gemeente Eindhouen
Raadsnummer O8. R2724. OOI Inboeknummer o8bstotyaa Beslisdatum B%W 8 september 2008
Dossiernummer 88’.PSB
Raadsvoorstel tot het uaststellen uan de Verordening individuele uoorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhouen ( oocl) Inleiding Op 12 februari 2008 is het vierjarenbeleidskader Wmo Samen Sterk in Eindhoven 2008-2011 door uw raad vastgesteld. Onderdeel hierin is ’Meedoen makkelijker maken’, wat er op gericht is om iedereen (ongeacht een beperking) lang en prettig thuis te laten wonen en mee te laten doen aan de samenleving. In de toegangsbepaling wordt gezocht naar een passende oplossing voor de hulpvraag van de klant. Een individuele Wmo-voorziening kan deze oplossing bieden. In de verordening van 2007 is het Wvg-beleid vertaald naar de Wmo om zo voor de overgangsperiode te zorgen voor de continuiteit in de dienstverlening. Met de goedkeuring van uw raad van het vierjarenbeleidskader Wmo is het tijd voor een nieuwe verordening voor individuele voorzieningen.
Doelstelling Uitvoering geven aan de in Eindhoven Een geformuleerde uitdaging om klantgericht maatwerk te bieden aan mensen (met een beperking) die ondersteuning nodig hebben in hun persoonlijk en maatschappelijk functioneren. Voorstel
1 De Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009) met bijbehorende algemene en artikelsgewijze toelichting vaststellen, waarin de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de voorgaande verordening zijn: procesmatig ingericht: van hulpvraag naar oplossing; indeling type voorzieningen op basis van het compensatiebeginsel; de hulpvraag en oplossingen kunnen veel breder zijn dan het aanbod van individuele Wmo voorzieningen vanuit de gemeente; toevoeging van de alternatieve voorziening; verstrekking van sportvoorzieningen (in plaats van alleen de sportrolstoel); een systematiek voor het vragen van een eigen bijdrage.
08. R2724. OOI
Argumenten 1.1 De uitgangspunten ui t het beiei dskader Wmo 2008-2011: Samen Sterkin
Eindhoven! zijn vertaaldin de nieuwe verordening. De uitgangspunten voor individuele Wmo-voorzieningen uit het beleidskader Wmo zijn vertaald in de verordening: keuze tussen aanbod in natura of een persoonsgebonden budget; algemene voorzieningen, zoals een pool van hulpmiddelen, kunnen worden ingezet als oplossing voor de hulpvraag van de belanghebbende. Deze algemene voorzieningen worden tezamen met privaatrechtelijke en de overige wettelijke voorzieningen beschouwd als voorliggende voorzieningen. Pas als deze voorliggende voorzieningen geen adequate oplossing bieden voor de hulpvraag dan wordt gekeken naar individuele Wmo-voorzieningen; in de verordening is de ’alternatieve voorziening’ opgenomen, zo kan zonder gebruik te maken van de hardheidsclausule na samenspraak met de belanghebbende een toereikende oplossing voor zijn hulpvraag worden gevonden; mensen met een beperking kunnen aanspraak maken op sportvoorzieningen om hen te ondersteunen bij het sporten. Op basis van de vorige verordening kon alleen de beperkte categorie sportrolstoelen worden toegekend; voor bepaalde voorzieningen wordt een eigen bijdrage gevraagd, voor rolstoelen en scootmobielen geldt dat niet. Het vaststellen van de eigen bijdragen gebeurt via een systematiek via het Centraal Administratiekantoor (CAK). In het besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt het eigen bijdragebeleid verder uitgewerkt. 1.2 De verordening geeft een betere invulling aan het cam pensa ti ebegi nsei yirmo.
Het compensatiebeginsel (artikel 4 van de Wmo) heeft tot doel de burger met een beperking in staat te stellen: een huishouden te voeren; zich te verplaatsen in en om de woning; zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. In de vorige verordening werd het laatste element van het compensatiebeginsel niet expliciet benoemd als terrein waarop individuele voorzieningen konden worden verstrekt. De vorige verordening was gebaseerd op de modelverordening van de VNG die stelt dat het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden impliciet voortvloeit uit het verstrekken van voorzieningen op de overige drie terreinen. Wij kiezen in deze verordening voor een andere insteek en zijn van mening dat ook op het terrein van het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden de gemeente een expliciete compensatieplicht heeft en individuele voorzieningen kan verstrekken.
08. R2724. OOI
1.3 ln de verordening komt de parti ci pa ti egedachte van de Wmo tot uiting.
De voorganger van deze verordening was bedoeld om een overgangssituatie te creeren tot het moment dat de visie van Eindhoven op de Wmo (neergelegd in het vierjarenbeleidskader) vastgesteld was. De vorige verordening was daardoor een combinatie van de Wvg verordening aangevuld met hulp bij het huishouden. Omdat de Wet voorzieningen gehandicapten een voorzieningenwet was kwam in de overgangsverordening de participatiegedachte van de Wmo voor ons gevoel onvoldoende tot uitdrukking. Deze nieuwe verordening heeft de participatiegedachte ’meedoen aan de samenleving’ juist als uitgangspunt. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de categorie: ’ontmoeten van medemensen en aangaan van sociale verbanden’ en in de alternatieve voorziening. Daarnaast redeneert de verordening vanuit de hulpvraag van de belanghebbende en de wijze waarop daar een oplossing voor gevonden wordt. Als een individuele voorziening (mede) een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende treedt deze verordening in werking. 1.4 De verordening ondersteunt de nieuwe klantbenaderi ng die de gemeente Eindhoven voorsta a t.
De verordening is procesmatig ingericht. In de verordening wordt stapsgewijs van hulpvraag naar oplossing geredeneerd. Er wordt niet direct naar de individuele voorzieningen gegrepen die de gemeente in haar ’winkel’ heeft staan. In het proces van toegangsbepaling wordt eerst samen met de belanghebbende zijn hulpvraag integraal bekeken. Vervolgens wordt gekeken hoe de gemeente de belanghebbende zo kan ondersteunen (compenseren) dat deze zelfredzaam is en in staat tot maatschappelijke participatie. Dit krijgt zijn weerslag in de dienstverlening van het lnwonersplein waarin de Wmo geintegreerd wordt en in de verdere uitwerking van de toegangsbepaling Wmo. De wijze waarop de verordening is opgesteld ondersteunt deze ontwikkelingen. 1.5 De part/c/ patiecommissie Welzijn, Wonen en Zorg zietin de verordening dezaken terug die zij belangrijk vindt.
De Participatiecommissie Welzijn, Wonen en Zorg geeft aan dat de zaken waarvan zij aangegeven hebben deze belangrijk te vinden in de verordening terug te zien zijn. In een eerder stadium is al een aantal keren met de Participatiecommissie over deze zaken gesproken. De integrale en brede aanpak van de verordening wordt door de Participatiecommissie gewaardeerd. Daarnaast is zij blij met de vernieuwingen die zijn doorgevoerd, met name: de klantvraag centraal in de toegangsbepaling (kanteling van product naar procesgerichte verordening); bij gebruikelijke zorg (protocol Zorg voor elkaar) wordt expliciet gesproken over de draagkracht en/of draaglast van de belanghebbende en/of zijn huisgenoten; de alternatieve voorziening;
08. R2724. OOI
voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden, waaronder de (brede) sportvoorziening. De opmerkingen van de Participatiecommissie zijn (voor zover deze betrekking hadden op de verordening) verwerkt in de verordening. Voor de samenvatting van de totale reactie van de Participatiecommissie verwijzen wij u naar de notitie.
Kanttekeningen 1.1 Hetis nog onbekend hoe de alternatieve voorziening zich gaat ontwikkelen. In deze verordening wordt de alternatieve voorziening geintroduceerd. Een alternatieve voorziening biedt een oplossing: als er geen gangbare voorziening voorhanden is; of als er wel een gangbare voorziening is die een oplossing biedt voor de ondervonden beperking, maar het alternatief voor de belanghebbende een meer toereikende oplossing biedt voor de hulpvraag. Omdat de voorzieningenmarkt permanent in ontwikkeling is, is het op voorhand niet te voorspellen met welke soorten alternatieve voorzieningen we te maken gaan krijgen. Ook de kosten van dergelijke voorzieningen zijn daardoor nog onbekend. De komende tijd staan we voor de uitdaging verder uit te werken hoe we in de uitvoering om gaan met de alternatieve voorziening. In de verordening is opgenomen dat de kosten niet onevenredig hoog mogen zijn. Waar in de individuele gevallen de grens zal liggen en volgens welke normen/ijkpunten kan worden bepaald of de kosten voor de betreffende alternatieve voorziening niet onevenredig hoog zijn wordt in de beleidsregels verder uitgewerkt. Kosten
In de verordening zitten een aantal vernieuwingen die meerkosten ten opzichte van de bestaande situatie met zich meebrengen: de alternatieve voorziening, sportvoorzieningen en het Protocol Zorg voor elkaar: gebruikelijke zorg in Eindhoven. Deze meerkosten worden afgedekt uit de Wmo begroting 2009. Hierover is reeds bij de behandeling van het vierjarenbeleidskader Wmo een besluit genomen.
Communicatie De Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning zal na besluitvorming zes weken ter inzage liggen. Via de reguliere kanalen (folders/clientenkrant/persbericht) zullen de belanghebbenden op de hoogte gebracht worden van de inhoud van de nieuwe verordening. Planning en uitvoering Uw raad legt bij verordening de kaders vast voor de verstrekking van individuele Wmo-voorzieningen. Deze kaders hebben vervolgens verdere uitwerking nodig onder meer als het gaat om eigen bijdragen of gebruikelijke zorg. Wij zijn verantwoordelijk voor deze nadere uitwerking. Dat gebeurt in twee delen. Ten eerste worden
08. R2724. OOI
in het besluit Wmo nadere regels gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaronder een voorziening wordt verstrekt en de bijbehorende financiele voorwaarden. Ten tweede door het stellen van richtlijnen waarlangs het verstrekkingenbeleid van individuele Wmo-voorzieningen concreet wordt ingevuld (de beleidsregels Wmo). Het besluit Wmo en de Beleidsregels Wmo zullen wij in het vierde kwartaal van 2008 vaststellen. Op 1 januari 2009 worden de nieuwe verordening en de bijbehorende nadere regelgeving van kracht. Evaluatie
Via de reguliere tussenberichten zal uw raad geinformeerd worden over de uitvoering van deze verordening. Bijlage(n) Als bijlage bij dit voorstel behoort: reactie Participatiecommissie en adviseur toegankelijkheid gemeente Eindhoven op concept verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009).
De bijlage ligt ter inzage in de leeskamer.
Een ontwerpraadsbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
A. Brunninkhuis, secretaris.
08. R2724. OOI
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 september 2008; besluit:
1 de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009) met bijbehorende algemene en artikelsgewijze toelichting vast te stellen;
2 de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2007) met bijbehorende algemene en artikelsgewijze toelichting per 1 januari 2009 in te trekken.
Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009).
