anderen blijkbaar meer verontrust zijn over de vermeende dreiging die van de radicale ecologie uitgaat dan over de escalerende vernietigingsprocessen van de ‘Realapocalypse’. Het is volkomen juist dat de radicale ecologie pleit voor een ‘nieuwe orde’. De
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 15
___________________________________
nieuwe communautaire, zelfbeheerde orde van de radicale ecologie lijkt echter niet veel gemeen te hebben met de nationaal-socialistische mobilisatie en perfectionering van de megamachine. Wat Ferry aanvalt, is grotendeels een paranoïde karikatuur van de diepe ecologie, wat niet wegneemt dat hij in zijn boek ook een aantal belangrijke kritische vragen opwerpt. De tot nog toe meest interessante en best uitgewerkte kritiek op de radicale ecologie komt van de hand van de Amerikaanse geograaf Martin W. Lewis in zijn in 1992 verschenen boek Green Delusions. De radicale ecologen hebben volgens Lewis gelijk wat de omvang van het ecologische probleem betreft: “Those, who espouse radical notions, though gravely mistaken in the solutions they propose, are not wrong about the magnitude of the problem. The signals of impending disaster are many.”36 Hij deelt ook hun morele verontwaardiging over de voortdurende expansie van het menselijke huishouden ten koste van de vrije natuur: “The simple fact that 30 percent of the planet’s primary production is now devoted to sustaining our species is reprehensible.”37 Maar Lewis betoogt dat de radicaal-ecologische diagnose en therapie radicaal foutief is. De gemeenschappelijke noemer van alle radicaal-ecologische stromingen zijn volgens Lewis vier centrale stellingen: 1) De primitieve samenlevingen zijn voorbeeldig wat een harmonische verhouding tussen mens en natuur betreft. 2) Radicale decentralisering in de richting van lokale autonomie en lokaal zelfbeheer is noodzakelijk voor de ecologische en sociale gezondheid. 3) Wetenschappelijk-technologische vooruitgang is inherent schadelijk en dehumaniserend. 4) De kapitalistische markteconomie is inherent destructief. Deze vier centrale stellingen worden door Lewis één voor één aan een grondige en goed onderbouwde kritiek onderworpen. De grondslag van de radicale ecologie is volgens Lewis de arcadische mythe: “The radical environmentalist view is unabashedly Arcadian, calling for a return to a simpler, rural mode of
___________________________________
life.”38 Lewis zelf pleit voor een “Promethean environmentalism.” Alleen door technologische vooruitgang en economische groei is de natuur te redden omdat alleen zij een verregaande ontkoppeling van onze economie van de natuur mogelijk maken. Dit is Lewis’ uitdagende stelling: “Ecological salvation will come through distancing ourselves from, rather than reimmersing ourselves in, the natural world. ... In a Promethean environmental future, humans will accentuate the gulf that sets us apart from the rest of the natural world — precisely in order to preserve and enjoy nature at a somewhat distant remove.”39 Een kritische analyse van Lewis’ argumenten tegen de radicale ecologie en van zijn eigen prometheïsche visie overstijgt het kader van deze bijdrage. Ook de recente kritiek van de Nederlandse filosofen Michiel Korthals en Josef Keulartz op de radicale ecologie kan ik hier slechts vermelden.40 Vrije val De radicale ecologie is een poging om in de apocalyptische waarheid over onze wereld te leven. Na tweehonderd jaar industrialisering bevinden wij ons, globaal gezien, dieper in de tunnel dan ooit. Het is paradoxaal maar met de groei van de economie groeit de schaarste, alleszins voor de grote meerderheid van de mensheid. Miljarden worden geïnvesteerd in de