‘Puur voor jou’ Onderzoek naar één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers aan gedetineerden
Esther Kuis Carmen Schuhmann Anne Goossensen
Colofon
Onderzoek naar één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers aan gedetineerden Utrecht, januari 2015
Leden projectgroep Prof. dr. Anne Goossensen, hoogleraar informele zorg en zorgethiek, Universiteit voor Humanistiek Esther Kuis, MSc, junior onderzoeker en promovenda, Universiteit voor Humanistiek Dr. Carmen Schuhmann, universitair docent praktische humanistiek, Universiteit voor Humanistiek In opdracht van: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie ©2015, WODC, ministerie van Veiligheid en Justitie, auteursrechten voorbehouden.
De Universiteit voor Humanistiek te Utrecht is een kleine, onafhankelijke universiteit die zich laat inspireren door het humanistische gedachtengoed. Onderzoek en onderwijs richten zich op eigentijdse vragen over zingeving, levensbeschouwing en de inrichting van een humane samenleving. Humanistiek is een multidisciplinaire wetenschap die put uit filosofie, psychologie, geschiedenis en allerlei andere disciplines uit de maatschappij- , cultuur- en gedragswetenschappen. Telkens staan menselijke vragen naar zingeving en een rechtvaardige inrichting van de samenleving centraal.
Universiteit voor Humanistiek Kromme Nieuwegracht 29 3512 HD Utrecht T (030) 239 01 00 www.uvh.nl
[email protected]
2
Begeleidingscommissie Prof. mr. dr. L. M. Moerings (voorzitter), Hoogleraar Penologie, Universiteit Leiden Drs. A. ten Boom, Projectbegeleider, Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum, ministerie van Veiligheid en Justitie Dr. A. van den Hurk, Adviseur kennismanagement, Dienst Justitiële Inrichtingen Dr. T. Molleman, Onderzoeker, Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum, ministerie van Veiligheid en Justitie Lt.-kolonel dr. C. A. Voorham, Officier van het Leger des Heils
3
Voorwoord Justitiële inrichtingen zijn plekken van spanning. Mensen worden er tegen hun wil vastgehouden en van hun vrijheid beroofd, door andere mensen die daar maatregelen voor moeten nemen die ook zij niet zelf gekozen hebben. In deze spanningsvolle situatie worden ook doelen nagestreefd: het justitiële systeem is gericht op het humaan voltrekken van straf en het werken aan resocialisatie. Waar doelen onder druk gehaald moeten worden lopen mensen het risico ondergeschikt te worden aan het systeem. Wat zou de plek van vrijwilligers kunnen zijn in een dergelijke professionele omgeving? Lopen die niet eerder in de weg dan dat ze iets kunnen betekenen? Voegen die door hun goedbedoelde onprofessionaliteit niet eerder meer spanning toe dan dat ze iets bijdragen aan de doelen van justitie? Het antwoord ligt besloten in het begrip humaan. Vrijwilligers brengen andere waarden in dan die van straf en resocialisering. Wat vrijwilligers komen brengen en wat zij kunnen betekenen is grofweg samen te vatten in een woord als medemenselijkheid. Maar wat dit precies inhoudt, en of gedetineerden hier werkelijk in die vorm op zitten te wachten is daarmee nog niet duidelijk. In dit rapport, geschreven in opdracht van het WODC, wordt nader onderzocht wat vrijwilligerswerk in het justitiële systeem feitelijk inhoudt en kan betekenen. Daartoe zijn de gedetineerden zelf op verschillende manieren aan het woord gelaten. Daardoor wordt heel concreet zichtbaar welke realiteit schuil kan gaan achter het begrip ‘humaan’. Maar er is ook aandacht voor de vraag waar vrijwilligers falen of de mist ingaan. Want ook dat is realiteit. Dit onderzoek is uitgevoerd door enkele mensen van de Universiteit van Humanistiek, een kleine onafhankelijke universiteit die gespecialiseerd is in onderzoek naar humanisering en zingeving. Onderzoek als dit maakt zichtbaar hoe medemenselijkheid vorm kan krijgen, dikwijls in kleine dingen en zonder dat het geld hoeft te kosten. Daarmee wordt een belangrijk verborgen kapitaal in onze samenleving blootgelegd. Vrijwilligers kunnen daarin een sleutelrol spelen, en doen dit feitelijk ook in veel gevallen. Hoe dit gestalte krijgt en hoe dit door de gedetineerden gewaardeerd wordt, is uitvoerig beschreven in dit rapport. Daarmee levert het een belangrijke bijdrage aan het hooghouden van de humaniteit in spanningsvolle plekken als de penitentiaire inrichtingen.
Prof. dr. Carlo Leget Hoogleraar zorgethiek en geestelijke begeleidingswetenschappen aan de Universiteit voor Humanistiek
4
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 4 Samenvatting........................................................................................................................................... 7 Abstract ................................................................................................................................................... 8 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 9 1.1 Beleidscontext ‘vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing’ ............................................................... 9 1.2 Evaluatie van vrijwilligerswerk .................................................................................................... 10 1.3 Vraagstelling ................................................................................................................................ 11 1.4 Leeswijzer .................................................................................................................................... 12
2.
Literatuuroverzicht ........................................................................................................................ 13 2.1 Achtergrond................................................................................................................................. 13 2.2 De waarde van vrijwilligersbezoek .............................................................................................. 14 2.3 De waarde en effecten van bezoek in het algemeen .................................................................. 14
3.
Conceptueel kader ........................................................................................................................ 18 3.1 Uitgangspunten zorgethiek ......................................................................................................... 18 3.2 Conceptuele toespitsing op het huidige onderzoek.................................................................... 20 3.3 Consequenties voor de meetinstrumenten ................................................................................ 22 3.4 Onderzoeksvragen....................................................................................................................... 22
4.
Methodologische verantwoording ................................................................................................ 23
5.
Achtergrond: vrijwilligersorganisaties .......................................................................................... 26 5.1 Vrijwilligersorganisaties algemeen .............................................................................................. 26 5.2 Humanitas ................................................................................................................................... 26 5.3 Gevangenenzorg Nederland ........................................................................................................ 27 5.4 Exodus ......................................................................................................................................... 27 5.5 Bonjo............................................................................................................................................ 28 5.6 Registraties .................................................................................................................................. 29
6.
Kwalitatieve resultaten: focusgroep analyse organisaties ............................................................ 30 6.1 Methode ...................................................................................................................................... 30 6.2 Resultaten.................................................................................................................................... 31 6.3 Conclusie ..................................................................................................................................... 34
7.
Kwalitatieve resultaten: interviews met gedetineerden ............................................................... 36 7.1 Methode ...................................................................................................................................... 36 7.2. Resultaten................................................................................................................................... 39 7.3 Conclusie ..................................................................................................................................... 62
8.
Kwantitatieve resultaten: ervaren baat vragenlijst ....................................................................... 64 5
8.1 Methode ...................................................................................................................................... 64 8.2 Resultaten.................................................................................................................................... 66 8.3 Conclusie ..................................................................................................................................... 73 9.
Kwantitatieve resultaten: gedetineerdensurvey........................................................................... 76 9.1 Methode ...................................................................................................................................... 76 9.2 Resultaten.................................................................................................................................... 77 9.3 Conclusie ..................................................................................................................................... 80
10. Conclusies, reflectie en discussie .................................................................................................... 81 10.1 Beantwoording hoofdvraag....................................................................................................... 81 10.2 Intermezzo: beknopte theoretische reflectie op de hoofdbevinding ....................................... 81 10.3 Deelvragen................................................................................................................................. 84 10.4 Discussie doelstellingen V&J en beginselen DJI ........................................................................ 87 10.5 Limitaties ................................................................................................................................... 88 10.6 Voorwaarden en beleidsimplicaties .......................................................................................... 90 Dankwoord ............................................................................................................................................ 92 De onderzoekers ................................................................................................................................... 92 Referenties ............................................................................................................................................ 93 Appendix................................................................................................................................................ 96 Appendix A. Informatiebrief kwalitatief onderzoek.......................................................................... 96 Appendix B. Toestemmingsformulier kwalitatief onderzoek ............................................................ 97 Appendix C. Topiclijst kwalitatief onderzoek .................................................................................... 98 Appendix D. Toestemmingsformulier kwantitatief onderzoek ......................................................... 99 Appendix E. Ervaren baat vragenlijst (inclusief informatiebrief op pagina 2)................................. 100 Appendix F. Gemiddelden ervaren baat vragenlijst per achtergrondkenmerk .............................. 111
6
Samenvatting Deze studie betreft onderzoek naar de waarde van één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers met gedetineerden. Het rapport begint met een overzicht van eerder onderzoek naar bezoeken door vrijwilligers aan gedetineerden. We presenteren een conceptueel kader vanuit een zorgethische achtergrond en beschrijven de methoden. Deelvragen adresseren: aantallen, zinvolle elementen, ervaren baten, inhoud van de gesprekken, kwaliteit van de relaties en de verhouding met contacten met professionals en doelen van justitie. Er zijn vijf parallelle deelstudies uitgevoerd, waarbinnen kwantitatieve of kwalitatieve data zijn verzameld. Allereerst zijn de registratiecijfers van vrijwilligersorganisaties onderzocht om een indruk van de aantallen gesprekken te krijgen. We vonden dat ruim 550 gedetineerden bezoekgesprekken met vrijwilligers hadden in 2013. Uit focusgroepen met vrijwilligers blijkt dat de ontmoeting van mens tot mens als een belangrijk element van de vrijwilligersgesprekken wordt gezien. Ook vindt er coaching bij problemen op diverse leefgebieden plaats. Uit het kwalitatieve onderzoek, bestaande uit interviews met gedetineerden (n=21) blijkt dat de ervaren waarde van de gesprekken groot is, met name in contrast tot andere contacten binnen de context van de penitentiaire inrichting. Die context wordt als negatief ervaren, gedetineerden geven aan een masker te dragen en zich niet te laten kennen. Bij de vrijwilligers vinden ze een veilige relatie, een klik en erkenning voor wie zij zijn. De goede opbrengsten worden minder als de match tussen bezoekvrijwilliger en gedetineerde niet goed is, of als de laatste zijn (al dan niet religieuze) overtuigingen opdringt. Respondenten gaan na een gesprek vaak opgelucht weer de afdeling op, en krijgen goede adviezen mee. Uit het kwantitatieve onderzoek met de ervaren baat vragenlijst (n=80) blijkt 3% van de gedetineerden 1-op-1 bezoekgesprekken te ontvangen op het moment van onderzoek. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is net over 40 jaar en 89% is man. De vrijwilliger is gemiddeld iets meer dan 50 jaar en iets meer dan de helft is man. De respondenten geven aan dat in de gesprekken gepraat wordt over allerhande zaken (93%), ongeveer een kwart van de respondenten geeft aan dat zij ook hulp krijgen bij het omgaan met gevoelens en een aantal geeft aan (18%) informatie of (11%) praktische hulp te krijgen. De band tussen vrijwilliger en gedetineerde wordt door de respondenten gemiddeld beoordeeld met een rapportcijfer 8.6. Zes-en-tachtig procent van de respondenten geeft aan de reden waarom ze een vrijwilliger vroegen, altijd of vaak te bereiken, wat duidt op ervaren baat. Respondenten vinden de gesprekken over het algemeen uitstekend of goed (90%), vinden dat de gesprekken voldoende opleveren en zouden hun vrijwilliger aan een andere gedetineerde aanraden. Uit de data van de gedetineerdensurvey blijkt ongeveer 10% van de detentiepopulatie éénop-één bezoekgesprekken met een vrijwilliger te hebben (gehad) tijdens de huidige detentieperiode. Ongeveer 70% vindt de gesprekken met de vrijwilliger uitstekend of goed en zou zijn of haar vrijwilliger aanraden aan een andere gedetineerde. Alles overziend concluderen de onderzoekers dat de gesprekken voor gedetineerden van grote waarde zijn gedurende detentie en mogelijk ook bevorderlijk zijn voor de periode daarna. Vanuit het perspectief van justitie dragen de gesprekken bij aan een humanitaire tenuitvoerlegging. Voor een theoretische reflectie is het werk van filosofe Judith Butler aangehaald. Zij merkt op dat beschuldiging niet de enige manier is van vragen om verantwoording. Ook het verlangen om een ander te leren kennen kan leiden tot het aanspreken van de ander. De leidende vraag is dan niet, zoals in het geval van beschuldiging, 'Wat ben jij: schuldig of onschuldig?', maar 'Wie ben jij?'. De waarde van vrijwilligersgesprekken binnen detentie is te onderbouwen met Butlers ‘wie ben jij’ interesse binnen een verder beschuldigende omgeving.
7
Abstract This research concerns the value of one on one meetings between volunteers and prisoners. We describe first results from a literature search and present then a conceptual framework for the study from care ethical perspective, followed by a method section. Subquestions direct at: numbers, significant elements, experienced profits, content of the conversations, quality of the relationships and comparison with professional contacts. Five parallel studies were conducted, in which qualitative and quantitative data were collected. First, the registered numbers of volunteers’ organisations were analysed in order to obtain an impression of the numbers of meetings. We found out that more than 550 prisoners had had three or more meetings in 2013. Volunteers’ focus groups show that the encounters between humans is conceived as an important element of the meetings. In these meetings coaching on diverse situations of life is also conducted. The qualitative research based on interviews (n=21) shows that the value experienced is very considerable, especially when compared to other contacts within the penitentiary environment. This environment is being experienced as negative, prisoners state that they wear a mask and that they do not express themselves. With the volunteers they find a safe relationship, understanding and recognition of who they are. Yield declines if the match between volunteer and prisoner is less, or if the latter forces his or her (religious or other) convictions. Participants often return to their ward in relief after a conversation, provided with good advices. The quantitative research (n=80) shows that 3% of the prisoners had one on one meetings at the time of our study. The average age of the participants is just over 40 years and 89% of them is male. The average volunteer is just over 50 years old and about half of them is male. The respondents state that in the meetings all kinds of subjects are discussed (93%), about a quarter states they also get help in coping with emotions, while another number states they get information (18%) or practical help (11%). On average, the bond between prisoner and volunteer is valued with an 8.6 (on a 1 to 10 scale). Of the participants 86% states they always or often reach the goal for which they asked for a volunteer, which suggests experienced benefit. Participants find the meetings generally speaking outstanding or good (90%), delivering sufficient result and would advise their volunteer to another prisoner. From the prisoner survey’s data it comes out that about 10% of the prison population had or had had one on one meetings with volunteers during their period of detention. About 70% finds the meetings with volunteers valuable and would advise his or her volunteer to another prisoner. The researchers conclude that the meetings are of great value to the prisoners during their period of detention and possibly conducive for the time after that as well. From a governmental point of view, the meetings contribute to a humanitarian execution of penal law. For a theoretical reflection the work of Judith Butler was drawn into the research. She observes that accusation is not the only way of calling to account. Also the desire to get to know another person can lead to address the other. The leading question then is not, as in the case of accusation, ‘What are you, guilty or not?”, but ‘Who are you?’. The value of volunteers meeting with prisoners can be supported by Butler’s ‘Who are you? interest in an otherwise accusing environment.
8
1. Inleiding Deze studie betreft een evaluatie van één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers aan gedetineerden. Diverse vrijwilligersorganisaties, zoals Humanitas, Gevangenenzorg Nederland, Exodus Nederland en circa 15 kleinere organisaties onder de vlag van Bonjo, verzorgen zulke bezoeken binnen de justitiële inrichtingen. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie subsidieert een aantal van deze vrijwilligersorganisaties. In 2013 is de wens ontstaan naar onderzoek over de waarde van deze bezoekwerkzaamheden van vrijwilligers. Hieronder wordt allereerst de beleidscontext waarin dit onderzoek plaatsvindt geschetst. Vervolgens vatten we samen wat er al bekend is over de evaluatie van vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing in de Nederlandse situatie. De inleiding sluit af met de probleemstelling en een leeswijzer voor het gehele rapport. 1.1 Beleidscontext ‘vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing’ In 2010 ontwikkelde het ministerie van Justitie1 een beleidsvisie ‘Vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing’. Deze beleidsvisie beschrijft het streven van het ministerie om het vrijwilligerswerk voor (ex-)justitieel ingeslotenen vanaf 2011 te ondersteunen op een inhoudelijk te verantwoorden, objectieve en transparante manier. Het ministerie vindt het belangrijk dat het vrijwilligerswerk past binnen de doelstellingen van Justitie: “een humane tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen die, vanuit een persoonsgerichte benadering, moeten leiden tot effectieve re-integratie in de samenleving”2 (Ministerie van Justitie, 2010, p. 13). Tevens werkt de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) momenteel aan een langetermijnvisie (Toekomstvast DJI3) waarin een tweetal inhoudelijke beginselen voor de ‘behandelfilosofie’ wordt verwoord: continuïteit4 en zelfredzaamheid5. De één-op-één gesprekken door vrijwilligers zouden idealiter moeten aansluiten bij deze beginselen. Deze beginselen zijn geen einddoelen, maar worden gezien als beginselen die de doelstellingen ‘humane tenuitvoerlegging’ en ‘re-integratie in de samenleving’ kunnen bevorderen. De vrijwilligersorganisaties hebben echter aangetekend dat zij geen primair utilitaire doelstelling hebben zoals succesvolle re-integratie of het terugdringen van recidive. Vrijwilligersorganisaties vinden dat zij een menselijk vertrekpunt hebben. Vrijwilligerswerk komt voort uit de persoonlijke motivatie van vrijwilligers. Zij doen dit werk omdat zij het nodig vinden, niet uit eigenbelang of uit organisatiebelang. Vrijwilligerswerk blijkt maatschappelijk en/of levensbeschouwelijk gedreven mensenwerk (Ministerie van Justitie, 2010). Goed vrijwilligerswerk kan wel een bijdrage leveren aan de justitiedoelen, maar mag daarop volgens de vrijwilligersorganisaties niet worden afgerekend (Ministerie van Justitie, 2010).
1
In 2010 heette het huidige ministerie van Veiligheid en Justitie nog ministerie van Justitie. De onderzoekers hebben geen duidelijke definitie kunnen vinden van de begrippen ‘humane tenuitvoerlegging’ en ‘effectieve re-integratie’. In Molleman & Van den Hurk (2012) wordt humane tenuitvoerlegging gerelateerd aan de aanwezigheid van voorzieningen en privileges en aan menswaardige bejegening; effectieve re-integratie – of resocialisatie wordt gerelateerd aan het streven naar minimale beperkingen en beperking van detentieschade. Humane tenuitvoerlegging en resocialisatie staan niet los van elkaar; humane omstandigheden tijdens detentie zouden detentieschade verminderen en daarmee resocialisatie bevorderen (Molleman & Van der Hurk, 2012). 3 Er is over Toekomstvast DJI (nog) geen formeel document waarin e.e.a. zijn neerslag heeft gevonden. 4 Continuïteit is gerelateerd aan wat door DJI de ‘levensloopbenadering’ wordt genoemd: de levensloopbenadering is gebaseerd op de gedachte dat detentie niet een geïsoleerde periode is, maar verbonden is met andere periodes in het leven van een gedetineerde. Voor een succesvolle re-integratie is vereist dat deze periodes aan elkaar worden verbonden. Bron: Masterplan DJI 2013-2018. 5 Zelfredzaamheid verwijst naar de eigen verantwoordelijkheid van (ex-)ingeslotenen. Gedetineerden dienen volgens dit beginsel te worden gestimuleerd om zelf nieuwe keuzes in hun leven te maken en te werken aan het realiseren daarvan. 2
9
1.2 Evaluatie van vrijwilligerswerk6 In aanloop naar het opstellen van de beleidvisie ‘Vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing’ van het ministerie van Justitie (2010) heeft een dialoogbijeenkomst plaatsgevonden met de vrijwilligersorganisaties en mensen vanuit inrichtingen, instellingen, hoofdkantoor DJI en het ministerie van Justitie. Hierbij is onder andere gevraagd naar de waarde van vrijwilligerswerk. De belangrijkste reacties (zoals beschreven in het verslag van deze dialoogbijeenkomst) zijn weergegeven in box 1. Verslag Dialoogbijeenkomst 14 april 2010 - Opmaat naar beleidsvisie Welke waarde heeft het vrijwilligerswerk nu precies? De belangrijkste waarden die genoemd zijn: 1. Vrijwilligersbezoek leidt tot betere verbinding en contact tussen de wereld binnen en buiten de inrichting. Dit geeft de gedetineerde weer vertrouwen in de maatschappij, waar hij vroeg of laat weer in terecht komt. Vrijwilligers starten ook dikwijls heel concreet de hulp op gericht op reintegratie en vormen dus een brug naar de nazorg. 2. Vrijwilligers herstellen vaak het contact met familieleden. Zeker bij langdurig gedetineerden kan dit contact erg onder druk komen te staan. 3. Vrijwilligers regelen het vervoer van kinderen naar de gevangenis. Anders zouden veel kinderen niet op bezoek kunnen bij hun ouder. Ze bereiden het kind en de ouder ook voor op het bezoek. 4. Vrijwilligers regelen praktische zaken voor familieleden of maken hen wegwijs in regels en instellingen (bv. het treffen van een regeling met een woningcorporatie), ze bieden familieleden ook morele steun. 5. Vrijwillige moedermaatjes bereiden moeders voor op de opvoeding van hun kinderen na detentie. 6. Vrijwilligers zorgen voor een andere, prettige sfeer tijdens hun bezoek. 7. Vrijwilligers organiseren een belangrijke aanvulling op het dagprogramma (bijvoorbeeld spelletjes, creatieve activiteiten, koken), vaak ook in de vorm van taal of andere vaardigheden die bruikbaar zijn na de detentie. 8. Tussen vrijwilliger en gedetineerde kan een waardevolle ´normaal menselijke´ relatie en vertrouwen ontstaan, juist omdat het contact, anders dan het detentieprogramma, door de gedetineerde uit vrije wil wordt gedaan. Vrijwilligers zijn ondersteunend door te luisteren en begrip te tonen. Bron: Ministerie van Justitie. (2010). Vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing. Beleidsvisie. Box 1. Verslag diagloogbijeenkomst 14 april 2010 In bovengenoemde reacties op de vraag naar de waarde van vrijwilligerswerk wordt onder andere sociaal contact, sociale inclusie, socialisatie en een ‘normaal menselijke’ relatie genoemd. Deze thema’s zien we ook terug in andere Nederlandse stukken over (de waarde van) vrijwilligerswerk binnen detentie. Hierna zal allereerst ingegaan worden op sociaal contact, sociale inclusie en socialisatie. Vervolgens wordt ingegaan op de relatie. De Croes & Vogelvang (2010) voerden een (beleids)studie uit naar vrijwilligers binnen Reclassering Nederland. Uit interviews met reclasseringswerkers bleek dat zij met name sociaal contact, sociale inclusie en socialisatie noemen als belangrijke bijdragen die vrijwilligers kunnen bieden. Op sociale inclusie wordt ook ingegaan in het advies dat de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) (2010) gaf op de concept beleidsvisie. RSJ (2010) en Cammeraat (2010)
6
Zoals beschreven in Nederlandse beleidsstukken.
10
beschrijven sociale inclusie als belangrijke waarde van vrijwilligerswerk. “Het hebben van sociale contacten is voor (ex-)ingeslotenen van groot belang om zich weer geaccepteerd te voelen en niet terug te vallen in oud gedrag” (RSJ, 2010, p. 5). De RSJ (2010) koppelt sociale inclusie aan resocialisatie. Ze zijn van mening dat vrijwilligerswerk een nuttige en noodzakelijke bijdrage aan de resocialisatie en terugkeer van (ex-)gedetineerden naar de samenleving kan bieden. Vrijwilligers kunnen in zekere zin beschouwd worden als vertegenwoordigers van de maatschappij, er kunnen nieuwe positieve relaties ontstaan. De Croes & Vogelvang (2010) veronderstellen dat gedetineerden door het contact met de vrijwilliger als vertegenwoordiger van de maatschappij minder geïsoleerd zullen raken en eerder een positieve levensstijl aanleren, wat bijdraagt aan betere maatschappelijke integratie. De achtste waarde die genoemd werd in de dialoogbijeenkomst (zie box) is dat tussen vrijwilliger en gedetineerde een waardevolle ´normaal menselijke´ relatie en vertrouwen kan ontstaan. De RSJ (2010) stelt: “Juist door de vrijwillige inzet en persoonlijke binding van vrijwilligers kunnen nieuwe positieve relaties ontstaan. Aangezien vrijwilligers vanuit persoonlijk, menselijk contact inspringen op datgene wat een professional niet of niet meer kan leveren. De kracht van vrijwilligers schuilt erin de justitiabele aan te spreken vanuit een binding van mens tot mens. De basis is ‘vertrouwen’, de onderlinge relatie is daarbij doorslaggevend”.7 Zo dragen vrijwilligers volgens de RSJ (2010) bij aan de versterking van een humaan detentieklimaat. Ook Cammeraat (2010) geeft aan dat vrijwilligers een zinvolle en humane detentieperiode kunnen stimuleren. Er is een verschil tussen een beroepskracht en een vrijwilliger, waarbij in het contact met de vrijwilliger gaat om contact van mens tot mens. “De aanwezigheid van een vrijwilliger wordt anders ervaren dan wanneer het om een professionele beroepskracht gaat. De druk om naar een resultaat toe te werken ontbreekt, de gedetineerde is meer dan een nummer. Een vrijwilliger is in de gelegenheid de tijd te nemen om een gevangen mens aandacht te geven, te luisteren en mee te denken.” 8 Voor de (ex)gedetineerde kan de waarde liggen in het krijgen van persoonlijke aandacht. Hierbij speelt de context ook een rol; aangezien vrijwilligers geen onderdeel zijn van het sanctiesysteem kunnen zij (meer) onbevangen contacten aangaan met ingeslotenen (Ministerie van Justitie, 2010). Ook De Croes en Vogelvang (2010) geven aan dat bij vrijwilligers, vergeleken met beroepskrachten, persoonlijk contact meer centraal staat. Ze zien onder andere een ondersteunende rol voor de vrijwilliger bij de ontwikkeling van motivatie van (ex-) gedetineerden, wat weer een belangrijke voorwaarde is voor re-integratie. De vrijwilliger kan een aanmoedigende functie hebben ten aanzien van gedragsverandering. Verder beschrijven ze dat vrijwilligers een steun in de rug alsook een luisterend oor bieden, belangstelling tonen en er zijn op moeilijke momenten, met als doel bij te dragen aan het emotioneel welzijn van gedetineerden. 1.3 Vraagstelling Tegen deze horizon van beleidskennis over vrijwilligerswerk heeft het WODC om onderzoek gevraagd met als doel: het genereren van kennis over de (meer) waarde van één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers, teneinde tot een verantwoording van die inzet te kunnen komen en om mogelijk verbeterpunten te formuleren of voorwaarden te kunnen optimaliseren. Vanuit een interesse naar 7 8
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (2010). Advies ‘Vrijwillig maar niet vrijblijvend’. p.6. Cammeraat, M. (2010). Waardevolle vrijwilligers. Proces, 89, 303-312, p. 307.
11
de beleving van vrijwilligers en gedetineerden van deze gesprekken, de ervaren opbrengsten en de verhouding tot professionele begeleiding binnen PI’s werd de volgende startvraag geformuleerd: wat is de waarde van de één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers. Hierin klinkt een interesse door naar aantallen gedetineerden dat bezoek ontvangt, naar opbrengsten en naar theoretische kaders om de opbrengsten in uit te kunnen drukken. Het verzoek was om waar mogelijk de onderzoeksvraag in verband te brengen met de Justitie doelstelling ‘een humane tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen die, vanuit een persoonsgerichte benadering, moeten leiden tot effectieve re-integratie in de samenleving’. In lijn met de inzichten uit paragraaf 1.2, dat de kracht van vrijwilligers ligt in persoonlijk, menselijk contact en het aanspreken van de gedetineerde vanuit een binding van mens tot mens, is gekozen voor een zorgethisch theoretisch perspectief in plaats van het perspectief van de interventie-theorie. Binnen het zorgethisch perspectief ligt een sterke nadruk op relatievorming. Vanuit deze gedachtegang wordt in dit onderzoek ook de vraag gesteld naar de aard en kwaliteit van de tussen gedetineerden en vrijwilligers opgebouwde relatie en naar de verhouding van deze relatie met contacten tussen gedetineerden en professionals. Het zorgethisch perspectief wordt toegelicht in het conceptueel kader in hoofdstuk 3. Hier is ook de verdere precisering van de vraagstelling terug te vinden, met betrekking tot aantallen gesprekken en ervaren baten. De vraag naar de waarde van vrijwilligersbezoeken aan gedetineerden kent naast beleidsrelevantie ook wetenschappelijke waarde. Er is nog weinig over de inzet van vrijwilligers in Europese penitentiaire instellingen onderzocht (zie ook het volgende hoofdstuk). 1.4 Leeswijzer Hieronder wordt kort de opbouw van de hoofdstukken beschreven. Hoofdstuk 2 In dit hoofdstuk wordt een overzicht van de internationale literatuur over bezoek (van vrijwilligers) aan gedetineerden gegeven. Hoofdstuk 3 Hier wordt het conceptueel kader toegelicht, alsook de keuze voor instrumenten. Hoofdstuk 4 Methodologische verantwoording van het onderzoek. Hoofdstuk 5 Deelstudie: In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de relevante cijfers (aantal vrijwilligers, aantal gedetineerden die bezocht worden). Ook wordt ter achtergrondinformatie een presentatie van de verschillende vrijwilligersorganisaties en hun activiteiten gegeven. Hoofdstuk 6 Deelstudie: Een verslag van de focusgroep bijeenkomst met de vrijwilligersorganisaties gericht op het verkennen van de opbrengsten van vrijwilligerswerk volgens het (conceptueel) woordgebruik van vrijwilligers zelf. Hoofdstuk 7 Deelstudie: Een beschrijving van het kwalitatief onderzoek naar de waarde van vrijwilligersbezoek volgens gedetineerden. Hoofdstuk 8 Deelstudie: Hier vindt u een verslag van het kwantitatief onderzoek onder gedetineerden. Hoofdstuk 9 Deelstudie: In dit hoofdstuk doen we verslag van de uitkomsten van de vrijwilligergerelateerde vragen in de gedetineerdensurvey 2014. Hoofdstuk 10 Tenslotte wordt in dit hoofdstuk gereflecteerd op de resultaten in het kader van de onderzoeksvragen. Limitaties en kansen voor de toekomst worden bediscussieerd.
12
2. Literatuuroverzicht Ons onderzoek richt zich op de waarde van één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers met gedetineerden. In dit hoofdstuk beschrijven we wat er internationaal bekend is over de waarde van bezoek van vrijwilligers aan gedetineerden. We vonden slechts één internationale studie die ook éénop-één bezoekgesprekken van vrijwilligers binnen het gevangeniswezen onderzoekt (Duncan & Balbar, 2008). Daarom beschrijven we in dit hoofdstuk ook literatuur die gaat over de waarde, opbrengsten of effecten van bezoek aan gedetineerden in het algemeen (door familie, vrienden, etc.) zowel met betrekking tot de periode tijdens detentie als daarna, bij terugkeer in de maatschappij. Dit hoofdstuk start met achtergrondinformatie over het percentage gedetineerden dat bezoek ontvangt. 2.1 Achtergrond Bezoekvrijwilligers worden in de praktijk onder andere ingezet bij gedetineerden die weinig bezoek krijgen van familieleden, vrienden of andere naasten. Wat is er internationaal bekend over het percentage gedetineerden dat bezoek krijgt? In verschillende onderzoeken uit de Verenigde Staten en Canada fluctueert het percentage gedetineerden dat één of meer keer bezoek ontving tijdens detentie.9 De percentages liggen tussen de 42 en 61 procent. Het gaat hierbij om bezoek in het algemeen: bezoek van familie, vrienden, naasten of anderen zoals een geestelijke of vrijwilliger. Bales & Mears (2008) onderzochten het effect van bezoek op recidive onder 7000 gedetineerden (met een celstraf van minimaal 12 maanden) die vrijkwamen tussen november 2001 en maart 2002 in Florida. Uit deze studie komt naar voren dat 42% van de gedetineerden één of meer keer bezoek ontvingen in het jaar voor vrijlating. Gemiddeld kregen gedetineerden die bezoek ontvingen 10 keer bezoek tijdens dit jaar. In Canada is een studie uitgevoerd onder een steekproef van 6537 gedetineerden die vrijkwamen in fiscaal jaar10 2005-2006 (Derkzen, Gobeil & Gileno, 2009). Hieruit kwam naar voren dat 46% van de mannelijke gedetineerden en 54% van de vrouwelijke gedetineerden in het jaar voordat ze vrijkwamen tenminste één keer bezoek ontving. De mannelijke en vrouwelijke gedetineerden die bezoek ontvingen kregen gemiddeld respectievelijk 6.8 en 6.1 keer bezoek. Bezoek van ouders, andere familieleden, echtgenoten en vrienden was het meest gebruikelijk. Zes procent van de gedetineerden kreeg ander bezoek, dat wil zeggen niet van familie of vrienden. Duwe & Clark (2011) beschrijven dat 61% van de gedetineerden in een sample van 16420 vrijgekomen gedetineerden uit gevangenissen in Minnesota tussen 2003 en 2007 in ieder geval één keer bezoek ontving tijdens detentie. In deze studie werd de hele detentieperiode meegenomen in plaats van alleen het jaar voor vrijlating. Het gemiddelde aantal bezoeken per gedetineerde was 36, gemiddeld twee bezoeken per maand. Gedetineerden werden gemiddeld genomen bezocht door drie verschillende personen. Bijna de helft van de gedetineerden (47%) werd bezocht door een vriend, ongeveer een derde door hun moeder en een vierde door een broer of zus. Ander onderzoek heeft zich gericht op specifieke populaties. Acevedo & Bakken (2011) deden onderzoek onder 222 net vrijgekomen vrouwelijke gedetineerden uit een maximaal beveiligde PI in het noordoosten van de Verenigde Staten. Hieruit bleek dat de meeste gedetineerden bezoek ontvangen, maar dat er ook een belangrijk percentage (21%) gedetineerden is dat geen bezoek ontvangt. Verder ontvangt de meerderheid van de gedetineerden die moeder zijn (61%) geen bezoek van hun minderjarige kinderen. Monahan, Goldweber & Cauffman (2011) deden onderzoek onder jongeren onder de 18 in sterk beveiligde inrichting in California. Zij vonden dat slechts 12% van de jonge gedetineerden nooit bezocht werden door hun ouders. Een mogelijke reden om niet op bezoek te gaan is de uitdaging die het vormt om op bezoek te gaan door kosten, tijd, kinderopvang, lange afstand, complexe administratieve procedures en regelingen (Cochran & Mears, 2013). Tevens is onderzocht welke gedetineerden wel of geen bezoek krijgen. Tewsbury & Connor (2012) deden 9
Mogelijk liggen de verschillende steekproeven en data die gebruikt zijn (alle gedetineerden versus die met een celstraf van 12 maanden; bezoek tijdens het jaar voor vrijlating versus bezoek tijdens de gehele detentieperiode) hieraan ten grondslag. 10 Het fiscaal jaar loopt van 1 april tot 31 maart voor overheidsorganisaties in Canada.
13
onderzoek onder 585 mannelijke gedetineerden in een staat in het westen van de Verenigde Staten. Het ging om gedetineerden die in 2009 in detentie kwamen en in 2011 het hele jaar in detentie zaten. Uit hun studie blijkt dat de gedetineerden die bezoek ontvangen met name diegenen zijn die de minst criminogene levensstijl, de minst criminele geschiedenis en de meest pro-sociale betrokkenheid hebben. Tewksbury & Dabney (2008) onderzochten de kenmerken en motivatie van vrijwilligers die actief zijn in het gevangeniswezen in de Verenigde Staten. Daar blijken overwegend blanke mannen met een hoog opleidingsniveau van middelbare leeftijd of ouder actief. De meesten halen hun motivatie uit sterke religieuze waarden en ze vinden het van belang om anderen te helpen. Daarom kiezen de meeste vrijwilligers ervoor om deel te nemen aan een religieus bezoekprogramma. In de evaluatiestudie van Duncan & Balbar (2008), die hierna wordt beschreven, gaat het ook om religieus bezoekprogramma. De vrijwilligers bestaan in dit geval uit christelijke mannen en getrouwde stellen. De meeste van hen zijn van oudere leeftijd en zijn gepensioneerd of hebben niet langer kinderen thuis wonen. 2.2 De waarde van vrijwilligersbezoek Duncan & Balbar (2008) hebben een studie gedaan naar de evaluatie van een bezoekprogramma door vrijwilligers in een Canadese gevangenis voor mannen. Het doel van dit programma is om vriendschap op te bouwen tussen christelijke vrijwilligers en gedetineerden. De basisgedachte achter dit programma is dat alle mensen eenzelfde behoefte hebben aan warme, ‘nurturing’ (=zorgende/voedende) relaties. De vrijwilligers richten zich in de gesprekken niet op het geloof, tenzij dit gevraagd wordt door de gedetineerde. Bezoek vindt gemiddeld één keer per maand plaats en duurt twee uur. In deze studie zijn de effecten van het bezoekprogramma voor gedetineerden, vrijwilligers en de inrichting onderzocht. Uit interviews met 30 gedetineerden kwam naar voren dat gedetineerden het waardevol vinden dat ze een veilige plek hebben om te praten. Tijdens de ontmoeting met de vrijwilliger kunnen gedetineerden even afstand nemen van het harde en geïsoleerde bestaan in de gevangenis. Ze kunnen hun masker laten zakken en hebben de ervaring gezien te worden als mensen in plaats van criminelen. Belangrijk hierbij is dat vrijwilligers worden ervaren als niet (ver)oordelend. Daarnaast helpen de bezoeken gedetineerden om met het leven in de PI om te gaan, het geeft ze iets om naar uit te kijken en een moment om spanning kwijt te raken. Verder helpen de bezoeken om de toekomstvisie van gedetineerden te veranderen; het bezoekcontact gaf sommige gedetineerden weer hoop en/of ze werden gemotiveerd om doelen te stellen voor de toekomst. Tenslotte werd de mogelijkheid die bezoeken van een vrijwilliger bieden om vertrouwelijke relaties op te bouwen erg gewaardeerd. Voor veel gedetineerden is de relatie met de vrijwilliger één van de weinige positieve relaties die ze hebben. Ook de vrijwilligers ervaren een positieve relatie met de gedetineerde: van de 30 geïnterviewde vrijwilligers gaven de meesten aan dat ze een sterke band hebben met de gedetineerde. De vrijwilligers gaven verder aan dat ze door deelname aan het bezoekprogramma meer empathisch en toleranter zijn geworden en meer waardering hebben gekregen voor hun eigen kwaliteit van leven. Personeelsleden (n=30) gaven in interviews aan dat de inrichting profiteert van het feit dat er een groep gedetineerden is die optimistischer is en meer contact heeft met de buitenwereld. Ook zien zij het feit dat de inrichting de deuren opent voor ‘normale mensen uit de maatschappij’ als een vorm van verantwoordelijkheid afleggen waardoor de geloofwaardigheid van de inrichting in de maatschappij toeneemt. 2.3 De waarde en effecten van bezoek in het algemeen Bezoek aan gedetineerden vormt een onderzoeksgebied dat bijzondere aandacht verdient (Cochran & Mears, 2013). Het afgezonderd zijn van de eigen sociale omgeving en van de maatschappij is immers een belangrijk element van gevangenisstraf en bezoek tijdens detentie doorbreekt deze afzondering. Toch is er relatief weinig empirisch onderzoek gedaan naar de waarde van bezoek aan gedetineerden. De weinige studies die uitgevoerd zijn spreken vooral in termen van effecten van bezoek op het gedrag van gedetineerden tijdens en na detentie (Cochran & Mears, 2013). Volgens verschillende criminologische theorieën valt te verwachten dat bezoek tijdens detentie een positief effect heeft op 14
vermindering van wangedrag ('misconduct') tijdens detentie en vermindering van recidive (Cochran, 2012; Bales & Mears, 2008). Volgens 'social bond theory' oefenen sterke sociale banden een zekere sociale controle uit op gedrag. Dat impliceert dat bezoek aan gedetineerden bij zou dragen aan goed gedrag tijdens detentie (Cochran & Mears, 2013) en recidive tegengaat (Bales & Mears, 2008), aangezien tijdens bezoek de sociale banden van de gedetineerde onderhouden worden. Volgens ‘general strain theory’ (GST), waarin criminaliteit wordt verklaard als een manier van coping met bepaalde onaangename spanning, ‘strain’ genoemd, is de mate en soort van sociale ondersteuning van een individu een belangrijke factor bij het al dan niet leiden van ‘strain’ tot crimineel gedrag. Gedetineerd zijn is een stressvolle situatie die ‘strain’, waaronder potentieel criminogene ‘strain’, veroorzaakt (Blevins, Listwan, Cullen & Jonson, 2010). De gevangenis kan door gedetineerden bijvoorbeeld worden ervaren als een bedreigende omgeving of gedetineerden hebben vijandige relaties met personeel. Volgens GST zullen gedetineerden die positieve sociale ondersteuning hebben eerder geneigd zijn op een gepaste manier te reageren op de ‘strain’ van het leven in detentie, terwijl degenen die geen prosociale ondersteuning hebben eerder wangedrag in de gevangenis zullen vertonen (Blevins et al., 2010). Bovendien kan bezoek bijdragen aan het onderhouden en behouden van positieve sociale banden, wat volgens GST kan helpen om terugval in crimineel gedrag te voorkomen (Listwan, Sullivan, Agnew, Cullen & Colvin, 2013). Empirisch onderzoek bevestigt het vanuit de theorie te verwachten verband tussen het krijgen van bezoek en het vertonen van minder wangedrag tijdens detentie (Cochran, 2012)11. Er is ook empirisch bewijs voor een verband tussen bezoek en vermindering van recidive (Cochran & Mears, 2013). Een ander positief effect van bezoek dat uit empirische studies naar voren komt is het bieden van tegenwicht tegen negatieve gevolgen van sociaal isolement zoals suïcidale gedachten en het verliezen van optimisme met betrekking tot de toekomst (Cochran & Mears, 2013). Monahan et al. (2011) beschrijft bijvoorbeeld vermindering van depressieve symptomen als effect van bezoek. Jonge gedetineerden (14-17 jaar) die tijdens hun eerste twee maanden in een jeugdinrichting bezoek kregen van hun ouders lieten een snellere vermindering van depressieve symptomen zien vergeleken met jongeren die geen bezoek van hun ouders kregen. Acevedo & Bakken (2001) voerden informele gesprekken met medewerkers van een maximaal beveiligde vrouwengevangenis in de Verenigde Staten. Medewerkers gaven aan dat zij bezoek zien als heilzaam voor zowel moeders als kinderen. Het helpt hen om verbonden te blijven en ze kunnen intieme momenten met elkaar delen. Volgens de auteurs is het verlies van contact met belangrijke anderen in hun leven één van de grootste verliezen waarmee gedetineerden te maken krijgen. Bezoek door familie blijkt ook te resulteren in een verhoogd mentaal welzijn van gedetineerden na vrijlating (Wolff & Draine, 2004). Een belangrijke kanttekening bij deze onderzoeksresultaten is de vraag hoe zwaar dit bewijs precies weegt. Er is geen uniformiteit in de resultaten van studies met dit thema. Sommige studies hebben geen effect of zelfs een negatief effect van bezoek op gedrag tijdens detentie en recidive beschreven (Cochran & Mears, 2013). En is het hard te maken dat vermindering van wangedrag en recidive daadwerkelijk te verklaren is door het ontvangen van bezoek? Of zijn er andere factoren van invloed? Mogelijk wijst het krijgen van bezoek bijvoorbeeld op het hebben van een sociaal netwerk en is dat laatste de verklarende factor voor een betere re-integratie. Veel studies controleren bijvoorbeeld niet voor selectie bias (Mears, Cochran, Siennick & Bales, 2012). Cochran & Mears (2013) plaatsen nog een belangrijke kanttekening bij veel van het empirisch onderzoek naar de effecten van bezoek tijdens detentie dat tot nog toe is gedaan. Er wordt in dit onderzoek meestal slechts bekeken of een gedetineerde wel of geen bezoek krijgt, maar er wordt geen rekening gehouden met de verscheidenheid aan bezoekers, lengte, duur en patroon van bezoek (of slechts met één van deze aspecten). Verder is het bijvoorbeeld nog altijd onduidelijk of bezoek aan mannelijke en vrouwelijke gedetineerden vergelijkbare effecten heeft; sommige studies wijzen hierop, maar ander onderzoek spreekt dit juist tegen (Bales & Mears, 2008). Cochran & Mears achten het daarom van belang om in 11
Wangedrag wordt hier gemeten op basis van het aantal officiële rapportages van incidenten waarbij gedetineerden zich niet aan de regels van de gevangenis hebben gehouden.
