Recreatie Noord-Holland nv Genieweg 46 1981 LN Velsen-Zuid Postbus 2571 2002 RB Haarlem T 023 – 520 28 20 F 023 – 528 28 38 E
[email protected] www.recreatienoordholland.nl
Quickscan windturbines Groengebied Amstelland
Projectnaam Opdrachtgever Versie Datum
Quickscan windturbines Groengebied Amstelland Groengebied Amstelland 1.6 4 maart 2013
2
Inhoudsopgave Pagina 1.
Inleiding 1.1 Introductie 1.2 Doel van de quickscan 1.3 Aanpak
3 3 3 3
2.
Beleid windturbines 2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid 2.4 Groengebied Amstelland
4 4 4 4 5
3.
Planologie 3.1 Eigendomsposities 3.2 Communicatie 3.3 Wet- en regelgeving
6 6 6 6
4.
Interviews 4.1 Gemeenten en stadsdelen
7 7
5.
Potentiële locaties GGA 5.1 Locatiecriteria 5.2 Kaartbeeld potentiële locaties
8 8 8
6.
Techniek en financiën 6.1 De windturbine 6.2 De locaties in relatie tot windopbrengst 6.3 Kosten/baten analyse
12 12 12 12
7.
Conclusies en aanbevelingen 7.1 Conclusies 7.2 Aanbevelingen
13 13 13
Bijlagen: 1. Overzicht betrokken ambtenaren en bestuurders per gemeente/stadsdeel 2. Toelichting bij hoofdstukken beleid, planologie, interviews, techniek en financiën 3. Brief 17-05-2011 ministeries EL&I en I&M aan IPO inzake ‘Windenergie op land’
14 15 24
3
1. Inleiding 1.1 Introductie Groengebied Amstelland (GGA) onderzoekt mogelijkheden om de inkomsten uit het recreatiegebied te verhogen. Eén van deze mogelijkheden is het plaatsen van een of meerdere windturbines in het recreatiegebied. Uit een jaarlijkse huur/pacht kan het recreatieschap inkomsten genereren, die gebruikt kunnen worden voor het beheer, onderhoud en doorontwikkelen van het recreatiegebied. GGA heeft PlanoVisie gevraagd om met een quickscan de kansen voor plaatsing van één of meer turbines te onderzoeken. De resultaten van de quickscan kunnen worden gebruikt om op enkele locaties de plaatsing van een windturbine concreet uit te werken en in gebruik te nemen. 1.2 Doel van de quickscan Deze quickscan geeft een overzicht van het geldende beleid ten aanzien van windturbines. Daarnaast geeft het een globaal overzicht van de noodzakelijke planologische procedures en welke partijen daarbij betrokken zijn. In combinatie met een kaartbeeld van potentiële locaties en de opbrengstpotentie van een windturbine, is het voor het bestuur van het recreatieschap mogelijk om op basis van de quickscan een besluit te nemen om één of enkele locaties nader uit te werken. Een nadere gedetailleerde uitwerking is noodzakelijk voor bijvoorbeeld vergunningverlening of contractvorming met een exploitant. 1.3 Aanpak De quickscan bestaat uit vier onderdelen. Allereerst wordt een overzicht gegeven van het geldende beleid ten aanzien van windturbines. Vervolgens wordt in een beknopt overzicht de planologische procedure beschreven voor het plaatsen van een turbine. Specifiek voor GGA zijn gesprekken gevoerd met betrokken overheidsinstanties. De potentiële locaties die uit deze gesprekken naar voren zijn gekomen worden benoemd en op kaartbeeld aangegeven. Tot slot wordt een globaal overzicht gegeven van de kosten en baten van een windturbine en worden aanbevelingen gedaan voor een vervolgaanpak.
4
2. Beleid windturbines 2.1 Rijksbeleid Het rijk wil dat de huidige landelijke capaciteit aan windenergie van ongeveer 2000 MW tot 2020 groeit naar 6000 MW. Hiervoor zal een rijksstructuurvisie ‘Windenergie op land’ worden opgesteld. Voor de provincie Noord-Holland betekent de rijksdoelstelling concreet, dat ruim 500 MW met duurzame elektriciteitsopwekking op provinciaal grondgebied gerealiseerd moet worden1. Windenergie vormt hierin een belangrijke factor. 2.2. Provinciaal beleid In het provinciaal coalitieakkoord is opgenomen dat de provincie de ontwikkeling van ‘wind op land’ juist wil beperken. Het provinciebestuur heeft besloten om voorlopig alle aanvragen voor windturbines aan te houden en beleid en regelgeving ten aanzien van windturbines op land te herzien. Reden voor de terughoudende opstelling is dat het provinciebestuur spreiding van (solitaire) windturbines wil voorkomen en deze alleen grootschalig als windmolenpark wil toestaan in de Wieringermeer. 2.3 Gemeentelijk beleid Van belang voor GGA is de beleidslijn die recentelijk door de gemeente Amsterdam in ‘De windvisie, Ruimte voor windmolens in Amsterdam’ (hierna; de windvisie) voor de metropoolregio ontwikkeld is. De windvisie beschrijft voor de Amsterdamse regio kansen voor de plaatsing van windturbines. De centrale stad Amsterdam heeft, evenals enkele stadsdelen en gemeenten, afwijzend gereageerd op het provinciale besluit om windturbines op land voorlopig niet toe te staan. De Amsterdamse windvisie beschrijft dat de zuidflank van Amsterdam, waaronder delen van GGA, voorlopig kansrijke locaties biedt voor de plaatsing van windturbines. Specifiek worden hiervoor de kop van de Amstelscheg, de Gaasperplas en het gebied De Hoge Dijk genoemd. De kwetsbaarheid van het historische cultuurlandschap wordt als belangrijk aandachtspunt genoemd. Het is niet de bedoeling om het landschap te laten domineren door windmolens. Clustering van molens aan de stadszijde langs snelwegen wordt mogelijk geacht, maar een lijnopstelling is niet wenselijk. Ook de gemeente Diemen heeft onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor het plaatsen van windmolens in het buitengebied van de gemeente. Rondom verkeersknooppunt Diemen, waar de rijkswegen A1 en A9 samenkomen, wordt het buitengebied door de gemeente kansrijk geacht voor de plaatsing van turbines. De overige gemeenten en stadsdelen, aangesloten bij het recreatieschap GGA, hebben geen eigen windenergiebeleid vastgesteld.
1
De rijksdoelstelling wordt verdeeld over de provincies.
