Van Gogh & Eindhoven
De feiten op een rij 1
3 Inleiding
4 Van Gogh & Eindhoven
5 Eindhovense contacten
Wed. J.L. Baijens & Zonen/ Jan Baijens
6
Petrus Henricus van Bemmel (1857-?)
7
Dimmen Gestel (1862-1945)
8
Joseph van der Harten (1852-1925)
10
Antonius Petrus Hermans (1822-1897)
11
Antonius Cornelius Augustinus Kerssemakers (1846-1924)
15
Arnold van de Loo (1852-1898)
20
Willem van de Wakker (1859-1927)
21
23 Andere Eindhovense kennissen Janus (Adrianus) (1860-1908), Door (Dorothea) (1851-1925) en Jans (Johanna) van den Broek (1853-1925)
23
Driek (Hendrikus) van Gardingen (1840-1930)
23
Klaas Verlaan (1863-1948)
25
Hendrikus Vrijman (1825-1897)
25
Hein (Henricus) van der Zande (1820-1903) 26
27 Eindhovense onderwerpen
32 De watermolens
36 Het belang van Eindhoven voor Vincent
38 Colofon
40 Afkortingen geciteerde literatuur en archieven 41 Noten
2
Inleiding “Maar wie liever de boeren zoetsappig ziet ga zijn gang – Ik voor mij ben er van doordrongen dat het op den duur beter resultaten geeft ze in hun ruwheid te schilderen dan conventioneele liefheid er in te brengen.” (Vincent van Gogh, april 1885) Vincent van Gogh maakte in zijn Nuenense periode een belangrijke ontwikkeling door. Hij maakte hier zijn eerste meesterwerk De aardappeleters, experimenteerde met verf en maakte een litho van zijn beroemd geworden schilderij. De stad Eindhoven speelt in die periode een grote rol. Hier kreeg hij zijn eerste opdracht en vond hij de contacten en leveranciers die voor hem en zijn ontwikkeling van belang waren. In 2012 is er in Eindhoven gediscussieerd over het belang van de relatie die Vincent van Gogh met Eindhoven had. De gemeenteraad van Eindhoven heeft bovendien een motie aangenomen waarin opdracht wordt gegeven: “om regionale samenwerking op te zoeken, om met elkaar de (internationale) mogelijkheden en kansen die van Gogh op allerlei terreinen voor de regio biedt, op te pakken en uit te werken.”Dit heeft geleid tot een opdracht van Eindhoven365 aan VanGoghBrabant om een deskundig onderzoek uit te voeren naar de te onderbouwen feiten over het verleden van Van Gogh in Eindhoven. Eind 2012 heeft een werkgroep een korte studie verricht en onderzoek gedaan in verschillende archieven (m.n. het archief van Ton de Brouwer uit Nuenen en dat van het Van Gogh Museum te Amsterdam) en aan de hand van diverse publicaties. Onder leiding van Rebecca Nelemans (coördinator biografie VanGoghBrabant) en Ton de Brouwer (voorzitter Van Gogh Village Nuenen) hebben deskundigen van het Noordbrabants Museum, het Van GoghHuis en het Van Gogh Museum input geleverd voor dit rapport. Daarnaast heeft Peter Nagelkerke diverse verbeterpunten aangebracht en inzichten aangeleverd voor mogelijke latere verkenningen en onderzoeken. Het zou wenselijk zijn om meer uitgebreid te onderzoeken welke contacten de familie Baijens in Antwerpen had en welke rol die speelden bij het vertrek van Vincent naar die stad. Daarnaast zou het goed zijn om het archief van Karel Vermeeren bij het RHC nog eens grondig door te nemen om te kijken of daar nog nieuwe conclusies aan te verbinden zijn. Met dit feitenonderzoek wordt weergegeven wat op dit moment te herleiden en te reconstrueren is. Het biedt een mooie basis om een volgende stap te zetten. Vincent besefte dat hij iets nieuws aan het creëren was. En dan had hij het niet enkel over het schilderij waaraan hij werkte, maar over de kunst van de toekomst die er werkelijk anders uit zou gaan zien. Dat besef, én het feit dat hij een wezenlijke bijdrage leverde aan de kunst na hem, is een inspiratie voor velen. De stad Eindhoven, met alle faciliteiten die het had, bood hem twee jaar de gelegenheid om zijn verbeeldingskracht en vernieuwingsdrift te benutten en er zich te ontwikkelen als kunstenaar. Vincent van Gogh is als wereldberoemd kunstenaar zeer geschikt als de cultuurhistorische onderbouwing van het motto “Imagionation designs Europe” van het bidbook voor Eindhoven als de Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. Zijn leven en zijn werk kan men opvatten als een pleidooi voor erkenning van de zogenaamde ‘gekken en dwazen’, de werkelijke ruimdenkers van deze tijd. Als vernieuwer op zijn vakgebied is hij een voorbeeld voor vernieuwers van deze tijd. En designers zijn pur sang vernieuwers, omdat ze dingen bedenken die er nog niet zijn, omdat zij hun tijd ver vooruit zijn en we hen hard nodig hebben om ons boven onszelf uit te tillen. Tot slot: eigenlijk kan de biografische beschrijving van Van Gogh en Eindhoven niet los gezien worden van Nuenen. Enerzijds omdat zijn periode in de nabijheid van de stad wordt gezien als “de Nuenense periode”, anderzijds omdat de attractieve Van-Gogh-voorzieningen van Nuenen naadloos in Eindhoven doorlopen, met de Dommel als een groene verbindingsas. Zeker voor de internationale bezoeker is een oriëntatie op Eindhoven met Nuenen als “wijk” van de stad een logische stap in het gezamenlijke streven naar meer internationale cultuurtoeristen.
Frank van den Eijnden, directeur VanGoghBrabant en voorzitter VanGoghEurope
3
Van Gogh & Eindhoven Op 5 december 1883 stapte Vincent van Gogh in Eindhoven uit de trein om de laatste zeven kilometer naar zijn ouderlijk huis in Nuenen te lopen.1 Hij was dat najaar in Drenthe aan het werk geweest. Hij had er genoten van het landschap, maar de eenzaamheid woog zwaar: “... eenzaamheid welke een schilder treft die in een onbegane streek door Jan en alleman wordt aangezien voor gek – moordenaar – vagebond &c.&c. – Werkelijk dat mogen een petite misere zijn, maar misère is het. […] al zij het land nog zoo opwekkend & mooi”, schreef hij aan zijn broer Theo in een brief uit Nieuw-Amsterdam een paar dagen eerder.2 Niet alleen het onbegrip van de Drentenaren en het gebrek aan gelijkgestemde gesprekspartners, maar ook een hachelijke financiële situatie dreven Vincent naar het ouderlijk huis. Zijn vader en moeder, die sinds augustus 1882 in Nuenen woonden, boden hem welwillend de kamer waar de was werd gemangeld en gestreken als atelier. Het leek een prima schikking. Het wonen bij de familie was wellicht de goedkoopste optie voor Vincent en zijn broer Theo die hem vanuit Parijs financieel ondersteunde. Bovendien lag Nuenen dicht bij Eindhoven, een plaats waar Vincent zijn schildermaterialen kon kopen en zijn pijptabak en koffie. Vincent hoopte in de stad verkoopmogelijkheden te vinden voor zijn werk en contacten te leggen met kunstenaars. Na het Drentse isolement moet Eindhoven een verademing zijn geweest. In de twee jaar dat hij in Nuenen woonde, kwam hij regelmatig in de stad. Zo vaak dat hij er bekend stond als ‘Het gekke menneke van Nuenen’.3 In zijn brieven blijkt dat Eindhoven voor hem een marktplaats was waar hij zijn contacten had en spullen inkocht: “… met een kennis van me in Eindhoven”, “… verf die ze uit Eindhoven me nastuurden.”Hij kocht bij de firma Baijens zijn verf, bij de zussen Van den Broek tabak en de pakken koffie waarmee hij de boeren betaalde die model voor hem zaten.4 Verder kwam hij regelmatig bij een drukker, woonde de huisarts van de familie in Eindhoven, liet Vincent er enkele afdrukken maken door een fotograaf en nam hij zelfs een paar pianolessen. Via de verfwinkel van Baijens leerde hij een groepje kunstminnaars kennen, amateurschilders met wie hij bevriend raakte en die hij zo nu en dan les gaf: “… ik heb nu 3 lui in Eindhoven die schilderen willen leeren en die ik stillevens leer maken.”5 Van één van hen, Antoon Hermans, kreeg hij zelfs een opdracht. Het leek hem dus goed te gaan. Toen eind 1884 de spanningen tussen de recalcitrante Vincent en zijn ouders hoog opliepen en Theo hem, om die ouders wat te ontzien, voorstelde om kamers te nemen in Eindhoven, wees Vincent het plan echter resoluut af: “Dus – kamers in Eindhoven nemen ware puur nonsens – en kan ik zelfs niet eens over denken.– Later een kamer in Antwerpen, best – dat’s wel mijn intentie – doch ik heb primo nu geen geld er voor en tweedens, ik wil een vrij groot aantal koppen eerst nog schilderen – waar ik mee vorderen zal – naarmate ’t me maar mogelijk is de modellen te betalen.”6 Als hij al naar een stad zou verhuizen, dan moest die groter zijn en hem qua kunst meer te bieden hebben.7 Maar voorlopig bleef hij liever in Nuenen omdat hij hier de boerenmotieven vond die hij zocht. Er reed een trein van Nuenen naar Eindhoven, maar Vincent wandelde net zo lief van het dorp naar de stad.8 De dames Begemann, de buren van de familie Van Gogh in Nuenen, herinneren zich later dat ze wel eens met Vincent naar Eindhoven wandelden en hoe Vincent onderweg dan de prachtigste boeketten maakte.9 Het bleef niet bij boeketten alleen, onderweg van Nuenen naar Eindhoven maakte Vincent ook nogal eens een schilderij of een eenvoudig tekeningetje van de omgeving: “Dezer dagen ben ik ondanks het hier vrij terdeeg vriest nog buiten aan ’t werk aan een nogal groote studie (meer dan 1 meter) van een ouden watermolen te Gennep, aan den anderen kant van Eindhoven. Ik wil dat geheel buiten afwerken – maar ’t zal ook wel ’t laatste zijn dat ik dit jaar buiten schilder.”10
4
1 Van Gogh, Watermolen van Gennep, 1884 (F125/JH 525), olieverf op doek op paneel, 87 x 151 cm, coll. Museum Thyssen-Bornemisza, Madrid
Door de jaren heen is er door verschillende mensen onderzoek gedaan naar Vincents contacten in de plaatsen waar hij woonde. En er is behoorlijk wat gepubliceerd, ook over Eindhoven. Anton Kerssemakers beschreef in april 1912 zijn herinneringen aan Vincent in De Groene Amsterdammer. De kunstcriticus Albert Plasschaert onderhield daarna in de zomer van dat jaar een briefwisseling met Anton Kerssemakers, Dimmen Gestel en Joseph van der Harten.11 De jurist en schrijver Benno Stokvis zocht in de jaren twintig naar ooggetuigen die zich de schilder nog konden herinneren. Zo sprak hij met Willem van de Wakker over diens contacten met Vincent in Eindhoven.12 Ton de Brouwer onderzoekt al meer dan vijftig jaar alles wat met de Nuenense periode van Vincent te maken heeft. In zijn publicatie Van Gogh en Nuenen ging hij uitgebreid in op Vincents Eindhovense contacten en besprak hij enkele onderwerpen die Vincent in de stad onder handen nam.13 De Eindhovense beeldend kunstenaar en heemkundige Jack van Hoek publiceerde een aantal artikelen over Vincent in zijn Nuenense tijd in de uitgaven van plaatselijke Heemkundekringen.14 In 2012 verscheen van de hand van Peter Nagelkerke en Willem van der Sommen een boekje vol wetenswaardigheden over Vincent in Eindhoven.15 Beide auteurs bekennen in de publiciteit rondom deze uitgave ruiterlijk dat fictie en feiten nogal door elkaar lopen in hun boek. Hetzelfde jaar kwam VanGoghBrabant met een publieksvriendelijke uitgave over Vincents Brabantse jaren. Ook hierin spelen de Eindhovense contacten een rol.16 De belangrijkste bron van informatie blijft natuurlijk de verzameling brieven die Vincent schreef aan zijn broer Theo en een paar vrienden. In die brieven worden enkele van zijn kennissen met naam genoemd en gaat de schilder soms uitgebreid in op de onderwerpen die hij in Eindhoven en omgeving onder handen had.17
5
Eindhovense contacten
In de brieven vermeld
Wed. J.L. Baijens & Zonen/ Jan Baijens Vincent noemt één keer, in een brief aan Anton Kerssemakers, de naam van de firma Baijens.18 De weduwe Baijens had een winkel in schildersbenodigdheden, glas, vloerbedekking etc. aan de Rechtestraat 302 in Eindhoven.19 Zij runde de zaak met haar zonen, van wie Johannes na haar dood op 12 oktober 1885 de zaak overnam.20 Johannes, kortweg Jan genoemd, was huisschilder en tekende zelf ook. Zijn vrouw stond in de winkel.