15
toekomstig onderzoek een meer genuanceerde opvatting van bezoek te gebruiken waarbij de heterogeniteit aan bezoekervaringen wordt meegenomen. De auteurs presenteren een conceptueel kader met vijf dimensies die gebruikt kunnen worden om bezoek te karakteriseren. Deze dimensies zijn: het moment van bezoek (aan het begin, halverwege of aan het eind van detentie), het patroon van bezoek (wekelijks, maandelijks of sporadisch), het type bezoeker (familie of ander dan familie, autoriteitsfiguur of niet, crimineel of niet), de ervaring van bezoek (positief of negatief) en de karakteristieken van de gedetineerde (leeftijd, geslacht, etniciteit, crimineel verleden, mentale gezondheid). Enkele recente studies, waarbij rekening is gehouden met (één of meer van) deze dimensies, laten zien hoe deze dimensies kunnen meespelen in effecten van bezoek tijdens detentie. Cochran (2012) voerde een onderzoek uit naar het verband tussen bezoek en goed gedrag tijdens detentie. Uit deze studie blijkt dat het effect van bezoek varieert afhankelijk van de timing en continuïteit van het bezoek. Gedetineerden die consequent bezoek ontvangen vertonen minder wangedrag dan gedetineerden die geen bezoek ontvangen, of alleen in het begin van de straf (en later niet meer). Een ander onderzoek werd uitgevoerd door Duwe & Clark (2011). Zij hebben empirisch onderzoek gedaan naar het effect van bezoek op recidive onder 16.420 gedetineerden die tussen 2003 en 2007 werden vrijgelaten uit gevangenissen in Minnesota. Ze verzamelden cijfers over onder andere het aantal keren bezoek, het aantal verschillende bezoekers (als maat voor de grootte van het sociaal netwerk) en nieuwe vergrijpen na vrijlating12 (als maat van recidive). De resultaten laten een associatie zien tussen het aantal verschillende bezoekers en recidive: een groter aantal bezoekers is geassocieerd met minder recidive. Daaruit kan echter niet geconcludeerd worden dat het krijgen van bezoek verminderen van recidive veroorzaakt. De belangrijkste beperking van dit onderzoek is dat het niet mogelijk was om te controleren voor verschillen in grootte van sociaal netwerk voorafgaand aan detentie. Mogelijk reflecteren de bevindingen slechts dat gedetineerden die voor detentie een groter sociaal netwerk hadden ook meer ondersteuning vanuit dit netwerk hadden na vrijlating. Verder is rekening gehouden met de verschillende type bezoekers. Bezoek van een ex-echtgenoot/exechtgenote blijkt geassocieerd met meer recidive. Bezoeken van (schoon)familie, geestelijken (‘clergy’) en, in mindere mate, mentoren, blijken geassocieerd met minder recidive.13 Ook voor deze resultaten is de vraag of aangetoond kan worden dat dit de veroorzaakt wordt door het krijgen van bezoek14. Gezien de impact van bezoek van geestelijken en mentoren op recidive doen Duwe & Clark (2011) de aanbeveling dat bezoek van geestelijken, mentoren en ook van vrijwilligers uit de gemeenschap wordt gefaciliteerd. Verder doen zij de suggestie dat binnen de inrichtingen mogelijkheden worden gezocht om bezoek te organiseren voor gedetineerden zonder bezoek. Ook wijzen zij op het belang van de continuïteit van bezoek na vrijlating: “to strengthen the salutary effects of prison visitation, we suggest that efforts should also be made in the community to help to preserve the social ties that were established or maintained in prison” (Duwe & Clark, 2011). In een onderzoek onder 7000 ex-gedetineerden die tussen november 2001 en maart 2002 in Florida vrijkwamen, komen Bales & Mears (2008) tot vergelijkbare aanbevelingen. Op grond van hun onderzoek concluderen zij dat het onderhouden van sterke banden van de gedetineerde met anderen, die al voorafgaand aan detentie bestonden, recidive helpt reduceren. Verder geven zij aan dat “developing such ties where they are not already present may also be important, perhaps even more so, for reducing recidivism.” (Bales & Mears, 2008). Zowel Duwe & Clark (2011) als Bales & Mears (2008) wijzen in hun onderzoek op de mogelijkheid dat gedetineerden gedurende detentie nieuwe banden aanknopen en opbouwen met bezoekers van buiten, zoals geestelijken of vrijwilligers. Wolff & Draine (2004) benadrukken in een literatuurreview 12
Op basis van officeel geregistreerde data, echter alleen voor vergrijpen die plaatsvonden in de staat Minnesota. Deze bevindingen rondom bezoek van geestelijken en mentoren van buiten de inrichting zijn niet direct naar de Nederlandse context te vertalen. 14 Dit geldt overigens ook voor andere studies waar correlaties of associaties tussen het effect van bezoek en wangedrag of recidive bepaald worden. Daarmee is nog niet gezegd dat er een oorzakelijk verband aanwezig is. 13
16
dat niet alleen de grootte van het sociale netwerk van een gedetineerde maar vooral ook de kwaliteit van de relaties in dat sociale netwerk wezenlijk is voor goede re-integratie.15 Ook dit suggereert het mogelijke belang van het aangaan van nieuwe, positieve relaties tijdens detentie met het oog op reintegratie. Verder is het volgens Wolff & Draine (2004) van belang dat kwalitatief goede sociale banden van gedetineerden gedurende de hele detentieperiode en na vrijlating doorlopen. Zij pleiten voor het bedenken en implementeren van strategieën waardoor de grootte en de kwaliteit van het sociale netwerk van gedetineerden tijdens detentie toenemen in plaats van afnemen. Samenvattend lijkt bezoek (in de context van gevangenissen in de Verenigde Staten) verschillende positieve effecten te hebben, zowel tijdens als na detentie. Om te beginnen lijkt bezoek het effect van potentieel criminogene ‘moeites’ (strains) en daarmee recidive en wangedrag tijdens detentie te kunnen verminderen. Daarnaast lijkt het krijgen van bezoek gedetineerden de mogelijkheid te bieden om sociale banden te onderhouden of nieuwe, positieve sociale contacten op te bouwen. Verder lijkt bezoek negatieve effecten van sociaal isolement tegen te gaan doordat het bijdraagt aan het mentaal welzijn van gedetineerden tijdens en na detentie. Het is hierbij van belang in het achterhoofd te houden dat in veel onderzoek (nog) geen causale relatie tussen bezoek en effecten aangetoond is. En in het geval dat deze wel aangetoond zou zijn, zijn de conclusies niet zonder meer overdraagbaar naar de Nederlandse situatie. Verder dient bezoek genuanceerd op gevat te worden, waarbij de heterogeniteit aan bezoekervaringen wordt meegenomen, in plaats van alleen het feit of er al dan niet bezoek plaatsvindt. Bestaand onderzoek suggereert dat een kwalitatief goede relatie met een bezoeker en continuïteit van de relatie na vrijlating positieve effecten heeft. Er is echter, volgens Cochran & Mears (2013), nog veel meer en meer genuanceerd empirisch onderzoek nodig om de effecten tijdens en na detentie van bezoek aan gedetineerden goed te kunnen begrijpen. En daar sluiten wij ons bij aan. Het onderzoeksveld van waaruit dit onderzoek naar de ‘effecten’ van (vrijwilligers)bezoek wordt ingericht is dan wel van cruciaal belang. Veel van het hiervoor besproken onderzoek beschouwt (vrijwilligers)bezoeken als een interventie, die effecten kan hebben (via een werkzaam mechanisme). Wij hebben voor het onderhavige onderzoek een ander onderzoeksveld opgezocht, de zorgethiek. Dit veld lijkt vooral passend omdat het zorg conceptualiseert als een activiteit die binnen relaties tot stand komt en minder als een interventie. We lichten dit in het volgende hoofdstuk toe.
15
De kwaliteit van een relatie wordt hierbij gerelateerd aan de kracht – de mate van vertrouwen en wederzijdsheid – van de relatie en aan de mate waarin de relatie de gedetineerde toegang tot bepaalde hulpbronnen geeft.
17
3. Conceptueel kader 3.1 Uitgangspunten zorgethiek Uitgangspunt van deze conceptuele paragraaf is een omslag van evaluatietheorie in termen van effecten en werkzame elementen die betekenis krijgen in verband met symptoom- en risicoreductie naar een theoretisch kader over relatievorming in de zorg (Goossensen, 2008; Goossensen 2011). Een werkend mechanisme veronderstelt dat er resultaten behaald moeten worden, zoals symptoomvermindering, gedragsverandering, verkleining van de kans op een recidief, of mogelijk inzicht in het probleemgedrag. Bij een dergelijk concreet doel, kan er een interventie met een werkend mechanisme gekozen worden. En vervolgens kunnen effecten gemeten worden, die aan het werkende mechanisme kunnen worden toegeschreven (bij kundig uitgevoerd onderzoek). En zo kan zich evidence ontwikkelen, die de praktijk kan helpen om effectiever te werk te gaan. Wij achten dit niet de methodologische weg om de voorliggende probleemstelling (vaststellen van de waarde van vrijwillige inzet voor gedetineerden) zorgvuldig te kunnen beantwoorden. De potentie van vrijwilligerswerk wordt teniet gedaan door dit te willen evalueren vanuit principes waarmee professionele inzet geëvalueerd wordt. Als perspectief op evaluatieonderzoek, kiezen we hier het kritische perspectief van de zorgethiek (Leget, 2013). De zorgethiek onderstreept het uitgangspunt dat de ander van waarde is, er toe doet als mens, er mag zijn, ongeacht wat er bij hem verholpen of gecorrigeerd moet worden. De zorgethiek stelt voorop dat we allemaal leven in een web van relationele verbindingen waarin we ons recht gedaan voelen en tot ons recht kunnen komen. Waaruit bestaat nu dit kritische perspectief van de zorgethiek concreet? En welke methoden van onderzoek passen hierbij? Omdat de zorgethiek een stroming is waarbinnen vanuit verschillende disciplines nagedacht wordt, is daar geen dogmatisch antwoord op (Sander-Staudt 2011). Voor de themagroep zorgethiek aan de Universiteit voor Humanistiek gelden in ieder geval de volgende uitgangspunten met betrekking tot zorg. We hebben voor dit onderzoek verkend in hoeverre deze uitgangspunten ook met betrekking tot de detentiecontext relevant waren en schatten dit positief in. Hierna beschouwen we vrijwilligersbijdragen in een detentiecontext op als een vorm van ‘zorg’. 1. Zorg16 wordt primair opgevat als een cultureel bepaalde praktijk, en niet als een houding, deugd, handeling of gevoel. Dat wil niet zeggen dat deze elementen niet allemaal van belang kunnen zijn en hun plaats hebben. Maar het begrip van zorg als een praktijk komt op de voorgrond (Tronto, 1993; Vosman & Baart, 2008). 2. Zorg als praktijk kan niet begrepen worden zonder deze te plaatsen binnen de institutionele context waar deze praktijk ingebed is. Binnen deze institutionele context zijn vele factoren die de praktijk mede definiëren en beïnvloeden: systemische krachten, botsende logica’s en rationaliteiten (Van Hout & Putters, 2007). Zorgethisch nadenken bevat daarom altijd een politiek ethische blik (Tronto, 1993). 3. Zorg als praktijk is gebaseerd op een tweezijdige zorgrelatie. Zorg is niet een eenzijdig gebeuren van zorggever naar zorgontvanger. De zorgrelatie is asymmetrisch en beide betrokkenen hebben daarin waardevolle kennis en ervaring aan te dragen die helpt te begrijpen wat daar plaats vindt (van Heijst, 2005; 2012). 4. Binnen die tweezijdige zorgrelatie is uitdrukkelijk ruimte voor lichamelijkheid, kwetsbaarheid, tragiek (Manschot, 1992; Van Heijst, 2005; 2012) 5. Omdat praktijken cultureel bepaald zijn en een goede zorgrelatie maatwerk is, richt de zorgethiek zich primair op het unieke en particuliere van een situatie, en is minder geïnteresseerd in het universele (Walker, 2007). 16
Hier worden alle vormen van zorg (formeel, informeel, mantelzorg) bedoeld.
18
6. Om dit unieke en particuliere goed te kunnen doorgronden is een kritische wisselwerking nodig tussen conceptueel ethisch onderzoek en kwalitatief empirisch onderzoek (Dierckx de Casterlé, 2011). Het kwalitatief empirisch onderzoek is nodig om op een wetenschappelijk verantwoorde manier tot een beschrijving en interpretatie van de werkelijkheid te komen. De conceptueel ethische reflectie is nodig om conceptueel scherp te denken en de impliciete normativiteit van het kwalitatief empirisch onderzoek boven tafel te krijgen (Leget e.a., 2009). 7. Zorgethisch onderzoek is maatschappelijk geëngageerd. Door onderzoek te doen gaan betrokkenen anders kijken naar wat goede zorg is en veranderen ze. Dat kost echter tijd. Daarom vindt het bij voorkeur plaats samen met direct betrokkenen – zorgontvangers, zorgprofessionals, familieleden, vrijwilligers – en binnen langdurige verbindingen tussen de universiteit en maatschappelijke partners (Olthuis & Leget, 2012). Wat betekenen deze zorgethische inzichten als kijkrichting bij evaluaties? Ze laten ten eerste zien dat de vraag wat ‘goed’ is, vanuit zorgethisch perspectief te beantwoorden is door de context goed in ogenschouw te nemen. Bij detentie betekent dit in ieder geval het doorgronden van de impact van het vastzitten en het detentieregime op de gedetineerde. Binnen die doorwerking van de deprivatie van normale sociale contacten dient de waarde van vrijwilligerswerk begrepen en beoordeeld te worden. De zorgethische voorkeur voor het particuliere en individuele laat zich vertalen naar de inzet van kwalitatief onderzoek, waarin respondenten in hun eigen woordgebruik en via hun eigen onderwerpsvolgorde zich kunnen uitdrukken. Welke soort van effecten of opbrengsten zich dan tonen, dat geeft in de zorgethische opvatting richting aan de te vinden antwoorden op de onderzoeksvraag. In het verlengde daarvan zijn ook relaties een belangrijke focus in zorgethisch onderzoek naar praktijken die onderzocht worden. De veronderstelling is dan dat indien de relatievorming in de onderzochte praktijk van hoog niveau is, de kans op goede resultaten groot is, omdat via die relaties wordt uitgezocht wat er op het spel staat voor de gedetineerde en wat een goede (re)actie kan zijn van de vrijwilliger. Bij onderzoek vanuit een zorgethisch perspectief is vervolgens van belang dat kwalitatieve bevindingen gepaard gaan met een conceptueel (-ethische) duiding. Dit leidt tot het inzetten van bronnen vanuit andere disciplines zoals de filosofie om de normativiteit in de onderzochte praktijken inzichtelijk te maken. En ten slotte verandert zorgethisch onderzoek vaak de kijkrichting op een onderzocht fenomeen. Het stimuleert lezers zich op een andere wijze te verhouden tot het onderzochte fenomeen, vanuit een maatschappelijke betrokkenheid op kwetsbare mensen in de maatschappij. Een nadere uitwerking van evaluatieonderzoek vanuit zorgethisch perspectief publiceerden we in 2013 (Goossensen (red.), 2013). Het boek zet de formuleringen van ‘goede zorg’ vanuit een interventie perspectief en een zorgethisch perspectief tegenover elkaar. Daarbij werd via praktijkverkenningen duidelijk dat zorg in protocollaire zin helemaal op orde kan zijn, maar vanuit zorgethisch perspectief onder de maat kan blijven. Het is dan vooral de afstemming op het individu die tekort schiet. De hulpvrager ontvangt dan geen passende hulp vanwege een gebrek aan afstemming op zijn leefwereld of logica. Cruciale vraag in deze verkenning is dan wat een goede relatie is. We kiezen hier niet voor vastgestelde categorieën om relaties mee te meten of scoren met gesloten vragen (zoals vertrouwen, empathie of wederkerigheid), maar voor het uitgangspunt dat een relatie beter wordt naarmate er meer relationele afstemming is (Baart, 2001; Timmermann, 2011). Relationele afstemming is te begrijpen als een dusdanige afstemming op het betreffende individu dat die zich kan laten kennen in zijn eigen woordgebruik, met respect voor diens logica. En via het bieden van relationele ruimte kan er dan zicht komen op waar de ander het zwaar mee heeft. Vervolgens biedt de zorggever een passende respons, dit kan ook aandacht of steun zijn. Relationele afstemming 19
bevordert dus kortgezegd dat de cliënt of gedetineerde ook baat kan ervaren voor datgene waar hij mee zit, zonder dat deze vraag of nood geherformuleerd en mogelijk onteigend17 wordt in hulpverleners- of medewerkerstaal. We komen via literatuuronderzoek over de kwaliteit van relaties dan tot vijf conceptuele stappen (Goossensen & Kuis, 2013): 1. Voorwaarden voor een relatie (tijd, aandacht, etc.) 2. Vaardigheden professional (bijvoorbeeld empathie) 3. Kwaliteit van de relatie (begrepen als de mate van relationele afstemming en identificatie van opgaven van de cliënt) 4. Fit van geboden respons (door hulpverlener) 5. Ervaren baat (de opbrengsten die direct aansluiten bij de behoefte en nood van een gedetineerde). Volgens zorgethische inzichten is dan de verwachting dat een goede en vertrouwensvolle relatie bijdraagt aan het identificeren van wat er toe doet voor de gedetineerde. Daardoor stijgt mogelijk de kans op het voorkomen of verminderen van allerlei vormen van psychische, emotionele en existentiële schade die kan ontstaan gedurende detentie. Maar ook biedt het relationele aanbod dat de vrijwilligers doen misschien een kans op positieve hechting. Mogelijk ook een kans om betekenisvolle ervaringen op te doen met nabije anderen, die van waarde is voor de periode dat de gedetineerde weer de maatschappij in zal moeten gaan. Wellicht kan de aangeboden relatie als voorbeeld, of oefensituatie, gelden waarin de gedetineerde kan leren. Dit kan positief doorwerken in de re-integratie. Daarnaast kan het wellicht een concreet houvast met een betekenisvolle ander zijn bij de daadwerkelijke overgang terug naar de maatschappij. Doordat zorgethische benaderingen zo sterk inzetten op aansluiten en afstemmen van leef- en denkwerelden die sterk verschillen qua logica, is de kwaliteit van de relatie het belangrijkste evaluatiecriterium om na te gaan of hier een ‘goede’ bijdrage plaatsvindt. Zoals Schuyt (2005) ook aangeeft bij zijn uitwerking van zorgzaamheid, is de relatie de plek om uit te vinden welke kansen er liggen om de ander recht te doen, te erkennen als mens, en hem niet op te geven. Van extra belang bij het meten is dat de opbrengsten van vrijwilligerswerk bij respondenten niet pasklaar geformuleerd en ‘voor in de mond’ liggen, maar soms ook in de geborgenheid tot formulering gebracht kunnen worden. Een vragenlijst met voorgecategoriseerde antwoorden gaat mogelijk moeilijk op valide wijze de ervaren waarde van één-op-één vrijwilligersgesprekken betrouwbaar in beeld brengen, zo schatten wij in. 3.2 Conceptuele toespitsing op het huidige onderzoek Die kwaliteit van de relatie (mate van relationele afstemming) is vanuit zorgethisch perspectief dan de as om tot een waardebepaling te kunnen komen. Naarmate de relatie beter wordt, stijgt de kans op goede opbrengsten voor de gedetineerde. Daarmee agenderen zorgethische theorieën aanwijzingen voor de vrijwilliger of hulpverlener om tot goede afstemming te komen op de ander (gedetineerde).18 In het ontwerp van het onderzoeksdesign hebben wij ons laten inspireren voor de operationalisatie door de vijf hiervoor genoemde conceptuele stappen.
17
Hiermee bedoelen we dat een hulpvraag wordt geïnterpreteerd in de taal van hulpverleners en daarbij wegdrijft van de oorspronkelijke nood. Door een diagnostische herkadering kan dat ontstaan. 18 Die aanwijzingen zijn in vijf stappen te onderscheiden (Goossensen (red.), 2013).
20
1. Voorwaarden voor een relatie De stap ‘voorwaarden’ betreft tijd, ruimte, mogelijke toeleiding tot gesprekken. Tijd is geen hoofdstruikelblok bij vrijwilligers bezoeken. Ruimte is beschikbaar, maar kan in subtielere zin wel te denken geven. Hier ligt wel de mogelijkheid om door te denken over voorwaarden in termen van bedreigingen van de openheid van het contact, bijvoorbeeld door het opdringen van een bepaalde (levens)overtuiging door een vrijwilliger, of bepaalde typen van aandacht die bevorderend werken om de gedetineerde zich te laten uitspreken. 2. Vaardigheden van de vrijwilliger Dit punt behelst een ingang om te evalueren welke vaardigheden, kaders, omgangsvormen, regels en tips vrijwilligers meekrijgen die hen helpen om te komen tot een goede band met de gedetineerde. 3. Kwaliteit van de relatie De aanname is dat de (kwaliteit van de) relatie (die is het best als er sprake is van relationele afstemming) tussen de vrijwilliger en de gedetineerde als een proxy voor goede opbrengsten is te beschouwen. Als die relatie veilig, sterk, krachtig en vertrouwensvol is, is dit de beste indicatie dat er baat ervaren zal gaan worden door de gedetineerde, omdat dan via de relationele afstemming in een match achterhaald wordt wat er het meest toe doet voor een gedetineerde en daar een respons op zal komen. We kunnen en willen die niet operationaliseren naar categorieën om de kwaliteit van een relatie op te kunnen scoren19, maar zoeken met kwalitatieve dataverzameling uit hoe die relatie voor de betreffende persoon uitpakt, vanuit zijn of haar criteria. Onderzoek naar de opbrengsten van vrijwilligersgesprekken wordt dan ingericht naar de kwaliteit van de band die zich ontwikkelt en evalueert de mate van aansluiting of mogelijke mismatch. Elders werken we dit nader uit en analyseren we welke concepten er relevant zijn om kwaliteit van de relatie vast te stellen. (Kuis, Hesselink & Goossensen, 2013) 4. Fit respons De relatie dient daarbij als kanaal om te achterhalen wie de ander is, waar hij het zwaar mee heeft (opgaven) en hoe een passende respons er uit kan zien. 5. Ervaren baat Zorgethische theorieën benadrukken het belang van dat een gedetineerde zich gezien en gehoord voelt en zich durft te laten kennen. Dit heeft belangrijke consequenties voor diens welzijn; mogelijke vermindering van de mate van ervaren (existentiële) eenzaamheid20; de mate van het lijden dat een gedetineerde mogelijk doormaakt, of (andere) vormen van detentieschade. Aandacht van vrijwilligers voor de persoon van de gedetineerde kan zich ontwikkelen tot momenten waarop iemand even kan ervaren dat hij er toe doet. Dat iemand er als mens mag zijn, hoewel hij als gestrafte op de vingers getikt wordt. Zorgethische theorieën inspireren vrijwilligers dit te bereiken door een bepaalde open vorm van aandacht niet uit de weg te gaan, door de ander nabij te blijven in diens emoties, zwijgen, vragen en eventueel existentiële worstelingen. Reductie van de gedetineerde tot zijn criminele daden of psychiatrische diagnose en veroordeling daarvan worden nadrukkelijk vermeden (Goossensen & Oude Egberink, 2013). Werken volgens zorgethische concepten houdt in de ander niet alleen laten in diens lijden, het met hem volhouden en uithouden, ook als anderen het opgeven.
19
Vanwege de kans dat die gekozen categorieën geen recht doen aan de logica van de uniciteit van iedere gedetineerde. Dit gaat over het lijden aan een vorm van eenzaamheid die verankerd is in de diepere lagen van het bestaan, bijvoorbeeld de pijnlijke ervaring dat alles wat van waarde is zal eindigen. Oplossingen of verlichting kunnen bij deze eenzaamheidsvorm niet gevonden worden in meer of betere sociale contacten of meedoen aan sociale activiteiten. 20
21
3.3 Consequenties voor de meetinstrumenten In conceptuele zin betekent dit dat er twee belangrijke conclusies te trekken zijn met het oog op de onderzoeksopzet, te weten: de soort van opbrengsten van vrijwilligersgesprekken zijn variabel en tonen zich in de relationele afstemming op deze ene gedetineerde en wat hem bezig houdt. Het kan hier gaan om afstemming op psychologische, emotionele, psychiatrische, religieuze, praktische, sociale, ontwikkelingsgerelateerde, materiële, existentiële of andere moeites. De kracht van de vrijwilligers is om er ‘te zijn’ zonder eigen agenda om zich zo te openen voor wat zich wil tonen, binnen de grenzen van het betamelijke. Dus bijvoorbeeld seksueel contact is ondenkbaar. Ook het meewerken aan ontsnappingen, drugs naar binnen smokkelen en dergelijke zijn allemaal onbetamelijk. Denkend vanuit de vraag ‘Wat is de waarde van één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers aan gedetineerden?’ kiezen we dan voor drie van de vijf beschreven conceptuele stappen die van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. We gaan hier niet expliciet in op de voorwaarden en de vaardigheden, maar wel op: Relatie (kwaliteit ervan) >> Relationele afstemming >> Ervaren baat. Als onderzoeksmaat voor de waarde van vrijwilligersgesprekken aan gedetineerden gebruiken we het concept ervaren baat. In de publicatie Kuis, Knoope & Goossensen (2010) werken we de aanpassing en toepassing van het bestaand meetinstrument voor ‘ervaren baat’ verder uit. Uniek aan dit concept is dat het begint bij de wens, behoefte, vraag of moeite van de gedetineerde. Deze wordt in den brede verkend, het kan gaan om allerlei zaken zoals aandacht, een praatje maken, doorbreken van eenzaamheid, begrip of hulp bij praktische zaken. Vervolgens verkennen we in lijn met het concept ‘ervaren baat’ of er in de gesprekken met de vrijwilliger ook tegemoet gekomen is aan de wens van de gedetineerde en welke baat de gedetineerde ondervindt van de gesprekken en de opgebouwde band. Wat heeft de gedetineerde er nu aan gehad? Daarmee kunnen opbrengsten van vrijwilligerswerk in hun variatie – afhankelijk van de specifieke moeites, verlangens en behoeften van de unieke gedetineerde – in een breed domein – worden onderzocht. Het denken in termen van ervaren baat staat dan voor het ontvangen van datgene waar een gedetineerde behoefte aan heeft, in de breedste zin, binnen de grenzen van het moreel aanvaardbare. Dit includeert ook de erkenning en steun die een gedetineerde kan ervaren als hij zich gezien voelt, terwijl er niets aan zijn situatie is veranderd. 3.4 Onderzoeksvragen Vanuit dit kader is als algemene onderzoeksvraag gekozen: ‘Wat is de waarde van één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers aan gedetineerden?’ De deelvragen zijn: 1. Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes? 2. (a) Wat zijn volgens vrijwilligers groepen de veronderstelde werkzame elementen van hun inzet, waarmee de gesprekken bijdragen aan ‘humane tenuitvoerlegging’ en ‘re-integratie in de samenleving’? (b) Hoe is de samenhang van de huidige praktijk met de uitgangspunten ‘continuïteit’ en ‘zelfredzaamheid’. 3. Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken? 4. Wat is de inhoud van gesprekken, en de aard en kwaliteit van de relatie die vrijwilligers met gedetineerden aangaan, tijdens en na detentie? 5. Hoe verhoudt de betekenis van de opgebouwde relatie met de vrijwilliger zich tot contacten met professionals gedurende detentie en tot de gerealiseerde baten? 22
4. Methodologische verantwoording Binnen dit onderzoek zijn vijf parallelle deelstudies uitgevoerd, waarbinnen ofwel kwantitatieve ofwel kwalitatieve data zijn verzameld (zie tabel 2). De onderzoeksmethode en -resultaten worden per deelstudie in aparte hoofdstukken weergegeven. Deze zijn op zichzelf leesbaar in willekeurige volgorde. In de algehele reflectie en discussie aan het eind van dit rapport worden de resultaten uit de verschillende deelstudies bij elkaar gebracht en tegen elkaar afgezet. Allereerst zijn de registratiecijfers van vrijwilligersorganisaties onderzocht om een indruk te krijgen van de aantallen vrijwilligers en de aantallen gedetineerden die bezocht worden. De verzamelde cijfers worden weergegeven in hoofdstuk 5. Daarna hebben er diverse focusgroepen plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de verschillende vrijwilligersorganisaties. De methode en resultaten worden toegelicht in hoofdstuk 6. Verder zijn semigestructureerd diepte-interviews afgenomen met gedetineerden (n=21) binnen 6 verschillende PI’s. In hoofdstuk 7 wordt de methode van dataverzameling verder toegelicht en worden de resultaten van de diepte-interviews beschreven. Tevens is gebruik gemaakt van een bewerkte versie van de ervaren baat vragenlijst (Kuis, Knoope & Goossensen, 2010) die is verspreid onder gedetineerden (n=80). In hoofdstuk 8 worden de methode en resultaten van dit kwantitatieve deelonderzoek verder toegelicht. Tenslotte zijn drie vragen over contact met vrijwilligers opgenomen in de ‘gedetineerdensurvey 2014’ die onder alle gedetineerden van alle PI’s in Nederland verspreid is. De methode en resultaten van deze deelstudie worden toegelicht in hoofdstuk 9. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de onderzoeksvragen en de methode(n) die gebruikt zijn om deze vragen te beantwoorden. De eerste deelvraag is: ‘ Hoeveel gedetineerden ontvangen éénop-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes?’ Er is geprobeerd deze vraag te beantwoorden aan de hand van registraties van de vrijwilligersorganisaties. De cijfers worden afgezet tegen de informatie die bekend is uit het kwantitatieve onderzoek. De tweede deelvraag is: ‘Wat zijn volgens vrijwilligersgroepen de veronderstelde werkzame elementen van hun inzet, waarmee de gesprekken bijdragen aan ‘humane tenuitvoerlegging’ en ‘reintegratie in de samenleving’?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn binnen de focusgroep data verzameld over de visie van de vrijwilligersorganisaties op de potentie, kracht en kwaliteit van de vrijwillige inzet met betrekking tot de doelen van justitie. Ook de subvraag ‘Hoe is de samenhang van de huidige praktijk met de uitgangspunten ‘continuïteit’ en ‘zelfredzaamheid’ in de samenleving’?’ is hierin meegenomen. Deze laatste vraag is tevens meegenomen in de ervaren baat vragenlijst. De derde deelvraag is: ‘Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken?’ Voor het beantwoorden van deze deelvraag worden zowel de data van de kwalitatieve interviews, als het vragenlijst onderzoek met de ervaren baat vragenlijst en de gedetineerdensurvey gebruikt en tegen elkaar afgezet. Om de vierde deelvraag ‘Wat is de inhoud van gesprekken, en de aard en kwaliteit van de relatie die vrijwilligers met gedetineerden aangaan, tijdens en na detentie?’ te beantwoorden zijn de data uit de kwalitatieve interviews en het vragenlijst onderzoek met de ervaren baat vragenlijst gebruikt en tegen elkaar afgezet. Tenslotte is de vijfde deelvraag: ‘Hoe verhoudt de betekenis van de opgebouwde relatie met de vrijwilliger zich tot contacten met professionals gedurende detentie en tot de gerealiseerde baten?’ meegenomen in de kwalitatieve interviews met gedetineerden.
23
11. Overzicht deelvragen en onderzoeksmethode Deelvraag 1 Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes?
2
3
4
5
Instrument Registraties vrijilligersorganisaties Ervaren baat vragenlijst Gedetineerdensurvey
Soort data Kwantitatief
a. Wat zijn volgens vrijwilligers groepen de veronderstelde werkzame elementen van hun inzet, waarmee de gesprekken bijdragen aan ‘humane tenuitvoerlegging’ en ‘re-integratie in de samenleving’? b. Hoe is de samenhang van de huidige praktijk met de uitgangspunten ‘continuïteit’ en ‘zelfredzaamheid’ in de samenleving’? Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken?
Focusgroep
Kwalitatief
Focusgroep Ervaren baat vragenlijst
Kwalitatief Kwantitatief (n=80)
Diepte-interviews Ervaren baat vragenlijst Gedetineerdensurvey
Wat is de inhoud van gesprekken, en de aard en kwaliteit van de relatie die vrijwilligers met gedetineerden aangaan, tijdens en na detentie? Hoe verhoudt de betekenis van de opgebouwde relatie met de vrijwilliger zich tot contacten met professionals gedurende detentie en tot de gerealiseerde baten?
Diepte interviews Ervaren baat vragenlijst
Kwalitatief (n=21) Kwantitatief (n=80) Kwantitatief (n=3613) Kwalitatief (n=21) Kwantitatief (n=80)
Diepte interviews
Kwalitatief (n=21)
Kwantitatief (n=80) Kwantitatief (n=3613)
Er waren verschillende algemene ethische overwegingen bij de vijf deelstudies. Een overweging rond de dataverzameling betrof in de eerste instantie de vraag hoe gedetineerden te benaderen met de vraag of zij aan een onderzoek wilden meewerken. Gedetineerden kunnen vrijwilligersbezoek ontvangen zonder dat dit bij personeel bekend is, bij het personeel is eventueel alleen bekend dat de gedetineerde ambtelijk bezoek ontvangt.21 De onderzoekers wilden daarom voorkomen dat een personeelslid van de PI aan een gedetineerde de vraag om medewerking aan een interview zou stellen. Een uitzondering is hierbij gemaakt voor de geestelijk verzorgers die in de PI werkzaam zijn. Hierbij was de overweging dat geestelijke verzorgers een speciale positie in de PI hebben op grond van de geheimhoudingsplicht die bij hun ambt hoort. De respondenten zijn daarom geworven via de geestelijke verzorging en in sommige gevallen door de vrijwilligers zelf. Voor het kwantitatieve onderzoek is dit niet in alle gevallen zo gegaan, sommige inrichtingen gaven de voorkeur aan verspreiding van de vragenlijsten via het personeel. In dat geval is door de onderzoekers uitdrukkelijk gevraagd om discretie, dat wil zeggen dat de betreffende medewerker de informatie (wie ontvangt bezoek van een vrijwilliger) vertrouwelijk zou behandelen. De gedetailleerde beschrijving van de methode (zoals de werving van respondenten) wordt toegelicht in de deelonderzoeken die beschreven worden in de volgende hoofdstukken. Alvorens geïncludeerd te worden in het onderzoek zijn de te onderzoeken personen schriftelijk en mondeling geïnformeerd en is hun toestemming schriftelijk vastgelegd. Deelnemers zijn er op 21
Bezoek van vrijwilligers aan de PI valt onder ambtelijk bezoek. Onder ambtelijk bezoek valt verder het bezoek van bijvoorbeeld de advocaat. Dit bezoek wordt niet in mindering gebracht op het reguliere bezoek.
24
gewezen dat ze zich te allen tijde terug kunnen trekken uit het onderzoek, zonder opgaaf van redenen. Ook werd aangegeven dat hun deelname aan en ook hun eventuele terugtrekking uit het onderzoek geen gevolgen – positieve noch negatieve – voor hun detentie zou hebben. Namen of identificerende gegevens worden niet gebruikt in deze rapportage of publicaties die uit dit onderzoek voortvloeien, of in contacten met de opdrachtgever of betrokken organisaties. Bij de citaten uit interviews met mannelijke respondenten staat de leeftijd van de betreffende respondent vermeld. Bij de vrouwelijke respondenten is dat achterwege gelaten om, in verband met het kleine aantal vrouwelijke respondenten uit maar 1 inrichting, hun anonimiteit te beschermen. Verder zijn, ten behoeve van de anonimiteit, de stukjes met heel specifieke informatie over een respondent weggelaten uit de citaten. Persoonlijke gegevens worden in gecodeerde vorm bewaard en zijn alleen toegankelijk voor de onderzoekers.
25
5. Achtergrond: vrijwilligersorganisaties In dit hoofdstuk worden de verschillende vrijwilligersorganisaties, die in Nederland actief zijn binnen detentie, beschreven. Dit doen we om meer achtergrondinformatie te geven. Ons onderzoek heeft als focus de één-op-één bezoekgesprekken. De vrijwilligersorganisaties bieden daarnaast nog vele andere activiteiten. Die zijn in dit hoofdstuk opgenomen om geen vertekend beeld te laten ontstaan van de activiteiten van de vrijwilligersorganisaties. We baseren ons daarbij nadrukkelijk op de informatie die vrijwilligersorganisaties op hun website, in hun jaarverslag of in factsheets hebben staan of op de informatie die zij mondeling met ons gedeeld hebben. Daarnaast adresseren we in dit hoofdstuk (op basis van de registraties van de vrijwilligersorganisaties) de eerste deelvraag: 1. Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes? 5.1 Vrijwilligersorganisaties algemeen In Nederland zijn Humanitas, Gevangenenzorg Nederland, Exodus en Bonjo(-leden) actief in het uitvoeren van vrijwilligerswerk binnen detentie. Alle vier de vrijwilligersorganisaties bezoeken gedetineerden in de PI, individueel of in groepen. Ook verzorgen alle organisaties nazorg voor exgedetineerden, door middel van bezoeken of hulp bij re-integratie. De meeste organisaties bieden ook steun aan naasten van gedetineerden. Bij verschillende van de organisaties worden vrijwilligers voorbereid op hun taken middels een introductiebijeenkomst en/of (basis)training. Als vrijwilligers begonnen zijn met hun taken kunnen zij tussentijds bijvoorbeeld thema-avonden of bijeenkomsten voor deskundigheidsbevordering bezoeken. Vaak is er contact met of begeleiding door een coördinator of maatschappelijk werker vanuit de vrijwilligersorganisatie ter ondersteuning en coördinatie van het werk van de vrijwilliger. 5.2 Humanitas Humanitas is een vereniging met ruim 80 afdelingen door heel Nederland. Deze afdelingen zijn verdeeld in en worden ondersteund door vijf districten. Humanitas is actief binnen zes verschillende thema’s waar detentie er één van is (naast eenzaamheid, verlies, opvoeden, opgroeien en thuisadministratie). Humanitas vindt dat iedereen recht heeft op een volwaardig bestaan, waarin mensen zich onderdeel voelen van een gemeenschap. Humanitas heeft geen religieuze identiteit, maar streeft belangrijke humanistische waarden na: regie behouden over je eigen leven; samenleven op basis van gelijkwaardigheid; verantwoordelijkheid nemen voor jezelf en voor een ander; en vraaggericht werken: kijken wat er leeft in de maatschappij en de activiteiten daarop aanpassen. Volgens Humanitas is het gevoel iets voor elkaar te willen betekenen en een zinvolle bijdrage te leveren aan de maatschappij dat wat vrijwilligers van Humanitas bindt. Humanitas wordt gefinancierd vanuit verschillende subsidies, bijdragen van verschillende loterijen in Nederland en donaties van leden, stichtingen en andere donateurs. Activiteiten22 Tijdens detentie Tijdens detentie biedt Humanitas bezoekgroepen waarbij vrijwilligers gedetineerden bezoeken in groepen of individueel. Verder worden bezinningsbijeenkomsten en trainingen verzorgd. Vrijwilligers van Gezin in Balans helpen gedetineerde moeders (en sinds kort ook vaders) om zich voor te bereiden op hun terugkeer in de maatschappij, bijvoorbeeld met opvoedondersteuning. Er worden trainingen verzorgd en er zijn zogenaamde ‘bezoekmoeders’ actief die gedetineerden individueel bezoeken.
22
Bron: Factsheet ‘Humanitas en detentie’.
26
Na detentie In Den Haag loopt het nazorg project ‘Tandem’ waarbij de ondersteuning tijdens detentie begint. Tijdens wekelijkse individuele bezoeken worden thema’s rondom het leven in gevangenschap besproken. Na detentie proberen vrijwilligers ex-gevangenen te helpen om een nieuw leven op te bouwen, bijvoorbeeld door mee te zoeken naar werk en woning. In Maastricht werken vrijwilligers van Humanitas samen met het Veiligheidshuis om ex-gedetineerden te helpen bij re-integratie. Het Veiligheidshuis helpt bij het regelen van wonen, werk en zorg en de Humanitas vrijwilligers bieden ondersteuning bij overige zaken. In Amsterdam bieden vrijwilligers binnen het project Nieuwe Start gedetineerden ondersteuning bij praktische zaken vanuit een re-integratiecentrum. Daarnaast biedt een Nieuwe Start coaching trajecten aan ex-gedetineerden. 5.3 Gevangenenzorg Nederland Gevangenenzorg Nederland is een vrijwilligersorganisatie voor (ex-)gevangenen, tbs-patiënten en hun familieleden en in 1995 formeel opgericht. Gevangenenzorg Nederland is landelijk actief, het hoofdkantoor is gevestigd in Zoetermeer. Het werk van Gevangenenzorg Nederland wordt gekenmerkt door de volgende kernwaarden: barmhartige gerechtigheid, respect, vrijwilligheid en competentie. Gevangenenzorg Nederland staat voor ‘geloof in herstel’. Vrijwilligers bezoeken gevangenen vanuit de Bijbelse opdracht: "Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen" (Mattheüs 25:36). Volgens Gevangenenzorg is ieder mens een schepsel van God en ieder mens krijgt een nieuwe kans. Gevangenenzorg maakt het geloof in herstel concreet door het inzetten van vrijwilligers, die in gesprek gaan met (ex-)gevangenen en hun familieleden. Een belangrijke kanttekening is dat Gevangenenzorg Nederland aangeeft geen evangeliserende organisatie te zijn. Ze helpen iedereen die daar om vraagt, of religie bij hem nu een rol speelt of niet. Als non-profit organisatie is Gevangenenzorg Nederland financieel sterk afhankelijk van giften.23 Activiteiten Bezoek aan (ex-) gevangen en tbs-gestelden Vrijwilligers gaan op bezoek bij gevangenen en tbs-gestelden (volwassen en jeugd) tijdens en na detentie. Ook denken vrijwilligers mee over het zoeken naar woonruimte, opvang, werk of contacten met officiële instanties. Familie Vrijwilligers gaan op bezoek bij familieleden van gevangenen tijdens en na detentie. Tevens kunnen familieleden Gevangenenzorg bellen of mailen voor informatie, advies of een luisterend oor. Verder biedt Gevangenenzorg het kindercadeau-programma. Overige activiteiten Gevangenenzorg organiseert de SOS cursus: Spreken Over Slachtoffers, Schuld en Samenleving. Het doel van de SOS cursus is dat deelnemers onder leiding van een cursusleider en vrijwilligers in de loop van acht (voor jeugd zes) bijeenkomsten meer inzicht krijgen in hun eigen verantwoordelijkheid en de gevolgen van criminaliteit voor alle betrokkenen. Tevens biedt Gevangenenzorg arbeidsbemiddeling en vindt er jaarlijks een kerstactie plaats waarbij kerstpakketten worden uitgedeeld uit aan gedetineerden. 5.4 Exodus Exodus Nederland is een landelijke nazorgorganisatie. De Exodus organisatie bestaat uit het landelijk (facilitair) bureau Exodus Nederland, het vrijwilligersnetwerk en het samenwerkingsverband van Exodushuizen (lokale stichtingen). Exodus wil vanuit een protestants christelijke identiteit kansen bieden aan mensen die willen stoppen met criminaliteit en aan een nieuwe toekomst willen werken. Exodus gelooft in verbetering van de situatie van mensen met een verleden waarin criminaliteit een rol heeft gespeeld. Exodus stelt dat dit alleen mogelijk is als zij: als 23
Bron: Jaarverslag Gevangenenzorg Nederland 2013 en www.gevangenenzorg.nl, geraadpleegd op 20 augustus 2014.