5
Bron: De windvisie
Bron: Windmolens in Diemen
2.4 Groengebied Amstelland Het recreatieschap heeft zich tot doel gesteld een aantrekkelijk en gevarieerd landschap te bieden waar het goed recreëren is. De mogelijke (pacht)inkomsten van een of meerdere windturbines in het recreatiegebied kunnen een bijdrage leveren aan de in stand houding van het gebied en daarmee aan de hoofddoelstelling van het recreatieschap. GGA heeft geen vastgestelde beleidslijn voor het plaatsen van windturbines in het recreatiegebied. Het schap is hiervoor met name afhankelijk van de beleidslijn van de betrokken gemeenten en stadsdelen en daarnaast de mogelijkheden die gemeentelijke bestemmingsplannen bieden voor het plaatsen van turbines. Onafhankelijk van GGA hebben de provincie Noord-Holland, de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Ouder-Amstel, de stadsdelen Amsterdam Zuid, Oost en Zuidoost en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht zich verenigd in het regionale samenwerkingsverband Bestuurlijk Overleg Amstelscheg (BOA). Op 21 december 2011 hebben de partijen het bestuursakkoord Amstelscheg ondertekend. Met het akkoord beogen de partijen de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de Amstelscheg te behouden door te sturen op duurzame ontwikkeling. In het rapport wordt voor het gebied van de Ouderkerkerplas aangegeven dat de plaatsing van windturbines onwenselijk is.
6
3. Planologie 3.1 Eigendomsposities Om inkomsten uit windturbines te kunnen genereren is het voor het recreatieschap van belang dat deze op gronden in eigendom of op gronden met een zakelijk recht (erfpacht of ondererfpacht) gerealiseerd worden. Op de kaart van bladzijde 11 zijn in het beheersgebied van GGA de gronden in eigendom, erfpacht en ondererfpacht weergegeven. Aan de hand van deze kaart zijn potentiële locaties voor windturbines besproken met de betrokken overheidsinstanties (hoofdstukken 4 en 5, en bijlage 2). Plaatsing van windturbines op gronden in het beheersgebied waar het recreatieschap geen zakelijk recht heeft, leveren geen financiële inkomsten voor het schap. 3.2 Communicatie Met name in de plan- en voorbereidingsfase is brede afstemming en een goede communicatie met belanghebbenden en direct betrokkenen noodzakelijk. Hierbij moet gedacht worden aan overheden, belangenorganisaties, grondeigenaren, omwonenden en initiatiefnemers. Locaties langs bijvoorbeeld waterkeringen en spoorlijnen vereisen daarnaast afstemming met specifieke (semi-)overheden. Specifiek voor GGA geldt dat een initiatief ter goedkeuring aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) dient te worden voorgelegd. De instanties beoordelen het initiatief in verband met de vliegveiligheid en de goede werking van luchtverkeersapparatuur rondom de luchthaven Schiphol. 3.3 Wet- en regelgeving In de planologische procedure voor plaatsing van een windturbine is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. In bijlage 2 worden onder punt 2 de onderwerpen milieu, het Activiteitenbesluit, geluid, externe veiligheid, natuur en landschap en ruimtelijke ordening nader toegelicht. Samengevat kan worden gesteld dat een reguliere omgevingsvergunning nodig is en voorzieningen moeten worden getroffen om slagschaduw en een te hoge geluidsbelasting op gevoelige objecten tegen te gaan. Wat betreft veiligheid geldt dat een verplichte risicoanalyse moet worden uitgevoerd. De plaatsing van een windturbine zal getoetst moeten worden aan de Flora- en faunawet. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) vereist een goede ruimtelijke onderbouwing voor de ruimtelijke inpasbaarheid van een windturbine. Bestaande bestemmingsplannen voorzien meestal niet in de plaatsing van windturbines en moeten hierop aangepast worden.
7
4. Interviews 4.1 Gemeenten en stadsdelen In december 2012 en in januari 2013 is individueel overleg gevoerd met medewerkers van de gemeenten en stadsdelen, aangesloten bij GGA. Elk van de medewerkers is vanuit zijn/haar functie (in)direct betrokken bij windenergiebeleid en ruimtelijke ordening, maar is tevens lid van de Adviescommissie Groengebied Amstelland. In bijlage 2 is onder punt 3 een weergave opgenomen van de gesprekken per gesprekspartner. Samengevat leveren de interviews de volgende bevindingen op: De betrokken gemeenten en stadsdelen kunnen zich niet vinden in de opstelling van de provincie Noord-Holland om voorlopig alle initiatieven voor windturbines op land aan te houden (zie § 2.2). Hiervoor hebben zij individueel en gemeenschappelijk gereageerd naar de provincie. De meeste gemeenten en stadsdelen noemen met name locaties langs weg- of railinfrastructuur, bij de overgang van het landelijk gebied met het stedelijk gebied, als geschikt voor de plaatsing van windturbines. Grondposities van GGA in het landelijk gebied, met hoge natuur- en cultuurlandschappelijke waarden worden niet geschikt geacht. Amsterdam en stadsdeel Zuidoost noemen dat grondposities in grote mate bepalend zijn voor waar windturbines geplaatst worden. Risico daarbij is dat niet ruimtelijke, maar eerder commerciële criteria bepalend zijn. Gepleit wordt voor afspraken met betrokken partijen over financiële verevening. Amsterdam en Zuidoost vinden dat een nauwkeurige en afgewogen plaatsing van windturbines de leesbaarheid van het landschap kan versterken. Hierbij worden als voorbeeld genoemd de entree van de centrale stad en de Stelling van Amsterdam. Amsterdam en Zuidoost noemen locaties bij de golfbaan en de spoorlijn bij De Hoge Dijk kansrijk. Amsterdam noemt daarnaast nog knooppunt Amstel. Zuidoost acht het gebied langs de Gaasp, oostelijk van de Gaasperplas niet geschikt. Diemen acht de zone langs de rijkswegen A1 en A9 bij verkeersknooppunt kansrijk voor de plaatsing van windturbines. In de aangemerkte zone (zie afbeelding op pagina 11) heeft GGA geen grondposities. Gemeente Amstelveen onderzoekt of de gemeente kan participeren in grootschalige initiatieven (windmolenparken) elders in de provincie. Initiatieven in de Amstelscheg worden terughoudend benaderd, gelet op de ‘gevoeligheid’ van het gebied. Stadsdeel Amsterdam Oost acht locaties langs de rijksweg A10 rond de Amstelscheg kansrijk, maar wijst ook op de gevoeligheid van dit gebied, waar het stedelijk milieu overgaat in het landelijk gebied, en de gevolgen van noodzakelijke werkzaamheden om windturbines aan te sluiten op het elektranet. Ook dit vraagt om ruimtelijke ingrepen. Amsterdam Zuid2 wijst op het kwetsbare landschap van de Amstelscheg. Hoewel het gemeentebestuur van Ouder-Amstel duurzame energieopwekking met windenergie toejuicht, is de vergunning voor twee nieuwe molens (nog) niet afgegeven. Dit heeft onder meer te maken met de noodzakelijke natuurcompensatie en de gewijzigde opstelling (§ 2.2) van de provincie Noord-Holland. De locatie Elsenhove (langs de rijksweg A9) wordt door Ouder-Amstel als kansrijk beschouwd. Voor de locatie in het deelgebied Ouderkerkerplas wordt opgemerkt dat OuderAmstel hier nog wel belemmeringen ziet aangezien er in dit deel van het gebied ook woningen staan.