2 De firma Baijens in de Rechtestraat, archief T. de Brouwer
3 Johannes Baijens, tekening, 1843, archief K. Vermeeren, RHC
6
Vincent liet bij Baijens zijn verf maken, vooral het wit en de okers, die hij het meest nodig had.21 Hij was niet altijd tevreden over de kwaliteit van de verf, maar was door geldgebrek op deze verfhandel aangewezen. Via de winkel 4 Van Gogh, Loods nabij het station Eindhoven,1885 (F67a/JH602) olieverf op leerde hij een aantal mensen kennen in doek, 13,5 x 24 cm, privécollectie Eindhoven, onder wie Anton Kerssemakers die de muren van zijn kantoor in die tijd voorzag van geschilderde landschappen en Antoon Hermans die bezig was zijn eetkamer te decoreren. Kerssemakers herinnerde zich: “… mijn huisschilder, die mij verf bracht, vond dit op zijn manier zo aardig, dat hij op een keer Van Gogh meebracht, om deze mijn werk te laten zien.”22 Kerssemakers herinnerde zich ook dat de verf van Baijens nogal eens te wensen overliet: “Ik heb nog steeds een klein studietje als herinnering aan deze onhandelbare verf bewaard.” Hij bedoelde daarmee Loods nabij het station van Eindhoven dat Vincent bij hem voor het raam gemaakt had. Het is echter de vraag of het afzakken van de verf op dit kleine werk inderdaad te wijten is aan de kwaliteit ervan. Er zijn geen andere doeken uit die tijd bekend waarin hetzelfde zich voordoet. Dus kan het even goed zo zijn dat Vincent teveel terpentijn of iets anders door de kleur mengde.
Petrus Henricus van Bemmel (1857-?) Petrus van Bemmel had van 1883 tot 1886 een fotostudio in de Nieuwstraat. Vincent liet er zijn werk fotograferen en zijn zogenaamde ‘cartes de visite’ maken. Enkele van deze kaartjes zijn bewaard gebleven. Eén ervan is aan de achterzijde gesigneerd met zijn voornaam: Vincent.
5 Fotografisch atelier van P.H. van Bemmel, Cartes de visite, 1884, foto op karton, 10,5 x 6,2 cm elk, coll. V.v. Goghstichting, VGM Amsterdam
Vincent hoopte met deze foto’s opdrachten als illustrator te krijgen: “Waarde Theo, hierbij stuur ik U twee photographies – ge krijgt er ook nog later twee van wevers.– Ik was voornemens 12 photographies te laten nemen, eene serie brabantsche voorstellingen waaronder ook de 6 welke ik voor Hermans maak.– Ik was
7
voornemens die aan eenige illustraties te zenden om te zien werk te krijgen of althans bekend te worden. Maar ik zie er van af daar de photograaf slechts epreuves geeft die zonder, of altans veel te weinig het eigentlijke clair obscur terug geven, dan veel en slecht retoucheert, en toch nog dikwijls donker laat wat op ’t schij licht is en omgekeerd. De wevers laat ik echter nog een proef mee nemen, in carte de visite slechts. omdat ik hier zoo ver van de illustraties af ben dien ik toch een middel te vinden om op andere wijze dan door woorden eenige connecties aan te knoopen.”23
6 Drukkerij Gestel aan de Lange Dijk (links naast witte huis), archief T. de Brouwer
Dimmen Gestel (1862-1945)
7 Dimmen Gestel op late leeftijd, archief T. de Brouwer
Dimmen Gestel, lithograaf, kunstschilder en kennis van Vincent, was de jongere broer van drukker Dirk Gestel, waar Vincent zijn litho De aardappeleters liet maken. Hij was de enige van de schildersvrienden die een opleiding had genoten. Hij werkte twee jaar op het atelier van de Oosterhoutse schilder Henricus Weingärtner, volgde een jaar op de academie in Amsterdam en later aan de nieuw opgerichte Rijks Normaalschool voor Tekenonderwijs. Doordat zijn familie in Eindhoven de drukkerij van Johannes Baart had overgenomen waar Dirk sinds 1880 in dienst was, was het hele gezin naar Eindhoven verhuisd.24 Ook Dimmen kwam daar in 1885 wonen: Eerst aan de Dijk (huidige Vestdijk), later aan de Berg. Hij werkte in de drukkerij van zijn broer, omdat hij als schilder en docent geen baan kon vinden.25
Hij haalde verschillende keren herinneringen op aan zijn contacten met de schilder, die volgens hem al in 1884 regelmatig de drukkerij binnenliep.26 Dimmen woonde in die tijd zelf nog in Amsterdam en moet veel van die verhalen van zijn broer hebben gehoord. 27 Niet alles wat hij schreef is even betrouwbaar. Hij haalde jaartallen door elkaar, dateerde de litho van De aardappeleters in 1883 en meende in de zomer van 1884 op het atelier van Vincent het beroemde schilderij gezien te hebben dat pas in het volgende voorjaar tot stand kwam. Bovendien herinnerde hij zich van dat
8
bezoek levendig de stillevens met aardappelen die Vincent in het najaar van 1885 maakte. Ook het verhaal dat Vincent zwarte drukinkt gebruikte bij het schilderen is niet erg waarschijnlijk.28 Vincent schreef aan zijn broer dat hij begreep dat iets laten drukken bij de firma Goupil te duur was: “Welnu – het oude – nu zoo weinig in tel zijnde gewone lithografisch procedé is toch – vooral te Eindhoven misschien – heel wat goedkooper.”29 Besloten werd om een serie litho’s met motieven uit het boerenleven te maken bij de plaatselijke drukkerij. De totstandkoming van de litho van De aardappeleters, zoals Dimmen die voor Albert Plasschaert beschreef, hoorde hij waarschijnlijk van zijn broer en de lithograaf: “Nadat de steen gekornd was, begon 8 Van Gogh, De aardappeleters, 1885 (F1661/JH737), litho op velijn hij daarop ons kantoor direct te teekenen. Zonpapier, 28,4 x 34,1 cm, coll. V.v. Goghstichting, VGM Amsterdam der een schets vooraf te maken begon hij direct met lithografisch krijt te werken. Een voorbeeld was er ook niet. Hij werkte uit zijn geheugen. Met brede zware lijnen bracht hij hoekige kantige koppen te voorschijn van eene boerenfamilie aan tafel koffiedrinkende en etende bij lamplicht. Hoewel hij blijkbaar voor het eerst op een steen teekende was hij daar echter helemaal niet mee verlegen. Hij krabde met naald en doezelde met duim en vingers alsof hij op papier bezig was. En hoewel mijn broeder hem zeide dat hij moet vermijden de oppervlakte van een lithografische steen met de vingers aan te raken daar dat later vlekken geeft, stoorde hij zich daar in het minst aan zeer tot verbazing en ergernis van onze lithograaf die zulk werk met minachting beschouwde.”30 De afdrukken werden beter dan het drukkerijpersoneel kon voorzien. Volgens Dimmen werden er zo’n 100 gemaakt, maar hij meent zich ook te herinneren dat het in 1883 moet zijn geweest dat Vincent de litho maakte. De kunstenaar zelf had het over 50 afdrukken.31 Of Vincent echt tevreden was over de litho is onduidelijk. Het blijft in tegenstelling tot zijn plannen bij dit ene ontwerp. Misschien ging er iets mis bij het drukken, opmerkelijk is immers dat de afbeelding van de litho en de signatuur gespiegeld zijn ten opzichte van het schilderij. Het was voor Vincent – in tegenstelling tot wat de hierboven aangehaalde overlevering vertelt – niet de eerste kennismaking met de lithografeertechniek. In Den Haag had hij al een aantal litho’s gemaakt, maar daar was de drukker meer thuis in het drukken van kunstprints. De firma Gestel was in die tijd vooral bezig met het drukken van sigarenbandjes en allerhande papierzaken voor bedrijven. Het Nederlands Steendrukmuseum in Valkenswaard, die het archief van de firma Gestel beheert, onderzoekt momenteel in samenwerking met het Van Goghmuseum in Amsterdam wat er fout ging.32 Vincent zag op de drukkerij geschilderde studies die door Dimmen waren gemaakt en bood diens ouders aan om hem wat lessen te geven. Dimmen bracht samen met zijn broer Dirk en de lithograaf Klaas Verlaan een bezoek aan Vincents atelier en keerde een dag later terug naar Nuenen om samen met hem te schilderen op de hei. Daarna zagen ze elkaar nog een enkele keer op de drukkerij. En Dimmen bezocht de kunstenaar vlak voor zijn vertrek naar Antwerpen: “In zijn schilderwerk zag ik een verbazende verandering. Zijn vroegere donkere toon was vervangen door lichte felle kleuren. Ik veronderstel dat toen hij daarmede begon te werken, het idee bij hem rijpte naar meer zuidelijke zonniger landen te gaan. En het duurde ook niet lang meer of hij vertrok naar Frankrijk.”33 In 1930 beschreef Dimmen zelf nog eens zijn memoires aan de schilder in het Eindhovens Dagblad.34 Dimmen was zelf geen onverdienstelijk schilder.