27
persoon worden aangesproken op de betekenis van hun leven; zicht krijgen op de zin van hun bestaan; zicht krijgen op hun verantwoordelijkheden, zowel tegenover hun eigen leven als dat van anderen. Exodus wil zich onderscheiden van andere nazorgorganisaties doordat hun programma een integrale en structurele aanpak beoogt, die ingrijpt op alle aspecten van het leven van de (ex)gedetineerde. Er wordt uitgegaan van vier ‘sleutels’: wonen, werken, relaties en zingeving.24 Activiteiten Tijdens detentie Exodus is actief binnen de penitentiaire inrichtingen in Nederland met kerk- en bezoekvrijwilligers binnen inzorg-groepen. Inzorg-vrijwilligers leggen individueel bezoek af aan gedetineerden en participeren bij de kerkdiensten en gespreksgroepen van de penitentiaire inrichtingen. De afdeling Geestelijke Verzorging van de gevangenis coördineert het vrijwilligerswerk. Na detentie (Ex-)gedetineerden kunnen terecht in één van de elf Exodushuizen verspreid in het land. Ieder huis biedt plaats aan minimaal 12 en maximaal 25 mannen en vrouwen. De cliënt woont er maximaal een jaar lang en volgt gedurende die tijd een begeleidingsprogramma. (Ex-) gedetineerden kunnen ook terecht bij een maatje uit één van de nazorggroepen van Exodus. Familie Tevens is er het Ouders, Kinderen en Detentie (OKD) project. Dit project maakt het mogelijk voor gedetineerde ouders en hun kind(eren) elkaar te ontmoeten en zo te werken aan een goed contact. Vrijwilligers rijden de kinderen eens per maand naar de gevangenis voor een kindvriendelijk bezoekuur met frisdrank en spelletjes. Veel vrijwilligers ondernemen na afloop nog iets met de kinderen. Tevens kunnen familieleden ondersteuning krijgen na detentie. 5.5 Bonjo BONJO is een vereniging met ruim zestig leden (kleinere vrijwilligersorganisaties). De kernactiviteit van BONJO is het ondersteunen van deze vrijwilligers(organisaties) die zich richten op het werken met (ex-)gedetineerden. In de nota ‘Vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing’ van het (toenmalige) Ministerie van Justitie heeft Bonjo zich in 2010 vastgelegd op een aantal ondersteuningstaken. Eén van de belangrijkste is dat de kwaliteit van vrijwilligerswerk gegarandeerd moet zijn. Naast het vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing komen de activiteiten van Bonjo in 2014 tot stand via twee andere lijnen: activiteiten die zich rechtstreeks richten op (ex-)gedetineerden en ‘de vakbond’ (belangenorganisatie) voor (ex-) gedetineerden25. Activiteiten Het vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing (door de leden) Verschillende Bonjo-leden verzorgen bezoek aan gedetineerden tijdens detentie. Verder is er begeleiding mogeljik voor (ex-)gedetineerden na hun detentie. Een aantal Bonjo-leden is gespecialiseerd in begeleiding rond het vinden of hebben en houden van werk. Verder is er een aantal Bonjo-leden dat tijdelijke huisvestingsprojecten beheert. Activiteiten die zich rechtstreeks richten op (ex)gedetineerden (door BONJO centraal) Elke twee maanden wordt de krant van Bonjo landelijk verspreid in alle PI's richting gedetineerden via de bibliotheken. De krant bevat allerlei nieuws zoals berichten uit de lidorganisaties, beleidsmatige zaken die het gevangeniswezen betreffen en ervaringen van gedetineerden. Daarnaast bestaat het ‘contactbureau’: een medium om gedetineerden in contact te brengen met andere gedetineerden of met mensen buiten de bajes, die zich betrokken voelen bij gedetineerden. Soms gaat het om contacten die een relatie mogelijk maken, soms zijn het contacten die zich richten op briefwisselingen met iemand buiten de gevangenis dan wel iemand die in een andere gevangenis zit. 24 25
Bron: Jaarverslag Exodus 2013 en www.exodus.nl, geraadpleegd op 20 augustus 2014. Bron: Jaarverslag Bonjo 2013 en www.bonjo.nl, geraadplaagd op 20 augustus 2014.
28
Bonjo centraal screent de advertenties op inhoud. Tenslotte kunnen gedetineerden zich opgeven voor huisbewaring (maximaal 2 jaar) als ze in detentie komen en hun huis niet kwijt willen raken. De belangenvereniging voor gedetineerden Tenslotte is Bonjo de belangenvereniging van gedetineerden en voor gedetineerden. Bonjomedewerkers geven naar vermogen antwoord op vragen van gedetineerden, hun partners en familieleden die worden geconfronteerd met problemen rondom detentie. Bonjo helpt dan bijvoorbeeld om de weg te vinden in regels en regelingen. Indien nodig wordt door Bonjo doorverwezen. 5.6 Registraties Om antwoord te vinden op de eerste deelvraag ‘Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes?’ zijn de registraties van de vrijwilligersorganisaties opgevraagd. De cijfers, zoals de onderzoekers ze ontvangen hebben van de vrijwilligersorganisaties, worden weergegeven in tabel 2. De registraties bleken niet overal goed voorhanden te zijn. De onderzoekers hebben niet van alle organisaties registraties ontvangen. Tevens blijkt er bij verschillende organisaties geen maximale discipline te bestaan in het bijhouden van de registraties. Het was ingewikkeld om een sluitend overzicht te krijgen, mogelijk is het overzicht daardoor niet volledig. We komen uit op een schatting dat ruim 550 gedetineerden in 2013 gesprekken met een vrijwilliger hadden. Tabel 2. Registraties vrijwilligersorganisaties26 Humanitas Gevangenenzorg
Exodus
Aantal vrijwilligers dat één-op-één bezoekgesprekken aflegden
In 2013: Ongeveer 100
Op het moment van opvragen van de gegevens (jan 2014): 190
In 2013: Tussen de 100 en 120
Aantal gedetineerden dat één-op-één bezoekgesprekken ontvangt
In 2013 ontvingen 57 gedetineerde moeders bezoek van een bezoekmoeder
Op het moment van opvragen van de gegevens (jan 2014): 197
Onbekend. Grove schatting: 100
(58 gedetineerde moeders ontvingen coachinggesprekken voor de training IKJIJWIJ)
In 2013 werden 407 gedetineerden bezocht binnen de PI.
Bonjo (leden) In 2013: 414
Onbekend27
26
Op de eerste bijeenkomst waren er bijna 40 vertegenwoordigers van vrijwilligers organisaties aanwezig, die via een korte vragenlijst de volgende geschatte cijfers hebben doorgegeven. We vermelden hier gegevens die niet in de bovenstaande tabel zijn meegenomen. We noemen de naam van de organisatie en dan tussen haakjes (# vrijwilligers en # gesprekken). Het betreft een schatting over 2013: DCG Haarlem (50,25), VVHG (20,330), Stichting Naaste (20, 143), Kerk en Gevangenen (100, 30), Stichting de Instap (80, 300), VPI, AA - regio Noord (12, 250), Vrijwillige hulpverlening aan gedetineerden (5, 38), VPI (AA), overige regios’s, Ontmoeting Kerk en Detentie (5, 120), Stichting Vrouw en Welzijn (30, 250), Portaal, (22, 5). 27 De meeste Bonjo-leden hebben aangegeven hoeveel gesprekken er gevoerd zijn in 2013, maar niet met hoeveel gedetineerden dit was. Verder hebben een aantal van hen juist aangegeven hoeveel gedetineerden bezocht zijn en niet hoeveel gesprekken dit waren. Daarom is hier helaas geen eenduidig cijfer weer te geven.
29
6. Kwalitatieve resultaten: focusgroep analyse organisaties Dit hoofdstuk gaat over hoe vrijwilligers (organisaties) zelf naar de waarde van vrijwilligerswerk (in het bijzonder één-op-één gesprekken) kijken. Welke woorden gebruiken zij om die bijdrage te beschrijven? Zijn daar concepten in te herkennen? Welke kaders gebruiken zij om uit te leggen wat ze ‘zien gebeuren’ in de één-op-één gesprekken, hoe zich daar kwaliteit toont en wat dat oplevert? En hoe is de verhouding tot de doelen van justitie (Ministerie van Justitie, 2010). Op grond hiervan zijn we in dit gedeelte van de studie ingegaan op de volgende vragen: 1. Wat zijn volgens de vrijwilligersgroepen de veronderstelde werkzame elementen waarmee hun gesprekken bijdragen aan humane tenuitvoerlegging en re-integratie in de samenleving?28 2. Hoe is de samenhang daarvan volgens vrijwilligersorganisaties met de uitgangspunten continuïteit29 en zelfredzaamheid?30 De uitgangspunten continuïteit en zelfredzaamheid, die onder 2. genoemd worden, zijn een tweetal inhoudelijke beginselen voor de ‘behandelfilosofie’ zoals door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wordt verwoord (Toekomstvast DJI). Deze beginselen zijn geen einddoelen, maar kunnen ten opzichte van de doelstellingen (humane tenuitvoerlegging en re-integratie in de samenleving) worden gezien als bevorderend. De één-op-één gesprekken door vrijwilligers zouden idealiter moeten aansluiten bij deze beginselen. 6.1 Methode Er zijn data verzameld op drie manieren. Ten eerste gedurende een uitgebreide en langdurige focusgroep bijeenkomst waarbij afgevaardigden van de vrijwilligersorganisaties in hun eigen woordgebruik31 aangeven wat zij doen en waarom dat waardevol is voor gedetineerden. Deze bijeenkomst heeft plaatsgevonden in de tweede helft van januari 2014. Door een misverstand zijn niet de vier grote vrijwilligers organisaties uitgenodigd, maar is een lijst met 40 kleine en grote (deel)organisaties gebruikt voor de uitnodigingen. Aan deze oproep is massaal gehoor gegeven. Hier werd direct duidelijk dat er: a) organisaties zijn die op zich zelf staan; b) organisaties die onderdeel uitmaken van een van de grote vier, zoals regionale afdelingen van Humanitas; en c) organisaties die zelfstandig opereren, maar gelieerd zijn aan een van de grote vier, zoals Vrijwillige Hulp aan (ex) Gedetineerden gelieerd is aan Exodus. In de bijeenkomst is uitleg gegeven over het onderzoek en zijn vragen over de in- en exclusie van doelgroepen gedetineerden besproken. Vervolgens bleek het idee van een focusgroep bijeenkomst in de meest pure zin niet goed haalbaar, omdat de groep aanwezigen erg groot was. Een oplossing is gevonden in een twee stappen aanpak. Ten eerste: het 28
De onderzoekers hebben geen duidelijke definitie kunnen vinden van de begrippen ‘humane tenuitvoerlegging’ en ‘effectieve re-integratie’. In Molleman & Van den Hurk (2012) wordt humane tenuitvoerlegging gerelateerd aan de aanwezigheid van voorzieningen en privileges en aan menswaardige bejegening; effectieve re-integratie – of resocialisatie wordt gerelateerd aan het streven naar minimale beperkingen en beperking van detentieschade. Humane tenuitvoerlegging en resocialisatie staan niet los van elkaar; humane omstandigheden tijdens detentie zouden detentieschade verminderen en daarmee resocialisatie bevorderen (Molleman & Van der Hurk, 2012). 29 Continuïteit is gerelateerd aan wat door DJI de ‘levensloopbenadering’ wordt genoemd: de levensloopbenadering is gebaseerd op de gedachte dat detentie niet een geïsoleerde periode is, maar verbonden is met andere periodes in het leven van een gedetineerde. Voor een succesvolle re-integratie is vereist dat deze periodes aan elkaar worden verbonden. Bron: Masterplan DJI 2013-2018. Dit principe bood weinig houvast voor ons onderzoek. Er zijn veel activiteiten van vrijwilligersorganisaties die gericht zijn op de overgang naar de maatschappij. Die zijn niet in de opdrachtafspraken inbegrepen vanwege logistieke redenen.In de brainstorm, refereren vrijwilligers hier wel aan. 30 Zelfredzaamheid wil in dit kader zeggen dat vrijwilligers de verantwoordelijkheid van (ex-) ingeslotenen niet over zouden moeten nemen, maar hen moeten stimuleren en ondersteunen hen bij het maken van nieuwe keuzes in hun leven. 31 Hiermee bedoelen we het kwalitatieve ‘çouleur locale’, dus de eigen terminlogie, logica, sfeer van respondenten en niet zozeer talen als Engels of Duits.
30
werken met formulieren. Aan de aanwezigen is gevraagd om ter plekke schriftelijk antwoord te geven op de kernvragen van de focusgroep verkenning. Op deze wijze was inbreng van alle aanwezigen gegarandeerd. Er zijn in de bijeenkomst formulieren verzameld van 27 afgevaardigden van vrijwilligers(deel)organisaties.32 De enige vraag op het formulier was:
Wat ziet u als waarde van één-op-één vrijwilligersbezoeken aan gedetineerden?
Nadat de deelnemers hun inbreng via de formulieren hadden gegeven, is daarover gedurende een uur een focusgroepbijeenkomst gehouden in deze grote groep. Hiervan is verslag gemaakt. Ten tweede is later een tweede focusgroepbijeenkomst gehouden met afgevaardigden van de vier grote organisaties, te weten Exodus, Humanitas, Gevangenenzorg Nederland en Bonjo. Hierin is de afgevaardigden het woord gegeven aan de hand van dezelfde vraag. In deze bijeenkomst ontstond op dialogische wijze een model (zie onderstaande figuur). Ten derde zijn de verwerkte resultaten van de eerste en tweede bijeenkomst teruggekoppeld aan dezelfde afgevaardigden van de vier grote vrijwilligersorganisaties, ten einde hun aanvullingen en commentaar te ontvangen en verwerken. Deze drie soorten data hebben we geconfronteerd met elkaar en via een synthese komen we dan tot de onderstaande eerste opbrengsten. 6.2 Resultaten Leden van vrijwilligersorganisaties begrijpen de conceptuele duiding van hun inzet in één-op-één gesprekken in twee cirkels. De cirkels kenmerken zich door een eigen taligheid, sfeer en conceptuele betekenis.
32
Dit waren (in willekeurige volgorde conform de ingevulde formulieren): Exodus Nederland, Humanitas Heuvelrug, Gezin in Balans Humanitas, Niet benoemd (ook geen naam), Portaal, Gevangenenzorg Nederland, Humanitas, regio/bezoekgroep niet vermeld (2x), Stichting Humanitas Rotterdam (2x), Stichting Naaste, Vereniging Vrijwillige Hulpverlening aan Gedetineerden, Stichting Vrouw & Welzijn (2x), Kerk en Gevangenen Utrecht, Een nieuwe start (Humanitas), Humanitas Noordenveld (2x), Humanitas Rijnland, VPI (AA) (2x), Vrijwillige Hulpverlening (ex) gedetineerden, Niet benoemd (alleen naam persoon), Ontmoeting Kerk en Detentie, DCG Haarlem, VVHG, Stichting De Instap, Gruppo Bizarro.
31
A. In de binnenste cirkel gaat het om het basale contact van mens tot mens. Kernwoorden die daarbij genoemd zijn, betreffen bijvoorbeeld: persoonlijke aandacht, een luisterend oor, een klik hebben. B. In de tweede cirkel gaat het over het bespreken van leefgebieden met de gedetineerde. Heb je een relatie? Hoe staat het daarmee? Heb je kinderen? Hoe is je band met hen? Hoe staat het met je woning? Heb je een beroep en straks werk? Vrijwilligers noemen dit wel de drie W’s: wonen, werken, wijf (of netter: wederhelft). Bij leefgebieden valt te denken aan: lichamelijke gezondheid, geestelijke gezondheid, werk, sociale relaties, woonsituatie, middelengebruik, spiritualiteit of religie. Bij het bespreken van de situatie op deze leefgebieden hoort ook coaching en het geven van tips. We lichten deze cirkels nu verder toe op basis van de dataverzameling in de focusgroepen en terugkoppelingsmomenten daarover. Wij zijn heel dicht bij de woordkeuze van de participerende vrijwilligers gebleven. A: Van mens tot mens Uitspraken van vrijwilligers in de eerste cirkel (A) benadrukken dat zij een contact aanbieden van mens tot mens. Daarbij is het specifiek van belang dat zij gedetineerden benaderen als gelijke, als medemens en niet als crimineel. Dat geeft ruimte volgens vrijwilligers. Ruimte waarin zij persoonlijke aandacht en oprechte menselijke belangstelling bieden, een luisterend oor, vrijplaats of zeepkist. Daar kan er écht gepraat worden vanuit een oprechte interesse en zonder dubbele agenda. Zo kan er een klik ontstaan tussen de gedetineerde en iemand uit de buitenwereld die geen onderdeel van het systeem is. Het gaat dan om een horizontaal contact, in tegenstelling tot de ‘verticale belonen & straffen’ contacten. Op basis hiervan benoemen de afgevaardigden van vrijwilligersorganisaties dat er iets kan ‘ontstaan’. Er gebeurt iets tussen mensen: een goed gesprek, een ontmoeting, een raakpunt tussen twee werelden. Betekenis van de ontmoeting Gedurende die ontmoeting ontstaan zaken die betekenis hebben voor gedetineerden. Dat kan gaan over het aangesproken worden als mens, als man of als ouder. Volgens vrijwilligers vinden gedetineerden het fijn als ze zelf de inhoud van gesprekken kunnen bepalen en bijvoorbeeld mógen mopperen of klagen als hen dat goed doet. Het ‘niet oordelen’ is van betekenis volgens vrijwilligers en maakt dat gedetineerden een uitgestoken hand kunnen ervaren van iemand die in de gedetineerde als persoon is geïnteresseerd, tegenover de nawijzende vinger van maatschappij. Via de band die kan ontstaan kan een gedetineerde proeven aan de eigen kracht, ervaring en hoop van de vrijwilliger, doordat die zichzelf aanbiedt en zichzelf ‘leent’. Opbrengsten Deze ontmoetingen resulteren volgens vrijwilligers in dat gedetineerden zich gezien, gerespecteerd en gekend voelen en als mens tot hun recht kunnen komen. Dit geeft hen een impuls in hun eigenwaarde. Het biedt houvast om het vol te houden. Het vrijuit kunnen spreken over frustraties, emoties, geloof en thuisfront maakt dat gedetineerden zich niet afgeschreven voelen door de maatschappij. Een ontmoeting binnen zo’n veilige relatie kan zijn als een ‘pareltje op een dag vol ellende’. Geborgenheid en warmte bieden hoop en bestaansrecht, aldus de vrijwilligers. De doorwerking van deze ontmoetingen van mens tot mens bestaan volgens vrijwilligers uit ontspanning als gedetineerden teruggaan naar de cel. De sleur is daar doorbroken en dat geeft lucht. Ook innerlijke ruimte wordt genoemd, waardoor dingen in het hoofd op een rijtje komen en er orde in de chaos kan ontstaan. De gesprekken zijn een impuls om het denkvermogen up do date te houden en om vooruit te gaan kijken voorbij het delict. En bewustwording van verschillen in normen en waarden kan volgen. Dat proeven aan de andere wereld van de vrijwilliger kan ook nieuwe mogelijkheden tonen voor gedetineerden. De positieve sociale ervaring kan maken dat gedetineerden meer open staan voor (andere) sociale contacten als ze naar buiten komen. Het geeft 32
ze een kans om intimiteit te ervaren. Maar ook het ervaren van gezonde grenzen bijvoorbeeld bij narcistisch gedrag wordt gezien als een opbrengst. Dit alles resulteert volgens vrijwilligers in minder negativiteit als de gedetineerde naar buiten komt. B: Leefgebieden De vrijwilligers beschrijven ook dat er over problemen gesproken wordt, bijvoorbeeld over de omgang met medegevangenen en staf. Vrijwilligers houden gedetineerden een spiegel voor, denken mee over het delict en beantwoorden vragen. Ze bevorderen reflectie over de situatie in de PI en daarbuiten. Ze beschrijven dat ze gedetineerden aanspreken op hun verantwoordelijkheid als ouder, als partner. Ze denken mee over de overgang naar buiten, na detentie. De vrijwilliger kan samen met de gedetineerde nadenken over de toekomst en zo een bijdrage leveren aan herstel33. Denk bijvoorbeeld aan nadenken over financiën, huisvesting en arbeid. Kort gezegd noemen vrijwilligers het: je zaken op een rijtje zetten, qua binnen en buiten en qua toekomst. Dat gaat niet alleen over het regelen van ‘woning’, het coachen met betrekking tot ‘wederhelft’34 en ‘werk’. Het gaat ook over zicht krijgen op wat er speelt, het doordenken van de eigen situatie. Vrijwilligers rekenen tot deze coaching achtige activiteiten ook een realistisch ‘nee’ horen op bepaalde wensen of eisen35 (reality check), het trekken van grenzen en leren om zich daaraan te houden (nieuwe normen). Zij ervaren zichzelf als een voorbeeldfunctie of een gezond persoon om op te oefenen. De gedetineerde kan via hen leren omgaan met teleurstelling, frustratie, machteloosheid. Opbrengsten Er zijn opbrengsten binnen de PI en buiten de PI, volgens de vrijwilligers in de focusgroep. Binnen de PI zien ze een verbetering van omgang met de MMD’ers (medewerkers maatschappelijke dienstverlening). Het komt voor dat voor anderen verborgen risicovolle gedachten bij gedetineerden (over bijv. suïcide) gesignaleerd worden, dit maakt preventie mogelijk. Vrijwilligers beschrijven dat zij opbrengsten zien van hun inzet in het aangaan van relaties door gedetineerden. Die herstellen de omgang met naasten. Vrijwilligers halen ook kinderen op of brengen cadeautjes. Ze zien vermindering van familieproblemen. Ze zien gedetineerden beter worden in het omgaan met familiedruk en groepsdruk. Er zijn vrijwilligers die stellen dat de kans op recidive kleiner wordt door hun inzet, dat gedetineerden minder snel terugvallen. Het komt voor dat gedetineerden makkelijker nazorg accepteren na detentie. Beantwoording onderzoeksvragen Wanneer we nu deze antwoorden van vrijwilligers in verband brengen met de beantwoording van de vragen [Wat zijn volgens de vrijwilligersgroepen de veronderstelde werkzame elementen waarmee hun gesprekken bijdragen aan humane tenuitvoerlegging en re-integratie in de samenleving? Hoe is de samenhang daarvan volgens vrijwilligersorganisaties met de uitgangspunten continuïteit en zelfredzaamheid?] zien we het volgende. Vrijwilligers spreken niet over werkzame elementen. Zij spreken over het voeren van gesprekken, wat daarin gebeurt en wat dat oplevert. De data uit de focusgroepen zijn niet direct in verband te brengen met continuïteit. We weten wel dat vrijwilligersorganisaties aanbieden dat de bezoeken kunnen doorlopen na detentie. Ook kunnen we de data in dit hoofdstuk niet makkelijk in verband brengen met zelfredzaamheid. De uitspraken van vrijwilligers wanneer zij zoeken naar de waarde van de één-op-één gesprekken refereren niet aan het begrip zelfredzaamheid. Een deelnemer merkte op dat vastzitten betekent dat je alle zelfredzaamheid is ontnomen.
33
Dit is een begrip uit de ggz, dat staat voor het rehabiliteren van zaken en weer burger worden. Hierbij gaat het om het herstellen van contact in partner relaties. 35 Zo komt het voor dat een gedetineerde aan een vrijwilliger vraagt om zaken te regelen, die over de grens van het moreel acceptabele gaan. 34
33
We beschreven eerder twee cirkels: A en B. A staat voor aandacht voor de mens in de gedetineerde. Door te vragen ‘Wie ben jij’ geven ze aandacht aan de persoon en wat hem bezig houdt, ongeacht diens straf, delict. B staat voor reflectie op de leefgebieden. Justitiedoelen/gebieden in het contact Humane tenuitvoerlegging Re-integratie
Werkzaam ‘element’: aandacht Werkzaam ‘element’: coaching op de van mens tot mens (cirkel A) leefgebieden (cirkel B) +++ ++
+++
De plusjes staan voor: dit aspect van het vrijwilligerswerk (cirkel A of B) draagt bij aan respectievelijk humane tenuitvoerlegging of re-integratie. + betekent: draagt in beperkte mate bij. ++ betekent: draagt op gematigde wijze bij. +++ betekent: draagt in stevige mate bij. Als er niets staat, lijkt er geen verband te zijn. Alle indicaties betreffen inschattingen op basis van de focusgroep bijeenkomsten. Humane tenuitvoerlegging De beschrijvingen van de vrijwilligers lijken heel goed bij te dragen aan het justitiedoel ‘humane tenuitvoerlegging’, tenminste zoals wij dat verstaan. Vrijwilligers bieden een luisterend oor, persoonlijke aandacht, incasseren zorgen en frustratie. De ontmoetingen resulteren er volgens vrijwilligers in dat gedetineerden zich gezien, gerespecteerd en gekend voelen en als mens tot hun recht kunnen komen. Ze kunnen ervan opbloeien. Dit kan hen een impuls in hun eigenwaarde geven. Het biedt houvast om het vol te houden. Gesprekken met vrijwilligers bieden daarmee volgens vrijwilligers tegenwicht tegen detentie ellende. Het kan stress verminderen en lucht op. Ook kan het contact met een vrijwilliger eenzaamheid tegengaan. Re-integratie Volgens vrijwilligers is er ook doorwerking vanuit de binnenste cirkel naar re-integratie. Doordat vrijwilligers een betekenisvol contact aanbieden, door zichzelf te lenen als mens, kunnen de bezoeken in positieve zin doorwerken. Het gaat dan om proeven aan andere wereld, bewustwording andere normen en waarden. Wanneer we redeneren vanuit de tweede cirkel (B), zien we vooral een bijdrage aan re-integratie in de zin dat gedetineerden feedback ontvangen op hoe ze in relaties zijn. Vrijwilligers coachen gedetineerden wel op bepaalde trekjes en manieren van doen. Ze houden hen een spiegel voor. Dit coachen wat vrijwilligers soms doen, het praten met gedetineerden over problemen, lijkt te helpen om gedetineerden makkelijker de stap terug naar de maatschappij te laten maken, volgens de vrijwilliger. In dit onderzoek hebben we geen aandacht kunnen besteden aan de speciale nazorgprogramma’s die vrijwilligersorganisaties aanbieden. We presenteren hier alleen hoe vrijwilligers hier zelf over spreken. 6.3 Conclusie Leden van vrijwilligersorganisaties begrijpen de conceptuele duiding van hun inzet in één-op-één gesprekken in twee cirkels. De cirkels kenmerken zich door een eigen woordgebruik, sfeer en conceptuele betekenis. Als kern van de gesprekken toont zich een ontmoeting van mens tot mens (cirkel A). De gedetineerde vindt hier een ander die onvoorwaardelijk luistert, die geïnteresseerd is in wie hij is en die zichzelf aanbiedt om een band op te bouwen. Hier draait het om aandacht, steun en betrokkenheid. Er ligt een link met een humane tenuitvoerlegging van straffen, doordat de gesprekken er volgens vrijwilligers toe kunnen leiden dat gedetineerden zich gezien, gerespecteerd en gekend voelen kunnen voelen en als mens tot hun recht kunnen komen. Dit kan houvast bieden om het vol te houden. Het vrijuit kunnen spreken over frustraties, emoties, geloof en thuisfront 34
maakt dat gedetineerden zich niet afgeschreven voelen door de maatschappij. Een ontmoeting binnen zo’n veilige relatie kan zijn als een ‘pareltje op een dag vol ellende’. In de cirkel (B) daaromheen wordt de situatie van de gedetineerde besproken en komen ontwikkelingen met partner, kinderen, woning, werk of scholing aan de orde. We zeggen bewust de cirkel er omheen, als een tweede schil in het contact. Niet altijd zijn allebei de cirkels aan de orde. Soms is alleen A aanwezig. Indien B alleen ontstaat, dreigt de potentiële opbrengst van vrijwilligerswerk teniet te worden gedaan, vanwege een té instrumentele invulling van het contact. B volgt dus idealiter op A. De cirkel B mondt uit in reflectie van gedetineerden over problemen en zien van kansen op leefgebieden en die kunnen pakken. Dit geldt voor situaties binnen en gedurende hun verblijf in de PI en met betrekking tot de overgang naar buiten, na detentie. Vrijwilligers spreken niet over werkzame elementen. Hun taal gaat over het voeren van gesprekken, wat daarin gebeurt en wat dat oplevert. De data uit de focusgroepen zijn niet direct in verband te brengen met continuïteit. We weten wel dat vrijwilligersorganisaties aanbieden dat de bezoeken kunnen doorlopen. Ook kunnen we de data in dit hoofdstuk niet makkelijk in verband brengen met zelfredzaamheid.
35
7. Kwalitatieve resultaten: interviews met gedetineerden Dit hoofdstuk betreft het kwalitatieve onderzoek naar de volgende vragen: 1. Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken? 2. Wat is de inhoud van de gesprekken, de aard en kwaliteit van de relatie die vrijwilligers met gedetineerden aangaan, tijdens en na detentie? 3. Hoe verhoudt de betekenis van de opgebouwde relatie met de vrijwilliger zich tot contacten met professionals gedurende detentie en tot de gerealiseerde baten? Het gaat hierbij om een evaluatie-onderzoek, waarbij semigestructureerd diepte-interviews zijn gehouden met gedetineerden. 7.1 Methode Keuze inrichtingen De gegevensverzameling voor het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek heeft plaatsgevonden binnen 6 verschillende PI's: PI Dordrecht, PI Heerhugowaard, PI Krimpen, PI Lelystad, PI Nieuwersluis en PI Zutphen. Vier van deze PI's – PI Heerhugowaard, PI Krimpen, PI Nieuwersluis en PI Zutphen – zijn in maart 2014 in overleg met de vrijwilligersorganisaties geselecteerd. Bij de selectie van deze PI's is gebruik gemaakt van intensity sampling (Patton, 2001); er is gezocht naar PI's waarin het vrijwilligerswerk – en de één op één gesprekken in het bijzonder – volgens de organisaties stevig voet aan de grond heeft en goed is ingebed. Overweging hierbij was dat de waarde van vrijwilligerswerk voor gedetineerden zich juist daar toont waar de minste praktische belemmeringen bestaan. Verder is bij de selectie van PI's gelet op geografische spreiding, inclusie van zowel instellingen voor mannelijke als voor vrouwelijke gedetineerden en inclusie van alle vier grote vrijwilligersorganisaties (op basis van gegevens die we in maart 2014 van representanten van de vrijwilligersorganisaties kregen). Helaas bleek in mei 2014 dat toch niet door alle vrijwilligersorganisaties één op één gesprekken werden gevoerd in de geselecteerde PI’s. In mei 2014 bleek bovendien dat deze 4 PI’s onvoldoende respondenten boden om het beoogde aantal interviews te kunnen halen binnen de gestelde termijn. Het kwalitatief onderzoek is toen uitgebreid met 2 PI's – PI Dordrecht en PI Lelystad – waarin ook het kwantitatieve deel van het onderzoek werd uitgevoerd. Werving respondenten Via de Dienst Justitiële Inrichtingen is toestemming gevraagd om in deze PI's het kwalitatief onderzoek uit te voeren. Na verkrijging van toestemming is door de onderzoekers contact opgenomen met de verschillende vestigingsdirecteuren van de PI's en zijn afspraken omtrent het uitvoeren van het onderzoek gemaakt. Na contactlegging met de vier oorspronkelijk geselecteerde PI's – PI Heerhugowaard, PI Krimpen, PI Nieuwersluis en PI Zutphen – bleek dat in drie van de vier inrichtingen geen van de medewerkers van de PI een overzicht had van gedetineerden die op dat moment vrijwilligersgesprekken voerden. Alleen in de PI Zutphen bleek de geestelijke verzorging over een dergelijk overzicht te beschikken. In samenspraak met de vrijwilligersorganisaties is toen besloten om in de PI's waarin geen overzicht aanwezig was respondenten te werven via de vrijwilligers zelf. Er is een introductiebrief opgesteld die vrijwilligers tijdens het vrijwilligersbezoek aan gedetineerden konden laten lezen (zie Appendix A). In de PI Nieuwersluis werd dit gedaan door een coördinator van het vrijwilligerswerk In de PI Zutphen werd een minimaal aangepaste brief door een geestelijk verzorger aan gedetineerden met vrijwilligersbezoek getoond. De onderzoekers kregen te horen wie tot een interview bereid was van respectievelijk de vrijwilligersorganisaties, vrijwilligerscoördinator of de geestelijk verzorger. Het is niet na te gaan of hierbij alle gedetineerden die tenminste drie gesprekken hadden gehad door vrijwilligers zijn benaderd. In de PI Dordrecht en PI Lelystad zijn respondenten geworven tijdens het uitreiken van de vragenlijsten voor het kwantitatieve gedeelte van het onderzoek. Op de laatste pagina van de vragenlijsten werd de vraag opgenomen of respondenten deel zouden willen nemen aan een interview met hetzelfde thema. 36
Inclusiecriterium was dat de gedetineerde minimaal 3 gesprekken met een vrijwilliger had gevoerd. Overweging hierbij was dat gedetineerden die al enkele één op één gesprekken hebben gehad meer ervaring met de mogelijke waarde van deze gesprekken zouden hebben. Verder werd ook het spreken van Nederlands of Engels als inclusiecriterium gehanteerd. Na deze eerste ervaringen met de dataverzameling, bleek de hoeveelheid gesprekken dermate minder dan verwacht, dat de onderzoekers hebben geschakeld naar het werven via convenience sampling (Patton, 2001). In Heerhugowaard, Krimpen, Nieuwersluis en Zutphen zijn alle gedetineerden waarvan de onderzoekers – afhankelijk van de PI via geestelijke verzorging of vrijwilligersorganisatie – hoorden dat ze bereid waren tot een interview ook benaderd. De aantallen waren zo klein dat het niet nodig was een selectie te maken (met uitzondering van het criterium dat iedere gedetineerde drie gesprekken had gehad). In Dordrecht selecteerde een geestelijk verzorger uit 11 gedetineerden die tot een interview bereid waren, een groepje van vier met uiteenlopende kenmerken qua achtergrond en afdeling. In Lelystad zijn door de onderzoekers twee gedetineerden benaderd van de vier die tot een interview bereid waren. Respondentengroep De respondentengroep bestaat uit 21 respondenten, die als volgt verdeeld zijn over verschillende PI's: 4 in PI Dordrecht, 3 in PI Heerhugowaard, 2 in PI Krimpen, 2 in PI Lelystad, 4 in PI Nieuwersluis, 6 in PI Zutphen. In tabel 33 staat de variatie binnen de respondentengroep met betrekking tot geslacht, leeftijd, geboorteland, al dan niet veroordeeld zijn en totale detentietijd van de veroordeelden weergegeven. Ook is in de tabel te vinden hoe de vrijwilligers die de respondenten bezochten over de vrijwilligersorganisaties zijn verdeeld. Wat bij vergelijking met de totale detentiepopulatie opvalt, is de overrepresentatie van vrouwen en gedetineerden met een totale detentieduur van meer dan een jaar (Gevangeniswezen in getal, 2013). Afname interviews Bij aanvang van elk interview werd het doel van het interview met de respondent doorgenomen en werd hemgevraagd het toestemmingsformulier in te vullen (zie appendix B). De interviews duurden gemiddeld drie kwartier en werden opgenomen met behulp van een audio-recorder. De interviews werden in de beslotenheid van een spreekkamer in de PI afgenomen. Er waren geen derden bij aanwezig. In de PI Nieuwersluis werden de interviews afgenomen in de vriendelijkere omgeving van de moeder-kind ruimte. Daar kon bijvoorbeeld thee en koffie worden gezet en aangeboden aan de respondenten. Er was geen vergoeding voor deelname. Wel is een bedankje gestuurd naar alle deelnemers in de vorm van een A3-poster met een tekst van Loesje. Voor het informeren van de respondent over de tijd van het interview en voor de planning van het interview binnen het dagrooster waren de onderzoekers afhankelijk van personeel in de inrichting. Het is voorgekomen dat gedetineerden voor een interview van de afdeling werden gehaald zonder dat ze zelf wisten waarvoor ze op dat moment naar de spreekkamer werden gebracht. Na uitleg en verwijzing naar de brief die de vrijwilliger (of de geestelijk verzorger of vrijwilligerscoördinator) ze had laten zien waren ze zonder uitzondering bereid het interview te geven. Het is ook voorgekomen dat gedetineerden niet voor een interview naar de spreekkamer wilden komen. Dit is in totaal vier keer voorgekomen. De betreffende gedetineerden lieten weten dat het tijdstip van interview ze slecht uitkwam in verband met hun dagrooster. Ze waren bijvoorbeeld net aan het koken of wilden liever luchten. In één geval bleek de te interviewen gedetineerde op het voor het interview geplande tijdstip bezoek van een vrijwilliger te hebben en deze gedetineerde zag om deze reden van het interview af.
37
Tabel 33. Overzicht kenmerken respondentengroep (n=21) Variabele Leeftijd
Geslacht
Geboorteland
Veroordeeld
Detentietijd (veroordeelden)
Vaker in aanraking met justitie
Organisatie vrijwilliger
18-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar 50-59 jaar 60 jaar en ouder Missing Man Vrouw Missing Nederland Suriname Antillen Anders Missing Ja Nee Missing < 1 jaar 1 - < 2 jaar 2 - < 4 jaar 4 - < 8 jaar 8 - < 12 jaar 12 jaar en langer Missing Ja Nee Missing 36 Exodus Gevangenenzorg Humanitas Anders
n 2 9 5 4 0 1 17 4 0 12 1 3 5 0 19 2 0 1 2 3 3 3 4 5 5 11 5 9 8 4 0
Analyse Het materiaal is vrij naar de Quagol methode (Dierkx de Casterlé et al., 22012) geanalyseerd. Om te beginnen zijn de 21 afgenomen interviews verbatim getranscribeerd. Vervolgens hebben de onderzoekers de interviews grondig gelezen. Daarna is van ieder interview een narratief interviewverslag van ongeveer 1 A4 gemaakt dat na dialoog tussen de onderzoekers is vastgesteld. Hierin zijn de verhaallijnen uit het interview weergegeven die na lezing van het interview naar voren kwamen vanuit de onderzoeksvragen. Vanuit deze verslagen zijn thematische overzichten van elk van de interviews gemaakt, waarbij de belangrijkste thema’s die met betrekking tot de onderzoeksvraag in het interview naar voren kwamen zijn verzameld. Vanuit de overzichten is ook opnieuw teruggegaan naar de transcripties van de interviews en andersom om zo tot definitieve overzichten van thema’s per interview te komen. Vervolgens zijn meer overkoepelende thema's vastgesteld die bij horizontale lezing van de narratieve verslagen en de individuele overzichten naar voren kwamen. Het gaat hierbij om thema’s in relatie tot de onderzoeksvraag. De thema's zijn via dialoog tussen de onderzoekers en in een proces van telkens heen en weer bewegen tussen het materiaal, de narratieve schema's en de thematische overzichten vastgesteld.
36
De vrijwilligers van Stichting Naaste zijn hier onder Exodus geschaard: Naaste participeert in het landelijk netwerk van Exodus.