2
Aangezien GGA geen grondposities in Stadsdeel Amsterdam Zuid bezit, is alleen telefonisch afgestemd met de betrokken (beleids)medewerker
8
5. Potentiële locaties GGA 5.1 Locatiecriteria Uit de beleidsanalyse en de gesprekken met de medewerkers van de gemeenten en stadsdelen zijn in de onderstaande tabel locatiecriteria voor de plaatsing van een of meerdere windturbines in GGA geformuleerd. De benoemde criteria kunnen gebruikt worden bij een gedetailleerde uitwerking per locatie en is geen limitatieve opsomming. Voor elke locatie kunnen aanvullende specifieke criteria gelden die mede bepalen of de locatie geschikt is. Locatiecriteria Locatiecriteria Eigendomspositie 1 Grondpositie GGA Ruimtelijke ordening 2 Bundeling met weg-, water of railinfrastructuur 3 Overgangszone stedelijk gebied met landelijk gebied 4 Bestemmingsplancriteria 5 Windvisie Draagvlak 6 Bestuurlijk 7 Omgeving 8 Belangenorganisaties Technisch 9 Afmetingen windturbine 10 Opbrengstpotentie 11 Windopbrengst 12 Technische belemmeringen
Toelichting Bepalend voor inkomsten GGA
Zijn voorschriften voor windturbines opgenomen in het bestemmingsplan? Is de locatie als voorlopig kansrijk benoemd in de windvisie? Wat zijn de gemeentelijke energieambities waarin de locatie zich bevindt? Wat is de afstand van de locatie tot gevoelige objecten? Wat zijn de effecten op o.a. natuur- en landschapswaarden? Welke grootte is geschikt/acceptabel voor de locatie? Welk rendement levert de windturbine? Hoe gunstig ligt de locatie ten opzichte van de wind? Kabels en leidingen, aansluiting elektranet, bodemgesteldheid enz.
9
5.2 Kaartbeeld potentiële locaties Veel aspecten spelen een rol bij de zoektocht naar potentiele locaties. Naast de beleidsmatige aspecten, spelen ook fysieke aspecten een rol: de nabijheid van andere windturbines (beïnvloeding van elkaar), woningen en gebouwen (slagschaduw, geluid en externe veiligheid), de aanwezigheid van waterkeringen, defensie- en luchtvaartbelangen en gastransport-/hoogspanningsleidingen. In deze quickscan is dit globaal beschouwd, waarbij de volgende vuistregels zijn gehanteerd: Externe veiligheid: afstand tot gebouwen minimaal 150 meter Waterkeringen: afstand tot waterkeringen minimaal 150 meter Geluid: afstand tot woningen minimaal 4x de ashoogte (in dit geval 400 meter) Windturbines: afstand tot andere windturbines minimaal 5x de rotordiameter (in dit geval 400 meter) Op het kaartbeeld op de volgende pagina zijn vijf onderzoekslocaties weergegeven die het meest kansrijk worden geacht voor de plaatsing van een of meerdere windturbines. Op basis van nader locatieonderzoek kunnen deze op geschiktheid vergeleken worden. De nummering op het kaartbeeld is willekeurig gekozen.
10 Onderzoekslocaties windturbines GGA eigendom of erfpacht ondererfpacht potentiële locaties windturbines
5
1 2
3 4
11
1
Onderzoekslocaties Ouderkerkerdijk – knooppunt Amstel
Toelichting - overgangszone stedelijk met landelijk gebied - langs weginfrastructuur - voorlopig kansrijke locatie in windvisie (nr. 6 afbeelding pag. 5) - eigendom/erfpacht GGA
2
Groot Duivendrechtsche Polder – knooppunt Amstel
- overgangszone stedelijk met landelijk gebied - langs weginfrastructuur - voorlopig kansrijke locatie in windvisie (nr. 6 afbeelding pag. 5) - eigendom/erfpacht GGA
3
Ouderkerkerplas/Golfbaan – knooppunt Holendrecht
- entree stedelijk gebied, afstemmen met windturbine Ouderkerkerplas - Ouder-Amstel wijst op belemmering locatie i.v.m. woningen - langs weginfrastructuur - voorlopig kansrijke locatie in windvisie (nr. 7 afbeelding pag. 5) - (onder)erfpacht GGA
4
De Hoge Dijk – spoorlijn
- overgangszone stedelijk met landelijk gebied - langs railinfrastructuur - eigendom/erfpacht GGA
5
Overdiemerweg – spoorlijn
- overgangszone stedelijk met landelijk gebied - langs railinfrastructuur - voorlopig kansrijke locatie in windvisie (nr. 5 afbeelding pag. 5) - eigendom/erfpacht GGA
12
6. Techniek en financiën 6.1 De windturbine Op basis van de windopbrengstkaart van Senter Novem is er in de zone rondom Amsterdam sprake van een lage windopbrengst op 100 meter hoogte, gemiddeld circa 6,5 m/s. Ondanks het feit dat het zoekgebied lage windopbrengsten kent, zou er met het type windturbine met een ashoogte van 90-100 meter en een rotordiameter van 110-120 meter een licht rendabele business-case tot stand kunnen komen. 6.2 De locaties in relatie tot windopbrengst Als er wordt gekozen voor meerdere windturbines, lijkt het logisch de locaties 1 en 2 als één windpark te beschouwen. Hetzelfde geldt voor locaties 3 en 4. De afstanden tussen de locaties 1 en 2, respectievelijk 3 en 4 zijn circa 1.150 en 2.000 meter. Deze afstand is dermate groot, dat de windturbines elkaar niet beïnvloeden. Indien locaties 3 en 4 als één windpark worden beschouwd, zal in de nadere uitwerking rekening moeten worden gehouden met de bestaande Enercon E72 turbine aan de andere zijde van Rijksweg A2, de ‘Amstelvogel’ van Vereniging De Windvogel (ashoogte 85 meter). Het ligt voor de hand dat deze in één lijn wordt gebracht met locaties 3 en 4. Indien overwogen wordt een enkele windturbine op locatie 3 uit te werken, dient eveneens rekening gehouden te worden gehouden met de ‘Amstelvogel’. De kortste afstand tot locatie 3 is 400 meter. Bovendien kan deze (afhankelijk van de definitieve plaats van locatie 3) binnen de overheersende windrichting van NNW tot ZW staan. Het is dus van extra belang om de minimale afstand van 5D (= 5 x 72 meter) te respecteren, om niet teveel hinder, turbulentie en/of reductie van opbrengst te krijgen van de achterliggende windturbine. Locatie 3 voldoet aan deze eis. 6.3 Kosten/baten analyse In bijlage 2 is onder punt 4 een berekening opgenomen van de kosten en baten van plaatsing van windmolens. De terugverdientijd (zonder inflatie- of rentecorrecties) bedraagt ongeveer 25 jaar per windmolen bij een investering € 4.000.000,- / € 160.000,-. Dit is langer dan de technische levensduur van 20 jaar. Het zal dus moeilijk zijn om een rendabele business-case te ontwikkelen. De geselecteerde locaties liggen op gronden in eigendom of (onder)erfpacht van GGA. De locaties grenzen aan gronden in eigendom van de gemeente Amsterdam. Mocht sprake zijn van een gedeeltelijke ontwikkeling op Amsterdams grondgebied, dan is sprake van financiële verevening die de gemeente Amsterdam doorberekent aan de initiatiefnemer. Dit kan leiden tot een business-case die (bijna) niet meer rendabel te maken is. In dit stadium is daarover niets te zeggen, maar de ervaring leert, dat deze onderhandelingen alleen met een zeer goed doorgerekende business-case met succes zijn af te ronden.
