R 200912
I nz i c h t i n b e d r i j v e n d i e hu n e e r st e w e r k ne m e r a a n t r e k ke n Creëren van een dataset
Sjaak Vollebregt Wim Verhoeven Zoetermeer, juli 2009
Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Gehanteerde aanpak
7
3
Analyse van het bestand
9
3.1
Bedrijven
9
3.2
Startjaar en Banen
11
3.3
Kenmerken
13
4
Conclusies
23
Bijlage I
Sectorafbakening
25
3
1
Inleiding
Het beleid van EZ is mede gericht op bevordering van groei en op het daarbij wegnemen van eventuele belemmeringen. Dit geldt in het bijzonder voor jonge bedrijven. Op dit moment ontbreekt elk inzicht in hoeverre (jonge) bedrijven zonder personeel de stap maken naar werkgever. EZ wil met dit onderzoek inzicht verkrijgen in bedrijven die hun eerste werknemer aantrekken. Hoeveel zijn dat er, in welke sector, hoe oud zijn deze bedrijven en hoeveel personeelsleden worden dan aangenomen? Ook kenmerken van de aangenomen werknemers zijn daarbij relevant. Bij kenmerken moet bijvoorbeeld gedacht worden aan een onderscheid naar dienstverband, geslacht, leeftijd, nationaliteit, autochtoon en allochtoon. Dit onderzoek is exploratief en primair als haalbaarheidsonderzoek bedoeld. Op voorhand was niet geheel duidelijk wat haalbaar zou zijn en wat de uitkomsten zullen zijn. In deze rapportage wordt verslag gedaan van de bevindingen. Deze onderzoeksvraag heeft betrekking op het MKB en past als zodanig binnen het EZ-programma MKB en Ondernemerschap.
5
2
Gehanteerde aanpak
Omdat wij niet zeker waren dat wij succesvol zouden zijn in het creëren van de gewenste dataset is de volgende aanpak gevolgd: Bij het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is een pilotproject gestart, waarbij gekeken is naar een aantal kenmerken van bedrijven in het Algemeen Bedrijven Register (ABR). Het ABR is het centrale bedrijvenregister van het CBS. Daarbij is gekeken welke bedrijven zonder personeel in 2004 een jaar later wel personeel hadden en hoeveel. De bedrijven zijn ingedeeld naar sector. Belangrijke bronnen hierbij zijn de Uitvoeringsinstelling WerknemersVerzekeringen (UWV) en het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Om inzicht in de kenmerken van de nieuwe werknemers te krijgen, is vervolgens deze bedrijfsinformatie gekoppeld aan het Sociaal Statistisch Bestand (SSB). Het SSB biedt een samenhangende, consistente beschrijving van een aantal sociaaleconomische aspecten van de bevolking van Nederland. In het Sociaal Statistisch Bestand van het CBS worden diverse registers op individueel niveau gekoppeld aan de Gemeentelijke BasisAdministratie persoonsgegevens (GBA). Het gaat om registers van de Belastingdienst, Uitkeringsinstanties en de Informatie Beheergroep, maar ook van instellingen in de gezondheidszorg of de politie. Dankzij deze koppeling beschikt het SSB over individuele gegevens van alle inwoners van Nederland naar o.a. demografische kenmerken van personen en huishoudens, werk, uitkeringen en inkomen. Op basis van de gegevens in de GBA kan voor personen de herkomstgroepering (onderscheid naar autochtonen en allochtonen van de eerste of tweede generatie en herkomstland) worden vastgesteld. Naast deze registraties worden ook gegevens uit persoonsenquêtes van het CBS aan het SSB toegevoegd. Voor dit onderzoek is SSB kern relevant. Concreet betekende dit het volgende: creëer een bestand uit het ABR van bedrijven die op 1 januari 2004 geen personeel hadden, maar op 1 januari 2005 wel. Koppel daaraan het startjaar van de desbetreffende onderneming en maak een onderscheid naar sectoren en grootteklassen. Met behulp van het bedrijfsidentificatienummer (BEID) in dit bestand kan vervolgens gezocht worden naar informatie van gegevens uit SSB kern (kent namelijk eveneens een BEID-nummer) over kenmerken van de aangenomen personeelsleden. Bij kenmerken moet bijvoorbeeld gedacht worden aan onderscheid naar geslacht, leeftijd, autochtoon/allochtoon etc. Omdat de laatst beschikbare gegevens SSB over 2005 gaan, is er voor gekozen die gegevens te koppelen aan de gewenste mutaties van het ABR van 1 januari 2004 naar 1 januari 2005.1
1
Van recentere jaren zijn door het CBS nog geen SSB-gegevens vrijgegeven.