38
Weergave materiaal en anonimiteit De weergegeven citaten zijn letterlijk overgenomen uit het uitgetypte materiaal – wel zijn met het oog op leesbaarheid tussenwerpsels als ‘eh’ en ‘ehm’ weggelaten. Versprekingen en grammaticale fouten zijn niet gecorrigeerd. Ook het aandeel van de interviewer is – op ‘eh’ en ‘ehm’ na ongewijzigd overgenomen. Wanneer in de citaten zonder nadere specificatie een 'hij' of 'zij' wordt genoemd, verwijst dit naar de vrijwilliger die de respondent bezoekt. Binnen de citaten staat het aandeel van de respondent achter 'R:' en dat van de interviewer achter 'I:'. Wanneer de naam van de bezoekende vrijwilliger wordt genoemd is die vervangen door 'V.' (van Vrijwilliger). Wanneer de naam van de respondent wordt genoemd is die vervangen door 'R.' (van Respondent). De afgenomen interviews zijn genummerd; per citaat staat het nummer van het interview waaruit is geciteerd vermeld. Bij de citaten staat vermeld of het om een mannelijke of vrouwelijke respondent gaat. Bij de citaten uit interviews met mannelijke respondenten staat tevens de leeftijd van de betreffende respondent vermeld. Bij de vrouwelijke respondenten is dat achterwege gelaten om, in verband met het kleine aantal vrouwelijke respondenten uit maar 1 inrichting, hun anonimiteit te beschermen. Een enkele keer is, ten behoeve van de anonimiteit, een stukje met heel specifieke informatie over een respondent weggelaten uit een citaat. Dit is aangegeven met vierkante haken […]. Tot slot wordt in de weergave van de resultaten regelmatig over ‘gedetineerden’ gesproken in plaats van over ‘respondenten’. Dit is gedaan ten behoeve van de leesbaarheid. In 7.2 wordt met ‘gedetineerden’ de ‘gedetineerden die zijn geïnterviewd’ bedoeld. 7.2. Resultaten Institutionele context Onzekerheid en afgesneden zijn Het materiaal toont dat de betekenis van vrijwilligersbezoek ontstaat in contrast met de ervaring van gedetineerd zijn. Gevraagd naar hun ervaringen rond vrijwilligersgesprekken brengen respondenten uitdrukkelijk naar voren hoe zij het vastzitten zelf ervaren. Zij koppelen dit aan de betekenis die vrijwilligersbezoek voor hen heeft. Doorgaans geven respondenten aan dat ze detentie zwaar vinden. “R: Ik heb het gewoon zwaar gehad, mag je gerust geweten. I: Ja. R: Je mag een vent van 45 zijn en je komt in detentie, en je bent, je bent net een klein kind hoor.” (Respondent 6, man, 46 jaar) Hierbij spelen verschillende factoren een rol. Om te beginnen wordt detentie ervaren als een periode van machteloosheid en onzekerheid. Zo lang gedetineerden nog wachten op een uitspraak door de rechter, betreft de onzekerheid in eerste instantie de vraag hoe lang ze nog in detentie moeten doorbrengen. Verder ervaren gedetineerden machteloosheid om allerlei zaken geregeld en verzoeken ingewilligd te krijgen; verzoeken om medicijnen of medische controles, pogingen om een opleiding te kunnen volgen of informatie over bepaalde instanties te krijgen. “Dat is moeras. Helemaal niemand. Je moet alles zelf uitzoeken en als je gaat iets schrijven komt niemand en je krijgt er maanden lang geen antwoord op.” (Respondent 13, man, 42 jaar) Gedetineerden hebben het idee dat ze afhankelijk zijn van de willekeur van personeel en dat ze zich niet kunnen beroepen op fundamentele rechten. Ze hebben de ervaring weinig of niets voor elkaar te krijgen zo lang ze binnen zitten. De onzekerheid en machteloosheid die ze ervaren strekt zich ook uit tot de periode na detentie; gedetineerden verwachten het ook na hun vrijlating moeilijk te krijgen. 39
“R: Weet je, dus dan... alles komt op je af. I: Ja. R: Want als ik hoor... meiden die vrijkomen... I: Ja. R: ze hebben het echt moeilijk. I: Ja. Ja. R: Echt. I: Ja? R: Zeggen ze, echt alles komt op je af, ik weet niet waar ik moet beginnen.” (Respondent 2, vrouw) Ze vragen zich af hoe ze het moeten aanpakken om hun leven weer op te bouwen. Het komt ook voor dat ze zich zorgen maken over hoe ze zich zullen redden in de veranderde wereld waarin ze terecht komen, vooral wanneer ze een lange straf hebben uitgezeten. “R: Als ik over, ja, pak hem beet, ik denk, over vijf jaar buiten kom, ik denk dat als ik buiten kom, dan ontploft mn kop. I: Ja. R: D'r gebeurt zoveel wat, dat ja, je zit hierbinnen, je tijd die staat gewoon stil.” (Respondent 9, man, 47 jaar) De onzekerheid en machteloosheid die gedetineerden ervaren blijkt ook verlies van vertrouwen met zich mee te kunnen brengen. “Door wat me nu is overkomen waardoor ik hier zit heb ik het vertrouwen in de mens, ben ik sowieso kwijtgeraakt. En ja, ik heb op een punt gestaan waarop ik dus niemand meer vertrouwde. Ook niet mijn familie, niemand. En ja, en hier sowieso, binnen deze vier muren sowieso niet.” (Respondent 1, vrouw) Gedetineerden kunnen het vertrouwen in de maatschappij kwijtraken, in anderen of in zichzelf. Verder spreekt uit het materiaal regelmatig wantrouwen jegens alles wat met Justitie te maken heeft. Wat detentie bovendien zwaar maakt voor gedetineerden zijn hun ervaringen van afgesneden zijn. Respondenten geven aan dat ze zich uitgestoten voelen uit de maatschappij en ze vragen zich af of ze daar na hun detentie ooit weer in zullen worden opgenomen. Ze denken dat mensen buiten onderschatten hoe zwaar vastzitten is en dat draagt voor hen bij aan het gevoel van afzondering. Ze zijn bovendien afgesneden van de eigen sociale omgeving waarin ze buiten verkeerden. “R: Ja je bent ook afgezonderd van dat wat je weet, van jouw wereld, van wat je buiten had. I: Ja. En je bent afgezonderd van alle... R: Van alles.” (Respondent 19, man, 53 jaar) Dit brengt ook verlies met zich mee; het komt voor dat gedetineerden hun baan kwijtraken, dat relaties worden verbroken of dat het contact met familieleden en vrienden langzaam afneemt of helemaal verdwijnt. Het afgesneden zijn ervaren gedetineerden ook in het vele uren van de dag achter de deur zitten. Ze kunnen gaan malen en destructieve gedachten hebben richting zichzelf of anderen. “R: Op je cel kun je te lang nadenken. I: Op je cel kun je te lang nadenken... R: Te lang nadenken. I: Wat gebeurt er dan? R: Ja ga je malen ga je met denken, wordt malen, dan wordt gevaarlijk - gevaarlijk wil ik niet zeggen, maar dan kun je wel dingen gaan denken wat niet helemaal gezond is.“ (Respondent 7, man, 38 jaar) Een negatieve omgeving: een masker op Respondenten beschrijven de penitentiaire inrichting als een negatieve en liefdeloze omgeving, en ook dat maakt dat ze detentie zwaar vinden. Onder gedetineerden wordt veel gesproken over zaken als criminaliteit, seks en drugs, of er wordt geklaagd over hoe erg het binnen is. “R: Ja, in die zaal voor werkzaal, krijg je gesprekken alleen, dat ik je zeg je wordt er gewoon gek van, je hoort hoe ze vermoorden. I: Ja. R: Hoe ze verkrachten. I: Ja. R: Ja, over seks, ja 40
en dergelijke dingen, ja, hoe ze stelen. I: Ja. R: Ja, en dergelijke dingen. I: Ja. R: Ik wil die dingen niet horen.” (Respondent 11, man, 55 jaar) Het zijn telkens dezelfde verhalen die gedetineerden van elkaar horen. Maar volgens respondenten bevestigen ook bewaarders regelmatig hun negatieve gedachten en geloven ze hen niet wanneer ze over hun goede plannen voor de toekomst vertellen. “Ga je het met een bewaker bespreken die kijkt je alleen maar aan en die denkt 'het zal vast, weet je hoeveel ik er terug heb zien komen?' en die demotiveert je alleen maar met de antwoorden die die geeft.” (Respondent 8, man, 34 jaar) Het komt voor dat gedetineerden onverschilligheid of zelfs vernedering door bewaarders ervaren. Het komt echter ook voor dat gedetineerden zich goed op de afdeling staande weten te houden en weinig problemen ervaren. “Maar op de afdeling zit ik heel goed, ik voel me gewoon daar thuis, ik doe een beetje wat ik wil.” (Respondent 14, man, 37 jaar) Respondenten benadrukken dat er in de negatieve omgeving van de penitentiaire inrichting bijna niet vrijuit gesproken kan worden. Ze hebben de ervaring dat datgene wat ze in vertrouwen tegen medegedetineerden vertellen wordt doorverteld en dat er achter hun rug om over hen wordt gepraat. “Nou, ik spreek ze elke dag, de medegedetineerden, ik zie ze elke dag [...]. Ik heb ook bepaalde contacten met ze. Maar ik ga niet inhoudelijk in op mijn verleden met medegedetineerden of daar moet je heel erg mee uitkijken snap je, in de gevangenis, dus als jij iets over jezelf vertelt, in goede vertrouwen, je denkt dat je hier vrienden hebt, maar dat is niet zo, snap je. Er hoeft maar dit te gebeuren of er wordt achter je rug geluld. Dus dan neem je uiteindelijk jezelf in bescherming door zulke dingen voor jezelf te houden.” (Respondent 10, man, 38 jaar) Het kan zelfs gevaarlijk zijn om met medegedetineerden over persoonlijke, gevoelige zaken te praten of te laten merken dat je problemen hebt. Dat wordt als een teken van zwakte gezien, en kan bedreigingen of fysiek geweld tot gevolg hebben. Gedetineerden zetten op de afdeling dan ook een masker op. “R: En één van die mooie dingen is dus, als je met V. in gesprek bent. Dan kan ik gewoon R. zijn, dan kan ik zijn wie ik ben, en op de afdeling kan dat niet. Dan moet je een masker ophouden. I: Wat is dat dan voor masker? R: Dat jij je voordoet, van ik ben niet bang voor jou, want ze proberen graag over je heen te lopen, dat is de grap er aan, als jij niet over hun heen loopt lopen ze over jou heen.” (Respondent 12, man, 51 jaar) Het masker blijft doorgaans ook op in contact met personeel. Gedetineerden hebben regelmatig de indruk dat het niet veilig is om met personeel persoonlijke zaken te bespreken. Alles wat ze zeggen kan volgens hen consequenties hebben voor hun detentie. “R: Wat ik hier tegen een bewaarder zeg, die mogen, die schrij- die schrijven, alles netjes naderhand op. I: Oke. Ja. R: En dan ligt het in één keer bij het OM.” (Respondent 14, man, 37 jaar) Het komt echter ook voor dat gedetineerden bij bepaalde bewaarders – tot op zekere hoogte – wel vrijuit kunnen spreken. 41
Al met al zijn respondenten niet optimistisch over de effecten van detentie op mensen. Ze hebben de indruk dat detentie mensen verbitterd maakt. “Als je iemand alleen maar opsluit, zonder een perspectief te bieden, zonder enige sociale contact en je laat ze dan weer buiten, het zijn wel mensen, maar die komen als monsters naar buiten, als beesten, helemaal verbitterd.” (Respondent 10, man, 38 jaar)
Ontmoeting van mens tot mens In vertrouwen spreken: masker af Bezoek van een vrijwilliger geeft gedetineerden de mogelijkheid om in vertrouwen zaken te kunnen bespreken. Volgens respondenten is het daarbij wezenlijk dat de vrijwilliger iemand van buiten is, iemand die geen enkele verbinding heeft met Justitie. Verder is het belangrijk dat de vrijwilliger een geheimhoudingsplicht heeft. “I: En hoezo kan je die wel bij haar kwijt? En niet op andere plekken? R: Zij ziet het van buiten, en zij gaat naar buiten. I: Ja. R: Zij vertelt het niet, intussen heb ook de geheimhouding en... I: Ja. R: Ze vertelt niet door of wat dan ook.” (Respondent 3, vrouw) Desalniettemin moet het vertrouwen door de vrijwilliger ook gewonnen worden. Dat kan heel snel gaan wanneer er sprake is van een 'klik'. Het kan echter ook tijd kosten en een kwestie zijn van voorzichtig aftasten, zeker wanneer gedetineerden – bijvoorbeeld op grond van ervaringen rond hun detentie – eigenlijk niemand meer vertrouwen. Uit het materiaal komt naar voren dat het zonder oordelen en vooroordelen luisteren naar wat gedetineerden willen vertellen de cruciale factor bij het ontstaan van vertrouwen is. “R: Kijk, ik kan nooit in iemand zijn hoofd kijken, hoe iemand denkt of weet je... maar ik heb het altijd als positief ervaren. Geen judgement. I: Geen judgement. R: Weet je, ze luisteren en als er wat is krijg je een wedervraag, maar zonder dat ze een oordeel hebben.” (Respondent 1, vrouw) Gedetineerden voelen zich dan niet als crimineel of misdadiger maar als persoon benaderd. Ze hebben het idee dat ze zo een eerlijke kans krijgen om een contact aan te gaan waarin ze niet al bij voorbaat veroordeeld worden en als crimineel afgeschreven. “R: Kijk zij komt hier niet om zeg maar de stoere kant van mij te zien ofzo. Ik denk dat als ze dat alleen maar zou zie, ze ook niet meer zou komen. Op de afdeling die jongens zien echt alleen maar m'n stoere, harde kanten. Als ze me testen ofzo dat ik snel reageer, dat ik snel m'n grenzen aangeef, dat hoef je niet te proberen en wil je het toch proberen dan ga ik allin. I: Ja. R: Zij komt hier om mij te zien, om mij te kijken, wie ik ben, wie écht ben, en dat maakt het zoveel zinvoller, ook gelijk de gesprekken, als iemand die echte jou wil zien, snap je.” (Respondent 8, man, 34 jaar) Wanneer de vrijwilliger geen oordeel uitspreekt en blijft luisteren, wat de gedetineerde ook inbrengt, voelen gedetineerden zich vrij om het masker af te zetten dat ze in contact met medegedetineerden en personeel bijna voortdurend ophebben. “R: Ik hoef geen, bij haar hoef ik geen masker op te zetten, als wat je hier binnen hebt. En je kunt even jezelf zijn voor dat uurtje of voor dat anderhalf uur dat ze komt. Kun je even jezelf zijn, zonder een masker op te zetten. En dat vind ik heel fijn. Ik kan even R. zijn.” (Respondent 1, vrouw) 42
Ze kunnen zichzelf als mens, als persoon laten zien. Ze hoeven er geen houding aan te nemen of zich anders voor te doen dan ze zijn. “R: Ja, want ik vind, ik voel me eigenlijk, ook niet, kijk ik heb tatoeages […] en sommige mensen die denken van, ja die is echt een apart iemand, of een bitch of... I: Ja. Ja, ja. R: Maar normaal voel ik, dan ga ik meestal ook zo zitten... I: Ach nee... R: weetjewel want dan denk ik van... I: Ja. R: Ja toch die tatoeage, ja dat ziet er een beetje asociaal uit. Maar bij haar ga ik gewoon zitten... I: Ja. R: want, ze vindt het, ze ziet me gewoon hoe ik ben. I: Ja. R: En dat vind ik wel fijn... En ik hoef me eigen niet anders voor te doen als dat ik ben. (Respondent 4, vrouw) Daarmee fungeert het bezoekgesprek met vrijwilligers voor gedetineerden als een vrijplaats. Hier kunnen ze vertrouwelijk en open spreken, zichzelf als mens laten zien in het vertrouwen dat er niets naar Justitie wordt doorgebriefd en er geen consequenties volgen met betrekking tot hun straf. “R: En na die gesprek komen ze37: ‘je had wel gelijk man. Goede mensen, leuke mensen, man. Ik dacht misschien is hij gestuurd door Justitie of weet ik veel wat, ik was een beetje paranoia, ik moest uitkijken met wat ik allemaal zei.’ Ik zeg: ‘Je hoeft helemaal niet bang te zijn, die mensen komen puur voor jou’.” (Respondent 10, man, 38 jaar) Volgens respondenten bestaat er buiten het gesprek met de vrijwilliger nauwelijks of zelfs geen plaats waar ze in vertrouwen hun verhaal kunnen doen. In het bijzonder geldt dat voor gedetineerden die geen bezoek hebben. Alleen gesprekken met familieleden tijdens bezoek en met de geestelijk verzorgers van de inrichting worden genoemd als plaatsen waar ook vertrouwelijk kan worden gesproken. Geestelijk verzorgers worden vertrouwd omdat ze een vrijplaatsfunctie in de inrichting hebben. Doorgaans zien respondenten die contact hebben met de geestelijke verzorging de gesprekken met geestelijk verzorgers en met vrijwilligers als gelijkwaardig wat betreft vertrouwelijkheid. Het komt echter ook voor dat gedetineerden in gesprek met de geestelijk verzorger niet helemaal vrijuit spreken. “R: Ik heb ook gesprekken met de pastoor. I: Ja. R: Kijk en dat is natuurlijk die staat ook weer vrij van uit die, die kan natuurlijk voor je betekenen, die staat ook weer vrij van alles zeg maar, die zou ik ook niet, dat is ook niet afhankelijk van je detentie of... I: Ja. R: Maar toch zitten ze wel bij gesprekken van de MDO, dus dat is... I: Oke. Ja. R: Weet je met het afdelingshoofd erbij, dat is meteen weer... I: Ja zeker. R: Kijk en ja, weet je, ik houd het toch liever zo...” (Respondent 5, man, 27 jaar) Ook tijdens bezoek van familie kunnen gedetineerden niet altijd vrijuit spreken, in het bijzonder over hun negatieve ervaringen in detentie. Het komt voor dat gedetineerden hun familieleden niet willen belasten met de wetenschap hoe zwaar ze het hebben en zo proberen te voorkomen dat ze zich zorgen maken.
37
Deze respondent spreekt hier over mede-gedetineerden die hij heeft aangeraden om ook met een vrijwilliger in gesprek te gaan.
43
“Er zijn dingen die ik kan bespreken met hem, dat m'n moeder niet weet, als ik mijn moeder ga vertellen, ja wordt mijn moeder weer verdrietig en mijn moeder heeft ook lichamelijke problemen, dus ik wil niet dat zij meer stress oploopt.” (Respondent 17, man, 38 jaar) “Van A tot Z”, “van een lach naar een traan” Het bezoekgesprek wordt door respondenten gekarakteriseerd als een plek waar niets hoeft. De vrijwilliger biedt een luisterend oor, en gedetineerden kunnen hun verhalen vertellen – zij kunnen in het gesprek met de vrijwilliger hun ei kwijt. Juist omdat zij zich als mens, als persoon benaderd voelen, en niet in de eerste plaats als gedetineerde, voelen zij zich vrij om alles of bijna alles te bespreken. “R: En bij V. heb ik het over alles. I: Ja. R: Van A tot Z. I: Ja. R: Binnen, buiten, mijn leven, mijn verleden, mijn heden, mijn toekomst. I: Ja. R: Ik kan het met alles over hebben. I: Hmmm. R: Alles.” (Respondent 15, man, leeftijd onbekend) “Ja, lachen vrij regelmatig. Ja. Maar soms ook diepgaand, dat serieus, dat er echt geluisterd moet worden. Gewoon zoals, van alle, van alle factoren, die een gesprek in zich zou moeten hebben, van een lach naar een traan.” (Respondent 18, man, 30 jaar) Het vrijwilligersbezoek fungeert als een uitlaatklep voor gedetineerden, waar ze datgene wat ze op de afdeling voor zich houden kunnen uiten. Uit het materiaal komt naar voren dat de vrijwilligersgesprekken heel uiteenlopend van inhoud en toon kunnen zijn. Het kan zijn dat gedetineerden er het 'normale' gesprek kunnen voeren zoals ze dat buiten ook doen, samen lachen, gezellig kletsen over van alles en nog wat, of verhalen horen van buiten de inrichting. “Het wordt een beetje een sleur, ik ben het zat, zeg maar de mensen die continu over dezelfde dingen praten, over hun delict. En over, wat ze hebben verdiend en bla bla bla, en al dat stoere haantjesgedrag. En ik zeg tegen haar, ja ik zeg ik wil gewoon met iemand kunnen praten over normale dingen, alledaagse dingen, en, gewoon simpele dingen.38” (Respondent 21, man, 24 jaar) Of gedetineerden vertellen aan de vrijwilliger over de dagelijkse gang van zaken in de inrichting. Het gesprek kan gaan over interesses die vrijwilliger en gedetineerde delen. Er kan over religieuze zaken worden gesproken, samen gebeden of er kan stevig worden gediscussieerd en gefilosofeerd. Het vrijwilligersgesprek kan ook juist de plek zijn waar gedetineerden hun grieven jegens Justitie kunnen uiten, of waar ze hun emoties kunnen laten zien, kunnen huilen, en over hun frustraties en worstelingen kunnen spreken. “I: Wat soort dingen deel je met haar? R: Wat ik mee- zegmaar mee zit, enzo. Het thuisfront en dergelijke. I: Ja. R: En de machteloosheid enzo. I: Oke. R: En de radeloosheid. I: Oke, het gaat echt over je diepere gevoelens waar je mee worstelt... R: Inderdaad.” (Respondent 19, man, 53 jaar) Ze kunnen over knelpunten in hun leven spreken, over moeilijke situaties in heden of verleden waaronder hun delict - of over de toekomst. “R: Wat ook zo moeilijk is hierbinnen, moet je trots zijn op je delict, moet je te koop lopen met je delict. Ze lopen met de foto's van hun slachtoffers, van allerlei (onverstaanbaar) buiten, maar ook met het bezoek van mijn familie moet ik mij schamen voor mijn delict, dat is ook die 38
‘Haar’
in deze zin heeft betrekking op een geestelijk verzorger.
44
omschakeling. I: Ja. R: Dan met V. kan ik praten over mijn delict, niet trots, maar zoals ik het zelf voel, dat ik me gewoon elke dag nog schaam dat ik dat gedaan heb.” (Respondent 12, man, 51 jaar) Een thema dat in de gesprekken in het algemeen niet wordt besproken is seks en seksualiteit. “R: Wat niet echt ter sprake komt is dan seks. I: Ja. R: Ik geloof niet dat wij daar in definitie over spreken. Nee, zijdelings komt het wel eens voor. Maar er wordt niet echt over seks gesproken, het woord seks komt wel eens over laat ik het zo zeggen. I: Ja. R: Hm-m d-dat gaat, dat is totaal niet aan de orde. Ik denk dat dat het enige is en dat met fatsoensnormen gezien he.” (Respondent 18, man, 30 jaar) De vrijwilliger als persoon: wederkerigheid Volgens respondenten verschijnen de vrijwilligers zelf uitdrukkelijk als mens, als persoon, in de één op één gesprekken. De verhalen van gedetineerden staan weliswaar centraal, maar de vrijwilligers komen regelmatig ook met eigen verhalen. Zij delen hun eigen ervaringen met gedetineerden, vertellen over zichzelf, hun familie, hun werk, hun interesses en ook wel eigen moeites. “I: Dus hij vertelt ook dingen over zichzelf? R: Tuurlijk, over zijn kleinkinderen enzo, wat zij doen enzo, weetjewel. Laatst had ie het over zo'n fiets enzo, dit en dat, dat is, dat ie heel moe was enzo. Dat… weet ik veel allemaal. Maar gewoon allemaal leuke dingen weetjewel.” (Respondent 15, man, leeftijd onbekend) Er is daarmee sprake van enige wederkerigheid in het contact; niet alleen voelen gedetineerden zich als persoon benaderd door de vrijwilliger, maar andersom zien zij de vrijwilliger ook als een persoon. Zij beschouwen de vrijwilliger als een mens die zichzelf laat kennen en zich in zekere zin aanbiedt voor vriendschappelijk contact. De vrijwilliger benadert hen anders dan bijvoorbeeld een therapeut of psycholoog. “R: Ik denk dat zij heel voorzichtig doet. Soms gaan we een beetje die richting op zeg maar, maar ja, er is nog heel veel wat ik nog niet heb verteld omdat het me ook niet wordt gevraagd en dan ga ik het er ook niet over hebben. Toevallig dat jij me nu een voorbeeld laat geven anders zou ik zoiets niet zomaar vertellen snap je? I: Ja, en hoe vind je dat? Dat ze daar niet... dat ze niet meteen zo tsjak. R: Nou, ik vind het niet erg ofzo. Het is misschien wel prettig. I: Prettig dat ze zo voorzichtig... bedoel je dat? Of juist? R: Prettig dat je niet zeg maar, dat je niet de enigste onderwerp van de gesprekken wordt, weet je wat ik bedoel? Ik wil niet het gevoel hebben dat ik een psycholoog tegenover me heb weet je wel, snap je wat ik bedoel? I: Het hoeft geen therapie te worden, het moet wat anders zijn. R: Ja, het hoeft geen therapie te worden.” (Respondent 8, man, 34 jaar) Uit het materiaal komt naar voren dat gedetineerden soms ook enigszins rekening houden met de vrijwilliger als persoon in wat ze zeggen en vertellen. Ze realiseren zich dan bijvoorbeeld dat het voor de vrijwilliger niet prettig is alleen geklaag aan te horen en zorgen dan dat het gesprek niet alleen uit hun geklaag bestaat. Of ze vertellen geen verhalen over de lelijke wereld van detentie wanneer dat volgens hen niet aansluit bij de leefwereld van de vrijwilliger. Dat rekening houden met de vrijwilliger beschrijven deze respondenten niet als een inperking van wat ze al dan niet kunnen zeggen maar als een gewilde keuze ten behoeve van het contact. “R: Maar soms moet je rekening houden met ook degene die tegenover je zit. I: Ja. R: Hoe prettig het ook is om die hele bagger uit te spugen, kun je ook rekening houden met iemand anders. Dat heeft onze vriendschap ook heel erg versterkt. I: Dat jij ook met haar rekening hield en dat zij dat kon zien? R: Ja. En dan had ik, dan hadden we het heel even, vroeg ze, 45
van hoe gaat het met je? Dan zei ik, het gaat niet goed, maar laten we het over iets anders hebben. Laten we het over jou hebben. Zodat zij ook haar verhaal kan vertellen.” (Respondent 1, vrouw)
Regelen en doen Praktische zaken Het aanbod aan gedetineerden door vrijwilligers die voor bezoekgesprekken naar de inrichting komen gaat verder dan het gesprek binnen de inrichting alleen. Zij helpen gedetineerden ook met het regelen of uitzoeken van allerlei praktische zaken waarvoor hun inzet buiten de inrichting is vereist. Om te beginnen komt het voor dat ze praktische ad hoc zaken regelen waarom gedetineerden verzoeken zoals ze aan kleding helpen of het helpen verhuizen van hun spullen buiten. Verder fungeren vrijwilligers ook als een lijntje naar de buitenwereld vanwege hun toegang tot internet; de vrijwilliger is voor gedetineerden de aangewezen persoon om te vragen of ze via internet bepaalde zaken voor hen kunnen regelen of informatie voor hen kunnen opzoeken. “R: Want ja, zij kan, ja ik kan natuurlijk geen dingen opzoeken. I: Nee. R: En zij kan natuurlijk thuis wel dingen op gaan zoeken van goh, als ik een vraag heb over van, oke, zegmaar, mijn dochter die begint met blowen, I: Ja. R: ik bedoel maar iets, van hoe kan ik daar nou het beste mee omgaan?” (Respondent 4, vrouw) Het gaat dan bijvoorbeeld om verlenging van inschrijving voor woonruimte, het zoeken van informatie over bepaalde regelingen of instanties maar ook om het verkrijgen van informatie over bepaalde personen. Uit het materiaal komt naar voren dat het tussen gedetineerde en vrijwilliger soms aftasten is hoe ver de verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van vrijwilligers reiken om op deze verzoeken van gedetineerden in te gaan. “R: Ja, en ik zoek een te.. een persoon daarbuiten. I: Ja. R: Dan gaat ze kijken via internet of ze bij die persoon aan kan kloppen. En dan zegt ze ja ik wil eigenlijk niet via mijn profiel doen, en dan, en dan vraagt ze ja hoe moet ik het anders doen? Ik zeg ja ik zeg dan moet je ook dat profiel op, ik kan dat een nieuw profiel op te maken van je eigen en dat via internet gaan zoeken, ik zeg dan kan je heel vrolijk doen. Zeg maar je hoeft je profiel niet bloot te geven.” (Respondent 14, man, 37 jaar) Een specifiek terrein waarop vrijwilligers hulp rond praktische zaken bieden betreft zaken die spelen met het oog op de periode na vrijlating. Vrijwilligers helpen gedetineerden met het uitzoeken wat er nu precies geregeld moet worden rondom hun financiën en met het vinden van woning en werk na detentie. Het gaat hierbij zowel om hulp die via de vrijwilligersorganisatie waarbij de vrijwilliger hoort wordt aangeboden als hulp vanuit de vrijwilliger zelf als individu. “Dus daar istie voor mij voor mij ook nog wel mee bezig weetjewel. Hij had een exwerknemer die ook zijn eigen supermarkt is begonnen. Hij zei ik zal proberen met hem contact te leggen, hij zei misschien kun je wel bij hem terecht weetjewel.” (Respondent 15, man, leeftijd onbekend) Het komt ook voor dat gedetineerden specifiek met het oog op praktische hulp voor de periode na detentie contact opnemen met een vrijwilligersorganisatie. “R: En natuurlijk vragen ze van, kan ik nog iets voor je betekenen enzo weetjewel. I: Ja. R: Ik zeg ja, nu weet ik het ook niet. I: Nee. R: Wat ik moet vragen of... I: Ja. R: weetjewel, van, het is meer, wanneer ik buiten ben... I: Ja. Ja. R: Eerlijk gezegd. I: Dat, dat, daar is het voor 46
jou op gericht? En ze om... R: Ja. Omdat ik er weer gewoon alleen voor staat weetjewel... I: Ja. R: Dat ik dan niet helemaal in de war raak. I: Ja. R: Dat is het.” (Respondent 2, vrouw) Uit het materiaal komt naar voren dat het voor gedetineerden niet altijd helder is hoe ver deze hulp rond financiën, woning en werk na detentie door vrijwilligers daadwerkelijk gaat. Ze vragen zich wel eens af of dat wat ze aan hulp verwachten ook echt zal worden geboden. “R: Alleen het enige wat ze wel zeggen, op een gegeven moment, in die foldertjes, wij helpen jullie aan werk, en dan dit en dan dat... I: Ja. R: En dan weet ik dus niet of ze zo ver kunnen gaan...” (Respondent 6, man, 46 jaar) Uit het materiaal komt verder naar voren dat er variatie is in afspraken tussen vrijwilliger en gedetineerden over het al dan niet doorlopen van praktische hulp door de vrijwilliger in de periode na detentie. Het komt voor dat vrijwilligers aangeven dat het contact met de gedetineerde na vrijlating automatisch stopt. Het komt ook voor dat het voor de gedetineerde niet helder is wat er met het contact gebeurt na vrijlating. Er zijn ook gevallen waarin vrijwilligers expliciet afspreken dat ze na detentie contact houden voor het regelen van praktische zaken die na vrijlating spelen. “En ik vind ook, ik vind het ook wel fijn dat ie gezegd heeft, laat maar zeggen, als ik dadelijk de detentie erop heb zitten, dat ie buiten ook contact wil houden en dan gaan we met financiële dingen enzo weetjewel, want daar zal ik wel tegenaan klappen, ik ben nooit geen geldmens geweest, ik had altijd genoeg geld, maar ik had een gat in de hand.” (Respondent 9, man, 47 jaar) Hulp bij contact met familie Een speciaal terrein waarop vrijwilligers een praktische rol spelen betreft het contact van gedetineerden met hun familieleden. Zo brengen ze in speciale gevallen familieleden van gedetineerden naar de inrichting. Hierbij gaat het om familieleden die moeilijk of niet zelf naar de inrichting kunnen komen, bijvoorbeeld in verband met ziekte of lange reistijd. Vrijwilligers halen soms zo'n familielid op voor een bijzondere gelegenheid en zorgen dat die toch in de inrichting op bezoek kan komen. Respondenten geven aan dat ze dat bijzonder waarderen. “Het is gewoon een heel aardige man, vooral dat hij mijn moeder bracht, dat heeft ie me al veroverd dat hij ja, hij bracht mijn moeder, op mijn verjaardag en een bos bloemen gekocht ook, ja het is gewoon een aardige man.” (Respondent 17, man, 38 jaar) Vrijwilligers bezoeken soms ook familieleden van gedetineerden buiten, wanneer gedetineerden daarom vragen, bijvoorbeeld omdat die zich zorgen om hen maken. Zij bieden hun dan praktische hulp of hebben gesprekken met hen. Soms regelen ze ook daar iets extra's zoals het kopen en brengen van cadeautjes voor kinderen van gedetineerden. Ook met betrekking tot familieleden waarmee gedetineerden geen contact hebben kunnen zij hulp vragen aan de vrijwilliger, bijvoorbeeld bij het via internet zoeken van een foto. “R: Dus over mijn zoontje zit ik heel vaak te praten. Of we niet iets kunnen doen over internet, over hyves of facebook, misschien staat hij daar wel op. Dat ze er een of andere foto uit kunnen halen voor mij. I: Hoe reageert ze dan als je dat zegt? R: Ja, ze wordt heel erg, ze wordt wel een beetje droevig. Dat zie ik wel aan dr. Ze is echt begaan snap je. I: Maar doet ze dit soort dingen dan voor je? R: Nee, heeft zij niet voorgesteld. Ik heb dat voorgesteld, of ze hem via internet kon vinden. En ze zei, ik beloof niets. Ik doe mijn best voor jou, het kan misschien niet binnen een maand of binnen een half jaar, maar ik ga er achter aan. Ik zie wel hoe ver ik kom. Maar ik beloof je niets. Dus ik reken er ook eigenlijk niet op.” (Respondent 10, man, 38 jaar) 47
Coaching Advies geven en aan het denken zetten Luisteren zonder te oordelen of te veroordelen is een belangrijk basiselement van het één op één contact van vrijwilligers met gedetineerden. Maar vrijwilligers doen meer dan alleen luisteren, zij brengen ook zelf iets in als reactie op wat gedetineerden vertellen. Hierbij vervullen zij ten opzichte van gedetineerden een coachende rol; ze ondersteunen en stimuleren leerprocessen bij gedetineerden rondom situaties en vragen die die ter sprake brengen. Het kan bijvoorbeeld gaan om de omgang met medegedetineerden of personeel op de afdeling, of de vraag hoe het contact met familie in te richten. Respondenten geven aan dat zij dankzij de adviezen van vrijwilligers leren om beter met lastige situaties om te kunnen gaan en dat het hen helpt om problemen op te lossen. “Kijk, ik was verliefd op die meisje geworden, hij zegt niet je moet weg gaan van die meisje, hij zegt jij moet proberen ook voor jezelf te zorgen, dat zelf zorgen dat dat meisje jou er niet onder trekt, weet je, maar dat zijn dingen die ik niet met die bewaarder, natuurlijk ook niet met de reclassering ga bespreken, tegen niemand ja, en met hem, ja. Dus ik heb veel dingen geleerd.” (Respondent 17, man, 38 jaar) Er zijn verschillende manieren waarop vrijwilligers hun coachende rol invullen. Een nogal directe manier van coachen door vrijwilligers bestaat uit het uiten van goed- of afkeuring. Wanneer gedetineerden bijvoorbeeld vertellen over conflicten op de afdeling die ze zonder geweld hebben opgelost, is dat volgens de onder gedetineerden heersende normen zwak en niet bepaald prijzenswaardig. Vrijwilligers tonen juist hun respect voor dergelijk handelen en onderstrepen daarmee een andere visie op goed handelen dan het op de afdeling dominante perspectief. “R: Bijvoorbeeld een jongen moet een andere jongen nog iets betalen. Hij heeft iets geleend of en dan misschien een week later hij moet betalen, hij kan het niet. Die andere jongen praat met mij: 'ik ga hem slaan, anders heb ik gezichtsverlies, iedereen denkt dat ze me niet moeten betalen'. En ik ga bijvoorbeeld zeggen, 'moet je niet doen, ga naar die jongen toe, zeg dat je je serieus moet nemen en geef hem nog een week, volgende week ga je betalen en als je niet betaalt ga je nog extra betalen, maar ga hem niet pakken', en als ik zoiets aan haar uit zou leggen, dan zie ik bijvoorbeeld wel die respect in die ogen van die manier om het op te lossen, zonder geweld, bijvoorbeeld zelfs mij motiveren, ik zie in die ogen van hé... maar wat ik zie in die ogen daar op de afdeling, ik zie gelijk een blik van hé, ben je zwak of zo? Begrijp je wat ik bedoel? I: Ja, ja. R: En dan gaan ze je nog proberen te testen weet je wel. Omdat hun liever zien dat die ander in elkaar wordt geslagen om een knaakje. Snap je? I: Ja. R: En, dat was niet echt een advies, wat je eigenlijk bedoelt, maar zeg maar dat soort dingen motiveert je in je dingen en dat voelt gewoon goed, dat je ziet dat je toch iets goeds hebt gedaan en dat dat juist het echte is. Het echte voor iemand die goed in de maatschappij staat, dat leer je niet van iemand die zeg maar hier is en nog steeds zo denkt en nog steeds zo wil.” (Respondent 8, man, 34 jaar) Andersom komt het ook voor dat vrijwilligers gedetineerden coachen door kritiek te leveren. “R: Hij leest me wel eens de les. I: Ja? R: Toch wel van dan moet je I: Hoe dan? R: Dat moet je niet doen, dat moet je niet doen. I: Oja? R: Hij had me dus, door mijn baantje [...] kom ik twee keer per dag op alle afdelingen. I: Ja. R: Dan ben je dus een mooie koerier. I: Ja. R: En dan wordt er wel eens onder dreiging van geweld moet je wat meenemen en dan zit ie al klaar om te zeggen tegen me van dat ga je toch niet doen nu. (onverstaanbaar) Maar hij past dus ook goed op me, om dat zo aan te geven, om dat zo te omschrijven. I: Ja. R: En dat is gewoon goed.” (Respondent 12, man, 51 jaar) 48
Het komt ook voor dat vrijwilligers gedetineerden coachen rond het maken van een keuze of het nemen van een beslissing. Ze doen dat bijvoorbeeld door een direct advies aan de gedetineerde te geven. “R: Ja, en dat is wel zo met die rechtszaak ook, met die cassatie, dat mijn advocaat zegt van ja, hopelijk nog helemaal overnieuw gaan. I: Ja. R: Dus ja, ze kunnen weer TBS eisen, en daar had ik het met V. over, ja en V. die heb me wel duidelijk gemaakt van, ik zou als ik jou was gewoon eieren voor je geld kiezen, dan hoef je in principe nog maar vier jaar.” (Respondent 9, man, 47 jaar) Vrijwilligers coachen gedetineerden ook op andere manieren dan door direct advies te geven bij het maken van keuzes. Ze kunnen gedetineerden bijvoorbeeld helpen om de verschillende alternatieven en mogelijke consequenties van keuzes in kaart brengen. Samen met gedetineerden onderzoeken zij welke mogelijkheden die in een bepaalde situatie hebben. “Ik zit te twijfelen, moet ik weg rennen van Nederland of moet ik toch hier blijven, en dan zitten we met V. te praten, dat ja, kinderen kunnen hier naar school en kinderen kunnen hier normale leven opbouwen. Maar van andere kant ben ik bang, ik bedoel wij hadden normale leven. Een normale leven bestaat niet. Dus, dus dat, wij gaan even ja, alles bespreken.” (Respondent 13, man, 42 jaar) Een belangrijk terrein waarop gedetineerden door vrijwilligers worden gecoacht betreft vragen rondom de omgang met anderen. In het gesprek met de vrijwilliger brengen gedetineerden allerlei situaties ter sprake waarin zij de omgang met anderen als lastig ervaren. Het kan gaan om situaties met medegedetineerden, personeel, familieleden of vrienden. Vrijwilligers geven gedetineerden daarbij regelmatig concrete tips en adviezen. “R: En dan ben je met iets bezig, en bijvoorbeeld telefoongesprek... I: Ja. R: Ze zei als diegene boos is moet je niet doorgaan met het gesprek. Want anders word ik ook weer boos. I: Ja. R: En dat is niet goed voor het gesprek... I: Ja. R: Ik zeg oké, ik snap nu dat je boos bent, is het goed dat ik dan later terug bel dan kunnen we normaal erover praten.” (Respondent 3, vrouw) Deze tips en adviezen impliceren doorgaans een bepaalde kijk op goede omgang met anderen. Daarmee reiken vrijwilligers de gedetineerde meer in het algemeen een alternatieve kijk op goede omgang met anderen aan die ook in andere situaties bruikbaar is dan de besproken situatie alleen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij het advies zich niet door anderen te laten provoceren of na te denken alvorens te reageren op iemand, of bij het advies om in bepaalde situaties nee te zeggen of grenzen te stellen naar anderen. Het komt voor dat gedetineerden zo’n nieuwe kijk op goede omgang direct als waardevol omarmen en proberen te handelen naar het gegeven advies. . “That's also what she taught me as well, don't let other people's bad behaviour, change your, your good heart. So I'm trying to keep that.” (Respondent 20, man, 42 jaar) “R: Ik heb heel moeilijk nee kunnen zeggen. I: Ja. R: En ik was altijd bang dat, dat als ik nee zei dat ik iemand verdriet deed. I: Ja. R: Van he, je mag geen nee zeggen want je moet altijd iedereen helpen, dat is ook wat er in de bijbel staat, he, heb je naasten lief en... I: Ja. R: Als je iets kan delen, deel het dan. I: Ja. R: Dus ik dacht altijd dat ik alles moest delen, dat ik alles weg moest geven. En, maar zij zegt van, Jezus zei ook wel eens nee. I: Ja. R: Denk ik ja, je hebt nog gelijk ook. I: Ja. R: Dus op een gegeven moment, er zijn vrouwen bij die profiteren daar echt van... Want ik had op een gegeven moment drie pakken shag in de 49
week nodig. En ik had zoiets van, ja, dit is eigenlijk te gek. I: Ja. R: Ik werk ook voor mijn centjes en, dus gegeven moment, vroegen ze aan mij, mag ik van jou een shekkie draaien, ik zeg van nee, ik zeg want ik heb het zelf nodig... Ik denk nou, daar kijk, dat hebben we toch mooi even gedaan weetjewel, ik heb toch ja, van nou kan ik hartstikke goed nee zeggen hoor. I: Ja. R: En nou heb ik nog maar één pak shag in de week nodig.” (Respondent 4, vrouw) Het komt ook voor dat gedetineerden een advies van de vrijwilliger rond goede omgang met anderen niet direct kunnen of willen aannemen maar dat ze er wel door aan het denken worden gezet. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een advies om meer rekening te houden met bepaalde anderen in wat ze doen en besluiten. Wanneer gedetineerden gewend zijn hun eigen perspectief centraal te stellen, kunnen vrijwilligers hen wijzen op het perspectief van andere personen waarmee ze te maken hebben. Vrijwilligers kunnen bijvoorbeeld aan de gedetineerde vragen om zich voor te stellen hoe het zou zijn om zo'n ander te zijn of in de situatie van de ander te zitten. “R: En dat zit in mijn hoofd, en dat krijg ik er niet uit. I: En dan zegt V. ‘joh, houd ook rekening met haar’... R: Ja. I: ‘Zij is beïnvloedbaar’ en dan zeg jij nee... R: Nee. I: Is dat zo'n grens of of, ga je dan later nog denken van nou er zit misschien... R: Wel iets in ja. I: Ja. R: Maar dat denk ik want pas, want op dat moment heb ik zoiets van nee echt niet, dat is haar schuld. En dan ga ik zeg maar 's avonds erover denken, en nee, eigenlijk, misschien is ze onder druk gezet.” (Respondent 7, man, 38 jaar) Wanneer vrijwilligers gedetineerden alternatieve perspectieven op goede omgang met anderen aanreiken, kan dat ertoe leiden dat gedetineerden ook over zichzelf aan het denken worden gezet. Het komt ook voor dat gedetineerden door vrijwilligers expliciet richting zelfinzicht worden gecoacht. Vrijwilligers spiegelen gedetineerden bijvoorbeeld en wijzen ze daarmee op bepaalde patronen of karaktertrekken waardoor ze over zichzelf aan het denken worden gezet. “I: Maar je zegt, ze zet me, ze zet me ook aan het denken, waarover R: Ja gewoon. I: zet ze je aan het denken? R: Mijn opstelling over andere dingetjes. Ik zoek altijd maar mijn eigen, ja, ik leg altijd het probleem bij een ander zegt ze. I: Oke. Maar hoe komt ze daar dan achter? R: Ja dan gewoon, door de gesprekken...I: Oke. R: En dat zet je dan weer aan het denken... En ja dan zit je thui- of zit je op je cel. I: Hmmm R: Ja, en dan heb ze dan wel weer gelijk in.” (Respondent 14, man, 37 jaar) Er zijn vrijwilligers die bij hun coaching richting zelfinzicht gebruik maken van inzichten uit de psychologie. “R: Was echt heel gezellig, ging ze me leren over verschillende stijlen van communicatie. Dat je asser- assertief heb, en subjectief, een pessi-... en dan ging het verschil van nou waar ik eigenlijk stond... En hoe het ging enzo. I: Ja. R: Ook, ja dat was wel grappig, van dat zij ook ziet van dat ik een vooruitsprong maak.” (Respondent 3, vrouw) De denkprocessen die door de coaching van vrijwilligers bij gedetineerden in gang worden gezet stoppen niet na afloop van het gesprek. Ook daarna – in het bijzonder wanneer ze op cel zitten – denken gedetineerden na over wat de vrijwilliger tijdens de gesprekken heeft gezegd. “R: Op dat moment,weet ik het, maar als ik dan boven ben, weer, dan zit ik op die kutcel op die cel. I: Ja. R: En dan weer denken en denken en denken en denken en dan vergeet ik dat gesprek van haar niet, want ik schrijf wel dingen op die ze gezegd heeft... I: Ja. R: (onverstaanbaar) I: Ja. R: Dus dan lees ik het later terug en dan denk ik ja, laat ik dat ja 50
maar weer niet doen. I: Ja. R: Dus dan neem denk ik die adviezen ook weer ter harte zeg maar.” (Respondent 7, man, 38 jaar) Levensbeschouwelijke en godsdienstige coaching Uit het materiaal komt naar voren dat de coaching van vrijwilligers rondom specifieke situaties regelmatig ligt ingebed in meer globale perspectieven van vrijwilligers op het leven. Deze perspectieven spelen, meer of minder nadrukkelijk, een rol bij coaching van gedetineerden rondom bepaalde levenssituaties. Er zijn vrijwilligers die daarbij expliciet aan gedetineerden vertellen dat ze vanuit een bepaalde levensbeschouwing werken. In het materiaal worden de boeddhistische en christelijke levensbeschouwing genoemd. “R: En als ik het zelf opgeef van, ik zie het niet meer zitten. Dan heeft zij van, kom R., nu zie je het even zwart, maar over drie of vier jaar kan het heel anders zijn. En ze is geloof ik zelf boeddhist en in haar boeddhistische wereldje geeft ze dan, ja, altijd van die vragen of antwoorden waar je zelf over moet gaan nadenken van hoe wil ik hieruit komen?. I: Ja. R: En hoe wil ik verder leven? En dat vind ik dan heel prettig bij V.” (Respondent 1, vrouw) In coaching vanuit boeddhistisch perspectief wordt de nadruk door vrijwilligers gelegd op het positieve. Gedetineerden worden aangespoord om niet op het negatieve te focussen “R: En ook sowieso omdat ik, in het begin zat ik een hele hoop met wraak en wroeging weetjewel. I: Ja. R: Toen had ie zoiets van, hij is ook nog eens een keer boeddhistisch, ook nog rustig aangelegd. I: Ja. R: En had ie zoiets van dat is allemaal negatieve energie jongen. I: Ja. R: En in het begin had ik zoiets van ja je hebt makkelijk lullen! I: Ja. R: Maar achteraf had ik zoiets van, had ik nou zoiets van ja, dat zit eigenlijk best wel een kern van waarheid in. I: Ja. R: Ja ik weet niet sinds V. er is, zijn er wel een hele hoop dingen dat ik zoiets had van ja ja toch maar es effe anders gaan aanpakken.” (Respondent 9, man, 47 jaar) In coaching vanuit christelijk perspectief kunnen geloof en bijbel een belangrijke rol spelen. Hierbij worden situaties waarmee gedetineerden worstelen door de vrijwilliger gekoppeld aan het geloof, aan verhalen of passages uit de bijbel, of aan psalmen. Van daaruit vindt spiegeling naar de situatie van de gedetineerde plaats en kunnen bepaalde situaties nieuwe betekenis krijgen. Ook geven vrijwilligers het advies om te bidden als een manier van omgang met lastige situaties en moeilijke momenten. “R: Kijk als ik bezoek heb van een vrijwilliger, hebben we het alleen over de Bijbel. Dus hoe we nu aan het praten zijn maar dan over de Bijbel. I: Ja... R: En dan, we beginnen eerst met een gebed. I: Ja. R: En dan gaan we een paar hoofdstukken lezen, en misschien vertel ik daar over een bepaalde situatie wat ik van de week heb meegemaakt, en dan gaan we daarover bidden enzo.” (Respondent 19, man, 53 jaar) “R: Ik zeg ik heb zo'n paniekaanval gehad, die angstaanvallen, ik zeg en ik wil helemaal dat ze terug komen want het gaat eindelijk net zo goed met mijn I: Ja. R: en, toen toen zegt ze ook van... Jamaar eigenlijk moet je het zo zien, dat, je bent nou zo met God bezig en het gaat zo goed met jou. Dat de duivel die probeert je een beetje terug te houden van ik heb liever dat je je eigen slecht voelt, dat je bang bent en... I: Ja. R: Dus ze zegt nou weetje waar dat je een beetje tegen kunt vechten. En het heeft me geholpen want ik heb het ook niet meer gehad!” (Respondent 4, vrouw) Het komt voor dat in de loop van de gesprekken ook het perspectief op het leven van de gedetineerde aan bod komt en onderwerp van gesprek wordt. Daarmee komen levensvragen van de gedetineerde in beeld, zoals: wat vind ik wezenlijk in het leven? Hoe wil ik in het leven staan? Wat wil 51
ik beginnen met mijn leven en hoe wil ik dat vormgeven? Coaching rond dergelijke levensvragen zet gedetineerden aan het denken over hun kijk op het leven in het algemeen. “We hebben het vaak over het leven, hoe we tegen het leven aankijken, over mijn eigen leven en over de toekomst.” (Respondent 1, vrouw)
Rolmodel Gedetineerden zien in de vrijwilliger met wie ze spreken een navolgenswaardig voorbeeld van hoe te leven. Het gaat daarbij in eerste instantie om het feit dat vrijwilligers een 'gewoon' leven in de maatschappij leiden, zonder criminaliteit. Daarmee representeren ze voor gedetineerden in feite de mogelijkheid van een onbeschadigd leven buiten de penitentiaire inrichting. In detentie ervaren gedetineerden de maatschappij als ver weg en onbereikbaar, een heel andere wereld. Dat geldt zeker voor gedetineerden die weinig banden met personen buiten de inrichting hebben. Vrijwilligers laten gedetineerden zien dat een ander leven echt mogelijk is; een stabiel, rustig leven. Ze leven hen dat als rolmodel voor. “Maar als ik met hem praat zie ik al die dingen, zie ik vakantie, ik zie een toekomst, goeie toekomst, ik zie… Als hij over zijn familie vertelt dan zie ik gewoon hoe rustig in zijn woning zal zijn. Dus ik ga gewoon wat denken hoe rustig met zijn dochter en vrouw gaan poetsen dat heeft ie verteld dus... En dat vind ik leuk en dat wil ik ook van mezelf maar je moet meerdere keren met hem, met zo'n persoon in gesprek gaan.” (Respondent 16, man, 55 jaar) Meer specifiek zijn vrijwilligers voor gedetineerden die worstelen met verslaving een voorbeeld voor de mogelijkheid van een leven zonder verslaving. Gedetineerden zien dat de vrijwilliger ook zonder drugs gelukkig en tevreden kan zijn. “R: She's very peaceful herself he? And content. I: Ja. R: You know what I mean? And think to myself, you see, that feeling, it's a, a natural feeling, you know, it's not it's not, from taking any drug or any pill. You know what I mean? So... yeah. Then I would also like to have that same feeling of content and peace.” (Respondent 20, man, 42 jaar) Ook zien gedetineerden in vrijwilligers een voorbeeld van positiviteit. Gedetineerden ervaren vrijwilligers als personen die positief in het leven staan. Die positieve instelling van vrijwilligers contrasteert scherp met de negativiteit die ze ervaren op de afdelingen binnen de inrichting. Het komt voor dat gedetineerden vrijwilligers, nog breder, zien als voorbeelden van mooie, zuivere en goede mensen. “Hoe moet ik dat uitleggen? Zoals ik zei, er is niet iets wat ze mij kan leren, wat leert ze mij eigenlijk? Om een goede mens te zijn, als ik naar haar kijk, ik zie gewoon een lieve vrouw van 24 karaats goud zeg maar. Gewoon helemaal zuiver en puur, en dat waardeer ik heel erg bij haar en dan vraag ik me ook af van hé, ik kan ook misschien nog wat aan mezelf werken door andere mensen te helpen.” (Respondent 10, man, 38) Volgens respondenten zijn vrijwilligers niet alleen een voorbeeld van mooi mens-zijn voor henzelf maar zou iedereen aan hen een voorbeeld kunnen nemen. Gedetineerden hebben de indruk dat ook buiten de inrichting veel mensen egoïstisch zijn en alleen bezig met geld. Zij vinden dat deze mensen allemaal een voorbeeld zouden kunnen nemen aan de bezoekvrijwilligers die, zonder er iets aan te verdienen, in hun vrije tijd wildvreemden bezoeken. 52
Een mens van betekenis Oprechte aandacht: serieus genomen Als een belangrijke opbrengst van de gesprekken met vrijwilligers benoemen respondenten de ervaring serieus te worden genomen. Wanneer vrijwilligers oprechte interesse, aandacht en medeleven tonen voor de gedetineerden met wie ze in gesprek zijn, voelen die zich niet alleen veilig genoeg maar ook uitgenodigd om het masker dat ze op de afdeling op hebben af te zetten. Ze hebben dan de indruk dat de vrijwilliger werkelijk benieuwd is naar hen als persoon. De ervaring serieus te worden genomen is over het algemeen een zeldzame ervaring binnen de inrichting. “R: De psycholoog dan heb ik het gevoel, of dat ze me dus niet serieus neemt. I: Ja, ook hier dus? R: Ja. En… dus dat heb ik een keer in de drie weken een half uurtje een gesprek mee. En dan... Ja. Nee, daar heb ik niet veel mee, met haar, ik heb echt het gevoel dat ze me niet serieus neemt, van nou het is dat ik mijn werk doe maar... I: Ja. Ja. R: En zeker omdat ik border-liner ben en alles dus meestal zwart-wit zie. I: Ja. R: Dan heeft zij zoiets van ja nee, dit is je border-line die dat doet. En V. zegt weer het tegenovergestelde, van nee, je bent mens, je mag verdrietig zijn, je mag die gevoelens hebben.” (Respondent 4, vrouw) Respondenten benoemen in dit verband enkele specifieke voorbeelden van de aandacht en interesse die vrijwilligers tonen voor wat zij inbrengen. Er zijn bijvoorbeeld respondenten die zich serieus genomen voelen doordat de vrijwilliger hen en hun wensen in het gesprek centraal stelt en zich daarop aanpast. “R: En soms komt ze en dan zit ik de hele tijd, anderhalf uur, alleen maar te huilen. En dan hebben we het nergens over. En dan is het voor mij alleen maar geklaag, geklaag, geklaag. En dan is het sorry V. Dat je hier komt voor anderhalf uur om alleen maar mijn gezeur en geklaag te horen. I: Ja. R: En dan zegt ze 'meid, daarvoor ben ik voor je. We hoeven het niet altijd over het leven te hebben of... Het is nu, wat jou nu dwarszit en ik luister. En als ik niks moet zeggen zeg ik niks. En als ik wel iets moet zeggen, geef het ook aan'.” (Respondent 1, vrouw) Er zijn ook respondenten die aangeven dat de vrijwilliger aandacht heeft voor hun grieven jegens Justitie en laat merken daarbij aan hun kant te staan. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om een vrijwilliger die medeleven en geschoktheid toont over het onrecht dat de gedetineerde binnen ervaart, of een vrijwilliger die aangeeft te willen helpen iets tegen dat onrecht te ondernemen. “En V. zei ook dat als je alles hoort, ze zegt ik moet een boek schrijven over alles wat is gebeurd. Dat is, zij zegt schokkend, dat is interessant en mensen weten niks van.” (Respondent 13, man, 42 jaar) Verder geven respondenten aan dat ze zich serieus genomen voelen als de vrijwilliger aangeeft hun verhalen te geloven - zeker als niemand anders dat doet. In het bijzonder is dat voor gedetineerden van belang wanneer het gaat om verhalen rondom hun delict die volgens Justitie onwaar zijn. “Ja ja, hij gelooft in me, hij gelooft in me echt, en die gevoel, ik kon het voelen dat hij me gelooft, ik kon niet zien dat hij niet gelooft hij gaf geen kritiek ofzo of wat nee ik kon het voelen dat hij me geloofde ja, dus dat vond ik prettig. Ik vond het prettig ja, een goed gevoel ja, dat iemand mij gelooft.” (Respondent 17, man, 38 jaar) Ook het benoemen van bepaalde competenties of expertise van gedetineerden door vrijwilligers blijkt bij te dragen aan de ervaring van gedetineerden serieus te worden genomen. Als een 53
vrijwilliger benadrukt dat een gedetineerde bepaalde kennis of competenties bezit, wordt deze op een bepaald gebied als expert erkend - in het bijzonder als het expertise betreft die de vrijwilliger zelf niet of in veel mindere mate bezit. Het kan hierbij om uiteenlopende vormen van expertise gaan; technische expertise, artistieke kwaliteiten, kennis over de gewoontes in een ander land dan Nederland waarin een gedetineerde heeft gewoond, of kennis over gezondheid. “R: Ja, ik ben echt een auto, motorliefhebber, I: Ja. R: en hij heeft nou een [...]bus, die V., en daar wil die een camper van bouwen, dus dan om de haverklap van 'ja, hoe kan ik dat nou het beste doen', ja, dan maak ik alvast tekeningen voor hem weetjewel, ik zeg zo en zo... 'o ja, o ja, o ja' en dat neemt hij dan weer mee weetjewel.” (Respondent 9, man, 47 jaar) “R: En over die dingen zitten we te praten, en ik leer haar, sommige dingen dat je kan krijgen dat hier van tropisch, dat tropisch vanuit de Caribische Eilanden dat je hier kan krijgen, dat is goed en goedkoop, dat je kunt gezond eten en dergelijke dingen.” (Respondent 11, man, 55 jaar) Het kan hierbij ook gaan om kennis over hoe het er in een penitentiaire inrichting toegaat; kennis die de vrijwilliger niet heeft maar waarin hij wel interesse toont. “R: “'Oh, oke' zegt ze dan, 'oh, dat wist ik niet', weetjewel, als ik iets zeg,'oke, ik dacht dat het andersom...', 'oke', weet je gewoon, heel verbaasd af en toe over sommige dingen. Want ze dacht ook dat we op één cel zaten, iedereen heeft een eigen cel. En je hebt geen televisie ofzo. Of eh, we hebben een waterkoker op onze cel bijvoorbeeld en dat weet ze ook niet. Ze denkt, we worden ingesloten en dan moeten we daar tot de volgende dag blijven ofzo. I: Op droog brood en... (lacht) R: Zo ouderwets is het snap je. En dan leg ik uit dat we heel veel verschillende activiteiten hebben en dat we best wel vrijheden hebben. En daar is ze dan verbaasd over en dan stelt ze daarover vragen van 'en, hoe zit het met dat?'. Dat is best wel leuk. Dus... En ik heb het gevoel dat ze dat ook leuk vindt.” (Respondent 10, man, 38 jaar) Een mens van betekenis De ervaring van gedetineerden dat ze door de vrijwilliger serieus worden genomen wordt nog verder versterkt wanneer ze merken dat ze voor de vrijwilliger echt van betekenis zijn, en niet zomaar iemand. Alleen al het feit dat vrijwilligers, zonder dat daar een financiële beloning tegenover staat, hun tijd aan hen besteden, geeft gedetineerden het gevoel ertoe te doen, betekenisvol te zijn. Gedetineerden beseffen heel goed dat het vrijwilligers tijd en moeite kost om naar de inrichting te komen, terwijl ze daarnaast een eigen leven met werk, gezin en andere activiteiten hebben. Uit het materiaal komt naar voren dat gedetineerden zich regelmatig afvragen waar ze dat aan hebben verdiend. “Ik dacht wat moet ze nou van mij, of wat moet ze nou met iemand als ik, snap je? Ik ben een zware crimineel en... ja dat vond ik zonde dat ze in mij ging investeren. Ik dacht, zo'n lieve vrouw komt bij mij op bezoek he, ongelofelijk. En nog vrijwillig ook. Dus dat stelde ik achteraf heel erg op prijs.” (Respondent 10, man, 38 jaar). De ervaring om voor iemand betekenisvol te zijn kan voor gedetineerden heel zeldzaam zijn; iets wat ze maar in weinig of zelfs geen enkel ander contact meemaken. Er zijn respondenten die de ervaring ertoe te doen beschrijven in termen van betrokkenheid van de vrijwilliger. Zij hebben de indruk dat de vrijwilliger om ze geeft en dat zij de vrijwilliger niet onverschillig laten. De aandacht die ze van de vrijwilliger krijgen ervaren ze niet alleen als oprecht maar ook als liefdevol en betrokken.