9
9 Dimmen Gestel, Interieur met verstelster, 1910, Coll. Museum Kempenland, Eindhoven
Joseph van der Harten (1852-1925) Van der Harten was een brouwer uit de Vrijstraat in Eindhoven. Hij was bevriend met Anton Kerssemakers en werd door hem voorgesteld aan Vincent. De brouwer prepareerde in zijn vrije tijd dode vogels. Vincent gebruikte die vogels als model voor zijn studies. Het is deze Van der Harten die Vincent had uitgenodigd om zijn verzameling vogelnesten te komen bekijken. Vincent schreef hierover aan Kerssemakers.35 Van der Harten ging niet in op die uitnodiging: “… als ik bedacht hoe verschillend zijn werk beoordeeld werd, vond ik het niet de moeite waard eens naar Nunen te gaan”, schreef Van der Harten in 1912 aan Albert Plasschaert.36 In datzelfde schrijven blijkt nog een bijzonder feit dat verder nergens vermeld wordt: “Hij [Vincent] exposeerde een enkel keer in een hotel restaurant aan ’t station (Stoot).” Het door Van der Harten bedoelde hotelrestaurant ging pas later over in handen van Everard Stoot. Het is niet duidelijk of er echt sprake is geweest van een expositie van Vincents werk in dit etablissement, het is wel waarschijnlijk dat de schilder contact had met de latere uitbater.37 10 Joseph van der Harten, archief T. de Brouwer
10
11 Briefpapier bierbrouwerij van Van der Harten, archief T. de Brouwer
Antonius Petrus Hermans (1822-1897) De gepensioneerde goudsmid, fabrikant van kerkwaren en amateurkunstenaar Antoon Hermans woonde aan de Keizersgracht 15, in een huis dat bekend werd als ‘Rust na Arbeid’.38 Het was gebouwd naar een ontwerp van de beroemde architect Pierre Cuypers, een vriend van Hermans. Vincent hielp hem om decoraties voor de eetkamer te ontwerpen. Hij beschouwde dit als een echte opdracht en liet zich inspireren door de vier seizoenen en meer in het bijzonder door Les travaux des champs van de door hem zo bewonderde Jean-François Millet. Hij stelde Hermans voor om het boerenleven van de Meijerij als uitgangspunt te nemen.39 Hermans, die zich naast het schilderen ook bezig hield met beeldhouwen en fotografie, werd door Vincent voor het eerst vermeld in een brief 12 Antoon Hermans, aan Theo van augustus 1884: “Dit40 maakte ik voor iemand in Eindhoven die archief K. Vermeeren, RHC eene eetzaal wenscht te decoreeren. Hij wilde dit doen met composities van diverse heiligen. Ik gaf hem in bedenking of een 6tal voorstellingen uit het boerenleven van de Meijerij – tevens de 4 jaargetijden symboliseerende – niet meer den appetijt der brave menschen die aldaar aan tafel moeten komen zitten zou opwekken dan de mystieke personages hierboven genoemd.– Nu is de man daar warm op geworden na een bezoek op ’t atelier.– Maar hij wil zelf die vakken schilderen en zal dat lukken? (Doch ik zou in reductie de composities ontwerpen en schilderen.)
11
14 Woning Hermans, archief T. de Brouwer
13 Van Gogh, Korenoogst, 1884 (JH 508), deel van brief 453, coll. V.v.Goghstichting, Van Gogh Museum Amsterdam
’t Is een man die ik zoo mogelijk wil te vriend houden – een gewezen goudsmid die tot 3 maal toe eene zeer aanzienlijke collectie antiquiteiten heeft verzameld & verkocht.– Nu rijk is en een huis heeft gezet dat hij weer vol antiquiteiten heeft en meubileert met sommige heel mooie eikenhouten kasten &c. De plafonds en muren decoreert hij zelf en werkelijk goed soms. Maar in de eetzaal wil hij bepaald schilderwerk hebben en is begonnen 12 paneelen met bloemen te schilderen. Blijven over 6 vakken in de breedte en daarvoor gaf ik hem voorloopige plans van Zaaier – ploeger – herder – korenoogst – aardappeloogst – Ossekar in de sneeuw.41 Maar of ’t iets geven zal weet ik niet – want een vaste afspraak heb ik niet van hem.– Alleen, met dit eerste vak is hij ingenomen alsmede met mijn schetsjes voor de andere sujetten.”42
15 Van Gogh, Zaaier, 1884 (F1143/JH509), pen, 5,5 x 14 cm, privécollectie
12
16 Van Gogh, Ploeger, 1884 (F1142/JH512), pen, 5,5 x 15 cm, privécollectie
17 Van Gogh, Ossenkar in de sneeuw, 1884 (F1144/JH511), pen, 5 x 13,5 cm, privécollectie
18 Van Gogh, Aardappelpoters,1884 (F1141/JH510), pen, 5 x 13 cm, privécollectie
13
19 Van Gogh, Schaapsherder met kudde, 1884 (F42/JH517), olieverf op doek op board, 67 x 126 cm , coll. Soumaya Museum, Mexico City
Vincent leek nogal ingenomen met zijn ontwerpen en schreef er over aan zijn vriend de schilder Anthon van Rappard: “Dezen zomer zag ik een huis te Eindhoven dat hoort van een gewezen goudsmid die nu rijk is en reeds herhaaldelijk eene verzameling antiquiteiten heeft bijeengebragt & verkocht. Deze man schildert zelf zoo’n beetje en heeft in zijn huis (dat ook weer met mooie en leelijke antiquiteiten is gevuld) eene kamer die hij zelf beschilderen wil. Hij had daarvoor een plan. Toen ik er kwam waren er 6 vakken, ieder van 1 1/2 meter lang bij 60 cm. hoog, die hij nog met iets vullen moest en waarop hij van plan was o.a. een laatste avondmaal te maken naar een plan van een teekening die zoowat in modern gothieken stijl was.