7
3
Analyse van het bestand
3.1
Bedrijven Uit het ABR zijn die bedrijven geselecteerd die in 2004 geen personeel hadden, maar in 2005 wel. Het kan hierbij gaan om bedrijven die in die periode gestart zijn, maar tevens om reeds bestaande bedrijven. In de selectie van bedrijven die in 2005 hun eerste personeelslid aannamen werden ruim 22.000 bedrijven opgenomen, die verdeeld zijn naar sector en grootteklasse (zie tabel 1). Hierbij is een indeling gemaakt naar 20 sectoren, 5 grootteklassen en het totaal. In bijlage 1 wordt een overzicht gepresenteerd van de sectoren en bijbehorende SBI-indeling 1993. Tabel 1
Aantal bedrijven met in 2005 wel personeel en in 2004 geen personeel Totaal selectie
Landbouw en visserij
1 wn
2-<5 wn
5-<10 wn
10-<20 wn >=20 wn
979
812
115
31
20
1
10
10
.
.
.
.
Voeding en genot
114
77
24
4
5
4
Overige industrie
495
363
86
21
23
2
Olie en chemie
57
33
14
3
7
.
Metaalindustrie
508
345
98
30
30
5
11
6
2
1
.
2
1.579
1.196
286
45
45
7
697
552
109
20
15
1
Groothandel
2.110
1.581
366
93
60
10
Detailhandel
2.794
2.225
424
85
49
11
Horeca
1.733
1.194
387
100
46
6
Transport
933
663
169
36
55
10
Communicatie
169
124
32
6
6
1
1.148
752
227
99
69
1
596
415
117
37
25
2
4.848
3.449
856
266
223
54
31
20
2
3
4
2
Zorg
1.160
702
334
81
34
9
Overige diensten
2.377
1.714
483
107
68
5
22.349
16.233
4.131
1.068
784
133
Delfstoffen
Nutsbedrijven Bouwnijverheid Autobedrijven
Bank- en verzekeringswezen Onroerend goed Zakelijke diensten Overheid
Totaal selectie Bron: CBS/ABR.
De grootteklasse-indeling is gebaseerd op het aantal werknemers gemeten in arbeidsjaren. De tabel laat zien dat er in 2005 in totaal 22.349 bedrijfseenheden waren die overgingen tot het aannemen van hun eerste personeelslid. Dit komt neer op bijna 6% van de populatie van bedrijven zonder personeel per 1-1-2005.
9
Tabel 2 geeft de procentuele verdeling van de geselecteerde bedrijven die in 2005 hun eerste personeelslid aannamen weer. De zakelijke dienstverlening en de detailhandel scoren met ruim 1/5 respectievelijk 1/8 vrij hoog. Bijna driekwart van de selectie betreft bedrijven die niet meer dan één personeelslid aangetrokken hebben. Vergelijking met het totale aantal bedrijven met een of meer werknemers op 1 januari 2005 (laatste kolom tabel 2) laat zien dat bij de procentuele verdeling van het geselecteerde bestand een aantal sectoren sterker vertegenwoordigd zijn. Het betreft de sectoren transport, communicatie, bank en verzekering, onroerend goed en vooral zakelijke diensten. Ten aanzien van de grootteklasse blijkt oververtegenwoordiging van het geselecteerde bestand in de grootteklasse 1-5 wn (zie vergelijking met laatste rij van tabel 2). De overige grootteklassen zijn behoorlijk ondervertegenwoordigd. Dit beeld lijkt ons logisch voor bedrijven die voor het eerst een personeelslid (of soms meerdere) aantrekken. Tabel 2
% verdeling van de selectie Totaal selectie
1 wn
2-<5 wn
5-<10 wn 10-<20 wn >=20 wn Totaal
Landbouw en visserij
4,4
3,6
0,5
0,1
0,1
0,0
6,4
Delfstoffen
0,0
0,0
-
-
-
-
0,0
Voeding en genot
0,5
0,3
0,1
0,0
0,0
0,0
1,2
Overige industrie
2,2
1,6
0,4
0,1
0,1
0,0
3,0
Olie en chemie
0,3
0,1
0,1
0,0
0,0
-
0,5
Metaalindustrie
2,3
1,5
0,4
0,1
0,1
0,0
3,3
Nutsbedrijven
0,0
0,0
0,0
0,0
-
0,0
0,0
Bouwnijverheid
7,1
5,4
1,3
0,2
0,2
0,0
8,3
Autobedrijven
3,1
2,5
0,5
0,1
0,1
0,0
3,8
Groothandel
9,4
7,1
1,6
0,4
0,3
0,0
9,3
Detailhandel
12,5
10,0
1,9
0,4
0,2
0,0
13,8
Horeca
7,8
5,3
1,7
0,4
0,2
0,0
8,1
Transport
4,2
3,0
0,8
0,2
0,2
0,0
3,7
Communicatie
0,8
0,6
0,1
0,0
0,0
0,0
0,3
wezen
5,1
3,4
1,0
0,4
0,3
0,0
2,3
Onroerend goed
2,7
1,9
0,5
0,2
0,1
0,0
1,6
21,7
15,4
3,8
1,2
1,0
0,2
13,5
Overheid
0,1
0,1
0,0
0,0
0,0
0,0
1,0
Zorg
5,2
3,1
1,5
0,4
0,2
0,0
8,0
10,6
7,7
2,2
0,5
0,3
0,0
11,7
100,0
72,6
18,5
4,8
3,5
0,6
100,0
13,5
8,4
9,8
100,0
Bank- en verzekerings-
Zakelijke diensten
Overige diensten Totaal selectie Totaal bedrijven ≥1 werknemer
* Betreft grootteklasse 1-<5 wn. Bron: CBS/ABR.
