Langetermijnvisie integraal waterbeleid: insteek voor het Groenboek Beleidsplan CIW 39/05.07.2011/pt. 4.1 bijlage 1 def Ruimte Vlaanderen 1 Inleiding Op 28 januari 2011 keurde de Vlaamse Regering de startnota voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goed. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) wordt de opvolger van het huidige Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) (1997), dat samen met de gewestplannen uit de jaren ’70, het kader vormt voor het ruimtelijk ordeningsbeleid in Vlaanderen. Het beleidsplan zal een visie op lange termijn (horizon 2050) geven voor de Vlaamse ruimte. De startnota BRV was de eerste stap voor de uitwerking van een Groenboek BRV. Dat Groenboek zal eind 2011 klaar zijn. Op basis van het maatschappelijk debat dat over het Groenboek gevoerd zal worden, wordt een witboek opgesteld met de lange termijnvisie (2050) over de belangrijkste strategische keuzes die Vlaanderen zal moeten maken. Uit die visie zal een eerste BRV worden gedistilleerd met de concrete acties op korte termijn (2020). De startnota vermeldt dat de opmaak van een BRV geen afbreuk doet aan de verdere effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) dat in zijn geheel (en de onderliggende provinciale en gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen) de basis blijft voor ruimtelijke keuzes in Vlaanderen, zolang er geen nieuw strategisch beleidsplan bestaat. De opmaak van het Groenboek BRV is voor de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW) aanleiding om de relatie tussen water en ruimtelijke ordening nogmaals onder de aandacht te brengen. De Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW) is een overlegplatform tussen de diverse beleidsdomeinen en bestuursniveaus die bij waterbeleid betrokken zijn. Deze multidisciplinaire samenwerking maakt een integrale aanpak van het waterbeleid en waterbeheer mogelijk. De CIW is de bevoegde autoriteit, zoals bedoeld in de kaderrichtlijn Water en de Overstromingsrichtlijn, en bereidt de opmaak van de stroomgebiedbeheerplannen voor. Meer informatie over de CIW op www.integraalwaterbeleid.be. Deze nota formuleert een aantal krachtlijnen en aanbevelingen van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid in het kader van de voorbereiding van het Groenboek ‘Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’. 2 Startnota Beleidsplan Ruimte Vlaanderen in relatie tot integraal waterbeleid De startnota BRV beschrijft dat de maatschappelijke dynamiek allerlei ruimtevragen doet ontstaan vanuit één of meerdere ruimtegebruiken. Het actief bezig zijn met de gevolgen van het maatschappelijk functioneren op de ruimte en de ruimtevraag wordt als positief omschreven. De startnota stelt dat een langetermijnvisie het kader moet bieden om verantwoorde afwegingen en oplossingen te bieden en dat Vlaanderen nood heeft aan een stabiele visie die toch voldoende ruimte biedt om constructief aan te kijken tegen maatschappelijke evoluties. Specifiek met betrekking tot water wordt verwezen naar het terugdringen van overstromingsrisico’s, inclusief de mogelijke gevolgen van klimaatverandering, door een meer integrale benadering van de ruimte. Daarbij wordt ook verwezen naar de toenemende aandacht in het beleid voor toekomstverkenningen zoals Milieuverkenning 2030 en Natuurverkenning 2030.
1/8
Langetermijnvisie integraal waterbeleid: insteek voor het Groenboek BRV (vervolg)
De startnota geeft aan dat er nood is aan een integrerende benadering waarbij een afstemming op vlak van toekomstperspectief en gemeenschappelijke inhoudelijke doelen belangrijk is zonder de eigen beleidsfinaliteit van de diverse beleidsprocessen in vraag te stellen.
Inzake de nood aan een integrerende benadering zoals omschreven in de startnota onder punt 2.6, kan de CIW als overlegplatform voor het integraal waterbeleid bijdragen aan een gedeeld toekomstperspectief en een afstemming van gemeenschappelijke inhoudelijke doelen. Hierbij vraagt de CIW betrokkenheid bij beleidsvoorbereiding op lange termijn en korte termijn (procesfase). Hieronder worden een aantal krachtlijnen opgelijst. -
De CIW benadrukt de kansen en meerwaarden die water kan bieden bij ruimtelijke ordening.