Toen zeide ik hem dat – daar ’t een eetzaal is – het vrij wat meer den appetijt dergenen die daar aan tafel moeten zitten zou opwekken, mijns inziens, als er op de muren in plaats van mystieke laatste avondmalen, scènes uit het boerenleven uit den omtrek waren geschilderd. Dit sprak de brave man mij niet tegen. En na een bezoek op ’t atelier maakte ik hem voorloopige krabbels van 6 motieven uit het boerenleven, Zaaier, Ploeger, Korenoogst, Aardappelpooten, Herder, Winter met ossekar. [overeenkomstige schetsen als in de brief aan Theo]En die ben ik nu aan ’t maken. Doch derwijze dat ik die 6 doeken maak voor mijzelf, doch dat ik ze maak, wat formaat betreft b.v., met het oog op zijn vertrek toch, en hij betaalt mij mijn onkosten aan model en verf terwijl de doeken echter mijn eigendom blijven & ik ze terug krijg als hij ze gecopieerd heeft. Dit stelt me in staat dingen te maken die als ik voor alle kosten stond me wat te duur zouden worden. En het is een werk waar ik veel pleizier in heb en druk aan doende ben. Ik moet echter me nog al moeite geven om hem bij zijn copieeren dingen te wijzen. Ik heb reeds geschilderde schetsen op de definitieve grootte van 1 1/2 meter bij 60cm zoowat van Ploeger en Zaaier en herder. Kleinere van Korenoogst en Ossekar s’winters.43 Dus kunt ge denken ik niet precies stil zit dezer dagen.”44 Vincent nam de opdracht zeer serieus. Volgens zijn vader was het zelfs de reden dat hij prikkelbaar of overprikkeld was: “Zeker is hij niet wel en de overspanning van het heen en weer gaan naar Hr Hermans in de warmte en het spreken over dat werk kan er ook deel aan hebben.”45 Hermans betaalde de onkosten maar was verder niet echt enthousiast over de werkzaamheden van Vincent: “… hij betaalde alleen de onkosten der gebruikte ingrediënten. Hij is liefhebber. Maar vindt toch ook veel aan te merken en op te merken, ook in de denkwijze van Vincent …”46
14
Vincent stelde Van Rappard voor om elkaar bij een volgend bezoek in Eindhoven te treffen om samen een bezoek te brengen aan Hermans.47 Vincent refereerde aan hem als ‘gewezen goudsmid’ of één van zijn kennissen in Eindhoven.48 Hij was erg onder de indruk van de verzameling antieke voorwerpen van Hermans. Zozeer, dat hij Theo voorstelde om er een stilleven van te maken: “Hermans heeft zóó veel mooie voorwerpen – als oude kruikjes en andere antiquiteiten – dat ik U eens vragen wil of ik U pleizier zou kunnen doen met voor Uw kamer een stilleven van eenige van die voorwerpen – b.v. gothieke zaken – te schilderen.”49 Vier stillevens met voorwerpen als een baardmankruik, een inktstel, een tabakspot, een koffiemolen, een veldfles en een grote schelp, worden in verband gebracht met Hermans’ collectie.50
In een schetsboekje van Vincent staat een gezicht op de Sint Catharinakerk te Eindhoven. Dit tekeningetje is gemaakt vanaf de achterzijde van de woning van Hermans aan de Keizersgracht.51 20 Van Gogh, Stilleven met baardmankruik, 1884-85 (F52/JH535), olieverf op karton op paneel, 33,7 x 42,7 cm, coll. Kröller-Müller Museum, Otterlo
21 Briefkaart van Vincent van Gogh aan Anton Kerssemakers, coll V. van Gogh stichting, Van Gogh Museum Amsterdam
Antonius Cornelius Augustinus Kerssemakers (18461924) 22 Anton Kerssemakers archief T. de Brouwer
Anton Kerssemakers was een leerlooier in Eindhoven en een handelaar in tabak.52 Hij woonde achtereenvolgens aan de Nieuwstraat en Korte Dijk, vlak bij het station.53 Kerssemakers kreeg les van Vincent en trok er regelmatig met hem op uit om buiten te werken. Samen bezochten zij het Rijksmuseum in Amsterdam en maakten ze een tochtje naar Antwerpen langs verschillende musea. Vincent noemde Kerssemakers voor het eerst in een brief aan Theo van november 1884: “… die me te Eindhoven een nieuwe kennis bezorgd heeft die met alle geweld wil leeren schilderen en bij wie ik een bezoek gebragt heb en we toen zamen op slag zijn begonnen. Zoodat hij s’avonds een stilleven er op had staan en ik de belofte van hem heb hij er een 30tal zal zien te maken dezen winter, waar ik telkens naar zal
15
komen kijken en hem er mee helpen. ’t is een looier die tijd heeft en geld en circa 40 jaar.”54 Volgens Vincent werkte Kerssemakers hard: “Ik heb verleden week dag in dag uit stillevens geschilderd bij de lui die schilderen te Eindhoven. Die nieuwe kennis – den looier – waar ik U van verteld heb, doet buitengewoon zijn best.”55 Begin januari 1885 schreef Vincent aan Kerssemakers zelf: “Mijnheer, Met genoegen heb ik Uwe nieuwe stillevens gezien, vooral dat met een keulschen pot en flesch augurken.– En die twee vorigen zijn er ook door verandering aan ’t fonds beter op geworden. Evenwel – in ’t algemeen zijn toch ook bij deze wederom de schaduwpartijen mijns inziens nog niet pittig van kleur genoeg. Met een woord wilde ik U zeggen dat ik het er op zal trachten te schikken 3 dagen achtereen bij U te komen schilderen – als U zulks goedvindt. We kunnen zoodoende die kwestie eens goed beetnemen. Want anders zou ik vreezen dat onwillekeurig U telkens weder tot de zelfde resultaten zoudt komen. Ik zeg daarom, laat ons er een dag of 3 aan wijden, omdat de kwestie van clair obscur en kleur en diepen toon in de schaduw een eeuwig moeielijke kwestie is.– En ’t beter of minder goed geschilderd zijn eener studie – de artistieke waarde er van – juist voor een zeer aanmerkelijk deel afhangt van de behandeling der schaduwpartijen. Ik zal U zeggen wat ik gevoel bij ’t bekijken uwer studies zoo als ze nu zijn. Ik ben er spoedig op uitgekeken en ik zou wenschen juist de schaduwpartijen mijn oog langer trok23 Van Gogh, Man en vrouw die aardappels poten, 1885 (JH 728), ken. Mysterieuser waren.– Dit moet U niet schets in brief 491, coll. V.v.Goghstichting, Van Gogh Museum verwonderen – en U moet het mij niet kwalijk Amsterdam nemen als ik er telkens over spreek – onder ons.– Om ’t clair obscur goed te krijgen moet men niet alleen veel schilderen doch ook wel degelijk veel zien schilderen, en sommige dingen van theorie, van licht en kleur weten. Ik maak me sterk dat als we nog eens goed zamen geschilderd hebben, U zelf zult inzien dat op ’t oogenblik nog dingen door U worden over ’t hoofd gezien die als U eenmaal er oog op krijgt, zullen maken het schilderen U nog veel meer zal interesseeren. Enfin – er zal nog meer ziel in komen.– […] Onder ons gezegd – dat stilleven dat U geencadreerd heeft maakt op mij den indruk onjuister van teekening te moeten wezen dan de meeste anderen. In dit opzigt dat ik durf veronderstellen U verzuimd heeft de proportie van de breedte der groep in zijn geheel voldoende te vergelijken bij de hoogte, en gevolgelijk de verhouding der voorwerpen onderling laat nog al te wenschen over. Het meten, daar hangt zoo enorm veel van af en als U er dadelijk op let in ’t begin, wint U veel tijd uit tegen later, als de moeielijker motieven – b.v. een kop – te maken zullen wezen.56 De toon van deze brief is duidelijk die van een leraar aan zijn leerling. Vincent schreef vriendelijk maar met een zekere autoriteit. Er volgden wat briefjes en briefkaarten met korte berichtjes en een enkel schetsje.57 De heren zagen elkaar in die tijd waarschijnlijk regelmatig. Pas in juli 1885 schreef hij weer wat uitgebreider aan zijn leerling. Ook dan gaat het vooral om praktische tips bij het schilderen.58 Kerssemakers vertelde later aan Dimmen Gestel dat hij op aanraden van Vincent Du dessin et de la couleur had gekocht van Félix Bracquemond en een boek van Charles Blanc.59
16
In zijn brieven noemde Vincent hem meestal ‘een kennis’, of ‘den leerlooier’. In een enkel geval beschreef hij hem als zijn ´vriend in Eindhoven´. Vincent vatte het plan op om samen met hem een bezoekje te brengen aan de Wereldtentoonstelling van Kunsten in Antwerpen die zomer. Ze maakten dat reisje echter later en bezochten niet de Wereldtentoonstelling maar diverse musea in de stad. In oktober bezocht Vincent met Kerssemakers het nieuwe Rijksmuseum in Amsterdam om daar Rembrandt en Frans Hals te bestuderen.
24 Huis van Kerssemakers, archief T. de Brouwer
Vincent kwam regelmatig bij Kerssemakers thuis. Vanuit diens huis schilderde hij een gezicht op de loods van het oude station van Eindhoven, een schilderijtje dat hij aan Kerssemakers schonk.60 Toen hij De aardappeleters af had, ging hij er zelfs mee naar Eindhoven om het aan zijn vriend te laten zien. Vincent liet het een paar dagen bij zijn vriend, omdat hij bang was het werk te verprutsen: “– de laatste dagen zijn voor een schij altijd gevaarlijk zoo als ge weet, omdat in niet geheel droogen toestand men er met de groote kwast niet meer aan kan komen zonder groote kans ’t te bederven.– En de veranderingen heel bedaard en kalm moeten worden gedaan met een klein penseel. Daarom heb ik eenvoudig het weggebragt en tegen mijn vriend gezegd dat hij maar moest zorgen ik ’t op die wijs niet bedierf en dat ik die kleine dingen bij hem zou komen doen. Gij zult wel zien het oorspronkelijkheid heeft.”62
17
25 Verenigingsgebouw van Apollo’s Lust aan de Dijk, archief T. de Brouwer
Kerssemakers haalde in 1912 in De Groene Amsterdammer zijn herinneringen op aan Vincent en later dat jaar correspondeerde hij met de kunstcriticus Albert Plasschaert over zijn inmiddels beroemde vriend. Uit dat schrijven sprak eenzelfde verhouding meester-leerling die ook uit Vincents brieven bleek. Kerssemakers schreef aan Plasschaert hoe Vincent vaak op zondagochtend langs kwam: “ … en als hij mij dan niet thuis trof, kwam hij naar de Harmonie alwaar wij tusschen 12 en 2 ure een drukke bittertafel hadden.”64 Het muziekgezelschap waarvan Kerssemakers bestuurslid was, kwam bijeen in het verenigingsgebouw Apollo’s Lust aan de Dijk.65 Hij dronk er met vrienden regelmatig op zondag een bittertje. Bij zijn afscheid uit Nuenen gaf Vincent zijn vriend een herfstlandschap dat Kerssemakers later kopieerde.66 Kerssemakers gaf hem in ruil een doekje van zijn hand.