10
68,3*
3.2
Startjaar en Banen Door koppeling van de geselecteerde bedrijven die in 2005 hun eerste personeelslid aannamen aan de SSB kernbestanden wordt het mogelijk om een analyse te doen op de bijbehorende banen en kenmerken daarvan. Het ABR biedt tevens de mogelijkheid om een wat 'grove' koppeling te maken met de registratiedatum van het ontstaan en het opheffen van een lokale bedrijfseenheid (vestiging). De eerste match tussen een bedrijfsidentificatienummer en het startjaar van een vestiging wordt beschouwd als een indicatie van het startjaar van de onderneming. In tabel 3 worden de resultaten gepresenteerd. In totaal konden er meer dan 77.000 banen gekoppeld worden. Tabel 3
% verdeling banen van selectie naar startjaar lokale bedrijfseenheid(vestiging)
na 1990 en vóór vóór 1990
2000
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Totaal
Landbouw en visserij
1
14
8
9
14
33
22
0
100
Delfstoffen
0
0
0
0
0
100
0
0
100
industrie
2
21
4
5
31
13
23
0
100
Overige industrie
5
29
5
12
20
19
9
2
100
Olie en chemie
2
9
2
4
26
25
32
0
100
Metaalindustrie
4
12
6
8
19
17
33
0
100
Nutsbedrijven
0
42
0
42
0
0
17
0
100
Bouwnijverheid
6
17
6
13
24
22
12
0
100
Autobedrijven
8
21
10
13
19
8
21
0
100
Groothandel
2
15
4
9
20
18
30
2
100
Detailhandel
6
15
6
6
14
22
32
0
100
Horeca
7
16
5
5
26
17
23
0
100
Transport
2
16
5
11
25
16
26
0
100
Communicatie
2
9
7
7
37
21
18
0
100
verzekeringswezen
7
16
3
9
22
17
27
0
100
Onroerend goed
8
25
5
11
20
20
10
0
100
Zakelijke diensten
1
10
2
11
26
31
17
1
100
Overheid
2
67
23
2
0
7
0
0
100
Zorg
1
7
2
6
21
34
14
13
100
Overige diensten
7
17
4
17
35
14
6
0
100
Totaal selectie
3
12
3
10
25
26
19
1
100
Voedingsmiddelen-
Bank- en
Bronnen: CBS/ABR/SSB.
Opgemerkt dient te worden dat er met enige voorzichtigheid met de resultaten moet worden omgegaan, met name daar waar het kleine populaties en sectoren met een hoog personeelsverloop betreft. Neem bijvoorbeeld de 11 nutsbedrijven in de selectie (waarvan 2 in grootteklasse 20 en meer werknemers) uit tabel 1 met een bijbehorend totaal aantal banen
11
van 12. Daarnaast dient men zich ervan bewust te zijn dat uit het Sociaal Statistisch Bestand stroomgegevens worden afgeleid, waarbij alle banen die in de loop van het jaar zijn ingestroomd en/of uitgestroomd worden meegeteld. Zie hiervoor ook hoofdstuk 10 Experimentele gegevens in de Nationale Rekeningen 2007. Als indicator voor de mate van dynamiek in banen geldt het arbeidsverloop. In het arbeidsverloop tellen alle veranderingen van de baanvoorraad mee. Hoe hoger het relatieve arbeidsverloop, des te meer banen die gestart en/of beeindigd zijn. Tabel EX 3 in de Nationale Rekeningen geeft een hoog relatief arbeidsverloop voor de uitzendbureaus en reclamebureaus (beide onderdeel van de zakelijke diensten), de horeca en de landbouw en visserij. Doordat alle banen meetellen, ongeacht het aantal dagen dat de baan heeft bestaan, komt het totale aantal banen veel hoger uit dan het gemiddelde aantal banen, waarop de Arbeidsrekeningen gebaseerd zijn. Bijna 42.000 van het totale aantal banen wat hoort bij bedrijven die in 2005 personeel hebben aangenomen, heeft betrekking op de zakelijke diensten. Zoals al eerder geschetst lijken vooral de uitzend- en reclamebureaus hiervoor verantwoordelijk. De verhouding tussen totaal aantal banen (SSB) en gemiddeld aantal banen (Arbeidsrekeningen) ligt in de uitzendbranche op ongeveer 3:1. Voor de totale economie is de verhouding ongeveer 1,33:1. Andere sectoren die een behoorlijk aandeel hebben zijn de detailhandel (bijna 4.700 banen), horeca (circa 6.500 banen) en overige diensten (ongeveer 5.350 banen). Wordt naar het startjaar van de lokale bedrijfseenheid (vestiging) gekeken, dan zijn de banen van de selectie als volgt verdeeld (zie ook tabel 3): vóór 2000 - 15% 2000