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. Artikel 1.1. Begri psbepali ngen. In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning; b. Besluit: het besluit maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven waarin door het college van burgemeester en wethouders nadere regels worden gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaronder een voorziening wordt verstrekt en de bijbehorende financiele voorwaarden; c. Beleidsregels: richtlijnen waarlangs het verstrekkingenbeleid van de individuele Wmo-voorzieningen concreet wordt ingevuld; d. Woonachtig: een persoon die geregistreerd is in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Eindhoven; e. Belanghebbende: een persoon met een beperking en/of een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet; f. Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b van de Wet;
g. Huisgenoot: iedere persoon met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont; h. Compensatiebeginse/: de algemene verplichting aan het college van burgemeester en wethouders om door het treffen van voorzieningen personen met beperkingen een zodanige uitgangspositie te verschaffen dat zij in
08. R2724. OOI
j.
k.
I.
m.
n.
o.
p.
q.
s.
t.
aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat zijn tot maatschappelijke participatie; Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven; Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk of financiele vermogen om zelf voorzieningen te treffen, die normale deelname aan het maatschappelijke verkeer mogelijk maken; Lokaal verp!aatsen per vervoermiddel: het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij (boven)regionale en landelijke vervoersystemen; Toegangsbepaling: het proces van de integrale uitvraag naar aanleiding van de hulpvraag van de belanghebbende waarin samen met de belanghebbende een overzicht wordt gemaakt van zijn stoornis, beperking en/of participatieprobleem om te komen tot een oplossing voor de hulpvraag van de belanghebbende; ICF classificatie: International Classification of Functions, Disabilities and Impairments: een uniform begrippenkader dat als grondslag moet dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in stoornis, beperking of participatieprobleem; Stoornis: een afwijking in of verlies van functie of anatomische eigenschap, zijnde de positie, aanwezigheid, vorm en continuiteit van onderdelen van het menselijk lichaam; Beperking: zijn moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten, zijnde onderdelen van iemands handelen; Participatieprobleem: problemen die een persoon heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven waardoor hij geen volwaardig lid kan zijn van de maatschappij; Voorliggende voorziening: een verzamelnaam voor alle voorzieningen buiten deze verordening waarop de belanghebbende aanspraak zou moeten maken dan wel een beroep zou moeten doen ter oplossing van de hulpvraag. Hieronder vallen de algemene voorzieningen, de privaatrechtelijke voorzieningen en overige wettelijke voorzieningen; Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, geen of een beperkte indicatiestelling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de hulpvraag van de client; Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een voorliggende voorziening geen adequate oplossing biedt; Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van de belanghebbende behorend;
08. R2724. OOI
u. Voorzieningin natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt; v. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit te stellen regels van toepassing zijn; w. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college van burgemeester en wethouders verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is; x. Gemaximeerdefinancielevergoeding: een tegemoetkoming in de kosten van een individuele voorziening waarvan de hoogte is gebonden aan een maximum en waarbij geen afstemming met het inkomen plaatsvindt; y. Eigen bijdragein de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een individuele voorziening betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn; z. Meerkosten: de kosten voor niet noodzakelijke, maar door belanghebbende gewenste extra’s aan de voorzieningen welke voor rekening komen van de belanghebbende. Hoofdstuk 2. De toegangsbepaling. Artikel 2.1. Het kenbaar maken van de hulpvraag. 1. De belanghebbende maakt aan de gemeente zijn hulpvraag kenbaar. 2. Het is niet noodzakelijk om de hulpvraag kenbaar te maken door middel van een aanvraag voor een individuele voorziening. 3. Een aanvraag voor een individuele voorziening dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld format.
Artikel 2.2. De toegangsbepaling. 1. De gemeente doet een integrale uitvraag om de hulpvraag duidelijk te krijgen en in samenspraak met de belanghebbende(n) een adequate oplossing te zoeken die samenhangend is afgestemd op de situatie van de belanghebbende. 2. Het college van burgemeester en wethouders kan deze integrale uitvraag op moment van eerste klantcontact achterwege laten als de klantsituatie hiertoe geen aanleiding geeft. 3. Het college van burgemeester en wethouders vraagt een externe deskundige om advies indien:
a. overwogen wordt op medische gronden geen individuele voorziening te verstrekken; of b. het college van burgemeester en wethouders dat overigens gewenst vindt. 4. Een belanghebbende is verplicht aan het college van burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of
08. R2724. OOI
te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de toegangsbepaling. 5. Tijdens de toegangsbepaling wordt voor de inventarisatie van de mogelijkheden en onmogelijkheden van de belanghebbende gebruik gemaakt van de ICF classificatie. Artikel 2.3. Relatie met de voorliggende voorzieningen. 1. Een individuele voorziening is van toepassing als uit de hulpvraag blijkt dat algemene voorzieningen geen adequate oplossing bieden op het terrein van het zelfstandig voeren van een huishouden, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoersmiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. 2. Een individuele voorziening is van toepassing als uit de hulpvraag blijkt dat de voorzieningen uit privaat rechtelijke dan wel wettelijke regelingen geen adequate oplossing bieden op het terrein van het zelfstandig voeren van een huishouden, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. 3. Als tijdens de hulpvraag blijkt dat (ook) AWBZ voorzieningen noodzakelijk zijn, zal de gemeente deze specifieke aanvraag doorleiden naar het indicatieorgaan van de AWBZ.
Artikel 2.4. Voorwaarden toekennen vanindividuele voorzieningen. 1. Een individuele voorziening kan slechts worden toegekend voor zover: a. deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; b. in uitzondering op hetgeen gesteld in het eerste lid, sub a kan een voorziening voor kortdurende noodzaak worden toegekend als het gaat om kortdurende hulp bij het huishouden dan wel spoedeisende hulp; c. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt; d. deze in overwegende mate op het individu is gericht; 2. Geen individuele voorziening wordt toegekend: a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is; b. indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Eindhoven; c. voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; d. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt dan wel waar vooraf
08. R2724. OOI
geen toestemming voor is gegeven door het college van burgemeester en wethouders; e. indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten, is verstrekt nog steeds als zijnde adequaat wordt beschouwd en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen; f. indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 2.1 gestelde voorwaarden en verplichtingen.
Hoofdstuk 3. Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen. Artikel 3.1. Verstrel
1. Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura of persoonsgebonden budget of een gemaximeerde financiele vergoeding. 2. Het college van burgemeester en wethouders legt in het Besluit vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden. 3. De belanghebbende heeft de vrijheid tussen de verschillende door het college van burgemeester en wethouders aangeboden verstrekkingsvormen te kiezen.
Artikel 3.2. Voorwaardenindividuele voorzi eningen. 1. Het college van burgemeester en wethouders besluit over het toekennen dan wel afwijzen van een individuele voorziening bij beschikking. 2. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt wordt, indien van toepassing, met belanghebbende een bruikleenovereenkomst gesloten. 3. Indien een voorziening in de vorm van een persoonsgeboden budget wordt verstrekt wordt met belanghebbende een persoonsgebonden budgetovereenkomst gesloten. Tevens kan bij de beschikking een Programma van Eisen worden verstrekt.
4. De voorwaarden waaronder individuele voorzieningen verstrekt worden, zijn geregeld in het Besluit. Artikel 3.3. Typen van individuele voorzieningen. Individuele voorzieningen kunnen in verschillende vormen worden aangeboden. Bij de bepaling welke voorziening wordt ingezet wordt de onderstaande volgorde gehanteerd:
a. individuele voorzieningen die collectief zijn ingevuld; b. gangbare individuele voorzieningen; c. alternatieve individuele voorzieningen. Hoofdstuk 4. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden.
08. R2724. OOI
[email protected]. Soortenindividuele voorzi eningen voor het voeren van een huishouden. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden: a. hulp bij het huishouden;
b. woonvoorzieningen; c. alternatieve voorzieningen die het mogelijk maken een huishouden te voeren. Artike/4.2. Recht op hulp bij het huishouden. De belanghebbende kan voor hulp bij het huishouden als bedoeld in artikel 4.1, sub a in aanmerking komen indien het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk is door: a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem; of b. problemen bij het uitvoeren van hulp bij het huishouden door de mantelzorger.
[email protected]. Randvoorwaarden hulp bij het huishouden. In afwijking van het gestelde in artikel 4.2 en conform het protocol Gebruikelijke zorg Eindhoven: ’Zorg voor elkaar’, komt de belanghebbende niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten. Dit is van toepassing zolang er geen onevenredig beroep wordt gedaan op de draaglast en de draagkracht van de belanghebbende en/of zijn huisgenoten. Artikel 4.4. Soorten woonvoorzi eni ngen. Woonvoorzieningen kennen verschillende categorieen: a. hulpmiddelen in het kader van wonen; b. verhuis en inrichtingskosten; c. woningaanpassing.
Artikel 4.5. Recht op een woonvoorziening. 1. De belanghebbende kan voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.4, sub a en b in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het normale gebruik van de woning belemmeren. 2. De belanghebbende kan voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.4, sub c in aanmerking komen als: a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het normale gebruik van de woning belemmeren; en b. na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat de in artikel 4.4, sub b genoemde woonvoorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening.
08. R2724. OOI
3. In afwijking van hetgeen gesteld in artikel 4.5, lid 2 kan een woonvoorziening worden toegekend aan de eigenaar van de woning.
Artikel 4.6. Recht op een alternatieve voorziening voor het voeren van een hui shouden.
De belanghebbende kan voor een alternatieve individuele voorziening als bedoeld in artikel 4.1, sub d in aanmerkingen komen als: a. als de gemeente na samenspraak met de belanghebbende bepaalt dat de individuele voorzieningen als bedoeld in artikel 4.1 sub a en b geen toereikende oplossing bieden voor de hulpvraag die de belanghebbende heeft; b. de alternatieve voorziening bijdraagt aan het voeren van een huishouden; c. deze alternatieve oplossing (medisch) verantwoord is; d. deze alternatieve oplossing geen onevenredig hoge kosten met zich meebrengt. Artikel 4.7. Rancivoorwaarden voor woonvoorzi eni ngen.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien: a. de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was; b. de belanghebbende niet verhuist of verhuisd is naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college van burgemeester en wethouders ; c. de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak; d. de belanghebbende verhuist naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden; e. de belanghebbende verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg. Artikel 4.8. Rancivoorwaarden aan te passen woning. Een belanghebbende komt niet in aanmerking voor een individuele voorziening als bedoeld in artikel 4.1, sub b en c als het gaat om de volgende situaties:
08. R2724. OOI
a. het treffen van voorzieningen aan een woning waarin de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; b. het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, va kantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur; c. het treffen van voorzieningen in specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten dan wel voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zowel in gemeenschappelijke ruimten als in de wooneenheden zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden; d. in uitzondering op het gestelde in sub c wordt voor gemeenschappelijke ruimten wel voorzieningen getroffen voor het verbreden van toegangsdeuren, het aanbrengen van automatische deuropeners, hellingbanen, het aanleggen van drempelhulpen of vlonders, extra trapleuningen (bij een portiekwoning), een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw. Artikel 4.9. Randvoorwaarden met betrekking tot hoofdverblij f.
1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van een woonruimte indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling, mits de gemeente waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de belanghebbende reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt. 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. 4. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een
woonvoorziening bewerkstelligen dat de belanghebbende de woonruimte zelf en enkele essentiele ruimten daarin kan bereiken. Hoofdstuk 5. Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Artikel 5.1. Soorten individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel zijn:
a. vervoermiddelen; b. collectieve vervoervoorziening; c. vervoerkostenvergoedingen;
08. R2724. OOI
d. alternatieve individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Artikel 5.2. Rechtop een vervoermiddel. De belanghebbende kan voor een vervoervoorziening als bedoeld in artikel 5.1, sub a in aanmerking komen als hij zich door aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, niet lokaal kan verplaatsen met gebruik van een reguliere fiets.