18
26 Van Gogh, Herfstlandschap met vier bomen, 1885 (F44/JH 962), olieverf op doek, 69 x 87,8 cm, coll. Kröller-Müller Museum, Otterlo
27 Kerssemakers, Herfstlandschap (kopie naar Van Gogh), olieverf op doek 38 x 50 cm, privébezit, foto uit archief T. de Brouwer
19
28 Kerssemakers, z.t., ongedateerd, coll. T. de Brouwer
Arnold van de Loo (1852-1898) Dokter Van de Loo was de huisarts van de familie Van Gogh. Hij had zijn praktijk in de Willemstraat. Het is deze dokter die Vincent bedoelde toen hij Theo schreef over het ongeluk van zijn moeder: “De dokter heeft gezegd dat het echt om een breuk gaat en dat het – gezien de leeftijd van Moe wel een tijdje zal gaan duren.” Ook aan zijn vriend Van Rappard schreef hij over de dokter: “Verbeeld U nu er hier op ’t dorp geen dokter is (ten minste mijn vader wil hem niet hebben) en dus er een uit Eindhoven komen moet, telkens met rijtuig.”Blijkbaar nam Vincents Vader geen genoegen met de diensdoende arts, dokter De Mol, die in het nabijgelegen Lieshout woonde.69 29 Woonhuis Van de Loo, archief T. de Brouwer
20
Vincent raadpleegde de Eindhovense arts vaker, bijvoorbeeld toen zijn buurvrouw Margot Begeman strychnine had ingenomen. Van de Loo schreef haar een tegengif voor. In een brief over dit voorval aan Theo noemde Vincent de dokter bij naam.70 Vincent mocht de arts graag: “ v.d. Loo is fameus secuur en – Zola achtig koel en leuk.”71 Hij ging er nog langs voordat hij naar Antwerpen vertrok. In principe op het verzoek van zijn broer om hem naar de gezondheid van hun moeder te vragen, maar blijkbaar had hij de arts ook over zijn eigen gesteldheid gesproken: “Enfin het schilderen is een ding waar men van verslijt. Van der Loo heeft mij echter gezegd, toen ik kort voor ik hier heen ging bij hem was, dat ik après tout redelijk sterk ben. Dat ik niet hoefde te desespereeren den leeftijd te halen die voor het produceeren van een werk noodig is.– Ik sprak hem er van dat ik verscheiden schilders wist die met al hun zenuwachtigheid enz. 60, zelfs 70 haalden gelukkigerwijs voor hun zelf, en dat ik wel wou ik ook dat halen kon.”72
30 Rozemarijnstraat, archief T. de Brouwer
Willem van de Wakker (1859-1927) Deze amateurkunstenaar en leerling van Vincent woonde van juli 1884 tot december 1891 in Eindhoven. Hij was aanvankelijk in de kost bij kleermaker Stultiëns in de Rozemarijnstraat en woonde later in de Willemstraat. Van de Wakker was als telegrafist werkzaam op het telegraafkantoor van Nuenen. In zijn vrije tijd tekende en schilderde hij veel. Hij liet zijn werk inlijsten bij Baijens, waar hij met Vincent in contact kwam. Hij bezocht het atelier in Nuenen verschillende keren. En zijn moeder nodigde Vincent eens uit om te komen eten: “Vincent kwam binnen, zag de gedekte tafel en vroeg gepikeerd aan zijn gastheer: “Wat is nou eigenlijk de bedoeling? Is dat eten daar voor mij klaar gezet? Ik eet altijd alleen een korst brood. Ik eet dat brave eten niet.”73 31 Willem van de Wakker archief T. de Brouwer
21
Vincent beschreef Van de Wakker in zijn brieven als één van de kennissen die hij les gaf. Alleen in een briefkaart aan Kerssemakers werd hij met naam genoemd.74 Van de Wakker vertelde in 1927 zijn herinneringen aan Vincent aan Benno Stokvis, bijvoorbeeld dat de schilder zijn modellen leek te selecteren op lelijkheid en dat hij wel eens samen met Vincent “De Blanken Opkamer” bezocht. Naar alle waarschijnlijkheid bedoelde hij hier de boerenkroeg “De Planken Opkamer” in de toenmalige gemeente Tongelre, nu een stadsdeel van Eindhoven.75
32 De Planken Opkamer, archief T. de Brouwer
33 Van de Wakker, De Smidse, 1885, aquarel, privécollectie
22
Andere Eindhovense kennissen Naast de door hem vermelde contacten in de brieven, had Vincent nog een aantal kennissen in de stad. We weten van deze mensen uit de overlevering. De Amerikaanse biografen Steven Naifeh en Gregory Smith suggereren dat Vincent in de stad ook op bezoek ging bij prostituees. Het bewijs daarvoor is – zoals zij zelf toegeven – nogal mager. 76
Janus (Adrianus) (1860-1908), Door (Dorothea) (1851-1925) en Jans (Johanna) van den Broek (1853-1925) Broer en zussen Van den Broek woonden in het Korenstraatje.77 Janus was huisschilder en in dienst van de firma Baijens. Door en Jans van den Broek hadden een tabakszaak in de buurt van de verfhandel van Jan Baijens. Vincent gaf aan Jans een aquarel van de Genneper watermolen, wellicht in ruil voor tabak.78
Driek (Hendrikus) van Gardingen (18401930)
34 Het Korenstraatje waar familie Van den Broek woonde archief T. de Brouwer
De edelsmid en kunsthandelaar Driek van Gardingen had een winkel in kerkartikelen in de Volderstraat.79 Hij werd door Dimmen Gestel genoemd in zijn memoires in het Eindhovens Dagblad van 10 oktober 1930 als één van de Eindhovense contacten van Vincent. Van Gardingen had de leiding over de afdeling handtekenen van de tekenschool op de Markt in Eindhoven. Enkele Eindhovense onderzoekers menen in de schets Kop van een man Driek te herkennen.80 Daarvoor is tot nu toe echter geen steekhoudend bewijs geleverd.81 Of Vincent de man echt heeft gekend blijft in het vage. Als hij al bekend was met de tekenschool die de edelsmid runde aan de markt, dan had hij er weinig mee op. Want al in het najaar van 1884 maakte hij plannen om in ‘s-Hertogenbosch lessen te gaan volgen van de Duitse beeldhouwer Johan Theodore Stracké, die in die stad op dat moment directeur was van de tekenacademie.82
35 Van Gogh, Kop van een man, 1884-85 (SB1,99/JH 636), pen en inkt op papier, 12,4 x 7,3 cm, coll. V.v.Goghstichting, VGM Amsterdam
36 De Markt van Eindhoven met in het midden de tekenschool, archief T. de Brouwer
23
Eef (Everard Hubert) Stoot (1848 – 1917) In een brief van Joseph van der Harten aan Albert Plasschaert uit 1912 schreef deze over Vincent: “Hij exposeerde een enkel keer in een hôtel restaurant aan ’t station(Stoot). Deze en ook voornoemde Kerssemakers zullen U beter kunnen inlichten over het verblijf van den Hr Gogh in Nuenen en zijn bezoeken aan Eindhoven.”83 De naam tussen haakjes is een verwijzing naar Eef Stoot.84 Die was inderdaad de uitbater van een restaurant schuin tegenover het Eindhovense station, maar pas vanaf 1889. In de jaren 1884 en 1885 runde de heer Ver37 Everard Hubert Stoot heijen de zaak. Eef Stoot was in 1883 in Eindhoven komen wonen. Naast Gemeentearchief Venlo boekhouder was hij een niet onverdienstelijk tekenaar: Hij had een tekenopleiding gehad en had als hobbyist ontwerptekeningen gemaakt voor de carnavalsvereniging in Venlo waar hij geboren was. Stoot werd in 1887 samen met zijn vrouw exploitant van het koffiehuis van het Eindhovens Mannenkoor aan de Begijnenstraat D405.85 Bij de start van de NV Philips in 1891 werd hij hoofdboekhouder en de eerste reclametekenaar bij deze firma. Het is opmerkelijk dat Van der Harten Plasschaert voor meer informatie over Vincent naar Stoot verwees. Vincent schreef zelf nergens over een contact met deze boekhouder en ook uit de overlevering blijkt geen verband. Van der Harten kon zich natuurlijk vergissen, hij putte immers ruim vijfentwintig jaar later uit zijn herinnering. Of Vincent exposeerde bij Verheijen is niet bekend. Het restaurant dat Stoot na Vincents vertrek uit Nuenen runde, werd een plaats van samenkomst voor Eindhovense fabrikanten en middenstanders, de gebroeders Gerard en Anton Philips vertoefden er veelvuldig en graag. Als uitbater organiseerde hij kunstexposities zoals bijvoorbeeld van Anton Kerssemakers in april 1893.
38 Stationsplein rond 1900 met links Restaurant Stoot, archief T. de Brouwer
24
Klaas Verlaan (1863-1948) Klaas Verlaan was geboren in Zaandam en liet zich op 25 maart 1884 inschrijven bij de familie Gestel. Hij was lithograaf van beroep en werkte als zodanig bij drukkerij Gestel. Uit de verhalen van Dimmen is bekend, dat hij samen met zijn broer en een lithograaf Vincent in Nuenen bezocht.86 Dat was hoogstwaarschijnlijk Klaas Verlaan. Dan is het ook deze lithograaf die Vincent in het bedrijf ontmoette en met wie hij in april 1885 samen de litho van De aardappeleters maakte.87 Aan het eind van de zomer verliet Verlaan Eindhoven.
39 Klaas Verlaan archief Nederlands Steendrukmuseum
40 Rechts op de hoek apotheek Vrijman, archief T. de Brouwer
Hendrikus Vrijman (1825-1897) Hendrikus Vrijman was een oude apotheker die een zaak had op de hoek van de Rechtestraat en de Vrijstraat. Kerssemakers herinnerde zich dat Vincent eens vertelde dat hij op een tochtje met Van Rappard bij de apotheker langs ging en vroeg of ze Copahu Balsem met terpentijn konden aanlengen.88 De apotheker, die dacht dat ze één of andere venerische ziekte hadden opgelopen, zou tegen Vincent gezegd hebben: “moet ge uw donder dan nog meer kapot maken”.89 Dit tot groot plezier van de twee vrienden.
25
Hein (Henricus) van der Zande (1820-1903) Van der Zande was organist en dirigent en had een docententopleiding gehad. Hij woonde aan de Volderstraat (nu de Demer). Vincent nam pianolessen bij hem om te onderzoeken in hoeverre tonen en kleuren met elkaar in verband staan. Kerssemakers herinnerde zich: “… want daar Van Gogh onder de les steeds de tonen der piano zat te vergelijken met Pruisisch blauw en donker groen of donkere oker tot helder cadmium, dacht de goede man, dat hij met een krankzinnige te doen had, en werd zoo bang van hem, dat hij het lesgeven staakte.”90 Dimmen Gestel vertelde aan Benno Stokvis een iets ander verhaal. Vincent zou met de pianolessen gestopt zijn “om zijn schilderkunst niet van een deel van zijn aandacht te beroven.”91 Hij memoreerde de organist van de St. Catharinakerk ook in het Eindhovens Dagblad van 10 oktober 1930. Vincent noemde zelf de pianoleraar niet, maar schreef wel in een latere brief aan Theo vanuit Arles: “Maar ik, ik ben nog zoals ik was in Nuenen, toen ik een vergeefse poging heb gedaan om muziek te leren – toen al – zozeer voelde ik de verbanden die bestaan tussen onze kleuren en de muziek van Wagner.”92 41 Hein van der Zande archief K. Vermeeren, RHC
26
Eindhovense onderwerpen
42 Van Gogh, Loods nabij het station Eindhoven, 1885, (F67a/JH802), olieverf op doek, 13,5 x 24 cm, privécollectie
43 Loods Station Eindhoven, archief K. Vermeeren, RHC
27
Van een schilderijtje en een aquarel is zeker dat ze in Eindhoven zijn gemaakt: Loods nabij het station Eindhoven, een kleine geschilderde studie die Vincent aan zijn vriend Anton Kerssemakers gaf, en Een zondag in Eindhoven.