-
3%
2001
- 10%
2002
- 25%
2003
- 26%
2004
- 19%
2005
-
1%
Ruim 80% van de banen heeft betrekking op lokale bedrijfseenheden die 5 jaar of jonger zijn. In tabel 4 wordt het aantal banen behorend bij de selectie bedrijven die in 2005 hun eerste personeelslid aannamen per sector vergeleken met het totale aantal banen voor 2005 uit de Nationale Rekeningen. Met andere woorden: hoe is de verdeling van de ruim 77.000 gevonden banen van de selectie naar sector ten opzichte van de verdeling van het totaal aantal banen voor 2005 (10,2 miljoen banen) naar de 20 sectoren. Tabel 4 toont dat de sectoren landbouw, horeca, onroerend goed, zakelijke diensten en overige diensten in de selectie sterker zijn vertegenwoordigd. Daarvan zijn twee sectoren, namelijk onroerend goed en zakelijke diensten, ook bij de bedrijvenselectie beter vertegenwoordigd. In de Nationale Rekeningen 2006 zijn voor het eerst experimentele gegevens gepresenteerd. Worden de cijfers over baandynamiek 2004 vergeleken met die over 2005, meer precies voor het totaal aantal banen, dan valt op dat vooral in de zakelijke diensten er sprake is van een toename in 2005 van het totaal aantal banen. Verantwoordelijk voor die toename in de zakelijke diensten zijn de computerservicebureaus, maar vooral de uitzendbureaus (toename totaal aantal banen in 2005 117.000). Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het grote aandeel van de zakelijke diensten in de banenselectie.
12
Tabel 4
% verdeling van banen naar 20 sectoren
Sectoren
Van selectie
Van tabel EX 3
Landbouw en visserij
3,8
2,2
Delfstoffen
0,0
0,1
Voedingsmiddelenindustrie
0,6
1,6
Overige industrie
0,7
3,6
Olie en chemie
0,2
1,2
Metaalindustrie
1,2
3,8
Nutsbedrijven
0,0
0,3
Bouwnijverheid
2,5
4,5
Autobedrijven
0,8
1,6
Groothandel
4,3
5,5
Detailhandel
6,1
8,7
Horeca
8,4
4,5
Transport
3,3
4,1
Communicatie
0,6
1,5
Bank- en verzekeringswezen
2
3
Onroerend goed
1
1
Zakelijke diensten
54
24
Overheid
<0,5
11
Zorg
3
14
Overige diensten
7
5
100
100
Totaal Bronnen: CBS/ABR/SSB/NR.
3.3
Kenmerken Beleidsmatig zijn niet alleen de aantallen van belang, maar ook de kenmerken van het aangenomen personeel. Het SSB-kernbestand laat eveneens toe om de gemaakte selectie te koppelen aan een aantal kenmerken van banen. Er is gekozen voor de navolgende kenmerken: dienstverband, geslacht, leeftijd, nationaliteit en een indeling in westers/niet-westers. Zoals reeds eerder gememoreerd bestaat de gemaakte selectie uit stroomgegevens en wordt er alleen op hoofdlijnen een vergelijking gemaakt met bijvoorbeeld de gegevens in de Arbeidsrekeningen van de Nationale Rekeningen. Niet alle banen konden voor alle kenmerken gekoppeld worden, waardoor de kenmerken met verschillende randtotalen gepubliceerd en besproken worden.
3 . 3 . 1 D i e ns tv er ba n d Voor ruim 51.000 waarnemingen beschikken wij over een verdeling naar voltijd en deeltijd dienstverband. In tabel 5 worden de resultaten getoond naar grootteklasse voor het totaal en de zakelijke diensten.