Arti kei 5.3. Recht op collectieve vervoervoorzi eni ng.
De belanghebbende kan voor de collectieve vervoervoorziening als bedoeld in artikel 5.1, sub b in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken. Artikel 5.4. Recht op vervoerkostenvergoecli ng. De belanghebbende kan voor een vervoervoorziening als bedoeld in artikel 5.1, sub c in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 5.1, sub b
onmogelijk maken Arti kei 55. Recht op alternatieve voorziening voor het zi ch lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
De belanghebbende kan voor een alternatieve individuele voorziening als bedoeld in artikel 5.1, sub d in aanmerking komen als: a. de gemeente na samenspraak met de belanghebbende bepaalt dat de individuele voorzieningen als bedoeld in artikel 5.1, sub a, b en c geen toereikende oplossing bieden voor de hulpvraag die de belanghebbende heeft; b. de alternatieve voorziening bijdraagt aan het zich lokaal verplaatsen per
vervoermiddel; c. deze alternatieve oplossing (medisch) verantwoord is; d. deze alternatieve oplossing geen onevenredig hoge kosten met zich meebrengt. Hoofdstuk 6. Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning. Artikel 6.1. Soorten individuele voorzieningen voor het verplaatseni n en rond de woning.
Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning zijn:
08. R2724. OOI
a. een rolstoelvoorziening; b. alternatieve individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning. Artikel 6.2. Het recht op een rolstoelvoorzi ening. De belanghebbende kan voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 6.1, sub a in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, incidenteel dan wel dagelijks zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken.
Artikel 6.3. Het rechtop een alternatieve voorziening voor het verplaatsenin en rond de woning. De belanghebbende kan voor een alternatieve individuele voorziening als bedoeld in artikel 6.1, sub b in aanmerking komen als: a. de gemeente na samenspraak met de belanghebbende bepaalt dat de individuele voorzieningen als bedoeld in artikel 6.1, sub a geen toereikende oplossing bieden voor de hulpvraag die de belanghebbende heeft; b. de alternatieve voorziening bijdraagt aan het verplaatsen in en rond de woning; c. deze alternatieve oplossing (medisch) verantwoord is; d. deze alternatieve oplossing geen onevenredig hoge kosten met zich
meebrengt.
Hoofdstuk 7. Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden. Artikel 7. 7. Soorten individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden.
Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden:
a. individuele sportvoorziening; b. individuele vervoervoorzieningen voor boven regionaal gebruik; c. alternatieve individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden. Artikel7.2. Rechtopeenindividuelesportvoorziening. De belanghebbende kan voor de individuele sportvoorziening als bedoeld in artikel 7.1, sub a, in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem sportbeoefening zonder sporthulpmiddel onmogelijk maken.
08. R2724. OOI
Artikel 7.3. Randvoorvvaarden individuele sportvoorzi eni ng.
De in artikel 7.1m sub a genoemde sportvoorziening wordt alleen verstrekt: a. als de sportvoorziening (medisch) verantwoord is; b. als er sprake is van een serieuze langdurige sportbeoefening; c. in de vorm van een gemaximeerde financiele vergoeding. Artikel 7.4. Recht op eenindividuele vervoervoorziening voor boven regionaal gebruik. Belanghebbende kan voor een vervoervoorziening die verder reikt dan het lokaal vervoer als bedoeld in artikel 7.1, sub b in aanmerking worden gebracht als: a. het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om
dreigende vereenzaming te voorkomen (medemensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan); b. het toekennen van de vervoervoorzieningen, zoals bedoeld in hoofdstuk 6 niet voldoende zijn om maatschappelijk te participeren Artikel 75. Recht op aiternatieveindividuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden. De belanghebbende kan voor een alternatieve individuele voorziening als bedoeld in artikel 7.1, sub c in aanmerking komen als: a. de gemeente na samenspraak met de belanghebbende bepaalt dat de individuele voorzieningen als bedoeld in artikel 7.1, sub a en b geen toereikende oplossing bieden voor de hulpvraag die de belanghebbende heeft; b. de alternatieve voorziening bijdraagt aan het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden; c. deze alternatieve oplossing (medisch) verantwoord is; d. deze alternatieve oplossing geen onevenredig hoge kosten met zich
meebrengt. Hoofdstuk 8. De toekenning.
Artikel 8.1. Motivatie van de oplossing. In de beschikking staat vermeld welke oplossing(en), waaronder individuele Wmovoorzieningen, beschikbaar is c.q. zijn om de hulpvraag van de belanghebbende te compenseren. Deze oplossing(en) draagt c.q. dragen bij aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van de belanghebbende.
Artikel 8.2. Eigen bijdragen. a. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de belanghebbende mogelijk een eigen bijdrage verschuldigd. b. De eigen bijdrage zoals bedoeld in artikel 8.2, sub a wordt afgestemd op het gezinsinkomen van de belanghebbende.
08. R2724. OOI
c. Het college van burgemeester en wethouders legt in het Besluit vast voor welke individuele voorzieningen zij een eigen bijdrage vraagt en hoe hoog deze eigen bijdrage is.
Hoofdstuk 9. Inlichtingen, intrekking en terugvordering. Artikel 9.1. Wijzigingenin desituatie. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college van burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een individuele voorziening.
Artikel 9.2. Intrel
1. Het college van burgemeester en wethouders kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien: a. niet (meer) is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening; b. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid; c. de vastgestelde eigen bijdrage niet is betaald; d. de aanvrager recht blijkt te hebben op vergoedingen of verstrekkingen van derden; e. de aanvrager niet voldaan heeft aan de ten behoeve van de uitvoering van deze verordening opgestelde uitvoeringsregels. 2. Een besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget of gemaximeerde financiele vergoeding kan worden ingetrokken indien blijkt dat het budget binnen zes of twaalf maanden na beschikking volledige uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Artikel 9.3. Terugvordering. De voorziening die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 9.2, lid 1 en 2 ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, kan door het college van burgemeester en wethouders
worden teruggevorderd. Hoofdstuk 10. Slot- en overige bepalingen.
Artikel 10.1. Hardheidsclausuleensituaties waarin deze verordeningnietvoorziet. 1. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verorde-
08. R2724. OOI
ning, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders. Artikel 10.2. Indexering. Het college van burgemeester en wethouders kan jaarlijks per 1 januari de bedragen genoemd in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Eindhoven indexeren. In het Besluit is opgenomen voor welke bedragen dit geldt en welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt. Artikel 10.3. Inwerkingtreding en ci teerti tel.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009. 2. De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2007) komt hiermee te vervallen. 3. Deze verordening wordt aangehaald als ’Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009)".
08. R2724. OOI
Algemene en artikelsgewijze toelichting
Inleiding Per 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning, afgekort de Wmo, in werking getreden. De Wmo is een kaderwet die de Wet voorzieningen gehandicapten en de Welzijnswet heeft vervangen. Tevens is met de invoering van de Wmo de huishoudelijk verzorging vanuit de AWBZ overgegaan naar de gemeenten. Om uitvoering te geven aan de Wmo is een Verordening individuele voorzieningen noodzakelijk. Hierin worden de rechten en plichten van de burgers nader omschreven om in aanmerking te komen voor individuele voorzieningen zodat zij ondanks hun ziekte en/of beperking zo goed mogelijk in staat zijn deel te nemen aan het maatschappelijk leven. In de verordening van 2007 is het Wvg-beleid vertaald naar de Wmo om zo voor de overgangsperiode te zorgen voor de continuiteit in dienstverlening. Met de goedkeuring door uw raad van het Beleidsplan Wmo 2008-2011: "Samen Sterk in Eindhoven’ is het tijd voor een nieuwe Verordening individuele voorzieningen. Samen met een andere klantbenadering in het lnwonersplein en de toegangsbepaling Wmo geeft de gemeente Eindhoven zo haar nadere invulling aan de Wmo.
Hieronder volgt de algemene toelichting voor de verordening en vervolgens de artikelsgewijze toelichting.
Algemene toelichting Deze Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009) is in tegenstelling tot de vorige verordening procesmatig ingericht. Waar de vorige verordening nog meer het karakter had van ’de winkel waaruit gekozen wordt’, is deze verordening gebaseerd op het vinden van een oplossing voor de hulpvraag van de belanghebbende. Hoe kan de gemeente de belanghebbende zo ondersteunen (compenseren) dat deze zelfredzaam is en in staat is tot maatschappelijke participatie. De belanghebbende verkent samen met de gemeente wat de mogelijkheden zijn. Het proces van hulpvraaganalyse tot en met de (eventuele) toekenning van individuele Wmo-voorzieningen en de bijbehorende randvoorwaarden en verantwoording zijn beschreven. De belanghebbende kan op meerdere manieren aan de gemeente kenbaar maken dat hij een hulpvraag heeft: telefonisch, bij het loket, schriftelijk of via internet / e-mail. Deze procesgerichte verordening ondersteunt de nieuwe klantbenadering die de gemeente Eindhoven voorstaat. De hulpvraag van de client wordt integraal bekeken. Dit krijgt zijn weerslag in de dienstverlening van het lnwonersplein waarin de Wmo geintegreerd is. En in de verdere uitwerking van de toegangsbepaling Wmo waardoor:
de gemeentelijke uitvoering waar mogelijk zelf gaat onderzoeken of belanghebbende in aanmerking komt voor individuele Wmo-voorzieningen;
08. R2724. OOI
in bepaalde gevallen belanghebbende via zelfindicatie kan bepalen of hij voor een individuele Wmo voorziening in aanmerking komt; gekeken wordt of partners in de stad een rol kunnen spelen bij de toegangsbepaling.
08. R2724. OOI
Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.
Artikel 1.1. Begripsbepalingen. In de begripsbepalingen worden de belangrijkste begrippen voor de individuele Wmo-voorzieningen verklaard. Daar waar wordt verwezen naar een wetsartikel, wordt in de toelichting een omschrijving gegeven. Ad a, b en c Wet, besluit en beleidsregels. Deze begrippen spreken voor zich.
Add Woonachtig. In de Wmo wordt niet nader gedefinieerd wat woonachtig is. Met deze bepaling is het begrip afgebakend door de gemeentelijke basisadministratie leidend te maken.
Ad e Belanghebbende. Een persoon die ten gevolge van een beperking, chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem aantoonbare moeilijkheden ondervindt bij de maatschappelijke participatie.
Ad f Mantelzorger. Mantelzorger is iemand uit de directe omgeving van een hulpbehoevende die langdurige zorg nodig heeft en die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden. Deze zorgverlening vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie en overstijgt de gebruikelijke zorg.
Ad g Huisgenoot. Deze definitie is opgenomen in het kader van gebruikelijke zorg. Als de belanghebbende een huisgenoot heeft dan wordt daar rekening mee gehouden voor het aantal uren hulp bij het huishouden. Ad h Cam pensa ti ebegi nsel.
In het compensatiebeginsel worden de vier terreinen benoemd waarop een belanghebbende problemen bij maatschappelijke participatie kan ondervinden. Het college van burgemeester en wethouders moet een aanbod van voorzieningen doen om deze problemen in aanvaardbare mate te compenseren. Bij deze compensatie wordt gekeken naar de persoonskenmerken en behoefte van de belanghebbende, maar ook naar de capaciteit van de belanghebbende om deze voorzieningen zelf te bekostigen. Naast de vier wettelijke compensatievelden heeft Eindhoven daar ook de inkomensondersteunende maatregelen aan toegevoegd. Bij de toegangsbepaling wordt ook gekeken naar het gebruik van deze maatregelen.