54
“Ja, ze, ze geeft echt om mij... Zegmaar. Het is niet dat ze alleen maar mijn verhaal aan hoort en oké, dat was het, ik ga weer. Nee ze probeert me gewoon echt van alle kanten te helpen en... Dat vind ik wel heel bijzonder, want normaal een, als je zegmaar bij een hulpverlener komt, die heeft echt zoiets van oké, ik doe mijn werk en daarmee is het klaar. Maar zij trekt de dingen ook echt aan.” (Respondent 4, vrouw) Deze liefdevolle aandacht voor hen als persoon blijkt voor gedetineerden bijvoorbeeld wanneer vrijwilligers zich niets van uiterlijkheden lijken aan te trekken. “En zo'n persoon, bam, die komt hier binnen en die laat eigenlijk zien, ik geef om je als mens. Je kleur maakt niet uit, je gouden tanden maken niet uit, je tattoos niet, hoe je praat, hoe je haar zit, hoe je beweegt, ik kijk daar dwars doorheen. Dat is wat je uitstraalt, maar wie ben je? En dat graaft ze eruit en blijkbaar mag ze die persoon, snap je?” (Respondent 8, man, 34 jaar) Gedetineerden concluderen ook dat vrijwilligers om ze geven wanneer die geraakt worden door wat zij vertellen. Die geraaktheid wordt duidelijk zichtbaar wanneer gedetineerden pijnlijke ervaringen en moeilijke gebeurtenissen uit hun leven vertellen en vrijwilligers daarbij moeten huilen. “Ja een vriend-vader figuur en dat hij met mee denkt en vooral als hij ook ging huilen en ja doet me wat... Dat we gewoon, een wildvreemde mens die bij mij op bezoek komt en mijn emotie hoort en voelt, en helpt ook daarbij ja, dat doet me wat af en toe.” (Respondent 17, man, 38 jaar) Een andere manier waarop gedetineerden ervaren dat ze voor de vrijwilliger betekenisvol zijn is door middel van kleine attenties van de vrijwilliger waaruit blijkt dat die ook tussen de gesprekken door aan hen heeft gedacht. De vrijwilliger kan bijvoorbeeld een samenvatting van een bepaalde lezing (waar de gedetineerde interesse in had getoond) meenemen tijdens bezoek, of iets anders wat voor de specifieke gedetineerde waardevol is. “R: En hij op op zijn klappertje, en dat was gewoon shabloontje. I: Ja. R: En dat was gewoon het achteraanzicht van boeddhist, van een biddende monnik. In eerste instantie had ik zoiets van die heeft gewoon een afbeelding van een, van een klok weetjewel. I: Ja. R: En kijk nog eens goed. Ik kijk zo, ik zei ach ik zie het ik zeg het is een biddende monnik! Haha ik zeg die wil ik hebben, ik zeg ga ik het mooi natekenen, maar kortweg een week later had ie het gekopieerd.” (Respondent 9, man, 47 jaar) Andere voorbeelden van kleine attenties die voor gedetineerden onderstrepen dat ze echt iets betekenen voor de vrijwilliger zijn kaartjes die de vrijwilliger tussendoor stuurt, als aankondiging van een bezoek of wanneer de gedetineerde in een moeilijke periode zit . Wederkerigheid: vriendschap en iets terugdoen Het komt niet alleen voor dat gedetineerden ervaren dat ze voor de vrijwilliger van betekenis zijn, andersom kan ook de vrijwilliger voor gedetineerden een betekenisvol persoon zijn of in de loop van het contact worden. Gedetineerden blijken ook zelf te gaan geven om vrijwilligers die met hen en met wat er in hun leven speelt begaan zijn. “Ik had eigenlijk geen enkele intentie weet je wel en ja, dan eindelijk door die gesprekken heen word je steeds sterker met elkaar en van geen intentie veranderde de intentie naar leuk dat je er bent, tof om je weer te zien, hoe gaat het met je? Maar oprechte belangstelling, een kleine zorg zelfs, van hóe gaat het met je? Gaat het allemaal echt goed? En ja, dat is... ja. Maar ook dat je dat terug wordt gevraagd en dat je ook diezelfde kleine 55
zorg daar ziet, van, weet je wel, want ja, wat bij mij echt wel zo is...” (Respondent 8, man, 34 jaar) Deze ervaring van voor elkaar betekenisvol zijn wordt door respondenten geduid als het hebben van een maatje of als vriendschap. In de loop van de tijd kunnen gedetineerden de bezoekvrijwilliger als een maatje of een vriend gaan zien. “Ja hij gewoon, hij doet gewoon, ja moet je dat uitleggen, dat hij een vriend is van me geworden ja, ik heb geen vrienden en ik iemand van zijn dus het is oke, dit is een vriendschap weet je, we bouwen gewoon een vriendschap.” (Respondent 17, man, 38 jaar) “Het is, een vriend, kijk binnen de bajes heb je veel medegedetineerden waar ik goed mee omga. Maar hij is die vriend die ik binnen de bajes niet heb. Zo, zo kwalificeer ik hem.” (Respondent 12, man, 51 jaar) Het komt voor dat gedetineerde en vrijwilliger elkaar elkaar begroeten met een knuffel of een omarming. De respondenten die dit beschrijven koppelen deze manier van begroeten direct aan hun vriendschap met de vrijwilliger. Ze beschrijven de lichamelijke dimensie van de begroeting als een uiting van oprechte wederzijdse vriendschap. “Ja, want als ik nou op… hier naar de spreekkamer moet, want zij zit altijd in de spreekkamer, dan is het niet formeel een hand nee, ze knuffelt me ook echt! Van dan is ze, ze vindt zo fijn om mij weer te zien en andersom ook en dan denk ik, ja. Ja het is, het is echt een vriendschap aan het worden.” (Respondent 4, vrouw) “I: Ja, en als hij er is, hoe ontwikkelt zich dat gesprek. R: Nou, we pakken mekaar beet, daar begint het dan mee. I: (giechel) R: En dan geven we mekaar een knuffel en zijn we blij weer te zien. Dus het is echt een vriendschap, ik bedoel met sommige mensen heb je dat, en wij hebben dat.” (Respondent 18, man, 30 jaar) Respondenten geven aan dat ze graag iets terug zouden willen doen richting de vrijwilliger voor de moeite en tijd die de vrijwilliger in hen heeft geïnvesteerd. Dat lijkt ze een kleine moeite in vergelijking met de moeite die de vrijwilligers zich getroosten door op bezoek te gaan bij iemand die ze niet eens kennen. Respondenten geven bijvoorbeeld aan dat ze de vrijwilliger na hun vrijlating bij hen thuis zouden willen uitnodigen voor een lekkere maaltijd of helpen met allerlei zaken. “R: Ik hoop dat ze een keer langskomt, thuis, met haar gezin of zonder haar gezin. En dan kan ze m'n gezin ontmoeten. I: Je vrouw... R: Ja, en dan gewoon mooie volle tafel klaarmaken voor haar, eten proeven, gewoon gezellig, en dan kan ik ook aan m'n vrouwtje laten zien dat het gewoon echt een bijzondere dame is.” (Respondent 8, man, 34 jaar) Er zijn ook respondenten die aangeven dat ze, omdat de kerk voor de vrijwilliger van groot belang is na vrijlating wel eens met hem mee naar de kerk zouden willen gaan hoewel het geloof voor henzelf geen of geen grote rol speelt. Ze zien dat als een gebaar naar de vrijwilliger, een manier om die te bedanken voor haar of zijn inzet. Een andere manier om iets terug te doen voor de vrijwilliger die respondenten noemen is het meewerken aan dit onderzoek via het geven van een interview. Respondenten benadrukken dat ze dit uit vrije wil doen, als een gebaar naar de vrijwilliger, omdat die het hun heeft gevraagd. “R: Volgende week wastie nog bij me... I: Ja. Ja. R: Hadden we nog over gehad over van dat dit zou gebeuren... I: Oke. R: Hij zegt, ja wil je het doen, ik zeg ja waarom niet? Tuurlijk dat 56
is toch minste wat ik voor jullie terug kan doen toch? ” (Respondent 15, man, leeftijd onbekend) Wat overigens ook door respondenten wordt genoemd als motivatie om mee te doen met het onderzoek is dat ze graag willen dat meer algemeen bekend wordt hoe belangrijk vrijwilligerswerk voor gedetineerden is. Ze gunnen hun positieve ervaring ook aan andere gedetineerden.
Baten die doorwerken Gedetineerden ervaren heel direct, in het gesprek zelf, baat van de vrijwilligersbezoeken. Behalve de erkenning die ze daar krijgen worden door respondenten als opbrengsten van de gesprekken met vrijwilligers genoemd: het even van de afdeling af zijn, de rust die ze tijdens de gesprekken ervaren, en ook het even kunnen vergeten dat ze vastzitten. De gesprekken werken echter ook door; ze hebben ook waarde voor gedetineerden op andere momenten van detentie dan tijdens de ontmoetingen zelf. Zo kunnen gedetineerden na afloop, wanneer ze terug op de afdeling zijn, een gevoel van opluchting ervaren. “R: En na een uurtje had ik echt het gevoel, nadat ik op de afdeling was, van he, dat is wel goed geweest. Ik had wel behoefte om met iemand te praten over van alles, over mijn leven buiten hoe het was. Ja, we hebben het over de raarste dingen gewoon. I: En hoe merkte je dat, dat het wel goed voor je was, op de afdeling? R: Omdat ik best wel opgelucht was. Ik ben niet zo iemand die met iedereen snel in contact komt. Ik ben wel heel erg spontaan, ik kan met iedereen gewoon praten, maar sommige onderwerpen of... ik ben ook iemand die zich niet heel vaak op z'n gemak voelt bij een ander vreemde, snap je. En ja... ik voelde me gewoon heel erg opgelucht op de afdeling. In één keer dacht ik wow, man, dat is leuk geweest. Dat gevoel heb ik heel lang niet meer gekend.” (Respondent 10, man, 38 jaar) Het komt ook voor dat gedetineerden zich gelukkiger of vrediger voelen na een gesprek met een vrijwilliger. “R: Ja, en na dat gesprek voel ik me wel ja, voel ik me wel goed in mijn vel zitten. I: En is dat dan rustiger, of hoe zou je dat omschrijven, of vrolijker, of? R: Of vrolijker ja. Vredig.”(Respondent 19, man, 53 jaar) Verder komt het voor dat de gesprekken met een vrijwilliger gedetineerden helpen om hun detentie vol te houden en de moed niet te verliezen. De gesprekken kunnen bijvoorbeeld voorkomen dat problemen van gedetineerden zich ophopen. “R: Het is gewoon zo dat ik, dat ik niet zo veel dingen meer op prop of wat dan ook. Ik heb papier, ik zat van alles op papier te zetten I: Ja. R weet je, je kan niet zo veel naar buiten vertellen. Of je vertelt het en hun zitten met een kuthumeur, dat wil je ook niet hebben buiten. I: Ja. R: Dus ja, V. kan je dan mee praten. I: Ja. R: En het hoeft niet op papier, want je krijgt, als je op papier schrijft krijg je niks terug te horen... I: Nee, nee R: (lachen) I: (lachen) R: Dus vandaar... Maar van haar wel! (Respondent 3, vrouw) Het vooruitzicht dat de vrijwilliger weer komt kan gedetineerden helpen om zich ook tussen de gesprekken door, op de afdeling, rustiger te voelen. “I: Hoe loop je dan terug naar je cel? Na zo'n gesprek? R: Ja, dan ben je, dan ben je wat rustiger geworden.” (Respondent 6, man, 46 jaar) 57
Gedetineerden geven aan dat de gesprekken ze kracht kunnen geven of dat ze zich erdoor gesterkt kunnen voelen. “R: Maar nu.... Heb ik een verlichting ja, en de hele week is het een kracht voor mij om door te gaan. Nooit van mijn leven heb ik gedacht ik moet mijn leven weghalen, ik moet mij vermoorden of iets dergelijks, nooit, ik denk niet aan die dingen. Maar in deze, op vrijdag dat zij komt, geeft een verlichting voor de hele week voor mij om goed te slapen, goed te denken, alleen die broodjes te eten. I: Ja. R: Om vrijdag met haar te praten.” (Respondent 11, man, 55 jaar) De gesprekken helpen gedetineerden niet alleen detentie vol te houden maar werken ook door in herstel van vertrouwen dat voorafgaand aan of tijdens detentie beschadigd is geraakt. Het kan hierbij gaan om herstel van vertrouwen in de maatschappij in het algemeen. Het feit dat in elk geval één persoon uit die maatschappij ze komt bezoeken kan gedetineerden de ervaring geven dat ze niet door iedereen uit de maatschappij in de steek zijn gelaten en niet helemaal zijn afgeschreven. “R: Ja, in mijn situatie heb ik wel, ja vertrouwen in alles ja. (stilte) Vertrouwen in alles verloren. I: Sorry in alles? R: Verloren. I: Oh, je hebt het vertrouwen verloren... R: Ja, in alles, maar ook in, je, rechtssysteem maatschappij enzo. Dus... dat zij op bezoek komt, dat iemand uit de maatschappij mij hier bezoekt... werpt wel een heel ander licht op de situatie. Dat het toch niet slecht is als het, als ik het dacht.” (Respondent 19, man, 53 jaar) De gesprekken met vrijwilligers blijken ook te kunnen bijdragen aan herstel of behoud van het vertrouwen in andere personen. Het kan ook gaan om herstel van zelfvertrouwen, het gevoel van eigenwaarde van gedetineerden. “R: It's helping me to build, helping me to build new trust. Little bit, in people like, like now. Like, we're talking, talking to you quite openly, really, and normally which is good. And yeah, it's good for self-esteem. I: Yeah. R: My self-confidence, is getting, I was all confident before, and then, it was high, but, since I've come to jail it knocks, it breaks you down, you know what I mean?” (Respondent 20, man, 42 jaar) In het bijzonder kunnen gesprekken met een vrijwilliger helpen voorkomen dat de negatieve invloeden van de afdeling vat op gedetineerden krijgen. Het contact met een vrijwilliger blijkt gedetineerden te kunnen helpen om tijdens detentie weerstand te bieden aan hun omgeving waarin criminaliteit doorgaans een gangbare norm is. “Zoals ik net zeg, het is echt, hij is een middel voor mij om door mijn detentie heen te komen echt. I: En zonder V. hoe zou je hier zitten denk je, om even helemaal op scherp te zetten R: Dan was er een kans dat ik een echte boef werd, dat ik afgleed naar het niveau, dat ik afgleed naar een ander niveau, die was groter geweest. I: Ja. R: Ik zeg niet dat het gebeurd zou zijn. I: Nee, nee. R: Maar die kans was aanmerkelijk groter geweest, echt waar.” (Respondent 12, man, 51 jaar) Tot slot werken de gesprekken met vrijwilligers door in het perspectief van gedetineerden op de toekomst. Gedetineerden benoemen het behouden of krijgen van hoop als een opbrengst van de gesprekken met de vrijwilliger. In het bijzonder kunnen de gesprekken voor gedetineerden een rol spelen bij het behouden of herwinnen van vertrouwen in de toekomst, na detentie. “R: Dit is de grootste trauma die ik ooit in mijn leven heb meegemaakt. En ik zeg altijd, dit is één klein gedeelte van mijn leven en dat speelt zich nu af. En als ik straks buiten sta, dan weet ik zeker dat ik het leven met beide handen ga grijpen om er iets moois van te maken I: 58
Ja. R: van dat resterende. En hoe, heb ik op dit moment nog geen idee, maar ik weet zeker dat het goed zal komen” “R: Je ziet alles negatief, je zit in een negatieve spiraal en alles is gewoon zwart en wit. Er is geen kleur ertussen. En zij liet me zien van R., ondanks dit kun je nog een andere leven opbouwen, want je hebt dit, je hebt dat, je hebt zus, denk aan dit, denk aan dat, weet je, en dan ga je zoiets van oh ja, ja, ja. En ja, dat heeft zij mij, dat leidraad heeft zij mij nu gegeven, van dit is niet het einde.” (Respondent 1, vrouw) Wanneer gedetineerden merken dat vrijwilligers erin geloven dat een goede toekomst voor hen mogelijk is kunnen zij daar ook zelf weer meer in gaan geloven. “But... I know it's good for my... (stilte). Is good for my development, is good for my reintegration back in society, you know what I mean? To be, to be in contact with her. I think it's it's to keep me, on the straight, straight and narrow a bit.” (Respondent 20, man, 42 jaar) Respondenten geven aan dat zij denken dat het contact met mensen zoals de vrijwilliger belangrijk is om na detentie een leven zonder criminaliteit op te kunnen bouwen. “R: Dus ik heb zoiets van ik moet het buiten anders gaan doen. I: Ja. R: Dus ook andere mensen in mijn leven betrekken. I: Ja. R: En niet constant dezelfde mensen want dan gaat het fout. I: Ja. R: En dat is met haar is dat ook wel zo. I: Daar zou zij bij horen, bij die andere mensen... R: Ja ik denk dat dat goed voor mij is. (Respondent 7, man, 38 jaar)
Belemmeringen voor waardevolle bezoeken Geen 'klik' Uit het materiaal blijkt dat gedetineerden op verschillende manieren in contact komen met een vrijwilliger. Ze kunnen het telefoonnummer van een vrijwilligersorganisatie bellen dat ze via een folder, bewaarder of medegedetineerde hebben gekregen. Het kan ook zijn dat ze via een geestelijk verzorger of een coördinator van een vrijwilligersorganisatie aan een vrijwilliger worden gekoppeld. In dat geval kan het zijn dat de geestelijk verzorger of coördinator ook bij het eerste gesprek zit. In alle gevallen ontmoeten gedetineerden bij het eerste bezoek een nog onbekend persoon en zal moeten blijken of dat tot een vruchtbaar contact leidt. Veel respondenten spreken in dit verband over een 'klik' die ze met de vrijwilliger hebben. Het komt voor dat ze die klik meteen, vanaf het eerste moment, ervaren. Een klik maakt dat ze zich op hun gemak voelen bij de vrijwilliger en dat het gesprek prettig loopt. “R: Dat ging puur dat ik mijn verhaal kwijt kon, dat ik toch eventjes iemand had, met wie ik ook een klik zou hebben... I: Ja. R: Want daar ging het me wel om, dat ik met een persoon een klik heb of niet, want als ik geen klik heb dan was ik weg gelopen, want die vrouw, ja, die leek me wel serieus geïnteresseerd en dat vind ik ook wel belangrijk.” (Respondent 7, man, 38 jaar) Uit het materiaal komt naar voren dat er niet altijd direct een klik is. Die kan ook pas in de loop van de tijd, na enkele gesprekken, ontstaan. Het komt voor dat gedetineerden in eerste instantie geen klik met een vrijwilliger ervaren, maar dat na enkele gesprekken blijkt dat ze toch wel prettige gesprekken met de vrijwilliger kunnen voeren. Het komt echter ook voor dat het contact met de vrijwilliger voor gedetineerden niet werkt en dat er geen klik ontstaat. 59
“R: maar dat moet wel iemand zijn waar ik mee kan levelen. I: Ja, en wat bedoel je daarmee, kan levelen? R: Ja gewoon normale gesprekken kunt hebben weetjewel een keer, het is niet ja, is neerbuigend met jou, maar echt zo laten we zeggen af en toe, het eerste, dat was ook een vrijwilliger toen zat ik nog in [...]. Daar kreeg ik een oude vrouw en daar had ik zoiets van ja... Dat... Ja. Ze was over de 60 weetjewel en het was een hele aardige mevrouw maar ik had zoiets van ja wat moet ik nou met zo'n vrouw bespreken weetjewel?” (Respondent 9, man, 47 jaar) Er is dan geen overeenstemming tussen dat wat de gedetineerde in het contact zoekt of van de gesprekken hoopt en dat wat de vrijwilliger kan bieden. Dat kan ertoe leiden dat de gedetineerde het contact met de vrijwilliger liever zou willen verbreken en met een andere vrijwilliger in gesprek gaan. “R: Effetjes, een uurtje effe gewoon effe over normale dingen gehad. En twee weken later komtie, hebben we het weer eigenlijk over hetzelfde gehad. Hij had niks eigenlijk, niks bijzonder aan de hand. Toen hebben we afgesproken om de drie weken. Dus het werd toen al weer een week langer. I: Ja, ja. R: Toen hadden we een gesprek, en toen had ik er helemaal geen zin in. I: Ja. R: En ik was bezig met koken, dus toen ben ik hier naar toe gegaan en toen heb ik het afgezegd. En nou het laatste gesprek dat we hebben gehad heb ik ook een beetje kort gehouden I: Ja, ja, ja. R: en ik moet eigenlijk bij de geestelijk verzorger aankaarten dat het, we effe iemand anders moeten zoeken, beter.” (Respondent 21, man, 24 jaar) Het lijkt erop dat gedetineerden het contact niet gemakkelijk daadwerkelijk verbreken. Het komt in elk geval voor dat gedetineerden die zeggen geen band met de vrijwilliger te ervaren en daardoor niet echt vrijuit te kunnen praten desalniettemin al lange tijd contact met die vrijwilliger hebben, zonder het contact te hebben verbroken. “R: We kunnen goed met elkaar praten. Maar een band is d'r niet. I: Oke. Kan je dat uitleggen? R: Ehm (stilte) als je echt met iemand een band dan praat je met meerdere dingen, over, over diepgaandere gespre- gesprekken, I: Ja. R: maar ik blijf op een normale, normale gespreksstof, ik ben net als met iedereen. I: Ja. R: Ja dus als je iemand tegenkomt en je praat met iemand. In feite praat je niet, je gaat niet over je diepste gevoelens praten. I: Nee, oke. R: Want die houd je voor je eigen. I: Ja. R: Als ik echt met iemand een band hebt, dan ga ik ook, ga ik ook mijn diepste gevoelens neerzetten, maar dat, die klik is er absoluut niet.” (Respondent 14, man, 37 jaar) Wat ook voorkomt is dat gedetineerden zich niet willen of kunnen hechten aan anderen en dat dit doorwerkt in het contact met de vrijwilliger. Behalve persoonlijke problematiek kan hierbij ook de context van detentie meespelen waarin personen makkelijk weer uit het leven van een gedetineerde kunnen verdwijnen. Uit zelfbescherming kunnen gedetineerden proberen te voorkomen dat ze aan anderen, waaronder de vrijwilliger, gehecht raken. “R: Ik kan heel veel van mensen houden. Echt oprecht houden. Ik laat iedereen toe in mijn hart. Iedereen mag daarmee doen wat hij zelf wilt. Maar als iemand tegen mij zegt ik stop ermee. Dan ga ik dezelfde seconde weer even vrolijk verder. Met andere dingen te doen. I: Oke. R: Dan is het dus voor mij niet zo dat ik daar verdriet van heb. I: Nee. R: Dat heb ik trouwens mijn hele leven lang niet gekend. Dus dat heeft dan niet met... het gedetineerd zijn te maken. Maar voor hier geldt dat wel. I: Ja. R: Want je kunt je namelijk hechten aan bepaalde mensen en als die dan in één keer zeggen van ja, he, we komen niet meer, zou je in een dip kunnen raken. I: Ja. R: Nogmaals, ik voel dat niet. Maar dat kan wel. I: Ja. R: Dus als je dan vraagt van wat betekenen die mensen voor jou? (stilte) Vriendschap. Maar, tot een bepaalde hoogte.” (Respondent 18, man, 30 jaar) 60
Opdringen van levensbeschouwelijke overtuigingen De levensovertuiging, het geloof of de godsdienst van de vrijwilliger kunnen een rol spelen in de vrijwilligersgesprekken. Uit het materiaal komt naar voren dat vrijwilligers regelmatig hun eigen levensbeschouwelijke overtuigingen in het gesprek inbrengen. In de afgenomen interviews worden expliciet het boeddhisme en christelijk geloof genoemd als levensovertuigingen van vrijwilligers die in de gesprekken met gedetineerden worden ingebracht. Hoe gedetineerden het inbrengen van levensovertuigingen van de vrijwilliger in het gesprek ervaren hangt onder andere af van de wijze waarop dat gebeurt en van hun eigen levensbeschouwelijke overtuigingen en ervaringen rond godsdienst. Eerder werden positieve ervaringen van respondenten in het kader van coaching beschreven, zowel met betrekking tot boeddhistisch als christelijk geïnspireerde coaching. Het komt voor dat vrijwilligers in de gesprekken benadrukken hoe belangrijk het geloof voor hen is zonder dat de gedetineerde de ervaring heeft dat dit haar of hem wordt opgedrongen. Gedetineerden ervaren dan ruimte in het gesprek om het geloof als iets van de ander te zien. Ze willen dat zelf niet overnemen, maar hebben er ook geen problemen mee. Ze vinden het mooi om te zien dat de ander zoveel aan het geloof heeft. “R: Nee, ik vind het hele fijne mensen.39 Kijk en, het is niet zo dat ik mij opgesloten voel door hun woorden. Dus als zij, als ze het over Jezus Christus hebben dan voel ik mij daar niet door, niet door opgesloten. Ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen. Ik respecteer nou juist wat hun geloof is. I: Ja. R: En wat hun denken, en dat ze daar zo gelukkig mee zijn.” (Respondent 18, man, 30 jaar) Voor gedetineerden kan het contact met een godsdienstige vrijwilliger ook een aanzet zijn om het geloof of de kerk wel een grotere plek in hun leven te geven. Ze kunnen geïnspireerd raken door de manier waarop de vrijwilliger over het geloof spreekt. “R: En daar is V., die begint ook, en V. kan het mooi vertellen, want die preekt natuurlijk. I: Ja. R: Dus die heeft verstand van, van, die kent de hele bijbel uit zijn hoofd volgens mij I: Ja. R: en dan zie je toch, als je buiten bent ga ik er zeker wat mee doen. I: Ja. R: Dat, ja, ja. I: Wat zou je er mee doen denk je? R: Ik denk dat ik toch wel vaker naar de kerk ga...” (Respondent 6, man, 46 jaar) Het komt echter ook voor dat gedetineerden de ervaring hebben dat de vrijwilliger hun bepaalde godsdienstige overtuigingen of gedragingen opdringt. De vrijwilliger dringt er bijvoorbeeld op aan dat ze naar de kerk gaan, stuurt telkens weer kaartjes met spreuken uit de bijbel, of brengt het geloof telkens opnieuw in als onderwerp van gesprek zonder dat de gedetineerde daarom vraagt. “R: Die kerk moesten ze thuis laten. I: Ja. R: Want dat word ik, mij één dezer dagen een keertje te veel. I: Ja, ik begrijp het. R: En dan ga ik ook, de eerste beste volgende keer ga ik dat doorgeven. I: Want wat ga je dan doen als het je te veel wordt? R: Ik ga nou eindelijk een keer gewoon zeggen, als jij nog één keer over die kerk gaat praten dan kan je net zo goed thuisblijven. (stilte) Want dan ga ik gewoon op een andere manier een vrijwilliger zoeken.” (Respondent 14, man, 37 jaar) Het lijkt erop dat deze gedetineerden niet snel bij de vrijwilliger aangeven dat ze er niet van gediend zijn dat die hun godsdienstige overtuigingen aan hen opdringt. Ook zijn er respondenten die de nadruk op godsdienst in de gesprekken lijken toe te laten als ‘bijproduct’, zonder daar zelf voor te
39
Deze respondent heeft gesprekken met verschillende vrijwilligers.
61
kiezen. Deze gedetineerden gaan enigszins mee in het geloof van de vrijwilliger zonder dat van ganser harte te doen. Ze gaan in de gesprekken niet tegen de overtuigingen van de vrijwilliger in. “R: Ja ook wel, ik ben niet echt een, dat ik zeg dat ik heel erg gelovig ben maar ik geloof snap je in God. En ik ben wel ook zo opgevoed, kijk V. is dan christen en ik ben katholiek, ja toch is dat, we vinden, we vinden mekaar wel de weg. I: Ja. R: We komen, kijk hij weet een hoop dingen en ja, wat ik eigenlijk niet wist. I: Ja, zoals heb je daar een voorbeeld van? R: Ja over de, over de bijbel dingetjes van de bijbel. I: Ja. R: Dat leer je, en soms heb ik daar niet altijd zoveel interesse in. Ja, ik ben niet zo – ik ben niet zo één die naar de kerk gaat en bidden.” (Respondent 5, man, 27 jaar) Het lijkt erop dat gedetineerden de nadruk op godsdienst door de vrijwilliger soms op de koop toe nemen omdat ze blij zijn met het bezoek, het weg kunnen van de afdeling en vanwege de inspanning van de vrijwilliger om op bezoek te komen.
7.3 Conclusie De waarde van vrijwilligersgesprekken voor gedetineerden moet worden begrepen tegen de institutionele achtergrond waar die gesprekken plaatsvinden. Respondenten ervaren de inrichting waarin ze verblijven als een liefdeloze omgeving met een negatieve sfeer, waar ze uit zelfbescherming dikwijls een masker op hebben. Ze voelen zich machteloos en kunnen het vertrouwen in medemensen, instituties of zichzelf kwijtraken. Het bezoek van een vrijwilliger biedt in eerste instantie tegenwicht tegen deze negatieve ervaringen doordat respondenten de negativiteit van de afdeling kunnen ontvluchten en hulp kunnen krijgen bij praktische zaken die ze als gedetineerde niet of moeilijk geregeld krijgen. Ook het gesprek zelf biedt tegenwicht tegen negatieve ervaringen op de afdeling: het is een plek waar respondenten het masker dat ze op de afdeling op hebben kunnen afzetten. Daarbij benoemen respondenten enerzijds het belang van de formele voorwaarden waaronder het gesprek plaatsvindt: de vrijwilliger heeft geheimhoudingsplicht en is iemand 'van buiten' die geen onderdeel is van het strafsysteem. Anderzijds benoemen ze het belang van vertrouwen in de vrijwilliger als persoon. Vertrouwen ontstaat als respondenten door de vrijwilliger als mens in plaats van als crimineel of als gedetineerde benaderd worden: als de vrijwilliger niet oordeelt en zich als medemens (in plaats van als professional) opstelt. Respondenten spreken hierbij ook wel over het hebben van een 'klik'. Wanneer het vertrouwen er is, is volgens respondenten bijna alles bespreekbaar – van een luchtig gesprekje tot het bespreken van schaamte over het delict. Respondenten benoemen twee mogelijke belemmeringen voor waardevolle vrijwilligersgesprekken: er is geen klik met de vrijwilliger of de vrijwilliger stelt de eigen geloofsovertuiging voorop en dringt de respondent deze overtuiging op. Het lijkt erop dat respondenten de gesprekken in beide gevallen niet gemakkelijk daadwerkelijk stopzetten, ook als ze zich al enige tijd niet prettig erbij voelen. Afhankelijk van hoe de vrijwilliger reageert op dat wat respondenten laten zien en vertellen, kan het vrijwilligersgesprek respondenten ook de ervaring geven als mens serieus genomen en zelfs gewaardeerd te worden. Respondenten voelen zich serieus genomen wanneer de vrijwilliger oprechte aandacht en interesse toont. Ze voelen zich een mens van betekenis als ze zien dat de vrijwilliger om ze geeft en zich aantrekt hoe het met ze gaat. De moeite die de vrijwilliger doet om onbetaald op bezoek te komen zien respondenten als een aanwijzing dat die om ze geeft. Regelmatig benoemen respondenten de band met de vrijwilliger als (wederzijdse) vriendschap. In vergelijking met gesprekken die respondenten met anderen binnen de inrichting hebben, is vooral de vertrouwelijkheid en het contact van mens tot mens in de vrijwilligersgesprekken onderscheidend. Respondenten geven aan dat ze zelden vertrouwen hebben in personeel (bewaarders, medewerkers maatschappelijke dienstverlening, psychologen – er zijn overigens ook enkele uitzonderingen, een enkele respondent geeft aan wel goede gesprekken met iemand van het 62
personeel te hebben). In gesprek met de geestelijk verzorgers ervaren respondenten over het algemeen een vergelijkbare vertrouwelijkheid als bij de vrijwilliger – al geven enkele respondenten aan dat de vrijwilliger meer wordt vertrouwd omdat die echt van buiten komt. De vrijwilligersgesprekken hebben ook waarde buiten het directe gesprek zelf; ze kunnen daarna nog doorwerken. Respondenten geven aan dat ze na het gesprek rustiger of meer ontspannen terug op de afdeling komen: ze zijn hun ei kwijt, ze zijn opgelucht, problemen hopen zich niet op en de gesprekken helpen hen om weerstand te bieden aan negatieve (criminogene) invloeden op de afdeling. Ook werken de gesprekken door in de zin dat respondenten er nieuwe perspectieven aangereikt krijgen over zichzelf, over omgang met anderen, of het leven. Dat kan zijn in de vorm van direct advies rond een concrete situatie of meer globale coaching rond de vraag hoe met anderen om te gaan. Zelfs als er geen sprake is van een stevige vertrouwensband, blijken opmerkingen van de vrijwilliger respondenten aan het denken te kunnen zetten over zichzelf. De vrijwilligersgesprekken werken bovendien door in hoe respondenten naar de toekomst kijken. Ze kunnen dankzij de gesprekken een meer positief perspectief op de toekomst ontwikkelen. De vrijwilliger kan bijvoorbeeld als positief en navolgenswaardig voorbeeld fungeren; een levend bewijs dat leven zonder criminaliteit mogelijk en prettig is. Respondenten geven verder aan dat de vrijwilligersgesprekken ze helpen om vol te houden, hoop of kracht geven, of meer gevoel van eigenwaarde. Ook kan het bezoek door de vrijwilliger ze de ervaring geven dat ze niet zijn afgeschreven door de maatschappij.