nieuwe informatiesnelweg, ‘de information highway’ die thans wordt voorgesteld als de magische toegangspoort, het ‘Sesam open U’ tot het rijk van de van alle aardse beperkingen bevrijde economische overvloedproductie. Ondertussen hebben 1,2 miljard mensen, ruim een vijfde van de mensheid, geen toegang tot veilig drinkwater. De neoliberale weg van de totale economisering en commercialisering, van de totale concurrentie, van de groeidwang en groei-obsessie leidt mensheid en planeet naar de afgrond van een ecosociale catastrofe. Terwijl een kleine elite zich uitleeft in de verovering van nieuwe markten, in
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 16
___________________________________
het uitvinden van nieuwe producten, in het voortbrengen van nieuwe behoeften en in de financiële speculatie, vernietigt de dictatuur van de markt en van het geld de ecologische en sociale bestaansvoorwaarden van mens en natuur. De radicale ecologie is geen hechte ideologie die op alle vragen een antwoord geeft. Ze beschikt noch over een volledige verklaring van onze beschavingscrisis noch over een blauwdruk voor een alternatief noch over een uitgewerkte overgangsstrategie. Ze is veelal speculatief, utopisch en niet vrij van romantisme. Haar grondslag is de diepe overtuiging dat het met de ontketende Prometheus, met de homo conquistador, slecht zal aflopen en dat hij de levende natuur zal meesleuren in de afgrond. Prometheus moet getemd worden, hij moet zichzelf temmen, hij moet zijn energieën aan iets anders besteden dan aan de verdere expansie en mobilisatie. De Amerikaanse schrijver Daniel Quinn heeft in zijn schitterend boek Ishmael onze situatie in een prachtig beeld beschreven. Het hoofdpersonage van het boek gaat in de leer bij de wijze mensaap Ishmael om van hem te leren hoe hij de wereld kan redden. In een socratisch gesprek ontdekt de leerling en met hem de lezer dat de mens sinds zijn ontstaan in twee radicaal verschillende culturen met twee radicaal verschillende mensen wereldbeelden heeft geleefd. De cultuur waartoe de leerling alsook de lezers van het boek behoren, de cultuur van de beschaving, noemt Ishmael de cultuur van de ‘Takers’, van diegenen die nemen. De andere cultuur, de cultuur van het stenen tijdperk, waarnaar toch geen verstandig, dit wil zeggen beschaafd mens terug wil, de cultuur van de primitieve mens, noemt Ishmael de cultuur van de ‘Leavers’, van diegenen die laten. Met de neolithische revolutie ongeveer tienduizend jaar geleden begint de opmars van de zelfverzekerde cultuur van de Takers. Het is een tot vandaag durende vernietigingsveldtocht tegen de cultuur van de Leavers waarvan thans nog slechts kleine resten overblijven. Ishmael beschrijft de fatale geschiedenis van
___________________________________
de Takers met het volgende beeld.41 In de 19de eeuw probeerden waaghalzen de droom van het vliegen te verwerkelijken zonder evenwel de wetten van de aërodynamica te kennen. De kennis van deze wetten maakt het ons vanzelfsprekend niet mogelijk deze wetten op te heffen maar wel om de lucht zo te gebruiken dat vliegen mogelijk wordt. De pogingen om te vliegen voordat men over de kennis van deze wetten beschikte, gebeurden op de basis van ‘trial and error’. Men bouwde een toestel en liet zich met dit toestel van een vooruitspringende rots vallen. De cultuur van de Takers is een cultuur die wilde vliegen zonder de wetten die het vliegen mogelijk maken, te kennen en te eerbiedigen. De piloot staat boven op de rots, hij heeft zijn grote vleugels aangegespt. De vleugels worden niet rechtstreeks bewogen door de armen maar door het trappen van pedalen die een fietsmechanisme aandrijven. De piloot is