Een mislukte greep naar macht Jelle Haemers over Vlaamse Opstand tegen Maximiliaan In stripverhalen die zich in de middeleeuwen situeren, wordt in bossen, straten en kastelen vaak om de tien à vijftien prentjes bloedig en meestal op leven en dood gevochten. Stierven mensen toen eigenlijk nog wel een natuurlijke dood, vraag ik me dan af, of werd Bibliotheek- & archiefgids, 85 (2009) 5
het vege bestaan er doorgaans beslecht met messen, lansen of zwaardere ammunitie? Ik vroeg het aan dr. Jelle Haemers (29), postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit Gent en bekroond met de Frans Van Cauwelaertprijs 2008 voor zijn studie De Vlaamse Opstand (1482-1492). Staatsvorming en stedelijke opstanden in het graafschap Vlaanderen. Waar de middeleeuwer in opstand Laurens De Keyzer is auteur/columnist
[email protected]
komt, vloeit het bloed bij beken, dacht ik. Maar vreemd genoeg verneem je daar in deze studie zo goed als niets over. Kan Jelle Haemers niet tegen bloed?
5
interview Jelle Haemers
“Goed geraden, ik kan inderdaad geen bloed zien. Maar goed ook dat je me dat vraagt. Want dat er zo onwaarschijnlijk veel, blind en bloedig gevochten werd in de middeleeuwen, dat is echt een van de meest vastgeroeste clichés over die tijd – net zoals het cliché over de pracht en praal van toen. Niks van aan. Nu ja, ‘niks’ is overdreven. Maar in de geschiedschrijving en in overgeleverde verhalen en legendes wordt vaak zodanig op het geweld van toen gefocust, dat doorheen die periode in ons collectief geheugen als het ware een groot bloedspoor loopt. Nochtans was er verhoudingsgewijs weinig geweld toen. Nauwelijks onbeschaafde toestanden. En als er geweld was, dan vaak symbolisch.
Maar eigenlijk was mijn belangstelling al veel vroeger gewekt. Ik was veertien, vijftien jaar, en we bezochten in Brugge een grote tentoonstelling rond Hans Memling. Ik herinner me nog hoe ik daar stilstond voor het portret van ene Willem Moreel en dat ik me afvroeg: “Wie was die man, wat dacht hij?” En zie, jaren later liep ik hem weer tegen het lijf. Hij bleek een van de belangrijkste leiders van de Vlaamse Opstand te zijn geweest. En nu staat hij op datzelfde schilderij op de cover van mijn boek. Met naast hem zijn patroonheilige, waarmee hij de wereld duidelijk wilde maken dat hij beschermd werd tegen de bedreigingen waarmee hij toen geconfronteerd werd. Want ook kunst was toen fundamenteel een vorm van communicatie.
Een voorbeeld. Als ontdekt wordt dat een corrupt politicus zijn woning optrekt met stenen die eigendom zijn van de stad, wordt het huis vernield door een troep opstandelingen. Geweld, ja. Maar geen blinde agressie. Dat soort van geweld wil vooral een politieke en ethische boodschap de wereld in sturen. Geweld vormde in die tijd vaak meer een middel van communicatie, het diende om iets uit te drukken, veel meer dan blind gedoe. Opstanden werden zelden of nooit zeer gewelddadig. In de Vlaamse Opstand, de periode die ik nu bestudeerd heb, komt geen enkele grote veldslag voor. Op schermutselingen na, blokkades en zelfs de tijdelijke gevangenneming van Maximiliaan in Brugge, in 1488, werd de strijd hoofdzakelijk op papier uitgevochten.
In essentie draaide het conflict om geld. En dus om macht, en hoe die verdeeld moest worden. De macht was toen zeer geconcentreerd, met name in de persoon en het hof van de regent, Maximiliaan van Oostenrijk, en bij de plaatselijke elites. De opstand kwam er in feite vooral doordat de lokale ambachten onder Maximiliaan op bestuurlijk vlak hun inspraak dreigden te verliezen ten voordele van die elite. Ze wilden hun positie politiek en economisch veiligstellen. De elite had weliswaar meer stemmen dan de corporatieve organisaties, net zoals ook nog in de 19de eeuw de sociale top van de samenleving meer stemmen had dan de gewone man. Maar in de 15de eeuw was inspraak mogelijk, en die zou nu door een verregaande centralisatie van de macht verloren kunnen gaan. Vandaar de opstanden, in Gent, Ieper en Brugge.
