Provincie Gelderland
Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Voorwoord
[Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp, bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie]
N309 ’t Harde en Oostendorp
De N309 loopt door de bebouwde kom van ’t Harde en Oostendorp. Het dagelijks verkeer op deze doorgaande weg tussen de A28 en Elburg zet de leefbaarheid in de kernen van ’t Harde en Oostendorp onder druk. Met name tijdens de spits vormen zich vaak files. De weg is in 2008 in het kader van groot onderhoud aangepakt en heringericht, maar daarmee zijn nog niet alle problemen opgelost. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben daarom in 2009 besloten geld beschikbaar te stellen voor de verdere aanpak van de N309 bij 't Harde. Aanpak In 2010 heeft de provincie samen met de gemeente Elburg verschillende opties verkend, variërend van het verbeteren van de huidige weg tot verschillende alternatieven voor een rondweg. Op basis van deze verkenning hebben Provinciale Staten op 16 februari 2011 besloten om: 1. zo snel mogelijk te starten met het opnieuw inrichten van de aansluiting A28-N309; 2. een milieueffectrapport (MER) op te stellen waarin de gevolgen worden onderzocht van de verschillende alternatieven voor mens, milieu, natuur en verkeer; 3. onderzoek te doen naar de effecten van een rondweg voor winkels en bedrijven in ’t Harde; 4. eind 2012 een onderbouwde tracékeuzenotitie aan het provinciebestuur voor te leggen op basis van de verrichte onderzoeken. De tracékeuzenotitie wordt opgesteld op basis van complete en actuele informatie. Hiervoor laat de provincie diverse onderzoeken uitvoeren door externe bureaus. Deze bureaus zijn volledig onafhankelijk in de uitvoering van het onderzoek en de interpretatie van de onderzoeksresultaten. Dit rapport De provincie heeft bureau Witteveen+Bos geselecteerd om het onderzoek op het gebied van landschap en cultuurhistorie te verrichten. De resultaten van dit onderzoek zijn, samen met andere milieuonderzoeken, verwerkt in het MER. De onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage zal de kwaliteit van het MER en de deelonderzoeken beoordelen en daarover een openbaar advies geven. Uiteindelijke tracéafweging Op basis van het MER, overige onderzoeken, kostenramingen en input van bewoners stelt de provincie, in overleg met de betrokken gemeenten, een tracékeuzenotitie op. Hierin zet de provincie alle onderzoeksresultaten op een rij en weegt ze de verschillende belangen tegen elkaar af. Het is uiteindelijk aan Provinciale Staten om een keuze te maken voor één van de alternatieven.
Met vriendelijke groet, Pieter-Jan van der Eijk Meer informatie Esther Beugelink Telefoon: (026) 359 8207 E-mail:
[email protected] www.gelderland.nl/n309
INHOUDSOPGAVE
blz.
1. INLEIDING 1.1. Aanleiding MER N309 1.2. Toelichting alternatieven 1.3. Onderzoeks- en studiegebied landschap en cultuurhistorie 1.4. Leeswijzer
1 1 1 4 4
2. BELEIDSKADER 2.1. Overzicht wettelijk- en beleidskader 2.2. Nadere beschouwing waardevolle landschappen en waardevolle open gebieden
5 5 12
3. BEOORDELINGSKADER EN METHODIEK 3.1. Overzicht beoordelingskader 3.2. Landschap 3.3. Cultuurhistorie
17 17 18 20
4. REFERENTIESITUATIE 4.1. Ontstaan van het landschap 4.2. Het landschap in de huidige situatie 4.3. Cultuurhistorie in de huidige situatie 4.4. Archeologie in de huidige situatie 4.5. Autonome ontwikkelingen 4.6. Samenvatting referentiesituatie Landschap en cultuurhistorie
23 23 25 32 37 41 41
5. EFFECTEN EN EFFECTBEOORDELING `T HARDE 5.1. Landschapstype, -structuur en ruimtelijk-visuele kenmerken 5.2. Aardkundige waarden 5.3. Historische geografie 5.4. Historische (steden)bouwkunde 5.5. Archeologie 5.6. Overzicht effectbeoordeling 5.7. Raakvlakken Oostendorp 5.8. Gevoeligheidsanalyse scenario’s 5.9. Samenvatting effectbeoordeling
43 43 48 50 52 54 56 57 57 57
6. EFFECTEN EN EFFECTBEOORDELING OOSTENDORP 6.1. Landschapstype, -structuur en ruimtelijk-visuele kenmerken 6.2. Aardkundige waarden 6.3. Historische geografie 6.4. Historische (steden)bouwkunde 6.5. Archeologie 6.6. Overzicht effectbeoordeling 6.7. Raakvlakken `t Harde 6.8. Gevoeligheidsanalyse scenario’s 6.9. Samenvatting effectbeoordeling
59 59 61 61 63 64 66 66 66 66
7. OPTIMALISERENDE, MITIGERENDE EN COMPENSERENDE MAATREGELEN 7.1. Mitigerende maatregelen 7.1.1. Landschap 7.1.2. Cultuurhistorie 7.2. Compenserende maatregelen
67 67 67 68 68
8. LEEMTEN IN KENNIS EN EVALUATIE
71
9. LITERATUUR
73
laatste bladzijde
73
BIJLAGEN -
aantal blz.
1.
INLEIDING Dit rapport is een achtergrondrapportage bij het milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp. Deze achtergrondrapportage gaat in op de thema’s landschap en cultuurhistorie (inclusief archeologie).
1.1.
Aanleiding MER N309 De provinciale weg N309 (Eperweg) loopt door de bebouwde kom van de kernen ’t Harde en Oostendorp. Door de ligging van de weg en de autonome verkeersgroei is er sprake van knelpunten op het gebied van verkeersdoorstroming en leefbaarheid in de kernen. In 2010 heeft de provincie Gelderland een uitgebreide verkennende studie uitgevoerd met als doel alternatieven te vinden met het grootste oplossende vermogen voor de problematiek van de N309. Op basis van de verkenning zijn de alternatieven geselecteerd die in het MER worden onderzocht en afgewogen. Afbeelding 1.1. Ligging N309 ’t Harde en Oostendorp
1.2.
Toelichting alternatieven In het MER voor de planuitwerking N309 is het tracé opgedeeld naar een deeltraject ’t Harde (aansluiting A28 tot aansluiting N308) en een deeltraject Oostendorp (aansluiting N308 tot het Veluwemeer). Voor beide deeltrajecten zijn verschillende alternatieven onderzocht. Deze paragraaf geeft een korte toelichting op de alternatieven en op de gehanteerde groeiscenario’s. Afbeelding 1.2 geeft een overzicht van het plangebied met de ligging van de alternatieven.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
1
Alternatieven ’t Harde De volgende alternatieven zijn onderzocht voor deeltraject ’t Harde: - alternatief 0+: optimalisatie huidig tracé. Referentiesituatie aangevuld met optimalisatiemaatregelen op het bestaande tracé voor vergroting van de capaciteit van de kruispunten en volledige reconstructie van de aansluiting bij de A28; - alternatief 1: opwaardering huidig tracé. Alternatief 0+ aangevuld met de realisatie van twee fietstunnels en het afsluiten van de twee zijwegen bij aansluiting van deze tunnels (Oude Bovendwarsweg en Eikenlaan in ’t Harde) en enkele (beperkte) aanvullende kruispuntoptimalisaties; - alternatief 2: korte rondweg op maaiveld. Referentiesituatie aangevuld met de realisatie van een korte rondweg aan de noordoostzijde rond ’t Harde en volledige reconstructie van de aansluiting bij de A28; ⋅ variant 2 verdiept: alternatief 2 met een gedeeltelijk verdiepte ligging; - alternatief 2 noord kort. Alternatief 2 met een verkorte noordelijke aansluiting; ⋅ variant 2 noord kort verdiept: alternatief 2 noord kort met een gedeeltelijk verdiepte ligging; - alternatief 5: lange rondweg. Referentiesituatie aangevuld met de realisatie van een lange rondweg aan de noordoostzijde rond ’t Harde en volledige reconstructie van de aansluiting bij de A28. De alternatieven voor deeltraject ’t Harde zijn in alle effectenstudies gecombineerd met de referentiesituatie in Oostendorp. In de effectbeschrijving wordt ingegaan op de raakvlakken tussen de deeltrajecten. Alternatieven Oostendorp De volgende alternatieven worden onderzocht voor deeltraject Oostendorp: - alternatief 1: opwaardering huidig tracé. Referentiesituatie aangevuld met maatregelen op het bestaande tracé voor vergroting van de capaciteit van de kruispunten (beperkte optimalisaties, binnen het bestaande ruimtegebruik); - alternatief 2a: rondweg 2a. Referentiesituatie aangevuld met de realisatie van een rondweg aan de zuidzijde rond Oostendorp (verder van de kern Oostendorp dan rondweg 2b); - alternatief 2b: rondweg 2b. Referentiesituatie aangevuld met de realisatie van een rondweg aan zuidzijde rond Oostendorp (dichterbij de kern Oostendorp dan rondweg 2a); - alternatief 2b kort: rondweg 2b met een verkorte westelijke aansluiting. Dit alternatief wordt kwalitatief beoordeeld op basis van de resultaten voor alternatief 2b. Alternatief 2b kort volgt het oostelijk deel van alternatief 2b, maar sluit richting het westen eerder weer aan op het bestaande tracé (ter hoogte van de Zwolscheweg). De alternatieven voor deeltraject Oostendorp zijn in alle effectenstudies gecombineerd met de referentiesituatie in ’t Harde, aangevuld met volledige reconstructie van de aansluiting bij de A28. In de effectbeschrijving wordt ingegaan op de raakvlakken tussen de deeltrajecten.
2
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Afbeelding 1.2. Plangebied inclusief alle alternatieven
Elburg Oostendorp
Oldebroek
Hoge Enk
‘t Harde
Groeiscenario’s In het MER wordt vooruitgekeken (ook wel aangeduid als 'zichtjaar') naar 2030. Het jaar 2030 is het prognosejaar van het gebruikte verkeersmodel en wordt daarom gehanteerd als zichtjaar voor alle milieueffecten. De ontwikkeling van het verkeer hangt sterk samen met de ontwikkeling van de economie. Als deze groeit, groeit ook het autoverkeer. De economie tot 2030 laat zich echter moeilijk voorspellen. In het MER wordt daarom gewerkt met twee economische groeiscenario’s (WLO-scenario’s)1: - het lage groeiscenario (‘Regional Communities’ of RC-scenario); - het hoge groeiscenario (‘Global Economy’ of GE-scenario). De effecten van de verkeersgerelateerde aspecten (geluid, lucht, verkeersafwikkeling en veiligheid, externe veiligheid en gezondheid) zijn met het hoge groeiscenario doorgerekend, zodat de worst-case effecten in beeld worden gebracht. In de effectbeschrijving wordt ingegaan op de effecten als de economie zich volgens het lage economische scenario ontwikkelt met een kwalitatieve gevoeligheidsanalyse.
1
Scenario’s voor Welvaart en LeefOmgeving, opgesteld door de gezamenlijke planbureaus in 2006
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
3
1.3.
Onderzoeks- en studiegebied landschap en cultuurhistorie Het plangebied ligt in het noordelijk deel van het Nationaal Landschap de Veluwe, op de overgang van hoog naar laag. Door deze overgang zijn er zeer specifieke landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig. In deze rapportage wordt ingegaan op de facetten: - landschapstypen en structuur; - ruimtelijke visuele kenmerken; - aardkundige vormen en gebieden; - historische geografie; - historische bouwkunde; - archeologie. Studiegebied Omdat de uitstralingseffecten op het gebied van landschappelijke en cultuurhistorische waarden relatief gering zijn betreft het studiegebied het plangebied en de directe omgeving ervan. Structuren of complexen die aan of nabij de weg of een alternatief tracé liggen worden, voor zover relevant, wel in hun geheel meegenomen.
1.4.
Leeswijzer In de volgende hoofdstukken wordt ingegaan op: - hoofdstuk 2 Het beleidskader: toelichting op de relevante beleidsdocumenten, wet- en regelgeving; - hoofdstuk 3 Het beoordelingskader en methodiek: toelichting op de criteria die in de effectenstudie zijn onderzocht en de onderzoeks- en beoordelingsmethodiek; - hoofdstuk 4 Referentiesituatie: beschrijving van de huidige situatie en autonome ontwikkeling voor ’t Harde en Oostendorp; - hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 Effecten en effectbeoordeling: toelichting op en beoordeling van de effecten van de alternatieven voor respectievelijk ’t Harde en Oostendorp; - hoofdstuk 7 Optimaliserende, mitigerende en compenserende maatregelen: voorstellen voor deze maatregelen op basis van de effectbeoordeling; - hoofdstuk 8 Leemten in kennis en informatie; - hoofdstuk 9 Literatuur.
4
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
2.
BELEIDSKADER
2.1.
Overzicht wettelijk- en beleidskader Voor de aanpassing van de N309 is wet- en regelgeving en beleid op nationaal, provinciaal en lokaal niveau van belang. Tabel 2.1. Beleidskader wet/beleidsstuk
vastge-
jaar
uitleg en relevantie voor de N309
1994
De bescherming van het architectonische erfgoed is een essentieel
steld door verdrag van Grana-
Rijk
da (Raad van Euro-
doel van de ruimtelijke ordening: niet alleen bij de planologische uit-
pa)
werking, maar ook bij het vormgeven aan ontwikkelingen. Het wetsvoorstel Modernisering Monumentenzorg dat per 1 januari 2012 in werking treedt werkt enkele van de verdragspunten uit. Verdrag is onderbouwing voor het opnemen van historische bouwkunde in dit rapport.
verdrag van Malta/
Rijk
1992
In het verdrag is de omgang met het Europees archeologisch erfgoed
Conventie van Val-
geregeld. Dit heeft zijn doorwerking gekregen in de Monumentenwet
letta (Raad van Eu-
1988. De essentie is dat voorafgaand aan de uitvoering van plannen
ropa)
onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden en daar in de ontwikkeling van plannen zoveel mogelijk rekening mee te houden. Verdrag is onderbouwing voor het opnemen van archeologie in dit rapport.
Europese Land-
Rijk
2005
Nederland heeft dit verdrag in 2005 geratificeerd. Nederland heeft
schapsconventie
zich verplicht in wetgeving de betekenis van landschappen te erken-
(Raad van Europa)
nen, landschapsbeleid te formuleren en te implementeren, procedures in te stellen voor inspraak en landschap te integreren in beleid dat gevolgen heeft voor het landschap. De ELC werkt ondermeer door in de Nederlandse Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Verdrag is onderbouwing voor het opnemen van landschap (en cultuurhistorie) in dit rapport.
structuurvisie Infra-
Rijk
2012
structuur en Ruimte
Eén van de hoofddoelen in de structuurvisie is het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven. Het Rijk is verantwoordelijk voor cultureel en UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap ligt vanaf nu bij de provincies. De kern Elburg heeft een beschermd dorpsgezicht. In het plangebied liggen meerdere rijksmonumenten.
'Kiezen voor karak-
Rijk
2011
De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruim-
ter, Visie erfgoed en
te. Het doel van deze visie is tweeledig. In de eerste plaats maakt het
ruimte'
Rijk duidelijk welke belangen hij in de gebiedsgerichte erfgoedzorg zelf behartigt, welke prioriteiten hij stelt en hoe hij wil samenwerken met publieke en private partijen. In de tweede plaats legt het Rijk met deze visie een basis voor een gedeeld referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer.
nota Ruimte
Rijk (vervallen)
2006
In deze nota (inmiddels vervallen) waren gebieden die over bijzondere kwaliteiten beschikken aangewezen als Nationale landschappen. Het plangebied van de N309 was onderdeel van het Nationale landschap ‘de Veluwe’.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
5
wet/beleidsstuk
vastge-
jaar
uitleg en relevantie voor de N309
steld door Hiervoor worden in de Nota Ruimte de volgende kernkwaliteiten benoemd: -
schaalcontrast van zeer open naar besloten;
-
actieve stuifzanden;
-
de grote en aaneengeslotenheid van het bos.
Dit beleidsstuk is nog van belang omdat de provincie de begrenzing van het Nationale landschap in de geldende structuurvisie (Streekplan) verder heeft uitgewerkt. nota Belvedere
Rijk
In deze nota, die inmiddels feitelijk niet meer van kracht is, is de aan-
(vervallen)
zet gegeven om cultuurhistorie als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen te benutten. Het gaat daarbij om behoud door ontwikkeling; nieuwe ontwikkelingen aanwenden om de cultuurhistorische identiteit van een gebied te behouden en te versterken. De nota benoemt Belvederegebieden, waarvan enkele in de Nota Ruimte (2006, vervallen) weer zijn benoemd tot nationale landschappen. Het gedachtegoed van deze nota heeft de basis gevormd voor regionaal beleid. In en om het plangebied is geen Belvederegebied aanwezig.
monumentenwet
Rijk
1988
1988/
In de Monumentenwet 1988 is de bescherming van archeologische
herzien
monumenten, beschermde monumenten, kerkelijke monumenten en
2007
stad- en dorpsgezichten geregeld. Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De wet is gericht op de implementatie in de Monumentenwet 1988 van het Europese verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, tot stand gekomen op 16 januari 1992 te Valletta, Malta. De wet en het besluit op de ruimtelijke ordening bevatten de opdracht om in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de besluitvorming over de ruimtelijke inrichting rekening te houden met (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
wet op de archeolo-
Rijk
2007
gische monumen-
Deze wet geeft de verplichting om rekening te houden met archeologische waarden in een gebied. Uitgangspunt is het behoud van ar-
tenzorg
cheologische waarden ‘in situ’. Rijk
Bro
2008
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In dit besluit is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden.
nota
Land-
ijs/bewogen aarde
Rijk
2006
Er is geen rijksbeleid voor aardkundige waarde. Deze nota duidt de
(niet vast-
betekenis van aardkundige waarden voor verschillende maatschappe-
gesteld)
lijke functies en de mogelijkheden voor bescherming, beheer en ontwikkeling van deze waarden. Aardkundige waarden zijn onderdeel van het Nederlands erfgoed. Het Smeltwaterterras Nunspeet-Hattem (GL40) en de dekzandruggen van Wessinge (GL64) worden hierin beschreven.
natuurschoonwet 1928
Rijk
1928
In deze wet staan voorwaarden waaraan landgoederen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de status van NSW landgoed. Met de status van NSW landgoed kan een eigenaar of beheerder gebruik maken van fiscale voordelen voor de instandhouding van het landgoed. In ruil hiervoor moeten landgoederen deels openbaar toegankelijk zijn. In het plangebied liggen de NSW landgoederen Old Putten, Huis Schouwenburg, Schouwenburg, Kasteel Zwaluwenburg en Zwaluwenberg.