13
7 Conclusies en aanbevelingen 7.1 Conclusies Het beheersgebied van GGA biedt vijf kansrijke locaties voor de plaatsing van een of meer windturbines. Deze conclusie kan getrokken worden na de beleidsanalyse, uit de technische analyse en de interviews met de betrokken gemeenten en Amsterdamse stadsdelen. De locaties die in deze quickscan als kansrijk beschouwd worden liggen alle in een overgangszone van stad met buitengebied. Een buitengebied dat met hoge landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden kwetsbaar is. Zowel in de beleidsstukken als de gesprekken wordt met nadruk gewezen op deze waarden. Of de vijf locaties zich daadwerkelijk lenen voor de plaatsing van windturbines is in grote mate afhankelijk van fysieke randvoorwaarden. Elk van de locaties zal hiervoor nader onderzocht moeten worden om geschiktheid definitief te bepalen. Met het besluit van de provincie Noord-Holland om alle aanvragen voor de bouw van windturbines op land (met uitzondering van de Wieringermeer) voorlopig aan te houden, zal een concreet voorstel van GGA niet de vereiste provinciale instemming krijgen. Echter, de verwachting is dat in 2013 hierover definitieve duidelijkheid komt. Dan wordt, mede met de rijksstructuurvisie Windenergie op Land, duidelijk hoe de rijksambities met betrekking tot duurzame energieopwekking op provinciaal niveau hun beslag krijgen. In deze quickscan zijn uitsluitend locaties onderzocht waarbij GGA eigenaar is, of deze in (onder)erfpacht heeft. Veel van deze locaties worden ook in de windvisie als voorlopig kansrijk beschouwd. In verschillende gesprekken is aangegeven dat dit het risico met zich meebrengt, dat een locatiekeuze daarmee in eerste instantie een commercieel motief heeft. GGA zal bij nader onderzoek naar potentiële locaties voor windturbines de landschappelijke inpassing zorgvuldig moeten beoordelen. De realisatie van een of meer windturbines vereist aanzienlijke financiële investeringen van de exploitant zoals beschreven in hoofdstuk 6 en in bijlage 2 onder punt 4. Daarnaast is het (financiële) rendement van een windturbine van vele factoren afhankelijk en is per locatie een goede doorrekening in een business-case essentieel. 7.2 Aanbevelingen Voor de vijf genoemde locaties (§ 5.2) in deze quickscan wordt aanbevolen deze nader te onderzoeken op haalbaarheid voor de plaatsing van een of meer windturbines. Het provinciale besluit biedt juist nu gelegenheid dit te onderzoeken en direct als recreatieschap ‘door te pakken’ als versoepeling van het beleid zich aandient. Dit laatste is de verwachting van verscheidene partijen waarmee in het kader van deze quickscan gesproken is. Gelet op de recentelijk vastgestelde windvisie wordt geadviseerd om bij een concrete ontwikkeling van één van de locaties deze in samenwerking met de gemeente Amsterdam te realiseren. Daarnaast wordt geadviseerd om de definitieve locaties in een ‘open ontwerpproces’ met belanghebbende partijen uit te werken om daarmee lusten en lasten voor partijen zoveel mogelijk in evenwicht te brengen. Na afstemming van de resultaten uit deze quickscan met de betrokken bestuurlijke partners (gemeenten en Amsterdamse stadsdelen) wordt geadviseerd deze ook te agenderen voor bespreking in het BOA. Immers, drie van de benoemde locaties (1, 2 en 3) liggen in de Amstelscheg.
14
Bijlage 1 Overzicht betrokken ambtenaren en bestuurders per gemeente/stadsdeel Gemeente Ambtelijk Discipline Amsterdam Dhr. Jacobs R.O., windvisie Dhr. Buijs R.O., adviescommissie GGA
Bestuurlijk Dhr. Van Poelgeest
Portefeuille R.O., klimaat en energie
Amstelveen
Dhr. Blok Dhr. Van Leeuwen Dhr. Van der Schraaf
R.O., adviescommissie GGA Energie Stedelijke vernieuwing
Dhr. Levie Dhr. Groot
R.O. Milieu en energie
Diemen
Mw. Pet Dhr. Groeneveld
R.O., adviescommissie GGA Duurzaamheid, energiebeleid
Dhr. Scholten Dhr. Grondel
R.O. Milieu
Ouder-Amstel
Dhr. Van Putten
R.O., adviescommissie GGA
Dhr. Den Blanken Mw. Veltkamp
R.O. Duurzaamheid en milieubeleid
Stadsdeel Zuid
Mw. De Boer Dhr. Van Soest
Milieu R.O., adviescommissie GGA
Dhr. De Vries Dhr. Blaas
R.O. Milieu
Stadsdeel Oost
Dhr. Schokker
Duurzaamheid, stedenbouw, adviescommissie GGA
Mw. Özütok
Groen en duurzaamheid
Dhr. Reuten
R.O.