13
Tabel 5
% verdeling van selectie naar dienstverband en grootteklasse Totaal sectoren % voltijd
wv Zakelijke diensten % deeltijd
% voltijd
% deeltijd
1 wn
30
70
29
71
2-<5 wn
32
68
31
69
5-<10 wn
34
66
42
58
10-<20 wn
34
66
28
72
=>20 wn
23
77
17
83
totaal
31
69
28
72
Bronnen: CBS/ABR/SSB.
De Arbeidsrekeningen van de Nationale Rekeningen hebben informatie over banen van werknemers naar dienstverband. Van 2004 naar 2005 laten de cijfers een verschuiving in de verhouding voltijd:deeltijd zien van 52:48 naar 50:50, wat betekent dat het aandeel deeltijd behoorlijk toegenomen is. De grootste toename vindt, zoals verwacht, plaats in de financiële en zakelijke dienstverlening en de sectoren zorg en overige dienstverlening. De verhouding voltijd: deeltijd in de gebruikte selectie bedraagt 31:69, waarbij vooral de grootteklasse =>20 wn een hoger aandeel deeltijd heeft. De sector zakelijke diensten wijkt niet heel erg veel af van het geschetste beeld voor het totaal van de selectie, echter de grootteklasse 5-<10 wn en =>20 wn kennen wel een afwijkende verdeling. Het hogere percentage deeltijders in de selectie t.o.v. alle banen in Nederland lijkt plausibel, omdat het aannemen van personeel een hele stap is, waarbij voorzichtigheid door de werkgever wordt betracht. 3 . 3 . 2 V a s t/ f le x ib e l Met behulp van bovenstaande gegevens over het dienstverband en de beschikbare gegevens over oproep/afroep/invalkrachten is het eveneens mogelijk uitspraken te doen over de verhouding vast/flexibel. Naast de ruim 51.000 waarnemingen over vast dienstverband (=voltijd en deeltijd) hebben bijna 25.000 waarnemingen het kenmerk flexibel (=oproep/afroep/inval). Tabel 6
% verdeling van selectie naar vast/flexibel en grootteklasse Totaal sectoren % vast
wv Zakelijke diensten % flexibel
% vast
% flexibel
1 wn
74
26
55
45
2-<5 wn
61
39
43
57
5-<10 wn
80
20
71
29
10-<20 wn
56
44
45
55
=>20 wn
73
27
68
32
totaal
68
32
53
47
Bronnen: CBS/ABR/SSB.
Door de beschikbaarheid van de Enquête Werkgelegenheid en Lonen (EWL) en het LoonStructuurOnderzoek (LSO) is het mogelijk een vergelijking te maken
14
met de selectiecijfers. Zowel het laatst beschikbare LSO (2002) als het EWLgemiddelde over 2005, laat een aandeel flexibel in het totale aantal banen van ongeveer 10% zien. De gemaakte selectie (bedrijven die in 2005 hun eerste personeelslid aannamen) wijkt daar sterk van af met een aandeel flexibel van ruim 30%. In de EWL heeft de sector onroerend goed en zakelijke diensten een aandeel tussen de 25% en 30% aan flexibele banen, waarvan een groot gedeelte voorkomt bij de uitzendbureaus. Andere sectoren in de EWL met een hoger dan gemiddeld aandeel flexibel zijn de detailhandel (circa 20%) en de horeca (ongeveer 25%). De zakelijke diensten in het selectiebestand hebben eveneens een hoger aandeel flexibel, namelijk bijna 50%. Zoals tabel 6 weergeeft is het aandeel flexibel in de sector zakelijke diensten voor iedere grootteklasse hoger dan voor het totaal van de sectoren. Vergelijking van het aandeel vast personeel in het selectiebestand met de EWL-gegevens laat zien dat voor vrijwel alle sectoren het aandeel vast in het selectiebestand lager is dan in het EWL-bestand. Opvallende uitzonderingen daarop vormen de sectoren landbouw en visserij en de detailhandel. 3 . 3 . 3 G e sl a ch t Vooraf dient opgemerkt te worden dat de koppeling naar geslacht plaatsvindt via de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Onderzoek heeft uitgewezen dat deze koppeling voor circa 90% dekkend is, de overige 10% krijgt het predikaat 'onbekend'. In de Nationale Rekeningen worden cijfers gepresenteerd over de verdeling van het gemiddeld aantal banen per jaar naar geslacht. Daaruit blijkt dat in 2005 mannen een aandeel van 55% hebben in het totaal aantal banen van bijna 7 miljoen. In het selectiebestand (bijna 70.000 waarnemingen) is het aandeel vrouwen circa 42%. In tabel 7 wordt een vergelijking per sector gepresenteerd naar geslacht, waarbij de EWL-gegevens en de selectiegegevens naast elkaar staan. De sectoren transport en communicatie zijn in de tabel gecombineerd.