Bibliotheek- & archiefgids, 85 (2009) 5
Het is, onder ons gezegd, een slecht bestudeerde periode. In de geschiedschrijving over de 15de eeuw valt bijvoorbeeld op dat steevast periodes gekozen worden die een vorm van legitimatie van België kunnen aandragen. Maar in 1477 breekt integendeel een opstand tegen die centralisatie uit. Een tegenbeweging dus, en dat op zich al vind ik heel boeiend om te bestuderen. Zij die voor stedelijke autonomie opkwamen, grijpen de macht. En dat is nogal uniek in de geschiedenis van de Nederlanden. Daarbij komt nog mijn belangstelling voor Gent, een stad die vaak een haard van verzet tegen de tendens van centralisme was, en voor de geschiedenis van de gewone man – een facet dat trouwens meer en meer op interesse van historici mag rekenen.
6
“
In de andere gewesten van de Nederlanden heeft het graafschap Vlaanderen nooit voldoende steun kunnen verwerven in zijn strijd voor meer stedelijke autonomie. Antwerpen bijvoorbeeld koos de zijde van Maximiliaan. Al bij al begrijpelijk, want als opkomende havenstad had Antwerpen van Maximiliaan een aantal voorrechten gekregen in het nadeel van Brugge – hier speelde dus een economische rivaliteit. De Brusselse ambachten stonden dan weer wél achter Vlaanderen. Ook zij hadden daar uiteraard goede redenen voor. Maar goed, het zou ons te ver leiden als ik alle lijnen van het verhaal uit de doeken zou doen. Want om te snappen hoe de rivaliteiten werkten, moet je de geschiedenis van toen werkelijk stad per stad bestuderen. Wat ik dus gedaan heb.
Keizer Karel had het onzalige idee om massa’s ambachtsarchieven te laten vernietigen. In Gent spreken we dan over de archieven van 53 ambachten, die hij zo politiek monddood wilde maken. .
”
interview Jelle Haemers
Massa’s archieven vernietigd Daarvoor heb ik in hoofdzaak stadsarchieven – rekeningen, boekhouding, noem maar op – en vorstelijke archieven geraadpleegd. Die laatste bleken extra interessant omdat een deel van het hofpersoneel in dit conflict partij koos voor de ambachten. Zo hoor je in het milieu van de elite ook eens een andere klok luiden. Niet enkel de ambachten kwamen dus in opstand. Een deel van de stedelijke elite van Gent en Brugge, onder wie rijke handelaars als Willem Moreel (cf. foto manuscript), volgde de ambachten in hun verzet.
“
Als je een bepaald begrip of een naam intikt in een zoekmachine, vind je alleen wat al ontdekt is. En voor een onderzoeker is dat doorgaans ruim onvoldoende.
Hofarchieven moest ik vooral in Rijsel raadplegen, want dat was toen de administratieve hoofdstad van Vlaanderen. Welk Vlaanderen? Het graafschap Vlaanderen omvatte toen ongeveer het huidige Oost- en West-Vlaanderen, ZeeuwsVlaanderen en Frans-Vlaanderen. In Rijsel spraken ze Frans, ja, maar de correspondentie in de archieven is afwisselend in het Nederlands en het Frans opgesteld, dat hing gewoon af van de taal van de betrokken correspondent. Wat dat betreft was de regel simpel: zolang men elkaar begreep, werd over de taal niet moeilijk gedaan. Lastig om te lezen? Toch niet. Wie voor het eerst met middeleeuws geschrift geconfronteerd wordt, moet natuurlijk wel wennen. Maar men hanteerde toen vaak een soort van standaardgeschrift, makkelijker om te lezen dan bijvoorbeeld mijn eigen geschrift. Dat komt vooral omdat de meeste mensen die konden lezen en schrijven naar dezelfde scholen geweest waren, zodat er veel minder varianten in geschrift opdoken dan bijvoorbeeld vandaag. Nu hanteert iedereen zowat zijn eigen handschrift, maar in die tijd was dat een veel collectiever verhaal. Gelukkig voor ons. Bibliotheek- & archiefgids, 85 (2009) 5
Wij proberen nu nog de resterende sporen van die sociale groep te reconstrueren, zo goed en zo kwaad als het gaat. In Wenen bijvoorbeeld worden nog een aantal Gentse ambachtsarchieven bewaard die door Karel V geconfisqueerd werden en gelukkig niet vernietigd. Dat is heel interessant materiaal omdat het, hoe gekleurd misschien ook, een ander beeld geeft van de geschiedenis dan de versie die gedicteerd en ingekleurd werd door de macht.