Dhr. Jaensch
R.O. en milieu
Stadsdeel Zuidoost
Mw. Van der Chijs Dhr. Burk Dhr. Lont
Duurzaamheid, energiebeleid R.O. Stedenbouw, adviescommissie GGA
15
Bijlage 2 1. Beleid windturbines 1.1 Rijksbeleid Het rijksbeleid ten aanzien van windenergie is verwoord in het energierapport dat in juni 2011 door minister Verhagen is aangeboden aan de Kamer. Een verdriedubbeling van windenergie op land wordt noodzakelijk geacht. Dit betekent dat de huidige landelijke capaciteit van ongeveer 2000 MW tot 2020 moet groeien naar 6000 MW. In een brief (bijlage 2) aan het Interprovinciaal overleg (IPO) geven de ministers van Infrastructuur en Milieu, Economische zaken, Landbouw en Innovatie aan dat zij de ruimtelijke belemmeringen voor het plaatsen van windturbines op land willen wegnemen en hiervoor een rijksstructuurvisie ‘Windenergie op land’ zullen opstellen. De structuurvisie is bij het opstellen van deze quickscan nog niet gepubliceerd door het rijk. Voor de provincie Noord-Holland betekent de rijksdoelstelling concreet, dat ruim 500 MW met duurzame elektriciteitsopwekking op provinciaal grondgebied 3 gerealiseerd moet worden . Windenergie vormt hierin een belangrijke factor. 1.2. Provinciaal beleid Hoewel de provincie Noord-Holland op 14 februari 2011 het uitvoeringsprogramma Wind op land met de bijbehorende windkansenkaart 2.0 heeft vastgesteld, werd kort daarop (11 april 2011) in het provinciaal coalitieakkoord opgenomen dat de provincie de ontwikkeling van ‘wind op land’ juist wil beperken. Dit staat op gespannen voet met de rijksambitie zoals beschreven in de voorgaande paragraaf. Bij besluit van Provinciale Staten van 9 juli 2012 heeft het provinciebestuur besloten om voorlopig alle aanvragen voor windturbines aan te houden en beleid en regelgeving ten aanzien van windturbines op land te herzien. Reden voor de terughoudende opstelling is dat het provinciebestuur spreiding van (solitaire) windturbines wil voorkomen en deze alleen grootschalig als windmolenpark wil toestaan in de Wieringermeer. 1.3 Gemeentelijk beleid Specifiek voor GGA is het lokale beleid van de gemeenten in de gemeenschappelijke regeling relevant. Bepalend hierin is de beleidslijn die recentelijk (juli 2012, vastgesteld 19 september 2012) door de gemeente Amsterdam in ‘De windvisie, Ruimte voor windmolens in Amsterdam’ (hierna; de windvisie) voor de metropoolregio ontwikkeld is, maar ook in het beleid dat de gemeente Diemen heeft opgesteld. De windvisie beschrijft voor de Amsterdamse regio kansen voor de plaatsing van windturbines om daarmee duurzame energieopwekking te vergroten en CO2-emissie te reduceren. Gelet op de kansen voor het plaatsen van windturbines in de Amsterdamse regio (waaronder GGA) hebben de centrale stad Amsterdam, evenals enkele stadsdelen en gemeenten afwijzend gereageerd op het provinciale besluit om windturbines op land voorlopig niet toe te staan. De gemeenten stellen in hun reactie dat het provinciale besluit een deugdelijke onderbouwing mist om de turbines te verbieden. De windvisie beschrijft dat de zuidflank van Amsterdam, waaronder delen van GGA, voorlopig kansrijke locaties biedt voor de plaatsing van windturbines. Specifiek worden hiervoor de kop van de Amstelscheg, De Gaasperplas en het gebied De Hoge Dijk genoemd. De kwetsbaarheid van het historische cultuurlandschap wordt als belangrijk aandachtspunt genoemd. Het is niet de bedoeling om het landschap te laten domineren door windmolens. Clustering van molens aan de stadszijde langs snelwegen wordt mogelijk geacht, maar een lijnopstelling is niet wenselijk.
3
De rijksdoelstelling wordt verdeeld over de provincies.
16
Ook de gemeente Diemen heeft onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor het plaatsen van windmolens in het buitengebied van de gemeente. Aanleiding voor het onderzoek is de gemeentelijke doelstelling zoals geformuleerd in het gemeentelijk coalitieakkoord en collegeprogramma, maar ook enkele concrete aanvragen voor de plaatsing van windturbines. Rondom verkeersknooppunt Diemen, waar de rijkswegen A1 en A9 samenkomen, wordt het buitengebied door de gemeente kansrijk geacht voor de plaatsing van turbines. De overige gemeenten en stadsdelen, aangesloten bij het recreatieschap GGA, hebben geen eigen windenergiebeleid vastgesteld. 1.4 Groengebied Amstelland Primair heeft het recreatieschap zich tot doel gesteld om met GGA een aantrekkelijk en gevarieerd landschap te bieden waar het goed recreëren is. In samenhang met deze doelstelling heeft het schap een ‘doelenboom’ opgesteld, waarin de primaire doelstelling steunt op vier pijlers: Behoud recreatielandschap Vergroten gebruik – ontwikkelen Ontwikkeling maatschappelijk draagvlak Versterken duurzaamheid De mogelijke (pacht)inkomsten van een of meerdere windturbines in het recreatiegebied kunnen een bijdrage leveren aan de versterking van deze pijlers en daarmee aan de hoofddoelstelling van het recreatieschap. GGA heeft geen vastgestelde beleidslijn voor het plaatsen van windturbines in het recreatiegebied. Het schap is hiervoor met name afhankelijk van de beleidslijn van de betrokken gemeenten en stadsdelen en daarnaast de mogelijkheden die gemeentelijke bestemmingsplannen bieden voor het plaatsen van turbines. Onafhankelijk van GGA hebben de provincie Noord-Holland, de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Ouder-Amstel, de stadsdelen Amsterdam Zuid, Oost en Zuidoost en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht zich verenigd in het regionale samenwerkingsverband Bestuurlijk Overleg Amstelscheg (BOA). Op 21 december 2011 hebben de partijen het bestuursakkoord Amstelscheg ondertekend. Met het akkoord beogen de partijen de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de Amstelscheg te behouden door te sturen op duurzame ontwikkeling. Hiervoor is op 11 november 2011 het rapport Gebiedsperspectief & beeldkwaliteit Amstelscheg gepubliceerd. In het rapport wordt voor het gebied van de Ouderkerkerplas aangegeven dat de plaatsing van windturbines onwenselijk is. 2. Planologie 2.1 Eigendomsposities Om inkomsten uit windturbines te kunnen genereren is het voor het recreatieschap van belang dat deze op gronden in eigendom of op gronden met een zakelijk recht (erfpacht of ondererfpacht) gerealiseerd worden. Op de kaart op bladzijde11 zijn in het beheersgebied van GGA de gronden in eigendom, erfpacht en ondererfpacht weergegeven. Aan de hand van deze kaart zijn potentiële locaties voor windturbines besproken met de betrokken overheidsinstanties (hoofdstukken 4 en 5). Plaatsing van windturbines op gronden in het beheersgebied waar het recreatieschap geen zakelijk recht heeft, leveren geen financiële inkomsten voor het schap.
17
2.2 Communicatie en planfasering 4 Voor de plaatsing van een windturbine geldt de volgende planfasering : Verkenningsfase Met een quickscan worden de kansen voor plaatsing van een of meerdere windturbines onderzocht. Planfase In deze haalbaarheidsfase worden op basis van de quickscan concrete locaties uitgewerkt en doorberekend. Voorbereidingsfase Voor de benodigde vergunningen worden de planologische procedures doorlopen en relevante onderzoeken uitgevoerd. Realisatiefase In deze fase wordt de locatie bouwrijp gemaakt en de windturbine gebouwd. Exploitatie en beheer De windturbine wordt geëxploiteerd en onderhouden door de beheerder/eigenaar. Met name in de plan- en voorbereidingsfase is brede afstemming en een goede communicatie met belanghebbenden en direct betrokkenen noodzakelijk. Hierbij moet gedacht worden aan overheden, belangenorganisaties, grondeigenaren, omwonenden en initiatiefnemers. Locaties langs bijvoorbeeld waterkeringen en spoorlijnen vereist daarnaast afstemming met specifieke (semi-)overheden. Specifiek voor GGA geldt dat een initiatief ter goedkeuring aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) dient te worden voorgelegd. De instanties beoordelen het initiatief in verband met de vliegveiligheid en de goede werking van luchtverkeersapparatuur rondom de luchthaven Schiphol. 2.3 Wet- en regelgeving In de planologische procedure voor plaatsing van een windturbine is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Milieu Voor de plaatsing van windturbines is een milieueffectrapportage (M.E.R.) in principe alleen vereist als deze een gezamenlijk vermogen van meer dan 15 MW hebben of als het initiatief meer dan 10 molens betreft. Afhankelijk van de grootte (zie hoofdstuk 6) levert een windturbine tegenwoordig circa 1-3 MW. Voor een initiatief van een of meerdere windturbines in het recreatiegebied wordt derhalve aangenomen dat een M.E.R. geen vereiste is. Volgens de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) volstaat een reguliere omgevingsvergunning voor de bouw. Activiteitenbesluit In het Activiteitenbesluit zijn in artikel 3.14 regels voor slagschaduw en lichtschittering opgenomen. Eén van de voorschriften is dat een windturbine moet worden voorzien van een automatische stilstandvoorziening, die de windturbine uitschakelt als er slagschaduw optreedt bij gevoelige objecten. Deze maatregel is alleen van toepassing bij een minimale afstand tot een dergelijk object (bv. een woning). De regeling beschrijft ook de toepassing van niet reflecterende materialen en coatinglagen.