15
Tabel 7
% verdeling van selectie naar geslacht en sectoren EWL
Selectiebestand
% vrouwen
% vrouwen
Landbouw en visserij
28
38
Delfstoffen
14
14
Voedingsmiddelenindustrie
32
45
Overige industrie
26
41
Olie en chemie
21
32
Metaalindustrie
14
14
Nutsbedrijven
20
33
9
9
Autobedrijven
18
19
Groothandel
29
33
Detailhandel
63
66
Horeca
53
49
Transport en communicatie
26
20
Bank- en verzekeringswezen
45
44
Onroerend goed
46
49
Zakelijke diensten
41
38
Overheid
48
79
Zorg
83
75
Overige diensten
52
53
Totaal
45
42
Bouwnijverheid
Bronnen: CBS/ABR/SSB/EWL.
De sectoren delfstoffen, nutsbedrijven en overheid hebben weinig waarnemingen in het selectiebestand, waardoor een vergelijking met EWL niet reëel is. Voor de sectoren landbouw en visserij, voedingsmiddelenindustrie, overige industrie en olie en chemie is het aandeel vrouwen in het selectiebestand behoorlijk groter dan in de EWL. In de sector zorg is het omgekeerde aan de hand, namelijk een hoger aandeel mannen ten opzichte van de EWL-gegevens. Het selectiebestand biedt eveneens de mogelijkheid om te kijken naar verschillen per grootteklasse. Alle grootteklassen, behalve die met 20 en meer werknemers, hebben een groter aandeel mannen dan vrouwen. Bovendien wijkt de verhouding mannen/vrouwen in die grootteklassen niet sterk af van de verhouding voor het totaal van het selectiebestand. In de grootteklasse 20 en meer werknemers is het aandeel vrouwen echter beduidend hoger (54%), wat voornamelijk verklaard wordt door een hoger aantal vrouwen werkzaam in de sectoren detailhandel, zakelijke diensten, zorg en overige diensten. 3 . 3 . 4 L ee ft i j d Het selectiebestand van bedrijven die in 2005 hun eerste personeelslid aannamen laat ten aanzien van het kenmerk leeftijd een scheve verdeling zien ten opzichte van vergelijkbare gegevens uit de EWL. De leeftijd is daartoe in tabel 8 in drie leeftijdsklassen met aan- en uitloop ingedeeld.
16
Tabel 8
% verdeling van selectie naar leeftijd werknemers
EWL
Selectiebestand
wv Zakelijke diensten
5,5
18,5
14,5
34,4
20 tot 35 jaar
33,6
52,2
56,5
49,5
35 tot 50 jaar
39,6
21,6
21,8
12,5
50 tot 65 jaar
20,8
7,0
6,7
3,3
0,5
0,7
0,6
0,3
100,0
100,0
100,0
100,0
tot 20 jaar
ouder dan 65 jaar totaal
wv Horeca
Bronnen: CBS/ABR/SSB/EWL.
Naast het feit dat bijna 82% van de banen wordt gecreëerd door bedrijven die 5 jaar of minder oud zijn, is ruim 70% van de aangetrokken werknemers jonger dan 35 jaar en dus slechts 30% ouder. In de EWL-gegevens ligt deze verhouding op ongeveer 40:60. Meer dan de helft van de werknemers in het selectiebestand vindt emplooi in de zakelijke diensten. Vooral in de leeftijdsklasse 20 tot 35 jaar is het aandeel van de zakelijke diensten meer dan proportioneel. Ook de overige sectoren die in het selectiebestand goed vertegenwoordigd zijn, zoals landbouw en visserij, horeca en overige dienstverlening, kennen een groot aandeel werknemers jonger dan 35 jaar. Als illustratie hiervan is in tabel 8 de sector horeca opgenomen. In het selectiebestand is tevens de verdeling van leeftijden per grootteklasse bekend. In tabel 9 is voor de zakelijke diensten een overzicht gemaakt. Tabel 9
% verdeling van selectie naar leeftijd en grootteklasse voor zakelijke diensten
Zakelijke
wv 20 en
diensten
wv 1 wn
tot 20 jr
14,5
10,6
11,0
20-<35 jr
56,5
55,6
35-<50 jr
21,8
50-<65 jr =>65 jr totaal
wv 10-<20 wn
meer wn
9,8
18,1
19,8
48,5
58,0
57,1
65,2
25,5
29,2
24,8
19,1
11,4
6,7
7,5
10,1
7,1
5,6
3,3
0,6
0,8
1,2
0,3
0,2
0,4
100
100
wv 2-<5 wn
100
wv 5-<10 wn
100
100
100
Bronnen: CBS/ABR/SSB.