Minder gelukkig voor mijn studie over de Vlaamse Opstand is dat Keizer Karel op het onzalige idee is gekomen om massa’s ambachtsarchieven te laten vernietigen. In Gent spreken we dan over de archieven van niet minder dan 53 ambachten. Hij wilde letterlijk het geheugen van de ambachten uitwissen, om ze op die manier politiek monddood te maken. Zo is een schat aan materiaal over een lagere sociale klasse verloren gegaan, een van de oorzaken trouwens waarom later vooral studies gemaakt zijn die exclusief handelen over de elites en het hof.
”
Internet versus veldwerk Ik heb in archieven al veel nuttige tijd doorgebracht, maar er ook veel tijd verloren. Elk land heeft zo zijn eigen irritante kantjes. Wat in Belgische archieven vooral mankeert, is inventarisatie. Dat is ronduit hachelijk. Om één enkel stuk papier te vinden, moet je vaak verschillende dozen omkeren en uitpluizen. En precies dat materiaal laat men nu links liggen in de informatisering. Jammer. Gelukkig mag je bijvoorbeeld in Gent of Brugge zoveel documenten aanvragen als je wil. In Wenen mag je maar vijf documenten aanvragen per dag, en ze fotograferen mag al helemaal niet. Van tijdverlies gesproken. In Frankrijk word je in de wereld van archivarissen dan weer vaak geconfronteerd met politieke benoemingen. En niet zelden proberen die hun materiaal vooral te beschermen om zichzelf te beschermen, om hun onkunde te verbergen. En zo is er overal wel iets aan de hand. Dan maar googelen? Dat is me wat te simpel. Ik onderschat uiteraard de mogelijkheden van die zoekmachines niet, maar hoe dan ook valt er naast het internet nog bijzonder veel te ontdekken. Of laat ik het zo zeggen: als je een bepaald begrip, een naam of weet ik veel in een zoekmachine intikt, dan vind je alleen de dingen die al ontdekt zijn. En dat is voor een onderzoeker doorgaans ruim onvoldoende. In de Rekenkamer in Rijsel heb ik bij toeval, of beter, bij gezocht toeval, correspondentie ontdekt die me in één klap een heel stuk verder heeft gebracht. Maar opnieuw: die berg papier zal nooit gedigitaliseerd worden, dus is en blijft het dikwijls zoeken naar de naald in de hooiberg.
7
interview Jelle Haemers
Daarnaast gebruik ik ook het internet, natuurlijk. Maar dat gebeurt al bij al toch nogal spaarzaam. Als ik Google gebruik, doe ik dat bijvoorbeeld om een citaat uit de Bijbel te situeren, ik zeg maar iets. Het internet vervangt dus wel enig zoekwerk. Tegenwoordig worden ook collecties gedigitaliseerd, maar men gaat daarbij niet echt systematisch te werk, bijvoorbeeld door alles over een bepaalde periode te bundelen. Wel vertoef ik vaak op websites van bibliotheken, of op een portaalsite die naar alle middeleeuwse bibliotheken voert. Op dergelijke sites laat ik me graag de weg wijzen. Maar precies omdat ik zo gespecialiseerd onderzoek verricht, moét ik ter plekke werken, in de archieven zelf. Internet is voor mij dus vooral een aanzet én een hulpmiddel. Internet is een fantastisch ding, maar ook een verraderlijk ding. Ik ben ook docent aan de universiteit en het valt me meer en meer op: als het niet op het internet staat, dan bestaat het voor veel studenten niet meer. Mede daardoor trekken studenten er veel minder op uit om ter plekke aan veldwerk te doen, in archieven, bibliotheken, documentatiecentra. Daar moet je dus op hameren, dat de echte ontdekkingen nog altijd daar op ontsluiting liggen te wachten. Ook moet je blijven herhalen dat ze zich zeer kritisch moeten opstellen tegenover de informatie op het internet. Wikipedia is een goed voorbeeld. Interessant als aanzet vaak, maar in nogal wat items onvolledig of met foute, gekleurde of in ’t slechtste geval gemanipuleerde informatie. Opletten is dus de boodschap. Kritisch blijven, vergelijken, afwegen.