08. R2724. OOI
Adi Maatschappelijkeparticipatie. Deze term is nauw verwant aan het compensatiebeginsel. Het compensatiebeginsel is de opdracht aan het college van burgemeester en wethouders. De vier genoemde terreinen zijn mogelijk het probleem voor de maatschappelijke participatie.
Adj Zelfredzaamhei d. Ook deze term is gekoppeld aan het compensatiebeginsel. De verstrekking van voorzieningen in het kader van deze verordening zijn erop gericht de zelfredzaamheid van burgers te behouden dan wel te bevorderen.
Ad k Lokaal verplaatsen. Deze terminologie komt uit het compensatiebeginsel. Het betreft de vervoerbehoefte binnen een straal van 5 OV-zones van het woonadres van de belanghebbende. Ad I Toegangsbepali ng. Dit vormt de kern van de Wmo in Eindhoven. Samen met de belanghebbende en/of direct betrokkene(n) wordt gekeken welke problemen er zijn in de maatschappelijke participatie of zelfredzaamheid. De oplossing van de hulpvraag is gelegen in het aanbod van de verschillende vormen van voorzieningen, eerst zal gekeken worden naar de voorliggende voorzieningen. Als deze (alleen) geen toereikende oplossing bieden kan een individuele voorziening verstrekt worden. Adm tim p ICF classificatie en begrippen. De afkorting ICF staat voor de International Classification of Functions Disability, and Health, opgesteld door de Wereld Gezondheidsorganisatie (World Health Organisation, onderdeel van de Verenigde Naties). De ICF is een begrippenkader waarmee het mogelijk is het functioneren van mensen en de eventuele problemen die mensen in het functioneren ervaren te beschrijven plus de factoren die op dat functioneren van invloed zijn. In de gemeente Eindhoven is de ICF classificatie vanaf 1 januari 2007 leidend om zo te werken met een uniform begrippenkader. De begrippen stoornis, beperking en participatieprobleem komen uit de ICF classificatie.
Ad q Voorliggende voorziening. Zie ook artikel 2 van de wet. Dit betreft enerzijds voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn ongeacht of er sprake is van een beperking. Denk hierbij aan een eetpunt in een buurthuis. Anderzijds betreft het voorzieningen die laagdrempelig zijn, bijvoorbeeld de Opplusregeling. Tot slot betreft het voorzieningen uit privaatrechtelijke en overige wettelijke regelingen, zoals een rollator en een financiele vergoeding op basis van een letselschadeverzekering. Voorliggende voorzieningen hebben in het kader van deze verordening voorrang op individuele voorzieningen.
08. R2724. OOI
Waar mogelijk zal eerst een oplossing gezocht worden in de voorliggende voorzieningen, waar nodig zal een individuele voorziening worden verstrekt. Hoe de keuze zal worden gemaakt tussen beide categorieen voorzieningen hangt uiteraard helemaal af van de individuele situatie van de aanvrager.
Ad r Algemene voorziening. Het gaat hier om direct uit voorraad beschikbare, laagdrempelige voorzieningen. Daarbij valt te denken aan een scala van reeds bestaande of nog te ontwikkelen voorzieningen: scootermobielpools, algemene woonvoorzieningen als een Opplusregeling, klussendiensten en voorzieningendepots, rolstoelpools en vrijwilligersdiensten. De verstrekkingsprocedure is eenvoudiger dan bij individuele voorzieningen: een beperkte dan wel geen indicatiestelling; geen formele beslissing (beschikking), geen eigen bijdragen, maar met een mogelijke gebruikersbijdrage. Op verzoek zal er aan de aanvrager wel een beschikking kunnen worden afgegeven, zodat rechtsbescherming gewaarborgd is.
Ad s Individuele voorziening. Deze voorzieningen zijn specifiek voor het individu. De belanghebbende zal hiervoor geindiceerd worden en er zal gezorgd worden voor een bij de hulpvraag passende voorziening. Ad t Algemeen gebruikelijk. Het is niet de bedoeling van de wet dat de gemeente voorzieningen verstrekt, waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn beperking, zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag. Het kan in sommige gevallen wel gaan om voorzieningen die specifiek voor een beperking worden aangeschaft, maar vanwege hun algemeen gebruikelijke karakter toch niet vergoed worden. Bij het beantwoorden van de vraag of de voorziening algemeen gebruikelijk wordt de afweging gemaakt of het gaat om voorzieningen: die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn; die niet speciaal voor mensen met beperkingen bedoeld zijn; die niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel; die voor iemand zonder beperking in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon kan worden gerekend.
Ad u Voorzieningin natura. De individuele voorzieningen die in natura worden aangeboden worden door de gemeente als product of dienstverlening aan de belanghebbende ter beschikking gesteld.
08. R2724. OOI
Ad v Voorzieningin persoonsgebonden budget. Met het persoonsgebonden budget kan de belanghebbende zelf een hulpmiddel of dienstverlening inkopen. In het Programma van Eisen worden voorwaarden gesteld waaraan de individuele voorziening moet voldoen.
Ad w Budgethouder De belanghebbende of diens vertegenwoordiger die een persoonsgebonden budget krijgt is budgethouder. De gemeente Eindhoven kan de budgethouder vragen om verantwoording af te leggen over de besteding van het persoonsgebonden budget. Nadere eisen hieromtrent worden vastgelegd in het Besluit.
Ad x Gemaximeerde fi nanci ele vergoeding. Een gemaximeerde financiele vergoeding is een geldbedrag dat is bedoeld om een bepaalde voorziening te verwerven. Het is niet per se een kostendekkende vergoeding, maar een (gemaximeerd) bedrag, bedoeld als tegemoetkoming in de kosten. Het betreft hier vastgestelde bedragen die niet afhankelijk zijn van het (gezins)inkomen.
Ady Eigen bijdrage. De gemeente kan voor individuele voorzieningen een eigen bijdrage vragen die is afgestemd op het (gezins)inkomen van de belanghebbende. De bevoegdheid voor het vragen van een eigen bijdrage in de kosten van een voorziening vloeit voort uit artikel 15, lid 1 van de wet. De afstemming op het (gezins)inkomen is geregeld in 15, lid 3 van de wet: "bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) nadere regels kunnen worden gesteld". Van deze bevoegdheid is gebruik gemaakt door middel van het vaststellen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450). De wet en de AMvB stellen wel regels en beperkingen aan de eigen bijdragemogelijkheid. Een nadere uitwerking voor Eindhoven vindt u in het Besluit
maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven. Ad z iVieerkos ten.
Als een individuele voorziening noodzakelijk is gezien de situatie van de belanghebbende wordt deze voorziening verstrekt in natura of middels een persoonsgebonden budget. Bij de bepaling van de noodzakelijke voorziening wordt gekeken naar goedkoopst adequaat. Indien de belanghebbende extra’s aan de voorziening wenselijk vindt, maar deze niet noodzakelijk zijn, dan komen de meerkosten voor rekening van de belanghebbende.
08. R2724. OOI
Hoofdstuk 2. De toegangsbepaling.
Artikel2.1. Het kenbaar maken van de hulpvraag. Lid 1 Kenbaar maken van de hulpvraag. De belanghebbende geeft aan de gemeente aan dat hij een hulpvraag heeft. Hij vraagt aan de gemeente een oplossing voor de beperkingen die hij ondervindt in zijn maatschappelijke participatie en/of zijn zelfredzaamheid.
Lid2 Wijze waarop de hulpvraag kenbaar kan worden gemaakt. De belanghebbende kan op meerdere manieren aan de gemeente kenbaar maken dat hij een hulpvraag heeft: telefonisch, bij het loket, schriftelijk of via internet / email. Een aanvraag voor een individuele Wmo-voorziening kan voor de gemeente het startpunt van de toegangsbepaling zijn. Dat hoeft echter niet het geval te zijn. De toega ngsbepaling kan juist ook worden ingezet als de belanghebbende de gemeente met zijn vraag benadert zonder direct een gerichte aanvraag te doen. Uit de hulpvraag kunnen een of meer aanvragen voor individuele Wmovoorzieningen voortkomen. Mocht er in eerste instantie uit de toegangsbepaling geen individuele voorziening komen en de belanghebbende wil alsnog een aanvraag indienen, dan kan deze te allen tijde een aanvraag indienen. Dit kan het geval zijn als de gemeente tijdens de toegangsbepaling geen noodzaak ziet tot het inzetten van een individuele Wmovoorziening en belanghebbende wil een dergelijke voorziening toch aanvragen.
Lid3 Het format voor de aanvraag. Het college van burgemeester en wethouders stelt voor de aanvraag van een individuele voorziening een format beschikbaar. Deze aanvraag moet zijn voorzien van een handtekening (mag met DIGID) van de belanghebbende. De aanvraag in het kader van de wet die niet op het beschikbaar gestelde aanvraagformulier is ingediend, kan echter niet zonder meer buiten behandeling worden gelaten. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt immers dat de aanvraag in ieder geval naam en adres van de aanvrager en een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt, dient te bevatten en verder ondertekend moet zijn.
Artikel 2.2. De toegangsbepali ng. Om de belanghebbende zo goed mogelijk te helpen is het van belang om de situatie van de belanghebbende inzichtelijk te krijgen. Denk hierbij aan in welke gezinssamenstelling woont iemand, in welk type huis woont iemand, welke sociale contacten heeft iemand, of er financiele problemen zijn, is iemand voldoende mobiel, is er sprake van belangrijke gebeurtenissen die van invloed zijn op iemands
08. R2724. OOI
deelname aan het maatschappelijk verkeer. Het is belangrijk om eerst het algemene beeld van de klant te krijgen. Dit gebeurt in een gesprek samen met de belanghebbende. De situatie van de belanghebbende wordt in een gespreksverslag verwoord. Door de situatie zorgvuldig met de belanghebbende zelf in beeld te brengen wordt voorkomen dat de belanghebbende telkens opnieuw zijn verhaal moet doen. Met een korte check kan worden nagegaan of de situatie van de belanghebbende is veranderd.
Lid 1 Integrale uitvraag. Na de integrale uitvraag is de totale hulpvraag van de belanghebbende in beeld. In de uitvraag wordt (integraal) verwoord welke problemen de klant ondervindt bij de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Samen met de belanghebbende wordt nagegaan welke oplossingen er zijn om deze hulpvraag te beantwoorden. Deze oplossingen kunnen in het brede spectrum liggen van voorzieningen die de gemeente, het Rijk of instellingen/organisaties in de stad aanbieden. Denk hierbij aan het aanbod van algemene voorzieningen als maaltijdvoorzieningen, sociale alarmering, boodschappendienst, aanbod van buurtactiviteiten, maatschappelijk werk, begeleiding door vrijwilligers voor bijvoorbeeld het leren op orde brengen van de financiele administratie, etc. Denk aan de voorzieningen vanuit de AWBZ of andere wetgeving. De hulpvraag en de oplossingen kunnen dus veel breder zijn dan het aanbod van de individuele voorzieningen vanuit de gemeente. Indien een van de oplossingen een individuele voorziening betreft treedt deze verordening in werking.