-
De CIW vraagt om het watersysteem en wateraspecten in een zo vroeg mogelijke fase van het ruimtelijk planningsproces/inrichtingsproces mee te nemen.
-
De CIW benadrukt dat de integrale benadering van de ruimte voor het water niet alleen belangrijk is in het kader van het beperken van overstromingsrisico’s, maar ook voor andere doelstellingen van het integraal waterbeheer, zoals het beperken van droogte en waterschaarste, het bereiken van de vereiste ecologische toestand van waterlopen, …
-
De CIW beklemtoont het belang van water bij het ontwikkelen en handhaven van regelgeving op het vlak van ruimtelijke ordening en wonen.
3 Het integraal waterbeleid 3.1 Juridisch en organisatorisch kader De Europese kaderrichtlijn Water uit 2000 heeft tot doel om de watervoorraden, de waterkwaliteit en de aquatische ecosystemen in Europa veilig te stellen voor de toekomst. Daarbij dienen ook de gevolgen van overstromingen en droogten afgezwakt te worden. De Overstromingsrichtlijn uit 2007 beoogt een kader voor de beoordeling en het beheer van overstromingsrisico’s vast te stellen, ten einde de negatieve gevolgen van overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed en de economische bedrijvigheid, te beperken. Zowel de kaderrichtlijn Water als de Overstromingsrichtlijn zijn in Vlaanderen omgezet in het decreet betreffende het integraal waterbeleid (verder het decreet genoemd) van 18 juli 2003 en latere wijzigingen.
3.2 Plannen en beleidsdocumenten De eerste waterbeleidsnota werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 8 april 2005. Hierin tekende de Vlaamse Regering de krijtlijnen uit van haar visie op het waterbeleid in Vlaanderen. De waterbeleidsnota streeft naar een evenwicht tussen de ecologische, sociale en economische functies van watersystemen. De waterbeleidsnota wordt herzien op uiterlijk 22 december 2013. Een eerste generatie waterbeheerplannen werden goedgekeurd door de Vlaamse Regering bij besluiten van 30 januari 2009 (bekkenbeheerplannen), 8 oktober 2010 (stroomgebiedbeheerplannen) en 10 december 2010 (herziening bekkenbeheerplannen WestVlaanderen). Naar aanleiding van de overstromingen in november 2010 heeft de CIW op 12 mei 2011 een globale evaluatie overstromingen 2010 goedgekeurd. Dit document bevat een beschrijving van de belangrijkste overstromingsgebeurtenissen, een evaluatie met aanbevelingen voor het beleid en een
2/8
Langetermijnvisie integraal waterbeleid: insteek voor het Groenboek BRV (vervolg)
actieplan, met onder meer acties om ruimte voor water te vrijwaren. Het globale evaluatiedocument is beschikbaar via www.integraalwaterbeleid.be. De conclusies uit het evaluatierapport worden als bijlage 1 gevoegd. Naar aanleiding van het 8e Waterforum in februari 2011 met als thema “Adaptatie van het Vlaamse watersysteem aan klimaatverandering en bevolkingstoename: Welke kennis is er (nodig)?” heeft de CIW op 12 mei 2011 een aantal conclusies en een vervolgtraject goedgekeurd. Eén van de belangrijkste conclusies is de vraag naar een grotere impact vanuit het waterbeleid en –beheer in het volgende “Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen” (Beleidsplan Ruimte Vlaanderen) en op de regelgeving ruimtelijke ordening. De tweede generatie waterbeheerplannen worden opgemaakt tegen uiterlijk 22 december 2015. In Vlaanderen zullen overeenkomstig de bepalingen van het decreet de overstromingsrisicobeheerplannen geïntegreerd worden in de stroomgebiedbeheerplannen. In deze tweede generatie plannen zal meer aandacht gaan naar adaptatie aan klimaatverandering en het voorkomen van droogte en waterschaarste. 