Wat allereerst opvalt, is het hoge aandeel van de grootteklasse 20 en meer werknemers in de leeftijdsklassen tot 20 jaar en van 20-<35 jaar. Die laatstgenoemde leeftijdsklasse heeft overigens in alle onderscheiden grootteklassen een aandeel van bijna 50% of ruim meer van het randtotaal. De grootteklasse 2-<5 werknemers heeft het hoogste aandeel (circa 40%) van werknemers ouder dan 35 jaar. 3 . 3 . 5 N a t io na l it e it In deze paragraaf wordt het kenmerk nationaliteit behandeld, waarbij onderscheid in Nederlands en niet-Nederlands gemaakt wordt. De Nederlandse nationaliteit hebben personen die Nederlander zijn volgens de Rijkswet op het Neder-
17
landerschap, maar eveneens personen die worden behandeld als Nederlander. Het geboorteland is gebruikt als benadering van de nationaliteit. Hierbij doet zich het probleem voor van de tweede en derde generatie allochtonen en/of de dubbele nationaliteiten. Voorzichtigheid is dus geboden bij de interpretatie van de gegevens. Zoals tabel 10 toont heeft van het selectiebestand meer dan 80% de Nederlandse nationaliteit. Bijna de helft hiervan heeft emplooi gevonden in de zakelijke diensten (27.800 van de in totaal circa 56.500 werknemers met een Nederlandse nationaliteit). Tabel 10
% verdeling van selectie naar nationaliteit en sector
Sectoren
Nederlands
Niet-Nederlands
Landbouw en visserij
78,4
21,6
Delfstoffen
85,7
14,3
Voedingsmiddelenindustrie
77,3
22,7
Overige industrie
92,8
7,2
Olie en chemie
85,8
14,2
Metaalindustrie
87,5
12,5
100,0
0,0
Bouwnijverheid
85,4
14,6
Autobedrijven
87,3
12,7
Groothandel
81,1
18,9
Detailhandel
89,4
10,6
Horeca
82,7
17,3
Transport
84,9
15,1
Communicatie
86,4
13,6
Bank- en verzekeringswezen
88,7
11,3
Onroerend goed
88,0
12,0
Zakelijke diensten
78,2
21,8
Overheid
80,4
19,6
Zorg
89,2
10,8
Overige diensten
91,8
8,2
Totaal
82,1
17,9
Nutsbedrijven
Bronnen: CBS/ABR/SSB.
Voor alle werknemers met een niet-Nederlandse nationaliteit, zijnde 12.300, heeft meer dan zestig procent (ruim 7.700) een baan in de zakelijke diensten. De zakelijke diensten, de voedingsmiddelenindustrie en de landbouw en visserij hebben een aandeel niet-Nederlanders van meer dan 20%. De sectoren overige industrie en overige diensten scoren laag indien gekeken wordt naar het aandeel per sector. In tabel 11 wordt de verdeling van nationaliteiten per grootteklasse voor het totaal en de zakelijke diensten gepresenteerd. Opvallende zaken in deze tabel zijn de volgende: 1
Het hogere aandeel niet-Nederlanders voor alle grootteklassen in de zakelijke diensten ten opzichte van het totaal.
18
2
Zowel voor het totaal als voor de zakelijke diensten is in de grootteklasse =>20 wn het aandeel niet-Nederlanders het laagst.
Tabel 11
% verdeling van selectie naar nationaliteit en grootteklasse Totaal Nederlands
wv Zakelijke diensten Niet-Nederlands
Nederlands
Niet-Nederlands
1 werknemer
82,6
17,4
76,8
23,2
2-<5 wn
81,6
18,4
76,6
23,4
5-<10 wn
80,8
19,2
74,0
26,0
10-<20 wn
80,9
19,1
78,8
21,2
=>20 wn
84,8
15,2
82,7
17,3
totaal
82,1
17,9
78,2
21,8
Bronnen: CBS/ABR/SSB.
3 . 3 . 6 W e st e rs /n i et -w es te r s In deze paragraaf wordt het onderscheid westerse/niet-westerse allochtonen besproken. Westerse allochtonen zijn allochtonen met als herkomst (= geboorteland) Europa (exclusief Turkije), Canada en de VS, Australië, Nieuw-Zeeland, Indonesië en Japan. Niet-westerse allochtonen hebben als herkomst alle andere landen. Autochtonen zijn personen die zelf en van wie beide ouders in Nederland zijn geboren. Vooraf is een waarschuwing op zijn plaats. De begrippen autochtoon en Nederlandse nationaliteit zijn niet zonder meer vergelijkbaar. Het percentage Nederlander is voor alle sectoren hoger dan het percentage autochtoon. Lees hiervoor ook de geplaatste opmerkingen in de vorige paragraaf.