Lid2 Wanneer geenintegraleuitvraag. Om de toegangsbepaling zo laagdrempelig mogelijk te maken voor de belanghebbende hoeft de integrale uitvraag niet altijd plaats te vinden. Hiermee kunnen relatief simpele voorzieningen snel worden ingezet. Via signaalvragen wordt bekeken of een integrale analyse toch wenselijk is. Deze zal dan later volgen. Ook kan de integrale uitvraag achterwege worden gelaten als er al genoeg gegevens over de klant(situatie) bekend zijn en de klant dit niet meer nodig acht. Lid 3 en@ Meewerken aaninschakeling externe deskundige. Het college van burgemeester en wethouders behoudt de mogelijkheid om voor het "onderzoek" een medisch deskundige in te schakelen. Indien een medisch deskundige wordt ingeschakeld zal de belanghebbende aan dit onderzoek moeten meewerken. Naast een fysiek onderzoek kan er ook door de adviesinstantie worden gevraagd om gegevens te overleggen. Bij een afwijzing van de aanvraag op medische gronden zal een medisch
deskundige worden ingeschakeld. Li d 5 ICF ciassi fi ca ti e.
08. R2724. OOI
Zie toelichting begripsbepalingen: "De afkorting ICF staat voor de International Classification of Functions, Disability, and Health, opgesteld door de Wereld Gezondheidsorganisatie (World Health Organisation, onderdeel van de Verenigde Naties). De ICF is een begrippenkader waarmee het mogelijk is het functioneren van mensen en de eventuele problemen die mensen in het functioneren ervaren te beschrijven plus de factoren die op dat functioneren van invloed zijn. De ICF classificatie is vanaf 1 januari 2007 leidend voor de gemeente om zo te werken met een uniform begrippenkader".
Artikel 2.3. Relatie met de voorliggende voorzieningen. Bij het bepalen van de oplossingen voor de hulpvraag is er een duidelijke relatie tussen voorliggende voorzieningen en individuele voorzieningen. Hierbij geldt een hierarchie voor de in te zetten voorzieningen. Voor de adequate oplossing moet eerst gekeken worden naar: de voorliggende voorzieningen te weten algemene voorzieningen dan wel voorzieningen uit privaatrechtelijke en/of overige wettelijke regelingen; de individuele voorzieningen waarbinnen eerst wordt gekeken naar individuele voorzieningen die collectief zijn ingevuld (bijvoorbeeld het CVV). Lid3 Relatie met AWBZ. Op basis van het amendement-Mosterd c.s. (kamerstuk nr. 30 131-54) is in artikel 5, lid 2, onder a van de wet opgenomen dat de gemeenteraad bij verordening regels moet vaststellen omtrent de wijze waarop de toegang tot individuele voorzieningen in samenhang met voorzieningen op het gebied van wonen en zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is geregeld. Indien de adequate oplossing bestaat uit (ook) de inzet van een AWBZvoorzieningen dan leidt de gemeente deze aanvraag door naar het indicatieorgaan van de AWBZ. Dit is een wettelijk bepaling uit de Wmo (artikel 5, lid 2, onder a).
Hiermee wordt de overzichtelijkheid van de toegang tot samenhangende voorzieningen voor burgers bevorderd.
Artikel 2.4. Voorwaarden toekennen vanindividuele voorzieningen. Lid 1 Aanvullende voorwaarden. In het eerste lid wordt een aantal cumulatieve voorwaarden genoemd voor het toekennen van een individuele voorziening. Eerder hebben we reeds gemeld dat in eerste instantie bekeken moet worden of de oplossing gevonden kan worden in de voorliggende voorzieningen.
Ada Langdurig gebruik. Een individuele voorziening wordt alleen aangeboden via de Wmo als de beperking van de belanghebbende onomkeerbaar is. De prognose is dat voor wat betreft de beperking geen verbetering te verwachten is, dan wel dat het gaat om een
08. R2724. OOI
wisselend beeld met perioden van verbetering die gevolgd worden door perioden van verslechtering. Indien het een tijdelijke beperking betreft, bijvoorbeeld tijdens het herstel na een ongeluk, komt de belanghebbende niet in aanmerking voor een individuele voorziening. De belanghebbende kan dan een beroep doen op het hulpmiddelen depot van de Thuiszorgorganisaties (een AWBZ-voorziening). Ad b Uitzondering langdurig gebruik. Een uitzondering op de regel dat de aangevraagde voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn, wordt gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is, bijvoorbeeld bij ontslag uit het ziekenhuis na een opname of bij een ontregeld huishouden.
Ad c Goedkoopst adequaat. Bij de bepaling welke individuele voorziening wordt ingezet is het principe van goedkoopst adequaat leidend. Met adequaat wordt bedoeld volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Dit kan per klantsituatie verschillend zijn en bij deze bepaling wordt verder gekeken dan de technische en functionele aspecten van de voorziening. Het gaat hierbij om een onderscheid tussen noodzakelijk en wenselijk. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het is uiteraard wel mogelijk een adequate voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de belanghebbende bereid is de meerkosten uit eigen middelen te betalen. Ad d Overwegend op hetindividu gericht. Zoals het begrip individuele voorziening al aangeeft, gaat het in deze verordening om een afweging te maken voor de inzet van voorzieningen die de beperking van de belanghebbende, het individu, oplossen De toekenning van een individuele voorziening geschiedt ook op naam van de belanghebbende. Li d 2 Geen individuele voorziening wordt toegekend. Er is een aantal situaties waarin geen individuele voorziening wordt toegekend.
Ad a Algemeen gebruikelijk. Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn voorzieningen waarover een met de belanghebbende vergelijkbare persoon, ook los van de beperking, zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Dit beginsel wordt al tientallen jaren tijd gehanteerd in de sociale wetgeving (AAW/WAO, voormalige Wet-Rea, Wvg). Bij de afweging of in een concrete klantsituatie een voorziening algemeen gebruikelijk is, wordt gekeken naar:
de aard van de gevraagde voorziening;
08. R2724. OOI
de financiele situatie van de belanghebbende, bij de bepaling hiervan moet ook rekening gehouden worden met extra (aantoonbare) kosten die belanghebbende door zijn beperking heeft. Kan de voorziening door iemand zonder een beperking in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend? ; een plotselinge stoornis of beperking bij de belanghebbende is opgetreden waardoor er zaken vervangen moeten worden die nog niet zijn afgeschreven. Ad b Niet woonachtigin Eindhoven. In de begripsbepaling is woonachtig nader gedefinieerd met ingeschreven staan in de gemeentelijk basisadministratie van Eindhoven. In de Wmo wordt alleen over ingezetene gesproken. Uitzondering is de belanghebbende die verhuist naar de gemeente Eindhoven.
Adc Geen normaalgebruikwoningdoorslecht materiaal. Indien door het verkeerde gebruik van materialen de woning niet geschikt is voor normaal gebruik kan hiervoor geen beroep worden gedaan op individuele voorzieningen. Ad d Reeds eerder gemaakte kosten. De belanghebbende kan geen aanspraak maken op een individuele voorziening als deze reeds zonder toestemming van het college van burgemeester en wethouders gerealiseerd of aangekocht is. Het college van burgemeester en wethouders kan dan niet langer beoordelen of de reeds gerealiseerde oplossing de beste is en de goedkoopst adequate. Dit betekent dat de belanghebbende niet in de periode tussen aanvraag en beschikking reeds mag overgaan tot de realisatie of aanschaf van de gewenste voorziening. Ad e Reeds eerder een voorziening ontvangen. De belanghebbende kan geen aanspraak maken op een individuele voorziening als deze reeds eerder is toegekend en: deze voorziening nog adequaat is, gezien de klantsituatie; de afschrijvingstermijn voor de voorziening nog niet verstreken is; door roekeloosheid of verwijtbare onachtzaamheid van de belanghebbende de voorziening verloren is gegaan. Indien een ander aansprakelijk is voor het verloren gaan, dient bekeken te worden of het mogelijk is deze derde door de aanvrager hiervoor aansprakelijk te doen stellen om zodoende de kosten te kunnen verhalen. Indien in een woning een verstelbare keuken of een andere dure voorziening is aangebracht heeft dit gevolgen voor de te verzekeren waarde van de opstal. Dit risico dient door belanghebbende in de opstalverzekering gedekt te worden. Indien bijvoorbeeld bij brand blijkt dat de woning onvoldoende verzekerd is, dan kan op dat moment geen beroep op deze verordening worden gedaan.
08. R2724. OOI
Ad f Niet meewerken aan onderzoek.
De individuele voorziening wordt niet toegekend als de belanghebbende niet meewerkt aan het formuleren van de hulpvraag en de oplossing en/of niet meewerkt aan het onderzoek.
Hoofdstuk 3. Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen.
A r ti kei 3.1. Verstrekki ngs vormen vanindividuele voorzieningen. De in artikel 6 van de Wmo genoemde verplichting om bij een aanspraak op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen naturaverstrekking en een persoonsgebonden budget, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking in een bepaalde vorm. Overwegende bezwaren kunnen gelegen zijn in efficiency overwegingen, maar ook betrekking hebben op de persoonlijke situatie van de belanghebbende (bijvoorbeeld het aanwezig zijn van schulden waardoor het persoonsgebonden budget niet besteed kan worden aan de voorziening waar het voor is bedoeld). Het college van burgemeester en wethouders kan in het Besluit regels stellen om af te wegen in welke gevallen er sprake is van bezwaren van overwegende aard, die reden zijn om een voorziening niet in een bepaalde vorm te verstrekken. Naast deze keuzevrijheid bestaat er nog een tweede vorm van keuzevrijheid: namelijk de vrijheid om bij voorzieningen in natura te kiezen uit meerdere aanbieders. Deze keuzevrijheid wordt niet in deze verordening, maar in de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven verder uitgewerkt.
Artikel3.2. Voorwaardenindividuele voorzieningen. Li d 1 De beschikking.
De toekenning dan wel afwijzing van een individuele voorziening is een besluit van het college van burgemeester en wethouders op basis van de Algemene wet bestuursrecht. Hierop is dan ook bezwaar en beroep mogelijk. De belangrijkste aspecten van de individuele voorziening worden vastgelegd in een beschikking. Li d 2 Overeenkomst bij verstrekking in natura.
Aan de verstrekking van een individuele voorziening kan de gemeente voorwaarden stellen. In dit artikel is vastgesteld welke rechten en plichten het college en de belanghebbende hebben als de voorziening in eigendom van de gemeente blijft en de belanghebbende er gebruik van maakt. De bruikleenovereenkomst wordt alleen opgesteld bij hulpmiddelen. Lid 3 Overeenkomst persoongebonden budget en Programma van Eisen.
08. R2724. OOI
Net als bij het verstrekken van voorzieningen in natura kent ook de verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget een overeenkomst. Hierin zijn de voorwaarden die gesteld worden aan het persoonsgebonden budget vermeld. De belanghebbende tekent deze overeenkomst. Voor bepaalde voorzieningen (zoals hulpmiddelen of een woningaanpassing) kan een Programma van Eisen worden opgesteld waarin staat aan welke eisen de individuele voorziening moet voldoen die de budgethouder met het persoonsgebonden budget gaat aanschaffen. Als niet aan het Programma van Eisen wordt voldaan kan dat gevolgen hebben voor de afrekening van het toegekende budget. Lid@ Verdere uitwerking van de voorwaarden in Besluit. Het college van burgemeester en wethouders heeft de voorwaarden verder uitgewerkt in haar Besluit.