44 Van Gogh, Een zondag in Eindhoven, 1885 (F 1348/JH 958), aquarel, coll. V.v.Goghstichting, Van Gogh Museum Amsterdam
45 Het station van Eindhoven, ca. 1900, archief T. de Brouwer
28
46 Het oude station van Eindhoven dat dienst deed van 1866 tot 1916, gefotografeerd omstreeks 1900, Eindhoven in beeld
Over de schets Wandelaars is in het verleden nogal wat onenigheid geweest. Het werk werd in Den Haag, Drenthe, Nuenen en Antwerpen geplaatst.93 Het is een wat vaag en onhandig schetsje, waarbij de kerk en de molen op vreemde wijze een zelfde maat krijgen. Toch zou je in de dubbele toren de St. Catharinakerk kunnen herkennen. Vergelijkbare torens zien we op een tekening van een Wandelend paar in een Nuenens schetsboek van Vincent.94 Uit zijn Nuenense periode zijn twee schetsboekjes bewaard gebleven.95 Het eerste is volledig in Nuenen en omgeving tot stand gekomen. Op pagina 35 tekende Vincent in potlood de Sint Catharinakerk in Eindhoven, op pagina 124 Het Waaggebouw (postkantoor/tekenschool).
47 Van Gogh, Wandelaars, 1885 (F1093/JH965) krijt, privécollectie
48 Van Gogh, Wandelend paar, 1884-85 (SB1,25/F1338/JH964), galnoot inkt en pen, 12,4 x 7,3 cm, privécollectie
29
49 St. Catharinakerk Eindhoven, archief T. de Brouwer 50 Van Gogh, St. Catharinakerk, 1884-85(JH 606/SB1,35), pen, 12,4 x 7,3 cm, coll. V.v.Goghstichting, Van Gogh Museum Amsterdam
51 De tekenschool, archief T. de Brouwer
52 Van Gogh, Het waaggebouw (postkantoor/tekenschool), Eindhoven,1884-85 (SB1,124), pen, 12,4 x 7,3 cm, coll. V.v.Goghstichting, Van Gogh Museum Amsterdam
30
Niet alleen in Eindhoven maar ook in de dorpen erom heen tekende Vincent in zijn schetsboek. Door de gemeentelijke herindeling is Tongelre tegenwoordig Gemeente Eindhoven en kan een schetsboekpagina met daarop een tekening van de voormalige St. Martinuskerk te Tongelre als een Eindhovens onderwerp gezien worden.98
54 De kerk van Tongelre, archief T. de Brouwer
53 Van Gogh, De kerk van Tongelre, 1884-85 (SB1,5/ JH 640), pen en lithografisch krijt, 12,4 x 7,3 cm, coll. V.v.Goghstichting, Van Gogh Museum Amsterdam
31
De watermolens Vincent was enorm gecharmeerd van de oude watermolens in de omgeving van Nuenen. Hij schilderde er drie: de molen van Opwetten, de Collse molen en de Genneper molen. De laatste twee liggen sinds de gemeentelijke herindeling van 1920 en de grenscorrectie van 1972 op Eindhovens grondgebied. De Genneper molen, ook wel eens Gestelse molen genoemd, herkennen we in drie werken: de olieverfdoeken Watermolen van Gennep en De molenraderen van de Genneper molen en in de aquarel Watermolen in Gennep.
55 Van Gogh, Watermolen van Gennep, 1884 (F125/JH 525), olieverf op doek op paneel, 87 x 151 cm, coll. Museum Thyssen-Bornemisza, Madrid
56 Van Gogh, Watermolen in Gennep, 1884 (F1144a/JH523), aquarel, 30,5 x 46,5 cm, privécollectie, verblijfplaats onbekend
Vincent werkte in het najaar van 1884 aan de watermolen aan de Dommel, die zo’n 8 kilometer verwijderd was van Nuenen en die men nu ten zuiden van Eindhoven kan vinden aan de Genneperweg. Aan Theo schreef hij op 14 november 1884: “Dezer dagen ben ik ondanks het hier vrij terdeeg vriest nog buiten aan ’t werk aan een nogal groote studie (meer dan 1 meter) van een ouden watermolen te Gennep, aan den anderen kant van Eindhoven. Ik wil dat geheel buiten afwerken – maar ’t zal ook wel ’t laatste zijn dat ik dit jaar buiten schilder.”99 Later maakte hij nog een aquarel naar dit werk, die hij – vermoedelijk in ruil voor tabak – aan Jans van den Broek gaf.100 Tot ergernis van Willem van de Wakker hing zij het boven de kachel op de schoorsteenmantel waardoor het werk beschadigd raakte.101
32
57 Genneper watermolen omstreeks 1880 archief T. de Brouwer
58 Van Gogh, De molenraderen van de Genneper molen, nov.- dec. 1884, (F46/JH 53), olieverf op doek, 60 x 58,5 cm Instituut Collectie Nederland in bruikleen Het Noordbrabants Museum, ‘s-Hertogenbosch
33
Een geschilderde detailstudie De molenraderen van de Genneper molen ging waarschijnlijk vooraf aan het grote schilderij. Omdat na voltooiing van dat grote doek de kou het hem onmogelijk maakte nog buiten te werken.102 Er is een vierde werk bekend, dat in de eerste oeuvrecatalogus werd vermeld, maar later door diverse kenners op stilistische kenmerken is afgewezen.103
59 Watermolen te Gennep, voorheen bekend als F47
Vincents vriend Kerssemakers schilderde ook de Genneper Molen. Volgens Vincent hebben ze elkaar zelfs bij die molen leren kennen: “Gisteren bragt ik juist ’t huis die studie van den watermolen te Gennep, waar ik met pleizier aan heb gewerkt – en die me te Eindhoven een nieuwe kennis bezorgd heeft die met alle geweld wil leeren schilderen en bij wie ik een bezoek gebragt heb en we toen zamen op slag zijn begonnen.”104 Kerssemakers beweerde dat ze door de verfhandel met elkaar in contact gekomen waren. Hij was wel aanwezig bij de totstandkoming van het grote doek van de Genneper molen, die door hem stelselmatig ‘de watermolen in Gestel’ werd genoemd.105
60 Kerssemakers, Watermolen van Gennep, 1884, coll. V.v.Goghstichting, Van Gogh Museum Amsterdam
34
De Collse watermolen lag destijds dichtbij het station van Eeneind aan de Geldropscheweg.106 Vincent beschreef de molen in een brief aan de schilder Anthon van Rappard van 29 mei 1884: “Sedert Uw vertrek heb ik gewerkt aan een Watermolen – die waar ik naar vroeg in dat herbergje aan ’t station waar we zaten te praten met dien man van wien ik U vertelde dat hij scheen te laboreeren aan een chronisch gebrek aan kleingeld in zijn zak.– ’t Is een dito geval als de twee andere watermolens die we zamen bezochten doch met twee roode daken en dat men vlak van voren ziet – met populieren er om heen.”107 Vincent doelde in dit schrijven op het schilderij Collse watermolen.108
61 Van Gogh, Collse watermolen, 1884 (F 48a/JH 488), olieverf op doek op board, 57,5 x 78 cm, privécollectie
62 De Collse watermolen, archief T. de Brouwer
35
Het belang van Eindhoven voor Vincent Na het isolement in Drenthe, waar Vincent het nog geen drie maanden uit hield, was Nuenen een verademing. De stad Eindhoven was voor Vincent daarbij van levensbelang. Hier kon hij zijn inkopen doen en had hij zijn contacten met kunstminners en kunstenaars. Zoals we hebben gezien waren er dat behoorlijk wat. Deze marktplaats op loopafstand van het dorp waar hij woonde en werkte, maakte het hem mogelijk zich twee jaar lang bezig te houden met dat wat hij het liefste deed: het tekenen en het schilderen van het boerenleven. Maar Vincent had een onrustig temperament en bleef nergens langer dan een paar jaar. In november 1885 schreef hij aan Theo: “… ik moet kiezen tusschen een werkplaats zonder werk hier en werk zonder werkplaats daar.”109 Vincent had het plan opgevat om naar Antwerpen te verhuizen om daar een cursus te volgen aan de kunstacademie. Het werken in Nuenen was hem onmogelijk geworden omdat de pastoor zijn parochianen verbood om nog model te zitten voor de schilder en voor het landschap was het te koud: “Op ’t oogenblik zit ik hier een beetje vast met het werk. Het vriest stevig zoo dat het buitenwerken niet meer gaat. Model nemen is beter ik kortaf niet meer doe zoolang ik in dit huis woon …”110 De contacten met de Eindhovense amateurschilders die hem aanvankelijk zo hadden geënthousiasmeerd, bleken uiteindelijk niet langer bevredigend voor Vincent: “Want het is soms verdomd hard uit de schilderijen en de schilderwereld geheel uit te zijn en van anderen niets te merken”, schreef hij als één van de vele argumenten om naar Antwerpen te verkassen.111 Hij had eerder in november al aan zijn broer geschreven dat hij zes adressen van kunsthandelaren had verzameld die hij in Antwerpen wilde bezoeken. En de lessen die hij zijn vrienden in Eindhoven had gegeven hadden hem voldoende vertrouwen gegeven om Theo voor te stellen dat hij in Antwerpen wellicht les kon gaan geven: “Op die kennissen van me in Eindhoven heb ik daar proeven mee genomen die ik zou durven herhalen.”112 Hij zou het uiteindelijk niet doen. De periode in Nuenen maakte Vincent een belangrijke ontwikkeling door als kunstenaar. Gezien de verhalen van o.a. Kerssmakers over het vermengen van terpentijn met Copahubalsem, en de wat bizarre herinnering van Dimmen Gestel dat Vincent lithografisch inkt door zijn verf mengde, kunnen we ervan uit gaan dat Vincent ook in zijn Nuenense periode experimenteerde met zijn materialen en technieken. Hij was hier al druk doende ervoor te zorgen dat de kleuren in zijn doeken hun helderheid behielden. Hij hield zich zelfs een tijdje bezig met muziek om relaties tussen kleuren en klanken te onderzoeken. (Een onderzoek waarmee Kandinsky vele jaren later beroemd zou worden). Ook de wijze waarop hij de litho van De aardappeleters maakte ging in tegen alles wat de academisch geschoolde Dimmen Gestel en de lithograaf van de firma hadden geleerd. Voor Vincent was vernieuwing belangrijker dan goede smaak. Zijn Eindhovense leerlingen konden hem in dat onderzoek echter niet volgen, voor hen leidde zijn experimenteerdrift slechts tot sterke verhalen.