63
8. Kwantitatieve resultaten: ervaren baat vragenlijst Dit hoofdstuk betreft het kwantitatieve onderzoek naar de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes? 2. Wat is de inhoud van de gesprekken, de aard en kwaliteit van de relatie die vrijwilligers met gedetineerden aangaan, tijdens en na detentie? 3. Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken? 4. Hoe is de samenhang van de huidige praktijk met de uitgangspunten ‘continuïteit’ en ‘zelfredzaamheid’ in de samenleving? Het gaat hierbij om een evaluatie-onderzoek, waarbij ‘ervaren baat’ vragenlijsten zijn afgenomen onder gedetineerden. 8.1 Methode Instrument Voor dit onderzoek is een aangepaste versie van de SATER-vragenlijst (Verwey-Jonker instituut, 2005) gebruikt. De SATER (Self Administered Treatment Evaluation Rating) vragenlijst is ontwikkeld voor het meten van ervaren baat in het maatschappelijk werk. Ervaren baat heeft betrekking op de resultaten van de hulpverlening zoals die worden gezien door de patiënt. Voor de vraag of de patiënt baat ervaren heeft van de (professionele) hulpverlening gaat het erom of de patiënt van mening is dat hij iets aan de hulpverlening heeft gehad. Dit op basis van de werkelijke vraag of behoefte van de patiënt voordat herdefiniëring van het probleem door de hulpverlener plaatsgevonden heeft. Deze baat kan zijn dat de patiënt minder problemen ervaart of beter met zijn problemen kan omgaan of dat de patiënt ermee heeft leren leven. Maar de baat kan ook zijn dat de patiënt zich gesteund voelt en begrip heeft gekregen voor zijn probleem, zonder dat het probleem veranderd is (Melief et al. 2002). Het begrip ‘ervaren baat’ is sterker relationeel gericht dan traditionele symptoomgerelateerde uitkomstmaten en zeker onderscheidender dan de vaak weinigzeggende maat van tevredenheid. Het uitgangspunt is dat beter achterhaald kan worden wat de (kans op) ervaren baat voor deze patiënt is, bij een hoge kwaliteit van de relatie. Dan wordt de leefwereld van de cliënt of gedetineerde beter gekend en stijgt de kans op aansluitende hulp. Daarom bevat de vragenlijst veel items over de kwaliteit van de relatie tussen hulpverlener en patiënt. Zo is er aandacht voor empathie, deskundigheid, betrokkenheid, begrip en steun van de hulpverlener. Het achterliggende idee is dat de ervaren baat stijgt als de (kwaliteit van de) relatie beter is. Hiermee sluit deze lijst precies aan bij het voor deze studie gekozen zorgethische conceptueel kader. Na raadpleging van 11 experts40 is de lijst op maat gemaakt voor de justitie setting. Er zijn verschillende vragen verwijderd, toegevoegd of geherformuleerd. Hierdoor is een aangepast meetinstrument ontstaan: de ‘ervaren baat’ vragenlijst voor vrijwilligerswerk binnen de justitiële setting. Deze aangepaste vragenlijst is niet gevalideerd41. De oorspronkelijke lijst wordt door het Verweij Jonker instituut landelijke afgenomen in het maatschappelijk werk en is door ons eerder eerder in de laagdrempelige verslavingszorg gebruikt (Kuis, Knoope & Goossensen, 2010). De voor justitie aangepaste ‘ervaren baat’ vragenlijst is uitgetest bij 8 gedetineerden. Er is hen feedback gevraagd over de begrijpelijkheid en de lengte van de vragenlijst. De gedetineerden gaven aan dat de lengte goed te doen was en dat de vragenlijst over het algemeen goed te begrijpen was. Voor een aantal gedetineerden was vraag 2.2 moeilijk: ‘Je hebt hierboven [bij vraag 2.1] aangekruist waarom je een vrijwilliger wilde spreken. Wil je in de tabel opschrijven welke drie redenen het 40
Dit betrof vertegenwoordigers van de verschillende vrijwilligersorganisaties en leden van de begeleidingscommissie. Helaas was het binnen deze studie niet mogelijk om voldoende gegevens te verzamelen voor een validering van het aangepaste instrument, omdat het beoogde aantal respondenten daarvoor niet voldoende is. 41
64
belangrijkst voor je zijn? En als je terugdenkt aan de afgelopen 3 maanden, is dit dan gelukt?’. Om de vraag begrijpelijker te maken zijn pijlen toegevoegd om aan te geven waarnaar verwezen wordt. Verder is aan degenen die de vragenlijst uitzetten, gevraagd deze vraag mondeling toe te lichten. De voor detentie geschikt gemaakte ‘ervaren baat’ vragenlijst bestaat uit 6 delen: eerste contact, redenen voor vrijwilligersaanvraag, één-op-één gesprekken, de vrijwilliger, opbrengsten en achtergrond kenmerken van de respondent.42 De vragenlijst gaat in op hoe het eerste contact met de vrijwilliger was en wat de gedetineerde van de gesprekken verwachtte. Vervolgens wordt gevraagd naar de belangrijkste redenen voor gedetineerden om één-op-één gesprekken met vrijwilligers te willen en of dit de afgelopen drie maanden ook gelukt is (ervaren baat). Verder komt de inhoud en frequentie van de één-op-één gesprekken aan bod. Tevens bevat de vragenlijst 28 stellingen over de vrijwilligers waarin verschillende aspecten, die betrekking hebben op intermenselijke elementen en de relatie, terugkomen. Deze stellingen zijn te scoren op een 3-puntsschaal (1 = mee oneens, 2 = niet mee eens, niet mee oneens, 3 = mee eens). Tevens zijn hier extra stellingen opgenomen over zelfredzaamheid en continuïteit (de uitgangspunten van de DJI). Daarnaast worden vragen gesteld over de resultaten, hier wordt onder andere ingegaan op ervaren baat via een open vraag. Tevens worden een ultimate question gesteld, namelijk ‘Zou je je vrijwilliger aanraden aan een andere gedetineerde?’. De vragenlijst sluit af met enkele vragen naar het geslacht, de leeftijd, de nationaliteit, de hoogst afgeronde opleiding van de gedetineerde en de penitentiaire inrichting en afdeling waar de gedetineerde verblijft. Aan het eind van de vragenlijst is er de mogelijkheid om opmerkingen weer te geven (open vraag). Het instrument bevat in totaal 56 vragen en is terug te vinden in appendix E. Participanten en procedure In totaal hebben 80 gedetineerden deelgenomen aan het kwantitatieve onderzoek. Inclusiecriteria waren: één-op-één gesprekken hebben met een vrijwilliger, wilsbekwaam en Nederlandstalig zijn. De gegevensverzameling heeft plaatsgevonden binnen twaalf penitentiaire inrichtingen (PI). De inrichtingen zijn geselecteerd na overleg met de vrijwilligersorganisaties met als doel de inrichtingen te includeren waar de vrijwilligersorganisaties het meest actief zijn. Verder zijn spreiding over regio’s en inclusie van vrouwelijke gedetineerden in acht genomen. De inrichtingen zijn via de Dienst Justitiële Inrichtingen gevraagd of zij mee wilden werken aan het onderzoek. Na instemming zijn zij door de onderzoekers benaderd. Er is gebruik gemaakt van criterion sampling (Patton, 2001). Alle gedetineerden die op het moment van onderzoek één-op-één bezoekgesprekken hebben met vrijwilligers zijn benaderd. Zowel de vrijwilligersorganisaties als de PI’s hebben een lijst gemaakt met namen van gedetineerden die éénop-één bezoekgesprekken hebben met vrijwilligers. Deze lijsten zijn naast elkaar gelegd en de actualiteit van de gegevens is nagegaan (soms waren gedetineerden bijvoorbeeld net overgeplaatst). Vervolgens hebben medewerkers van de PI (over het algemeen de geestelijk verzorger(s) en in sommige gevallen een stafmedewerker of communicatiemedewerker) de vragenlijsten uitgedeeld aan alle gedetineerden op de lijst en de gedetineerden gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. Als een gedetineerde mee wilde doen is het toestemmingsformulier en vervolgens de vragenlijst ingevuld. Het invullen van de vragenlijst duurde ongeveer 10 tot 25 minuten. De vragenlijsten zijn door de gedetineerden ingevuld in een rustige ruimte. In sommige PI’s vulden gedetineerden de vragenlijst in hun cel in, in andere PI’s vulden zij de vragenlijst in de ruimte van de geestelijke verzorging in en ten slotte was er ook een PI waar gedetineerden de vragenlijst in de ruimte van het re-integratiecentrum (RIC) invulden. Er was geen vergoeding voor deelname. Wel is een bedankje gestuurd naar alle deelnemers in de vorm van een A3-poster met een tekst van Loesje om op te hangen aan de muur.
42
Zie de vragenlijst zelf in appendix E.
65
Data analyse De vragenlijsten zijn geanalyseerd met behulp van SPSS. Allereerst is een codeboek samengesteld en zijn alle data in SPSS ingevoerd. Vervolgens zijn de achtergrondkenmerken van de respondenten bepaald door de frequenties van de persoonlijke gegevens te bepalen. Ter beantwoording van de onderzoeksvragen zijn beschrijvende statistieken weergegeven. Verder is per achtergrondkenmerk geanalyseerd (voor zover de groepsgrootte dat toeliet) of de mening van de respondenten over de vrijwilliger en de opbrengsten verschilde en of dit kenmerk de resultaten van het onderzoek beïnvloedt. Hiervoor zijn onafhankelijke t-toetsen en ANOVA toetsen uitgevoerd. 8.2 Resultaten Beschrijving respondentengroep en responspercentage Deze deelstudie heeft plaatsgevonden in 12 verschillende PI’s in Nederland. In tabel 44 staat een overzicht van het aantal gedetineerden per PI, het aantal gedetineerden dat één-op-één bezoekgesprekken heeft en het aantal gedetineerden dat deelgenomen heeft aan het onderzoek.43 Binnen de 12 onderzochte PI’s bleken 112 gedetineerden van een totaal van 3838 gedetineerden op het moment van onderzoek (juli-okt 2014) één-op-één bezoekgesprekken te ontvangen. Tachtig van hen zijn binnen dit onderzoek bereikt, dit is een responspercentage van 71%. Als gedetineerden niet bereikt zijn, kan dit drie redenen hebben. Ten eerste, de onderzoekers waren afhankelijk van het personeel van de inrichtingen voor het uitzetten van de vragenlijsten. Het kan zijn dat sommige gedetineerden de vragenlijst niet gehad hebben doordat de geestelijk verzorger of medewerker van de inrichting die de vragenlijsten uitdeelde hen ten tijde van afname niet kon bereiken (als dit bekend was staat het erbij in de tabel). Ten tweede kwam het voor dat gedetineerden niet wilden deelnemen. In enkele gevallen is als reden om de vragenlijst niet in te vullen aangegeven dat er geen beloning tegenover stond. Ten derde is het voorgekomen dat een gedetineerde de ingevulde vragenlijst niet meer terug kon geven door overplaatsing. Ook zijn enkele ingevulde vragenlijsten binnen een inrichting kwijtgeraakt, waarna er geen tijd meer was om deze opnieuw in te vullen. Eén gedetineerde heeft de ingevulde vragenlijst verscheurd, omdat hij vond dat het te lang duurde voor deze werd opgehaald. Tabel 4. Overzicht deelnemende inrichtingen PI
Tijdstip van afname
Aantal gedetineerden die 1-op-1 bezoekgesprekken hebben (op moment van afname) 6 (4 uitgedeeld) 14 11 6 16
Aantal gedetineerden die de vragenlijst ingevuld hebben 4 13 10 5 9
5
1
Aug 2014
Totaal aantal gedetineerden (op moment van afname) 207 184 361 333 (DCL 140) 238 (Mannen) 111 (Vrouwen) 271 (Zuyderbos) 217 (Westlinge) 538
Utrecht Zutphen Dordrecht Lelystad Zwolle
Juni 2014 Juli 2014 Juli 2014 Juli 2014 Juli 2014
Heerhugowaard
Juli-Okt 2014
Vught
23 (19 uitgedeeld)
15
Nieuwegein Zoetermeer Middelburg
Aug 2014 Aug 2014 Sept 2014
329 299 172
4 7 2
4 7 2
43
Vanwege de zeer moeilijk toegankelijke PI omgeving voor onderzoekers, waren we niet in staat om non-respons analyses uit te voeren.
66
Krimpen a/d IJssel Ter Peel Totaal
Sept/Okt 2014 Sept/Okt 2014
360 218 (Vrouwen) 3838
12 6 112
6 4 80
De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 42.3 jaar (SD = 12.5) en 89% van de respondenten is man en 11 % is vrouw. Een detaillering en uitwerking van kenmerken van de respondentengroep is terug te vinden in tabel 5. In tabel 6 worden de kenmerken van de vrijwilligers weergegeven, het gaat hier om de vrijwilligers die contact hadden met de gedetineerden uit de respondentengroep. Tabel 5. Overzicht kenmerken respondentengroep Variabele Leeftijd respondent
Geboorteland respondent
Opleidingsniveau respondent
Vaker in aanraking met justitie
Veroordeeld?
18-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar 50-59 jaar 60-69 jaar 70-79 jaar Missing Nederland Suriname Antillen Anders Missing Alleen lagere school Mavo/vmbo Havo/vwo/MBO HBO/WO Anders Missing Ja Nee Missing Ja Nee Missing
n 16 21 20 16 3 3 1 46 10 9 14 1 6 33 24 6 10 1 37 43 0 69 11 0
Valid % 20 27 25 20 4 4
n 43 34 1 5 6 12 21 21 4 14 51 11 10 8 0
Valid % 56 44
58 13 11 18 7 42 31 7 13 46 54 86 14
Tabel 6. Overzicht kenmerken vrijwilligers Variabele Geslacht vrijwilliger
Leeftijd vrijwilliger
Organisatie vrijwilliger
Man Vrouw Missing 20-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar 50-59 jaar 60-69 jaar 70-79 jaar Missing Gevangenenzorg Exodus Humanitas Anders Missing
7 9 18 30 30 6 64 14 12 10
67
Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes? Uit deze deelstudie blijkt dat 112 van 3838 gedetineerden binnen de 12 onderzochte PI’s op het moment van onderzoek (juli-okt 2014) één-op-één bezoekgesprekken ontving. Dit is 3% van de gedetineerden binnen de onderzochte instellingen. Binnen deze deelstudie is geen informatie verzameld over de verdeling naar dadergroep en regime. Wat is de inhoud van de gesprekken? Wat is de aard en kwaliteit van de relatie die vrijwilligers met gedetineerden aangaan, tijdens en na detentie? Start, beloop en frequentie van het contact Respondenten komen via diverse wegen in contact met hun vrijwilliger. De meest genoemde manieren waarop het contact tot stand komt, is op aanraden of van horen zeggen van een andere gedetineerde (n=21; 27%) of op aanraden van de geestelijk verzorger, MMD (medewerker maatschappelijke dienstverlening), psycholoog of arts (n=19; 24%). Ook komt het voor dat respondenten de vrijwilligersorganisatie nog kennen uit een eerdere detentie (n=8; 10%) of in contact komen op aanraden van familie (n=5; 6%), vrienden (n=2; 3%), ander personeel (n=10; 13%) of reclassering (n=2; 3%). Andere manieren waarop gedetineerden met een vrijwilliger of vrijwilligersorganisatie in contact komen is via folders of nadat ze zelf gezocht hebben. Meer dan de helft van de respondenten vindt het eerste contact prettig (n=55; 69%; zie tabel 7). Veel van hen geven aan meteen een ‘klik’ te ervaren. Anderen benoemen dat de vrijwilliger open, positief, geïnteresseerd, aardig was of een fijn of lief mens. Er wordt vertrouwen ervaren en men kan vrijuit praten. Verder ervaart 16% (n=13) het eerste contact als redelijk prettig, 13% (n=10) van de respondenten geeft aan dat het wel ging. Verklaringen die hiervoor genoemd worden zijn bijvoorbeeld dat het in het eerste gesprek nog aftasten is, men kent elkaar nog niet, men moet elkaar nog aanvoelen. Het kwam voor dat de vrijwilliger niet bleek te voldoen aan de verwachtingen van de respondent, het was een man (i.p.v. een vrouw), bleek niet gelovig te zijn of de respondent had in het algemeen meer of iets anders verwacht. Geen van de respondenten heeft aangegeven dat het eerste contact vervelend was. Tabel 7. Hoe was het eerste contact met je vrijwilliger? Antwoordmogelijkheid Prettig, want…. Redelijk prettig, want… Het ging wel, want…. Een beetje vervelend, want… Vervelend, want… Missing
n 55 13 10 2 0 0
Valid % 69 16 13 2 0
Voor de meeste respondenten startten de gesprekken aan het begin van hun detentie (n=28; 35%) of halverwege hun detentie (n=33; 42%). Voor sommigen begonnen de gesprekken aan het einde van hun detentie (n=6; 8%). Anderen geven aan dat de gesprekken op een ander moment startten (n=12; 15%). De meeste respondenten hebben elke twee weken (n=31; 39%) een gesprek met hun vrijwilliger, anderen elke maand (n=22; 28%) of elke drie weken (n=9; 11%). Ook komen wekelijkse gesprekken voor (n=5; 6%), andere tijdsintervallen (n=5; 6%) of wisselende tijdsintervallen (n=8; 10%). Meer dan driekwart van de respondenten (n=61; 78%) vindt dat ze meestal genoeg gesprekken hebben met hun vrijwilliger. Twaalf procent (n=9) van de respondenten vindt dat ze te weinig gesprekken hebben met hun vrijwilliger en een respondent (1%) vindt dat hij zijn vrijwilliger te vaak ziet. Anderen hebben geen mening gegeven (n=7; 9%).
68
Inhoud van de één-op-één gesprekken Wat betreft de inhoud van de gesprekken geven bijna alle respondenten (n=74; 93%; zie tabel 8) aan dat in de gesprekken gepraat wordt. Het gaat over dagelijkse dingen, het leven binnen de inrichting, het leven buiten (nieuws, politiek), hun zaak, familie of andere naasten, hetgeen waar de respondent mee zit, het geloof, de toekomst, het verleden of het leven van de vrijwilliger. Verder geeft 29% (n=23) van de respondenten aan dat de vrijwilliger hen helpt bij het omgaan met onder andere gevoelens, zoals eenzaamheid, verdriet, gemis, frustraties, schuldgevoel, en negatieve gedachten. Anderen noemen dat ze hulp krijgen bij de situatie waar ze in zitten, bij moeilijke situaties in detentie en hoe daar mee om te gaan. Een respondent noemt ook het omgaan met drugs en een ander het verwerken van het delict. Daarnaast geeft 18% (n=14) van de respondenten aan dat ze informatie krijgen in de gesprekken. Het gaat om informatie over het leven buiten de PI of het leven na detentie, bijvoorbeeld hoe op een huis te reageren. Ook geven enkele respondenten aan dat ze informatie krijgen over hun rechten. Tenslotte geeft 11% (n=9) van de respondenten aan dat zij praktische hulp (zoals bij het invullen van formulieren of omgaan met instanties) krijgen en 10% (n=8) kruist ‘anders’ aan. Hier wordt bijvoorbeeld genoemd dat iemand kleding krijgt van zijn vrijwilliger. Geen van de respondenten geeft aan dat er activiteiten (zoals kaarten, schaken, een spel, etc.) gedaan worden tijdens de één-op-één gesprekken. Tabel 8. Waar gaan de gesprekken met je vrijwilliger over? (meerdere antwoorden mogelijk) Antwoordmogelijkheid Praten over… Hulp bij het omgaan met… Informatie over… Praktische hulp… We doen activiteiten Anders, namelijk… Missing
n 74 23 14 9 0 8 0
Valid % 93 29 18 11 0 10
Aard en kwaliteit van de relatie met de vrijwilliger Om de aard en kwaliteit van de relatie met de vrijwilliger te achterhalen zijn diverse positieve en negatieve uitspraken (non-specifieke factoren) over de vrijwilliger opgenomen in de vragenlijst. Respondenten geven aan of ze het eens, oneens of niet eens/niet oneens zijn met de stelling. In tabel 9 zijn de frequenties weergegeven, de stellingen zijn aflopend geordend op basis van de frequentie van ‘mee eens’ (of ‘oneens’ in het geval van een negatief geformuleerd item). De stellingen zijn ingedeeld in de aspecten voorwaarden voor het opbouwen van een relatie, de kwaliteit van de relatie en overig (zie verschillende tinten grijs). Dit is geen indeling in het oorspronkelijke instrument. De indeling in voorwaarden voor het opbouwen van een relatie en kwaliteit van de relatie is gebaseerd op het conceptueel kader wat beschreven is in hoofdstuk 3. Op alle behalve één van de uitspraken die gaan over de voorwaarden voor het opbouwen van een relatie geeft meer dan 80% van de respondenten aan dat zij het eens (of ‘oneens’ in het geval van een negatief geformuleerd item) zijn met de uitspraak. Respondenten vinden onder andere dat hun vrijwilliger aardig is, goed luistert, hen begrijpt, hen niet veroordeelt en aandacht voor hen heeft. Op de stellingen die gaan over de kwaliteit van de relatie zien we dat ongeveer 80% van de respondenten zich vertrouwd voelt in het contact en het idee heeft dat hij er toe doet voor de vrijwilliger. Ongeveer 50-60% van de respondenten geeft aan de vrijwilliger te missen, denkt dat de vrijwilliger hen zal missen en denkt een plekje in het hart van de vrijwilliger te hebben. Respondenten gaven ook een cijfer op een schaal van 1 tot 10 voor de band met hun vrijwilliger (zie tabel 10). Gemiddeld geven de respondenten de band met hun vrijwilliger een 8.6 (SD = 1.6).
69
Tabel 9. Positieve en negatieve uitspraken over de vrijwilliger Nr.
Stelling
Mee eens in %
4.3 4.16 4.17 4.1 4.6 4.23 4.15 4.2 4.5 4.8 4.7 4.12 4.11 4.20 4.21 4.4 4.22 4.24 4.14
Ik vind mijn vrijwilliger aardig Mijn vrijwilliger luistert goed Mijn vrijwilliger komt de afspraken voor de gesprekken na Mijn vrijwilliger begrijpt meestal wat ik bedoel Mijn vrijwilliger veroordeelt mij niet Ik vind mijn vrijwilliger bazig [R] Mijn vrijwilliger ziet mij niet alleen als gedetineerde Ik kan tegen mijn vrijwilliger te zeggen wat ik wil zeggen Mijn vrijwilliger staat open voor mijn gevoelens Mijn vrijwilliger heeft aandacht voor mij als specifiek persoon Ik voel me vertrouwd in het contact met mijn vrijwilliger Mijn vrijwilliger heeft voldoende tijd voor mij Mijn vrijwilliger weet een goede sfeer te maken Mijn vrijwilliger vindt mij niet zo belangrijk [R] Het doet mijn vrijwilliger persoonlijk niets als ik me rot voel [R] Ik krijg veel steun van mijn vrijwilliger Ik vind dat mijn vrijwilliger het altijd beter weet [R] Een andere vrijwilliger kan het beter [R] Mijn vrijwilliger heeft mij gemotiveerd Als ik plotseling niet meer kom dan zal mijn vrijwilliger mij niet missen [R] Mijn vrijwilliger geeft mij ongevraagd advies [R] Ik heb een plek in het hart van mijn vrijwilliger Ik mis mijn vrijwilliger als hij/zij er niet is
4.25 4.26 4.10 4.13
96 96 93 92 91 1 89 88 88 88 84 83 82 5 5 78 5 3 63 5
Niet mee eens/niet mee oneens in % 4 4 6 7 8 10 9 11 8 10 12 16 15 15 15 17 21 24 28 32
Mee oneens in % 0 0 1 1 1 89 2 1 4 2 4 1 3 80 80 5 74 73 9 63
13 57 49
29 39 29
58 4 22
Noot. [R] = reversed: “negatief” geformuleerd item. Donkergrijs = voorwaarden voor het opbouwen van een relatie; lichtgrijs = kwaliteit van de relatie; wit= overige stellingen. Tabel 10. Hoe waardeer je de band met je vrijwilliger? Cijfer 2.0 5.0 6.0 7.0 8.0 8.5 9.0 9.5 10.0 Missing
n 1 2 6 5 19 5 6 1 31 4
Valid % 1 2 8 7 25 7 8 1 41
Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken? Ervaren baat Om ervaren baat te meten is het van belang de wens, behoefte, vraag of moeite van de gedetineerde te achterhalen (zijn eerste aanleiding op grond waarvan hij om gesprekken heeft gevraagd). De meest genoemde redenen om een vrijwilliger te willen spreken zijn: een luisterend oor zoeken, verhaal kwijt kunnen, meedenken over de toekomst, contact met iemand die niet van justitie is, vertrouwelijkheid, en ondersteuning bij het omgaan met het leven in detentie. Een overzicht van de redenen is terug te vinden in tabel 11. Verder geeft ongeveer een kwart van de respondenten aan geen of weinig verwachtingen te hebben voorafgaand aan de gesprekken. De overigen melden 70
verwachtingen zoals het hebben van sociaal of menselijk contact, het zich kunnen uiten, een luisterend oor, iemand die hen begrijpt en niet veroordeelt, hulp (voor zichzelf of familie), advies, steun vinden en kracht. Vervolgens is het van belang te verkennen of er in de gesprekken met de vrijwilliger ook tegemoet gekomen is aan de wens, behoefte, vraag of moeite van de gedetineerde en welke baat de gedetineerde dus ondervindt van de gesprekken. 86% van de respondenten blijkt altijd baat te ervaren44 (n=13445; 69%) of vaak baat te ervaren (n=33; 17%). Verder ervaart 7% (n=13) regelmatig baat, 5% (n=10) soms baat en 2% (n=5) nooit baat. Het gaat er hier om of de gedetineerde van mening is dat hij iets aan de gesprekken heeft gehad. Respondenten noemen vergelijkbare thema’s als bij de vraag over verwachtingen. Het contact met de vrijwilliger is van waarde voor respondenten omdat ze met iemand kunnen praten, hun verhaal kwijt te kunnen en zich kunnen uiten. Ze hebben menselijk of sociaal contact. De vrijwilliger biedt een luisterend oor. Een aantal respondenten geeft daarbij aan dat de vrijwilliger hen begrijpt en niet veroordeelt. Verder krijgen respondenten steun en begrip van hun vrijwilliger. Ook noemen ze allerlei andere opbrengsten. Zo zijn er respondenten die aangeven dat de vrijwilliger hen helpt om de moeilijke tijd in detentie door te komen. Anderen geven aan dat ze hulp of advies van de vrijwilliger krijgen of veel van de vrijwilliger leren. Ook zijn er respondenten die opschrijven dat de vrijwilliger hen gemotiveerd heeft of dat de vrijwilliger hen een andere kijk op het leven laat zien. Tabel 11. Wat is de reden dat je met een vrijwilliger wilde spreken? (meerdere antwoorden mogelijk) Reden luisterend oor verhaal kwijt kunnen meedenken over mijn toekomst contact met iemand die niet van justitie is Vertrouwelijkheid ondersteuning bij het omgaan met het leven in detentie begrip krijgen voor mijn situatie praatje maken doorbreekt de eenzaamheid iemand ontmoeten ordenen van mijn gedachten doorbreekt de dagelijkse routine hulp in relaties met naasten (bijvoorbeeld bij relatieproblemen of voor contact met je kinderen) onder de mensen zijn doel in mijn leven vinden hulp bij mijn praktische zaken (bijvoorbeeld bij schulden, huisvesting, arbeid, etc.) aandacht verzetje om de cel af te zijn activiteit of recreatie (bijvoorbeeld kaarten, schaken) iets eten of drinken (bijvoorbeeld koffie drinken) anders
n 44 42 39 38 34 34 32 30 28 23 22 22 22
Valid % 56 53 49 48 43 43 41 38 35 29 28 28 28
20 16 15 11 9 7 2 1 24
25 20 19 14 11 9 3 1 30
44
Om te bepalen of de respondent baat heeft ervaren, uitgaande van zijn behoefte om een vrijwilliger te spreken, wordt allereerst gevraagd welke drie van de genoemde redenen om een vrijwilliger te spreken het belangrijkst voor de respondent waren. waren.Daarbij wordt de respondent gevraagd na te gaan of dit de afgelopen 3 maanden ook gelukt is (zie vraag 2.2, appendix E). Er kan antwoord gegeven worden op een vijf-puntsschaal van 1 = altijd tot 5 = nooit. Ten behoeve van de analyse is opgeteld hoe vaak altijd, vaak, regelmatig, soms en nooit aangekruist zijn door alle respondenten over de drie redenen die ze konden kiezen. 45 n = 134 verwijst hier dus naar het aantal redenen waarbij aangegeven is dat respondenten ‘altijd’ baat ervaren (zie ook uitleg hierboven).
71
Het bezoek van de vrijwilliger kan verder zorgen voor het ordenen van gedachten of het krijgen van fijne gedachten, minder angstig zijn of het vinden van rust. Vier respondenten geven aan dat ze niet zo veel aan het bezoek van de vrijwilliger hebben (gehad). Mening over de gesprekken De meeste respondenten vinden de gesprekken met de vrijwilliger uitstekend (n= 52; 66%; zie tabel 12) of goed (n=20; 25%). Respondenten geven hiervoor verschillende redenen aan : - Het zijn goede gesprekken: leuk, normaal, op niveau of met inhoud (13x) - In de gesprekken kan de respondent zijn ei kwijt (6x) - De vrijwilliger biedt een luisterend oor en/of begrijpt de respondent (13x) - Er is sprake van een open relatie, vertrouwen en/of respect (3x) - De gesprekken bieden begrip, steun en/of inzicht, de gedetineerde krijgt aandacht en kan het gevoel hebben dat hij er mag zijn (6x) - Tijdens de gesprekken krijgt de respondent advies, dat geeft stof tot nadenken en kan de respondent doen veranderen (6x) - De gesprekken helpen om rust te vinden, bij het oplossen van problemen of de verwerking van het delict (8x) - Na de gesprekken voelt de respondent zich beter, vrolijker of opgelucht (5x) Zeven respondenten (9%) geven aan dat ze de gesprekken met de vrijwilliger ‘het gaat wel’ vinden. Redenen die genoemd worden, zijn: dat men niet zoveel aan de gesprekken heeft, dat een vrijwilliger bot is of dat er met een vrijwilliger niet over het geloof te praten is. Twee respondenten geven aan dat ondanks dat de gesprekken ‘het gaat wel’ zijn, ze op deze manier toch nog met iemand kunnen praten of dat de vrijwilliger toch zijn tijd in de respondent investeert. Geen van de respondenten geeft aan dat hij de gesprekken niet zo goed of slecht vindt. Tabel 12. Ik vind de gesprekken met de vrijwilliger: Antwoordmogelijkheid Uitstekend, want… Goed, want… Het gaat wel, want… Niet zo goed, want… Slecht, want… Missing
n 52 20 7 0 0 1
Valid % 66 25 9 0 0
Verder vindt 91% (n=70) van de respondenten dat de gesprekken met de vrijwilliger voldoende opleveren. Redenen die genoemd worden zijn vergelijkbaar met de antwoorden die respondenten geven op de vraag wat zij aan de gesprekken hebben (gehad). Respondenten geven bijvoorbeeld aan dat ze stoom kunnen afblazen, hun verhaal kunnen doen en niet veroordeeld worden. De gesprekken luchten de respondent op, geven rust of kracht en inzicht om verder te gaan. Respondenten voelen zich na een gesprek goed of hebben het idee beter in hun vel te zitten. Respondenten krijgen advies of een andere kijk op dingen. 9% (n=7) van de respondenten vindt dat de gesprekken met de vrijwilliger onvoldoende opleveren. Dat komt omdat de vrijwilliger niets of niet datgene wat de respondent zou willen voor hen kan doen of de respondent het uiteindelijk toch zelf moet doen. Ook wordt genoemd dat de vrijwilliger wat te oud is. Een andere respondent had liever een vrouwelijke vrijwilliger gehad omdat hij uit een groot gezin komt met alleen maar zussen en hij de vrouwelijke intuïtie mist. Daarbij zou 90% (n=69) van de gedetineerden diens vrijwilliger aanraden aan andere gedetineerden. Redenen die respondenten hiervoor geven, zijn onder andere dat het hen zelf goed doet of hen zelf goed geholpen heeft. Ook denken ze dat de ander er wat aan zal hebben, dat het goed voor de ander kan zijn. Respondenten noemen bijvoorbeeld dat het fijn kan zijn om met iemand te praten, het kan helpen positief te worden, dat het inzicht kan geven hoe je met je detentie omgaat, het kan leerzaam 72
zijn of de eenzaamheid wegnemen. Verder geven ze aan dat hun vrijwilliger hen begrijpt, naar hen luistert, hen als mens behandelt, steun en advies kan geven en met hen mee kan denken. De vrijwilliger is aardig of lief, heeft een goed hart of heeft altijd tijd. 10% (n=8) van de gedetineerden zou zijn of haar vrijwilliger niet aanraden aan andere gedetineerden. De redenen hiervoor zijn divers en worden toegeschreven aan de vrijwilliger (hij kan weinig betekenen en hij is sensatiebelust) of aan andere gedetineerden (die zullen hem niet serieus nemen, die spelen te veel boefje, zijn karakter zal bij anderen niet matchen). Eén respondent geeft aan dat andere gedetineerden dat zelf moeten bepalen. Tenslotte geeft 25% (n=19) van de respondenten aan dat er nog dingen verbeterd zouden kunnen worden. Zes van hen geven aan dat ze graag meer tijd of meer bezoeken van de vrijwilliger zouden willen krijgen. Vier anderen geven aan dat ze liever bezoek zouden willen van iemand met wie het beter klikt, iemand van hun eigen leeftijd, iemand die ook gelovig is of juist iemand die minder over het geloof praat. Enkele respondenten maken een opmerking over de voorzieningen, bijvoorbeeld een drankje of hapje bij de bezoeken of audio/video spelers om andere interesses met de vrijwilliger te kunnen delen. Tenslotte maakt een respondent opmerkingen over de vertrouwelijkheid, het zou fijn zijn als niet iedereen weet dat er een vrijwilliger voor hem op bezoek komt. Hoe is de samenhang van de huidige praktijk met de uitgangspunten ‘continuïteit’ en ‘zelfredzaamheid’ in de samenleving? Zelfredzaamheid en continuïteit zijn beginselen die opgenomen zijn in de langetermijnvisie van de DJI. Daarom zijn in de vragenlijst een aantal stellingen opgenomen die een indicatie kunnen geven in hoeverre de aanpak van vrijwilligers aansluit bij de uitgangspunten continuïteit en zelfredzaamheid. Wat betreft zelfredzaamheid geeft meer dan driekwart van de respondenten aan dat de vrijwilliger hen zelf laat doen wat ze zelf kunnen doen en niet veel praktische zaken uit handen neemt (zie tabel 13). Ter indicatie van continuïteit, 68% van de respondenten hoopt dat de vrijwilliger hen blijft opzoeken en 50% denkt dat dit ook zal gebeuren (zie tabel 13). Tabel 13. Stellingen die gaan over continuïteit en zelfredzaamheid Nr.
Stelling
Mee eens in %
4.9 4.27 4.18 4.19
Mijn vrijwilliger laat mij wat ik zelf kan doen ook zelf doen Mijn vrijwilliger neemt mij veel praktische zaken uit handen [R] Ik hoop dat mijn vrijwilliger mij ook na mijn detentie blijft opzoeken Ik denk dat mijn vrijwilliger mij ook na mijn detentie blijft opzoeken.
81 4 68 50
Niet mee eens/niet mee oneens in % 15 20 17 32
Mee oneens in % 4 76 15 18
Noot. [R] = reversed: negatief geformuleerd item. Verschillen In de vragenlijst is gevraagd naar verschillende achtergrondkenmerken van de respondent. Zo zijn gegevens verzameld over geslacht, leeftijd, geslacht en leeftijd van de vrijwilliger, geboorteland, opleidingsniveau, eerdere veroordelingen en lengte van de straf. In de analyse is (voor zover de groepsgrootte dat toeliet) per achtergrondkenmerk onderzocht of de mening van de respondenten over de vrijwilliger en de opbrengsten verschilde en of dit kenmerk de resultaten van het onderzoek beïnvloedt. Uit de analyses komt naar voren dat er geen relevante significante verschillen in de resultaten zijn op basis van achtergrondkenmerken. In appendix F is een overzicht te vinden van de gemiddelden per vraag, per achtergrondkenmerk. 8.3 Conclusie Aan dit onderzoek namen 80 respondenten deel, het responspercentage was hoog (71%). Vanwege het hoge responspercentage is er een grotere waarschijnlijkheid dat de resultaten representatief zijn voor de onderzoekspopulatie, namelijk gedetineerden die één-op-één bezoekgesprekken van een 73
vrijwilliger ontvangen binnen Nederlandse PI’s. De onderzoeksresultaten kunnen niet zonder meer gegeneraliseerd worden naar gedetineerden in het algemeen. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 42.3 jaar en 89% is man. De vrijwilliger is gemiddeld ongeveer 10 jaar ouder en iets meer dan de helft van de vrijwilligers is man. De eerste deelvraag was hoeveel gedetineerden één-op-één bezoekgesprekken van een vrijwilliger ontvangen. Uit deze deelstudie blijkt dat 3% (112 van 3838) van de gedetineerden één-op-één bezoekgesprekken ontvangt op het moment van onderzoek (momentopname tussen juli-okt 2014). De tweede deelvraag gaat over de inhoud van de gesprekken en de aard en kwaliteit van de relatie die vrijwilligers met gedetineerden aangaan, tijdens en na detentie. Het eerste gesprek wordt over het algemeen als prettig ervaren, vaak wordt als reden aangegeven dat er meteen een ‘klik’ was. De gesprekken starten meestal aan het begin of halverwege detentie en vinden over het algemeen elke 2-4 weken plaats. Dit vinden de meeste respondenten genoeg. Tijdens de gesprekken wordt over allerhande zaken gepraat. Ongeveer een kwart van de respondenten geeft aan dat zij ook hulp krijgen bij het omgaan met gevoelens en een aantal geeft aan informatie of praktische hulp te krijgen in de gesprekken. De respondenten zijn zeer positief over de vrijwilligers wat betreft de voorwaarden voor het opbouwen van een relatie. Ze vinden onder andere dat hun vrijwilliger aardig is, goed luistert, hen begrijpt, hen niet veroordeelt en aandacht voor hen heeft. De band tussen vrijwilliger en gedetineerde wordt gemiddeld als zeer goed beoordeeld. Het merendeel van de respondenten voelt zich vertrouwd in het contact met de vrijwilliger en heeft het idee dat hij er toe doet voor de vrijwilliger. Iets meer dan de helft van de respondenten geeft aan de vrijwilliger ook te missen als die er niet is of te denken dat de vrijwilliger hen zal missen. De ervaren baten was het onderwerp van de derde deelvraag. Het overgrote deel van de respondenten geeft aan altijd of vaak baat te ervaren. Het lukt om behoeften vervuld te krijgen in het contact met de vrijwilliger. De gesprekken met vrijwilligers worden als waardevol ervaren doordat respondenten inderdaad hun verhaal kwijt kunnen, en ze zich kunnen uiten of menselijk contact hebben. Verder zijn de gesprekken waardevol doordat respondenten steun ervaren en doordat vrijwilligers advies geven of hen een andere kijk op de wereld tonen. Tevens bieden vrijwilligers praktische hulp. Tenslotte blijkt dat respondenten de gesprekken waardevol vinden omdat ze er meer rust door ervaren, minder angstig zijn, gemotiveerd raken of anders in het leven gaan staan. Respondenten vinden de gesprekken over het algemeen dan ook uitstekend of goed, vinden dat de gesprekken voldoende opleveren en zouden hun vrijwilliger aan een andere gedetineerde aanraden. Slechts 10% van de respondenten vindt de gesprekken minder goed, vindt dat ze onvoldoende opleveren en zou zijn vrijwilliger niet aanraden aan een andere gedetineerde. Tenslotte is geprobeerd de deelvraag ‘hoe is de samenhang van de huidige praktijk met de uitgangspunten ‘continuïteit’ en ‘zelfredzaamheid’ in de samenleving?’ te beantwoorden. Wat betreft zelfredzaamheid geeft meer dan driekwart van de respondenten aan dat de vrijwilliger hen zelf laat doen wat ze zelf kunnen doen en niet veel praktische zaken uit handen neemt. Wat betreft continuïteit hoopt een groot deel van de respondenten dat de vrijwilliger hen blijft opzoeken, ongeveer de helft denkt dat dit daadwerkelijk zal gebeuren. Wanneer we de resultaten in dit hoofdstuk proberen te begrijpen vanuit ons conceptueel kader, dan telt de kwaliteit van de relatie (mate van relationele afstemming). Dat is vanuit zorgethisch perspectief de as om tot een waardebepaling van de vrijwillige één-op-één gesprekken te kunnen komen. Naarmate de relatie beter wordt, stijgt de kans op goede opbrengsten voor de gedetineerde, zo is de gedachte. De vaardigheden van vrijwilligers, die helpen om ervaren baat te creëren, betreffen dan relationele vaardigheden. Die helpen om tot relationele afstemming te komen en tot de best passende respons. En dat levert baat op. We hebben het ervaren baat instrument gekozen omdat dat als beste deze theoretische uitgangspunten operationaliseert. Dit instrument evalueert zowel de inhoud en opbrengsten van de gesprekken, als de relationele vaardigheden van vrijwilligers. We vinden dat beide punten (opbrengsten en relationele voorwaarden) (heel) hoog scoren. Daarmee weten we nog niet of die relationele vaardigheden daadwerkelijk de oorzaak zijn van de positieve evaluatie van de gesprekken en het ervaren van baat, maar in ieder geval wordt ons conceptueel kader niet ontkracht en lijkt het een goede keuze voor deze studie. 74
Dit hoofdstuk geeft ook aanwijzingen voor kwaliteitsverbetering van de inzet van vrijwilligers. De resultaten wijzen op het belang van het maken en bewerkstelligen van een zorgvuldige ‘match’ tussen vrijwilliger en gedetineerde. Een tweede punt is dat relationele vaardigheden waardoor de gedetineerde een ‘klik’ ervaart, centraal gesteld kunnen worden in de scholing. Dit betekent dat kwaliteitskaders van vrijwilligers binnen detentie dus vragen om een eigen theoretische grondslag en geen aftreksel van professionele kaders en concepten kunnen zijn.
75
9. Kwantitatieve resultaten: gedetineerdensurvey Dit hoofdstuk betreft het kwantitatieve onderzoek naar de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes? 2. Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken? Het gaat hierbij om een grootschalig evaluatieonderzoek dat door de Dienst Justitiële Inrichtingen uitgevoerd wordt onder alle gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen van Nederland. De onderzoekers mochten drie vragen over contacten met vrijwilligers in de vragenlijst opnemen. Dit hoofdstuk bespreekt de resultaten op die vragen over de contacten met vrijwilligers. 9.1 Methode Instrument De gedetineerdensurvey is een instrument van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Het heeft als doel om een beeld te krijgen van wat gedetineerden vinden van belangrijke onderwerpen omtrent het verblijf en de leefomstandigheden in de inrichting. De gegevens kunnen worden gebruikt voor interne kwaliteitsverbetering en voor een vergelijking tussen differentiaties en inrichtingen. Gedetineerden wordt gevraagd hun mening te geven over het eten en drinken, drugsgebruik, gezondheidszorg, behandeling van klachten, diverse activiteiten, discriminatie, ouder/kind contact en promoveren/degraderen binnen de inrichting. Verder zijn er vragen opgenomen over de veiligheid, de omgang met het personeel, de contacten met de buitenwereld en de toekomstverwachting van gedetineerden. Dit jaar zijn er in het kader van dit onderzoek ook drie vragen toegevoegd over het contact met vrijwilligers, namelijk ‘Had u gedurende uw huidige detentie één-op-één bezoekgesprekken met een vrijwilliger?’ en zo ja: ‘Wat vindt u van die gesprekken?’ en ‘Zou u uw vrijwilliger aanraden aan een andere gedetineerde?’. Deze twee laatste vragen zijn overgenomen uit de ervaren baat vragenlijst (zie hoofdstuk 8 en appendix E). Met name de laatste van de drie vragen is voor ons van belang, omdat dit een ‘ultimate question’ betreft, waarbij de verwachting is dat respondenten al hun ervaringen en meningen afwegen en dan tot een eindoordeel qua zinvolheid van in dit geval vrijwilligersgesprekken komen. Tenslotte wordt gevraagd naar het algemeen oordeel van gedetineerden over de inrichting en achtergrondkenmerken van de gedetineerden. In totaal bevat de vragenlijst 101 vragen. Participanten en procedure In totaal hebben 3613 gedetineerden deelgenomen aan het kwantitatieve onderzoek. De vragenlijst is uitgedeeld aan alle gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen in Nederland. Dit vond plaats in oktober en november 2014. Inrichtingen waren vrij om in die periode een geschikte dag te kiezen om de vragenlijst af te nemen. In iedere inrichting was er een contactpersoon voor de voorbereiding en de uitvoering van de survey. De contactpersonen fungeerden als belangrijke schakel tussen het hoofdkantoor en de inrichtingen. Om de gedetineerden tijdig te informeren en te motiveren tot deelname aan de survey, zijn enkele weken voor de afname posters in de inrichting opgehangen. Ook is een paar dagen voorafgaand aan de afname een flyer aan de gedetineerden uitgereikt waarin het doel van de survey werd uitgelegd. Om het personeel op de hoogte te stellen is een factsheet uitgereikt. Deelname door de gedetineerden aan het onderzoek was vrijwillig en anoniem. De vragenlijst was in zeven talen46 beschikbaar. Gedetineerden zijn niet beloond voor hun deelname.