6
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
wet/beleidsstuk
vastge-
jaar
uitleg en relevantie voor de N309
2005
Het plangebied van de N309 ligt in het deelgebied ‘Randmerengebied
steld door reconstructieplan
provincie
Veluwe
Gelder-
- Zichtbare Overgangen’. In dit gebied zijn de overgangen tussen het
land
hoge, droge bosgebied van de Veluwe in het zuiden en het op zeeniveau gelegen open Randmerengebied in het noorden vaak heel goed te zien (kernkwaliteit). Binnen het gebied zijn een kampen- en landgoederenlandschap te onderscheiden, alsmede een open veengebied met vooral melkveehouderij, en het Randmeerkustlandschap. Het landschappelijke doel van de reconstructieopgave is onder meer behoud en versterking van de landschappelijke en natuurlijke overgang tussen het Centraal Veluws Natuurgebied en de randgebieden. Onderdeel hiervan vormt de aanleg van ‘groene wiggen’, waarvan enkele in het plangebied zijn beoogd. 2005
Aardkunde
streekplan Gelder-
provincie
land (structuurvisie)
Gelder-
Bij ruimtelijke keuzen de gebiedsspecifieke bodemkwaliteiten betrek-
land
ken. Onderdelen van het complex van bodem, ondergrond en reliëf hebben zulke kenmerkende of bijzondere kwaliteiten van regionaal belang, dat de provincie er extra aandacht voor vraagt (themakaart 12). Hangt ook samen met waardevolle landschappen. Cultuurhistorie De provincie hanteert een Cultuurhistorische Beleidskaart (themakaart 13) om bij ruimtelijke ontwikkeling actief bij te dragen aan behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische kwaliteiten. De cultuurhistorische identiteitsdragers voor de randmeerkust zijn: -
pompen of verzuipen (bewoning verbonden met bodem en water; water van twee kanten: de Zuiderzee en het kwelwater van de Veluwe);
-
introvert en extravert (vanouds gemeenschappen op zichzelf maar wel via handel en bedrijvigheid verbonden met de wijde wereld, onder meer Elburg en Harderwijk als handelsstadjes).
Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden (themakaart 14). De historisch-geografische dimensie van het landschap (themakaart 15) heeft een belangrijke rol gespeeld in de selectie van waardevolle landschappen. Bij de ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie dient rekening te worden gehouden met de (cultuur)historische dimensie van de waardevolle landschappen. De provincie bevordert een hoge ontwerpkwaliteit die belangrijke historische gegevenheden integreert in de planvorming, en die bijdraagt aan het scheppen van nieuwe kwaliteiten die tot onze cultuurhistorische waarden kunnen gaan behoren. Landschap In het streekplan Gelderland ligt het plangebied in de regio NoordVeluwe. Voor de regio is aangegeven wat de aardkundig waardevolle gebieden, cultuurhistorische waarden, waardevolle open gebieden en
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
7
wet/beleidsstuk
vastge-
jaar
uitleg en relevantie voor de N309
steld door waardevolle landschappen zijn. De in het streekplan aangewezen ‘waardevolle landschappen’ zijn gebieden met bovenlokaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De ensemblewaarde van deze gebieden (de samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten) is groot. Binnen de ‘waardevolle landschappen’ worden de ‘waardevolle open gebieden’ onderscheiden. Deze kenmerken zich door hun grootschalige openheid. In het studiegebied liggen zowel waardevolle landschappen als waardevolle open gebieden. Voor het specifieke beleid zie ‘streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevolle landschappen’. Rondom het Veluwemassief geldt verder als ruimtelijk doel dat de krans van dorpen, stadjes en steden niet aan elkaar groeit en volledig versteent. Het Veluwebeleid richt zich op het veilig stellen van de nog gave randen in de vorm van ‘groene wiggen’. In de groene wiggen geldt een ‘ja, mits’ beleid. Nieuwe bouwlocaties zijn niet uitgesloten, op voorwaarde dat deze passen in de ‘zoekzones landschappelijke versterking’ en bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Ten oosten van ’t Harde en tussen ’t Harde en Oostendorp worden dergelijke ‘groene wiggen’ beoogd. streekplanuitwerking
provincie
2006
Om zorgvuldige ruimtelijke afwegingen te kunnen maken, is het be-
Kernkwaliteiten en
Gelder-
langrijk om te weten wat de te beschermen wezenlijke kenmerken en
omgevingscondities
land
waarden van een bepaald gebied zijn. In deze streekplanuitwerking
van de Gelderse
worden deze wezenlijke kenmerken en waarden voor de Gelderse na-
ecologische hoofd-
tuur gespecificeerd en onderscheiden in kernkwaliteiten en omge-
structuur
vingscondities. Kernkwaliteiten van de Randmeerkust die relevant zijn voor het plangebied: -
de droog-nat en voedselarm-rijk gradiënt vanaf de Veluwe tot aan de randmeren en het samenhangend systeem van infiltratie op de Veluwe en kwel in de overgangszone en de Randmeerkust;
-
de openheid en hoge waterstanden van de veen- en kleigebieden
-
de (potentiële) uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren
tussen Harderwijk en Elburg, in polder Oosterwolde; tussen de Veluwe en het Randmeer, in de nog weinig bebouwde delen van de Veluwerand, in het bijzonder de Hierdense poort; -
eventuele effecten op de EHS worden beoordeeld bij het thema ‘ecologie’, vanwege de samenhang met de waardevolle landschappen is dit beleidsstuk hier opgenomen.
streekplanuitwerking
provincie
Kernkwaliteiten
Gelder-
volle landschappen geconcretiseerd om welke landschappelijke en
waardevolle land-
land
cultuurhistorische kwaliteiten het gaat, waar deze voorkomen en hoe
schappen
2006
In deze streekplanuitwerking is voor de kernkwaliteiten van waarde-
ermee om te gaan: a. waardevol landschap - geen EHS, geen Waardevol open gebied. Voor de (delen van) Waardevolle landschappen die niet in de EHS en/of Waardevolle open gebieden liggen, geldt het ‘ja, mits’-regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Dat betekent dat ontwikkelingen van allerlei aard mogelijk zijn, waarbij overigens wel geldt dat deze landschappen zich niet lenen voor grootschalige verstedelijking. Wanneer een van de in het geding zijnde kernkwaliteiten wordt aangetast, maar an-
8
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
wet/beleidsstuk
vastge-
jaar
uitleg en relevantie voor de N309
steld door dere kernkwaliteiten worden versterkt, en er over het geheel genomen sprake is van versterking van de kernkwaliteiten, kan dit acceptabel zijn. Bij toepassing van deze benadering kan het nodig zijn om het plangebied te vergroten om tot een acceptabele uitkomst te kunnen komen. Dat is niet het geval bij aantasting van onvervangbare en/of zeldzame kernkwaliteiten als karakteristieke openheid of sommige verkavelingpatronen. Algemene regels zijn hiervoor niet te geven: het is maatwerk dat GS van geval tot geval zullen beoordelen; b. waardevol landschap - samenvallend met EHS. In deze gebieden is sprake van een stapeling van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten. Bij de uitvoering van het natuurbeleid spelen landschap en cultuurhistorie een identiteitsbevorderende rol, en vice versa zullen ingrepen die vanuit landschap en cultuurhistorie zijn gemotiveerd, wanneer mogelijk bijdragen aan het bereiken van ecologische doelen. Hier geldt het ‘nee, tenzij’-regime vanwege de samenloop met de EHS. Dat wil zeggen dat aantasting van de kernkwaliteiten niet mogelijk is tenzij er een groot maatschappelijk belang aan de orde is en er geen alternatieven elders zijn. Is er sprake van een groot maatschappelijk belang en ontbreken alternatieven elders, dan kan de activiteit plaatsvinden op voorwaarde van compensatie van de landschapskwaliteiten buiten het deel van het Waardevol landschap dat samenvalt met de EHS. Op niveau van het Waardevol landschap dient er daarbij sprake te zijn van behoud of versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. De samenhang tussen ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten is in deze gebieden groot. Gezien de stapeling van hoge kwaliteiten vragen GS van gemeenten een beeldkwaliteitsplan of een beeldkwaliteitsparagraaf in het ruimtelijke plan bij aanzienlijke uitbreiding van bebouwing of infrastructuur in het huidige buitengebied, doorwerkend in de voorschriften; c. waardevol open gebied - binnen Waardevol landschap. De Waardevolle open gebieden van het streekplan liggen alle binnen Waardevolle landschappen. Hier geldt ‘nee’ voor ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, en 1
‘nee, tenzij ’ voor ruimtelijke ingrepen die de openheid niet aantasten maar andere kernkwaliteiten eventueel wel. In dat laatste geval kan compensatie aan de orde zijn zoals onder B. is omschreven. Uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend op het bestaande bouwperceel is mogelijk; gaat het hierbij om een omvangrijke uitbreiding, dan is een beeldkwaliteitsplan of beeldkwaliteitparagraaf in het ruimtelijke plan vereist. De kernkwaliteiten van de waardevolle landschappen in het studiegebied worden besproken in de volgende paragraaf.
1
Aantasting van kernkwaliteiten is niet mogelijk tenzij er een groot maatschappelijk belang aan de orde is en er geen alternatieven elders zijn.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
9
wet/beleidsstuk
vastge-
jaar
uitleg en relevantie voor de N309
2006
De kernkwaliteiten van de Nationale landschappen uit de Nota Ruimte
steld door streekplanuitwerking
provincie
nationale land-
Gelder-
zijn overgenomen in het Streekplan 2005. De kernkwaliteiten en het
schappen
land
ruimtelijk beleid zijn uitgewerkt in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen. Het hele plangebied valt binnen de nauwkeurige begrenzing van de provincie Gelderland voor het Nationale landschap ‘de Veluwe’. N.B. Kernen zijn in principe onderdeel van het Nationaal landschap, tenzij zij behoren tot een stedelijk netwerk of regionaal centrum. In de waardevolle landschappen zijn de grotere kernen over het algemeen niet meegenomen.
landschapsontwikke-
provincie
ling.
Inspiratiebron
Gelder-
landschapsboek licht ze toe. Met dit boek wil de provincie Gelderland
voor
denkers
land
stimuleren dat bij het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen het
en
2006
doeners
In het streekplan worden de hoofdlijnen van beleid uitgestippeld, het
landschap uitgangspunt is. Het plangebied ligt binnen de volgende beschreven gebieden: -
42 Veluwemassief Oost* - Veluwewoud. Dit aaneengesloten, grootschalige boslandschap verdient het te worden gehandhaafd. De uitgestrekte bossen, de vennen, de beken en sprengen op de randen, de essen, het sterke reliëf en de landgoederen zorgen voor afwisseling en verdienen behoud;
-
43 Randmeerkust Harderwijk-Elburg - Het groene woonlint. Kleinschalige lokale ontwikkeling van wonen en werken zal het landschap vormen;
-
45 Oosterwolde - Oldebroek* - Polderlandschap. De openheid en het ontwaterings- en verkavelingpatroon zijn leidend voor de ontwikkeling van de veengebieden.
Ruimtelijke Verorde-
provincie
2010
De provinciale verordening van de provincie Gelderland geeft regels
ning Gelderland
Gelder-
voor ruimtelijke thema’s zoals natuur en landschap. De provinciale
land
verordening is leidend voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Hierin worden o.a. de regels vastgelegd voor ontwikkelingen in waardevol open gebied en Nationale landschappen: -
in een bestemmingsplan worden over het algemeen geen nieuwe bestemmingen toegestaan die de openheid van de waardevolle open gebieden aantasten. Ook worden geen ontwikkelingen toegestaan die niet de openheid aantasten, maar wel andere kernkwaliteiten;
-
in gebieden binnen een nationaal landschap, met de aanduiding waardevol landschap, kunnen slechts bestemmingen worden toegestaan die de benoemde kernkwaliteiten behouden of versterken.
Belvoir 3; Investeren
provincie
2009
In Belvoir 3 is voor de provincie Gelderland het cultuurhistorisch be-
in het verleden is
Gelder-
leid vastgelegd. Voor het randmeergebied, waar het plangebied in
werken aan de toe-
land
valt, is het streefbeeld als volgt: De overgang van het Veluwemassief
komst; Cultuurhisto-
via het oude bewoningsgebied langs de Zuiderzeestraatweg naar het
risch beleid 2009-
open grasland en de kust met stadjes is prominent aanwezig. Het ka-
2012
rakter van de historische kernen van Elburg en Harderwijk is duurzaam in stand gehouden, zodat de voormalige Zuiderzee nog altijd beleefbaar is. De Zuiderzeestraatweg is een toeristische trekpleister. De zuidgrens van het studiegebied ligt nog in het profiel van het Veluwemassief. Het streven is hier als het om cultuurhistorie gaat bekendheid geven aan het Veluwemassief als gebied dat naast een rijke
10
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
wet/beleidsstuk
vastge-
jaar
uitleg en relevantie voor de N309
steld door natuur ook een rijke cultuurhistorie kent en het als zodanig herkenbaar maken. visie trajectuitwer-
provincie
kingen inpassing
Gelder-
2009
Onder andere een visie op de inpassing van het bestaande traject van de N309 waar onder andere provincie Gelderland, gemeenten, Gel-
provinciale wegen in
land
ders Landschap en natuurorganisaties aan hebben meegewerkt.
het Gelders landschap interim beleidskader
provincie
2009
Twee soorten archeologische aandachtsgebieden binnen de provinci-
archeologie 2009-
ale Belvoirgebieden bepaald. Binnen deze gebieden is gezocht naar
2012
kleinere gebieden waarvan de archeologische kwaliteiten en kenmerken de Belvoir-identiteiten versterken en ondersteunen. Parels hebben over de hele linie van kwaliteiten een hoge waarde, ruwe diamanten hebben een bovengemiddelde waarde. De provincie zet in op de bescherming van de parels en laat de gemeente waken over de ruwe diamanten. Vrijwel het hele plangebied ten noorden van de Broekdijk ligt in een ‘ruwe diamant’.
gebiedsplan zoekzo-
gemeente
nes landschappelijke
Elburg
2011
Het gebiedsplan geeft een uitwerking van de zoekzones landschappelijke versterking en de groene wiggen, zoals deze in de provinciale
versterking en groe-
structuurvisie zijn opgenomen. Het is een voorzet voor het land-
ne wiggen
schapsontwikkelingsplan van de gemeente Elburg. Het gebiedsplan vormt een visie voor de langere termijn en dient als toetsingskader voor landschappelijke en/of ruimtelijke planinitiatieven van particulieren, overheid of andere instellingen. Tevens is het een ruimtelijk kader voor nieuwe bestemmingsplannen voor het buitengebied en stedelijke ontwikkelingen, zoals wonen en werken. Voor de zoekzones landschappelijke versterking geeft het gebiedsplan aan waar en op welke wijze het landschap verder kan worden versterkt en waar nieuwe landgoederen of nieuwe erven kunnen worden ontwikkeld. Dit plan bevat zones, waarin incidenteel en op beperkte schaal woningen kunnen worden gebouwd mits dit ook in financiële zin bijdraagt aan de landschappelijke versterking (zgn. rood voor groen ontwikkelingen). Hiervoor zijn spelregels opgesteld. Het doel voor de groene wiggen is het realiseren van een landschappelijke en ecologische inrichting, waarbij ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen worden tegen gegaan en ontstening wordt gestimuleerd. Tevens worden indicatieve locaties of zoekgebieden voor nieuwe landgoederen en zones voor de ontwikkeling van nieuw bos in beeld gebracht.
landschapsontwikke-
gemeente
lingsplan Elburg
Elburg
2011
Het LOP biedt de gemeente een landschappelijke visie op het buitengebied. De visie zorgt voor een toetsingskader waarbinnen ontwikkelingen en plannen beoordeeld kunnen worden. Daarbij staan het versterken van de identiteit en karakteristieke verscheidenheid van het landschap centraal. Het doel is de unieke landschappelijke verscheidenheid behouden en daar waar mogelijk herstellen. Bij de beoordeling van initiatieven wordt op basis van de opgestelde basisvisie bezien in hoeverre het initiatief passend is of op een juiste wijze wordt ingepast vanuit het streefbeeld dat is geformuleerd voor het betreffende landschapstype.
monumentenveror-
gemeente
dening Elburg 2010
Elburg
2011
Bevat bepalingen voor het aanwijzen van gebouwde monumenten of van terreinen, verbods- en vergunningsbepalingen voor werkzaamheden aan monumenten.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
11
wet/beleidsstuk
vastge-
jaar
uitleg en relevantie voor de N309
2012
In dit bestemmingsplan is voor AMK-terreinen (terreinen die voorko-
steld door voorontwerp
be-
nog
stemmingsplan
bui-
definitief
men op de Archeologische Monumenten Kaart) en gronden met een
vastge-
hoge, middelmatige en lage archeologische verwachtingswaarde een
steld
zone opgenomen. Aan deze zones is een omgevingsvergunning voor
tengebied Elburg
niet
het bouwen, uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld. Deze omgevingsvergunning geldt voor het bouwen en voor activiteiten zoals graaf- en egaliseerwerkzaamheden. -
binnen gebieden met een hoge verwachtingswaarde geldt de vergunningsplicht vanaf 0,30 m diepte of een oppervlakte van meer dan 120 m².
-
binnen gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde geldt de vergunningsplicht vanaf 0,30 m diepte of een oppervlakte van meer dan 500 m².
-
binnen gebieden met een lage verwachtingswaarde geldt de vergunningsplicht vanaf 0,30 m diepte of een oppervlakte van meer dan 2.500 m².
-
voor het gebruikelijke agrarisch grondgebruik en voor diepploegen is geldt geen vergunningplicht.
2.2.
Nadere beschouwing waardevolle landschappen en waardevolle open gebieden In het provinciaal beleid is een hoge waarde voor het landschap in het plangebied vastgelegd, zie afbeelding 2.1. Het plan- en studiegebied liggen geheel in het Nationaal Landschap Veluwe en daarbinnen vrijwel geheel in drie waardevolle landschappen. Een deel daarvan is waardevol open gebied en een deel valt samen met EHS (zie afbeelding 2.1). De drie waardevolle landschappen zijn: het Veluwemassief Noord, het gebied Oosterwolde-Oldebroek en de agrarische Randmeerkust. De kernkwaliteiten van deze drie waardevolle landschappen zijn hieronder benoemd. De grenzen van de waardevolle landschappen zijn niet tot op perceelsniveau bepaald. Voor alle gebieden geldt dat bij interpretatie van de begrenzing voor lokale plannen altijd bezien moet worden hoe de situatie in het veld is. Bijvoorbeeld vallen de landgoederen wel binnen het waardevolle landschap, zoals ook in de tekst genoemd. De waardevolle open gebieden zijn wel precies begrensd.
12
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Afbeelding 2.1. Waardevol landschap, waardevol open gebied en Ecologische Hoofdstructuur (2009) in en rondom het plangebied
Bron: GIS-data provincie Gelderland. De hoofdletters verwijzen naar het beschermingsregime van het waardevolle landschap.