Artikel 3.3. Typen vanindividuele voorzieningen. Alle individuele voorzieningen kennen verschillende typen. Deze zijn opgebouwd van voorzieningen met een collectief karakter naar gangbare individuele voorzieningen tot alternatieve individuele voorzieningen. In deze volgorde worden de voorzieningen ook aangeboden aan de belanghebbende. In het verleden spraken we van primaten voor collectieve voorzieningen en was het alternatief niet beschreven in de verordening. Daarvoor werd dan de hardheidsclausule aangesproken, maar dit gaf wel aan dat een laatste redmiddel was. Door de toevoeging van de alternatieve individuele voorziening willen we aangeven dat het een reele oplossing is voor de hulpvraag van de belanghebbende ook al heeft de gemeente deze voorziening niet in het ingekochte pakket opgenomen. Daarnaast willen we met de toevoeging van de alternatieve voorziening ruimte laten voor de ontwikkelingen op het terrein van individuele voorzieningen. Voor al deze typen van individuele voorzieningen is wel een indicatie en beschikking nodig. a. Van de individuele voorzieningen die collectief zijn ingevuld is het bekendste voorbeeld het CVV. Collectief ingevulde individuele voorzieningen worden alleen in natura aangeboden. b. Gangbare individuele voorzieningen: dit betreft het volledige pakket aan voorzieningen dat de gemeente inkoopt, zowel het standaard pakket (binnenpakket voorzieningen) als de buitenpakket voorzieningen. Deze voorzieningen kennen een natura en persoongebonden budgetvariant. c. Alternatieve individuele voorzieningen bij de hulpvraag van de klant. Er is geen gangbare voorziening of een gangbare voorziening kan geboden worden en biedt een oplossing voor de ondervonden beperking, maar het alternatief is voor de belanghebbende een meer toereikende oplossing voor de hulpvraag. Ook bij deze voorzieningen geldt een natura en persoonsgebonden budget variant.
08. R2724. OOI
In de volgende hoofdstukken van de verordening worden de vier terreinen van het compensatiebeginsel nader uitgewerkt, waarbij deze typen van individuele voorzieningen nader worden ingevuld. De typen voorzieningen zoals we die in de vorige verordening onderscheiden hebben zijn gegroepeerd aan de hand van het compensatiebeginsel.
Hoofdstuk 4. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden.
Artikel4.7. Soortenindividuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden. Onder het voeren van een huishouden zijn twee groepen voorzieningen geplaatst te weten hulp bij het huishouden en de woonvoorzieningen. Door woonvoorzieningen wordt de woning geschikt gemaakt voor de belanghebbende, zodat deze duurzaam een huishouden kan voeren. Pas als de belanghebbende duurzaam een huishouding voert (in een voor hem geschikte woning) kan deze behoefte hebben aan hulp bij het huishouden.
Artikel 4.2. Rechtop hulp bij het huishouden. Bij de personen die recht hebben op hulp bij het huishouden worden twee groepen onderscheiden. Ten eerste de belanghebbende die door zijn beperkingen zijn huishouden niet meer kan voeren. Ten tweede kan belanghebbende voor zogenaamde respijtzorg voor hulp bij het huishouden in aanmerking komen als de mantelzorger problemen heeft met het uitvoeren van de hulp bij het huishouden. Het is daarbij niet de bedoeling van de wetgever dat het huishouden van de mantelzorger wordt overgenomen, maar overname van het huishouden van degene die de mantelzorg ontvangt is wel degelijk mogelijk.
Artikel 4.3. Randvoorwaarden hulp bij het huishouden. Bij het vaststellen van de aanspraak op hulp bij het huishouden wordt allereerst bezie of en in hoeverre eventueel andere huisgenoten binnen de leefeenheid zelf de problemen kunnen oplossen. In de door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen beleidsregels wordt het ’Protocol zorg voor elkaar: gebruikelijke zorg in Eindhoven’ opgenomen. Hierin is bepaald hoe er rekening wordt gehouden met gebruikelijke zorg bij het vaststellen van een aanspraak op een voorziening voor hulp bij het huishouden. Dit is van toepassing zolang er geen onevenredig beroep wordt gedaan op de draaglast en draagkracht van de belanghebbende en/of zijn huisgenoten.
08. R2724. OOI
Op basis van het Besluit zorgaanspraken wordt het begrip leefeenheid als volgt gedefinieerd: ’leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwde personen die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een huishouden voeren, dan wel bestaande uit een meerderjarige ongehuwde persoon die met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een huishouden voert.’ Onder gehuwde personen worden ook begrepen de ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met kinderen samenwonen. Derhalve worden met deze definitie alle bewoners van een adres die samen een
duurzame huishouding voeren inbegrepen in het begrip leefeenheid. Indien er sprake is van kamerverhuur, wordt de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden c.q. de leefeenheid gerekend. Een soortgelijke positie wordt ingenomen door mensen die omwille van hun zorgbehoefte op een adres ieder zelfstandig wonen. Denk hierbij aan woongemeenschappen van kloosterlingen, ouderen of gehandicapten. Ook hier is dus geen sprake van een leefeenheid.
Artikel 4.4. Soorten woonvoorzi eni ngen. De woonvoorzieningen worden opgedeeld in drie soorten: a. hulpmiddelen in het kader van wonen. Voorbeelden hiervan zijn trapliften, opplusvoorzieningen, badplanken en douchestoelen; b. verhuis- en inrichtingskosten: een gemaximeerde financiele vergoeding als tegemoetkoming in de kosten van de verhuizing en inrichting van de nieuwe woning; c. woningaanpassing: een aanpassing aan de bestaande woning door middel van aanbouw/verbouwing.
Artikel 4.5. Recht op een woon voorzi eni ng. Lid 1 Recht op hulpmiddelen in het kader van wonen en/of verhuis- en inri cb ti ngskosten.
Hulpmiddelen in het kader van wonen
Een belanghebbende heeft recht op een woonvoorziening indien hij door beperkingen een aanpassing van de woning noodzakelijk is. Het gaat hier om hulpmiddelen in het kader van wonen, zoals een traplift of opplusvoorzieningen. Hierbij wordt geen afweging gemaakt of verhuizen een goedkopere oplossing is. Verhuis- en i nri ch ti ngskos ten.
Mocht er een woningaanpassing (verbouwing) nodig zijn dan zal wel eerst gekeken worden naar de mogelijkheid van een verhuizing als goedkoopst adequate oplossing. Bij de bepaling van adequaat wordt met de belanghebbende gekeken naar de directe leefomgeving en het sociale netwerk. De belanghebbende komt bij de verhuizing in aanmerking voor een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten en eventueel een vergoeding voor tijdelijke huisvesting. Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten om een tegemoetkoming te verstrekken in de verhuis- en inrichtingskosten, indien verhuisd wordt naar
08. R2724. OOI
een aangepaste of een goedkoper aan te passen woning dan de reeds bewoonde woning. Het college van burgemeester en wethouders maakt de afweging tussen verstrekking van een tegemoetkoming in de verhuiskosten en een woningaanpassing. Een woonvoorziening, en dus ook een verhuiskostenvergoeding is, volgens de Wvg-jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, alleen bedoeld voor situaties waarin de ondervonden problemen in direct oorzakelijk verband staan met bouwkundige of woontechnische aspecten van de (te verlaten) woning zelf. Omgevingsfactoren als lawaai, stank, onveiligheidsgevoelens, overlast etc. zijn dus niet van belang.
Lid2 Recht op een woningaanpassing. Onder een woningaanpassing wordt verstaan: een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking. Er is recht op een woningaanpassing als blijkt dat hulpmiddelen in het kader van wonen dan wel een verhuizing naar een aangepaste woning voor belanghebbende niet de goedkoopst adequate oplossing is. Lid3 Toekenning aan eigenaar van de woning. Indien de belanghebbende een woning huurt dan wordt de woonvoorziening toegekend aan de eigenaar van de woning.
Artikel 4.6. Rechtop een alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden. Het opnemen van de alternatieve voorzieningen biedt een mogelijkheid aan de gemeente en de belanghebbende om in samenspraak te komen tot een andere oplossing als de geijkte oplossingen geen toereikende oplossing bieden. Aan deze alternatieve voorzieningen zijn wel een aantal voorwaarden verbonden. De voorziening moet (medisch) verantwoord zijn. Dat betekent dat de voorziening de gezondheid van de belanghebbende niet mag schaden maar daarnaast in zijn algemeenheid verantwoord moet zijn zoals veilig, degelijk etc. De kosten van de alternatieve voorziening mogen niet onevenredig hoog zijn. Dat wil zeggen dat de kosten in verhouding moeten staan tot de kosten van de gangbare individuele voorziening waarmee de alternatieve voorziening het best te vergelijken is.
Artikel 4.7Randvoorwaarden voor woon voorzi eni ngen. Om in aanmerking te komen voor woonvoorzieningen moet er een duidelijke samenhang zijn tussen de ondervonden woonproblemen en de beperking die men heeft. Aanvragen voor woonvoorzieningen die hun oorzaak vinden in andere factoren dan die beperking, kunnen worden geweigerd op grond van dit artikel.
Ada Verhuizing naarinadequate woning. Onder a wordt de verhuizing naar een inadequate woning genoemd als weigeringsgrond voor woonvoorzieningen. Niet de ondervonden beperking, maar de
08. R2724. OOI
verhuizing naar een niet geschikte woning is dan de voornaamste oorzaak van de ondervonden problemen. Deze bepaling heeft voornamelijk betrekking op situaties waarin men gaat verhuizen zonder specifieke reden, maar gewoon omdat men daar zin in heeft. De belanghebbende had in de verlaten woonruimte geen problemen met het normaal gebruik van de woning. Uitzondering in deze bepaling is de zogeheten "belangrijke reden". Daarbij moet gedacht worden aan een verhuizing vanwege samenwoning, huwelijk of het aanvaarden van werk elders.
Adb Niet verhuisd naarmeestgeschikte woning. Als een persoon met beperkingen verhuist, zal deze, in relatie tot die beperkingen, moeten zoeken naar een zo geschikt mogelijke woning. Het is niet de bedoeling dat men zo maar een ongeschikte woning kiest en vervolgens de rekening voor aanpassingen bij de gemeente indient. Met "verhuizen" wordt hier overigens niet alleen gedoeld op de feitelijke verhuizing, maar ook op alle onomkeerbare handelingen die normaal gesproken voorafgaan aan een verhuizing, zoals het tekenen van een koop-, huur- of erfpachtcontract, zie ook artikel 4.9, lid 1, waarin wordt bepaald dat het gaat om een situatie waarin men in de betreffende woning "zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben". Voor de toepassing van deze weigeringsgrond geldt dat ook de gemeente ervoor zal moeten zorgen in samenwerking met haar partners zicht te hebben op de aangepaste of makkelijk aan te passen woningvoorraad, niet alleen sociale huurwoningen, maar ook in de vrije sector en zo nodig het koopwoningenbestand. Daarnaast zal de gemeente haar burgers goed moeten informeren over de gang van zaken bij dit soort verhuizingen. Alleen dan kan worden gemotiveerd dat iemand al dan niet is verhuisd naar de voor zijn situatie meest geschikte woning.