Belgische evenwichtsoefening Je moet altijd kritisch denken. Los van historische onthullingen en interpretaties is dat misschien wel het belangrijkste wat ik uit mijn eigen onderzoekswerk geleerd heb en waar ik ook mijn studenten blijf op attenderen. Vroeger las ik bijvoorbeeld mijn krant veel volgzamer, of beter, veel onbedachtzamer. Nu niet meer, of toch beduidend minder. Nu ervaar ik elke krant als een bepaalde visie op politiek en maatschappij, hoe genuanceerd die visie eventueel ook mag zijn.
Bibliotheek- & archiefgids, 85 (2009) 5
Ik ga veel behoedzamer om nu met informatie en duiding. Het helpt ook als je informatie en duiding meer gedifferentieerd op je laat afkomen. Daarom bijvoorbeeld lees ik nu
8
naast De Standaard ook Le Soir, al was het maar als Belgische evenwichtsoefening. Dat is interessant, het helpt om ook andere meningen te leren appreciëren. Door kritisch onderzoek naar elementen van macht in de maatschappij, ben ik me in zekere zin subversiever gaan opstellen tegenover gezag. Ook tegenover het gezag van een medium. Ik ben als mens niet veranderd door mijn onderzoek, maar het heeft me wel bedachtzamer, waakzamer, kritischer gemaakt.
Volkspolitiek In groots opgezette tentoonstellingen van middeleeuwse kunst kan ik – behalve over schoonheid – uiteraard iets opsteken over artistieke beïnvloeding tussen bijvoorbeeld Vlaanderen en Italië, over mode en luxe bij de adel en aan het hof, over allerlei geplogenheden van de elite, over de macht en de invloed van de kerk. Maar over het leven van de gewone man leer je daar zo goed als niets. Ook in archieven is het moeilijk om aspecten van het gewone leven te achterhalen. Ze schreven toen alleen maar op wat ze belangrijk vonden voor commercie, politiek, boekhouding, religie – maar ze schreven niet op hoe ze leefden. Vaak trouwens zijn tentoonstellingmakers daar nauwelijks in geïnteresseerd. Daardoor worden we te veel en te eenzijdig opgezadeld met commerciële exposities die de argeloze toeschouwer hoofdzakelijk achterlaten met clichébeelden van die tijd. Tentoonstellingmakers willen uitpakken met pracht en praal, dat maakt indruk, dat lokt toeristen. Maar dat was in die tijden alleen maar weggelegd voor een heel kleine minderheid. Hoe zat het eigenlijk met de gewone man? Hoe leefden en dachten de gewone mensen? Met een tiental wetenschappers gaan we nu in een gezamenlijk internationaal project een serieuze poging ondernemen om de clichébeelden van de middeleeuwen in Brugge onder de loep te nemen en waar nodig aan te passen of te doorbreken. In november van dit jaar organiseren we rond die thematiek een Brits-SpaansFrans-Belgisch congres in Gent. De bedoeling is vooral om uit te zoeken hoe de politieke ‘have-nots’ toch het beleid probeerden te beïnvloeden, een onderzoek naar
interview Jelle Haemers
‘volkspolitiek’, zeg maar, waarin ikzelf en twee collega’s het sociaal-politieke luik voor onze rekening nemen. Mijn doctoraalstudie populariseren? Je hebt gelijk, zoiets zou mede een duwtje kunnen geven om het grote publiek uit enkele clichés los te weken, om eens wat minder de show en wat meer de realiteit van die periode te achterhalen. Dat zou mooi zijn. Maar dat mag ik contractueel niet. Ik bedoel: als ik wil verder werken aan de universiteit – en graag! – dan telt zo’n gepopulariseerd werk gewoon niet mee op mijn palmares. Jammer, maar het is niet anders. Ik word betaald met geld van iedereen, maar ik mag niet schrijven voor iedereen. Gelukkig kan ik dat gemis gedeeltelijk opvangen door lezingen te geven voor gidsen en heemkundige kringen. Via die weg vindt onze onderzoekskennis toch nog zijn weg naar een breder publiek.