zelfverzekerd. Hij zal vliegen. Hij springt, en, zie je wel, hij vliegt. De Takers vliegen, ze beleven de vrijheid van de lucht, de grenzeloze vrijheid. Ze zijn niet meer gebonden aan de wetten waaraan de biologische gemeenschap op de grond is onderworpen. En samen met deze vrijheid komen al de andere wonderen: de steden, de wetenschap, de technologie, de industrie. Hun vlucht zal nooit eindigen, ze zullen steeds grotere wonderen beleven. Wat ze echter niet weten, net zo min als de ongelukkige piloot, is dat ze zich weliswaar in de lucht bevinden maar dat ze niet vliegen. Ze bevinden zich in vrije val omdat hun toestel niet in overeenstemming is met de wetten die het vliegen mogelijk maken. In de 19de eeuw begonnen enkele vooruitziende denkers naar beneden te kijken. Wat zij zagen, verontrustte hen. Het zag er zo uit alsof de grond ging oprijzen, alsof zij gingen neerstorten. Zij deden haastig enkele berekeningen en waarschuwden: als wij zo verder doen, zullen wij in grote problemen en moeilijkheden geraken. De andere Takers deden hun waarschuwingen als overdrijvingen af. Wij zijn nu al zolang in de lucht en er is niets gebeurd. Het kan zijn dat de grond steeds
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 17
___________________________________
meer lijkt op te rijzen maar dat betekent alleen maar dat wij wat harder moeten trappen. Vele van de waarschuwingen komen echter uit en de Takers moeten steeds harder trappen. Maar hoe paradoxaal ook, hoe harder zij trappen, hoe erger het wordt. De pessimisten, of zijn het de realisten, kijken naar beneden en stellen vast dat de crash nabij is. Optimisten zijn er natuurlijk ook. Zij bezweren ons dat wij het geloof in ons toestel niet mogen verliezen, het heeft ons toch veilig tot hier gebracht. Voor ons ligt geen crash maar slechts een kleine windhoos die wij kunnen doorstaan door wat harder te trappen. Dan zullen wij opstijgen naar een glorierijke toekomst, de ‘Taker Thunderbold’, zo heet het toestel, zal ons nog naar de sterren brengen. Met Ishmael zijn de radicale ecologisten ervan overtuigd dat het toestel ons niet zal kunnen redden. Hoe hard en met hoevelen wij ook trappen, wij zullen het niet kunnen laten vliegen. Het is in vrije val. Wat kunnen wij nog doen? Moeten wij ons gewoon neerleggen bij de komende crash? Zonder veel gejammer? Het vliegen was wel, zoals nu blijkt, een illusie — maar is tienduizend jaar vrije val door de lucht niet nog altijd beter dan een eeuwigheid op de grond? Of bestaat
___________________________________
er nog een kans op een noodlanding waar wij met een paar gebroken ribben van afkomen? Vooreerst is slechts sprake van verdere mobilisatie, van meer economische groei, van het behoud van het concurrentievermogen, van nieuwe markten. Deze mobilisatie heeft echter stilaan een panisch karakter, ze lijkt meer en meer op een wanhopige vlucht vooruit, op de poging van de Baron van Münchhausen zich aan de eigen haren uit het moeras te trekken terwijl de mensheid in feite steeds dieper in het moeras wegzinkt. Niemand weet precies hoeveel druk mens en natuur nog aankunnen, maar veel wijst erop dat zonder een cultuuromslag van de moderne mobilisatie en expansie naar een postmoderne demobilisatie en inkrimping geen duurzame en rechtvaardige toekomst voor mens en natuur mogelijk is. De radicale ecologie herinnert ons eraan dat de Taker Thunderbold van de grote industriële productiemachine en het wereldmarktkapitalisme niet zoiets zijn als een slakkenhuis of een schildpadpantser waarmee wij vergroeid zijn. Ze legt zich niet neer bij het vermeende einde van de geschiedenis en van de natuur.42 Wij hebben haar uitdagingen en inspiratie daarom ook broodnodig.