Ad c Normale verhuisbehoefte. Een persoon heeft in zijn leven verschillende woonbehoeften. Zo ook als men ouder wordt. Een verhuizing naar een seniorenwoning is bij het ouder worden algemeen gebruikelijk. De gemeente wijst haar burgers op de eigen verantwoordelijkheid en naar de mogelijkheid om een woning te zoeken die bij de leeftijd past. Als men dan, ondanks het feit dat men duidelijk is gewezen op de eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden er zijn, desondanks geen maatregelen neemt en men komt in een ongeschikte woning voor voorzienbare woonproblemen te staan, dan kunnen de verhuiskostenvergoedingen en de woningaanpassing worden geweigerd. De grondslag voor deze bepaling is gelegen in artikel 4, lid 2 Wmo, waarin wordt gesteld dat geen recht op maatschappelijke ondersteuning bestaat voor zover men zelf in staat is om oplossingen te realiseren. In dit geval gaat het om preventieve oplossingen voor voorzienbare problemen. Ad d Woning niet het helejaar bewoonbaar. Woningen die niet geschikt zijn om het gehele jaar te bewonen kunnen ook nietÃćâĆňâĂİ
als hoofdverblijf - adequaat gemaakt worden. Daarvoor zal dus per definitie geen
08. R2724. OOI
woonvoorziening worden verstrekt; aanpassen leidt niet tot een adequate situatie. Ook zonder handicap zal men immers moeten verhuizen naar een woning die wel het gehele jaar bewoonbaar is.
Ade Verhuizing naar AWBZinstelling. De Wmo is onder meer gericht op het behoud c.q. het bevorderen van de zelfstandigheid en is als opvolger van de Wvg ook bedoeld voor mensen die nog zelfstandig kunnen blijven wonen. Op het moment dat men verhuist naar een AWBZ-instelling, valt men feitelijk buiten de Wmo-doelgroep, omdat het, ook met ondersteuning, niet meer mogelijk is zelfstandig een huishouden te voeren.
Arti kei 4.8. Randvoorwaarden aan te passen woning. Niet alle woningen zullen voor een woningaanpassing in aanmerking komen. Ad a Verkeerd materiaal gebruik. Uitgesloten worden woningen die door materiaal keuzen problemen opleveren bij het normale gebruik van de woning. Het is daarbij zaak onderscheid te maken tussen de constructie, waarbij een bepaald materiaal is toegepast, en de aard van het gebruikte materiaal zelf.
Ad b Zelfstandige woonruimte Een woonvoorziening wordt alleen verstrekt als het woonruimten betreft die als zelfstandige woonruimte in het kader van de Wet op de huurtoeslag ook als zodanig aangemerkt worden. Een zelfstandige woning is een woning met tenminste een eigen kookgelegenheid (keuken) en toilet. De woning moet ook een eigen toegang hebben (bron: Ministerie van VROM, dossier Huurcommissie puntensysteem). Uitzonderingen zijn aanpassingen aan woonschepen en binnenschepen; deze komen weinig voor en worden apart geregeld in de beleidsregels. Ad c Treffen van voorzieningeni n speciaal voor doelgroep gebouwde ofgerenoveerde woningen. Verder worden geen woonvoorzieningen verstrekt in gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen voor ouderen of gehandicapten of voorzieningen die in dergelijke gebouwen, ook in de wooneenheden, bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen. Ad d Aanpassingen in gemeenschappelij ke ruimten. Op basis van het feit dat voorzieningen op grond van de wet in hoofdzaak zijn gericht op het individu, worden in beginsel geen voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van wooncomplexen verstrekt. Evenals onder de Wet voorzieningen gehandicapten gold, zijn er uitzonderingen gemaakt voor de in de verordening genoemde voorzieningen in gemeenschappelijk ruimten. De
08. R2724. OOI
opsomming is limitatief, dat wil zeggen dat er niet meer wordt verstrekt dan er in de verordening is genoemd.
Artikel 4.9. Randvoorwaarden met betrekking tot hoofdverblij f. Ad 1 Hoofdverblij f. Bij de bepaling van hoofdverblijf is de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie leidend. De gemeente waar de aanvrager van de voorziening is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie heeft de verplichting tot compensatie van beperkingen. Het is noodzakelijk de zinsnede ’of zal hebben’ op te nemen voor situaties waarin de aanvrager naar een andere gemeente wil verhuizen en in die gemeente een woning wil laten bouwen of aanpassen voordat deze daadwerkelijk wordt betrokken.
Ad2 Slechts een plek wordt bezoekbaar gemaakt. Het vijfde lid bepaalt dat de gemeente waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft verklaart, dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt. Deze verklaring van de gemeente waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft (de gemeente waar de AWBZ-instelling staat), heeft tot doel te voorkomen dat de gehandicapte in meerdere gemeenten een aanvraag indient voor het bezoekbaar maken van een woonruimte. De verordening gaat ervan uit, dat voor maximaal een woonruimte een financiele tegemoetkoming wordt verleend voor het bezoekbaar maken.
Ad3en4 Bezoekbaar maken woning. De gemeente Eindhoven kent de bepaling voor het zogenaamde bezoekbaar maken van een woonruimte voor bezoek van de belanghebbende aan ouders of andere familieleden. "Bezoekbaar maken" wordt in de verordening gelimiteerd tot het toegankelijk maken van de woonruimte zelf en enkele essentiele ruimten daarin (belanghebbende kan de woonkamer plus een toilet bereiken). Hoofdstuk 5. Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Arti ke/5.1. Soorteni ndi viduele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen een viertal individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel te weten: vervoermiddelen; collectieve vervoervoorziening; vervoerkostenvergoedingen; alternatieve individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen.
Artikel 5.2. Recht op vervoermiddel.
08. R2724. OOI
Een belanghebbende heeft recht op een verplaatsingsmiddel indien hij door beperkingen zich niet meer kan verplaatsen op korte en middenlange afstand. De hulpmiddelen die het hier betreft zijn de scootermobiel en de bijzondere fietsen, zoals een driewielerfiets.
Artike/5.3. Rechtop collectieve vervoersvoorziening. Indien de belanghebbende geen gebruik (meer) kan maken van het openbaar vervoer komt hij in aanmerking voor het Collectief Vervoersysteem (het CVV) dat in Eindhoven en omgeving operationeel is. Voor het CVV wordt geen inkomensgrens
gehanteerd. De belanghebbende kan naast een verplaatsingsmiddel, zoals beschreven in artikel 5.2 ook gebruik maken van het CVV. Bij deze combinatie geldt wel een reductie op het aantal strippen.
Artikel 5.4. Recht op ver voerkostenvergoedi ng. Indien belanghebbende, op medische gronden, geen gebruik kan maken van het CVV kan hij in aanmerking komen voor een vervoerkostenvergoeding. Deze bestaat uit vergoedingen van vervoer per eigen auto, vervoer door derden en (rolstoel)taxi. De hoogte van de bedragen wordt opgenomen in het Besluit.
Artikel 5.5. Recht op alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Het opnemen van de alternatieve voorzieningen biedt een mogelijkheid aan de gemeente om na samenspraak met de belanghebbende te komen tot een andere oplossing als de geijkte oplossingen geen toereikende oplossing bieden. Aan deze alternatieve voorzieningen zijn wel een aantal voorwaarden verbonden. De voorziening moet (medisch) verantwoord zijn. Dat betekent dat de voorziening de gezondheid van de belanghebbende niet mag schaden maar daarnaast in zijn algemeenheid verantwoord moet zijn, zoals veilig, degelijk etc. De kosten van de alternatieve voorziening mogen niet onevenredig hoog zijn. Dat wil zeggen dat de kosten in verhouding moeten staan tot de kosten van de gangbare individuele voorziening waarmee de alternatieve voorziening het best te vergelijken is. Bijvoorbeeld: gezien iemands beperkingen zou een scootermobiel een oplossing zijn. Echter de klant geeft aan dat een aanpassing aan een reguliere fiets een beter alternatief zou zijn, omdat hij zo nog actief blijft hetgeen zijn gezondheid ten goede komt. Met dit artikel kan deze aanpassing aan de fiets verstrekt worden. Ook de bruikleenauto of gesloten buitenwagen kunnen alternatieve voorzieningen zijn voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
08. R2724. OOI
Hoofdstuk 6. Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 6.1. Soortenindividuele voorzieningen voor het verplaatseni n en rond de woning. In de verordening wordt onderscheid gemaakt in een tweetal voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 6.2. Het recht op een rolstoelvoorzi eni ng. Een definitie van een rolstoel is niet te geven, daarom wordt hier onder het begrip "rolstoel" een rolstoel begrepen te worden de rolstoel, zoals iedereen die kent. Deze rolstoel kan zowel handbewogen als elektrisch aangedreven zijn. Een (elektrische)trippelstoel wordt niet als rolstoel beschouwd en wordt niet op grond van de wet verstrekt. De trippelstoel valt onder de door de Regeling Zorgverzekering te verstrekken voorzieningen. Een rolstoel kan zowel worden gebruikt als een verplaatsingsmiddel voor binnen als voor buiten en kan worden verstrekt voor incidenteel of dagelijks gebruik. Primair doel van de rolstoel is het zittend verplaatsen, omdat lopend verplaatsen, ook met op grond van andere regelingen te verstrekken voorzieningen als looprekken, rollators, wandelstokken en krukken niet of onvoldoende mogelijk is. Kosten van onderhoud en reparatie van de rolstoel vallen eveneens onder de wet.
Voorzieningen die geen verband houden met het genoemde primaire verstrekkingsdoel, het verplaatsen, omdat ze nodig zijn in verband met therapeutische doeleinden, worden niet op grond van de wet verstrekt. Bij accessoires gaat het uiteraard alleen om medisch noodzakelijke en niet-algemeen gebruikelijke zaken.
Artikel 6.3. Het rechtop een alternatieve voorziening voor het ver plaatsenin en rond de woning. Het opnemen van de alternatieve voorzieningen biedt een mogelijkheid aan de gemeente om na samenspraak met de belanghebbende te komen tot een andere oplossing als de geijkte oplossingen geen toereikende oplossing bieden. Aan deze alternatieve voorzieningen zijn wel een aantal voorwaarden verbonden. De voorziening moet (medisch) verantwoord zijn. Dat betekent dat de voorziening de gezondheid van de belanghebbende niet mag schaden maar daarnaast in zijn algemeenheid verantwoord moet zijn, zoals veilig, degelijk etc. De kosten van de alternatieve voorziening mogen niet onevenredig hoog zijn. Dat wil zeggen dat de kosten in verhouding moeten staan tot de kosten van de gangbare individuele voorziening waarmee de alternatieve voorziening het best te vergelijken is.
08. R2724. OOI
Hoofdstuk 7. Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden.
Artikel 7.1. Soortenindividuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden. Dit hoofdstuk is nieuw ten opzichte van de vorige verordening. Het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden is het vierde compensatiebeginsel. De raad heeft besloten om hieronder de sportvoorziening te laten vallen, omdat sporten bij uitstek een activiteit is waarbij belanghebbende medemensen ontmoet en sociale verbanden aangaat. Daarnaast is de vervoervoorziening voor bovenregionaal gebruik toegevoegd. Bovenregionaal vervoer is vervoer dat verder gaat dan 5 OV-zones vanaf het huisadres van belanghebbende. Deze is gericht op het tegengaan van vereenzaming en kan een uitkomst bieden als de op grond van deze verordening toegekende voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen en een voorliggende voorziening, zoals Valys, niet voldoende zijn om maatschappelijk te participeren. Natuurlijk leveren ook de andere in deze verordening genoemde individuele voorzieningen alsmede het brede Wmo-beleid (waaronder welzijnsactiviteiten) een bijdrage aan het ontmoeten van medemensen en aangaan van sociale verbanden.