3.3 Instrumenten Het decreet introduceerde de watertoets, een instrument om vroegtijdig te informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van mogelijke schadelijke effecten van vergunningen, plannen en programma’s op het watersysteem. Zo moet men bij nieuwe woningen of bedrijfsgebouwen het hemelwater zo veel mogelijk hergebruiken of vasthouden. Bouwen in overstromingsgebieden wordt aan strenge voorwaarden onderworpen of in uitzonderlijke gevallen zelfs geweigerd. Het uitvoeringsbesluit met richtlijnen voor de toepassing van de watertoets wordt op dit ogenblik geoptimaliseerd. Bedoeling is te zorgen voor een vlottere en ook betere toepassing van de watertoets. Naast de aanpassing van het uitvoeringsbesluit werkt de CIW ook aan een pakket maatregelen om de watertoets verder uit te bouwen tot een krachtig instrument in de bescherming tegen wateroverlast. Daarnaast vormt het decreet het kader voor het beleid en de instrumenten om de nodige ruimte voor water te voorzien ten einde de doelstellingen van de kaderrichtlijn Water, de Overstromingsrichtlijn en het decreet te realiseren. Zo voorziet het decreet in de afbakening van overstromingsgebieden en bredere oeverzones in de stroomgebiedbeheerplannen en bekkenbeheerplannen. Daarbij is ook een koppeling voorzien met de ruimtelijke ordening door te voorzien in een timing voor de vereiste ruimtelijke uitvoeringsplannen voor het bindende gedeelte van de waterbeheerplannen. Om de afbakening van overstromingsgebieden en oeverzones in de praktijk te ondersteunen, voorziet het decreet in de instrumentenmix onteigening, recht van voorkoop, aankoopplicht en vergoedingsplicht. In het kader van de vereenvoudiging en optimalisatie van de regelgeving voor het integraal waterbeleid heeft de CIW in 2011 een voorstel uitgewerkt om ook tussentijds aan de vaststelling van de waterbeheerplannen overstromingsgebieden en oeverzones te kunnen afbakenen en voor een meer gebiedsgerichte invulling van oeverzones via oeverzoneprojecten. 4 Ruimtelijke ordening en integraal waterbeleid Het is essentieel dat het uitgangspunt water als fysisch structurerend element aanvaard en toegepast wordt en er voldoende ruimte voor het watersysteem wordt voorzien. Dit betekent dat het watersysteem (mee) bepalend moet zijn bij de keuzes inzake ruimtelijke planning en inrichting van een gebied. Ondanks het feit dat het principe “eerst vasthouden, dan bergen, en tenslotte (vertraagd) afvoeren” in allerlei beleidsdocumenten als principe naar voor wordt geschoven, wordt de “afvoerals-eerste-oplossing” nog veel te veel toegepast. Problemen worden hierbij afgewenteld naar afwaartse gebieden.
3/8
Langetermijnvisie integraal waterbeleid: insteek voor het Groenboek BRV (vervolg)
De watertoets is een instrument om schadelijke effecten als gevolg van een verandering in de toestand van het oppervlaktewater, het grondwater of de waterafhankelijke natuur te beoordelen. De watertoets is een belangrijk preventief instrument in de aanpak van wateroverlast, voor het vrijwaren van de ruimte voor water en voor een brongerichte aanpak- via hergebruik en infiltratie van het hemelwater en berging en buffering. Hierbij wordt ingezet op de meest effectieve gebiedsgerichte oplossing, bij voorkeur in eigen gebied. . Keuzes voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting hebben belangrijke implicaties voor de benodigde infrastructuur, waaronder de riolerings- en drinkwaterinfrastructuur. Zo kunnen keuzes over hoe verspreid bebouwing in de toekomst mag zijn (zeker in combinatie met de voorspelde bevolkingsgroei met 12% in Vlaanderen uit de toekomstverkenningen van MIRA) leiden tot verregaande consequenties voor de kosten van nutsvoorzieningen (riolering, drinkwaterinfrastructuur) met eventueel bijkomende lasten voor de bevolking. Lokaal vasthouden van water is en blijft een aandachtspunt. Zowel op het platteland als in stedelijk gebied. In stedelijk gebied op kleine schaal ruimte geven aan water impliceert keuzes over hoe compact het stedelijk gebied kan zijn. (‘Ruimte maken’ in de stad kan ook implicaties hebben voor de huidige saneringsinfrastructuur). De meeste Vlaamse waterlichamen hebben een verminderde structuurkwaliteit omwille van hydromorfologische aanpassingen (bijv. rechttrekkingen) in het verleden. Het intensieve landgebruik en de verstedelijking van ons landschap maken het herstel van de natuurlijke dynamiek van waterlopen niet overal haalbaar of wenselijk. Een oeverzone tussen de waterloop en het