Het bos ten oosten van ’t Harde behoort bij het landschap van het Veluwemassief Noord. Het gaat hier om een waardevol landschap samenvallend met EHS (beschermingsregime B, zie paragraaf 2.1). De kernkwaliteiten van het Veluwemassief zoals beschreven in de provinciale streekplanuitwerking ‘Waardevolle Landschappen’ zijn: 1. groene long van Nederland, grootste aaneengesloten groene gebied van Nederland, unieke aardkundige en cultuurhistorische kwaliteiten; 2. stuwwal met afwisseling van open heide, gesloten bos, uitgestrekt open stuifzand, agrarische enclaves; 3. rijk aan aardkundige kwaliteiten, internationaal zeldzaam; 4. afwezigheid van oppervlaktewater met uitzondering van vennen en beken; 5. weinig bebouwing; 6. antropogene leegte van nu, schatkamer van toen (onder andere Hessenwegen); 7. rijke variatie aan bos; 8. rust, ruimte, donkerte.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
13
De kernkwaliteiten van het waardevol landschap Oosterwolde-Oldebroek zijn: - open veenontginningen1: 1. landschappelijke gradiënt van Veluwe naar Randmeer: van besloten boslandschap via kleinschalig met houtsingels naar zeer open weidegebied ten noorden van Oosterwolde; 2. karakteristieke veenontginning met strokenverkaveling, in het zuidelijk deel met houtwallen en lanen: - Zuiderzeestraatweg vormt boerderijlint in contrast met noordelijkere open gebied; - strokenverkaveling veenontginning dwars op hoogtelijnen; - in zuidelijk deel bij overgang veen naar zand wijken sloten voor houtsingels. In zandgebied oude boerderijlinten parallel aan Zuiderzeestraatweg (onder andere Bovenstraatweg); - overgang Veluwe - kwelgebied2: 1. landschappelijke gradiënt van Veluwe naar Randmeer (vgl. open veenontginningen); 2. karakteristieke veenontginning met strokenverkaveling, in het zuidelijk deel met houtwallen en lanen (vgl. open veenontginningen); 3. abrupte overgang van stuifzand(-bebossing) naar veen- en broekontginning, contrast met zeer kleinschalige ontwateringstructuur ten noorden van de Zuiderzeestraatweg; 4. markante landgoederen in de gradiënt, waaronder Schouwenburg en Zwaluwenburg, deze maken gebruik van water vanuit het Veluwemassief. De twee deelgebieden3 van het waardevolle landschap Oosterwolde-Oldebroek liggen in en langs het midden van het plangebied. Het betreft ‘open veenontginningen’, nabij de Broekdijk en de ‘overgang Veluwe - kwelgebied’, ten zuiden van de Zuiderzeestraatweg en ten oosten van Zwaluwenburg. De open veenontginningen zijn onderdeel van waardevol open gebied (beschermingsregime C) en vallen deels samen met de EHS (beschermingsregime B). De overgang Veluwe-kwelgebied nabij het plangebied is geen onderdeel van waardevol open gebied en EHS. De landgoederen Schouwenburg en Zwaluwenburg zijn niet op de kaart ingetekend, maar worden hierboven wel in de kernkwaliteiten genoemd. Deze gebieden worden dus ook beschouwd als behorende tot het waardevolle landschap. De voor het studiegebied relevante algemene kernkwaliteiten van het landschap randmeerkust agrarisch zijn: - voor het veenontginningslandschap4: 1. karakteristieke open veenweidegronden met een groot aantal zuid-noord stromende sloten en laaglandbeken en zicht op bossen Flevoland en Veluwemassief; 2. relatief gave ontwaterings, ontsluitings- en verkavelingpatronen: regelmatig in het veenlandschap1;
1
De overige twee kernkwaliteiten behorende bij de ‘open veenontginningen’ liggen ruim buiten het plangebied, het betreft kenmerken van het gebied ten noorden van Oosterwolde en de polder Oosterwolde.
2
De kernkwaliteit ‘relicten van wallen bij bosrand en waardevolle essen’ wordt niet bedreigd door de plannen en is daarom niet meegenomen.
3
Het bedrijventerrein Broeklanden staat gelabeld (in kaart 4.22 van de streekplanuitwerking kernkwaliteiten waardevolle landschappen) als onderdeel van een halfopen dekzandrug, maar in dit rapport gaan we ervan uit dat het bedrijventerrein juist niet tot een waardevol landschap behoort.
4
De kernkwaliteiten ‘lintbebouwing langs hoogtelijnen’ en ‘landgoederen vormen mooie ensembles’ zijn niet nabij het plangebied aanwezig.
14
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
-
3. rust, ruimte en donkerte in het veengebied; voor het overgangsgebied veen-zand2: 4. beeldbepalende gradiënt van stuwwal naar Randmeer: - bos - open essen - strokenverkaveling - onregelmatige blokverkaveling op strandwallen; - van besloten boslandschap via kleinschaligheid naar grootschalig open; - de overgang is eerst steil, daarna geleidelijk; - kleine reliëfverschillen binnen de elementen; 5. relatief gave ontwaterings, ontsluitings- en verkavelingpatronen: regelmatig in het veenlandschap, onregelmatig in het kleilandschap.
Het landschap randmeerkust agrarisch betreft dus het veenontginningslandschap en het overgangsgebied veen-zand in het/ten noordwesten van het plangebied. Het overgangsgebied valt alleen onder het beschermingsregime van de waardevolle landschappen (A). Het veenontginningslandschap nabij het plangebied valt grotendeels samen met EHS (beschermingsregime B) en waardevolle open gebied (beschermingsregime C). Voor het beoordelingskader zijn de kernkwaliteiten specifiek gemaakt voor het plangebied. Dit is beschreven in het volgende hoofdstuk.
1
Langs het plangebied is afwijkende verkaveling aanwezig, dit was vroeger een gemeenschappelijk gebied en had geen verkaveling, de huidige blokverkaveling is van jongere oorsprong [Stiboka, 1982].
2
De kernkwaliteiten ‘kleinschalige flank van het Veluwemassief’ en ‘landgoederen vormen mooie ensembles’ zijn niet van toepassing op het plangebied en de omgeving van het plangebied.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
15
16
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
3.
BEOORDELINGSKADER EN METHODIEK Het voornemen heeft mogelijk gevolgen voor de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd welke facetten worden beoordeeld en welke criteria en methoden daarvoor worden gehanteerd.
3.1.
Overzicht beoordelingskader De facetten en criteria zijn in onderstaand beoordelingskader (tabel 3.1) weergegeven. In dit beoordelingskader worden landschap en cultuurhistorie (inclusief archeologie) onderscheiden. In deze paragraaf wordt een algemene toelichting gegeven, waarna in de volgende paragrafen dieper op het beoordelingskader wordt ingegaan. Het aspect ruimtegebruik, waaronder recreatie en landschappelijke toegankelijkheid, is uitgewerkt in het deelrapport ‘ruimtegebruik’. Landschap is een gebied zoals dat door mensen wordt waargenomen en waarvan het karakter bepaald wordt door natuurlijke en/of menselijke factoren en de interactie daartussen. Om onderscheid te maken met het thema cultuurhistorie, en dubbeltelling te voorkomen, wordt hier bij landschap zoveel mogelijk gekeken naar de huidige vormen en naar facetten waar de bewoningsgeschiedenis minder een rol speelt. Hierbij worden gebruikelijk landschapstype en -structuur, ruimtelijke-visuele kenmerken (bijvoorbeeld openheid) en aardkundige vormen en gebieden onderscheiden. Een plan kan voor deze facetten verschillende gevolgen hebben. In overleg met de provincie is voor dit plangebied afgesproken om geen onderscheid te maken tussen landschapstype en -structuur en ruimtelijk visuele kenmerken. Dit omdat er binnen de landschapstypen een samenhang is tussen de landschapstructuur en de ruimtelijk-visuele kenmerken. De cultuurhistorie gaat in op de historische ontwikkeling van het landschap. Cultuurhistorie omvat historische geografie, historische bouwkunde en archeologie. Waar onderscheid tussen landschap en cultuurhistorie moeilijk te maken is, wordt een keus gemaakt bij welk thema het onderdeel wordt meegenomen. Tabel 3.1. Beoordelingskader landschap en cultuurhistorie thema landschap
aspect landschapstype, -
effect tij-
effect na
dens aanleg
aanleg
ja
ja
structuur en ruimte-
meetmethode
meetmethode
semi-
beleefde, fysieke en inhoude-
kwantitatief
lijke kwaliteit
semi-
beleefde, fysieke en inhoude-
kwantitatief
lijke kwaliteit
lijk-visuele kenmerken aardkundige vormen
ja
ja
en gebieden cultuurhistorie
historische geografie
ja
ja
semi-
beleefde, fysieke en inhoude-
kwantitatief
lijke kwaliteit
historische bouw-
ja
ja
semi-
beleefde, fysieke en inhoude-
kwantitatief
lijke kwaliteit
semi-
beleefde, fysieke en inhoude-
kwantitatief
lijke kwaliteit
inclusief archeologie
kunde archeologie
ja
ja
Gewerkt is met een methode die beoogt duidelijk inzichtelijk te maken wat de waarde is in de huidige situatie en autonome ontwikkeling en navolgbaar te beschrijven wat de voor- en nadelen zijn van het plan.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
17
Door omvang van het effect samen met de waarde van de referentiesituatie te bekijken wordt de ernst van het effect duidelijk (ernst effect = omvang effect) x waarde referentiesituatie). De methoden zijn beschreven in het artikel ‘De waarde van het landschap [Bel en Soepboer, 2011] en Cultuurhistorie in m.e.r. en MKBA [RCE, 2009]. Hoewel deze methoden oplossingen geven voor complexe situaties, is het uitgangspunt dat het benodigde detailniveau voor de uitwerking samenhangt met de onderscheidendheid van de alternatieven. Het is dus niet altijd nodig tot in het grootste detailniveau door te gaan. Om het plangebied te waarderen kan bij elk facet gebruik worden gemaakt van een beschrijving uit een groslijst van kwaliteiten: - beleefde kwaliteit: hoe herkenbaar of zichtbaar is het? (waarderingscriteria herkenbaarheid, zichtbaarheid); - fysieke kwaliteit: is het nog intact? (waarderingscriteria bijvoorbeeld gaafheid, geconserveerdheid, authenticiteit, vervangbaarheid); - inhoudelijke kwaliteit: wat vertelt het gebied of object? (waarderingscriteria zeldzaamheid, informativiteit, samenhangendheid, representativiteit). In het geval van archeologische waarden wordt ook uitgegaan van een verwachtingswaarde. De provincie Gelderland heeft gevraagd specifiek uit te gaan van de kernkwaliteiten van de aanwezige waardevolle landschappen. Door de provincie zijn de relevante kernkwaliteiten geselecteerd en verdeeld over de toegepaste facetten. Deze specifieke kernkwaliteiten zijn telkens per facet opgenomen. Bij de beoordeling is sterk negatief beoordeeld als kernkwaliteiten onherstelbaar vernietigd worden. Bescherming waardevol landschap Het waardevolle landschap wordt net als de EHS beheerd en beschermd door de provincie. Provincie Gelderland heeft in haar streekplan en ruimtelijke verordening een aantal gebieden aangemerkt als waardevolle landschappen. In de uitwerking van het streekplan zijn kernkwaliteiten en bijbehorende beschermingsregimes vastgesteld voor deze gebieden. Het gaat om de volgende beschermingregimes: -
A: waardevol landschap, geen EHS. Beschermingsregime: ruimtelijke ingrepen toegestaan (ja), mits de
-
B: waardevol landschap, samenvallend met de EHS. Beschermingsregime: ‘nee tenzij’, gelijk aan de bescher-
-
C: waardevol open gebied (valt altijd binnen waardevol landschap). Beschermingsregime: nee voor nieuwe
kernkwaliteiten worden behouden en versterkt; ming van EHS; bouwlocaties, ‘nee, tenzij’ voor overige ruimtelijke ingrepen. De effecten op het landschap worden in dit deelrapport beoordeeld los van de uitvoerbaarheid binnen de ruimtelijke verordening. De beoordeling is gebaseerd op ernst en omvang van de aantasting van het landschap. In het hoofdrapport van het MER wordt een samenvattende beschrijving van de effecten opgenomen. Daarnaast wordt in het hoofdrapport ingegaan op zogenaamde ‘no go’s’. Hierbij wordt beschreven in hoeverre alternatieven uitvoerbaar zijn binnen geldende wet- en regelgeving. Dit deelrapport levert een beschrijving en beoordeling van de effecten en vervolgens wordt in het hoofdrapport aanvullend een toetsing aan wet- en regelgeving uitgevoerd.
3.2.
Landschap Facet ‘landschapstype, -structuur en ruimtelijk-visuele kenmerken’ Nederland kenmerkt zich door een diversiteit aan landschapstypen en -structuren. Die diversiteit geeft het gebied een grote ruimtelijke kwaliteit en is daarom van belang. De ruimtelijk-visuele kenmerken bepalen de beleefbaarheid van landschappelijke kwaliteit in een gebied en verdienen dus aandacht in de beoordeling.
18
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
De specifieke kernkwaliteiten van de aanwezige waardevolle landschappen die van belang zijn voor dit facet zijn: - open veenweidegronden met sloten en beken1; - landschappelijke gradiënt van besloten naar open; - rust, ruimte en donkerte; - stuwwal met afwisseling heide, bos, stuifzand en enclaves; - variatie aan bos; - kleinschalige flank met houtsingels, grasland en open essen; - abrupte overgang van stuifzand en bos naar veen- en broekgebied. In de aanlegfase kan verstoring van de kernkwaliteiten optreden. Hier is er vanuit gegaan dat deze effecten doorwerken in de gebruiksfase, de permanente effecten. In onderstaande tabel wordt ingegaan op de beoordeling. Tabel 3.2. Scoretoekenning landschapstype, -structuur en ruimtelijk-visuele kenmerken score
toelichting
++
meerdere kernkwaliteiten worden flink versterkt
+
één of enkele kernkwaliteiten worden versterkt
0
geen aantasting of versterking van de kernkwaliteiten
-
één of enkele kernkwaliteiten worden aangetast m.u.v. open veenweidegrond met sloten en beken
--
open veenweidegrond met sloten en beken wordt aangetast, meerdere kernkwaliteiten worden zwaar aangetast
Facet ‘aardkundige vormen en gebieden’ De beleefbaarheid van reliëf in het landschap wordt gezien als een belangrijk facet van de landschappelijke kwaliteit. De mate waarin vormen in het landschap samenhangen, kan iets vertellen over de vroegere klimatologische omstandigheden en de wijze waarop dit in het landschap tot uitdrukking kwam. De specifieke kernkwaliteiten die van belang zijn voor dit facet zijn: - Aardkundige kwaliteiten. Door vergravingen in de aanlegfase kunnen aardkundige waarden worden verstoord, de effecten zijn dan permanent en werken door in de gebruiksfase. In onderstaande tabel wordt ingegaan op de beoordeling. Tabel 3.3. Scoretoekenning aardkundige vormen en gebieden
1
score
toelichting
++
aardkundige vormen worden zeer geaccentueerd en benut
+
aardkundige vormen worden geaccentueerd
0
aardkundige vormen blijven grotendeels behouden
-
aardkundige vormen worden aangetast
--
aardkundige vormen worden zeer aangetast/vernietigd
Deze kernkwaliteit weegt volgens het beleid het zwaarst.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
19
3.3.
Cultuurhistorie Facet ‘historische geografie’ Historische geografie omvat alle sporen in het landschap die door menselijk handelen in het verleden zijn ontstaan. Bijvoorbeeld lijnvormige elementen zoals (vaar)wegen, dijken, laanbeplanting of patronen zoals verkaveling. De specifieke kernkwaliteiten die van belang zijn voor dit facet zijn: - ontwaterings-, -ontsluitings, - en verkavelingspatronen; - Zuiderzeestraatweg. In de aanlegfase kan tijdelijk verstoring van historisch geografische patronen en elementen optreden. Over het algemeen zullen deze effecten doorwerken in de gebruiksfase. In onderstaande tabel wordt ingegaan op de beoordeling. Tabel 3.4. Scoretoekenning historische geografie score
toelichting
++
historisch geografische waarde wordt behouden en in zeer grote mate versterkt
+
historisch geografische waarde wordt behouden en versterkt
0
geen verandering van de historisch geografische waarde
-
historisch geografische waarde wordt aangetast m.u.v. historisch geografisch patroon in waardevol open
--
historisch geografische waarde wordt sterk aangetast/vernietigd, historisch geografisch patroon in waarde-
gebied vol open gebied wordt aangetast
Facet ‘historische bouwkunde’ Onder historisch-bouwkundige elementen verstaan we stadsgezichten en gebouwen of bouwwerken. De kwaliteiten die van belang zijn voor dit facet zijn: - rijks- en gemeentelijke monumenten1; - beschermde buitenplaatsen2. In de aanlegfase kan tijdelijk verstoring van de monumenten en stadsgezichten optreden. Vaak werken deze effecten door in de gebruiksfase, permanente effecten dus. In onderstaande tabel wordt ingegaan op de beoordeling. Tabel 3.5. Scoretoekenning historische bouwkunde score
toelichting
++
historische bouwkundige waarde wordt behouden en in zeer grote mate versterkt
+
historische bouwkundige waarde wordt behouden en versterkt
0
geen verandering historisch bouwkundige waarde
-
de historisch bouwkundige waarde van het gebied wordt aangetast
--
de historisch bouwkundige waarde van het gebied wordt sterk aangetast/vernietigd, rijksmonument wordt doorsneden/vernietigd
1
Volgens monumentenwet
2
Volgens monumentenwet
20
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Facet ‘archeologie’ Archeologie houdt zich bezig met de niet zichtbare delen van onze cultuurgeschiedenis. Zij zijn verborgen in de bodem. Er zijn voor archeologie twee facetten te onderscheiden, namelijk bekende en daarnaast verwachte waarden. Bekende waarden zijn bevestigd door waarnemingen, opgravingen en/of vondsten. De gedane vondsten en de bodemkundige eenheid/geomorfologische vorm waarin ze gevonden zijn geven een indicatie voor nog niet onderzochte gebieden. Deze informatie wordt gebruikt om te komen tot een verwachtingkaart voor archeologische waarden. Aangegeven wordt of effecten zullen optreden bij gebieden met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde. De specifieke kernkwaliteiten die van belang zijn voor dit facet zijn: - terreinen voorkomend op de Archeologische Monumenten Kaart1; - vindplaatsen; - hoge, middelhoge en lage verwachtingsgebieden. In de gebruiksfase (en aanlegfase) kan permanente verstoring van archeologische vindplaatsen en archeologische verwachtingswaarden optreden. In onderstaande tabel wordt ingegaan op de beoordeling. Tabel 3.6. Scoretoekenning archeologie score
toelichting
++
archeologische waarde van het gebied wordt in grote mate versterkt
+
archeologische waarde van het gebied wordt versterkt
0
geen verandering van de archeologische waarde
-
de archeologische waarde van het gebied wordt aangetast, middelhoge en hoge verwachtingswaarde worden aangetast
--
de archeologische waarde van het gebied wordt sterk aangetast/vernietigd, vindplaatsen en AMK-terreinen worden aangetast
1
De allerhoogste klasse hiervan is opgenomen als rijksmonument en dus rijksbeschermd.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
21
22
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
4.
REFERENTIESITUATIE In dit deel worden de huidige situatie en de autonome ontwikkelingen in het studiegebied beschreven voor de thema’s landschap en cultuurhistorie. Bij de autonome ontwikkeling worden ontwikkelingen beschreven die zijn vastgesteld of zeer waarschijnlijk zijn. Het beeld dat ontstaat wordt gebruikt als referentiesituatie voor de voorgestelde alternatieven.
4.1.