19
Tabel 12
% verdeling van selectie naar autochtoon/allochtoon en sector Allochtoon
Sectoren
Autochtoon
Westers
Niet-westers
Landbouw en visserij
70,4
7,4
22,1
Delfstoffen
85,7
0,0
14,3
Voedingsmiddelenindustrie
66,9
5,3
27,8
Overige industrie
84,8
8,4
6,9
Olie en chemie
75,7
9,5
14,9
Metaalindustrie
79,2
11,1
9,7
100,0
0,0
0,0
Bouwnijverheid
77,5
6,2
16,3
Autobedrijven
74,6
7,2
18,2
Groothandel
69,5
11,0
19,5
Detailhandel
79,1
8,4
12,5
Horeca
70,2
10,5
19,4
Transport
75,8
7,6
16,6
Communicatie
71,8
7,7
20,4
Bank- en verzekeringswezen
76,1
9,2
14,7
Onroerend goed
79,1
7,2
13,7
Zakelijke diensten
62,7
11,9
25,4
Overheid
66,1
30,4
3,6
Zorg
78,8
9,0
12,3
Overige diensten
81,1
9,7
9,2
Totaal
68,9
10,6
20,5
Nutsbedrijven
Bronnen: CBS/ABR/SSB.
Het aandeel niet-westerse allochtonen is in veel sectoren groter dan het aandeel westerse allochtonen, wat voor het totaal van de allochtonen resulteert in een verhouding 1:2. De sectoren landbouw en visserij, voedingsmiddelenindustrie en zakelijke diensten hebben een hoger dan gemiddeld aandeel niet-westerse allochtonen. Bij de zakelijke diensten spelen vermoedelijk de uitzendbureaus en schoonmaakbedrijven hierbij een belangrijke rol. De sector overheid heeft een opvallend aandeel westerse allochtonen. In tabel 13 wordt de verdeling autochtoon/allochtoon naar grootteklasse gepresenteerd. Wat hierbij opvalt, is het hogere aandeel allochtonen in de zakelijke diensten voor alle grootteklassen t.o.v. het totaal naar grootteklassen. Het aandeel allochtoon is in de grootteklasse =>20 werknemers in de zakelijke diensten het laagst. Deze bevindingen verschillen niet veel met die van het in de vorige paragraaf besproken kenmerk 'nationaliteit'.
20
Tabel 13
% verdeling van selectie naar autochtoon/allochtoon en grootteklasse Totaal
wv Zakelijke diensten Allochtoon
Autochtoon
Westers
Allochtoon Niet-westers
Autochtoon
Westers
Niet-westers
1 werknemer
71,6
10,3
18,1
63,4
13,2
23,5
2-<5 werknemers
69,4
9,6
21,0
62,7
10,6
26,7
5-<10 werknemers
67,9
11,4
20,8
61,3
14,1
24,6
10-<20 werknemers
64,7
11,0
24,3
60,7
11,9
27,4
=>20 werknemers
69,6
11,4
19,0
65,5
11,1
23,4
totaal
68,9
10,6
20,5
62,7
11,9
25,4
Bronnen: CBS/ABR/SSB.
21
4
Conclusies
In deze rapportage zijn de gevolgde methodiek en de resultaten besproken. Geconcludeerd kan worden dat de gecreëerde dataset redelijk succesvol lijkt te zijn en dat het zeker zinvol is om een vervolgproject te starten. Daarbij kan gedacht worden aan het volgen van twee sporen. Het eerste spoor zou een verdieping en verrijking van de gevolgde methodiek moeten zijn op basis van andere data. Concreet wordt hierbij gedacht aan een koppeling met gegevens van de Enquête BeroepsBevolking (EBB) voor bijvoorbeeld een aantal kenmerken zoals dienstverband, positie werkkring en opleiding. Het tweede spoor zou kunnen bestaan uit het analyseren van een bestand verder terug gelegen in de tijd (bijvoorbeeld het jaar 2002) en/of het actualiseren van de analyse door het beschikbaar komen van meer recente databestanden, dit alles met behulp van de ontwikkelde en beschikbare programmatuur. Tevens wordt voorgesteld om de verrijkte dataset te ontsluiten en zodoende beschikbaar te stellen voor derden.
23
BIJLAGE I
Sectorafbakening
Sectoromschrijving
sbi
Landbouw en visserij
01-05
Delfstoffen
10-14
Voedingsmiddelenindustrie
15-16
Overige industrie
17-22, 26, 36-37
Olie en chemie
23-25
Metaalindustrie
27-35
Nutsbedrijven
40-41
Bouwnijverheid
45
Autobedrijven
50
Groothandel
51
Detailhandel
52
Horeca
55
Transport
60-63
Communicatie
64
Bank- en verzekeringswezen
65-67
Onroerend goed
70
Zakelijke diensten
71-74
Overheid
75, 80 excl., 804
Zorg
85
Overige diensten
804, 90-99
25