aanpalende ruimtegebruik is een van de instrumenten, die toelaten gebiedsgericht meer dynamiek te creëren en kan bijdragen tot het verminderen van aanwezige verontreiniging naar de waterloop en het bereiken van de goede watertoestand. Water bepaalt mee de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van een gebied. Waterlopen, waterwegen en waterplassen bieden heel wat mogelijkheden op het vlak van recreatie op en langs het water en herbergen waardevol landschappelijk en cultuurhistorisch erfgoed. Het opnieuw zichtbaar maken van water in de bebouwde omgeving versterkt de belevingswaarde van water en draagt bij tot een hogere waardering voor water. Open water in de stad is ook van betekenis als ecologische verbinding tussen de stad en de omliggende gebieden. De verdere implementatie van het integraal waterbeleid in Vlaanderen heeft nood aan een breed maatschappelijk draagvlak. Dit draagvlak verhoogt de bereidheid van burgers en sectoren om inspanningen te leveren ten voordele van het watersysteem. Het is belangrijk dat het publiek geïnformeerd en gesensibiliseerd wordt over en bewust gemaakt wordt van de beleidsdoelstellingen en het gevoerde beleid, teneinde te komen tot een gedragswijziging. Communicatie vanuit ruimtelijke ordening die de watergerelateerde aspecten meeneemt vormt een opportuniteit. Bij de ruimtelijke implementatie van het integraal waterbeleid worden de ruimtelijke vragen van diverse beleidsvelden mee afgewogen en zo maximaal mogelijk geïntegreerd zonder de doelstellingen van integraal waterbeleid in het gevaar te brengen. Bij het reserveren van ruimte voor het watersysteem (bijvoorbeeld voor de bescherming tegen wateroverlast) en voor de waterinfrastructuur (bijvoorbeeld voor drinkwaterwinning) wordt in het bijzonder aandacht besteed aan multifunctionaliteit en het creëren van win-winsituaties om onder meer verantwoorde synergie van functies tot stand te brengen.
4/8
Langetermijnvisie integraal waterbeleid: insteek voor het Groenboek BRV (vervolg)
Hieronder worden een aantal aanbevelingen meegegeven als input vanuit het integraal waterbeleid voor de opmaak van het Groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen:
m.b.t. de uitdagingen voor het ruimtelijk beleid: -
-
-
-
-
Zorg dat het uitgangspunt ‘water als fysisch structurerend element’ gedragen wordt en toegepast wordt in alle gebieden en op alle niveaus, rekening houdend met de leidraad ‘eerst vasthouden, dan bergen en tenslotte (vertraagd) afvoeren’. Neem water (zowel het watersysteem als de waterketen) als belangrijk element mee van bij de projectfase bij de inrichting van een gebied. Voorzie nieuwe mogelijkheden voor ruimte voor water in verschillende gebieden en op de verschillende schaalniveaus (huisniveau, straatniveau, wijkniveau, …).waarbij gestreefd wordt naar multifunctionaliteit,ruimte-efficiënte aanpak en integratie van de verschillende ruimtelijke doelstellingen. Hou bij keuzes voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting voldoende rekening met de implicaties voor de waterinfrastructuur (bijvoorbeeld de capaciteit van de toevoerleidingen voor drinkwater en de mogelijkheden tot uitbreiding). De ondergrond wordt door een sterk toegenomen ruimtevraag steeds intensiever gebruikt, onder meer voor ondergrondse constructies, allerhande leidingen en bekabeling, energieopslag, …. Deze toenemende druk vraagt meer aandacht voor een zorgvuldige inrichting en gebruik van de ondergrond. Maak gebruik van de informatie vanuit het integraal waterbeleid (watertoetsadviezen, toetsing signaalgebieden, overstromingsrisicokaarten en overstromingsgevaarkaarten,…) voor de onderbouwing van de keuzes in ruimtelijke planning en inrichting.
m.b.t. de instrumenten voor het ruimtelijk beleid: -
-
Voorzie de nodige (financiële) instrumenten of pas bestaande aan om de uitdagingen en de afstemming tussen de te realiseren doelen en het ruimtegebruik te bewerkstelligen en implementeren. Zorg ervoor dat de aankoop en afbraak van gebouwen in overstromingsgebied tot de mogelijkheden behoort.