Ontstaan van het landschap IJs, wind en water Het landijs dat in de voorlaatste ijstijd (het Saalien, 370.000 - 130.000 jaar geleden) Nederland bereikte, heeft door stuwing de Veluwe gevormd. Tussen de stuwwal en het glaciale bekken zijn smeltwaterafzettingen neergelegd. Tussen Nunspeet en Hattem, en ter hoogte van ’t Harde, ligt een groot smeltwaterterras of kameterras (spreek uit: keemterras) dat uit deze afzettingen bestaat. Deze terrassen bestaan uit grind, zand en leem, zijn ongeveer tweehonderd meter breed en volgen de ligging van de stuwwal. Vanwege de zeldzaamheid in Nederland is het gehele kameterras tussen Nunspeet en Hattem aangemerkt als een Geologisch en Aardwetenschappelijk object (GEA-object). In de laatste ijstijd (het Weichselien, circa 115.000 - 12.000 jaar geleden) bereikte het landijs Nederland niet. Er heerste een toendra-achtig klimaat, waarin zandpakketten werden afgezet door smeltwater en wind. Volgens de geomorfologische kaart en de bodemkaart zijn dit de gronden die in het grootste deel van het plangebied aan het maaiveld liggen. In het plangebied ligt ook de dekzandrug tussen Oosterwolde en de Hoge Enk [SAB, 2011]. Na elke ijstijd steeg het grondwaterniveau. Dit resulteerde in groei van bos op de hogere gronden en veenvorming op de lage plaatsen en in de kwelzone waar het op de Veluwe geïnfiltreerde (regen)water weer aan het oppervlak komt. Invloed van de mens De oudste aanwijzingen van menselijke aanwezigheid zijn uit het mesolithicum (8.800 4.900 vC): jagers met een nomadisch bestaan. De eerste aanwijzingen voor bewoning van vaste verblijfplaatsen op de hellingen van de stuwwal dateren van rond 2500 vC. Met de intrede van de landbouw begon de mens een belangrijke rol te spelen in de vorming van (de drogere delen van) het landschap. De uitgestrekte bosgebieden verdwenen grotendeels, om plaats te maken voor heide. Heide is vermoedelijk ontstaan door vee te laten grazen in bossen; het vee at de jonge scheuten van bomen, waardoor verjonging van het boombestand stagneerde. Alleen gewassen die goed tegen betreding en vraat kunnen (met name heidegewassen) konden op de open plekken wortel schieten [ADC, 2010]. Vanaf de zevende en achtste eeuw na Chr. vestigden mensen zich definitief op de hogere zandgronden aan de rand van de stuwwal. Het ging toen nog om individuele kleinschalige ontginningen (kampenlandschap). Na de dertiende eeuw groeide de bevolking sneller en nam de behoefte aan landbouwgrond toe. Er werden markgenootschappen gevormd, waarin regels werden gesteld voor het gebruik van woeste grond. Wanneer heidegebieden werden afgeplagd (of te intensief werden begraasd) konden zandverstuivingen ontstaan. Ook in de omgeving van ’t Harde bestonden (en bestaan nog) stuifzandgebieden [ADC, 2010]. In de Middeleeuwen werden de lagere randzones van de Veluwe gebruikt als landbouwgrond. Vanaf de veertiende eeuw werden de ontginningen van de veengebieden grootschaliger aangepakt, waarbij er een strokenverkaveling ontstond. Door ontwatering en klink
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
23
daalde het maaiveld al snel. Hierdoor werd dit gebied minder geschikt voor akkerbouw en was het in gebruik als weidegrond. In de achttiende eeuw werden landgoederen en buitenplaatsen aangelegd. De landgoederen liggen op de overgang van hoog naar laag in het kampenlandschap. Hierdoor konden bijvoorbeeld de waterpartijen goed gevoed worden met water. De Zuiderzeestraatweg werd rond 1827 aangelegd, mede op initiatief van enkele grootgrondbezitters uit het gebied tussen Nijkerk en Elburg. Deze vormde een belangrijke doorgaande verbinding van Amersfoort tot Zwolle. Een andere belangrijke ingreep in het landschap in de negentiende eeuw was de aanleg van nieuwe bossen om de verstuiving een halt toe te roepen. Door de aankoop van land door defensie was en is nog steeds een groot deel van het gebied niet openbaar toegankelijk [SAB, 2011]. In de twintigste eeuw volgden meer infrastructurele ingrepen: de aanleg van de spoorlijn Zwolle-Amersfoort en de A28. Deze vormen nu een belangrijke fysieke barrière tussen de hoge gronden van de Veluwe, met hun grotendeels negentiende-eeuwse bosbedekking, en het opener landschap richting de randmeren. De ruilverkavelingen ten behoeve van een efficiëntere bedrijfsvoering hebben gezorgd voor de aanleg van nieuwe wegen en boerderijen, bredere watergangen en grotere percelen, maar ook voor afname van de contrasten en verschillen in de landschapstypen. Dit geldt met name voor de overgangsgebieden van het kampenlandschap en het veenlandschap. Het oorspronkelijke coulisselandschap is daar nagenoeg geheel verdwenen. Ontstaan van kernen Elburg maakte deel uit van het kerspel1 Doornspijk, dat al in 796 na Chr. bestond. De ligging van de Hanzestad Elburg aan de Zuiderzee was gunstig voor visserij, handel en zeevaart, maar maakte de stad ook kwetsbaar voor overstromingen. In de veertiende eeuw werd de stad daarom landinwaarts verplaatst. Van die operatie resteert de planmatige indeling. Ook werden de vestingwerken uitgebreid, zodat Elburg de hele Noord-Veluwe kon verdedigen. Oostendorp was een dorp op de dekzandrug ten oosten van Elburg. Dit dorp wordt al in 1307 genoemd. Op de kaart van 1800 zijn slechts drie boerderijen te vinden op de plaats waar nu het centrum van het dorp Oostendorp is. In de negentiende eeuw kwam het gemeentehuis van Doornspijk hier te staan en groeide Oostendorp uit tot een burgerdorp met middenstanders, handwerkers en ambtenaren. Na 1914 groeide Oostendorp verder door ‘overloop’ vanuit de vesting van Elburg. Het gebied rond de Hoge Enk heette vroeger Zudendorpen en rond 1900 Oostbeek. De naam Hoge Enk slaat op een akker (enk) die door het opbrengen van een mengsel van stro en mest uit potstallen gedurende vele jaren langzaam maar zeker steeds hoger werd. ’t Harde is vernoemd naar de hardere ondergrond die hier was in vergelijking met omliggende gebieden. In 1875 werd hier een militair complex aangelegd (toen nog de Oldebroek genaamd). Tot 1953 was ’t Harde een klein dorp (in 1930 slechts 39 huizen). Daarna ging een geleidelijke groei over in een sprongsgewijze groei door projectmatig gebouwde nieuwbouwwijken die van ’t Harde de tweede kern van de gemeente Elburg maakten.
1
24
Middelnederlandse benaming voor kerkgemeente.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Ten noorden van ’t Harde liggen de landgoederen Zwaluwenburg, Schouwenburg en Old Putten. Deze eeuwenoude landgoederen bestaan uit landbouwgronden, omgeven door bos, houtwallen, singels en lanen [SAB, 2011]. 4.2.
Het landschap in de huidige situatie Landschapstype, -structuur en ruimtelijk-visuele kenmerken Het gebied ligt grotendeels in het Midden-Nederlandse zandgebied. Het opvallendste kenmerk van het Midden-Nederlandse zandgebied is het voorkomen van relatief hoge stuwwallen. De noordrand van het plangebied maakt deel uit van het (voormalige) Zuiderzeegebied [Berendsen, 2005]. De landschappelijke hoofdstructuurstructuur van de gemeente is sterk gekoppeld aan de geomorfologische opbouw en evenwijdig gezoneerd aan de (voormalige) kustlijn. In afbeelding 4.2 is de bodemgeografische indeling van het gebied te zien. Het plangebied doorkruist stuifzandgebied, natte en vochtige zandgebieden, oude cultuurgronden, veengebieden en eindigt bij het kustgebied van de voormalige Zuiderzee. Er is een landschappelijke, beeldbepalende gradiënt van Veluwe naar Randmeer: van besloten boslandschap of stuifzandbebossing via kleinschalig met houtsingels naar zeer open (veen)weidegebied. Dit is weergegeven in afbeelding 4.1. Op de Veluwe en ook ten oosten van ’t Harde is een besloten boslandschap aanwezig dat ontstaan is op een stuifzandvlakte en dekzandwelvingen en -vlaktes. In het studiegebied zijn productiebos deels gemengd met jonge eik, stuifzand met berken, heide, parkbos met veel naaldhout en (waardevol) loofbos aanwezig [Feddes/Olthof, 2012]. De verschillende landschapstypen hebben ieder hun eigen ruimtelijk-visuele kenmerken: - de open gebieden zijn vrijwel onbebouwd en boomloos. Vanuit de open gebieden zicht op de bossen van het Veluwemassief (en Flevoland); - rust, ruimte en donkerte in de veenontginningen en op de Veluwe. Afbeelding 4.1. Landschappelijke gradiënt rond de huidige N309
Vriendelijk ter beschikking gesteld door Feddes/Olthof.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
25
De landgoederen, bestaande uit bossen, houtwallen en lanen, liggen in een overgangszone richting Elburg. Geomorfologisch bekeken liggen de landgoederen in een dekzandlandschap, zowel in een hoog (essen) als lager deel (beekdal). Kenmerkend is de afwisseling van monumentale lanen, open ruimtes en boselementen. In de landgoederenzone zorgen de lanen samen met de houtwallen op de kavelgrenzen voor een karakteristieke structuur van ‘landschapskamers’. Ten noorden van de Broekdijk ligt een open gebied (veenontginningslandschap1). Het is ontstaan in een beekdal in het dekzandlandschap. In de huidige situatie is het een open gebied zonder bebouwing. De kavels zijn hier rechthoekig, langgerekt en gescheiden door sloten. Vergeleken met de jongere veenontginningen ten oosten van Oostendorp is de verkaveling nog relatief onregelmatig. Het open gebied wordt rond het landgoed Old-Putten onderbroken door het halfopen kampenlandschap. Desondanks is het binnen het plangebied het gebied met de meeste openheid (zie ook afbeelding 4.1). De overgangen naar de hoge dekzandruggen van de Hoge Enk (Stoopschaar) en Oostendorp/Molenhoek zijn in het landschap zichtbaar door veranderingen in de verkaveling en meer beplanting op de hogere ruggen. Hier vinden we een halfopen kampenlandschap. Het karakter is hier deels besloten door landschapselementen als houtwallen, maar met openheid richting de polders en veengebieden. De bebouwing is hier nadrukkelijker, maar verspreid aanwezig. De verkaveling is in de vorm van blokverkaveling. Deze verkaveling is al eeuwen hetzelfde en historisch waardevol [Feddes/Olthof, 2012]. Nog verder naar het noordwesten liggen het open polderlandschap en het randmerengebied. Deze natte gebieden hebben vrijwel geen beplanting en zijn onbebouwd. Lokaal zijn nog middeleeuwse verkavelingpatronen aanwezig. ’t Goor was gemeenschappelijk gebied zonder verkaveling, een situatie die al ruim 700 jaar bestaat [RAAP, 2012]. In tabel 4.1 is de waardering van het huidige landschap opgenomen.
1
26
Dit is de term die in het provinciaal beleid wordt aangegeven, hoewel het strikt genomen geen veenontginning is.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Afbeelding 4.2. Bodemgeografische indeling in en om het plangebied
Bron: Stiboka, 1982
De Eperweg leidt de N309 door het stedelijke gebied van ’t Harde en door de landgoederenzone. Volgend de routeplanner rijdt een automobilist hier 5 minuten over (circa 4 km). De Zuiderzeestraatweg Oost - vanaf de Eperweg tot aan de Zuiderzeestraatweg West loopt langs Oostendorp en Molendorp en het open gebied daartussen en is in 4 minuten doorrijdbaar (circa 3 km lang). De Flevoweg, vanaf de Zuiderzeestraatweg Oost tot aan de gemeentegrens is in circa 3 km te berijden (circa 3 km) en loopt langs het bebouwde gebied van Molendorp en de haven van Elburg.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
27
Afbeelding 4.3. Eperweg (N309) in ’t Harde en buitengebied
Tabel 4.1. Waardeoordeel landschapstype, -structuur en ruimtelijk-visuele kenmerken kwaliteit
waarde
beleefde kwaliteit
hoog: zichtbare gradiënt, duidelijk herkenbare opeenvolgende landschapstypen met beelddragers als verkaveling, lanen met diversiteit aan ruimtelijk-visuele kenmerken (open/gesloten, variatie in bos), beleving van rust, ruimte en donkerte, duidelijke eigen identiteit
fysieke kwaliteit
hoog: de landschapstypen zijn nog grotendeels gaaf aanwezig, hoewel ten opzichte van
inhoudelijke kwaliteit
hoog: de landschapstypen zijn in samenhang aanwezig, landgebruik volgt vaak het land-
ca. 1850 de woeste gronden nu wel begroeid zijn. schapstype, zeldzame gradiënt in open/halfopen/gesloten met veel landschapstypes
28
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Afbeelding 4.4. Zuiderzeestraatweg Oost (N309) in Oostendorp en nabij Old Putten
Aardkundige vormen en gebieden In het plangebied vinden we een aantal bijzondere aardkundige waarden. Zoals beschreven bij de ontstaanswijze van het landschap, treffen we een kame aan op de flank van de stuwwal. Het gebied ten oosten van ’t Harde valt binnen de begrenzing van het door de provincie aangegeven gebied (zie gearceerde gebied in het zuiden van het plangebied in afbeelding 4.5). Een kame is in Nederland een zeldzaam fenomeen en daarom van grote waarde. De fluvioperiglaciale afzettingen bevinden zich in de ondergrond. Ten oosten van ’t Harde ligt een stuifzandgebied met hoge en lage landduinen (zie ook afbeelding 4.5 en 4.6). Stuifzanden worden gevormd door een combinatie van aardkundige en cultuurhistorische processen. Om dubbeltelling in deze MER te voorkomen, nemen we de stuifzanden mee bij het onderdeel aardkundige waarden. Het oppervlak van het stuifzandgebied is voor een deel verstoord door zandwinning, zie afbeelding 4.6. Echter is er in dit nieuwe deel wel een heidegebied ontstaan, waar het stuifzandproces aanwezig is. In de overgebleven gebieden is het reliëfverschil van de duinen waardevol.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
29
Ten noordwesten van het stuifzandgebied ligt een dekzandgebied, hier ligt een dekzandrug tussen vlaktes met (soms ten dele verspoelde) dekzanden. De nattere en ten dele verspoelde dekzandgronden liggen rondom de Broekdijk. Aan de oost- en westkant van deze natte zandgronden liggen twee grote veengebieden. Afbeelding 4.5. Geomorfologische landschappen en aardkundige waarden
30
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Afbeelding 4.6. Actueel Hoogtebestand. Inzet: ontgronding ten oosten ’t Harde
Ten oosten van Elburg liggen veenontginningsgebieden van provinciaal belang. De aardkundige waarde van dit deel van het gebied is hoog vanwege de aanwezigheid van madeveengronden. In de meeste veengronden vindt oxidatie plaats van veen. Madeveengronden veranderen daardoor langzaam in broekeerdgronden en uiteindelijk in beekeerdgronden. Zij worden dus steeds zeldzamer. Ten zuidwesten van Elburg ligt een kwelrijk veengebied van nationaal belang. In dit gebied vormt zich kwel, verder zijn zeeklei en ook zeldzame bodems aanwezig. Daarnaast zijn diverse waardevolle, deels meanderende beken aanwezig. Ten noordwesten van de natte zandgronden vinden we binnen het plangebied een dekzandrug, van Oosterwolde naar de Hoge Enk (zie donkerblauw lint in afbeelding 4.6). Deze heeft geen status van nationaal of provinciaal belang, maar is waardevol vanwege de zichtbaarheid van het reliëf, de herkenbaarheid en samenhang met de omgeving(geschiedenis). Tabel 4.2. Waardeoordeel aardkundige waarden kwaliteit
waarde
beleefde kwaliteit
hoog: zichtbaarheid reliëf en herkenbaarheid stuifzanden en landduinen, zichtbaarheid reli-
fysieke kwaliteit
middelhoog: stuifzanden zijn grotendeels vastgelegd (uitgaande van referentiebeeld circa
inhoudelijke kwaliteit
hoog: grote dichtheid van aardkundige waarden van provinciaal en nationaal belang, goe-
ef en herkenbaarheid van de dekzandrug, herkenbaarheid veengebieden 1850), veengebieden (buiten plangebied) oxideren, maar nog wel als veen aanwezig de afleesbaarheid van de natuurlijke genese, grote samenhang met vormende processen
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
31
4.3.
Cultuurhistorie in de huidige situatie Historische geografie De historisch geografische patronen, elementen en ensembles zijn in het plangebied nog grotendeels intact, uitgaande van het beeld rond 1850 (zie afbeelding 4.6 en 4.7). In het halfbesloten landgoederenlandschap zijn de ruimtelijke patronen van de kavels en de houtwallen/singels van waarde (zie afbeelding 4.6). De verspreid liggende erven/boerderijen en kleine bebouwingslinten zijn van waarde vanwege hun zichtbaarheid, herinneringswaarde, samenhang met en informatiewaarde over het landgebruik in de negentiende en eerste helft twintigste eeuw. In de landgoederenzone liggen ook landgoederen Schouwenburg, Zwaluwenburg en Old Putten met een grote mate van samenhang. Eerder lag hier ook het landgoed Rozenburg. Het landgoed Old-Putten ligt op de overgang naar hogere gronden. Het bestaat uit een voegtwintigste-eeuws huis, een park waar zich mogelijk in de ondergrond resten van voorgangers van het kasteel bevinden en landerijen. De landgoederen zijn rijksbeschermd en worden bij het facet ‘historische bouwkunde’ nader besproken. Wat nu wordt beschouwd als het veenontginningsgebied, in het plangebied tussen de Broekdijk en de Zuiderzeestraatweg Oost, is in feite een complex landschap. Zo is hier geen veen in de ondergrond aanwezig, maar betreft het wel grotendeels natte zandgronden. Hier zijn ook nog hogere delen aanwezig met houtwallen (zie afbeelding 4.4). Kenmerkend voor dit complexe gebied is de wat onregelmatige strokenverkaveling. De ontginningsas van de Broekdijk is in het studiegebied onbebouwd. Door het plangebied lopen enkele Hanzewegen (zie afbeelding 4.7). Ondermeer de weg door Heerde, via ’t Harde, de Hoge Enk naar Elburg en die door Hattem richting Harderwijk (langs Oldebroek en de Hoge Enk). Daarnaast zijn in het plangebied nog andere kenmerkende historisch-geografische lijnstructuren aanwezig. Dit betreft de volgende kades/dijken: de Broekdijk en de Zuiderzeestraatweg in het verlegde daarvan (deze is voor een groot deel over de oudere ontsluitingsstructuur van de Broekdijk gelegd), de oprijlaan van kasteel Zwaluwenburg en het verlengde daarvan richting het zuiden. Verschillende watergangen en de verkaveling in het studiegebied zijn ook historisch-geografische structuren. Deze zijn zichtbaar in afbeelding 4.7 en 4.8. Langs de Zuiderzeestraatweg Oost ligt de windmolen de Tijd. Het historische molenbiotoop strekt zich over het plangebied uit [provincie Gelderland]. De landschappelijke gradiënt in het plangebied is anders dan de gradiënt in het gebied aan de oostkant van het plangebied. Hier ligt de gradiënt van de stuwwal naar het randmeer over een grotere lengte en is een duidelijk veenweidegebied aanwezig met kleinschalige verkavelingstructuur. Hier ligt langs de Zuiderzeestraatweg (in het verlegde van de Broekdijk) juist wel een bebouwingslint. Ook het gebied aan de westkant van Oostendorp/Elburg wijkt iets af, in die zin dat hier ook echt veenweidegebied aanwezig is met relatief gave patronen.
32
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Afbeelding 4.7. Historische patronen en historische kaart uit ca. 1830-1850
Bron: Watwaswaar.nl.