Artikel 7.2. Rechtop eenindividuele sportvoorziening. In de oude verordening werd alleen gesproken van een sportrolstoel. De raad heeft in het kader van het vierjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011 besloten dit enge begrip te vervangen door sportvoorziening. In Eindhoven wordt veel aandacht besteed aan sport en ook de burgers met een beperking worden gestimuleerd om te gaan sporten. Zo wordt er in de gemeente Eindhoven gewerkt aan het realiseren een sportvoorzieningendepot en een aantal pools bij sportclubs waar sporthulpmiddelen staan. De individuele sportvoorziening komt pas in beeld als deze algemene voorzieningen geen uitkomst bieden.
Artikel 7.3. Randvoorwaarden sportvoorzi eni ng. Er zijn een aantal randvoorwaarden verbonden aan de sportvoorziening. Ada Verstrektin de vorm van een gemaximeerdefinanciele vergoeding. De sportvoorziening wordt alleen in de vorm van een gemaximeerde financiele vergoeding verstrekt. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden vergoed tot het vastgelegde maximum bedrag. De hoogte van deze gemaximeerde vergoeding wordt vastgelegd in het Besluit.
Ad b Medisch verantwoord. De sportvoorziening mag de gezondheid van de belanghebbende niet schaden.
08. R2724. OOI
Ad c Serieuze langdurige sportbeoefening. De aanvraag van een individuele sportvoorziening is gekoppeld aan serieuze langdurige sportbeoefening. Het is niet de bedoeling om voor het proberen van een sport een beroep te doen op een individuele sportvoorziening. Middels het sportmiddelendepot kan de belanghebbende kennismaken met verschillende sporten en de bijbehorende sporthulpmiddelen.
Artikel 74. Recht op eenindividuele vervoer voorziening voor boven regionaal gebruik. Bij de te verstrekken vervoervoorziening wordt ten aanzien van de vervoerbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij de belanghebbende zich voor zijn sociale verbanden uitsluitend buiten deze leefomgeving verplaatst en dit tot dreigende vereenzaming kan leiden. In de meeste situaties zal hier Valys een uitkomst bieden als voorliggende voorziening.
Arti ke/7.5. Recht op alternatieveindividuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden. Het opnemen van de alternatieve voorzieningen biedt een mogelijkheid aan de gemeente en de belanghebbende om in samenspraak te komen tot een andere oplossing als de geijkte oplossingen geen toereikende oplossing bieden. Aan deze alternatieve voorzieningen zijn wel een aantal voorwaarden verbonden. De voorziening mag de gezondheid van de belanghebbende niet schaden. De kosten van de alternatieve voorziening mogen niet onevenredig hoog zijn. Dat wil zeggen dat de kosten in verhouding moeten staan tot de kosten van de gangbare individuele voorziening waarmee de alternatieve voorziening het best te vergelijken is. Hoofdstuk 8. De toekenning.
Artikel 8.1. Motivatie van de oplossing. In de Wmo is vastgelegd dat de gemeente een dubbele motivatieplicht heeft. De gemeente moet zodoende altijd motiveren hoe de aangedragen oplossing, ongeacht of er daadwerkelijk individuele voorzieningen worden ingezet, bijdraagt aan de oplossing van de hulpvraag van de klant. Enerzijds wordt aangegeven welke voorzieningen beschikbaar zijn en anderzijds wordt aangeven hoe deze bijdragen aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
08. R2724. OOI
Door de integrale hulpvraag zal er niet in alle gevallen een aanvraag voor een individuele voorziening worden geregistreerd. Zodoende kan het voorkomen dat er geen beschikking volgt, omdat de hulpvraag kan worden opgelost met voorliggende voorzieningen. De belanghebbende krijgt dan een brief waarin het hulpvraag gesprek is vastgelegd en waarin de voorliggende voorzieningen staan benoemd.
Mocht de belanghebbende staan op het indienen van een aanvraag voor een individuele voorziening dan wordt deze ingenomen. Daarop volgt dan naar alle waarschijnlijkheid wel een negatieve beschikking. De beschikkingen staan open voor bezwaar en beroep. Bij een brief is er geen mogelijkheid voor het indienen van bezwaar.
Artikel 8.2. Eigen bij drage. De gemeente Eindhoven zal van haar recht om een eigen bijdrage te vragen gebruik maken. Naast het vragen van een eigen bijdrage mag de gemeente ook een eigen aandeel vragen bij een financiele tegemoetkoming. De gemeente Eindhoven zal met de ingang van deze verordening nog maar een systematiek hanteren en maakt zodoende geen gebruik meer van de mogelijkheid van het vragen van een eigen aandeel. Ad a Eigen bijdrage vragen mag. In de Wmo staat beschreven dat de gemeente een eigen bijdrage mag vragen voor individuele voorzieningen. Hiervan is bij wet een uitzondering gemaakt voor de rolstoel. De hoogte van de eigen bijdrage mag gemaximeerd worden op de kostprijs van de individuele voorziening. Ad b Afstemmen op gezi nsi nkomen.
In de Algemene Maatregel van Bestuur: Besluit Maatschappelijk Ondersteuning is vastgelegd dat de hoogte van de eigen bijdrage is afgestemd om het gezinsinkomen. Hierbij is door het Rijk aangesloten bij de systematiek die wordt gehanteerd in de AWBZ. De gemeente Eindhoven kan hiervan niet afwijken. Ad c Wanneer vvel en geen eigen bij dragei n Eindhoven.
In het Besluit is vastgelegd voor welke individuele voorzieningen er een eigen bijdrage wordt gevraagd. Hiermee legt de gemeente Eindhoven precies vast hoe zij omgaat met de mogelijkheid van het opleggen van de eigen bijdrage.
Hoofdstuk 9. Inlichtingen, intrekking en terugvordering.
Artikel 9.1. Wijzigingenin de situatie. Het spreekt voor zich dat wijzigingen in de situatie gemeld dienen te worden in al die gevallen dat zij van invloed zijn op de verstrekte of te verstrekken voorzieningen (inlichtingenplicht). Het is belangrijk om in de beschikking ook
08. R2724. OOI
expliciet te wijzen op de verplichting om wijzigingen in de situatie aan het college van burgemeester en wethouders door te geven.
Artikel 9.2. Intrekking van een voorziening. Lid 1 Intrekki ngsgronden. De verstrekking van individuele voorzieningen is gebonden aan voorwaarden. Deze zijn in de voorgaande hoofdstukken van deze verordening en in besluit en beleidsregels beschreven. Het is belangrijk dat de belanghebbende weet aan welke voorwaarden hij moet voldoen door deze duidelijk te vermelden in een beschikking. Mocht er sprake zijn van een, om wat voor reden dan ook, ten onrechte toegekende voorziening, dan vergemakkelijkt een duidelijke formulering in de beschikking een eventuele beeindiging of terugvordering van (het recht op) een voorziening, omdat de betrokkene zich dan niet kan beroepen op onbekendheid met de feiten. Intrekking is ook mogelijk, als de belanghebbende in gebreke blijft zijn eigen bijdrage binnen de gestelde termijn te voldoen en na aanmaning te voldoen of indien de aanvrager blijkt recht te hebben op vergoedingen of verstrekkingen van derden. Als de belanghebbende deze voorwaarden niet nakomt kan het college van burgemeester en wethouders de afgegeven beschikking geheel of gedeeltelijk intrekken. Lid 2 Intrekken persoonsgebonden budget. Indien de voorziening is verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget is de belanghebbende verplicht om binnen 6 maanden na de beschikking de voorziening aan te schaffen. Bij een woningaanpassing geldt een termijn van 12 maanden na beschikking dat de woning moet zijn aangepast.
Artikel 9.3. Terugvordering. De wet bevat geen bepalingen omtrent terugvordering van voorzieningen, daarom wordt deze mogelijkheid opgenomen in de verordening. Zo is er een juridische basis om voorzieningen terug te vorderen. Indien er, naar later blijkt, ten onrechte is uitbetaald of geleverd (voorziening in natura) is, kan het college van burgemeester en wethouders de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Het besluit tot herziening van het recht op de voorziening en de daaraan gekoppelde terugvordering biedt echter geen executoriale titel, zoals bijvoorbeeld in de Wet werk en bijstand het geval is bij terugvordering. Er is wel sprake van een civielrechtelijke vordering op grond van onverschuldigde betaling waarvoor het Burgerlijk Wetboek, boek 6 artikel 203 e.v. de wettelijke basis biedt. Hoofdstuk 10. Slot- en overige bepalingen.
Artikel 10.1. Hardheidsclausule en situaties waarin deze verordening niet voorziet. Lid 1 Hardheidsclausule. Dit artikel bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Zo nodig
08. R2724. OOI
wordt hierbij advies ingewonnen. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de belanghebbende of de eigenaar van de woonruimte. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college van burgemeester en wethouders moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.
Lid2 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet. Deze restclausule biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid in alle niet voorziene situaties te handelen naar bevind van zaken. Omdat ook deze
beslissingen onderworpen zijn aan de voorgeschreven bezwaar- en beroepsprocedures, dient ook in deze gevallen de beslissing gemotiveerd te worden. Uiteraard geldt ook in deze situaties dat burgemeester en wethouders advies kunnen vragen aan een adviesinstantie.
Artikel 10.2. Indexering. Deze bepaling, maakt het mogelijk alle bedragen, genoemd in het op de verordening gebaseerde Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven, te indexeren. In het besluit is vastgelegd welke indexcijfers worden gehanteerd. De Algemene Maatregel van Bestuur bepaalt in artikel 4.4, lid 1 dat ook de bedragen van de eigen bijdragen jaarlijks worden gewijzigd bij ministeriele regeling.
Artike110.3. Inwerkingtreding en citeerti tel. Deze bepalingen spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 oktober 2008.
R. van Gijzel, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
08. R2724. OOI
KB08009173
gemeente Eindhoven
Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat
Retouradres Postbus 9oISo, S6oo RB Eindhoven
Aan de leden van de raad
van de gemeente Eindhoven.
Raadsnummer O8.R2724.002 Behandeld door I. van Dijk Telefoon (o4o) 238 24 07
Ons kenmerk griffie Verzenddatum I oktober 2008
Commissieadvies Betreft cie MZFPO: Raadsvoorstel tot het vaststellen van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009)
De commissie Maatschappelijke Zorg, Financien, Personeel en Organisatie heeft in haar vergadering van 30 september 2008 beraadslaagd over het bovengenoemde onderwerp. Wethouder Don:
De wethouder heeft aangegeven de aangekondigde motie van de PvdA betreffende het clientenbelangenbureau te ondersteunen. De andere motie van de PvdA over de bereikbaarheid van de backoffice van het WMO-loket is volgens de wethouder overbodig, omdat vanaf 17 oktober de backoffice 24 uur bereikbaar is. De commissie heeft a Is volgt geadviseerd: PvdA: akkoord; akkoord; akkoord; VVD: akkoord; GroenLinks: akkoord; ’leefbaar eindhoven’ akkoord; akkoord; OuderenAppel: D66: akkoord; akkoord; De Stadspartij: akkoord; Lijst Pim Fortuyn: ChristenUnie: akkoord; Eindhoven Nu: niet aanwezig. CDA:
SP:
De secretaris van de commissie, I. van Dijk
Bezoekadres Stadhuisplein Io Eindhoven Openingstijden
Postadres Postbus 90I50 s6oo RB Eindhoven
ma t/m vr 9.oo-r6.oo uur
Telefonisch bereikbaar