Noten 1. Cf. Carolyn MERCHANT, Radical Ecology. The Search for a Livable World. New York - London, Routledge, 1992. 2. Dit gebeurt o.a. in het door Takis FOTOPOULOS in Griekenland uitgegeven tijdschrift Society and Nature. 3. Een overzicht van deze literatuur vindt men in: Raymond H. DOMINICK III, The Environmental Movement in Germany. Prophets and Pioneers, 1871-1971. Bloomington, Indianopolis, Indiana University Press, 1992, p. 148-158. 4. Meer dan dertig jaar later, in 1978, maakt in West-Duitsland een boek met haast dezelfde titel ophef: Ein Planet wird geplündert van Herbert GRUHL. 5. Fairfield OSBORN, Our Plundered Planet, Boston, Little, Brown and Company, 1948, p. 4v. 6. T.W. TEUPKEN, De zelfmoord der menschheid, Amsterdam, C.V. Albert de Lange, 1945, p. 248v. 7. Ibid., p. 137. 8. Cf. George P. MARSH, ‘Der Mensch gegen die Natur’ in Schramm VON ENGELBERT (hrsg.), Ökologie-Lesebuch. Ausgewählte Texte zur Entwicklung des ökologischen Denkens. Von Beginn der Neuzeit bis zum ‘Club of Rome’ (1971). Frankfurt a. Main, Fischer Taschenbuch, 1984, p. 115. 9. Ernst HAECKEL, Die Welträtsel. Gemeinverständliche Studien über Monistische Philosophie, Taschenausgabe. Leipzig, Alfred Kröner Verlag, 1908, p. 10.
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 18
___________________________________
___________________________________
10. Johannes VON BUTTLAR, een bekende Duitse schrijver van populair-wetenschappelijke boeken, heeft een bestseller over ‘terraforming’ geschreven. De titel van het boek is veelzeggend: Das neue Paradies. Terraforming: Die letzte Chance für die Menschheit (Aktualisierte und erweiterte Auflage. München, F.A. Herbig, 1994). Het boek begint met een fictief verhaal over de samenkomst van de geheime wereldraad, waarop de beslissing valt over het project HOPE. De demografische, sociale en ecologische situatie is zo catastrofaal dat het leven op aarde geen toekomstperspectieven meer heeft. Een zekere Prof. Shang, lid van de wereldraad, merkt op dat “terraforming waarschijnlijk onze laatste kans is om tenminste een aantal uitverkorenen van de mensheid te redden en daardoor onze soort van de ondergang te vrijwaren. Wij hebben”, aldus de professor, “de realistische kans op Mars een aarde in miniatuur te scheppen. In de eerste maanden zullen het slechts weinigen zijn, na een jaar misschien reeds enkele honderd, in vier tot vijf jaren echter reeds een hele stad. In het op middellange termijn haalbare eindstadium kunnen wij erop rekenen dat ongeveer één percent van de mensen hier op aarde kunnen overleven op Mars, voordat hier alles voorbij is.” (p. 16v.) Om geen misverstand te wekken, het gaat om een populair-wetenschappelijk boek over ‘terraforming’ als een nieuw technologisch frontproject. 11. In oktober 1973 werd aan onze universiteit onder de leiding van prof. dr. P. van Moeseke en prof. dr. K. Tavernier een “ecolloquium over bevolking en bevuiling” georganiseerd. De titel van de het boek waarin de referaten werden gepubliceerd spreekt voor zich: Het huis staat in brand. In zijn inleiding tot het boek stelt van Moeseke “dat wij geconfronteerd worden met de grootste dreiging uit de geschiedenis.” Hij eist dat eindelijk de volgende stappen worden gezet: “1. Concrete maatregelen dienen geformuleerd, die ongetwijfeld tegen gevestigde belangen en verouderde opvattingen zullen indruisen. 2. Het tot op heden doodgezwegen kernprobleem der overbevolking in eigen land dient frontaal aangepakt.” “In een brandend huis”, merkt hij enkele regels verder op, “opent men geen discussie omtrent de optimale kamertemperatuur maar blust men met wat dan ook.” P. VAN MOESEKE, K. TAVERNIER, Het huis staat in brand — bevolking en bevuiling. Amsterdam - Amsterdam, Standard, 1975, p. 21. 