46
Naast het Nederlands, in de talen Engels, Frans, Duits, Spaans, Turks en Papiamento.
76
Data analyse De data zijn geanalyseerd met behulp van SPSS. Ten behoeve van huidig onderzoek zijn alleen de vragen over het contact met de vrijwilligers, het algemeen oordeel van gedetineerden over de inrichting en relevante achtergrondvariabelen meegenomen. Per vraag zijn frequenties bepaald. De grootte van de steekproef bood daarnaast de mogelijkheid om de samenhang met relevante achtergrondvariabelen en het algemeen oordeel van gedetineerden te onderzoeken. Er is gebruik gemaakt van correlaties, chi-kwadraat toetsen, onafhankelijke t-toetsen en ANOVA-toetsen. 9.2 Resultaten Beschrijving respondentgroep De respondentengroep bestaat uit 3613 respondenten. Het responspercentage was 40%. Van de respondenten is 93% man en 7% vrouw. Een overzicht van verdere kenmerken van de respondentengroep is te vinden in tabel 14. Tabel 14. Overzicht kenmerken respondentengroep (n=3613) Variabele Leeftijd respondent
Geboorteland respondent
Opleidingsniveau respondent
Aantal keren gedetineerd?
Verblijfsduur (binnen huidige detentie)
Verblijf op titel
18-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar 50-59 jaar 60-69 jaar 70-89 jaar Missing Nederland Turkije Marokko Suriname Ned. Antillen Polen Ander Europees land dan Nederland of Polen Ander niet-Europees land Missing Geen opleiding Basisonderwijs Speciaal voortgezet onderwijs VMBO HAVO/VWO MBO HBO WO Missing e 1 keer Vaker Missing < 1 jaar 1-2 jaar 2-4 jaar 4 jaar of langer Missing Preventieve hechtenis Veroordeeld/afgestraft Hoger beroep/cassatie Missing
n 1118 902 719 356 93 22 403 2183 85 142 190 207 65 173 352 216 609 212 97 871 325 727 269 111 392 1962 1309 342 1037 368 354 250 1604 1121 1801 423 268
Valid % 35 28 22 11 3 1 64 3 4 6 6 2 5 10 19 7 3 27 10 23 8 3 60 40 52 18 18 12 33 54 13
77
Bestemming
Delen cel
Huis van Bewaring Gevangenis (Z)BBI EZV PPC ISD Extra beveiligd Missing Ja Nee Missing
1210 1586 126 209 215 65 17 185 743 2479 391
35 46 4 6 6 2 1 23 77
Noot. (Z)BBI = (Zeer) Beperkt Beveiligde Inrichting, EZV = Extra Zorgvoorziening, PPC = Penitiair Psychiatrisch Centrum, ISD = Inrichting Stelselmatige Daders. Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes? Uit de gedetineerdensurvey 2014 blijkt dat 10% (n=355) van de respondenten tijdens hun huidige detentie47 één-op-één bezoekgesprekken met een vrijwilliger heeft (gehad). Van deze groep heeft ongeveer de helft (n=184; 5%) van de respondenten minder dan drie gesprekken gehad. De andere helft (n=171; 5%) heeft drie of meer gesprekken met zijn of haar vrijwilliger gehad (zie tabel 15). Er blijkt er een significant verschil te zijn naar regime, (χ2 (6) = 38.61, p = < 0.01). De verdeling naar regime is weergegeven in tabel 16. Er zijn geen gegevens verzameld over de verdeling naar dadergroep. Tabel 15. Had u gedurende uw huidige detentie 1-op-1 bezoekgesprekken met een vrijwilliger? Antwoordmogelijkheid Nee Ja, minder dan 3x Ja, 3x of meer Missing
n 3050 184 171 208
Valid % 90 5 5
Tabel 16. Kruistabel regime x bezoekgesprekken Regime
Huis van Bewaring Gevangenis (Z)BBI EZV PPC ISD Extra beveiligd
Vraag 43. Had u gedurende uw huidige detentie 1-op-1 bezoekgesprekken met een vrijwilliger? Nee Ja n Valid % n Valid % 1058 37 102 30 1344 46 141 41 101 3 13 4 150 5 38 11 165 6 38 11 56 2 7 2 15 1 2 1
n 1160 1485 114 188 203 63 17
Totaal Valid % 36 46 3 6 6 2 1
N.B. (Z)BBI = (Zeer) Beperkt Beveiligde Inrichting, EZV = Extra Zorgvoorziening, PPC = Penitentiair Psychiatrisch Centrum, ISD = Inrichting Stelselmatige Daders.
47
Hier ligt een verschil met de cijfers die verzameld zijn binnen het onderzoek met de ervaren baat vragenlijst (zie hoofdstuk 8). Voor het onderzoek met de ervaren baat vragenlijst zijn door de onderzoekers cijfers verzameld van de gedetineerden die op het moment van onderzoek één-op-één gesprekken hadden. In de gedetineerdensurvey is gevraagd of gedetineerden tijdens hun huidige detentie één-op-één bezoekgesprekken hebben (gehad). Het gaat hier dus om een andere tijdsperiode.
78
Uit analyses naar de samenhang met andere achtergrondvariabelen komt naar voren dat vrouwelijke gedetineerden significant vaker vrijwilligersgesprekken hebben (gehad) dan mannelijke gedetineerden (χ2 (1) = 5.66, p < .05). Ook blijkt er een samenhang tussen geboorteland en het wel of niet hebben van bezoekgesprekken van een vrijwilliger. Gedetineerden die niet in Nederland geboren zijn, blijken significant vaker een vrijwilliger te hebben (gehad) dan gedetineerden die in Nederland geboren zijn (χ2 (1) = 8.77, p < .01). Verder is er een significante correlatie tussen leeftijd en het hebben van vrijwilligerscontact (r (3096) = .08, p < .01). Oudere gedetineerden hebben vaker contact met een vrijwilliger (gehad). Tenslotte is er een significante correlatie tussen verblijfsduur (tijdens de huidige detentie) (r (1757) = .13, p < .01). Hoe langer het verblijf, hoe vaker er sprake is (geweest) van contact met een vrijwilliger. Er bleek geen verband te zijn tussen het hebben (gehad) van bezoekgesprekken van een vrijwilliger en het algemeen oordeel van respondenten over de inrichting (t (3251) = -1.10, p > .05). Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken? Mening over de gesprekken Van de gehele groep respondenten die gesprekken hebben (gehad) met een vrijwilliger geeft 69% (n=260) aan dat ze de gesprekken met de vrijwilliger uitstekend (n=107; 28%) of goed (n=153; 41%) vinden (zie tabel 17). Ongeveer een vijfde van de respondenten (n=80; 21%) antwoord neutraal op de vraag wat men vindt van de gesprekken met de vrijwilliger. Verder vindt 10% (n=38) de gesprekken met de vrijwilliger niet zo goed (n=23; 6%) of slecht (n=15; 4%). De gehele groep respondenten die gesprekken heeft (gehad) met een vrijwilliger is uitgesplitst naar degenen die minder dan drie gesprekken hebben gehad en degenen die drie of meer gesprekken hebben gehad. Respondenten met drie of meer gesprekken zijn significant positiever over de gesprekken dan respondenten die minder dan drie gesprekken hebben gehad (χ2 (4) 41.47, p < .01). Wat betreft de samenhang met achtergrondvariabelen blijkt er een significant verschil in de mening over de vrijwilligersgesprekken tussen respondenten met verschillende verblijfstitels (F (2, 350) = 5.07, p < 0.01). Post hoc vergelijkingen laten zien dat respondenten die veroordeeld/afgestraft zijn significant positiever zijn over de gesprekken met de vrijwilliger dan respondenten in preventieve hechtenis (mean difference = -.36, p = < .05). Tabel 17. Wat vindt u van die gesprekken? Antwoordmogelijkheid Uitstekend (=1) Goed (=2) Neutraal (=3) Niet zo goed (=4) Slecht (=5) Missing
Gehele groep n Valid % 107 28 153 41 80 21 23 6 15 4 3235
Minder dan drie gesprekken n Valid % 25 14 82 47 47 27 13 8 7 4
Drie of meer gesprekken n Valid % 75 44 62 37 19 11 7 4 6 4
Vrijwilliger aanraden aan andere gedetineerde Binnen de respondentengroep zou 74% zijn of haar vrijwilliger aanraden aan een andere gedetineerde, 26% zou dit niet doen (zie tabel 18). Ook hier is de gehele groep respondenten die gesprekken heeft (gehad) met een vrijwilliger uitgesplitst naar degenen die minder dan drie gesprekken hebben gehad en degenen die drie of meer gesprekken hebben gehad. Respondenten met drie of meer gesprekken zouden hun vrijwilliger significant vaker aanraden aan een andere gedetineerde dan respondenten die minder dan drie gesprekken hebben gehad (χ2 (1) = 4.31, p < .05). Uit de analyses naar de samenhang met achtergrondvariabelen komt naar voren dat respondenten die een eigen cel hebben hun vrijwilliger significant vaker aanraden aan andere gedetineerde dan respondenten die een cel delen (t (320) = 2.58, p = .01).
79
Tabel 18. Zou u uw vrijwilliger aanraden aan een andere gedetineerde? Antwoordmogelijkheid Ja (=1) Nee (=2) Missing
Gehele groep n Valid % 265 74 94 26 3254
Minder dan drie gesprekken n Valid % 117 71 47 29
Drie of meer gesprekken n Valid % 133 81 31 19
9.3 Conclusie De eerste deelvraag was hoeveel gedetineerden één-op-één bezoekgesprekken van een vrijwilliger ontvangen. Uit deze steekproef blijkt dat ongeveer 10% van de gedetineerden één-op-één bezoekgesprekken ontvangt tijdens de huidige detentie periode. Uit de deelstudie waarin de ervaren baat vragenlijst is uitgezet blijkt 3% van de gedetineerden één-op-één bezoekgesprekken van een vrijwilliger te ontvangen op het moment van afname van het onderzoek. Het verschil kan mogelijk verklaard worden door het feit dat binnen het ervaren baat onderzoek alleen diegenen geïncludeerd zijn die op het moment van afname bezoekgesprekken hadden. In de gedetineerdensurvey 2014 is de hele detentieperiode meegenomen. De tweede deelvraag was welke baten gedetineerden ervaren van de vrijwilligersgesprekken. Het merendeel van de respondenten vindt de gesprekken met zijn of haar vrijwilliger uitstekend of goed en zou zijn of haar vrijwilliger aanraden aan een andere gedetineerde. Verder zijn respondenten die drie of meer gesprekken met de vrijwilliger hebben gehad significant positiever over de opbrengsten dan respondenten die minder dan drie gesprekken gehad hebben. Opvallend is verder dat respondenten die veroordeeld/afgestraft zijn significant positiever zijn over de gesprekken met de vrijwilliger dan respondenten in preventieve hechtenis. En dat respondenten die een eigen cel hebben hun vrijwilliger significant vaker aanraden aan andere gedetineerde dan respondenten die een cel delen. Dit laatste is mogelijk te verklaren vanuit onderzoek van Molleman en Van Ginniken (2014) naar het delen van een cel. Hieruit blijkt dat gedetineerden die een cel delen met een andere gedetineerde een minder goede relatie hebben met het personeel. Ze trekken meer naar elkaar toe en keren zich meer tegen het personeel, terwijl gedetineerden die geen cel delen meer naar het personeel toe trekken. Mogelijk bevredigen zij met een celgenoot behoeften, waardoor er minder behoefte aan gesprekken met een vrijwilliger ontstaat.
80
10. Conclusies, reflectie en discussie In dit hoofdstuk brengen we de inzichten uit de verschillende onderzoeksdelen bij elkaar om na te gaan of die elkaar bevestigen of tegenspreken (triangulatie). We beginnen met het formuleren van een antwoord op de hoofdvraag van het onderzoek en geven een theoretische reflectie op dit antwoord. Vervolgens behandelen we de deelvragen en presenteren alle relevante thema’s die uit de bijeengebrachte deelstudies naar voren komen. Verder worden methodologische beperkingen van het onderzoek beschreven. Het hoofdstuk sluit af met beleidsimplicaties. 10.1 Beantwoording hoofdvraag De hoofdvraag van dit onderzoek is ‘Wat is de waarde van één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers met gedetineerden?’ We hebben data verzameld via vijf deelstudies: registraties nagaan wat betreft aantallen gedetineerden die bezocht worden, focusgroepen met vrijwilligersorganisaties, diepte-interviews met gedetineerden, ervaren baat vragenlijsten aan gedetineerden en we hebben enkele vragen kunnen opnemen in de landelijke gedetineerdensurvey. Op basis van deze databronnen verwoorden we de de belangrijkste bevinding: dat de waarde van het vrijwilligerswerk zich laat beschrijven als gevolg van een ontmoeting van mens tot mens. Deze ontmoeting wordt volgens de vertegenwoordigers van vrijwilligersorganisaties gekenmerkt door gelijkwaardigheid, openheid en het hebben van een klik. Respondenten vinden hier een ander die onvoorwaardelijk luistert, die geïnteresseerd is in wie hij is en die zichzelf aanbiedt om een band op te bouwen. Gedetineerden voelen zich daar gezien, gerespecteerd en gekend en komen als mens tot hun recht. Dit kan houvast bieden om het vol te houden. Het vrijuit kunnen spreken over frustraties, emoties, geloof en thuisfront maakt volgens gedetineerden dat zij zich niet afgeschreven voelen door de maatschappij. Een ontmoeting binnen een zodanige veilige relatie kan voor gedetineerden aanvoelen als ‘een pareltje op een dag vol ellende’. Respondenten benoemen twee mogelijke belemmeringen in het contact: er is geen klik met de vrijwilliger of de vrijwilliger dringt zijn (religieuze) overtuigingen op. Uit het kwalitatieve en kwantitatieve materiaal komt naar voren dat het zonder (voor)oordelen luisteren naar wat gedetineerden willen vertellen de cruciale factor is bij het ontstaan van vertrouwen. Gedetineerden voelen zich dan niet als crimineel maar als persoon benaderd en kunnen zichzelf dan ook als mens laten zien. Ze hoeven geen houding aan te nemen of zich anders voor te doen dan ze zijn. Volgens respondenten verschijnen de vrijwilligers zelf ook uitdrukkelijk als mens, als persoon, in de één-op-één gesprekken. Er is daarmee sprake van (enige) wederkerigheid in het contact. Bij deze bevinding blijkt het van belang dat de ervaren waarde ontstaat binnen een context die door respondenten als zeer belastend wordt beschreven. Met name in het kwalitatieve onderzoeksdeel beschrijven respondenten nadrukkelijk hoe ze zich gereduceerd voelen door de medewerkers (en dagstructuur, cultuur) van PI’s en hoe ze dagelijks een masker opzetten in de omgang, ook met medegedetineerden. In vergelijking met gesprekken die respondenten met anderen binnen de inrichting hebben, blijken de vrijwilligersgesprekken iets anders te bieden dan andere contacten binnen de PI. Gedetineerden kunnen via vrijwilligers de dagelijkse PI context even mentaal ‘verlaten’. Bij een beoordeling van de waarde van bezoekgesprekken telt daarbij voor respondenten het belang van de formele voorwaarden waaronder het gesprek plaatsvindt: de vrijwilliger heeft geheimhoudingsplicht en is iemand 'van buiten' die geen onderdeel is van het strafsysteem. 10.2 Intermezzo: beknopte theoretische reflectie op de hoofdbevinding De verschillende deelstudies geven aan dat de waarde van bezoekgesprekken van vrijwilligers aan gedetineerden vooral ligt in de ontmoeting van mens tot mens. De waarde van 81
vrijwilligersgesprekken voor gedetineerden kan alleen worden begrepen tegen de institutionele achtergrond waar de gesprekken plaatsvinden. Deze resultaten zien we ook terug in de studie van Duncan & Balbar (2008). Ook daar komt naar voren dat er binnen detentie sprake is van een door gedetineerden als negatief ervaren context, waarbinnen de gesprekken met vrijwilligers een veilige plaats bieden om te praten. Dit strookt met zorgethische theorievorming die benadrukt dat zorg als praktijk niet begrepen kan worden zonder deze te plaatsen binnen de institutionele context waar deze praktijk ingebed is. In dit geval gaat het dan om de gevangenis als dwangorganisatie. Binnen deze institutionele context zijn vele factoren werkzaam die de praktijk mede definiëren en beïnvloeden: systemische krachten, botsende logica’s en rationaliteiten, zoals verschillende diagnostische en veiligheidskaders (Van Hout & Putters, 2007). In de context van detentie zijn de conflicterende waardesystemen van leefbaarheid en beheersbaarheid (‘harmony values’ versus ‘security values’) een prominent voorbeeld van botsende logica’s (Liebling assisted by Arnold, 2004, zoals geciteerd in Molleman & Van den Hurk, 2012). In het waardesysteem van leefbaarheid ligt de focus op respect en vertrouwen, op persoonlijke ontwikkeling en op goede relaties. In het waardesysteem van beheersbaarheid ligt de focus op controle, op het handhaven van regels en op het minimaliseren van risico’s (Molleman & Van den Hurk, 2012). Bij de omgang van personeel met gedetineerden speelt de spanning tussen deze waardesystemen onvermijdelijk mee. Vanuit zorgethisch perspectief komt in de omgang van personeel met gedetineerden met name de zorg voor het welzijn van gedetineerden op de voorgrond te staan. We vonden twee recente studies waarin het werk van gevangenispersoneel wordt onderzocht vanuit de vraag naar goede zorg voor gedetineerden (Austin, Goble & Kelecevic, 2009; Walsh, Freshwater, & Fisher, 2013). Zorg voor het welzijn van gedetineerden past bij het waardesysteem van leefbaarheid. Taken van personeel rond zorg voor welzijn staan op gespannen voet met taken rond beheersing en controle die bij het waardesysteem van beheersbaarheid passen (Austin et al., 2009; Walsh et al., 2013). Volgens Walsh et al. (2013) heeft het waardesysteem van beheersbaarheid dikwijls de overhand in het werken met gedetineerden. Zij beargumenteren dat dit bij medewerkers leidt tot het wegdrukken van onzekerheid, het vermijden van risico’s en tot een eenzijdige focus op controle. Onze data geven een voorzichtige bevestiging van deze onderzoeksbevindingen. In onze studie zijn indicaties te vinden dat respondenten vinden dat vooral de bewaking van orde en veiligheid bij PI medewerkers is neergelegd en de aandacht voor het welzijn van gedetineerden niet of minder. Volgens Walsh et al. brengt een eenzijdige organisatorische focus op beheersing en controle het gevaar met zich mee dat professionele betrokkenheid van personeel ondermijnd wordt en dat gedetineerden door medewerkers niet langer gezien worden als persoon, maar meer als een te beheersen object. De menselijke relatie met de gedetineerde verdwijnt gemakkelijk achter toepassing van algemene gedragsregels en ethische codes. Zowel Austin et al. (2009) als Walsh et al. pleiten voor een ethisch kader waarin aandacht voor specifieke situaties en onderlinge dialoog (tussen medewerkers) centraal staan. De ervaren waarde van vrijwilligersgesprekken ontstaat voor respondenten binnen deze op veiligheid en repressie gerichte cultuur. Het is duidelijk dat vrijwilligers niet direct gehinderd worden door de ethische spanning tussen zorg voor welzijn en beheersing van gedetineerden waarmee medewerkers in penitentiaire inrichtingen wel te maken hebben. Vrijwilligers kunnen zich onbelemmerd toeleggen op de menselijke, zorgende taak jegens gedetineerden. Hun ontmoeting van mens tot mens staat niet op gespannen voet met andere, professionele verplichtingen. Hoe is de ontmoeting van mens tot mens in theoretische zin te begrijpen? Voordat we met het onderzoek begonnen kozen we voor het zorgethisch perspectief als theoretische achtergrond met een sterke nadruk op relatievorming, waarbij afstemming op de kwetsbare ander cruciaal wordt geacht. Uit onze resultaten komt duidelijk naar voren dat de waarde van vrijwilligerswerk ligt in het feit dat de gedetineerde mag zijn wie hij is. De onderzoekers Duncan & Balbar (2008) bevestigen dit en noemen ‘gezien worden als mens’ als een belangrijke waarde van vrijwilligersgesprekken. Het werk van filosofe Judith Butler over het concept ‘erkenning’ en ‘ethisch geweld’ kan ons helpen om 82
de waarde van ontmoetingen van mens tot mens in de context van detentie preciezer te duiden. In haar boek 'Giving an account of oneself' doordenkt Butler (2005) het proces van 'jezelf verantwoorden' in de vorm van vertellen over jezelf.48 Om te beginnen merkt Butler op dat jezelf verantwoorden begint bij een vraag om verantwoording door een ander. Butler onderzoekt dan wat een ethische manier is van iemand aanspreken en vragen om verantwoording. Zij reageert daarbij kritisch op opvattingen van de filosoof Nietzsche, die betoogt dat het proces van jezelf verantwoorden volgt op de beschuldiging dat je iemand schade hebt toegebracht. Verantwoording is volgens Nietzsche in de eerste plaats een antwoord op de vraag 'Wat ben je: schuldig of onschuldig?' die door een juridische autoriteit wordt gesteld om de juiste strafmaat te kunnen bepalen. Butler merkt op dat beschuldiging niet de enige manier is van vragen om verantwoording. Ook het verlangen om een ander te leren kennen kan leiden tot het aanspreken van de ander. De leidende vraag is dan niet, zoals in het geval van beschuldiging, 'Wat ben jij: schuldig of onschuldig?', maar 'Wie ben jij?'. Deze laatste vraag speelt een centrale rol in de beschouwingen van Butler. Volgens Butler (2005) is een ethische manier van vragen om verantwoording gebaseerd op erkenning. Met erkenning bedoelt zij erkenning van de ander als mens als levend en daarom telkens veranderend, belichaamd, en uniek in de zin van onvervangbaar persoon. Wie je als uniek, veranderlijk mens bent, kan volgens haar niet volledig worden verwoord. Erkenning van een ander is daarmee een proces van je voortdurend blijven afvragen wie die ander is en je realiseren dat die meer is dan enig verhaal dat door of over die ander wordt verteld. “In a sense, the ethical stance consists … in asking the question “Who are you?” and continuing to ask it without any expectation of a full or final answer. The other to whom I pose this question will not be captured by any answer that might arrive to satisfy it. So if there is, in the question, a desire for recognition, this desire will be under the obligation to keep itself alive as desire and not to resolve itself. “Oh, now I know who you are”: at this moment, I cease to address you” (Butler, 2005, p. 43) Van een ander eisen dat die eenduidig weergeeft wie zij of hij is, of beweren dat je de definitieve waarheid over iemand weet, noemt Butler daarentegen een vorm van 'ethisch geweld'. Daarmee komt zij tot andere opvattingen rond verantwoording en straf dan Nietzsche. Een juridisch oordeel vertegenwoordigt volgens Butler geen definitieve lezing van wie iemand is. Wanneer dat wel zo wordt voorgesteld zou Butler het juridisch oordeel een vorm van ethisch geweld noemen. Om ethisch geweld te voorkomen is het volgens haar van belang dat juist aan gedetineerden, die op grond van juridische procedures in strafinstellingen verblijven, telkens weer de ethische vraag 'Wie ben jij?' wordt gesteld. “In a real sense, we do not survive without being addressed, which means that the scene of address can and should provide a sustaining condition for ethical deliberation, judgement, and conduct. In the same way, I would argue, the institutions of punishment and imprisonment have a responsibility to sustain the very lives that enter their domains, precisely because they have the power, in the name of “ethics,” to damage and destroy lives with impunity” (Butler, 2005, p. 49) De waarde die vrijwilligersgesprekken voor gedetineerden kunnen hebben, valt hiermee te begrijpen als erkenning en het opheffen van een situatie waar gedetineerden ethisch geweld ervaren door reductie. Wanneer de vrijwilliger benieuwd is en blijft naar wie die persoon is met wie zij of hij spreekt, laat merken dat het om de gedetineerde als uniek mens gaat, vindt een proces van 48
De term 'giving an account of oneself' is niet makkelijk te vertalen. Het bevat een moreel element van verantwoording (of rekenschap) afleggen en een narratief element van verwoording. Als vertaling kiezen we hier voor 'je verantwoorden' om de morele dimensie van de term te behouden hoewel dit misschien te weinig de 'verwoording' benadrukt.
83
erkenning plaats. In het kwalitatieve materiaal vinden we bijna letterlijk terug hoe waardevol het voor een respondent is dat de vraag ‘Wie ben jij’ het fundament is van de manier waarop de vrijwilliger hem aanspreekt. “Zij komt hier om mij te zien, om mij te kijken, wie ik ben, wie ik écht ben, en dat maakt het zoveel zinvoller ook gelijk, de gesprekken, als iemand de echte jou wil zien, snap je en ehm, al die mensen op de afdeling, die kennen mij niet, die denken ze kennen mij, maar ze kennen mij niet, hier. Wie ik ben hebben jullie nooit gezien omdat jullie geen interesse in me hebben” (Respondent 8, man, 34 jaar) Juist in een context waarin erkenning een schaars goed lijkt – zodra je (uitsluitend) als crimineel of gedetineerde wordt benaderd is er sprake van ethisch geweld in plaats van erkenning – komt naar voren hoe waardevol het is als tenminste iemand die erkenning wel wil geven. 10.3 Deelvragen Op de hoofdvraag van dit onderzoek hebben we via verschillende deelstudies antwoorden gevonden. De deelstudies waren: registraties nagaan wat betreft aantallen gedetineerden die bezocht worden, focusgroepen met vrijwilligersorganisaties, diepte-interviews met gedetineerden, ervaren baat vragenlijsten aan gedetineerden en we hebben enkele vragen kunnen opnemen in de landelijke gedetineerdensurvey. We vatten hier de deelvragen en -studies nog even samen.
De eerste deelvraag is: ‘ Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes?’ Er is geprobeerd deze vraag te beantwoorden aan de hand van registraties van de vrijwilligers organisaties. Deze cijfers worden afgezet tegen de informatie die bekend is uit de kwantitatieve deelstudies. De tweede deelvraag is: ‘Wat zijn volgens vrijwilligersorganisaties de veronderstelde werkzame elementen van hun inzet, waarmee de gesprekken bijdragen aan ‘humane tenuitvoerlegging’ en ‘re-integratie in de samenleving’?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn met focusgroepen data verzameld over de visie van de vrijwilligersorganisaties op de potentie, kracht en kwaliteit van de vrijwillige inzet met betrekking tot de doelen van justitie. Ook de subvraag ‘Hoe is de samenhang van de huidige praktijk met de uitgangspunten ‘continuïteit’ en ‘zelfredzaamheid’?’ is hierin meegenomen en is tevens meegenomen in de ervaren baat vragenlijst De derde en vierde deelvraag zijn: ‘Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken?’ en ‘Wat is de inhoud van gesprekken, en de aard en kwaliteit van de relatie die vrijwilligers met gedetineerden aangaan, tijdens en na detentie?’. Voor het beantwoorden van deze deelvragen worden zowel de data van de kwalitatieve diepteinterviews, als het vragenlijst onderzoek met de ervaren baat vragenlijst gebruikt en tegen elkaar afgezet. De derde deelvraag is ook meegenomen in de gedetineerdensurvey. De vijfde deelvraag: ‘Hoe verhoudt de betekenis van de opgebouwde relatie met de vrijwilliger zich tot contacten met professionals gedurende detentie en tot de gerealiseerde baten?’ is meegenomen in de kwalitatieve interviews met gedetineerden.
Deelvraag 1. Aantal één-op-één gesprekken De eerste deelvraag is: ‘Hoeveel gedetineerden ontvangen één-op-één bezoekgesprekken van vrijwilligers en hoe is de verdeling over de dadergroep en de regimes?’ Wat dit betreft zijn de vrijwilligersorganisaties gevraagd om registraties wat betreft het aantal vrijwilligers dat één-op-één bezoekgesprekken voerde en het aantal gedetineerden dat gesprekken ontving. De registraties bleken niet bij alle organisaties te vinden. Als ze er waren, bleken ze niet overal goed op orde te zijn, een enkele uitzondering daargelaten. Het bleek ingewikkeld om een sluitend overzicht te krijgen. 84
Informatie over dadergroep en regime was niet beschikbaar. Volgens de cijfers die we ontvangen hebben, zouden meer dan 550 gedetineerden één-op-één bezoekgesprekken hebben gehad in 2013. Wij kunnen echter geen uitspraken doen over de betrouwbaarheid van dit aantal. Uit de deelstudie waarin de ervaren baat vragenlijst is uitgezet blijkt 3% van de gedetineerden één-op-één bezoekgesprekken van een vrijwilliger te ontvangen op het moment van afname van het onderzoek. Uit de gedetineerdensurvey komt naar voren dat ongeveer 10% van de detentiepopulatie één-op-één bezoekgesprekken van een vrijwilliger ontvangt tijdens de huidige detentieperiode. De data zijn niet goed met elkaar te vergelijken aangezien bij het verzamelen van de aantallen gevraagd is naar verschillende perioden, respectievelijk bezoek in 2013, tijdens het onderzoek met de ervaren baat vragenlijst en tijdens de huidige detentieperiode. Dit is een limitatie van het onderzoek. Vanuit de gedetineerdensurvey is de verdeling naar regime bekend. De meeste gedetineerden verblijven in een huis van bewaring of gevangenis, daar hebben in absolute zin dan ook de meeste gedetineerden contact met een vrijwilliger, vergeleken met andere regimes. Echter, er blijkt een verschil te zijn tussen de regimes in het wel of niet contact hebben met een vrijwilliger. Binnen de zorgregimes (Extra Zorgvoorziening (EZV) en Penitiair Psychiatrisch Centrum (PPC)) hebben gedetineerden relatief gezien vaker contact met een vrijwilliger. Er zijn geen gegevens verzameld over de verdeling naar dadergroep. Deelvraag 2. Werkzame elementen volgens vrijwilligers De tweede deelvraag is: ‘Wat zijn volgens vrijwilligersorganisaties de veronderstelde werkzame elementen van hun inzet, waarmee de gesprekken bijdragen aan ‘humane tenuitvoerlegging’ en ‘reintegratie in de samenleving’?’ Ook de subvraag ‘Hoe is de samenhang van de huidige praktijk met de uitgangspunten ‘continuïteit’ en ‘zelfredzaamheid’ in de samenleving’?’ is hierbij meegenomen. Leden van vrijwilligersorganisaties begrijpen de conceptuele duiding van hun inzet in één-op-één gesprekken in twee, elkaar omringende, cirkels. De cirkels kenmerken zich door een eigen taligheid, sfeer en conceptuele betekenis.
Als kern van de gesprekken toont zich een ontmoeting van mens tot mens (cirkel A). De gedetineerde vindt hier een ander die onvoorwaardelijk luistert, die geïnteresseerd is in wie hij is en die zichzelf aanbiedt om een band op te bouwen. Hier draait het om aandacht, steun en betrokkenheid. Er ligt een link met een humane tenuitvoerlegging van straffen, doordat de gesprekken er volgens vrijwilligers toe kunnen leiden dat gedetineerden zich gezien, gerespecteerd en gekend voelen en als mens tot hun recht komen. In de cirkel (B) daaromheen wordt de situatie van de gedetineerde besproken en komen ontwikkelingen met partner, kinderen, woning, werk of scholing aan de orde. 85
We zeggen bewust de cirkel er omheen, als een tweede schil in het contact. Niet altijd zijn allebei de cirkels aan de orde. Soms is alleen A aanwezig. Indien B alleen ontstaat, dreigt de potentiële opbrengst van vrijwilligerswerk teniet te worden gedaan, vanwege een té instrumentele invulling van het contact. B volgt dus idealiter op A. De cirkel B mondt volgens vrijwilligersorganisaties uit in reflectie van gedetineerden over problemen en het zien van kansen op leefgebieden en die kunnen pakken. Dit geldt voor situaties binnen en gedurende hun verblijf in de PI en met betrekking tot de overgang naar buiten, na detentie. De data uit de focusgroepen zijn niet direct in verband te brengen met het DJI beginsel ‘continuïteit’. We weten wel dat vrijwilligersorganisaties aanbieden dat de bezoeken kunnen doorlopen na de detentie, maar hebben die activiteiten niet mee kunnen nemen in dit onderzoek. Ook kunnen we de data in dit hoofdstuk niet makkelijk in verband brengen met ‘zelfredzaamheid’. De resultaten uit de ervaren baat vragenlijst geven hier nog wel aanknopingspunten. Wat betreft zelfredzaamheid geeft meer dan driekwart van de respondenten aan dat de vrijwilliger hen zelf laat doen wat ze zelf kunnen doen en niet veel praktische zaken uit handen neemt. Wat betreft continuïteit hoopt een groot deel van de respondenten dat de vrijwilliger hen blijft opzoeken, ongeveer de helft denkt dat dit daadwerkelijk zal gebeuren. Deelvraag 3 en 4. Inhoud en baten van de gesprekken De derde en vierde deelvraag zijn: ‘Welke baten ervaren gedetineerden van de vrijwilligersgesprekken?’ en ‘Wat is de inhoud van gesprekken? En als opmaat naar baten toe: wat is de aard en kwaliteit van de relatie die vrijwilligers met gedetineerden aangaan, tijdens en na detentie?’. Baten De data uit de focusgroep, de interviews met gedetineerden en de kwantitatieve gegevens wijzen uit dat de ontmoeting van mens tot mens een eigen soort baten kent. Het gaat dan om de ervaring dat gedetineerden zich serieus genomen voelen, zich een mens van betekenis voelen. Het vrijwilligersgesprek kan respondenten de ervaring geven zich gewaardeerd en erkend te voelen. De belangrijkste aanleidingen om een vrijwilliger te willen spreken zijn volgens het ervaren baat onderzoek: een luisterend oor zoeken, je verhaal kwijt kunnen, iemand die meedenkt over de toekomst, contact hebben met iemand die niet van justitie is, vertrouwelijkheid zoeken, en ondersteuning willen bij het omgaan met het leven in detentie. In 86% van de gevallen worden die behoeften bevredigd, wat duidt op ervaren baat. De vrijwilligersgesprekken hebben ook waarde buiten het directe gesprek zelf, ze kunnen daarna nog doorwerken. Respondenten geven aan dat ze na het gesprek rustiger of meer ontspannen terug op de afdeling komen: ze zijn hun ei kwijt, ze zijn opgelucht, problemen hopen zich niet op en de gesprekken helpen hen om weerstand te bieden aan negatieve invloeden op de afdeling. Respondenten geven verder aan dat de vrijwilligersgesprekken hen helpen om het in de PI vol te houden, dat gesprekken hen hoop of kracht geven, of hun gevoel van eigenwaarde sterken. De moeite die de vrijwilliger doet om onbetaald op bezoek te komen zien respondenten als een aanwijzing dat die om hen geeft. Regelmatig benoemen respondenten (gedetineerden) de band met de vrijwilliger als (wederzijdse) vriendschap. Uit het onderzoek met de ervaren baat vragenlijst blijkt dat respondenten zeer positief zijn over de vrijwilligers wat betreft de voorwaarden voor het opbouwen van een relatie. Ze vinden onder andere dat hun vrijwilliger aardig is, goed luistert, hen begrijpt, hen niet veroordeelt en aandacht voor hen heeft. Blijkbaar lukt dit goed in de praktijk, want uit de kwantitatieve deelstudie blijkt dat de band tussen vrijwilliger en gedetineerde gemiddeld wordt beoordeeld met een 8.6 (op een schaal van 110) door respondenten. Het merendeel van de respondenten voelt zich vertrouwd in het contact met de vrijwilliger en heeft het idee dat hij er toe doet voor de vrijwilliger. Uit beide kwantitatieve deelstudies blijkt verder dat de respondenten erg positief zijn over de gesprekken met de vrijwilliger in zijn algemeenheid. Tevens raadt het overgrote deel van de respondenten zijn of haar vrijwilliger aan aan een andere gedetineerde. Wat hier opvalt is dat de 86
mening van respondenten over de gesprekken positiever is naarmate meer gesprekken gevoerd zijn. Dit lijkt in lijn met de bevindingen uit het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek waarin respondenten aangeven dat het contact met de vrijwilliger in het begin even wennen kan zijn en het vertrouwen in de vrijwilliger zich opbouwt. Hoewel het ook een optie is dat dit vooral toont dat gedetineerden die minder positief waren, eerder stopten met de gesprekken. Coaching op leefgebieden In aanvulling op het begrijpen van de waarde van vrijwilligersbezoeken als een ontmoeting van mens tot mens, komt uit de resultaten van alle verschillende deelstudies de waarde in de omgang met problemen op leefgebieden naar voren. Tijdens de gesprekken wordt de situatie van de gedetineerde besproken en komen ontwikkelingen met partner, kinderen, woning, werk of scholing aan de orde, zo blijkt uit de focusgroep. Dit kan uitmonden in reflectie van gedetineerden over hun problemen. Dit geldt voor situaties gedurende hun verblijf in de PI, voor de overgang naar buiten, en voor de situatie na detentie. In het onderzoek met de ervaren baat vragenlijst geven respondenten aan dat vrijwilligers meedenken, advies of suggesties geven of hen een andere kijk op de wereld tonen. Ook melden ze dat vrijwilligers praktische hulp bieden. We vinden hier opbrengsten zoals gedetineerden die hun gedachten beter kunnen ordenen, meer rust ervaren, minder angstig zijn, gemotiveerder zijn of anders in het leven gaan staan. Uit de kwalitatieve interviews toont zich dat de gesprekken doorwerken in de zin dat respondenten er nieuwe perspectieven aangereikt krijgen over zichzelf, over omgang met anderen, of het leven. Dat kan zijn in de vorm van direct advies rond een concrete situatie of meer globale coaching rond de vraag hoe met anderen om te gaan. Zelfs als er geen sprake is van een stevige vertrouwensband, blijken opmerkingen van vrijwilligers respondenten aan het denken te kunnen zetten over zichzelf. Daarmee werken de vrijwilligersgesprekken door in hoe respondenten naar de toekomst kijken. Ze kunnen dankzij de gesprekken een meer positief perspectief op de toekomst ontwikkelen, maar ook een realistischere blik. De vrijwilliger blijkt wel als positief en navolgenswaardig voorbeeld te fungeren, een levend bewijs dat leven zonder criminaliteit mogelijk en prettig is. Deelvraag vijf: contacten met professionals Dan de deelvraag ‘Hoe verhoudt de betekenis van de opgebouwde relatie met de vrijwilliger zich tot contacten met professionals gedurende detentie en tot de gerealiseerde baten?’. Onder de conclusie op de hoofdvraag is hier al aandacht aan besteed. Veel respondenten geven aan dat ze moeite hebben om vertrouwelijke zaken te bespreken met personeel (bewaarders, medewerkers maatschappelijke dienstverlening, psychologen). In gesprek met de geestelijk verzorgers ervaren respondenten over het algemeen een vergelijkbare vertrouwelijkheid als bij de vrijwilliger – al geven enkele respondenten aan dat de vrijwilliger meer wordt vertrouwd, omdat die echt van buiten komt. De ervaren waarde van de vrijwilligerscontacten komt mede tot stand doordat professionals niet vertrouwd worden. 10.4 Discussie doelstellingen V&J en beginselen DJI Hoe kunnen we deze resultaten beschouwen in het licht van een evaluatie van de doelstellingen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Vanuit de door Butler (2005) geschetste visie op erkenning zou je humane detentie kunnen opvatten als detentie waarbij gedetineerden als unieke, veranderlijke mensen worden erkend. Dat vraagt om gelegenheden waarbij gedetineerden vanuit de vraag 'Wie ben je?' worden aangesproken en waarin ze ruimte krijgen om te antwoorden en te blijven zoeken naar antwoorden (Schuhmann, in press). Daarbij geldt natuurlijk wel dat het niet gaat om het uitspreken van de woorden ‘Wie ben je’, maar om een veel dieper gaande interesse in de mens achter de gestrafte, vanuit een zoekende attitude gericht op het doorgronden van het andere van de ander.