m.b.t. het stedelijk gebied/het platteland: -
Vrijwaar nog niet bebouwde overstroombare oppervlakte (valleigebieden). Weeg de mogelijkheden, de noodzaak aan en de invulling van bredere oeverzones tussen de waterloop en het intensieve aanpalende landgebruik gebiedsgericht af. Geef bijzondere aandacht aan water in de stad als onderdeel van duurzame en adaptieve steden. Geef bijzondere aandacht aan het recreatief medegebruik van watersystemen, met respect voor de draagkracht van het gebied.
m.b.t. de communicatie -
-
5/8
Communiceer de kennis over watersystemen en watergerelateerde aspecten naar plannenmakers, bestuurders, projectontwikkelaars, … zodat zij hiermee kunnen rekening houden bij hun locatiekeuze en ontwerp. Neem in de communicatie vanuit ruimtelijke ordening altijd de watergerelateerde aspecten mee.
Langetermijnvisie integraal waterbeleid: insteek voor het Groenboek BRV (vervolg)
(bijlage 1) Conclusies bij het CIW rapport globale evaluatie overstromingen 2010 Naar aanleiding van de zware overstromingen die Vlaanderen getroffen hebben in november 2010 stelde de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid als belangrijk overlegplatform voor het integraal waterbeleid in Vlaanderen een globale evaluatie van de overstromingen van november 2010 op. Deze globale evaluatie is het resultaat van een intense samenwerking van alle bij het integraal waterbeleid betrokken instanties die ertoe leidde dat alle informatie van de waterbeheerders, de overlegstructuren van het integraal waterbeleid en de crisiscellen op korte termijn geïntegreerd en gestructureerd werd samengebracht: het HIC (Hydrologisch Informatiecentrum) van het Waterbouwkundig Laboratorium (WL) (departement MOW) zette helikoptervluchten in voor geogerefereerde video-opnames van de overstromingen, de bekkensecretariaten verzamelden alle overstromingsgegevens beschikbaar bij de gemeenten en inventariseerden die gegevens in het overstromingsloket van de VMM, het WL en de VMM stelden overstromingsrapporten op, de provinciale crisiscellen evalueerden de aanpak van de crisissituatie, de CIW had medio december 2010 een evaluatie op hoofdlijnen van de overstromingen beschikbaar enz. In de periode van 9 tot 16 november 2010 werden op meerdere waterlopen in Vlaanderen de historisch maximale peilen van de voorbije decennia een 10-tal cm of zelfs meer overschreden. De waterbouwkundige infrastructuur op de waterlopen werd aangesproken en quasi alle gecontroleerde overstromingsgebieden dienden volledig gevuld te worden, wat echter niet kon verhinderen dat er zeer grote overstromingsschade werd aangericht. Ondanks de initiatieven die lopen in uitvoering van het waterbeheersingsbeleid, dat er op gericht is wateroverlast zoveel mogelijk te voorkomen, werden verschillende plaatsen in Vlaanderen in november 2010 en januari 2011 door wateroverlast getroffen. Vooral de Dender en het systeem van Zenne-Zeekanaal werden getroffen door zware overstromingen. In de maanden voorafgaand aan de was van midden november viel er in de laatste twee decades van augustus en de eerste van september beduidend meer neerslag dan normaal. Op het terrein werden acties ondernomen om de wateroverlast zoveel mogelijk te beperken. De overstromingen van november 2010 hebben duidelijk aangetoond dat volgende aspecten voor Vlaanderen cruciale aspecten blijven in het kader van de aanpak van de overstromingsproblematiek: - over voldoende ruimte voor water beschikken en zoveel mogelijk water aan de bron vasthouden - terugdringen van de veiligheidsrisico’s bij wateroverlast en tegelijkertijd voorkomen en beperken van watertekort door een goed werkende infrastructuur en onderhoud; - betrouwbare voorspellings- en waarschuwingssystemen en verbeteren van de crisiscommunicatie; - optimaliseren van de samenwerking op verschillende schaalniveaus; - belang van meetresultaten en databeheer; - juridische instrumenten. Ondanks het feit dat het principe “eerst