ISSN 0920-105X
Provinciaal blad 2012, 14 Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 13 maart 2012, nr.80A9BC35, houdende beleidsregels inzake de aanwijzing van Gemeentelijke Depots Bodemvondsten (Beleidsregel aanwijzing gemeentelijke depots bodemvondsten provincie Utrecht)
Gedeputeerde Staten van Utrecht; Gelet op de artikelen 50 en 51 van de Monumentenwet 1988; Overwegende dat: - gedeputeerde staten de bevoegdheid hebben een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten aan te wijzen, krachtens de artikelen 50 en 51 van de Monumentenwet 1988; - overwegende dat de bewaar- en ontsluitingsfunctie van een depot jegens de wetenschappelijk onderzoeker, de amateurarcheoloog of het publiek ook inhoudelijk goed tot zijn recht moet komen en er daarom geen sprake moet zijn van teveel versnippering; - overwegende dat het Rijk in de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel Archeologische Monumentenzorg heeft laten weten dat een besluit van GS om een bestaand gemeentelijk depot niet aan te wijzen als onderdeel van de totale provinciale depotcapaciteit alleen kan worden genomen als daartoe zwaarwegende redenen zijn; - overwegende dat een goed functionerend Depot Bodemvondsten een zekere schaal vraagt, zowel qua menskracht als qua fysieke omstandigheden (ruimte, inrichting, klimaatbeheersing, beveiliging en toegankelijkheid); - overwegende dat bij de gemeenten Utrecht en Amersfoort, gemeenten met archeologische diensten met een lange staat van dienst, de wens leeft een eigen depot aan te houden en de gemeentelijke archeologie haar belangrijke rol op het gebied van archeologische vrijwilligers en erfgoededucatie kan blijven vervullen;
Besluiten: Artikel 1 Begripsbepaling In dit besluit wordt verstaan onder - Gemeentelijk Depot Bodemvondsten: gemeentelijke organisatie met als doel het duurzaam behoud van de informatie van archeologische monumenten ex situ, ten behoeve van toekomstig onderzoek en ten behoeve van beleving van het cultureel erfgoed door middel van: - het bewaren en beheren van archeologische objecten en bijbehorende originele documentatie, op zodanige wijze dat de conditie van het materiaal zo stabiel mogelijk blijft; - het waarborgen van de toegankelijkheid van de ex situ (in het depot) bewaarde objecten en informatie. - Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie: de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) bevat alle eisen waaraan archeologisch onderzoek en het beheer van archeologisch vondst- en documentatiemateriaal minimaal moet voldoen. De KNA is ontwikkeld in samenwerking met het archeologische veld en stelt eisen aan zowel de uitvoerders als aan de overheid en geldt als de volgens de beroepsgroep geldende norm. De KNA wordt vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie. -R oerende monumenten: archeologische objecten die van wetenschappelijk, cultuurhistorisch of kunsthistorisch van belang zijn en/of een bijdrage leveren aan kennisvermeerdering en/of een bijdrage leveren aan een reconstructie van het verleden. -V erantwoord behoud en toegankelijkheid: alle informatie die bij archeologisch onderzoek verzameld is, wordt volgens een toegankelijk en logisch geordend systeem bewaard. Het systeem is (minimaal) toegankelijk voor wetenschappers en archeologische vrijwilligers. Informatie bestaat uit vondsten, monsters en originele documentatie in woord en beeld. Alle materiaal staat geordend op een standplaats, waar zodanige condities heersen, dat vondsten, monsters en documentatie zo stabiel mogelijk kunnen worden bewaard. Tussen vondsten en bijbehorende documentatie moeten kruisverbanden te leggen zijn. Artikel 2 Aanwijzing gemeentelijk depot 1. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van burgemeester en wethouders van de gemeenten Utrecht of Amersfoort een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten aanwijzen in de desbetreffende gemeente waarin roerende monumenten, die zijn gevonden bij het doen van opgravingen, zullen worden opgeslagen op een wijze die uit oogpunt van behoud en toegankelijkheid verantwoord is.