Afbeelding 4.8. Uitsnede topografische kaart 1900 (detail)
Bron: Provincie Gelderland, Oriëntatiekaart Gelderland - Historische topografie 1900
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
33
Tabel 4.3. Waardeoordeel historische geografie kwaliteit
waarde
beleefde kwaliteit
hoog: verkaveling herkenbaar door slotenpatroon en houtwallen, zichtbaarheid ontginningsas Broekdijk, diversiteit elementen, passend in de omgeving, dijken/kades herkenbaar
fysieke kwaliteit
middelhoog: houtwallen soms niet compleet, kavels zijn vergroot, Hanzewegen niet
inhoudelijke kwaliteit
hoog: Landschapsgenese afleesbaar, samenhang tussen lijnen en patronen
meer fysiek aanwezig, maar groot deel waterpatroon en houtwallen wel aanwezig
Historische bouwkunde Het plangebied is rijk aan bouwkundige monumenten. In het overzichtskaartje in afbeelding 4.8 zijn alle bouwkundige monumenten als punt opgenomen binnen het studiegebied. Het betreft rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, het stadsgezicht van Elburg (rijksmonument) en landgoederen (rijksmonumenten). Het stadsgezicht is onder meer bijzonder vanwege de gave eenheid van de stadskern en omwalling. Om dit aangezicht te behouden zijn ook open gebieden rondom de kern beschermd. Het stadsgezicht grenst daarmee aan het plangebied. Enkele monumenten hangen samen met de landgoederen, waar hieronder iets meer op wordt ingegaan. De monumentenstatus geldt zowel voor de genoemde gebouwen, maar ook voor (delen van) het landschap (zie afbeelding 4.9). Delen van de landgoederen zijn eveneens opgestelde landgoederen volgens de Natuurschoonwet (zie ook afbeelding 4.9). Afbeelding 4.9. Historisch-bouwkundige elementen in het plangebied
Bron: GIS-data provincie Gelderland en rijksmonumentenregister RCE
34
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
De landhuizen liggen op hogere gronden ten noorden en zuiden van de Broekdijk die optrad als ontginningsas [Feddes/Olthof, 2012]. De landgoederen Schouwenburg en Zwaluwenburg ten zuiden van de Broekdijk vormen een samenhangende landgoederenstructuur. Het noordelijke landgoed Old Putten is via de oude, lange oprijlaan verbonden met de Broekdijk [Feddes/Olthof, 2012] en hangt door met zichtlijnen samen met de andere landgoederen. Afbeelding 4.10. Laan op het landgoed Zwaluwenburg
De historische buitenplaats Zwaluwenburg ligt ten zuidoosten van Elburg. In 1728 werd het hoofdgebouw (huis Zwaluwenburg) gebouwd ter plaatse van een ouder, wellicht versterkt huis. Het hoofdgebouw staat op een rechthoekig omgracht terrein binnen de nog aanwezige structuur van lange, rechte lanen. Ten oosten van het huis ligt de boerderij De Zwaluwenburg uit 1794. Aan de Eperweg ligt de voormalige rentmeesterwoning uit ca. 1920, die de westelijke entree accentueert. Bij de entree aan de Zuiderzeestraatweg staat een vroeg 19de-eeuwse boerderij met op het erf een kapberg en twee schuren. De historische buitenplaats Zwaluwenburg is in cultuur-, architectuur- en tuinhistorisch opzicht ondermeer van algemeen belang [monumentenregister.cultureelerfgoed.nl]. Het complex bestaat uit de volgende beschermenswaardige onderdelen [monumentenregister.cultureelerfgoed.nl]: 1. hoofdgebouw (huis Zwaluwenburg); 2. historische tuin- en parkaanleg; 3. toegangsbrug met hek; 4. rentmeesterwoning en entree; 5. boerderij Zwaluwenburg met bakhuisje; 6. boerderij; 7. boerderij/dienstwoning; 8. duiker; 9. entree; 10. boerderij met kapberg en twee schuren.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
35
Sinds de 16de eeuw komt de naam Schouwenburg voor. De huidige structuur van de buitenplaats dateert uit de 19de eeuw. De historische buitenplaats Schouwenburg is van algemeen belang vanwege de architectonische (stijl hoofdhuis en koetshuis), landschappelijke (situering hoofdhuis in landschap, zichtlijnen) en cultuurhistorische waarden. De historische buitenplaats Schouwenburg bestaat uit de volgende elementen die vanwege hun cultuurhistorische waarde beschermenswaardig zijn [monumentenregister.cultureelerfgoed.nl]: 1. huis Schouwenburg; 2. historische tuin- en landschapsaanleg; 3. koetshuis; 4. boerderij; 5. trafohuisje. Eerder was hier ook het landgoed De Rozenburg aanwezig. Het huis werd begin 19e eeuw gesloopt. De boerderijen en de landerijen van de Rozenberg maakten om beurten deel uit van de naastgelegen landgoederen Schouwenburg en Zwaluwenburg. Inmiddels is het opgenomen bij het landgoed Schouwenburg [http://www.kasteleningelderland.nl/Kastelen/rozenberg.htm]. De historische buitenplaats Old Putten is gebouwd op een zandrug waar vermoedelijk vanaf de twaalfde eeuw een kasteel gevestigd is geweest. Omstreeks 1480 is dat huis verwoest; de kelders zijn nog gedeeltelijk aanwezig in het huidige huis. Aan de oostzijde van het terrein bevindt zich een oprijlaan over een lengte van circa 1000 m. Deze laan wordt begeleid door bomenrijen die binnen de gracht uiteenwijken. De laan is oorspronkelijk de oprijlaan geweest van het kasteel, dat met één van de hoeken in het verlengde van de laan lag. Daardoor is er weinig relatie tussen de laan en het tegenwoordige hoofdgebouw. De laan is van algemeen belang vanwege zijn betekenis voor de cultuurhistorie van het gebied en de geschiedenis van de historische buitenplaats. Het gebouw dat als poortgebouw bekend staat, heeft die functie nooit gehad. Het is gebouwd als bedrijfsruimte en onder meer appelbewaarplaats in het kader van de aanplant van boomgaarden. Tegen de voorgevel is een klein wachtportaal uitgebouwd, dat diende om de bewoners van het huis, die wachtten op de tram die over de Zuiderzeestraatweg reed, te beschutten. Het gebouw stamt uit circa 1910. Het complex bestaat uit de volgende beschermenswaardige onderdelen [monumentenregister.cultureelerfgoed.nl]: 1. hoofdgebouw met aangebouwde koetsierswoning annex paardenstal; 2. parkaanleg, oprijlaan, landerijen richting molen en Schouwenburg; 3. wagenschuur met duivenslag; 4. stenen brug met beelden; 5. poorthuis met wachtportaal. Al deze onderdelen hebben architectonische en cultuurhistorische waarde voor de historische buitenplaats. In tabel 4.4 zijn de bijzonderheden van de gebouwde monumenten nabij de tracés opgenomen. Voor de overzichtelijkheid zijn hier alleen de details van de gebouwde monumenten opgenomen die binnen 100 m van de as van een alternatief liggen. Het betreft met name boerderijen en daarnaast gebouwen die samenhangen met de landgoederen.
36
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Tabel 4.4. Rijks- (in grijs) en gemeentelijke (gebouwde) monumenten binnen 100 m van de middenlijn van de alternatieven status
nr.
naam/beschrijving
rm
14939
witgepleisterd landarbeiders-
bouwjaar
plaats
straat
huisnr.
’t Harde
Bovendwarsweg
61
huisje rm
14933
boerderij
’t Harde
Eperweg
1
rm
14936
Westbroek, boerderij
’t Harde
Eperweg
3
rm
14934
kleine Veluwse boerderij
’t Harde
Eperweg
5
rm
512927
rentmeesterwoning
’t Harde
Eperweg
7
1915
Zwaluwenburg gm
7372
hallehuisboerderij
gm
9014
bijschuur
gm
9015
hooiberg
gm
7374
hallehuisboerderij
gm
9033
gm rm
1845 - 1855
’t Harde
Eperweg
25A
’t Harde
Eperweg
25A
’t Harde
Eperweg
25A
Doornspijk
Gerichtenweg
11
bakhuisje
Doornspijk
Gerichtenweg
11
9034
pomp
Doornspijk
Gerichtenweg
11
14932,
De Tijd, Industrie- en
Oostendorp
Zuiderzeestraatw. Oost
18
14945
poldermolen
gm
7331
poortwoning
Elburg
Broekdijk
9
rm
528920
boerderij met kapberg en
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
1
1910
1925 - 1935
twee schuren, Zwaluwenburg gm
744
boerderij
1854
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
20
gm
745
gemeentehuis
1925
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
21
gm
746
hallehuisboerderij
1910
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
43
gm
863
schuur
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
43
gm
7835
woonhuis
1920
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
53
gm
7836
poortwoning
1780
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
61
gm
7837
hallehuisboerderij
1927
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
82
gm
9004
schuur
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
82
gm
9005
hooiberg
Elburg
Zuiderzeestraatw. Oost
82
Tabel 4.5. Waardeoordeel historische bouwkunde kwaliteit
waarde
beleefde kwaliteit
hoog: De landgoederen passen goed in de omgeving, hebben een esthetische kwaliteit. De wallen van Elburg zijn goed zichtbaar door de open ruimten om de stad. De oude boerderijen/landwerkhuisjes herinneren aan het historische landgebruik.
fysieke kwaliteit
hoog: Over het algemeen zal deze kwaliteit goed zijn. Bijzonderheden over het speci-
inhoudelijke kwaliteit
hoog: Samenhang tussen de landgoederen als gebied en de gebouwen en lanen op
fieke gebruik of de aanwezigheid van stijlelementen is niet bekend. het landgoed. Gebouwen zijn representatief voor verschillende historische perioden.
4.4.
Archeologie in de huidige situatie In en nabij het plangebied zijn geen terreinen met archeologische waarde (archeologische monumenten) bekend. Wel is het mogelijk dat er zich nog onbekende archeologische waarden bevinden. Recent heeft de gemeente Elburg een archeologische verwachtingskaart laten opstellen met de volgende indeling: - waarde archeologie 1: AMK-terreinen, Oud Elburg en landgoed Old Putten; - waarde archeologie 2: hoge archeologische verwachting, archeologische vindplaatsen en historische elementen inclusief buffer zone; - waarde archeologie 3: middelmatige archeologische verwachting; - waarde archeologie 4: lage archeologische verwachting;
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
37
-
overig: middelmatige archeologische verwachting voor watergerelateerde objecten, diepe verstoringen en reeds afdoende archeologisch onderzochte terreinen.
Voor het plangebied ’t Harde geldt over het algemeen Waarde 1 (hoog), met uitzondering van het zuidelijkste gebied, hier geldt waarde 4 (laag) en het noordelijkste gebied met waarde 3 (middelmatig). Voor het plangebied Oostendorp geldt in het noorden waarde 1 (hoog) en in het zuiden waarde 4 (laag). Door ADC Archeoprojecten is in 2010 een bureauonderzoek uitgevoerd naar mogelijke archeologische waarden. Op basis hiervan is een gespecificeerd verwachtingsmodel opgesteld waarin vier verwachtingszones worden onderscheiden [ADC, 2010]. De kaart wijkt enigszins af van de recentere gemeentelijke verwachtingskaart, met name in het zuiden van het plangebied. A: Dekzandruggen al dan niet met plaggendek. Hier worden archeologische waarden vanaf het Laat-Paleolithicum verwacht. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. De waarden kunnen worden aangetroffen vanaf de basis van het plaggendek tot in de top van de Chorizont, vanaf een diepte van 30 cm-mv. De verwachte archeologische waarden hebben een lage vondstdichtheid. Vanwege de aanwezigheid van een plaggendek, zijn de resten vermoedelijk goed geconserveerd. Direct aan en onder maaiveld worden archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht. De archeologische verwachting voor zone A is hoog. B: Verstoven gronden: hier komen de morfologische eenheden stuifzandvlakte, grondmoreglooiing en hoge en lage landduinen voor. In verstoven gebieden worden archeologische waarden vanaf het Laat-Paleolithicum verwacht. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. De waarden kunnen worden aangetroffen direct aan en onder maaiveld tot in de top van de C-horizon. Vindplaatsen uit de prehistorie hebben over het algemeen een lage vondstdichtheid, vindplaatsen uit latere perioden zijn doorgaans beter herkenbaar in een booronderzoek. In zones waar uitstuiving heeft plaatsgevonden zullen de waarden slecht zijn geconserveerd. Het is echter ook mogelijk dat door verstuiving archeologische waarden zijn afgedekt en daardoor goed bewaard zijn gebleven. De archeologische verwachting voor zone B is middelhoog.
38
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Afbeelding 4.11. Uitsneden archeologische beleidskaart gemeente Elburg
C: Lage gronden, namelijk de geomorfologische eenheden dekzandvlakte en ontgonnen veenvlakte al dan niet vervlakt door veen en/of overstromingsmateriaal. In deze gebieden worden archeologische waarden vanaf het Laat-Paleolithicum verwacht. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. De waarden kunnen worden aangetroffen direct aan en onder maaiveld, onder een opgebracht dek of onder (rest)veen tot in de top van de C-horizont van het dekzand.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
39
Vindplaatsen uit de prehistorie hebben over het algemeen een lage vondstdichtheid, en zijn moeilijk op te sporen door middel van booronderzoek. Door de hoge grondwaterstand zijn als ze aanwezig zijn - de archeologische waarden echter goed geconserveerd. Indien een humeus dek ontbreekt zijn eventuele waarden mogelijk aangetast door landbouwactiviteiten. De archeologische verwachting voor zone C is laag. D: Afgegraven gebieden: In de geomorfologische eenheden vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie, storthoop en opgehoogd of opgespoten terrein worden geen archeologische waarden verwacht. Daarnaast zijn op basis van AHN-beelden enkele andere terreinen onderscheiden waar vanwege afgravingen geen archeologische waarden worden verwacht. De verschillende verwachtingszones zijn weergegeven in afbeelding 4.12. Vrijwel het hele plangebied ten noorden van de Broekdijk ligt in een zone met de provinciale status ‘ruwe diamant’ (zie interim beleidskader archeologie 2009 - 2012 van provincie Gelderland). Afbeelding 4.12. Verwachtingskaart archeologie [ADC, 2010]
Tabel 4.6. Waardeoordeel archeologie kwaliteit
waarde
beleefde kwaliteit
laag
fysieke kwaliteit
onbekend
inhoudelijke kwaliteit
onbekend
verwachte kwaliteiten
in het plangebied zijn er verschillende waarden aanwezig. Over het algemeen is de waarde nabij ’t Harde hoger dan die nabij Oostendorp
40
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
4.5.
Autonome ontwikkelingen Het beleid richt zich hoofdzakelijk op het in stand houden en versterken van de genoemde (landschappelijke) kernkwaliteiten. Relevant zijn de ‘groene wiggen’ die zijn vastgelegd in het reconstructieplan, provinciale structuurvisie en gebiedsplan zoekzones landschappelijke versterking en groene wiggen van de gemeente. Deze wiggen moeten voorkomen dat de dorpen en stadjes rond de Veluwe aan elkaar vastgroeien. In afbeelding 4.13 is het plangebied weergegeven op een uitsnede van de kaart met groene wiggen in het reconstructieplan. Hierop is te zien dat tussen Oostendorp en ’t Harde groene wiggen beoogd zijn. De archeologische beleidskaart van de gemeente Elburg zal naar verwachting in 2012 worden vastgesteld. Vanuit de aandachtpunten landschap, cultuurhistorie en archeologie zijn er geen verdere autonome ontwikkelingen bekend. Afbeelding 4.13. Groene wiggen
Bron: zoekzones landschappelijke versterking & groene wiggen, gemeente Oldebroek & Elburg
4.6.
Samenvatting referentiesituatie Landschap en cultuurhistorie Landschapstype, -structuur en ruimtelijk-visuele kenmerken De landschappelijke structuur is evenwijdig gezoneerd aan de (voormalige) Zuiderzeekustlijn. Er is sprake van een overgang van de hogere delen (de Veluwe) naar de open polders. De landschapstypes van zuid naar noord zijn: - besloten boslandschap op de Veluwe en ten oosten van ’t Harde; - kleinschalig kampenlandschap bij ’t Harde;
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
41
-
landgoederenlandschap met ‘landschapskamers’; onbebouwd veenontginningslandschap; halfopen kampenlandschap met bebouwingslinten; open polderlandschap; randmerengebied (oeverzone).
Een relevante autonome ontwikkeling is de aanleg van ‘groene wiggen’ die zijn vastgelegd in het reconstructieplan en streekplan. Deze moeten voorkomen dat de dorpen en stadjes rond de Veluwe aan elkaar vastgroeien. Aardkunde Rondom en in het plangebied vinden we een aantal bijzondere aardkundige waarden, te weten: - een kame op de flank van de stuwwal; - oostelijk van ’t Harde een aantal stuifzandgebieden tegen de flank van de stuwwal; - ten zuidwesten van Elburg een kwelrijk veengebied van nationaal belang; - ten oosten van Elburg veengebieden van provinciaal belang; - een dekzandrug, van Oosterwolde richting de Hoge Enk. Historische geografie Omdat het landschap grotendeels is gevormd door invloed van de mens zijn de historisch geografische patronen vergelijkbaar met de landschappelijke patronen. Waardevolle geografische patronen en elementen in het plangebied zijn: - in het kampenlandschap zelf zijn de ruimtelijke patronen van de kavels en de houtwallen/singels, de verspreid liggende erven/boerderijen en kleine bebouwingslinten van waarde; - de landgoederen Schouwenburg en Zwaluwenburg vertonen een grote mate van samenhang. De lineaire structuur van de parken vormt een mooie overgang van het (lineaire) kampenlandschap naar de veenontginningen; - de enigszins onregelmatige, langgerekte verkaveling in de veenontginningsgebieden is een belangrijk kenmerk van oude veenontginningen. Historische bouwkunde Het plangebied is rijk aan bouwkundige monumenten. Het betreft rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en het stadsgezicht van Elburg (rijksmonument). Het stadsgezicht grenst aan het plangebied. Enkele monumenten hangen samen met de landgoederen Zwaluwenburg, Schouwenburg en Old Putten. De monumentenstatus geldt voor gebouwen op de landgoederen, maar ook voor (delen van) het omliggende landschap. Archeologie Voor ongeveer de helft van het plangebied geldt een middelhoge tot hoge archeologische verwachting op basis van een archeologisch bureauonderzoek: - A: Dekzandruggen al dan niet met plaggendek; hoge kans op het aantreffen van archeologische resten. Hier worden archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht; - B: Verstoven gronden: middelhoge kans op het aantreffen van archeologische resten. In zones waar uitstuiving heeft plaatsgevonden zullen de waarden slecht zijn geconserveerd. Het is echter ook mogelijk dat door verstuiving archeologische waarden zijn afgedekt en daardoor goed bewaard zijn gebleven.
42
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
5.
EFFECTEN EN EFFECTBEOORDELING `T HARDE In dit hoofdstuk worden de tijdelijke en permanente effecten besproken die zullen optreden tijdens het aanleggen van het voornemen en tijdens de gebruiksfase. Voor het thema landschap en cultuurhistorie zijn de maximale effecten in de aanlegfase gelijk aan die in de gebruiksfase, daarom is alleen de gebruiksfase besproken.
5.1.