12. Garett DE BELL (ed.), The Environmental Handbook. New York, Ballantine Books, 1970, p. XIV. 13. Dennis MEADOW et al., Rapport van de Club van Rome. De grenzen aan de groei. Utrecht/Antwerpen, Het Spectrum, 1972, p. 9v. 14. Ibid. 15. Ibid., p. 13. 16. Donnella H. MEADOWS et al., De grenzen voorbij. Een wereldwijde catastrofe of een duurzame wereld. Utrecht, Het Spectrum, 1992, p. 19. 17. Aviel VERBRUGGEN (red.), Leren om te keren. Milieu- en natuurrapport Vlaanderen. Leuven-Apeldoorn, Garant, 1994, p. 9. 18. Ibid., p. 27 19. Ibid. 20. Cf. Peter SLOTERDIIJK, Eurotaoïsme. Over de kritiek van de politieke kinetiek. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1992, p. 14. 21. Otto ULLRICH, ‘Ontwikkeling via Technologie?’ in Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 28ste jaargang, maart 1994, p. 63v. 22. Michel BEAUD, ‘Le basculement du monde’ in Les nouveaux maîtres du monde, Le monde diplomatique, Manière de voire 28, novembre 1995, p. 75. 23. Ibid. 24. De nieuwste onheilsboodschap is dat de mannelijke vruchtbaarheid bij mens en dier en zelfs het numerieke evenwicht tussen de geslachten door de algehele microvergiftiging van het milieu wordt aangetast. 25. Murray BOOKCHIN, Remaking Society. Montréal, Black Rose Books, 1989, p. 65. 26. Murray BOOKCHIN, The Ecology of Freedom. The Emergence and Dissolution of Hierarchy. California, Cheshire Books, Palo Alto, 1982, p. 1. 27. Cf. Rudolf BAHRO, Die Logik der Rettung. Wer kann die Apokalypse aufhalten? Ein Versuch über die Grundlagen ökologischer Politik. Stuttgart - Wien, Edition Weitbrecht, 1987, p. 186-197. 28. Cf. Maria MIES, ‘The Subsistence Perspective’ in Maria MIES, Vandana SHIVA, Ecofeminism. London - New Jersey, Zed Books, 1993. 29. Cf. Kirkpatrick SALE, Dwellers in the Land. The Bioregional Vision. San Francisco, Sierra Club Books, 1985.
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 19
___________________________________
___________________________________
30. Takis FOTOPOULUS heeft in 1993 in een boeiend artikel met de titel ‘The Economic Foundations of an Ecological Society’ in het door hem uitgegeven tijdschrift Society and Nature een gedetailleerde schets gegeven van een communautaire economie alsook van de overgang naar een dergelijke economie. 31. Rudolf BAHRO, o.c., p. 293. 32. Joanna MACY, ‘Awakening to the Ecological Self’ in Judith PLANT, Healing the Wounds. The Promise of Ecofeminism. Philadelphia - Santa Cruz, New Society, 1989, p. 201. 33. Over Bahro’s conceptie van een ‘reddingspolitiek’ cf. het vierde hoofdstuk van zijn boek Logik der Rettung, Op. cit. 34. Cf. Roger NIEDERFÜHR, ‘New Age. Die spirituelle Rehabilitierung der Nationalsozialisten durch Rudolf Bahro, Rainer Langhans und J. Kirchhoff’ in Raimund HETHEY, Peter KRATZ (hrsg.), In bester Gesellschaft. Antifa-Recherche zwischen Konservativismus und Neo-Faschismus, Göttingen, Verlag Die Werkstatt, 1991, p. 141-154. 35. Luc FERRY, Le nouvel ordre écologique. L’arbre, l’animal et l’homme. Paris, Bernard Grasset, 1992. 36. Martin W. LEWIS, Green Delusions. An Environmentalist Critique of Radical Environmentalism. Durham London, Duke University Press, 1992, p. 5. 37. Ibid., p. 6. 38. Ibid., p. 15. 39. Ibid., p. 17v. 40. Cf. Michiel KORTHALS, Duurzaamheid en democratie. Amsterdam, Meppel, Boom, 1994 en Josef KEULARTZ, Strijd om de natuur. Kritiek van de radicale ecologie. Amsterdam, Meppel, Boom, 1995. 41. Cf. Daniel QUINN, Ishmael. New York e.a., Bantam/Turner, 1993, p. 104-109. 42. Cf. Bill MCKIBBEN, The End of Nature. London, Penguin Books, 1990 en Francis FUKUYAMA, The End of History and the Last Man. London, Hamish Hamilton, 1992.
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 6 (1996)1, p. 20