vasthouden, dan bergen, en tenslotte (traag) afvoeren” in allerlei beleidsdocumenten als principe naar voor wordt geschoven, wordt de “afvoer-als-eersteoplossing” nog veel te veel toegepast. Problemen worden hierbij afgewenteld naar afwaartse gebieden. Vlaanderen heeft nood aan extra overstromingsgebieden om piekdebieten te kunnen opvangen. Er is onvoldoende buffercapaciteit voorzien bij grote verhardingen zoals parkings, verkavelingen enz. maar ook bij (grote) gewestwegen. De vele investeringen van de waterbeheerders in waterbouwkundige infrastructuur lonen: uitgevoerde ingrepen hebben tijdens de crisissituatie van november 2010 immers erger kunnen voorkomen. De bestaande gecontroleerde overstromingsgebieden, de waterbeheersingsinfrastructuur en de automatische sturing van de infrastructuur hebben goed gefunctioneerd maar de bestaande gecontroleerde overstromingsgebieden bleken voor heel wat waterlopen te klein. Om het hoofd te kunnen bieden aan de wateroverlastproblemen is het van fundamenteel belang dat er verder en/of versneld uitvoering gegeven wordt aan de reeds bestaande en door de Vlaamse Regering goedgekeurde waterbeheerplannen (stroomgebiedbeheerplannen, bekkenbeheerplannen,
6/8
Langetermijnvisie integraal waterbeleid: insteek voor het Groenboek BRV (vervolg)
SIGMAplan) die tal van acties bevatten die tot doel hebben de overstromingsproblematiek aan te pakken. Verschillende waterlopen en infrastructuur liepen schade op tijdens de overstromingen van november 2010. Dit brengt met zich mee dat heel wat herstel- en onderhoudsmaatregelen aan de waterlopen en de infrastructuur noodzakelijk zijn. Onvoldoende financiële middelen maar ook de vigerende wetgeving mbt stedenbouw, natuur, bodem, afval en water zorgen meermaals voor vertraging in de uitvoering van maatregelen op het terrein. Met het oog op het verkorten en minder complex maken van procedures heeft de CIW een aanpassing van het besluit “werken van algemeen belang en voor lijninfrastructuur en nutsvoorzieningen” voorbereid. Deze aanpassing heeft tot doel de doorlooptijd van vergunningen voor werken aan onbevaarbare waterlopen (overstromingsgebieden, oeverzones vispassages…) te versnellen. In deze context is het ook van belang om snel werk te maken van de concretisering van de visienota “versnellen investeringsprojecten” van de Vlaamse Regering. De crisissituatie van november brengt ook een bijsturing mee van te nemen maatregelen: verschuiving in prioriteiten, nieuwe acties die moeten genomen worden enz. Met het oog hierop besteden de bekkenvoortgangsrapporten 2010, die de uitvoering van de bekkenbeheerplannen jaarlijks opvolgen, bijzondere aandacht aan de overstromingen van 2010 en geven voor het bekken zo nodig een bijsturing aan van de prioritering van de acties ikv overstromingsproblematiek. De bevolking tegen elk overstromingsrisico indekken is niet mogelijk, maar we mogen niet berusten. Er dienen beleidsmatige keuzes gemaakt te worden over de in de toekomst te hanteren veiligheidsnorm voor ontwerpen van waterloopinfrastructuur. Veiligheidsnormen zullen binnen de CIW concreet uitgewerkt worden in het kader van de opmaak van de overstromingsrisicobeheerplannen als onderdeel van de volgende generatie stroomgebiedbeheerplannen. De overstromingsrisicobeheerplannen worden in uitvoering van de Europese Overstromingsrichtlijn (ORL) tegen eind 2015 uitgevoerd. Tegen eind 2011 zullen overstromingsrisicobeheerdoelstellingen, tegen eind 2012 overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten worden opgemaakt. Hiermee wordt verder gewerkt aan een globaal kader voor de beoordeling en het beheer van overstromingsrisico’s ten einde de negatieve gevolgen van die overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed en de economische bedrijvigheid te beperken. Communicatie naar de burgers toe over de inschatting van het risico op wateroverlast kan verbeteren. Potentiële kopers van gronden en gebouwen