4
De verkenningsfase, planfase en voorbereidingsfase worden in de planfasering voor locatieontwikkelingen regelmatig (geheel of gedeeltelijk) geïntegreerd tot een fase.
18
Geluid Sinds 1 januari 2011 vallen windturbines onder de algemene geluidregelgeving voor windturbines in het Activiteitenbesluit. Er geldt één norm voor windturbinegeluid voor alle windsnelheden in Nederland. Het jaargemiddelde geluidniveau (Lden) als gevolg van een windturbine mag bij geluidgevoelige objecten niet meer bedragen dan 47 dB (overdag) en 41 dB (’s nachts). Externe veiligheid Bij de plaatsing van een windturbine staat veiligheid voor de omgeving voorop. De kans dat een ongeval als gevolg van het falen van een windturbine plaatsvindt, is gering. Windturbines moeten aan strenge veiligheidseisen voldoen. Mogelijke risico’s zijn een mastbreuk, het afbreken van een wiek of een ‘ijsworp’ (’s winters afglijden van ijs op de wieken). Het is verplicht een risicoanalyse uit te voeren naar de veiligheid op basis van het Handboek Risicozonering Windturbines. Op basis van het Activiteitenbesluit geldt voor veiligheid: -6 5 - Het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten (bv. woningen en kantoren van meer dan 1500 m²) mag niet hoger zijn dan 10 . -5 - Het plaatsgebonden risico voor beperkt-kwetsbare objecten (bv. een restaurant of kantoor tot 1500 m²) mag niet hoger zijn dan 10 . - De minimale afstand die voor specifieke gevallen in de Ministeriële regeling, behorend bij het Activiteitenbesluit is opgenomen. De vuistregel geldt dat voor masten met een ashoogte van 85 meter en tiphoogte van 125 meter een veiligheidsafstand (vrijwaringszone) van minimaal 150 meter aangehouden wordt. Natuur en landschap Delen van GGA liggen in de beschermde natuurgebieden Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur. Voor Natura-2000-gebied geldt dat voor plaatsing van een windturbine onderzocht moet worden of er significante effecten zijn op het gebied. Evenzo moet voor de ecologische hoofdstructuur beoordeeld worden of de windturbine de waarden en kenmerken van de hoofdstructuur niet aantast. Voor windenergie, met een groot openbaar belang worden uitzonderingen gemaakt, mits negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd. De plaatsing van een windturbine zal getoetst moeten worden aan de Flora- en faunawet. Deze wet stelt eisen aan de bescherming van planten en dieren. Effecten op vogels en vleermuizen (verblijfplaatsen, migratieroutes en foerageergebieden) zullen onderzocht moeten worden. Ruimtelijke ordening De Wet ruimtelijke ordening (Wro) vereist een goede ruimtelijke onderbouwing voor de ruimtelijke inpasbaarheid van een windturbine. De onderbouwing is noodzakelijk om de bestemming voor windturbines in het bestemmingsplan op te nemen. Bestaande bestemmingsplannen voorzien meestal niet in de plaatsing van windturbines en moeten hierop aangepast worden. Indien er wel in voorzien is, wordt vaak de aanduiding ‘inrichting voor de opwekking van energie met behulp van wind’ gebruikt.
5
10-6 en 10-5 staan respectievelijk voor de kans op overlijden ten gevolge van een falen van een windturbine van 1 op de een miljoen per jaar en 1 op de 100.000 per jaar.
19
3. Interviews 3.1 Gemeenten en stadsdelen In december 2012 en in januari 2013 is individueel overleg gevoerd met medewerkers van de gemeenten en stadsdelen, aangesloten bij GGA. Elk van de medewerkers is vanuit zijn/haar functie (in)direct betrokken bij windenergiebeleid en ruimtelijke ordening, maar is tevens lid van de Adviescommissie Groengebied Amstelland. De onderstaande vragen en onderwerpen zijn in elk van de gesprekken aan bod gekomen: Wie is/zijn de verantwoordelijk portefeuillehouders voor de plaatsing van windturbines in de gemeente? (bijlage 1) Wie is het ambtelijk aanspreekpunt voor de plaatsing van windturbines in de gemeente? (bijlage 1) Zijn er in de gemeente windmolens (> 15 meter) aanwezig? Is er (vastgesteld) gemeentelijk beleid ten aanzien van windturbines en/of windenergie? Zijn er in het coalitieakkoord en/of collegeprogramma doelstellingen op het gebied van windturbines en/of windenergie geformuleerd? 6 Welke locaties in GGA op grondgebied van de gemeente komen in aanmerking voor de plaatsing van een of meerdere windturbines? De betrokken gemeenten en stadsdelen kunnen zich niet vinden in de opstelling van de provincie Noord-Holland om voorlopig alle initiatieven voor windturbines op land aan te houden (zie § 2.2). Hiervoor hebben zij individueel en gemeenschappelijk gereageerd naar de provincie. Amsterdam Met de windvisie van juli 2012 beschikt de gemeente Amsterdam over een actueel beleidsdocument waarin de kansrijke zoeklocaties voor windturbines beschreven staan. De zoeklocaties hebben ook betrekking op locaties buiten de gemeentegrens, waaronder het beheersgebied van GGA. In de gesprekken van respectievelijk 18 december 2012 en 23 januari 2013 werd benadrukt dat met name locaties langs weg- of railinfrastructuur, bij de overgang van het landelijk gebied met het stedelijk gebied in aanmerking komen voor de plaatsing van windturbines. Grondposities van GGA in het landelijk gebied, met hoge natuur- en cultuurlandschappelijke waarden worden niet geschikt geacht. Als voorbeeld wordt hierbij de Middelpolder onder Amstelveen genoemd. Grote windturbines zijn in Amsterdam tot op heden geconcentreerd in het (westelijk) havengebied. Bij locatiecriteria voor de plaatsing van windturbines kunnen geografische landschappelijke elementen bij nieuwe initiatieven mogelijk benadrukt worden. Hierbij wordt als voorbeeld de Stelling van Amsterdam genoemd. De opstelling van nieuwe windturbines kunnen de zone van de Stelling in het landschap accentueren/markeren. Bij nieuwe initiatieven zijn grondposities in grote mate bepalend voor de locaties waar windturbines geplaatst worden. Een risico bij deze benadering is dat niet ruimtelijke, maar eerder commerciële criteria bepalend zijn. De gemeente Amsterdam pleit ervoor om te onderzoeken of met belanghebbende partijen afspraken te maken zijn over financiële verevening, bijvoorbeeld in convenanten. In GGA worden de aangemerkte locaties ter hoogte van verkeersknooppunt Amstel, de golfbaan en de spoorlijn bij De Hoge Dijk als kansrijk aangemerkt. Diemen 6
7
Voor deze vraag is gebruik gemaakt van de eigendomskaart GGA op pagina 7.