‘Goede causen’ Wat de Vlaamse Opstand betreft, die is voor de ambachten op een sisser afgelopen. De veerkracht van de centrale staat bleek groter dan die van zijn tegenstanders. De Bourgondisch-Habsburgse staat had uiteindelijk een groter dwangmonopolie omdat hij ook over militaire en financiële reserves uit andere gewesten van de Nederlanden kon beschikken. Want, zoals ik al zei, die andere gewesten hebben de Vlaamse Opstand niet gesteund.
Bibliotheek- & archiefgids, 85 (2009) 5
Dat had met uiteenlopende factoren te maken, onder andere ook economische. Bovendien kende de Vlaamse Opstand, in tegenstelling tot de latere Nederlandse Opstand, geen factor van religieuze lotsverbondenheid. Om de argumentatie van de opstandige Gentse stadspensionaris Willem Zoete even te parafraseren: ook al had het volc in de Vlaamse Opstand goede causen om op te staan tegen de centrale staat, het waren niet de causen van iedereen. Zoveel was duidelijk.
Jelle Haemers: “Dit stukje manuscript ziet er op het eerste gezicht nogal eentonig uit, maar is qua inhoud erg interessant, althans wat mij betreft. Het is een citaat van de rijke en opstandige Brugse handelaar Willem Moreel die zich, in het Frans, verweert tegen een aanklacht van Maximiliaan. Hij laat verstaan dat Maximiliaan zijn beleid meer door arbitraire keuzes dan door redelijkheid laat sturen. ‘En usant de voulenté plus que de raison’ had Maximiliaan immers Moreel in Brugge gevangen gezet. Hij verwoordt op die manier mooi de denkbeelden van de Vlaamse Opstand. Moreel en zijn medestanders hadden duidelijke redenen om het beleid van Maximiliaan te bekritiseren. Anders gezegd: middeleeuwse opstanden werden eerder door politieke ideeën dan door instinctieve emoties geïnspireerd.” Transcriptie van het fragment waarin Willem Moreel zijn gevangenneming door Maximiliaan in Brugge veroordeelt: “…mais ce non obstant les dits adjournez [= medestanders van Maximiliaan] sans avoir fait quelque information preparatoire, aumoins vaillable et en usant de voulenté plus que de raison, l’avoient apprehendi au corps et le mis et detenu personellement tres estroittement par certaine longue espace de temps en ceste dicte ville de Bruges”.
Maximiliaan heeft overigens verstandig gereageerd. Na de overgave van Gent, in 1492, wilde hij in eerste instantie het Elisabethbegijnhof en het Rabot platgooien. Maar hij heeft het dan toch niet gedaan, vooral natuurlijk om zijn eigen positie niet nog eens in gevaar te brengen en geen nieuwe opstanden uit te lokken. De ironie van de geschiedenis is nu dat het Rabot en het Begijnhof er nog altijd staan. Terwijl het Prinsenhof, de geboorteplek van Keizer Karel, verdwenen is, de Sint-Baafsabdij op zijn bevel afgebroken is enzovoort. Dat is de keizer, of toch zeker zijn opvolgers, zuur opgebroken. Filips II kreeg met een hardnekkige opstand in de gehele Nederlanden te maken, een opstand die hoofdzakelijk gebaseerd was op denkbeelden die ook opstandelingen als Willem Moreel inspireerden. Het zou Filips het bezit van de noordelijke Nederlanden kosten. Moraal van het verhaal: je kon dan wel gebouwen vernietigen, maar geen ideeën.”
Jelle Haemers in Nancy, vlakbij de plek waar Karel de Stoute in 1477 sneuvelde, waarna de opstanden uitbraken die hij in zijn bekroonde boek bestudeerde.
9