moeten zich vooraf voldoende kunnen informeren. De CIW zal hiervoor onder meer een aanpassing van het decreet Integraal waterbeleid voorbereiden waarbij een informatieplicht aan de instrumenterende ambtenaren en de verkopers wordt opgelegd. Tijdens de crisissituatie van november 2010 hebben de overstromingsvoorspellers van de VMM en het voorspellingssysteem van het HIC en het RIS hun nut bewezen. De gewestelijke waterbeheerders (W&Z, DS, HIC en VMM) stonden borg voor een goed werkende permanentieregeling tijdens de wateroverlast in november. Ook de lokale waterbeheerders en crisiscellen hebben goed gewerkt Met het oog op de verdere stroomlijning van de crisiscommunicatie bij (dreigende) overstromingen werkt de CIW ism alle waterbeheerders en hulpen crisisdiensten bij steden en provincies aan één portaalsite en informatieplatform crisiscommunicatie met een afgeschermd gedeelte voor waterbeheerders en hulpdiensten. Met het oog op een verdere optimalisatie van de nood- en interventieplanning zullen BNIP voor overstromingen in overleg met de waterbeheerders verder worden uitgewerkt en gezamenlijke oefeningen worden georganiseerd. Globaal beschouwd verliep tijdens de overstromingscrisis van november 2010 de samenwerking tussen de waterbeheerders en hulpdiensten en tussen de waterbeheerders onderling goed. Ook met de waterbeheerders van andere gewesten en landen is algemeen gesteld goed samengewerkt tijdens de overstromingscrisis. Belangrijke gegevens zoals actuele waterstanden en afvoeren waren algemeen beschouwd steeds beschikbaar. De diverse websites van de hydrologische diensten in Vlaanderen en daarbuiten werkten goed.
7/8
Langetermijnvisie integraal waterbeleid: insteek voor het Groenboek BRV (vervolg)
De watertoets is een zeer belangrijk juridisch instrument voor het vrijwaren van de ruimte voor water en voor een brongerichte aanpak van de hemelwaterafvoer. De watertoets heeft zijn nut bewezen maar dient verder uitgebouwd te worden tot een krachtig instrument. De CIW heeft met dit doel de watertoets inhoudelijk geëvalueerd en zal de wenselijkheid en de mogelijkheden van een watertoetsruilverkaveling onderzoeken. Voor de vergunning- en adviesverleners zal de CIW richtlijnen opstellen voor de uitvoering van de watertoets en waarbij de doorvertaling van de bekkenen stroomgebiedbeheerplannen in de advisering een belangrijk aandachtspunt zal vormen. De watertoetskaarten worden geactualiseerd en het internetinstrument watertoets vernieuwd. Er wordt voorgesteld om het Rubiconfonds terug operationeel te maken en te heroriënteren, waardoor het kan ingezet worden om in een financiële vergoeding te voorzien ten gevolge planschade. De gewestelijke stedenbouwkundige verordening, een ander belangrijk juridisch instrument ikv een brongerichte aanpak van de hemelwaterafvoer, dient meer te focussen op het ter plaatse vasthouden van hemelwater. De CIW werkt hiervoor aan een aangepaste stedenbouwkundige verordening in functie van het langer vasthouden en plaatselijk infiltreren van hemelwater. Deze aanpassingen zijn in afstemming met de code van goede praktijk voor rioolstelsels die momenteel door de CIW geactualiseerd wordt en waarbij duidelijke richtlijnen zullen opgenomen worden inzake noodzakelijke buffercapaciteit, de aanleg en inrichting van infiltratiebekkens enz. Erosiebestrijdingsmaatregelen, die naast hun belangrijke rol bij de beperking van slibaanvoer naar waterlopen en riolen ook zorgen voor een vertraagde afvoer, dienen versneld uitgevoerd te worden en er wordt bekeken of de uitvoering van bepaalde erosiebestrijdingswerken afdwingbaar moet worden gemaakt. De CIW zal ook prioritair werk maken van een uitvoeringsbesluit bij het decreet Integraal waterbeleid dat het in de praktijk mogelijk maakt om de financiële instrumenten (aankoopplicht, vergoedingsplicht) in te zetten voor overstromingsgebieden die nog niet in detail afgebakend werden in de bekkenbeheerplannen.
8/8