20
Met het onderzoeksrapport ‘Windmolens in Diemen’ van 29 mei 2012, beschikt de gemeente net als Amsterdam over een actueel beleidsdocument waarin de zoeklocaties voor windturbines in het buitengebied van Diemen beschreven staan. Er staan geen grote windmolens in de gemeente, hoewel door twee partijen hiervoor wel een verzoek bij het gemeentebestuur is neergelegd. De initiatieven zijn mede aanleiding geweest voor het opstellen van het onderzoeksrapport. Bestuurlijk heeft de gemeente Diemen de ambities verwoord in het collegebesluit en coalitieakkoord. Voor het buitengebied van Diemen wordt de zone langs de rijkswegen A1 en A9 bij verkeersknooppunt Diemen kansrijk geacht voor de plaatsing van windturbines. In de aangemerkte zone (zie afbeelding op pagina 7) heeft GGA geen grondposities. Amstelveen In de gemeente Amstelveen staan geen grote windturbines. Dit heeft mede te maken met de geldende bouwrestricties voor de aanvliegroutes naar de luchthaven Schiphol. Voor het stedelijk gebied van Amstelveen geldt een bouwhoogtebeperking van 41 meter. Het gemeentelijk energiebeleidsplan 20092012 beschrijft de gemeentelijke ambitie op het stimuleren van kleinschalige en middelgrote windturbine-initiatieven. Onderzocht wordt of de gemeente kan participeren in grootschalige initiatieven (windmolenparken) elders in de provincie. Initiatieven in de Amstelscheg worden terughoudend benaderd, gelet op de ‘gevoeligheid’ van het gebied. Kansen voor duurzame energieopwekking en CO2reductie zoekt de gemeente eerder in biomassa en zonne-energie. Specifiek voor GGA wordt aangegeven dat de plaatsing van windturbines langs weg- en railinfrastructuur gesitueerd moet worden. Stadsdeel Amsterdam Zuidoost In Amsterdam Zuidoost staan geen grote windturbines, ook zijn hiervoor geen aanvragen ingediend. Het stadsdeelbestuur heeft geen eigen beleid ten aanzien van dit onderwerp en heeft dit ook niet opgenomen in het bestuursakkoord. Evenals de centrale stad ziet het stadsdeel de voordelen van financiële verevening bij initiatieven voor de plaatsing van windturbines. Dit komt de ruimtelijke ordening ten goede. Een nauwkeurige en afgewogen plaatsing van windturbines kan de leesbaarheid van het landschap versterken. Specifiek voor GGA wordt ook door het stadsdeel benadrukt dat de locaties langs snelwegen en railinfrastructuur zich het beste lenen voor de plaatsing van windturbines. Ook de entree van de centrale stad wordt hierbij genoemd. De locaties bij de golfbaan en de spoorlijn in het gebied De Hoge Dijk worden als kansrijk aangemerkt. Het gebied langs de Gaasp, oostelijk van de Gaasperplas, wordt niet geschikt geacht. Stadsdeel Amsterdam Oost Stadsdeel Oost heeft geen eigen beleid geformuleerd voor de plaatsing van grote windturbines. Het stadsdeel is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de Amsterdamse windvisie. In het stadsdeel staan geen grote windturbines. Bestaande windturbines en nieuwe initiatieven betreffen molens kleiner dan 15 meter. De oostpunt van het Zeeburgereiland (geen grondposities GGA) wordt kansrijk geacht voor de plaatsing van grote windturbines. Het duurzaamheidsbeleid van het stadsdeel is verwoord in de Agenda Duurzaamheid, waar met name wordt ingegaan op de mogelijkheden van (praktische) toepassingen op het gebied van afvalinzameling, zonne-energie, huisisolatie en subsidiemogelijkheden.
7
De betrokken medewerker van Diemen is (na overleg) niet geïnterviewd aangezien de gemeente beschikt over actueel beleid voor windturbines.
21
Voor GGA worden locaties langs de rijksweg A10 rond de Amstelscheg kansrijk geacht, maar wordt ook gewezen op de gevoeligheid van dit gebied waar het stedelijk milieu overgaat in het landelijk gebied. Verder wordt gewezen op de noodzakelijke werkzaamheden om windturbines aan te sluiten op het elektranet. Ook dit vraagt om ruimtelijke ingrepen. 8
Stadsdeel Amsterdam Zuid Stadsdeel Zuid grenst aan het beheersgebied van GGA. Het stadsdeel heeft enkele sportvelden in eigendom binnen het beheersgebied van GGA. Het betreft hier geen locaties die voor de plaatsing van windturbines geschikt zijn. In het stadsdeel zijn geen grote windturbines aanwezig. Voor GGA wordt gewezen op het kwetsbare landschap van de Amstelscheg. De locatie ter hoogte van de golfbaan bij verkeersknooppunt Holendrecht wordt als kansrijk aangemerkt. Ouder-Amstel Bij verkeersknooppunt Holendrecht aan de Ouderkerkerplas heeft de gemeente Ouder-Amstel een grootschalige windturbine binnen de gemeentegrens. De windturbine staat op grond van GGA, die verpacht wordt aan een exploitant. De turbine wordt geëxploiteerd door stichting ‘De Windvogel’, die bij de gemeente een verzoek voor de bouw van nog twee grootschalige windturbines heeft ingediend. De aandeelhouders van De windvogel ontvangen jaarlijks een winstuitkering uit de energieopbrengst (2 MW). Hoewel het gemeentebestuur van Ouder-Amstel duurzame energieopwekking met windenergie toejuicht, is de vergunning voor de twee molens (nog) niet afgegeven. Dit heeft onder meer te maken met de noodzakelijke natuurcompensatie en de gewijzigde opstelling (§ 2.2) van de provincie Noord-Holland. Opvallend is dat in het rapport Gebiedsperspectief & beeldkwaliteit Amstelscheg de plaatsing van windturbines in het gebied van de Ouderkerkerplas als onwenselijk wordt geacht. Ook door Ouder-Amstel werd in dit gesprek voor GGA aangegeven dat de plaatsing van windturbines langs weg- en railinfrastructuur gesitueerd moet worden. De locatie Elsenhove (langs de rijksweg A9) werd hierbij als kansrijk beschouwd. Voor de locatie in het deelgebied Ouderkerkerplas wordt opgemerkt dat Ouder-Amstel hier nog wel belemmeringen ziet aangezien er in dit deel van het gebied ook woningen staan. 4. Techniek en financiën 4.1 De windturbine Op basis van de windopbrengstkaart van Senter Novem is er in deze zone rondom Amsterdam sprake van een lage windopbrengst op 100 meter hoogte, gemiddeld circa 6,5 m/s. Daarmee gaat de keuze voor de windturbine(s) richting “inland”machines: grote diameter, hoge ashoogte. Voorgesteld wordt om een ashoogte van 90-100 meter en een rotordiameter van 110-120 meter aan te houden. De meeste bekende windturbinefabrikanten (Siemens, Vestas, Nordex of Alstom) kunnen windturbines leveren die voldoen aan deze specificaties. Gezien de gemiddelde windsnelheid en de bekende opbrengst van windpark Afrikahaven (gemeente Amsterdam) wordt ingeschat dat er sprake zal zijn van circa 2.100 Full Load Hours. Het gekozen type geeft een opbrengst van zo’n 3,0 MW. De jaaropbrengst komt daarmee op 6.300 MWh/jaar. Ondanks het feit dat het zoekgebied lage windopbrengsten kent, zou er met het voorgestelde type windturbine een licht rendabele business-case tot stand kunnen komen.