63 Van Gogh, Vleermuis, 1885 F177, olieverf op doek, 41 x 79 cm coll. V.v.Goghstichting, Van Gogh Museum Amsterdam
36
Vincent kreeg het schilderen goed onder de knie in deze periode en uiteindelijk maakte hij zijn eerste meesterwerk De aardappeleters. De talloze werken die hij in de twee Nuenense jaren maakte zijn over de wereld verspreid geraakt en ook enkele van de werken met Eindhovense onderwerpen zijn in de collectie van aanzienlijke musea terecht gekomen zoals het beroemde Museum ThyssenBornemisza in Madrid. 112 Twee werken van Vincent, één uit de tijd in Nuenen en één uit Parijs, vonden hun weg naar een bekende Eindhovense collectie, de verzameling van Anton Philips: Vleermuis en een Stilleven met akkerbloemen en rozen. In 1954 en 1956 werden in het Van Abbemuseum tentoonstellingen ingericht met werken van de beroemde schilder.
Ton de Brouwer Rebecca Nelemans
64 Van Gogh, Stilleven met akkerbloemen en rozen, 1886-1887, (F278/ JH1103), olieverf op doek, 100 x 80 cm, coll. Kröller-Müller Museum, Otterlo
37
Colofon: Research & tekst:
Ton de Brouwer & Rebecca Nelemans
Redactie:
Hans Luijten, Louis van Tilborgh en Teio Meedendorp, Van Gogh Museum Amsterdam, Ron Dirven, Van GoghHuis Zundert, Maureen Trappeniers, Het Noordbrabants Museum ’s-Hertogenbosch
Tekstredactie:
Hans Luijten en Louis van Tilborgh, Van Gogh Museum Amsterdam, Ron Dirven, Van GoghHuis Zundert, Maureen Trappeniers, Het Noordbrabants Museum ’s-Hertogenbosch
Beeldredactie:
Ton de Brouwer, Rebecca Nelemans
Productie:
VanGoghBrabant op verzoek van Gemeente Eindhoven
Opmaak:
Valt het Op? grafische vormgeving
©VanGoghBrabant, Ton de Brouwer en Rebecca Nelemans, Januari 2013
38
F
EINDHOVEN
WOENSEL
D
1
A
g onswe
Stati
delaan
2
A
6
14
9 Markt
raa t
ijk
Vri jst
15
td Ves
C
7
11
10
Re
at
at
N
8 Willemstra
t
aa
str
w ieu
Emm asin
ge l
5
21
TONGELRE
elstra
Domm
3 4
22
Nachtegaallaan
lein Stationsp
Mathil
23
16
ch
traat
at
tra
tes
Kanaals
at tra Ke
t
B
18
k
traa
17
dij
sts
ht
rac
Gee
st Ve
19
rsg
Stra
tum
Kle
d
n
td Ves
laa
ijs
rad
e
Grot
Berg
sein
Pa
ine
Ber
g
lige
rks
ize
Ke
Hei
at
tra
ss
rit
ijk
au
M
20
E
weg
opse
Geldr
GASTEL
Gem. Eindhoven (1884/1885)
Gestel
1 Station Eindhoven 2 Hotel Verheijen/Stoot 3 A. Kerssemakers 4 H. van Gardingen 5 H. van der zande 6 P. van Bemmel 7 A. van der Loo 8 H. Vrijman 9 Tekenschool 10 J. van der Harten 11 J. Baijens 12 Fam. Van den Broek 13 W. van de Wakker 14 Fa. Gestel 15 Apollo’s Lust 16 K. Verlaan 17 Eindhovens Mannenkoor 18 St. Catharinakerk 19 A. Hermans
20
STRATUM
Genneper watermolen
Tongelre 21 22
De Planken Opkamer St. Martinuskerk
Gem. Nuenen (1884/1885) 23
Collse watermolen
Werken A F67a/JH602 F1348/JH958 B SB1,35/JH606 C SB1,124/JH638 D SB1,5/JH640 E F125/JH525 F144a/JH523 F46/JH53 F F48a/JH488
39
Afkortingen geciteerde literatuur en archieven: Brieven: Leo Jansen, Hans Luijten, Nienke Bakker, Vincent van Gogh – De Brieven, Van Gogh Museum Amsterdam, 2009. De nummers in de noten verwijzen naar de nummering van de webeditie: http://www.vangoghletters.org De Amsterdammer 1912: Anton Kerssemakers, “Herinneringen aan Vincent van Gogh”, De groene Amsterdammer, 14 april 1912 De Brouwer 1984: Ton de Brouwer, Van Gogh en Nuenen, Uitgeverij van Spijk B.V., Venlo, 1984 De Drijehornickels 7-1, 1998: Tjeu Hermans en Jack van Hoek, ‘Wanneer arriveerde Vincent van Gogh in Nuenen? Een reis van Veenoord naar Nuenen in December 1883’, De Drijehornickels, Heemkundekring Nuenen 7-1 (1998), pp. 69 Eindhovens Dagblad 1930: Dimmen Gestel, ‘Vincent van Gogh en eenige persoonlijke herinneringen aan hem’, Eindhovens Dagblad, 10 oktober 1930. Opnieuw verschenen in Verzamelde brieven van Vincent van Gogh, Wereldbibliotheek Antwerpen, Amsterdam 1953, p. 90-91 Eindhovens Dagblad 2013: Rob Schoonen, ‘Nieuwe kennis Van Gogh’, Eindhovens Dagblad, 26 januari 2013 ’t Gruun Buukske 19, 1990: Jack van Hoek, ’Eindhoven en Vincent van Gogh’, en ’Een veertiende werk door Van Gogh in Eindhoven gemaakt’, ’t Gruun Buukske 19 (1990), p. 64-67 en p. 133-135, Heemkundige studiekring Kempenland, Eindhoven; ’t Gruun Buukske 24-3, 1995: Jack van Hoek, ‘Vincent van Gogh, de Collse heks en het rouwboerke’, ’t Gruun Buukske 24-3 (1995), pp. 98-101, heemkundige studiekring Kempenland, Eindhoven; Hermans en Van Hoek: Tjeu Hermans en Jack van Hoek, ‘Wanneer arriveerde Vincent van Gogh in Nuenen? Een reis van Veenoord naar Nuenen in December 1883’, De Drijehornickels, Heemkundekring Nuenen 7-1 (1998), pp. 69 Van Hoek 2003: Jack van Hoek, Ik voel mij thuis daar, 2003, heemkundekring De Drijehornick, Nuenen; Hulsker 1977: Jan Hulsker, Van Gogh en zijn weg. Al zijn schilderijen en tekeningen in hun samenhang en ontwikkeling, Amsterdam 1977 Hulsker 1996: Jan Hulsker, The new complete Van Gogh. Paintings, drawings, sketches. Revised and enlarged edition of the catalogue raisonné of the works of Vincent van Gogh, Amsterdam en Philadelphia 1996 De La Faille 1928: J.-B. de la Faille, Catalogue raissonnée, Amsterdam, 1928 De La Faille 1970: J.-B. de la Faille, The works of Vincent van Gogh. His paintings and drawings, Amsterdam 1970 Museumjournaal 13, 1968: Annet Tellegen, De watermolens van Vincent van Gogh (Van gogh publikaties (2)), Museumjournaal 13, 1968. P. 117-122 Nagelkerke en Van der Sommen 2012: Peter Nagelkerke & Willem van der Sommen, Van Gogh & Eindhoven, 2012, Eindhoven en www.peternagelkerke.nl over Vincent van Gogh Nelemans 2012: R. Nelemans, Van Gogh & Brabant, 2012, Scriptum Art Books, Schiedam/VanGoghBrabant Stokvis 1926: Benno Stokvis, Nasporingen omtrent Vincent van Gogh in Brabant, Amsterdam, 1926 Stokvis 1927: Benno Stokvis, Nieuwe nasporingen omtrent Vincent van Gogh in Brabant, Amsterdam, 1927 Van Tilborgh en Vellekoop 1999: Louis van Tilborgh en Marije Vellekoop, Vincent van Gogh paintings 1, Dutch period 1881-1885, 1999, Van Gogh Museum, Amsterdam and Blaricum Tralbaut 1959: Mark Edo Tralbaut, Vincent van Gogh in Drenthe, Assen 1959 De Toerist juni 1955: M.E. Tralbaut, ‘In Van Goghs voetspoor te Nunen en omgeving III’, De Toerist, Antwerpen juni 1955, p. 372-384 Van der Wolk 1987: Johannes van der Wolk, The seven sketchbooks of Vincent van Gogh, A facsimile edition. Amsterdam 1987; Vervoorn 2011: Aat Vervoorn, Het Nederlands Steendrukmuseum, Valkenswaard, 1911 VGM: Archief Van Gogh Museum
40