Prov. blad 2012, 14 – pag. 2 –
2. Een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten dient te voldoen aan de eisen en de aanbevelingen aan gemeentelijke archeologische depots , conform bijlage 1, behorende bij dit besluit. 3. In het geval dat een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten nog niet voldoet aan alle eisen, zoals bedoeld in het tweede lid , maar dat dit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten binnen een jaar wel het geval zal zijn, dan kunnen Gedeputeerde Staten een aanwijzing onder voorbehoud verlenen. Artikel 3 Verzoek tot aanwijzing 1. Burgemeester en wethouders dienen bij een verzoek tot aanwijzing een beschrijving in van de wijze waarop het Gemeentelijk Depot Bodemvondsten aan de Eisen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, voldoet. 2. Bij veranderingen aan het Gemeentelijk Depot Bodemvondsten, zoals verbeteringen of een verhuizing geven Burgemeester en wethouders dit onverwijld door aan gedeputeerde staten. Artikel 4 Tijdsduur aanwijzing 1.De aanwijzing als bedoeld in artikel 2 wordt voor vijf jaar verleend en kan op verzoek van burgemeester en wethouders worden verlengd. Artikel 5 Intrekking aanwijzingsbesluit 1. Indien een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten niet meer voldoet aan de eisen zoals genoemd in artikel 2, tweede lid , kunnen Gedeputeerde Staten een aanwijzingsbesluit intrekken. 2. Indien een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten roerende monumenten, die zijn gevonden bij het doen van opgravingen, niet meer kunnen worden opgeslagen op een wijze die uit oogpunt van behoud en toegankelijkheid verantwoord is, kunnen Gedeputeerde Staten een aanwijzingsbesluit intrekken. Artikel 6 Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Aanwijzing Gemeentelijke Depots Bodemvondsten Utrecht.
Prov. blad 2012, 14 – pag. 3 –
Artikel 8 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst. Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 13 maart 2012. Utrecht, 13 maart 2012 Gedeputeerde Staten van Utrecht, R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. H. GOEDHART, secretaris Uitgegeven 13 maart 2012 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris
Prov. blad 2012, 14 – pag. 4 –
Bijlage 1 Eisen aan Gemeentelijke Depots Bodemvondsten in de Provincie Utrecht Een depot dat door het provinciebestuur van Utrecht wordt aangewezen dient ‘roerende monumenten die zijn gevonden bij het doen van opgravingen’ op te slaan ‘op een wijze die uit een oogpunt van behoud en toegankelijkheid verantwoord is. Het provinciebestuur verlangt daarom dat het depot voldoet aan de eisen geformuleerd in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en in aanvulling daarop aan de volgende eisen: 1. Eisen aan archeologisch depotruimte Bouwkundige voorzieningen • de vloeren, wanden en plafons zijn glad, vlak en stofvrij afgewerkt (i.v.m. ongedierte en schimmels; • de archeologische depotruimte bevat geen materialen die verontreiniging verspreiden, licht ontvlambaar zijn of insecten of micro-organismen kunnen aantrekken; • de archeologische depotruimte bevat alleen kabels, leidingen voor voorzieningen in de archeologische depotruimte zelf. Brandpreventie • de archeologische depotruimte bevat geen apparaten die brand kunnen veroorzaken (bijvoorbeeld printer, kopieermachine); • voor brandbestrijding zijn er blusmiddelen aanwezig in de vorm van slanghaspels of koolzuursneeuwblussers; Klimaatomstandigheden 1 • er is een bewaarruimte met minimale condities voor o.a. keramiek, glas, steen, bot, met een relatieve vochtigheid van 30% < RH < 65%, constant 5% en een temperatuur van 18°C +/- 3°C; • er is een bewaarruimte met relatief droge condities voor metaal en slak, met een relatieve vochtigheid van < 30% RH, constant 5% en een temperatuur van 18°C +/- 3°C; • er is een bewaarruimte met relatief vochtige condities voor o.a. leder, hout, textiel, touw, bewerkt been, gewei, barnsteen, git, met een relatieve vochtigheid van 50% < RH < 65%, constant 5% en een temperatuur van 18°C +/- 3°C. 2 Opslag opgravingsdocumentatie Het provinciebestuur van Utrecht stelt ook eisen aan de ruimte waarin documentatie wordt bewaard 2. Onder opgravingdocumentatie wordt verstaan alle foto’s, tekeningen en verslagen van een opgraving. De originele documentatie is opgeslagen in een bewaarruimte die aan volgende eisen voldoet:
Prov. blad 2012, 14 – pag. 5 –