8
Aangezien GGA geen grondposities in Stadsdeel Amsterdam Zuid bezit, is alleen telefonisch afgestemd met de betrokken (beleids)medewerker
22
4.2 De locaties in relatie tot windopbrengst Als er wordt gekozen voor meerdere windturbines, lijkt het logisch de locaties 1 en 2 als één windpark te beschouwen. Hetzelfde geldt voor locaties 3 en 4. De afstanden tussen de locaties 1 en 2, respectievelijk 3 en 4 zijn circa 1.150 en 2.000 meter. Deze afstand is dermate groot, dat de windturbines elkaar niet beïnvloeden. Indien locaties 3 en 4 als één windpark worden beschouwd, zal in de nadere uitwerking rekening moeten worden gehouden met de bestaande Enercon E72 turbine aan de andere zijde van Rijksweg A2, ‘de Amstelvogel’ van Vereniging De Windvogel (ashoogte 85 meter). Het ligt voor de hand dat deze in één lijn wordt gebracht met locaties 3 en 4. Indien overwogen wordt een enkele windturbine op locatie 3 uit te werken, dient eveneens rekening gehouden te worden gehouden met ‘de Amstelvogel’. De kortste afstand tot locatie 3 is 400 meter. Bovendien kan deze, (afhankelijk van de definitieve plaats van locatie 3) binnen de overheersende windrichting van NNW tot ZW staan. Het is dus van extra belang om de minimale afstand van 5D (= 5 x 72 meter) te respecteren, om niet teveel hinder, turbulentie en/of reductie van opbrengst te krijgen van de achterliggende windturbine. Locatie 3 voldoet aan deze eis. 4.3 Aansluiting elektranet In het geval van een windpark van 2 windturbines, is de grote afstand tussen de twee windturbines een nadeel. Maar desalniettemin is dit als 1 park met circa 7MW aan te sluiten. Het is minder dan 10MW, dus kan worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net op een voltage van 10kV volgens de standaard tarieven (eenmalig en meerlengte) die de Dienst uitvoering en Toezicht Energie (DTe) oplegt. 4.4 Opstalrechten en erfdienstbaarheden Uitgaande van het gegeven dat GGA eigenaar of pachter is van de gronden (zie de uitgangspunten in paragraaf 3.1), kan er sprake van zijn dat het land verof gepacht wordt. In dat geval zal er een opstalovereenkomst afgesloten moeten worden tussen GGA en de pachter, respectievelijk de eigenaar en GGA. Ook dienen de erfdienstbaarheden ten behoeve van boven- en ondergrondse infrastructuur en overslag (overwaaien van de wieken) geregeld te worden. De vergoedingen zijn doorgaans jaarlijks uit te keren, de hoogte van de uitkering hangt sterk af van de onderhandelingen, het aantal en de aard van de rechten die worden verleend, het huidige gebruik van de grond en de gevolgen van de plaatsing op het gebruik of de aard van het land. Eventueel kan een percentage van de inkomsten die de turbine genereert, worden afgesproken als onderdeel van de vergoedingen. De jaarvergoedingen variëren van € 5.000 tot € 15.000 per MW geïnstalleerd vermogen. De contracttijd van het opstalrecht varieert theoretisch tussen 0 en 50 jaar, maar is meestal gerelateerd aan de technische levensduur van de windturbine (20 jaar), al dan niet met een verlengingsoptie. Als er sprake is van pachtcontracten waarvan de duur tussentijds afloopt, zal hier in de opstalovereenkomst rekening mee moeten worden gehouden. 4.5 Kosten/baten analyse De investering, rekening houdend met een veengebied en mogelijk onderheide kraanplateaus is circa € 1.300.000,- per geïnstalleerde MW inclusief projectontwikkelingskosten, legeskosten, windturbine, civiele infrastructuur en netaansluiting. Per windturbine komt dit neer op ongeveer € 4.000.000,-. Hierbij is ook rekening gehouden met tijdelijke (bouwweg)voorzieningen om de bouwplaats te bereiken. De operationele kosten (beheer, verzekeringen, breakdown en omzetderving, landlease, OZB, diversen) bedragen voor dit type windturbine ongeveer € 160.000,- per jaar. Bij een financiële levensduur (afschrijvingsduur) van 15 jaar en een restwaarde van 10-15%, is de afschrijving circa € 230.000,- per jaar.
23
9
De elektriciteitsopbrengst (grijs met SDE ) is circa € 88/MWh, maar alleen als SDE wordt toegekend, omdat SDE een aanvulregeling is. Als de grijsprijs (verkoop aan MWh afnemer) hoger wordt dan € 88/MWh, dan is de SDE € 0,-. Uitgaande van € 88/MWh, is de jaarlijkse opbrengst € 550.000,-. De terugverdientijd (zonder inflatie- of rentecorrecties) bedraagt dan ongeveer: € 4.000.000,- / € 160.000,- = 25 jaar, hetgeen langer is dan de technische levensduur van 20 jaar. Het zal dus moeilijk zijn om een rendabele business-case te ontwikkelen. De geselecteerde locaties liggen op gronden in eigendom of (onder)erfpacht van GGA. De locaties grenzen aan gronden in eigendom van de gemeente Amsterdam. Mocht sprake zijn van een gedeeltelijke ontwikkeling op Amsterdams grondgebied, dan is sprake van financiële verevening die de gemeente Amsterdam doorberekent aan de initiatiefnemer. Dit kan leiden tot een business-case die (bijna) niet meer rendabel te maken is. In dit stadium is daarover niets te zeggen, maar de ervaring leert, dat deze onderhandelingen alleen met een zeer goed doorgerekende business-case met succes zijn af te ronden.
9
Stimulering Duurzame Energieproductie; een subsidieregeling vanuit het Ministerie van Economische Zaken
24
Bijlage 3 Brief 17-05-2011 ministeries EL&I en I&M aan IPO inzake ‘Windenergie op land’
25
26
27