Landschapstype, -structuur en ruimtelijk-visuele kenmerken Alternatief 0+ Alternatief 0+ betreft de referentiesituatie aangevuld met verkeerskundige optimalisatiemaatregelen op het bestaande tracé op enkele kruispunten. De landschapstypen, structuur en ruimtelijke-visuele kenmerken worden niet aangetast of versterkt door de opwaardering van het traject, omdat er geen sprake is van nieuwe doorsnijding van het landschap. Door een toenemende drukte kan de beleving van rust en ruimte verstoord raken, maar dit effect wijkt niet af van de autonome ontwikkeling. Alternatief 0+ scoort neutraal (0). Alternatief 1 Alternatief 1 is voor dit criterium vergelijkbaar met alternatief 0+, aangevuld met de aanleg van twee fietstunnels. Het landschapstype en de landschapstructuur worden niet aangetast of versterkt door de opwaardering van het traject of de aanleg van de tunnels, omdat er geen sprake is van nieuwe doorsnijding van het landschap. Vanwege de ligging van de tunnels in het bebouwde gebied hebben ze geen significante invloed op de openheid/beslotenheid, rust, ruimte en donkerte van het waardevolle landschap Veluwemassief Noord. Door een toenemende drukte kan de beleving van rust en ruimte verstoord raken, maar dit effect wijkt niet af van de autonome ontwikkeling. Alternatief 1 scoort neutraal (0). Alternatief 2 Alternatief 2 betreft de aanleg van een nieuwe weg. Het grootste gedeelte van het tracé van alternatief 2 gaat mee met de landschappelijke hoofdstructuur (van de Veluwe naar de kust). Zowel het besloten boslandschap als het kampenlandschap/landgoederenlandschap worden door dit alternatief doorsneden. Het alternatief doorsnijdt ook het Natuurschoonwetlandgoed Zwaluwenberg aan de zuidkant van het plangebied, ten zuiden van het landgoed Zwaluwenburg. Alternatief 2 ligt deels aan de rand van het waardevolle Veluwemassief Noord-landschap (beschermingsregime B) en doorsnijdt een deel van het aanwezige besloten boslandschap. Door de doorsnijding wordt de landschappelijke gradiënt verstoord, omdat aan de westkant een bos met weinig ‘beslotenheid’ overblijft. In feite heeft de verstoring door de doorsnijding een groter effect dan de doorsnijding zelf. Omdat het hier een nieuwe ontwikkeling betreft zal de weg de rust, ruimte en donkerte in het bos verstoren. Ook wordt een niet-passend stedelijk element op de stuwwal ingebracht. Met name de beleefde waarde van de kernkwaliteiten wordt aangetast, maar ook de inhoudelijke kwaliteit doordat de samenhang tussen de bosgebieden afneemt. De ontwikkeling biedt ook kansen om hier een gevarieerder bostype aan te leggen. Dit is echter niet vastgelegd en daarom niet beoordeeld. Het alternatief volgt verder deels een laan met houtwal in het landgoederenlandschap. Het pad heeft aan één zijde oude eiken met onderbegroeiing staan. De weg wordt ten noorden van het pad aangelegd, waardoor de houtwal en het kenmerkende halfbesloten landschap blijft bestaan. Hier wordt ook geen geluidswal aangelegd. De laanbeplanting van de Eikenlaan wordt wel doorsneden. Dit tast het halfopenlandschap aan. Net ten zuiden van de aantakking met de Rozenbergerweg wordt een houtwal en historisch bosje doorsneden.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
43
Het overige gedeelte volgt het bestaande tracé, waar geen effecten zijn te verwachten. In plaats van door bebouwd gebied gaat de weg nu door het besloten boslandschap en halfopen landschap. Vanuit de beleving van de weggebruiker zijn de verschillende landschapstypen niet altijd heel duidelijk waarneembaar door de hoge geluidswallen langs het tracé. Ook verkeert de automobilist maar kortstondig in het gebied, waardoor het eventuele positieve effect klein is. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.1. Tabel 5.1. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
open veenweide gronden met sloten en beken
n.v.t.
n.v.t.
landschappelijke gradiënt van besloten naar open
verstoring beslotenheid
beleefde kwaliteit
rust, ruimte en donkerte
verstoring rust en donkerte
beleefde kwaliteit
stuwwal met afwisseling heide, bos, stuifzand en en-
doorsnijding stuwwal en verstoring
inhoudelijke en be-
claves
afwisseling
leefde kwaliteit
kleinschalige flank met houtsingels, grasland en open
doorsnijding o.m. beplanting Eiken-
inhoudelijke kwaliteit
essen
laan en nabij Rozenbergerweg
variatie aan bos
verstoring bosgebied
beleefde kwaliteit
abrupte overgang van stuifzand en bos naar veen en
n.v.t.
n.v.t.
broekgebied
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteiten. Meerdere kernkwaliteiten worden aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.2, negatief beoordeeld (-). Alternatief 2 verdiept Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2. De hoge geluidswallen zullen de beleving van de weggebruiker wel extra verminderen. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.2. Tabel 5.2. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
open veenweide gronden met sloten en beken
n.v.t.
n.v.t.
landschappelijke gradiënt van besloten naar open
verstoring beslotenheid
beleefde kwaliteit
rust, ruimte en donkerte
verstoring rust en donkerte
beleefde kwaliteit
stuwwal met afwisseling heide, bos, stuifzand en en-
doorsnijding stuwwal en verstoring
inhoudelijke en be-
claves
afwisseling
leefde kwaliteit
kleinschalige flank met houtsingels, grasland en open
doorsnijding o.m. beplanting Eiken-
inhoudelijke kwaliteit
essen
laan en nabij Rozenbergerweg
variatie aan bos
verstoring bosgebied
beleefde kwaliteit
abrupte overgang van stuifzand en bos naar veen en
n.v.t.
n.v.t.
broekgebied
44
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 verdiept (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteiten. Meerdere kernkwaliteiten worden aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.2, negatief beoordeeld (-). Alternatief 2 noord kort Dit alternatief is qua beoordeling deels vergelijkbaar met alternatief 2. Afwijkingen treden op in het deel van het landgoederenlandschap. Hier wordt in aanvulling van de Eikenlaan nu ook de houtwal doorsneden plus enkele houtwallen tussen de Eperweg en de eerstgenoemde houtwal. Dit heeft een zeer negatief effect op de inhoudelijke kwaliteit van de houtwallen. Voor de weggebruiker wordt de beleving van de landschappelijke gradiënt minder dan bij alternatief 2 aangezien hier na het halfopen landgoederenlandschap nog een stukje bebouwde kom van de noordkant van ’t Harde wordt doorsneden. De automobilist verkeert maar kortstondig in het gebied, waardoor het eventuele positieve effect van het beleven van meerdere landschapstypes klein is. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.3. Tabel 5.3. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
open veenweide gronden met sloten en beken
n.v.t.
n.v.t.
landschappelijke gradiënt van besloten naar
verstoring beslotenheid
beleefde kwaliteit
rust, ruimte en donkerte
verstoring rust en donkerte
beleefde kwaliteit
Stuwwal met afwisseling heide, bos, stuifzand
doorsnijding stuwwal en verstoring
inhoudelijke en beleefde
en enclaves
afwisseling
kwaliteit
kleinschalige flank met houtsingels, grasland en
doorsnijding o.m. Eikenlaan en
inhoudelijke kwaliteit
open essen
houtwallen
variatie aan bos
verstoring bosgebied
beleefde kwaliteit
abrupte overgang van stuifzand en bos naar
n.v.t.
n.v.t.
open
veen en broekgebied
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 noord kort (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteiten. Meerdere kernkwaliteiten worden (in ernstige mate) aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.2, negatief tot zeer negatief beoordeeld (-/--). Alternatief 2 noord kort verdiept Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2 noord kort. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.4.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
45
Tabel 5.4. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
open veenweide gronden met sloten en beken
n.v.t.
n.v.t.
landschappelijke gradiënt van besloten naar
verstoring beslotenheid
beleefde kwaliteit
rust, ruimte en donkerte
verstoring rust en donkerte
beleefde kwaliteit
Stuwwal met afwisseling heide, bos, stuifzand
doorsnijding stuwwal en verstoring
inhoudelijke en beleefde
en enclaves
afwisseling
kwaliteit
kleinschalige flank met houtsingels, grasland en
doorsnijding o.m. Eikenlaan en
inhoudelijke kwaliteit
open essen
houtwallen
variatie aan bos
verstoring bosgebied
beleefde kwaliteit
abrupte overgang van stuifzand en bos naar
n.v.t.
n.v.t.
open
veen en broekgebied
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 noord kort (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteiten. Meerdere kernkwaliteiten worden aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.2, negatief tot zeer negatief beoordeeld (-/--). Alternatief 5 Alternatief 5 doorsnijdt het waardevolle Veluwemassief Noord-landschap (beschermingsregime B) en ligt aan de rand van het waardevolle landschap Oosterwolde-Oldebroek (beschermingsregime A). Het grootste gedeelte van het tracé van alternatief 5 gaat mee met de landschappelijke hoofdstructuur (van de Veluwe naar de kust), en doorsnijdt dus meerdere landschappen. Hierbij wordt in het besloten boslandschap met het nieuw aan te leggen tracé een bebost stuifzandgebied (met natuurlijke stuifduinen) doorsneden. De beslotenheid in dit gebied wordt aangetast. Door de aanleg van de weg wordt ook de afwisseling van heide en bos op de stuwwal hier aangetast. Omdat het hier een nieuwe ontwikkeling betreft, zal de weg de rust, ruimte en donkerte in het gebied verstoren. Met name de beleefde waarde van deze kernkwaliteiten wordt zwaar aangetast, maar ook de samenhang (inhoudelijke kwaliteit) tussen de bos/stuifzandgebieden. De ontwikkeling biedt ook kansen om hier een gevarieerder bostype aan te leggen. Dit is echter niet vastgelegd en daarom niet beoordeeld.
46
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Afbeelding 5.1. Huidige situatie Laanzichtsweg
Alternatief 5 volgt eerst het tracé van de bestaande Laanzichtsweg in het bos en vervolgens verder ten westen van de bestaande Laanzichtsweg door het landgoederenlandschap. De laanbeplanting van het huidige tracé blijft behouden, maar de laanopbouw wordt wel verstoord door de naastgelegen nieuwe weg. In plaats van door bebouwd gebied gaat het tracé van alternatief 5 door het besloten boslandschap en halfopen landschap. Vanuit de beleving van de weggebruiker zijn de verschillende landschapstypen niet altijd heel duidelijk waarneembaar door de hoge geluidswallen langs het tracé. Ook verkeert de automobilist maar kortstondig in het gebied, waardoor het eventuele positieve effect klein is. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.5. Tabel 5.5. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
open veenweide gronden met sloten en
n.v.t.
n.v.t.
verstoring openheid en beslotenheid
beleefde kwaliteit
rust, ruimte en donkerte;
verstoring rust en donkerte
beleefde kwaliteit
stuwwal met afwisseling heide, bos, stuif-
doorsnijding stuwwal en verstoring afwisse-
inhoudelijke en be-
zand en enclaves
ling bosgebied, stuifzand en heide
leefde kwaliteit
kleinschalige flank met houtsingels, gras-
verstoring laan door aanleg drukke parallel-
beleefde kwaliteit
land en open essen
structuur
variatie aan bos
verstoring bosgebied
beleefde kwaliteit
abrupte overgang van stuifzand en bos
n.v.t.
n.v.t.
beken landschappelijke gradiënt van besloten naar open
naar veen en broekgebied
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
47
De bovengenoemde effecten van alternatief 5 (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteiten. Meerdere kernkwaliteiten worden zwaar aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.2, zeer negatief beoordeeld (--). 5.2.
Aardkundige waarden Alternatief 0+ De opwaardering van de bestaande weg tast geen aardkundige waarden aan. Het alternatief scoort daarom neutraal (0). Alternatief 1 De opwaardering van de bestaande weg en het aanbrengen van de fietstunnels tasten geen aardkundige waarden aan. Het alternatief scoort daarom neutraal (0). Alternatief 2 Het aanleggen van de weg bij alternatief 2 tast onder andere de beleving en de samenhang van de landduinen (van circa NAP + 6 tot 9,5 m) aan. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteit zijn weergegeven in tabel 5.6. Tabel 5.6. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
aardkundige kwaliteiten
doorsnijding /verstoring lage en hoge landduinen
inhoudelijke kwaliteit, beleefde kwaliteit
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteit. De aardkundige kwaliteiten in het gebied worden aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.3, negatief beoordeeld (-). Alternatief 2 verdiept Voor alternatief 2 verdiept wordt een tracé tot een diepte van 1 m uitgegraven en een 1,5 m hoge geluidswal aangelegd. Hierdoor wordt het waardevolle reliëf van de landduinen in grote mate aangetast. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteit zijn weergegeven in tabel 5.7. Tabel 5.7. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
aardkundige kwaliteiten
doorsnijding/vernietiging lage en hoge landduinen
beleefde kwaliteit, fysieke kwaliteit, inhoudelijke kwaliteit,
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 verdiept (verstoring, vernietiging) hebben een negatief effect op de beleefde, fysieke en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteit. De aardkundige kwaliteiten in het gebied worden ernstig aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.3, zeer negatief beoordeeld (--). Alternatief 2 noord kort Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2.
48
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteit zijn weergegeven in tabel 5.8. Tabel 5.8. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
aardkundige kwaliteiten
doorsnijding/vernietiging lage en hoge landduinen
beleefde kwaliteit, fysieke kwaliteit, inhoudelijke kwaliteit,
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 noord kort (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteit. De aardkundige kwaliteiten in het gebied worden aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.3, negatief beoordeeld (-). Alternatief 2 noord kort verdiept Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2 verdiept. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteit zijn weergegeven in tabel 5.9. Tabel 5.9. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
aardkundige kwaliteiten
doorsnijding/vernietiging lage en hoge landduinen
beleefde kwaliteit, fysieke kwaliteit, inhoudelijke kwaliteit
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 noord kort verdiept (verstoring, vernietiging) hebben een negatief effect op de beleefde, fysieke en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteit. De aardkundige kwaliteiten in het gebied worden sterk aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.3, zeer negatief beoordeeld (--). Alternatief 5 Alternatief 5 doorsnijdt in het zuiden de ruwe vastgelegde omtrek van de aardkundige waarde ‘Smeltwaterterras Nunspeet-Hattem’. Op een gedeelte van het tracé heeft zandwinning plaatsgevonden (zie afbeelding 4.6). In de overgebleven gebieden is het reliëfverschil van de boven op de kame gelegen landduinen (van circa NAP + 6 tot 11 m) waardevol. Het aanleggen van de weg tast de beleving en de samenhang van deze landschapsvormen aan. De lengte van de doorsnijding is langer en de waarde van de zuidelijkste landduin is hoger, waardoor dit een ernstigere aantasting betreft dan bijvoorbeeld bij alternatief 2. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteit zijn weergegeven in tabel 5.10. Tabel 5.10. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
aardkundige kwaliteiten
doorsnijding /verstoring lage en hoge landduinen
inhoudelijke kwaliteit, beleefde kwaliteit
De bovengenoemde effecten van alternatief 5 (doorsnijding, verstoring) hebben een zeer negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteit. De aardkundige kwaliteiten in het gebied worden sterk aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.3, zeer negatief beoordeeld (--).
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
49
5.3.
Historische geografie Alternatief 0+ Alternatief 0+ betreft de referentiesituatie aangevuld met optimalisatiemaatregelen op het bestaande tracé op enkele kruispunten. De waardevolle historische verkaveling en andere historische landschapspatronen worden niet aangetast of versterkt door de opwaardering van het traject, omdat er geen sprake is van nieuwe doorsnijding van het landschap. Alternatief 0+ scoort neutraal (0). Alternatief 1 Alternatief 1 is voor dit criterium vergelijkbaar met alternatief 0+, aangevuld met de aanleg van twee fietstunnels. De waardevolle historische verkaveling en andere historische landschapspatronen worden niet aangetast of versterkt door de opwaardering van het traject of de aanleg van de tunnels, omdat er geen sprake is van nieuwe doorsnijding van het landschap. Alternatief 1 krijgt een neutrale score (0). Alternatief 2 Alternatief 2 betreft de aanleg van een nieuwe weg. Het alternatief volgt deels een historisch pad in het landgoederenlandschap. Door de nieuwe weg worden enkele historische paden doorsneden. Ook doorsnijdt de weg een historische Hanzeroute, maar deze is niet meer beleefbaar. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.11. Tabel 5.11. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
ontwaterings-, ontsluitings-, en verkavelingspatronen
doorsnijding historische paden
inhoudelijke kwaliteit
Zuiderzeestraatweg
-
-
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 (doorsnijding) hebben een negatief effect op de inhoudelijke kwaliteiten van enkele historische paden. De historisch-geografische waarde in het gebied wordt aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.4, negatief beoordeeld (-). Alternatief 2 verdiept Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.12. Tabel 5.12. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
ontwaterings-, ontsluitings-, en verkavelingpatronen
doorsnijding historische paden
inhoudelijke kwaliteit
Zuiderzeestraatweg
-
-
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 verdiept (doorsnijding) hebben een negatief effect op de inhoudelijke kwaliteiten van enkele historische paden. De historischgeografische waarde in het gebied wordt aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.4, negatief beoordeeld (-).
50
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Alternatief 2 noord kort Bij alternatief 2 noord kort vindt meer doornsnijding van houtwallen plaats dan bij alternatief 2. De verkavelingstructuur wordt door dit alternatief in sterkere mate aangetast dan bij alternatief 2, aangezien dit alternatief niet aansluit bij de bestaande ontsluitingstructuur. De samenhang tussen de lanen, beplantingspatronen en verkavelingpatronen neemt sterk af. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.13. Tabel 5.13. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
ontwaterings-, ontsluitings-, en verkavelingpatronen
doorsnijding historische paden,
inhoudelijke kwaliteit
houtsingels en verkavelingstructuur Zuiderzeestraatweg
n.v.t.
n.v.t.
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 noord kort (doorsnijding) hebben een negatief effect op de inhoudelijke kwaliteiten van enkele historische paden, houtwallen en verkavelingpatronen. De historisch-geografische waarde in het gebied wordt in ernstige mate aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.4, zeer negatief beoordeeld (--). Alternatief 2 noord kort verdiept Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2 noord kort. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.14. Tabel 5.14. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
ontwaterings-, ontsluitings-, en verkavelingpatronen
doorsnijding historische paden,
inhoudelijke kwaliteit
houtsingels en verkavelingstructuur Zuiderzeestraatweg
n.v.t.
n.v.t.
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 noord kort verdiept (doorsnijding) hebben een negatief effect op de inhoudelijke kwaliteiten van enkele historische paden, houtwallen en verkavelingpatronen. De historisch-geografische waarde in het gebied wordt in ernstige mate aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.4, zeer negatief beoordeeld (--). Alternatief 5 Alternatief 5 betreft de aanleg van een nieuwe weg. Alternatief 5 doorsnijdt enkele historische paden op het landgoed Zwaluwenburg. Het tracé loopt vanuit het zuiden eerst over de Laanzichtsweg en daarna langs de Laanzichtsweg en verstoort daarmee de laan. Net ten noorden van de Bovenheigraaf wordt de Laanzichtsweg ook deels doorsneden. Door de doorsnijding en de verstoring worden met name de samenhang en de beleving de laan aangetast. Bovendien wordt in alternatief 5 bij de aansluiting op de Zuiderzeestraatweg de kavelstructuur doorsneden. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.15.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
51
Tabel 5.15. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
ontwaterings-, ontsluitings-, en verkavelingpatro-
doorsnijding historische paden, kavel-
inhoudelijke kwaliteit,
nen
structuur, verstoring en doorsnijding
beleefde kwaliteit
Laanzichtsweg Zuiderzeestraatweg
n.v.t.
n.v.t.
De bovengenoemde effecten van alternatief 5 (doorsnijding en verstoring) hebben een negatief effect op de inhoudelijke en beleefde kwaliteiten van enkele historische wegen, houtwallen en verkavelingpatronen. De historisch-geografische waarde in het gebied wordt in ernstige mate aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.4, zeer negatief beoordeeld (--). 5.4.