Noten De Brouwer 1984, p. 16 en De Drijehornickels 7-1, 1998; Brieven 408; 3 Uit de herinneringen van Willem van de Wakker, in: Stokvis 1927; 4 Willem van de Wakker in: Stokvis 1927; 5 Brieven 469; 6 Brieven 473; 7 Terwijl hij een paar maanden eerder zelf nog had voorgesteld om in ’s-Hertogenbosch te gaan wonen om daar aan de tekenacademie les te nemen (Brieven 465); 8 Brieven 462: “Nog iets – als ge komt, kom dan over Eindhoven, mij schrijvende met welken trein – ik ontmoet U dan aan het station Eindhoven. Dan gaan wij zamen naar dien man voor wie ik die decoratie maak – de 6 doeken waar ’k U reeds over schreef.–Die liefhebber is nu ze aan ’t copieeren en ze zijn alle 6 bij hem.– Hij is een heel aardige kerel, van zijn beroep goudsmid en drijver in koper & metaal voor kerksieraden &c. Me dunkt als gij op een morgen vroeg uit Utrecht gaat, zijt ge zoo wat vóór of na 12 te Eindhoven. Dan was ’t net ’t beste moment om zamen daar heen te gaan en tegen den avond met den trein of te voet naar Nuenen.”; 9 Stokvis 1926; 10 Brieven 469; 11 VGM: Briefwisseling Albert Plasschaert met diverse Eindhovense kennissen (b3032, b3033, b3034, b3037, b3038, b3039, b3040 en b3042); 12 Stokvis 1926 en 1927; 13 De Brouwer 1984; 14 O.a.:’t Gruun Buukske 19, 1990, ’t Gruun Buukske 24-3, 1995, De Drijehornickels, 1998 en Van Hoek 2003; 15 Nagelkerke en Van der Sommen 2012; 16 Nelemans 2012; 17 Brieven; 18 Brieven 478; 19 Ook wel Regtestraat genoemd. Nu nr. 18; 20 Johannes(Jan) Baijens (1838 – 1914); 21 De Amsterdammer 1912; 22 De Amsterdammer 1912; 23 Brieven 463; 24 Vervoorn 2011; 25 VGM: b3037; 26 VGM: correspondentie Dimmen Gestel aan Albert Plasschaert: b3037 ongedateerde brief uit ca. 1912, b3033 een briefkaart van 18 mei 1912, b3034 een briefkaart van 6 juni 1912, b3040 een brief van 13 juli 1912, b3039 een brief van 29 juli 1912; en Eindhovens Dagblad 1930; 27 Bijvoorbeeld de litho van De aardappeleters, waarover Dimmen uitgebreid schrijft, werd door Vincent in april 1885 gemaakt. Het is niet helemaal duidelijk wanneer Dimmen Vincent leerde kennen. Waarschijnlijk pas in de zomer van 1885; 28 Vincent gebruikte in die tijd nauwelijks lithografische inkt en het mengen van drukinkt door de verf wordt door onderzoekers van het Van Gogh Museum zeer in twijfel getrokken; 29 Brieven 493; 30 VGM: b3040; 31 Brieven 493; 32 Het Steendrukmuseum onderzoekt een aantal afdrukken die bij de firma Gestel gemaakt zijn. Resultaten van dit onderzoek verschijnen in de loop van 2013; 33VGM: b3039; 34 Eindhovens Dagblad 1930; 35 Brieven(briefkaart) 511; 36 VGM: b3032 een brief van Joseph van der Harten aan Albert Plasschaert van 11 mei 1912; 37 Zie: Everard Stoot, p. 22; 38 district C, nr. 384c – nu nr. 15; 1
2
41
De Meijerij is het gebied tussen de steden Tilburg, Eindhoven, ’s-Hertogenbosch en Waalwijk. Met de Maas als de noordelijke grens; 40 hij refereert hier aan briefschets van Korenoogst; 41 zie schetsen F1143, F1142, F42, JH508, F1141 en F1144; 42 Brieven 453; 43 Deze schetsen zijn verloren gegaan, of overschilderd. Slechts de herder is bekend als F42; 44 Brieven 454; 45 VGM: b2256 een brief van Theodorus van Gogh aan Theo van Gogh, 22 augustus 1884; 46 VGM: b2258 een brief van Theodorus van Gogh aan Theo van Gogh,27 oktober 1884; 47 Brieven 462; 48 Hermans wordt in zes brieven met naam genoemd: 458, 463, 465, 466, 470 en 471. In meerdere brieven wordt Hermans bedoeld, maar niet met naam genoemd; 49 Brieven 471; 50 F52/JH535, F58/JH531, F64/JH537 en F178r/JH528. Zie ook Van Tilborgh en Vellekoop 1999; 51 JH 0606, Catharinakerk te Eindhoven, 1885; 52 Kerssemakers staat in het bevolkingsregister van 1889 beschreven als tabakshandelaar; 53 Korte Dijk wordt later gewijzigd in Paralleleweg; 54 Brieven 470; 55 Brieven 471; 56 Brieven 478; 57 Brieven 491, 498, 511; 58 Brieven 518. In totaal zijn der drie brieven (478,498,518) en twee briefkaarten (491,511) van Vincent aan Kerssemakers bewaard gebleven; 59 VGM: b3037, een brief van Dimmen Gestel aan Albert Plasschaert; 60 Zie fig. 4; 61 De Amsterdammer 1912; 62 Brieven 497; 63 De Amsterdammer 1912 en VGM: b3038, brief van Anton Kerssemakers aan Albert Plasschaert, Eindhoven, 27 August 1912; 64 VGM: b3038, brief van Anton Kerssemakers aan Albert Plasschaert, Eindhoven, 27 August 1912; 65 Tegenwoordig Vestdijk, zie ook: www.peternagelkerke.nl/pages/sub/72763/Apollo_s_Lust.html; 66 F44, Herfstlandschap met vier bomen, november 1885, olie op doek. Collectie Kröller-Müller Museum; 67 Brieven 423 en 424; 68 Brieven 426; 69 Dokter Henricus Johannes de Mol was de dienstdoende arts in Nuenen van 1876 tot 1894, hij woonde in Lieshout. Nuenen kreeg pas in 1897 een eigen huisarts: dokter J. Raupp (Ongepubliceerde research Ton de Brouwer, 2005); 70 Brieven 456; 71 Brieven 541; 72 Brieven 550; 73 Stokvis 1927; 74 Brieven 511; 75 Stokvis 1927; 76 Naifeh & Smith, hoofdstuk 25, noot 236 op http://vangoghbiography.com/notes.php; 77 Nu de Jan van Hooffstraat; 78 Het gaat hier om F1144. Zie ook: De Telegraaf, 3 juli 1969 en Brieven 469 noot 2 en de memoires van Willem van de Wakker in Stokvis 1927; 79 thans Demer; 80 (SB1/99) uit het Nuenense schetsboek van Vincent; 81 Jack van Hoek herkende in dit werk Van Gardingen. Deze Eindhovense heemkundige meende Eindhovense mensen en plekken te herkennen, ook in schetsboeken uit de Antwerpse en Parijse tijd. Die identificaties zijn niet altijd hard te maken. Soms lijkt wenselijkheid de overhand te krijgen op feitenmateriaal. In het geval van F SB 1/25 moeten we hem echter gelijk geven: het zou hier inderdaad heel goed om Eindhovense stadsgezichten kunnen gaan, het werk F 1093 blijft een twijfelgeval; 82 Brieven 465; 39
42
VGM: b3032, brief van Joseph van der Harten aan Albert Plasschaert van 11 mei 1912; Eindhovens Dagblad 26 januari 2013; 85 tegenwoordig Stratumseind 23; 86 VGM b3039, brief van Dimmen Gestel aan Albert Plasschaert van 29 juli 1912; 87 In de schetsboeken uit Antwerpen en Parijs tekende Vincent een man met een zogenaamde lithografenpet. Deze man werd wel eens voor Verlaan aangezien. Daar het schetsboek verder enkel tekeningen bevat uit de periodes in Antwerpen en Parijs, lijkt dat niet waarschijnlijk. Zie ook Van der Wolk 1987; 88 Copahu Balsem heeft een geneeskrachtige werking maar wordt ook gebruikt als grondstof voor Kopal, een hars die in lakken en vernissen wordt verwerkt. Vincent experimenteerde er blijkbaar mee; . 89 VGM: b3038, brief van Anton Kerssemakers aan Albert Plasschaert, Eindhoven, 27 August 1912; 90 De Amsterdammer 1912; 91 Stokvis 1926; 92 Brieven 683; 93 Jacob Baart de La Faille schreef het werk in 1928 toe aan Den Haag (De la Faille 1928), later aan Vincents Antwerpse periode (De la Faille 1970). Marc Tralbaut meende er in zijn schrijven Drenthe in te herkennen (Tralbaut 1959) en Jan Hulsker beschreef de schets in 1977 als een Antwerps en later in 1996 als een Nuenens werk (Hulsker 1977 en 1996): Teio Meedendorp, die momenteel voor het Van Gogh Museum de topografische plaatsing van de werken onderzoekt, noemt het in een email aan Rebecca Nelemans van 14 december 2012 een merkwaardige voorstelling waarvan hij in ieder geval geen Eindhoven zou maken; 94 Wandelend paar F1338/JH 964 of SB1/25), februari 1885, galnoot inkt op papier, pagina uit Schetsboek (SB1/25), Van Gogh Museum Amsterdam; 95 Van der Wolk 1987; 96 Schetsboek 1/35 of JH 606, februari 1885, potlood op papier, pagina uit Schetsboek (SB1/35), Van Gogh Museum Amsterdam; 97 Schetsboek 1/124 of F 638, februari 1885, potlood op papier, pagina uit Schetsboek (SB1/124), Van Gogh Museum Amsterdam; 98 SB1/5 /JH 640, Februari 1885, potlood en lithografisch krijt op paper, pagina uit Schetsboek (SB1/5), Van Gogh Museum Amsterdam; 99 Brieven 469; 100 De Telegraaf, 3 juli 1969 en Brieven 469 noot 2; 101 Stokvis 1927; 102 Museumjournaal 13, 1968; 103 De Toerist juni 1955 en Museumjournaal 13, 1968; 104 Brieven 470; 105 De Amsterdammer 1912; 106 Tegenwoordig Collse weg; 107 Brieven 448; 108 Van Gogh, Collse watermolen (F48a/ JH 448), mei 1884, olieverf op doek op board, 57,5 x 78 cm, privécollectie; 109 Brieven 543; 110 Brieven 452; 111 Brieven 452; 112 Brieven 452; 113 Van Gogh, Watermolen van Gennep, 1884, F125/JH525; 83
84
43