• er is een bewaarruimte met minimale condities voor originele documentatie op papier, tekenfolie e.d. met een relatieve vochtigheid van 55% < RH < 65%, constant ± 5% en een temperatuur van 15°C ± 3°C; • er is een bewaarruimte met minimale condities voor fotomateriaal, met een relatieve vochtigheid van < 35% RH, constant ± 5%, en een temperatuur van 15°C ± 3°C. Een digitale- of analoge kopie van de opgravingsdocumentatie bevindt zich elders. 3. Eisen aan depotbeheer Verder stelt het provinciebestuur de volgende eisen aan de organisatie van het depotbeheer: • De gemeente geeft onder voorwaarden vondsten in bruikleen; • De depotbeheerder van de gemeente houdt een administratie bij van de verleende bruiklenen; • De depotbeheerder van de gemeente houdt een administratie bij van de kwaliteitscontroles van kwetsbare vondsten. Toelichting op de Beleidsregel Aanwijzing Gemeentelijke Depots Bodemvondsten Provincie Utrecht Met de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) per 1 september 2007 is de rol van de provincie op het gebied van archeologische monumentenzorg veranderd. De provincies zijn eigenaar geworden van de archeologische vondsten verkregen uit opgravingen binnen de provincie en verantwoordelijk geworden voor de opslag van deze archeologische vondsten. De Provincie Utrecht beheert hiervoor een Provinciaal Depot Bodemvondsten. De reden dat deze verantwoordelijkheid naar de provincies is gegaan en niet naar de gemeenten is dat de “bewaar- en ontsluitingsfunctie van bewaarplaatsen jegens de wetenschappelijk onderzoeker, de amateurarcheoloog en het publiek alleen inhoudelijk goed tot zijn recht kan komen, als er geen sprake is van een al te grote versnippering. Een goed functionerend Depot Bodemvondsten vraagt een zekere schaal, zowel qua menskracht als qua fysieke omstandigheden (ruimte, inrichting, klimaatbeheersing).”3 In de Monumentwet 1988 is ook een mogelijkheid gecreeerd voor gemeenten om een eigen depot te houden. Gedeputeerde Staten hebben de bevoegdheid gekregen om op verzoek van Burgemeester en Wethouders het gemeentelijke archeologische depot in de betreffende gemeente aan te wijzen4. Dit betekent dat Gedeputeerde Staten ter wille van het behoud van kwaliteit en schaal kunnen bepalen welke gemeenten voor het houden en onderhouden van hun eigen Depot Bodemvondsten in aanmerking komen. Echter “een besluit om een bestaand gemeentelijk depot niet aan te wijzen … kan … alleen worden genomen als daartoe zwaarwegende redenen zijn."5
Prov. blad 2012, 14 – pag. 6 –
In de provincie Utrecht beschikken op dit moment alleen de gemeente Utrecht en de gemeente Amersfoort over een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten. De provincie Utrecht streeft naar handhaving van beide archeologische depots. Om versnippering van documentatie en vondsten zoveel mogelijk te beperken, heeft de provincie besloten dat alleen de gemeente Utrecht en de gemeente Amersfoort een verzoek kunnen indienen. De provincie heeft de vrijheid om voorwaarden te formuleren waaraan de Gemeentelijke Depots bodemvondsten dienen te voldoen bij aanwijzing. De Provincie Utrecht heeft er voor gekozen aanvullend op de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) nadere eisen te stellen voor een vanuit behoud en beheer verantwoorde opslag van archeologische vondsten en documentatie. Wanneer niet wordt voldaan aan de door Gedeputeerde Staten gestelde eisen geeft Gedeputeerde Staten een aanwijzing onder voorbehoud. Deze geeft de gemeente een jaar de tijd het depot op orde te krijgen. De provincie is met het aanwijzen van de Gemeentelijke Depots Bodemvondsten ook verantwoordelijk geworden voor het toezicht op deze depots. De Provincie Utrecht kiest daarom voor de aanwijzing van een Gemeentelijk Depot Bodemvondsten voor bepaalde tijd te verlenen, waarna de gemeente om verlenging kan verzoeken. Hiermee heeft de provincie een middel het toezicht uit te voeren. 1 Deze eisen aan de klimaatomstandigheden staan als aanbeveling in de KNA en zijn als eis in dit document opgenomen. 2 Opgravingdocumentatie is immers uniek bronmateriaal, dat duurzaam moet worden bewaard omdat het na een opgraving samen met de vondsten het enige overblijfsel is van het bodemarchief. Brochures van de rijksarchiefdienst “Bouw en inrichting archiefruimten en archiefbewaarplaatsen”en brochure ”Van regels naar kennis’ bij de introductie van drie nieuwe ministeriele regelingen voor archiefvorming en archiefbeheer”. 3 Memorie van Toelichting Wet op de Archeologische Monumentenzorg 4 Wamz, Specifiek artikel 51 lid 2 “op verzoek van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten in de desbetreffende gemeente een depot aanwijzen waarin roerende monumenten die zijn gevonden bij het doen van opgravingen kunnen worden opgeslagen op een wijze die uit een oogpunt van behoud en toegankelijkheid verantwoord is”. 5 Memorie van Toelichting Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Prov. blad 2012, 14 – pag. 7 –