Historische (steden)bouwkunde Alternatief 0+ Alternatief 0+ ligt nabij enkele rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Deze blijven behouden en worden niet extra verstoord. Dit is neutraal beoordeeld (0). Alternatief 1 Alternatief 1 ligt nabij enkele rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Deze blijven behouden. Dit is neutraal beoordeeld (0). Alternatief 2 Alternatief 2 ligt nabij enkele rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Deze blijven behouden. Wel verstoort de toenemende drukte een hallehuisboerderij aan de Eperweg 25 (gemeentelijk monument). Dit tast de beleefde waarde aan. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.16. Tabel 5.16. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
rijks- en gemeentelijke monumenten
verstoring door drukte
beleefde kwaliteit
beschermde buitenplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
Het bovengenoemde effect van alternatief 2 (verstoring) heeft een negatief effect op de beleefde kwaliteit van een gemeentelijk monument. De historische bouwkundige waarde in het gebied wordt licht aangetast. Het alternatief is, naar tabel 3.5, licht negatief beoordeeld (0/-). Alternatief 2 verdiept Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.17. Tabel 5.17. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
rijks- en gemeentelijke monumenten
verstoring door drukte
beleefde kwaliteit
beschermde buitenplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
52
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Het bovengenoemde effect van alternatief 2 verdiept (verstoring) heeft een negatief effect op de beleefde kwaliteit van een gemeentelijk monument. De historische bouwkundige waarde in het gebied wordt aangetast. Het alternatief is, naar tabel 3.5, licht negatief beoordeelt (0/-). Alternatief 2 noord kort Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.18. Tabel 5.18. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
rijks- en gemeentelijke monumenten
verstoring door drukte
beleefde kwaliteit
beschermde buitenplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
Het bovengenoemde effect van alternatief 2 noord kort (verstoring) heeft een negatief effect op de beleefde kwaliteit van een gemeentelijk monument. De historische bouwkundige waarde in het gebied wordt aangetast. Het alternatief is, naar tabel 3.5, licht negatief beoordeelt (0/-). Alternatief 2 noord kort verdiept Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.19. Tabel 5.19. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
rijks- en gemeentelijke monumenten
verstoring door drukte
beleefde kwaliteit
beschermde buitenplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
Het bovengenoemde effect van alternatief 2 noord kort verdiept (verstoring) heeft een negatief effect op de beleefde kwaliteit van een gemeentelijk monument. De historische bouwkundige waarde in het gebied wordt aangetast. Het alternatief is, naar tabel 3.5, licht negatief beoordeelt (0/-). Alternatief 5 Alternatief 5 heeft geen direct ruimtebeslag op gebouwde rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Wel verstoort de toenemende drukte het rijksmonument aan de Bovendwarsweg 61 (landarbeidershuisje midden 19e eeuw). Dit tast de beleefde waarde aan. Daarnaast verliest, door de uitbreiding van de weg (Laanzichtsweg) richting landgoedzijde het rijksbeschermde landgoed Zwaluwenburg aan areaal (circa 9 ha). De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.20.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
53
Tabel 5.20. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
rijks- en gemeentelijke monumenten
verstoring door drukte
beleefde kwaliteit
beschermde buitenplaatsen
vernietiging areaal landgoed Zwaluwen-
beleefde, fysieke en inhoudelijke
burg
kwaliteit
Het bovengenoemde effect van alternatief 5 (vernietiging) heeft een zeer negatief effect op de beleefde, fysieke en inhoudelijke kwaliteit van een rijksbeschermd landgoed. De historische bouwkundige waarde in het gebied wordt in sterke mate aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.5, zeer negatief beoordeeld (--). 5.5.
Archeologie Alternatief 0+ Alternatief 0+ betreft het opwaarderen van het huidige tracé. Er is geen extra ruimtebeslag en eventuele archeologische sporen en resten onder het huidige tracé zijn waarschijnlijk al verstoord. Er zijn geen effecten op verwachte archeologische waarden. Er zijn geen bekende archeologische waarden aanwezig. Alternatief 0+ is neutraal beoordeeld (0). Alternatief 1 In aanvulling van de maatregelen bij alternatief 0+ betreft het hier ook de aanleg van twee fietstunnels. De fietstunnels liggen in een gebied met (middel)hoge verwachtingswaarden. Mogelijk is er hier nog onverstoorde bodem aanwezig als de tunnels niet precies op het huidige tracé liggen. Het valt vooralsnog niet uit te sluiten dat archeologische sporen of resten aanwezig kunnen zijn. Mogelijk zijn er effecten op verwachte archeologische waarden. Er zijn geen bekende archeologische waarden aanwezig. Alternatief 1 is licht negatief beoordeeld (0/-). De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.21. Tabel 5.21. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
AMK-terreinen
n.v.t.
n.v.t.
vindplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
verwachtingswaarden
vernietiging
verwachte kwaliteiten (fysieke en inhoudelijke kwaliteiten)
De bovengenoemde effecten van alternatief 1 (vernietiging) beïnvloeden mogelijk de fysieke en inhoudelijke kwaliteiten van archeologische resten en sporen. Dit is licht negatief beoordeeld (0/-). Alternatief 2 Alternatief 2 betreft de aanleg van een weg door een gebied met voornamelijk middelhoge (ca. 1.000 m) en lage verwachtingswaarden. In het gebied met middelhoge verwachtingswaarden is niet uit te sluiten dat archeologische sporen en resten aanwezig zijn. Mogelijk worden archeologische waarden vernietigd bij aanleg van de weg. Er zijn geen bekende archeologische waarden aanwezig. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.22.
54
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Tabel 5.22. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
AMK-terreinen
n.v.t.
n.v.t.
vindplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
verwachtingswaarden
vernietiging
verwachte kwaliteiten (fysieke en inhoudelijke kwaliteiten)
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 (vernietiging) beïnvloeden mogelijk de fysieke en inhoudelijke kwaliteiten van archeologische resten en sporen. Dit is negatief beoordeeld (-). Alternatief 2 verdiept Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.23. Tabel 5.23. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
AMK-terreinen
n.v.t.
n.v.t.
vindplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
verwachtingswaarden
vernietiging
verwachte kwaliteiten (fysieke en inhoudelijke kwaliteiten)
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 verdiept (vernietiging) beïnvloeden mogelijk de fysieke en inhoudelijke kwaliteiten van archeologische resten en sporen. Dit is negatief beoordeeld (-). Alternatief 2 noord kort Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.24. Tabel 5.24. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
AMK-terreinen
n.v.t.
n.v.t.
vindplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
verwachtingswaarden
vernietiging
verwachte kwaliteiten (fysieke en inhoudelijke kwaliteiten)
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 noord kort (vernietiging) beïnvloeden mogelijk de fysieke en inhoudelijke kwaliteiten van archeologische resten en sporen. Dit is negatief beoordeeld (-). Alternatief 2 noord kort verdiept Dit alternatief is qua beoordeling vergelijkbaar met alternatief 2. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.25.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
55
Tabel 5.25. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
AMK-terreinen
n.v.t.
n.v.t.
vindplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
verwachtingswaarden
vernietiging
verwachte kwaliteiten (fysieke en inhoudelijke kwaliteiten)
De bovengenoemde effecten van alternatief 2 noord kort verdiept (vernietiging) beïnvloeden mogelijk de fysieke en inhoudelijke kwaliteiten van archeologische resten en sporen. Dit is negatief beoordeeld (-). Alternatief 5 Alternatief 5 betreft de aanleg van een weg door een gebied met middelhoge (circa 600 m) en hoge verwachtingswaarden (circa 700 m). In de gebieden met (middel)hoge verwachtingswaarden is niet uit te sluiten dat archeologische sporen en resten aanwezig zijn. Mogelijk worden archeologische waarden vernietigd bij aanleg van de weg. Er zijn geen bekende archeologische waarden aanwezig. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 5.26. Tabel 5.26. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
AMK-terreinen
n.v.t.
n.v.t.
vindplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
verwachtingswaarden
vernietiging
verwachte kwaliteiten (fysieke en inhoudelijke kwaliteiten)
De bovengenoemde effecten van alternatief 5 (vernietiging) beïnvloeden mogelijk de fysieke en inhoudelijke kwaliteiten van archeologische resten en sporen. Dit is negatief beoordeeld (-). 5.6.
Overzicht effectbeoordeling In tabel 5.27 is een overzicht gegeven van de effectbeoordeling. Tabel 5.27. Samenvatting effectbeoordeling landschap en cultuurhistorie (inclusief archeologie) alt. 0+ landschapstype
en
-
alt. 1
alt. 2
var. 2
alt. 2
var. 2 noord
verdiept
noord kort
kort verdiept
alt. 5
-/--
-/--
--
0
0
-
-
aardkundige waarden
0
0
-
--
-
--
--
historische geografie
0
0
-
-
--
--
--
historische bouwkunde
0
0
0/-
0/-
0/-
0/-
--
archeologie
0
0/-
-
-
-
-
-
structuur en ruimtelijkvisuele kenmerken
Alternatief 0+ en alternatief 1 zijn vanuit landschap en cultuurhistorie bekeken de beste opties. Alternatief 0+ heeft geen effecten op landschap en cultuurhistorie. Alternatief 1 heeft mogelijk een negatief effect op archeologische waarden ter plaatse van de tunnels. Vanwege het beperkte ruimtebeslag is dit licht negatief beoordeeld.
56
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
De alternatieven 2 en alternatief 5 zijn gezien vanuit de effecten op landschap en cultuurhistorie geen goede alternatieven. Zij hebben effecten in provinciaal beschermde waardevolle landschappen (beschermingsregime B), waar het nee, tenzij principe geldt. Nadelige effecten van de alternatieven zijn onder meer het doorsnijden van (historische) wegen of paden met laanbeplanting, het aantasten van een stuifzandgebied met waarneembare reliefverschillen en de mogelijke verstoring van (verwachte) archeologische sporen en resten. Daarnaast heeft alternatief 5 een zeer negatief effect op het beschermde rijksmonument, het landgoed Zwaluwenburg. Alternatief 1 geldt als een goed alternatief. 5.7.
Raakvlakken Oostendorp De keuze voor een alternatief in Oostendorp heeft geen effect op de waardering van de alternatieven zoals hier is gegeven voor ’t Harde.
5.8.
Gevoeligheidsanalyse scenario’s Aangezien alternatief 0+ en 1 in het hoge groeiscenario vrijwel geen effecten hebben op landschap en cultuurhistorie is het effect van een laag groeiscenario op de beoordeling van landschap en cultuurhistorie nihil.
5.9.
Samenvatting effectbeoordeling Alternatief 0+ en alternatief 1 zijn vanuit landschap en cultuurhistorie bekeken de beste opties. Alternatief 0+ heeft geen effecten op landschap en cultuurhistorie. Alternatief 1 heeft mogelijk een negatief effect op archeologische waarden ter plaatse van de tunnels. Vanwege het beperkte ruimtebeslag is dit licht negatief beoordeeld. De alternatieven 2 en alternatief 5 zijn gezien vanuit de effecten op landschap en cultuurhistorie geen goede alternatieven. Zij hebben effecten in provinciaal beschermde waardevolle landschappen (beschermingsregime B), waar het nee, tenzijprincipe geldt. Nadelige effecten van de alternatieven zijn onder meer het doorsnijden van (historische) wegen of paden met laanbeplanting, het aantasten van een stuifzandgebied met waarneembare reliefverschillen en de mogelijke verstoring van (verwachte) archeologische sporen en resten. Daarnaast heeft alternatief 5 een extra negatief effect op het beschermde rijksmonument, het landgoed Zwaluwenburg. Alternatief 1 geldt als een goed alternatief. De keuze voor een tracé langs Oostendorp en een mogelijke lagere verkeersgroei hebben geen effect op de beoordeling.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
57
58
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
6.
EFFECTEN EN EFFECTBEOORDELING OOSTENDORP In dit hoofdstuk worden de tijdelijke en permanente effecten besproken die zullen optreden tijdens het aanleggen van het voornemen en tijdens de gebruiksfase. Voor het thema landschap en cultuurhistorie zijn de maximale effecten in de aanlegfase gelijk aan die in de gebruiksfase, waardoor alleen de gebruiksfase is besproken.
6.1.
Landschapstype, -structuur en ruimtelijk-visuele kenmerken Alternatief 1 Alternatief 1 betreft de opwaardering van het huidige tracé. Het landschapstype, de landschapstructuur en de ruimtelijk-visuele kenmerken worden niet aangetast of versterkt door de opwaardering van het traject, omdat er geen sprake is van nieuwe doorsnijding van het landschap. Alternatief 1 krijgt een neutrale score (0). Alternatief 2a Alternatief 2a betreft de aanleg van een nieuwe weg dwars op de hoofdstructuur, langs een bestaande structuur, eerst ten zuiden en vervolgens ten noorden van de Broekdijk. Vervolgens ten noorden van de Hoge Enk langs en ten westen van Stoopschaar. Alternatief 2a doorsnijdt het waardevolle landschap Oosterwolde-Oldebroek. Het betreft het deelgebied ‘open veenontginningen’ (beschermingsregime B en C). Hier vindt verstoring en doorsnijding van het open weidegebied plaats en van het halfopen kampenlandschap met houtsingels nabij Old Putten en Stoopschaar. Het aanleggen van een drukke weg verstoort de waardevolle openheid (zonder bebouwing, maar wel met bomen) in het gebied, maar het gebeurt grotendeels wel langs een bestaande structuur met beplanting. Uit gesprekken met de provincie Gelderland is gebleken dat het aanleggen van de weg beleidsmatig niet is toegestaan, omdat hierdoor het open gebied fysiek ‘geknipt’ wordt. Nabij het waardevolle landschap ‘randmeerkust agrarisch’ zijn geen effecten te verwachten, aangezien hier het oude tracé wordt gevolgd. Dit landschap met kernkwaliteiten is daarom niet verder bekeken. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.1. Tabel 6.1. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
open veenweide gronden met sloten en beken
n.v.t.
n.v.t.
landschappelijke gradiënt van besloten naar open
verstoring en doorsnijding open wei-
beleefde en inhoude-
degebied en halfopen kampenland-
lijke kwaliteit
schap rust, ruimte en donkerte
verstoring rust en donkerte
beleefde kwaliteit
stuwwal met afwisseling heide, bos, stuifzand en en-
n.v.t.
n.v.t.
kleinschalige flank met houtsingels, grasland en open
doorsnijding houtsingels nabij Stoop-
inhoudelijke kwaliteit
essen
schaar en beplanting oprijlaan Old
claves
Putten (aan het begin) variatie aan bos
n.v.t.
n.v.t.
abrupte overgang van stuifzand en bos naar veen en
n.v.t.
n.v.t.
broekgebied
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
59
De bovengenoemde effecten van alternatief 2a (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteiten. Meerdere kernkwaliteiten worden aangetast, waaronder de beleidsmatig beschermde openheid. Het alternatief is, conform tabel 3.2, zeer negatief beoordeeld (--). Alternatief 2b Alternatief 2b betreft de aanleg van een nieuwe weg. Er wordt een nieuwe structuur aangelegd die niet aansluit bij de hoofdstructuur (of dwars daarop) en die alleen langs de Eekterbeek aansluit bij een bestaande structuur. Alternatief 2b betreft een andere soort doorsnijding dan bij alternatief 2a (dwars door het landschap) en heeft meer effect op de beleefde kwaliteit. Alternatief 2b doorsnijdt het waardevolle landschap Oosterwolde-Oldebroek. Het betreft het deelgebied ‘open veenontginningen’ (beschermingsregime B en C). Hier vindt verstoring en doorsnijding van het open weidegebied plaats en van het halfopen kampenlandschap met houtsingels nabij Old Putten en Stoopschaar. Het aanleggen van een drukke weg verstoort de waardevolle openheid (zonder bebouwing, maar wel met bomen) midden in het gebied. Uit gesprekken met de provincie Gelderland is gebleken dat het aanleggen van de weg beleidsmatig niet is toegestaan, omdat hierdoor het open gebied fysiek ‘geknipt’ wordt. Nabij het waardevolle landschap ‘randmeerkust agrarisch’ zijn geen effecten te verwachten, aangezien hier het oude tracé wordt gevolgd. Dit landschap met kernkwaliteiten is niet verder bekeken. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.2. Tabel 6.2. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
open veenweide gronden met sloten en beken
n.v.t.
n.v.t.
landschappelijke gradiënt van besloten naar open
verstoring en doorsnijding open wei-
beleefde en inhoude-
degebied en halfopen kampenland-
lijke kwaliteit
schap rust, ruimte en donkerte
verstoring rust en donkerte
beleefde kwaliteit
stuwwal met afwisseling heide, bos, stuifzand en en-
n.v.t.
n.v.t.
kleinschalige flank met houtsingels, grasland en open
doorsnijding houtsingels nabij Stoop-
inhoudelijke kwaliteit
essen
schaar en beplanting oprijlaan Old
claves
Putten (in het midden) variatie aan bos
n.v.t.
n.v.t.
abrupte overgang van stuifzand en bos naar veen en
n.v.t.
n.v.t.
broekgebied
De bovengenoemde effecten van alternatief 2b (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteiten. Meerdere kernkwaliteiten worden aangetast, waaronder de beleidsmatig beschermde openheid. Het alternatief is, conform tabel 3.2, zeer negatief beoordeeld (--). Alternatief 2b kort Alternatief 2b kort is wat betreft enkele effecten vergelijkbaar met alternatief 2b, alleen enkele houtwallen bij Stoopschaar worden niet doorsneden. Ook is dit alternatief meer struc-
60
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
tuurvolgend. Wel doorsnijdt dit alternatief het NSW-landgoed Old Putten met bijbehorende houtwallen en bosjes. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.3. Tabel 6.3. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
open veenweide gronden met sloten en beken
n.v.t.
n.v.t.
landschappelijke gradiënt van besloten naar open
verstoring en doorsnijding open wei-
beleefde en inhoude-
degebied en halfopen kampenland-
lijke kwaliteit
schap rust, ruimte en donkerte
verstoring rust en donkerte
beleefde kwaliteit
stuwwal met afwisseling heide, bos, stuifzand en en-
n.v.t.
n.v.t.
kleinschalige flank met houtsingels, grasland en open
doorsnijding houtsingels en bosjes
inhoudelijke kwaliteit
essen
old putten
variatie aan bos
n.v.t.
n.v.t.
abrupte overgang van stuifzand en bos naar veen en
n.v.t.
n.v.t.
claves
broekgebied
De bovengenoemde effecten van alternatief 2b kort (verstoring, doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde en inhoudelijke kanten van de kernkwaliteiten. Meerdere kernkwaliteiten worden aangetast, waaronder de beleidsmatig beschermde openheid. Het alternatief is, conform tabel 3.2, zeer negatief beoordeeld (--). 6.2.
Aardkundige waarden Alternatief 1 De opwaardering van de bestaande weg tast geen aardkundige waarden aan. Het alternatief scoort daarom neutraal (0). Alternatief 2a De rondweg van alternatief 2a ligt aan de rand van een provinciale aardkundige waarde (veengebied polder Oostbroek). Deze wordt echter niet aangetast door de aanleg van de weg. Het alternatief scoort daarom neutraal (0). Alternatief 2b De korte rondweg van alternatief 2b ligt voor een zeer klein deel een provinciale aardkundige waarde (veengebied polder Oostbroek). Echter op deze locaties volgt de weg het bestaande tracé. Het alternatief scoort daarom neutraal (0). Alternatief 2b kort De rondweg van alternatief 2b kort ligt voor een zeer klein deel een provinciale aardkundige waarde (veengebied polder Oostbroek). Echter op deze locaties volgt de weg het bestaande tracé. Het alternatief scoort daarom neutraal (0).
6.3.
Historische geografie Alternatief 1 Alternatief 1 betreft aanpassingen aan het huidige tracé. De waardevolle historische verkaveling en historische landschapspatronen worden niet aangetast of versterkt door de op-
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
61
waardering van het traject, omdat er geen sprake is van nieuwe doorsnijding van het landschap. Alternatief 1 krijgt een neutrale score (0). Alternatief 2a De rondweg van alternatief 2a doorsnijdt de historische structuur van de Broekdijk, strokenverkaveling (langs de kavelrand) en enkele historische wegen/paden. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.4. Tabel 6.4. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
ontwaterings-, ontsluitings-, en verkavelingpatronen
doorsnijding historische we-
inhoudelijke kwaliteit
gen/paden en strokenverkaveling Zuiderzeestraatweg
n.v.t.
n.v.t.