87
De vrijwilligersgesprekken hebben dan een sterke link met een humane tenuitvoerlegging van straffen doordat die gelegenheden vormen waarop de ‘Wie ben je’ interesse alle ruimte krijgt en gedetineerden als mens worden erkend. De inzet van vrijwilligers is blijkbaar extra van belang voor dit justitiedoel, doordat contacten met medewerkers van DJI volgens respondenten niet dezelfde doorwerking op gedetineerden hebben. Dit lijkt een zeer belangrijke uitkomst van het onderzoek. Ten aanzien van de doelstelling ‘re-integratie’ verwachten we dat de gevonden waarde van de bezoekgesprekken als ontmoetingen van mens tot mens, en de coaching op de leefgebieden, beide bijdragen aan goede re-integratiekansen voor de respondenten. We zeggen naar verwachting, omdat we dit niet hebben onderzocht bij gedetineerden die detentie hebben verlaten. Daarbij zijn we ook terughoudend om positieve resultaten op de leefgebieden (huis, werk, verslaving, gezonde sociale contacten) toe te willen schrijven aan bezoekgesprekken van een uur per twee weken. We hebben in het onderzoek geprobeerd om resultaten in verband te brengen met de beginselen van de DJI, namelijk zelfredzaamheid en continuïteit. Het begrip zelfredzaamheid is opgenomen in de ervaren baat vragenlijst. Meer dan driekwart van de respondenten geeft aan dat de vrijwilliger hen zelf laat doen wat ze zelf kunnen doen en niet veel praktische zaken uit handen neemt. In klankbordbijeenkomsten bleek het begrip zelfredzaamheid moeilijk te verbinden met de resultaten die we vonden. De vertegenwoordigers van vrijwilligersorganisaties beschreven dat het denken over zelfredzaamheid haaks staat op de toestand waarin gedetineerden zich bevinden, min of meer gestript van alles wat voor hen van waarde en betekenis was. Wanneer zelfredzaamheid echter eerder als een individueel leerproces in de richting van het nemen van meer eigen verantwoordelijkheid wordt opgevat (Molleman & Van den Hurk, 2012) kunnen vrijwilligersgesprekken voorzichtig met die uitleg van zelfredzaamheid in verbinding worden gebracht. Als zelfredzaamheid uitdrukkelijk wordt beschouwd als “een leerproces dat voor iedereen een eigen dynamiek kent” (Molleman & Van den Hurk, 2012, p. 589) waarvan de uitkomst als niet afdwingbaar en onvoorspelbaar wordt beschouwd, kunnen vrijwilligers een rol in dit proces spelen. De persoonlijke aandacht van vrijwilligers voor de gedetineerde blijkt zich uit te strekken naar persoonlijke leerprocessen rond eigen verantwoordelijkheid – echter altijd via de ontmoeting van mens tot mens en hoogwaardige afstemming op de unieke ander. Dat betekent dat aandacht voor zelfredzaamheid ingebed ligt in het benaderen van de gedetineerde als medemens, die – net als de vrijwilliger zelf – soms met vragen rond eigen verantwoordelijkheid worstelt en daarbij steun, hulp en bemoediging van anderen kan gebruiken. De onvoorwaardelijke aandacht en ‘Wie ben jij’ interesse door vrijwilligers kunnen dan individuele leerprocessen bevorderen. Dat gebeurt in versterkte mate door de coachende rol van vrijwilligers. Het begrip continuïteit is in de kwantitatieve deelstudie meegenomen in de vorm van twee stellingen: ‘Ik hoop dat mijn vrijwilliger mij ook na mijn detentie blijft opzoeken’ en ‘Ik denk dat mijn vrijwilliger mij ook na mijn detentie blijft opzoeken’. Respectievelijk geeft 68% en 50% van de respondenten aan het met deze stellingen eens te zijn. Uit de kwalitatieve interviews is geen eenduidig beeld naar voren gekomen wat betreft continuïteit. Het is lastig om hier conclusies aan te verbinden. 10.5 Limitaties Dit onderzoek kent verschillende methodologische beperkingen, onzekerheden en sterke punten. Allereerst zijn kanttekeningen te plaatsen bij de respondentengroep. Een beperking is dat alleen Nederlandstaligen geïncludeerd zijn in het kwantitatief onderzoek met de ervaren baat vragenlijst en Nederlands- en Engelstaligen in het kwalitatief onderzoek. Verder zijn de PI’s geïncludeerd waar de vrijwilligersorganisaties volgens eigen zeggen het meest actief zijn, behalve in de gedetineerdensurvey waar alle PI’s zijn meegenomen. De vraag is of de onderzoeksgroepen helemaal representatief zijn voor de populatie gedetineerden die één-op-één bezoekgesprekken van een vrijwilliger ontvangt. Wat betreft het kwantitatief onderzoek kan een vergelijking worden gemaakt tussen de respondentengroep die de ervaren baat vragenlijst heeft ingevuld en de respondenten die in de gedetineerdensurvey aangaven gesprekken met een vrijwilliger te hebben. Deze groepen blijken wat betreft verdeling in geslacht, geboorteland en opleiding vrij dicht bij elkaar te liggen. Dit is 88
een aanwijzing voor representativiteit van de steekproef van het ervaren baat onderzoek.49 Wat opvalt in vergelijking met de totale detentiepopulatie is de overrepresentatie van vrouwen en gedetineerden met totale detentieduur van meer dan een jaar. Voor de extra vrouwen in het interview sample hebben we zelf bewust gekozen, om bij eventuele belangrijke resultaten een voldoende grote deelgroep te hebben. Voorstelbaar is dat de overrepresentatie van langgestraften kenmerkend is voor de populatie gedetineerden die één-op-één bezoekgesprekken van een vrijwilliger ontvangt, vergeleken met de algehele detentiepopulatie. Uit de gedetineerdensurvey blijkt dat er een samenhang is tussen verblijfsduur en het hebben van contact met een vrijwilliger. Mogelijk stijgt de behoefte om met een vrijwilliger te spreken bij een langere verblijfsduur. Een andere mogelijkheid is dat het praktisch minder goed uitvoerbaar is om bezoekgesprekken op te zetten bij een korte verblijfsduur. Hierbij speelt er mogelijk selectiebias. Het is voorstelbaar dat gedetineerden die positiever zijn over de bezoekgesprekken eerder geneigd zijn tot deelname aan een interview of tot het invullen van een vragenlijst. De respondenten zijn geworven via tussenpersonen zoals de vrijwilligers (voor het kwalitatief onderzoek) en de geestelijk verzorger of personeel van de inrichting (voor het kwantitatief onderzoek). Het is niet na te gaan of hierbij alle gedetineerden door vrijwilligers zijn benaderd. Het is mogelijk dat tussenpersonen zelf al een selectie maakten van gedetineerden die zij geschikt vonden om met het onderzoek mee te werken (bijvoorbeeld een mooie diverse groep), waardoor bijvoorbeeld heel negatieve geluiden minder naar voren zijn gekomen. We hebben daar geen aanwijzingen voor ontvangen. Daarnaast is het voorstelbaar dat de band met geestelijk verzorger of personeel van invloed is geweest op de keuze voor deelname of niet. Een andere beperking is dat er sprake kan zijn geweest van sociale wenselijkheid. Dit wil zeggen dat personen reageren op basis van geldende normen en verwachtingen en het masker dat respondenten aangeven te dragen. We moeten ons hier afvragen of een (lichte) vertekening mee kan spelen door de zeer sterk ervaren kwetsbaarheid of afhankelijkheid van respondenten binnen de PI. Via meerdere signalen begrepen we dat respondenten niet snel uit zullen komen (op de afdeling) voor hun behoefte aan een sociaal contact met een vrijwilliger. We zagen dat ze gesprekken die niet voldeden aan hun verwachtingen niet stopgezet hadden. En ook dekt een deel van de gedetineerden zich emotioneel in tegen een mogelijk verlies van de contacten met de vrijwilliger. Slechts 22% van de respondenten geeft aan hen niet te missen als de vrijwilligers wegblijven. Daarentegen hebben we in de kwantitatieve vragenlijst een ‘ultimate question’ geformuleerd, waarin we gedetineerden vroegen of ze de gesprekken met hun vrijwilliger aan zouden raden aan een andere gedetineerde. De veronderstelling bij een zo geformuleerde vraag is dat een respondent minder sociaal wenselijk antwoordt en positieve en negatieve ervaringen tegen elkaar afweegt. Hier zien we toch weinig van eventuele sociale wenselijkheid terug. In het vragenlijstonderzoek geeft 90% van de respondenten aan hun specifieke vrijwilliger aan een andere gedetineerde aan te raden. Bij de kwalitatieve onderzoeksdelen kan dit mogelijk een rol gespeeld hebben. Meer specifiek zijn er verschillende beperkingen aan te wijzen wat betreft het kwantitatieve onderzoek. Het instrument dat gebruikt is, is niet gevalideerd. Wel is de vragenlijst gebaseerd op een bestaande vragenlijst, die eerder (ook door ons) in onderzoek is gebruikt (Kuis e.a., 2010). Verder bleek één vraag voor respondenten moeilijk te begrijpen, deze vraag is door ongeveer een kwart van de respondenten niet volledig beantwoord. Wat betreft de resultaten zijn alleen frequenties in kaart gebracht, de aantallen waren te klein voor verdergaande statistische analyses. Binnen het kwalitatief onderzoek zijn interviews gehouden door de drie verschillende onderzoekers. Dit kan de interne betrouwbaarheid van het onderzoek bedreigen, maar ook een bepaalde eenzijdigheid in de gespreksvoering compenseren. Het maakte in ieder geval ook dat alle drie de onderzoekers de PI omgeving van binnen konden meemaken. Er zijn verschillende zaken gedaan om de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid te verhogen. Zo is er een topiclijst opgesteld en heeft overleg tussen de onderzoekers plaatsgevonden over de afname en gedurende de analyse. 49
De cijfers op andere achtergrondkenmerken konden niet vergeleken worden.
89
Tenslotte is de focus van dit onderzoek één-op-één bezoekgesprekken binnen detentie. De periode na detentie en andere activiteiten van vrijwilligers(organisaties) zijn buiten beschouwing gelaten. In de periode na vrijlating zou mogelijk inzichtelijk kunnen worden welke doorwerking de gesprekken hebben. Dit zou interessant zijn om in toekomstig onderzoek mee te nemen. De keuze van het conceptueel kader kan in zekere zin ook beperkend zijn voor een onderzoek. Binnen dit onderzoek is gekozen voor de zorgethiek als theoretische horizon. Het voordeel van deze keuze is, zoals beschreven in het conceptueel kader, dat niet vanuit werkende mechanismen gedacht wordt, maar vanuit de relatie. Dit is innovatief denken en geeft de mogelijkheid om andere of ruimere opbrengsten in kaart te brengen, naast bijvoorbeeld alleen vermindering van recidive. Daarom is het voor dit onderzoek naar vrijwilligerswerk geschikt. Nadeel van de keuze voor de zorgethiek als conceptueel kader is dat daarmee vanuit een ander paradigma gedacht wordt en via ander woordgebruik gesproken wordt. Wij hebben na de member check en klankbordbijeenkomsten de indruk dat ons theoretisch kader recht doet aan de inhoud van het vrijwilligerswerk en helpt om de waarde ervan uit te drukken. 10.6 Voorwaarden en beleidsimplicaties Wanneer we de gecombineerde resultaten in ogenschouw nemen, komt daar het volgende beeld uit naar voren. Qua aantal vinden er minder gesprekken plaats dan mogelijk. Dat heeft misschien te maken met schaamte van gedetineerden om er om te vragen, een gebrek aan het systematisch op de hoogte brengen van de mogelijkheden aan gedetineerden, en grote verschillen in actieve toeleiding door PI personeel. Systematische voorlichting van de mogelijkheid van deze éénop-één gesprekken en heldere overzichten van de (identiteit van) verschillende aanbiedende organisaties lijken wenselijk. Registraties van het aantallen gesprekken en het verloop zijn soms helemaal niet en bij veel organisaties niet goed voor handen, op een enkele uitzondering na. Dit bemoeilijkte de evaluatie op dit vlak. Een betere registratie van de één op één gesprekken lijkt wenselijk voor alle volgende beleidsstappen . Alle databronnen benoemen de waarde van vrijwilligersgesprekken als groot. Binnen de PI als dwangorganisatie bieden de gesprekken een ander geluid dat gedetineerden laat ontspannen en hen gelegenheid geeft om zich uit te spreken zonder masker dat zij dagelijks dragen. Onvoorwaardelijke aandacht en interesse in de ander zijn belangrijke basis ingrediënten voor deze gesprekken. De waarde ligt in een ontmoeting van mens tot mens, het opbouwen van een vriendschapsband. Gedetineerden putten er hoop en vertrouwen uit en zien de vrijwilliger als rolmodel. Gedetineerden geven aan dat zij in 86% van de gevallen hun reden om een vrijwilliger te vragen, bevredigd krijgen. Dit is een (zeer) hoog ervaren baat percentage. Naast erkend worden als mens zijn er opbrengsten bij probleemoplossing op diverse leefgebieden. Vrijwilligers coachen gedetineerden in hun omgang met medegedetineerden, hun banden met partner, familie en kinderen, werk en wonen. Hiermee dragen de gesprekken vooral bij aan een humanitaire tenuitvoerlegging van de straffen en ook aan het DJI beginsel continuïteit, door het vergemakkelijken van terugkeer in de maatschappij. De gesprekken spelen zich in zekere zin zonder monitoring af. Hier ligt een kans om de kwaliteit van de gesprekken te verbeteren door nog strikter van vrijwilligers te verwachten dat zij zich volgend opstellen in het spreken over geloofs- of overtuigingszaken. Dit betekent concreet bijvoorbeeld niet over religie beginnen als een gedetineerde dat zelf niet doet. Wanneer men de eigen (geloofs)overtuiging vooropstelt verdwijnt de essentiële en waardenvrije vraag ‘Wie ben je?’ naar de achtergrond en is de ontmoeting niet langer primair een ontmoeting van mens tot mens. Evangelisering, of juist het promoten van atheïsme, staat haaks op erkenning van de gedetineerde als mens en er voor die ander willen 90
zijn zoals die is. Tijdens het onderzoek is hier duidelijk gebleken in welke kwetsbare positie gedetineerden zich bevinden. Als de gesprekken eenmaal lopen, ziet niemand precies wat er tijdens de gesprekken gebeurt. Dit vraagt om een goede monitoring aangezien gedetineerden zelf nauwelijks aan de bel kunnen trekken, bijvoorbeeld door regelmatig de mening van de gedetineerde te onderzoeken. De vrijwilligersgesprekken blijken door te werken in hoe respondenten naar de toekomst kijken. Ze kunnen dankzij de gesprekken een meer positief perspectief op de toekomst ontwikkelen. De vrijwilliger kan bijvoorbeeld als positief en navolgenswaardig voorbeeld fungeren: een levend bewijs dat leven zonder criminaliteit mogelijk en prettig is. Respondenten geven verder aan dat de vrijwilligersgesprekken ze helpen om vol te houden, hoop of kracht geven, of meer gevoel van eigenwaarde. Ook blijkt het bezoek door de vrijwilliger aan gedetineerden de ervaring te geven dat ze niet zijn afgeschreven door de maatschappij. Verdere bevordering van deze versterking van de humanitaire tenuitvoerstelling lijkt wenselijk.
91
Dankwoord We danken het WODC voor het in ons gestelde vertrouwen. De respondenten zijn we zeer erkentelijk voor hun tijd en het willen delen van hun ervaringen. Op sommige van de onderzoekers hebben het betreden van de PI’s en de persoonlijke verhalen van gedetineerden diepe indruk gemaakt. De begeleidingscommissie hebben we als betrokken, prettig kritisch en deskundig ervaren. Toon Molleman danken we in het bijzonder vanwege zijn inspanningen om voor ons vragen in de landelijke gedetineerdensurvey mee te laten gaan. En zonder Arie van der Hurk waren we mogelijk blijven steken in de bureaucratie rondom het verkrijgen van toegang tot de meest passende PI’s. Ine Voorham wist vaak al met een blik de juiste bijsturing te bewerkstelligen en Martin Moerings was als voorzitter aimabel. Annemarie ten Boom hield ons allen met haar doortastendheid op koers. Zonder de inzet en flexibiliteit van de vrijwilligersorganisaties waren we niet ver gekomen: dank aan Bonjo, Exodus, Gevangenenzorg Nederland en Humanitas.
De onderzoekers Esther Kuis is als junior onderzoeker en (buiten)promovenda verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek. In haar onderzoek ligt de nadruk op het evalueren van kwaliteit van zorg vanuit een zorgethisch perspectief. Zij studeerde klinische psychologie en gezondheidswetenschappen. Naast haar werk als onderzoeker is zij werkzaam als psycholoog in de ambulante verslavingszorg. Carmen Schuhmann is als universitair docent aan de Universiteit voor Humanistiek verbonden, na enkele jaren als humanistisch geestelijk verzorger bij Justitie te hebben gewerkt. Van oorsprong is zij wiskundige en deed ze onderzoek in de zuivere wiskunde. In haar huidige onderzoek ligt de nadruk op het doordenken van morele dimensies van begeleiding in een globaliserende samenleving, vanuit relationele en narratieve perspectieven. Anne Goossensen werkt als hoogleraar Informele zorg en Zorgethiek aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. Vanuit haar achtergrond als kwaliteit van zorg-onderzoekster, identificeert ze ‘zachte’ kwaliteitsaspecten in de zorg, en begrijpt ze die vanuit zorgethisch perspectief (www.zorgethiek.nu). Haar projecten bieden kansen voor humanisering van de zorg. Haar onderzoek gaat over kwaliteit van de relatie, zorgzaamheid of menslievende zorg. Projecten evalueren in hoeverre mensen zich ‘gezien’ voelen, aandacht of erkenning ervaren in zorgsituaties.
92
Referenties Acevedo, K. C., & Bakken, T. (2001). The effects of visitation on women in prison. International Journal of Comparative and Applied Criminal Justice, 25(1), 49-69, doi: 10.1080/01924036.2001.9678663 Austin, W., Goble, E., & Kelecevic, J. (2009). The ethics of forensic psychiatry: Moving from principles to a relational ethics approach. Journal of Forensic Psychiatry and Psychology, 20(6), 835-850, doi: 10.1080/14789940903174147 Bales, W. D., & Mears, D. P. (2008). Inmate social ties and the transition to society: Does visitation reduce recidivism? Journal of Research in Crime and Delinquency, 45(3), 287-321, doi: 10.1177/0022427808317574 Blevins, K. R., Listwan, S. J., Cullen, F. T., & Jonson, C. L. (2010). A general strain theory of prison violence and misconduct: An integrated model of inmate behavior. Journal of Contemporary Criminal Justice, 26(2), 148-166, doi: 10.1177/1043986209359369 Butler, J. (2005). Giving an account of oneself. New York: Fordham University Press. Cammeraat, M. (2010). Waardevolle vrijwilligers. Proces, 89, 303-312. Cochran, J. C. (2012). The ties that bind or the ties that break: Examining the relationship between visitation and prisoner misconduct. Journal of Criminal Justice, 40(5), 433-440, doi: 10.1016/j.jcrimjus.2012.06.001 Cochran, J. C., & Mears, D. P. (2013). Social isolation and inmate behavior: A conceptual framework for theorizing prison visitation and guiding and assessing research. Journal of Criminal Justice, 41(4), 252–261, doi: 10.1016/j.jcrimjus.2013.05.001 Croes, L. de & Vogelvang, B. (2010). Vrijwilligers binnen Reclassering Nederland. Een (beleids)studie naar de grenzen, mogelijkheden en betekenisvolle verhalen. Derkzen, D., Gobeil, R., & Gileno, J. (2009). Visitation and post-release outcomes among federallysentenced offenders. Research report. Ottawa: Correctional Service of Canada. Dierckx de Casterlé, B., Verhaeghe, S. T., Kars, M. C. etal. (2011). Researching lived experience in health care: Significance for care ethics. Nursing Ethics 18(2), 232-242, doi: 10.1177/0969733010389253 Dierckx de Casterlé, B., Gastmans, C., Bryon, E., & Denier, Y. (2012). QUAGOL: A guide for qualitative data analysis. International Journal of Nursing Studies, 49, 360-371, doi: 10.1016/j.ijnurstu.2011.09.012 Duncan, H. E. & Balbar, S. (2008). Evaluation of a visitation program at a Canadian penitentiary. The Prison Journal, 88, 300-327, doi: 10.1177/0032885508319210 Duwe, G., & Clark, V. (2011). Blessed be the social tie that binds: The effects of prison visitation on offender recidivism. Criminal Justice Policy Review, 24, 271–296, doi: 10.1177/0887403411429724 Goossensen, A. (2008). ‘Logica en liefde in de verslavingszorg’ De behandelrelatie als basis voor zorgvernieuwing. Lectorale rede Hogeschool Inholland. Goossensen, A. (2011). ‘Zijn is gezien worden’ Presentie en reductie in de zorg. Oratie. Tilburg University. Goossensen, A. (red.) (2013). Schetsen van mismatch. Een zorgethische visie op evaluatieonderzoek. Utrecht: Movisie. Goossensen, A., & Kuis, E. (2013). Intermezzo: Mismatch verder ontrafeld. In: Goossensen, A., (red.) (2013). Schetsen van mismatch. Een zorgethische visie op evaluatieonderzoek. Utrecht: Movisie. Goossensen, A., & Oude Egberink, A. (2013). ‘Gezien of niet?’ Verbeeldingen in de geestelijke gezondheidszorg. Utrecht: De Graaff. Heijst, van, A. (2005) Menslievende zorg. Een ethische kijk op professionaliteit. Kampen: Klement. Heijst, van. A. (2012) Professional Loving care. Leuven: Peeters.
93
Hout, E. van, & Putters, K. (2007). Leiderschap in maatschappelijke organisaties. In: E. Cornelissen. e.a. (eds.) Betoverend bestuur. Legitimiteit, vitaliteit, meervoudigheid. Den Haag: Lemma. Kuis, E., Knoope, A., & Goossensen, A. (2010). Evaluatie van relatievorming in de laagdrempelige verslavingszorg. Journal of Social Intervention, 19(4), 82-99. Kuis, E., Hesselink, G., Goossensen, A. (2014). Can quality of care from care ethical perspective be assessed? A review. Nursing Ethics, 21(7), 774-793, doi: 10.1177/0969733013500163 Leget, C.L. (2013). Zorg om betekenis. Over de relatie tussen zorgethiek en spirituele zorg, in het bijzonder in de palliatieve zorg. Inaugurale rede. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek. Leget, C. Borry, P., De Vries, R. (2009). “Nobody tosses a dwarf!” The relation between the empirical and normative re-examined. Bioethics, 23, 226-235. Listwan, S. J., Sullivan, C. J., Agnew, R., Cullen F. T., & Colvin, M. (2013). The pains of imprisonment revisited: The impact of strain on inmate recidivism. Justice Quarterly, 30(1), 144-168, doi: 10.1080/07418825.2011.597772 Manschot, H. (1992) Levenskunst of lijfsbehoud? Een humanistische kritiek op het beginsel van autonomie in de gezondheidszorg. Inaugurale rede. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek. Mears, D. P. (2012). The prison experience: Introduction to the special issue. Journal of Criminal Justice, 40(5), 345-347. Mears, D. P., Cochran, J. C., Siennick, S. E., & Bales, W. D. (2012). Prison visitation and recidivism. Justice Quarterly, 29(6), 888-918, doi: 10.1080/07418825.2011.583932 Melief, W., Flikweert, M., Broenink, N. et al. (2002). SATER: de stem van de gebruiker: Cliënten over de hulpverlening bij De NoorderMaat. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Ministerie van Justitie. (2010). Vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing. Beleidsvisie. Molleman, T., & Van Ginneken, E. F. J. C. (2014). A multilevel analysis of the relationship between cell sharing, staff-prisoner relationships, and prisoners’ perceptions of prison quality. International Journal of Offender Therapy and Comparative Crimninology, doi: 10.1177/0306624X14525912 Molleman, T., & Van den Hurk, A. (2012). Een kwestie van evenwichtskunst: Over de doelen en taken van het gevangeniswezen. Delikt en Delinkwent, 55(7), 576-590. Monahan, K. C., Goldweber, A., & Cauffman, E. (2011). The effects of visitation on incarcerated juvenile offenders: How contact with the outside impacts adjustment on the inside. Law and Human Behavior, 35(2), 143–151, doi: 10.1007/s10979-010-9220-x Olthuis, G., & Leget, C. (eds.) (2012). Menslievende zorg in de praktijk. Berichten uit het St. Elisabeth Ziekenhuis. Den Haag: Boom Lemma. Patton, M. Q. (2001). Qualitative Research & Evaluation Methods. Thousand Oaks, CA: Sage publications. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (2010). Advies ‘Vrijwillig maar niet vrijblijvend’. Sander-Staudt, M. (2011). Care Ethics. Internet Encyclopedia of Philosophy. A Peer-Reviewed Academic Source. (www.iep.utm.edu/care-eth/) Schuhmann, C. (in press). Stories of crime, stories of suffering: A narrative perspective on ethical issues in criminal justice counselling. European Journal of Psychotherapy & Counselling, doi: 10.1080/13642537.2014.996172 Schuyt, K. (2005) G-lezing: Zorgzaamheid en zorgvuldigheid. Woerden: NIGZ, 2005. Tewksbury, R., & Connor, D. P. (2012). Inmates who receive visits in prison: Exploring factors that predict. Federal Probation, 76(3), 43-46. Tewksbury, R. & Dabney, D. (2004). Prison volunteers: Profiles, motivations, satisfaction. Journal of Offender Rehabilitation, 40, 173-183. Timmermann, M. (2011). Relationele afstemming. Presentieverrijkte verpleeghuiszorg voor mensen met dementie. Den Haag: Boom Lemma. Tronto, J. (1993). Moral Bounderies. An Ethic of Care. New York: Routledge. Verwey-Jonker Instituut. (2005). Effectmeting van hulp- en dienstverlening: SATER [Internet]. VerweyJonker Instituut, [aangehaald op 1414-1-2014]. Bereikbaar op www.verweyjonker.nl 94
Vosman, F., & Baart, A. (2008). Aannemelijke zorg: over het uitzieden en verdringen van praktische wijsheid in de gezondheidszorg. Den Haag: Lemma. Walker, M. (2007) Moral Understandings. A Feminist Study in Ethics. Oxford: Oxford University Press. Walsh, E., Freshwater, D., & Fisher, P. (2013). Caring for prisoners: Towards mindful practice. Journal of Research in Nursing 18(2), 158-168, doi:10.1177/1744987112466086 Wolff, N., & Draine, J. (2004). Dynamics of social capital of prisoners and community reentry: Ties that bind? Journal of Correctional Health Care, 10(3), 457-490, doi: 10.1177/107834580301000310
95
Appendix Appendix A. Informatiebrief kwalitatief onderzoek
ONDERZOEK naar wat gesprekken met een vrijwilliger voor jou betekenen Mag ik jou interviewen?
Hallo, dank je dat je deze brief leest. Ik zal kort uitleggen waarom je deze brief krijgt. Mijn vraag aan jou is of jij door mij geïnterviewd zou willen worden: ik ben benieuwd naar jouw verhaal! Ik doe namelijk onderzoek naar de waarde van het contact met vrijwilligers in detentie. Dat doe ik samen met twee andere onderzoekers van de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. We doen dit onderzoek in samenspraak met de vrijwilligersorganisaties. Voor dit onderzoek willen we in de PI waar je verblijft 5 gedetineerden interviewen. We willen vragen naar ervaringen rond gesprekken met vrijwilligers. We hebben toestemming van de PI om hier interviews te doen. Het interview zou ongeveer één tot anderhalf uur duren. Het interview blijft vertrouwelijk en wat je zegt wordt anoniem verwerkt. Je kunt elk moment besluiten te stoppen met het interview. Of je meedoet of niet, of halverwege stopt, het heeft geen enkel gevolg voor je verblijf in de inrichting. Heb je interesse om mee te doen? Laat het dan weten aan de vrijwilliger met wie je gesprekken hebt. Het is dan nog niet zeker dat ik je ook echt kan komen interviewen omdat ik maar ruimte heb voor 5 interviews. Ik laat je weten of ik je wel of niet kan interviewen. Of je nu wel of niet wil meedoen, ik wens je alle goeds! Hartelijke groet van Carmen, onderzoeker van de Universiteit voor Humanistiek
96
Appendix B. Toestemmingsformulier kwalitatief onderzoek GEÏNFORMEERDE TOESTEMMING voor deelname aan wetenschappelijk onderzoek naar de waarde van één-op-één vrijwilligersgesprekken met gedetineerden50. Doel van dit onderzoek is om te bepalen wat de waarde van één-op-één bezoekgesprekken met vrijwilligers voor gedetineerden is. Het onderzoek wordt uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. Hierbij bevestig ik dat ik wil deelnemen aan bovenstaand onderzoek. Ik heb de uitleg over het onderzoek begrepen en mijn vragen kunnen stellen. Deelname aan het onderzoek bestaat uit het houden van een interview. De geschatte duur hiervan is ongeveer één uur. Deelname aan het onderzoek gebeurt volledig uit vrije wil. Ik heb het recht om op elk moment, zonder dat ik hiervoor een reden opgeef, mijn medewerking stop te zetten. Wel of geen deelname, of beëindigen van deelname heeft geen enkele consequentie voor het verblijf in de inrichting, niet in positieve en niet in negatieve zin. Ik geef toestemming om de verzamelde gegevens op vertrouwelijke wijze te bewaren (15 jaar) en anoniem te verwerken. Ik kan over dit onderzoek steeds mijn vragen stellen. Contact: Prof. dr. Anne Goossensen (e-mail:
[email protected]; tel: 030-2390100) Dr. Carmen Schuhmann Esther Kuis, MSc (e-mail:
[email protected]).
Voor akkoord, De participant, achternaam en voorletters:
De onderzoeker, achternaam en voorletters:
handtekening:
handtekening:
Plaats: Datum:
50
Uit te voeren in 2014 door de Universiteit voor Humanistiek, in opdracht van het WODC.
97
Appendix C. Topiclijst kwalitatief onderzoek
1. Start contact met vrijwilliger Verwachtingen/hoop Specifieke aanleiding (wat speelt/concerns) Wat niet in andere contacten is te vinden 2. Verdere verloop contact 2. Hoe vaak contact (regelmatig/speciale gelegenheden) 3. Hoe lang per contact 3. Inhoud en toon/sfeer gesprekken (Ervaren baat) 4. Wat bespreek je wel/niet 5. Biedt kans om 'concerns', dat wat voor jou speelt, te uiten? Wordt dat opgepakt? 6. Zijn er anderen met wie je dit kunt bespreken? 7. Wat zijn de overeenkomsten/verschillen (toon)? → zelfredzaamheid 4. Aard en kwaliteit relatie Hoe zou je band met vrijwilliger omschrijven? (veilig, sterk, krachtig, vertrouwensvol, ondersteunend of ook tegenpolen hiervan) Wat betekent die band voor je tijdens detentie Vergeleken met band met anderen, ihb personen hierbinnen tijdens detentie 5. Toekomstperspectief en betekenis relatie met vrijwilliger hierin Hoe hoop je dat het verdergaat met dit contact? Na detentie? → continuïteit Neem je iets mee uit de gesprekken/het contact naar je leven buiten? Wat?
98
Appendix D. Toestemmingsformulier kwantitatief onderzoek GEÏNFORMEERDE TOESTEMMING voor deelname aan wetenschappelijk onderzoek naar de waarde van één-op-één vrijwilligersgesprekken met gedetineerden51.
Doel van dit onderzoek is om te bepalen wat de waarde van één-op-één bezoekgesprekken met vrijwilligers voor gedetineerden is. Het onderzoek wordt uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. Hierbij bevestig ik dat ik wil deelnemen aan bovenstaand onderzoek. Ik heb de uitleg over het onderzoek begrepen en mijn vragen kunnen stellen. Deelname aan het onderzoek bestaat uit invullen van een vragenlijst. De geschatte duur hiervan is ongeveer een half uur. Deelname aan het onderzoek gebeurt volledig uit vrije wil. Ik heb het recht om op elk moment, zonder dat ik hiervoor een reden opgeef, mijn medewerking stop te zetten. Wel of geen deelname, of beëindigen van deelname heeft geen enkele consequentie voor het verblijf in de inrichting, niet in positieve en niet in negatieve zin. Ik geef toestemming om de verzamelde gegevens op vertrouwelijke wijze te bewaren en anoniem te verwerken. Ik kan over dit onderzoek steeds mijn vragen stellen. Contact: Prof. dr. Anne Goossensen (e-mail:
[email protected]; tel: 030-2390100) drs. Esther Kuis(e-mail:
[email protected]).
Voor akkoord, De participant, achternaam en voorletters:
De onderzoeker, achternaam en voorletters:
handtekening:
handtekening:
Plaats: Datum:
51
Uit te voeren in 2014 door de Universiteit voor Humanistiek, in opdracht van het WODC.
99
Appendix E. Ervaren baat vragenlijst (inclusief informatiebrief op pagina 2)
Een studie naar de waarde van één-op-één bezoekersgesprekken door vrijwilligersorganisaties ‘
Ervaren baat’ vragenlijst
100
Inleiding Wij zijn van de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. We willen onderzoeken wat gedetineerden hebben aan 1 op 1 gesprekken met vrijwilligers. Dat doen we om te weten te komen wat de waarde is van deze gesprekken. We zijn benieuwd wat je van de gesprekken met je vrijwilliger vindt. We zijn benieuwd naar jouw ervaringen. En we willen graag weten wat je aan de gesprekken hebt (gehad). Deze vragenlijst gaat dus over de 1 op 1 gesprekken met je vrijwilliger. Wil je deze vragenlijst invullen? We denken dat je ongeveer een half uur bezig bent met het beantwoorden van de vragen. Het zou ons erg helpen. Alles wat je antwoordt blijft vertrouwelijk. Het zal alleen voor dit onderzoek gebruikt worden. Heel erg bedankt! En veel succes! Met vriendelijke groet, Anne Goossensen Esther Kuis Carmen Schuhmann Universiteit voor Humanistiek
101
Deel 1. Eerste contact 1.1.
Hoe bent je in contact gekomen met je vrijwilliger?
Je mag meer antwoorden aankruisen.
ik kende een vrijwilligersorganisatie vanuit een eerdere detentie ik hoorde er van via een andere gedetineerde(n) op aanraden van een andere gedetineerde op aanraden van familie op aanraden van een vriend of kennis op aanraden van het personeel (bv. piw’er) op aanraden van MMD, psycholoog, arts of geestelijk verzorger op aanraden van mijn mentor of trajectbegeleider op aanraden van BSD op aanraden van de reclassering anders………………………………………………………………………………………………………………………
1.2 Weet je van welke organisatie je vrijwilliger is?
Gevangenenzorg Humanitas Exodus Anders………………………………………………………………………………………………………………………
1.3 Wat waren je verwachtingen voordat je startte met de gesprekken met je vrijwilliger? …………………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………………………
1.4 Hoe was het eerste contact met je vrijwilliger?
prettig, want.......................................................................
redelijk prettig, want.............................................................
het ging wel, want.................................................................
een beetje vervelend, want………………..........................................
vervelend, want…………………………................................................
102
103
Deel 2. Redenen 2.1 Wat is de reden dat je met een vrijwilliger wilde spreken? Je mag meer antwoorden aankruisen.
iemand ontmoeten onder de mensen zijn praatje maken verhaal kwijt kunnen luisterend oor contact met iemand die niet van justitie is vertrouwelijkheid doorbreekt de eenzaamheid
doorbreekt de dagelijkse routine verzetje om de cel af te zijn activiteit of recreatie (bijvoorbeeld kaarten, schaken)
aandacht begrip krijgen voor mijn situatie ondersteuning bij het omgaan met het leven in detentie hulp bij mijn praktische zaken (bijvoorbeeld bij schulden, huisvesting, arbeid, etc.) hulp in relaties met naasten (bijvoorbeeld bij relatieproblemen of voor contact met je kinderen) ordenen van mijn gedachten meedenken over mijn toekomst doel in mijn leven vinden iets eten of drinken (bijvoorbeeld koffie drinken) anders.................................................................................................. 2.2 Je hebt hierboven aangekruist waarom je een vrijwilliger wilde spreken. Wil je in de tabel opschrijven welke drie redenen het belangrijkst voor je zijn? En als je terugdenkt aan de afgelopen 3 maanden, is dit dan gelukt?
ja, altijd
vaak wel
Regelmatig
Soms
nee, nooit
Reden 1 = belangrijkste ................................................... Reden 2 = daarna belangrijkste ................................................... Reden 3 = daarna belangrijkste ................................................... 104
Deel 3. Eén-op-één gesprekken 3.1 Waar gaan de gesprekken met je vrijwilliger over? Je mag meer antwoorden aankruisen.
praten over ……………………………………………………………………………………………………………. hulp bij het omgaan met ………………………………………………………………………………………. informatie over ……………………………………………………………………………………………………… praktische hulp (bij invullen formulieren, instanties, etc.) we doen activiteiten (kaarten, schaken, spel, etc.) anders, namelijk…………………………………………………………………………………………………….
3.2 Wanneer zijn de gesprekken met de vrijwilliger gestart?
Aan het begin van mijn periode in detentie Halverwege mijn periode in detentie Aan het eind van mijn periode in detentie Anders………………………………………………………………………………………………………………………
3.3 Hoe vaak heb je gesprekken met je vrijwilliger?
Elke week Elke twee weken Elke maand Wisselend Af en toe Anders………………………………………………………………………………………………………………………
3.4 Vind je dat je meestal genoeg gesprekken hebt met je vrijwilliger?
Ja, meestal genoeg Ja, te vaak zelfs Nee, te weinig geen mening
105
Deel 4. De vrijwilliger Er volgen nu uitspraken over je vrijwilliger. Als je gesprekken hebt met meerdere vrijwilligers kies dan de vrijwilliger die het belangrijkst voor je is. Hieronder staan eerst een aantal positieve uitspraken over je vrijwilliger. Wil je voor iedere uitspraak aangeven of je het er wel of niet mee eens bent?
mee eens
niet mee eens, niet mee oneens
mee oneens
Mijn vrijwilliger begrijpt meestal wat ik bedoel
Ik kan tegen mijn vrijwilliger zeggen wat ik wil zeggen
Ik vind mijn vrijwilliger aardig
Ik krijg veel steun van mijn vrijwilliger
Mijn vrijwilliger staat open voor mijn gevoelens
Mijn vrijwilliger veroordeelt mij niet
Ik voel me vertrouwd in het contact met mijn vrijwilliger
Mijn vrijwilliger heeft aandacht voor mij als specifiek persoon
Mijn vrijwilliger laat mij wat ik zelf kan doen ook zelf doen
Ik heb een plek in het hart van mijn vrijwilliger
Mijn vrijwilliger weet een goede sfeer te maken
Mijn vrijwilliger heeft voldoende tijd voor mij
Ik mis mijn vrijwilliger als hij/zij er niet is
Mijn vrijwilliger heeft mij gemotiveerd
Mijn vrijwilliger ziet mij niet alleen als gedetineerde
Mijn vrijwilliger luistert goed
106
mee eens
niet mee eens, niet mee oneens
mee oneens
Mijn vrijwilliger komt de afspraken voor de gesprekken na
Ik hoop dat mijn vrijwilliger mij ook na mijn detentie blijft opzoeken
Ik denk dat mijn vrijwilliger mij ook na mijn detentie blijft opzoeken.
mee eens
niet mee eens, niet mee oneens
mee oneens
Ik vind dat mijn vrijwilliger het altijd beter weet
Ik vind mijn vrijwilliger bazig
Een andere vrijwilliger kan het beter
Mijn vrijwilliger geeft mij ongevraagd advies
Mijn vrijwilliger neemt mij veel praktische zaken uit handen
Nu volgen negatieve uitspraken over je vrijwilliger. Wil je voor iedere uitspraak aangeven of je het er wel of niet mee eens bent?
Mijn vrijwilliger vindt mij niet zo belangrijk Het doet mijn vrijwilliger persoonlijk niets als ik me rot voel
Als ik plotseling niet meer kom dan zal mijn vrijwilliger mij niet missen
107
Deel 5. Opbrengsten 5.1 Ik vind de gesprekken met de vrijwilliger:
uitstekend, want........................................................................…..
goed, want.....................................................................................
het gaat wel, want..........................................................................
niet zo goed, want………………..........................................................
slecht, want………………………….........................................................
5.2 Wat heb je aan het contact met je vrijwilliger (gehad)? ......................................................................................................................................... ……………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 5.3 Vind je dat de gesprekken voldoende opleveren?
Ja, want…………………………………………………………………………………………………………
Nee, want………………………………………………………………………………………………………
5.4 Hoe waardeer je de band met je vrijwilliger? Geef een cijfer van 1-10 (1 = slecht, 10 = uitstekend) ……………………………………. 5.5 Zou je je vrijwilliger aanraden aan een andere gedetineerde?
ja, omdat…………………………………………………………………………………………………………
nee, omdat……………………………………………………………………………………………………..
5.6 Zijn er nog dingen die verbeterd zouden kunnen worden? ja, namelijk.................................................................................................................. ……………………………………………………………………………………………………………………………….. nee 5.7 Is er iets dat je nog graag wil zeggen en dat nog niet aan de orde is gekomen? ja, namelijk................................................................................................................. 108
………………………………………………………………………………………………………………………………. nee Deel 6. Persoonlijke vragen
Dit is de laatste bladzijde. Er volgen alleen nog een paar persoonlijke vragen. 6.1 Wat is je geslacht? vrouw man 6.2 Wat is je leeftijd? Getal in cijfers weergeven ………………………………………… 6.3 Wat is het geslacht van je vrijwilliger? vrouw man 6.4 Weet je de leeftijd van je vrijwilliger (ongeveer)? Getal in cijfers weergeven ………………………………………… 6.5 Waar ben je geboren?
Nederland Suriname Antillen Turkije Marokko Indonesië Molukken anders, namelijk……………………………………………………………
6.6 Wat is de hoogste opleiding die je hebt gevolgd?
alleen lagere school LBO, VBO, MULO, MAVO, VMBO; niet voltooid LVO, VBO, MULO, MAVO, VMBO; voltooid Gymnasium, HBS, HAVO, VWO, MBO; niet voltooid Gymnasium, HBS, HAVO, VWO, MBO; voltooid HBO, WO; niet voltooid HBO, WO; voltooid anders, namelijk …………………………………………………………………..
109
6.7 Ben je vaker met justitie in aanraking geweest? Ja Nee 6.8 In welke PI zit je in detentie? …………………………………………………….. 6.9 Op welke afdeling zit je in detentie? …………………………………………………….. 6. 9 Ben je al veroordeeld? Ja nee 6.10 Als je al bent veroordeeld, wat is de datum van je v.i. of einde van je straf (ongeveer)? ………………………………………………………..
Dit is het einde van de vragenlijst. Hartelijk bedankt voor je moeite en het geduld dat het beantwoorden van de vragen je heeft gekost!
110
Appendix F. Gemiddelden ervaren baat vragenlijst per achtergrondkenmerk Totaal Vraag
Leeftijd
Geboorteland
18-29 jaar
30-39 jaar
40-49 jaar
≥ 50 jaar
NL
Vaker in aanraking met justitie?
Opleiding
niet-NL
mavo/ vmbo
Havo/vwo /mbo
Ja
Nee
4.1 Mijn vrijwilliger begrijpt meestal wat ik bedoel (1= eens, 2= neutraal, 3 = oneens)
1,09
1,20
1,05
1,14
1,00
1,08
1,09
1,09
1,08
1,11
1,07
4.2 Ik kan tegen mijn vrijwilliger te zeggen wat ik wil zeggen
1,14
1,38
1,17
1,10
1,00
1,19
1,09
1,09
1,23
1,23
1,07
4.3 Ik vind mijn vrijwilliger aardig
1,04
1,06
1,00
1,10
1,00
1,02
1,06
1,00
1,04
1,03
1,05
4.4 Ik krijg veel steun van mijn vrijwilliger
1,28
1,44
1,17
1,24
1,23
1,29
1,26
1,15
1,46
1,28
1,27
4.5 Mijn vrijwilliger staat open voor mijn gevoelens
1,15
1,25
1,04
1,25
1,00
1,11
1,20
1,06
1,16
1,13
1,17
4.6 Mijn vrijwilliger veroordeelt mij niet
1,10
1,13
1,04
1,15
1,05
1,08
1,12
1,06
1,15
1,08
1,12
4.7 Ik voel me vertrouwd in het contact met mijn vrijwilliger
1,19
1,38
1,13
1,14
1,09
1,21
1,17
1,12
1,27
1,23
1,16
4.8 Mijn vrijwilliger heeft aandacht voor mij als specifiek persoon
1,16
1,31
1,09
1,19
1,05
1,13
1,20
1,06
1,23
1,18
1,14
4.9 Mijn vrijwilliger laat mij wat ik zelf kan doen ook zelf doen
1,22
1,44
1,05
1,33
1,10
1,15
1,32
1,16
1,24
1,18
1,26
4.10 Ik heb een plek in het hart van mijn vrijwilliger
1,47
1,67
1,45
1,37
1,35
1,52
1,39
1,35
1,67
1,43
1,50
4.11 Mijn vrijwilliger weet een goede sfeer te maken
1,20
1,31
1,09
1,20
1,14
1,17
1,24
1,12
1,27
1,15
1,23
4.12 Mijn vrijwilliger heeft voldoende tijd voor mij
1,18
1,25
1,13
1,29
1,09
1,19
1,17
1,03
1,27
1,21
1,16
4.13 Ik mis mijn vrijwilliger als hij/zij er niet is
1,74
2,25
1,78
1,47
1,48
1,84
1,60
1,78
1,88
1,92
1,57
4.14 Mijn vrijwilliger heeft mij gemotiveerd
1,46
1,63
1,35
1,45
1,38
1,54
1,34
1,33
1,64
1,55
1,37
4.15 Mijn vrijwilliger ziet mij niet alleen als gedetineerde
1,15
1,20
1,09
1,19
1,05
1,09
1,23
1,16
1,15
1,11
1,18
4.16 Mijn vrijwilliger luistert goed
1,04
1,06
1,00
1,10
1,00
1,04
1,03
1,00
1,08
1,03
1,05
111
4.17 Mijn vrijwilliger komt de afspraken voor de gesprekken na
1,09
1,06
1,05
1,14
1,00
1,08
1,09
1,00
1,08
1,05
1,11
4.18 Ik hoop dat mijn vrijwilliger mij ook na mijn detentie blijft opzoeken
1,47
1,56
1,39
1,40
1,48
1,50
1,43
1,25
1,88
1,45
1,49
4.19 Ik denk dat mijn vrijwilliger mij ook na mijn detentie blijft opzoeken.
1,67
1,75
1,68
1,45
1,73
1,74
1,56
1,39
2,12
1,73
1,61
4.20 Mijn vrijwilliger vindt mij niet zo belangrijk [R]
1,24
1,25
1,17
1,29
1,19
1,15
1,37
1,18
1,20
1,21
1,28
4.21 Het doet mijn vrijwilliger persoonlijk niets als ik me rot voel [R]
1,24
1,31
1,26
1,29
1,14
1,17
1,34
1,21
1,24
1,26
1,23
4.22 Ik vind dat mijn vrijwilliger het altijd beter weet [R]
1,33
1,19
1,48
1,38
1,23
1,27
1,40
1,18
1,50
1,33
1,32
4.23 Ik vind mijn vrijwilliger bazig [R]
1,12
1,13
1,14
1,14
1,05
1,06
1,20
1,06
1,12
1,10
1,14
4.24 Een andere vrijwilliger kan het beter [R]
1,29
1,31
1,26
1,35
1,27
1,28
1,31
1,18
1,38
1,32
1,27
4.25 Als ik plotseling niet meer kom dan zal mijn vrijwilliger mij niet missen [R]
1,43
1,53
1,43
1,43
1,27
1,46
1,38
1,33
1,58
1,45
1,41
4.26 Mijn vrijwilliger geeft mij ongevraagd advies [R]
1,55
1,69
1,65
1,43
1,38
1,46
1,68
1,52
1,64
1,61
1,50
4.27 Mijn vrijwilliger neemt mij veel praktische zaken uit handen [R]
1,27
1,25
1,18
1,40
1,27
1,19
1,38
1,33
1,20
1,24
1,30
5.1 Ik vind de gesprekken met de vrijwilliger… (1 = uitstekend tot 5 = slecht)
1,41
1,56
1,35
1,48
1,32
1,38
1,47
1,36
1,54
1,41
1,42
5.3 Vind je dat de gesprekken voldoende opleveren? (1= ja, 2 = nee)
1,09
1,00
1,09
1,10
1,14
1,04
1,15
1,06
1,12
1,05
1,12
8,577
8,375
8,773
8,211
8,857
8,564
8,597
8,781
8,200
8,432
8,707
1,10
1,13
1,09
1,19
1,00
1,11
1,09
1,06
1,16
1,11
1,10
5.4 Hoe waardeer je de band met je vrijwilliger? (1-10) 5.5 Zou je je vrijwilliger aanraden aan een andere gedetineerde? (1 = ja, 2 = nee)
112