De bovengenoemde effecten van alternatief 2a (doorsnijding) hebben een negatief effect op de inhoudelijke kwaliteiten van enkele historische wegen/paden en verkavelingpatronen. De historisch-geografische waarde in het plangebied wordt daarmee aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.4, negatief beoordeeld (-). Alternatief 2b De rondweg van alternatief 2b doorsnijdt de aanwezige strokenverkaveling door het midden van de kavels en enkele historische wegen/paden. Dit alternatief houdt met name in het oostelijk deel van het plangebied geen rekening met de bestaande historischgeografische structuren en heeft daarom een groter effect dan alternatief 2a. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.5. Tabel 6.5. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
ontwaterings-, ontsluitings-, en verkavelingpatronen
doorsnijding historische wegen/paden inhoudelijke kwaliteit
invloed op
en strokenverkaveling Zuiderzeestraatweg
n.v.t.
n.v.t.
De bovengenoemde effecten van alternatief 2b (doorsnijding) hebben een negatief effect op de inhoudelijke kwaliteiten van enkele historische wegen/paden en verkavelingpatronen. De historisch-geografische waarde in het gebied wordt in ernstige mate aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.4, zeer negatief beoordeeld (--). Alternatief 2b kort Alternatief 2b kort is wat betreft effecten vergelijkbaar met alternatief 2b, de lengte van de doorsnijding is vergelijkbaar. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.6.
62
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Tabel 6.6. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
ontwaterings-, ontsluitings-, en verkavelingpatronen
doorsnijding historische wegen/paden inhoudelijke kwaliteit
invloed op
en strokenverkaveling Zuiderzeestraatweg
n.v.t.
n.v.t.
De bovengenoemde effecten van alternatief 2b kort (doorsnijding) hebben een negatief effect op de inhoudelijke kwaliteiten van enkele historische wegen/paden en verkavelingpatronen. De historisch-geografische waarde in het gebied wordt in ernstige mate aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.4, zeer negatief beoordeeld (--). 6.4.
Historische (steden)bouwkunde Alternatief 1 Alternatief 1 geeft geen ruimtebeslag op gebouwde rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. De toenemende drukte verstoort mogelijk verschillende monumenten (binnen ca. 100 m van de weg), maar dit is gelijk aan de autonome ontwikkeling (0). Alternatief 2a Alternatief 2a geeft geen direct ruimtebeslag op de gebouwen van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Wel doorsnijdt het alternatief de rijksbeschermde oprijlaan van het landgoed Old Putten en loopt het alternatief over (de rand van) het landgoed Schouwenburg. De toenemende drukte verstoort mogelijk verschillende monumenten. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in 6.7. Tabel 6.7. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
rijks- en gemeentelijke monumenten
mogelijke verstoring door drukte
beleefde kwaliteit
-
Rijksmonumenten: 528920
-
Gem. monumenten: 7374, 7331, 9033, 9034
beschermde buitenplaatsen
doorsnijding en verstoring landgoed Old Put-
beleefde en inhoudelijke
ten en Schouwenburg
kwaliteit
De bovengenoemde effecten van alternatief 2a (verstoring en doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde kwaliteiten van enkele rijks- en gemeentelijke monumenten en twee rijksbeschermde buitenplaatsen. De historische bouwkundige waarde in het gebied wordt in ernstige mate aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.5, zeer negatief beoordeeld (--). Alternatief 2b Alternatief 2b geeft geen direct ruimtebeslag op de gebouwen van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Wel doorsnijdt het alternatief de rijksbeschermde oprijlaan van het landgoed Old Putten. De toenemende drukte verstoort verschillende monumenten. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.8.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
63
Tabel 6.8. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
rijks- en gemeentelijke monumenten
mogelijke verstoring door drukte
beleefde kwaliteit
beschermde buitenplaatsen
-
Rijksmonumenten: 528920
-
Gem. monumenten: 7374
doorsnijding en verstoring landgoed Old Put-
beleefde en inhoudelijke
ten
kwaliteit
De bovengenoemde effecten van alternatief 2b (verstoring en doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde kwaliteiten van enkele rijks- en gemeentelijke monumenten en een rijksbeschermde buitenplaats. De historische bouwkundige waarde in het gebied wordt in ernstige mate aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.5, zeer negatief beoordeeld (--). Alternatief 2b kort Alternatief 2b kort geeft geen direct ruimtebeslag op de gebouwen van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Wel doorsnijdt het alternatief het landgoed Old Putten, weliswaar buiten het bebouwde terrein, maar wel binnen het rijksbeschermde gebied. De toenemende drukte verstoort verschillende monumenten. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.9. Tabel 6.9. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
rijks- en gemeentelijke monumenten
verstoring door drukte
beleefde kwaliteit
beschermde buitenplaatsen
doorsnijding en verstoring landgoed Old Put-
beleefde kwaliteit
ten
De bovengenoemde effecten van alternatief 2b kort (verstoring en doorsnijding) hebben een negatief effect op de beleefde kwaliteiten van enkele rijks- en gemeentelijke monumenten en een rijksbeschermde buitenplaats. De historische bouwkundige waarde in het gebied wordt in ernstige mate aangetast. Het alternatief is, conform tabel 3.5, zeer negatief beoordeeld (--). 6.5.
Archeologie Alternatief 1 De optimalisatie van het tracé vindt plaats binnen het huidige ruimtebeslag. Er worden daarom geen verstorende effecten verwacht op de grotendeels hoge archeologische verwachtingswaarden rondom het tracé (0). Alternatief 2a Alternatief 2a betreft de aanleg van een weg door een gebied met hoge (ca. 1100 m) en lage verwachtingswaarden. In het gebied met hoge verwachtingswaarden is niet uit te sluiten dat archeologische sporen en resten aanwezig zijn. Mogelijk worden archeologische waarden vernietigd bij aanleg van de weg. Er zijn geen bekende archeologische waarden aanwezig. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.10.
64
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
Tabel 6.10. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
AMK-terreinen
n.v.t.
n.v.t.
vindplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
verwachtingswaarden
vernietiging
verwachte kwaliteiten (fysieke en inhoudelijke kwaliteiten)
De bovengenoemde effecten van alternatief 2a (vernietiging) beïnvloeden mogelijk de fysieke en inhoudelijke kwaliteiten van archeologische resten en sporen. Dit is negatief beoordeeld (-). Alternatief 2b Alternatief 2b betreft de aanleg van een weg door een gebied met hoge (cira 650 m) en lage verwachtingswaarden. In het gebied met hoge verwachtingswaarden is niet uit te sluiten dat archeologische sporen en resten aanwezig zijn. Mogelijk worden archeologische waarden vernietigd bij aanleg van de weg. Er zijn geen bekende archeologische waarden aanwezig. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.11. Tabel 6.11. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
AMK-terreinen
n.v.t.
n.v.t.
vindplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
verwachtingswaarden
vernietiging
verwachte kwaliteiten (fysieke en inhoudelijke kwaliteiten)
De bovengenoemde effecten van alternatief 2b (vernietiging) beïnvloeden mogelijk de fysieke en inhoudelijke kwaliteiten van archeologische resten en sporen. Dit is negatief beoordeeld (-). Alternatief 2b kort Variant 2b kort heeft een vergelijkbare doorsnijdingslengte in een gebied met hoge verwachtingswaarde als alternatief 2b. De effecten op de voor dit gebied benoemde specifieke kernkwaliteiten zijn weergegeven in tabel 6.12. Tabel 6.12. Effecten op kernkwaliteiten kernkwaliteit
effect
invloed op
AMK-terreinen
n.v.t.
n.v.t.
vindplaatsen
n.v.t.
n.v.t.
verwachtingswaarden
vernietiging
verwachte kwaliteiten (fysieke en inhoudelijke kwaliteiten)
De bovengenoemde effecten van alternatief 2b kort (vernietiging) beïnvloeden mogelijk de fysieke en inhoudelijke kwaliteiten van archeologische resten en sporen. Dit is negatief beoordeeld (-).
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
65
6.6.
Overzicht effectbeoordeling In tabel 6.13 is een overzicht gegeven van de effectbeoordeling. Tabel 6.13. Samenvatting effectbeoordeling landschap en cultuurhistorie (inclusief archeologie) alternatief 1
alternatief 2a
0
--
--
--
aardkundige waarden
0
0
0
0
historische geografie
0
-
--
--
historische bouwkunde
0
--
--
--
archeologie
0
-
-
-
landschapstype,
-structuur
en
alternatief 2b alternatief 2b kort
ruimtelijk-visuele kenmerken
Alternatief 1 is vanuit landschap en cultuurhistorie bekeken de beste optie. Alternatief 1 heeft geen effecten op landschap en cultuurhistorie. Alternatief 2a, 2b en 2b kort zijn vanuit de effecten op landschap en cultuurhistorie geen goede alternatieven. Zij hebben effecten in het provinciaal beschermde waardevolle landschap Oosterwolde-Oldebroek (beschermingsregime B en C), waar beleidsmatig behoud of versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden geëist wordt en waar het nee, tenzijprincipe geldt. Ze tasten rijksbeschermde landgoederen aan. Bij de alternatieven kan een mogelijke verstoring optreden van (verwachte) archeologische sporen en resten. Alternatief 1 geldt als een goed alternatief. 6.7.
Raakvlakken `t Harde De keuze voor een alternatief in ’t Harde heeft geen effect op de waardering van de alternatieven zoals hier is gegeven voor Oostendorp.
6.8.
Gevoeligheidsanalyse scenario’s Aangezien alternatief 1 in het hoge groeiscenario vrijwel geen effect heeft op landschap en cultuurhistorie is het effect van een laag groeiscenario op de beoordeling van landschap en cultuurhistorie nihil.
6.9.
Samenvatting effectbeoordeling Alternatief 1 is vanuit landschap en cultuurhistorie bekeken de beste optie. Alternatief 1 heeft geen effecten op landschap en cultuurhistorie. Alternatief 2a, 2b en 2b kort zijn vanuit de effecten op landschap en cultuurhistorie geen goede alternatieven. Zij hebben effecten in het provinciaal beschermde waardevolle landschap Oosterwolde-Oldebroek (beschermingsregime B en C), waar beleidsmatig behoud of versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden geëist wordt en waar het nee, tenzijprincipe geldt. Ze tasten rijksbeschermde landgoederen aan. Bij de alternatieven kan een mogelijke verstoring optreden van (verwachte) archeologische sporen en resten. Alternatief 1 geldt als een goed alternatief. De keuze voor een tracé langs ’t Harde en een mogelijke lagere verkeersgroei hebben geen effect op de beoordeling.
66
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
7.
OPTIMALISERENDE, MITIGERENDE EN COMPENSERENDE MAATREGELEN In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke onderdelen de alternatieven en varianten aangepast zouden kunnen worden om de ontwerpen te verbeteren. In de landschappelijke inpassingstudie voor de varianten N309 [Feddes/Olthof, 2012] worden meerdere landschappelijke en recreatieve inpassingmaatregelen beschreven. In onderhavig rapport wordt voor landschap met name ingegaan op de maatregelen die daadwerkelijk de effectbeoordeling en de afweging tussen alternatieven kunnen beïnvloeden. Voor verdergaande inpassingmaatregelen verwijzen we naar de studie van Feddes/Olthof [2012]. In het onderstaande worden de mitigerende en compenserende maatregelen beschreven. Mitigerende maatregelen zijn maatregelen om negatieve effecten te verminderen. Compenserende maatregelen zijn maatregelen die negatieve effecten die niet gemitigeerd kunnen worden, compenseren (door op een andere manier het landschap te versterken, op een andere locatie). Er is dus alleen ingegaan op alternatieven met negatieve effecten.
7.1.
Mitigerende maatregelen
7.1.1.
Landschap Alternatief 2 en alternatief 2 verdiept Alternatief 2 scoort slecht vanwege de invloed op bosgebied, houtwallen en de invloed op landduinen. Door afwisseling aan te brengen in het bosgebied en houtwallen aan te vullen of te planten, kan het ruimtelijk-visuele negatieve effect licht verminderd worden. In het zuidelijke deel van het plangebied kan de weg in het bos ingepast worden door open plekken te creëren en zo het bos gevarieerder te maken. Dit laatste heeft mogelijk nadelige effecten op ecologie. In het noordelijk deel maakt de weg deel uit van het lanenpatroon van de landgoederen. De weg langs het historische pad kan worden ingepast door om een laanprofiel te creëren. Er kan ten zuiden van de Rozenberglaan eerder op het huidige tracé worden overgegaan om zo een houtwal en bosje voor verdere doorsnijding te behoeden. De beoordeling van alternatief 2 blijft echter negatief. Alternatief 2 noord kort en verdiept Alternatief 2 scoort slecht vanwege de invloed op bosgebied, houtwallen en de invloed op landduinen. Door afwisseling aan te brengen in het bosgebied en houtwallen aan te vullen of te planten, kan het ruimtelijk-visuele negatieve effect licht verminderd worden. In het zuidelijke deel van het plangebied kan de weg in het bos ingepast worden door open plekken te creëren en zo het bos gevarieerder te maken. Dit laatste heeft mogelijk nadelige effecten op ecologie, dit moet dan onderzocht worden. In het noordelijk deel maakt de weg deel uit van het lanenpatroon van de landgoederen. De weg nabij het historische pad kan worden ingepast door om een volledig nieuwe laanprofiel te creëren. De beoordeling van alternatief 2 noord kort blijft echter minder goed dan die van alternatief 2. Alternatief 5 Alternatief 5 scoort ondermeer slecht vanwege de invloed op de afwisseling van bos- en heidegebied, het aantasten van houtwallen en de laanstructuur van de Laanzichtsweg en de invloed op landduinen. Door afwisseling aan te brengen in het bosgebied/heidegebied en houtwallen aan te vullen of te planten, kan het ruimtelijk-visuele negatieve effect licht verminderd worden. Echter blijft de zeer negatieve beoordeling staan. Door het heidegebied in het zuidelijk deel uit te breiden wordt de afwisseling tussen bos- en heidegebied vergroot. Het boskarakter langs
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
67
de weg ten zuiden van de Bovenheigraaf wordt versterkt door boomgroepen tussen de weg en het door de landschapsvisie beoogde fietspad aan te planten. Op termijn wordt de bestaande laanbeplanting op de Laanzichtsweg ten noorden van de Bovenheigraaf aangevuld of omgevormd tot een dubbele laanbeplanting zodat de grens van het landgoed weer duidelijk zichtbaar wordt. De bestaande houtwallen langs het oude tracé kunnen worden uitgebreid. In het zuidelijke deel van het plangebied, waar de weg een bocht maakt naar de Laanzichtsweg toe, ligt nog een (vastgelegde) landduin. Het tracé kan verlegd naar de bestaande (onverharde) weg om de duin heen. Hier is het oorspronkelijke maaiveld al afgegraven en verstoord. Dit zou betekenen dat alternatief 5 voor het onderdeel aardkunde gelijkwaardig is aan alternatief 2 en alternatief 2 noord kort. Mogelijk zijn er bij deze maatregelen wel negatieve effecten op het heidegebied vanuit ecologie en voor de verkeersafwikkeling, wat onderzocht zou moeten worden. Alternatief 2a Alternatief 2a scoort zeer negatief, met name vanwege de aantasting van de openheid door een drukke weg. In feite zijn er geen mogelijkheden om deze beoordeling te verbeteren, behalve de weg verdiept aan te leggen. Dit omdat de openheid streng beschermd is door de provincie. In de ‘landschappelijke verkenning varianten N309’ [Feddes/Olthof, 2012] worden nog wel nadere aanbevelingen gedaan om beplantingspatronen te versterken, maar deze veranderen niets aan de score. Alternatief 2b en 2b kort Ook alternatief 2b en 2b kort scoren zeer negatief, met name vanwege de aantasting van de openheid door een drukke weg. De in de ‘landschappelijke verkenning varianten N309’ [Feddes/Olthof, 2012] aangegeven inpassingen veranderen niets aan de score. 7.1.2.
Cultuurhistorie Door inventariserend archeologisch onderzoek uit te voeren op locaties met een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde en waar grondverstorende maatregelen zullen plaatsvinden, kan de archeologische verwachtingswaarde voor alle alternatieven worden getoetst. Hierdoor kan de negatieve beoordeling mogelijkerwijs worden aangepast1. Voor de overige cultuurhistorische aspecten kan alleen een tracéwijziging van invloed zijn op de beoordeling.
7.2.
Compenserende maatregelen In de landschappelijke inpassingstudie voor de varianten N309 [Feddes/Olthof, 2012] worden meerdere aanvullende maatregelen voor het verbeteren/herstellen van landschapsstructuren rondom het plangebied beschreven; zoals historische lijnen en elementen, relatie tussen landgoederen of Veluwe en Randmeer, ondermeer: - opwaarderen bestaand bos ten zuiden van de Bovenheigraaf met een parkachtige inrichting door open plekken in het bos te maken en extra heuvels aan te leggen. Langs de weg een 15 m brede bosmantel; - uitbreiding heideveldje aan de zuidkant van het plangebied; - Zuiderzeestraatweg als doorgaande lijn handhaven, N309 sluit haaks aan; - aanpassen profiel Eperweg in ’t Harde door houtwal om te vormen tot open bomenrij;
1
Gezien de omvang van het project wordt aanbevolen om dit alleen voor het VKA uit te voeren.
68
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
-
afwaarderen oude N309: weg smaller maken en klinkerverharding; herstel relatie tussen de landgoederen Schouwenburg en Zwaluwenburg; historisch tracé Eperweg herstellen: weg met klinkerverharding, oude houtwallen herstellen; herinrichting van de Broekdijk, één doorgaand profiel: klinkerverharding en aan de zuidkant van de weg (=landgoedzijde) een bomenrij van eiken bestaande houtwallen aanvullen naast het bestaande tracé.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
69
70
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
8.
LEEMTEN IN KENNIS EN EVALUATIE Er zijn voor het thema landschap en cultuurhistorie geen leemten in kennis en informatie die de beoordeling van de alternatieven zullen beïnvloeden. Er is niet voorzien in een evaluatie- en monitoringsprogramma.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
71
72
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
9.
LITERATUUR
1. ADC 2010: N309 ’t Harde-Oostendorp (gemeente Elburg); een Bureauonderzoek. Amersfoort. ADC rapport 2427. In opdracht van: provincie Gelderland. 2. Feddes/Olthof landschapsarchitecten 2012: Landschappelijke verkenning varianten N309. Utrecht. Projectnummer: 246. In opdracht van: provincie Gelderland. 3. Informatie berg.htm.
Kasteel
Rozenberg:
http://www.kasteleningelderland.nl/Kastelen/rozen-
4. Kennisinfrastructuur cultuurhistorie (www.kich.nl), geraadpleegd 2012. 5. Provincie Gelderland 2005/1. Dynamiek en vernieuwing op de Veluwe, Reconstructieplan Veluwe. 6. Provincie Gelderland 2005/2. Streekplan Gelderland 2005; kansen voor de regio’s. 7. Provincie Gelderland 2006. Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen; uitwerking Streekplan Gelderland 2005. 8. Provincie Gelderland. Kaart Historisch landschap, historische stedenbouw en archeologie. Website provincie Gelderland, geraadpleegd april 2012. 9. SAB 2010: Zoekzones landschappelijke versterking & groene wiggen. Arnhem. Projectnummer 71046. In opdracht van: gemeente Oldebroek en Elburg. 10. SAB 2011: Landschapsontwikkelingsplan Elburg. Arnhem. Projectnummer 80951. In opdracht van: gemeente Elburg. 11. Stiboka 1982. Bodemkaart van Nederland, 1:50.000. Toelichting op de bodemkaart bij de kaartbladen 26 Oost Harderwijk en 27 West Heerde. 12. Watwaswaar.nl, geraadpleegd 2012.
Witteveen+Bos, HARD10-1/hitm/103 eindversie d.d. 16 november 2012, Milieueffectrapport N309 ’t Harde en Oostendorp bijlage X - deelrapport landschap en cultuurhistorie
73
Witteveen+Bos, 0 behorende bij rapport HARD10-1/hitm/103 d.d. 16 november 2012