Provinciaal 10-puntenprogramma: een actieplan tegen wateroverlast De provincie Vlaams-Brabant stelt een reeks van 10 maatregelen voor die zullen resulteren in het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en het maximaal indijken van de gevolgen van wateroverlast. De voorgestelde maatregelen hebben tevens tot doel het maximaal gebruiken/hergebruiken van hemelwater te stimuleren en de waterkwaliteit te verbeteren. Dit 10-punten programma verwoordt de voornaamste accenten die de provincie tijdens de huidige legislatuur wil leggen in haar waterbeleid. De realisatie ervan veronderstelt een integrale/geïntegreerde aanpak zowel binnen de provincie (samenwerking met o.a. de diensten ruimtelijke ordening en leefmilieu) als daarbuiten. De provincie zal het voortouw nemen bij de uitvoering van dit programma maar wenst zeer duidelijk dat alle actoren hun verantwoordelijkheid opnemen in de strijd tegen wateroverlast. De provincie wil samen met de andere overheden-waterbeheerders een duidelijk engagement aangaan ten overstaan van haar inwoners. Het 10-puntenprogramma bestaat uit een mengeling van instrumenten (informatie, reglementering, subsidiëring, uitvoeren van werken, …). 1. Creëren en ondersteunen van permanente overlegstructuren met alle betrokkenen Een belangrijke vereiste voor het welslagen van het preventief waterbeleid is een permanent overleg met alle betrokkenen met als doel de bestaande (en de te verwachten) problemen zo goed mogelijk in te schatten en die problemen vervolgens zo adequaat mogelijk aan te pakken. Bij dit overleg worden alle relevante overheidsinstanties en doelgroepen betrokken: gemeentebesturen, AMINAL (water, natuur, land), polders en wateringen, AROHM, Aquafin, landbouwers, … Er bestaan reeds een aantal overlegstructuren waaraan de provincie actief meewerkt of waarvoor zij zelf het initiatief neemt: - Bekkencomités: de bekkencomités bestaan reeds een aantal jaren. Binnen deze structuren zijn een aantal thematische (waterkwantiteit, waterkwaliteit, technische plannen Aquafin, ..) en een aantal ad-hoc werkgroepen actief. De knelpunten m.b.t. de bekkenwerking zijn te weinig participatie vanuit de gemeentebesturen, geen juridische basis voor de werking, de werking is afhankelijk van de inzet van de bekkencoördinator, geen personeel en middelen voor de bekkenwerking, … - Lokaal wateroverleg rond modelleringstudies: Aminal, Afdeling Water heeft de laatste jaren een groot aantal modelleringstudies (zie punt 9) opgestart, een aantal ook in samenwerking met de provincie. Elke studie wordt begeleid door een lokaal wateroverleg. Voordelen van deze overlegvorm: de groep betrokken actoren is veel kleiner en er wordt actief rond een bepaald stroomgebied en de wateroverlast problemen in dat gebied gewerkt. De betrokkenheid van o.a. gemeentebesturen is hier veel hoger. Het instrument modellering biedt bovendien heel wat mogelijkheden naar het objectief kwantificeren van de problemen en de oplossingen. Nadelen: het lokaal wateroverleg is niet gebiedsdekkend. De studies beperken zich voornamelijk tot waterlopen van 1ste en 2de categorie. - Provinciale werkgroep erosie : de werkgroep coördineert het beleidsvoorbereidende werk rond erosiebestrijding. In deze werkgroep zijn naast een aantal provinciale diensten ook de VLM, Aminal afdeling Land, afdeling Water en vertegenwoordigers van enkele gemeenten (Life-projecten) opgenomen. Deze werkgroep geeft uitvoering aan actie 127 van het provinciaal milieubeleidsplan.
10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.1
-
Provinciale werkgroep ruimtelijke ordening: de werkgroep staat in voor de beleidsvoorbereiding rond een aantal water-thema's die voornamelijk met ruimtelijke ordening te maken hebben (o.a. acties 80-81-83-86 van het provinciaal milieubeleidsplan). De werkgroep is samengesteld uit enkele medewerkers van verschillende diensten van de provincie, AROHM en enkele gemeenten.
Nieuw initiatief: Lokaal waterbeleidsoverleg: éénmaal per jaar wenst de provincie rechtstreeks overleg te voeren met de beleidsverantwoordelijken van de gemeenten en met de polders en wateringen over het 10-puntenprogramma en aanverwante materies. Het lokaal waterbeleidsoverleg moet een forum zijn om het beleid van de provincie te bespreken en te zorgen voor terugkoppeling vanuit de gemeenten, de wateringen, …. Daarnaast worden projecten en initiatieven van de andere actoren toegelicht en besproken en worden ervaring en know how uitgewisseld. Aminal Water wordt eveneens uitgenodigd (eventueel als mede initiatiefnemer). De gedeputeerde bevoegd voor waterlopen zit de vergaderingen voor. 8 gebieden, groepen van gemeenten (deelbekkens maar binnen de provinciegrenzen) werden gevormd (zie bijlage) die zoveel mogelijk overeenstemmen met de bestaande indeling van het lokaal wateroverleg. Concrete problemen kunnen worden aangekaart maar worden verder uitgewerkt ofwel rechtstreeks tussen provinciale en gemeentelijke ambtenaren, ofwel in een bestaand (lokaal water)overleg, ofwel wordt (en slechts in laatste instantie) een nieuw (lokaal water)overleg opgestart. 2. Maatregelen m.b.t. het opvangen en hergebruiken van hemelwater bij woningen Het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1999 regelt de subsidies aan gemeenten voor de aanleg van riolering. Een voorwaarde voor deze subsidie is het opstellen van een gemeentelijke bouwverordening voor het installeren van een hemelwaterput bij (ver)nieuwbouw. Optie 10 uit het gemeentelijk milieuconvenant 2000-2001 stimuleert het integraal rioleringsbeleid op gemeentelijk niveau (hergebruik/infiltratie van hemelwater en individuele waterzuivering). Gemeentelijke verordeningen en subsidiebesluiten die werden opgemaakt n.a.v. optie 10 van het gemeentelijk milieuconvenant 2000-2001 en n.a.v. de subsidies voor rioleringsprojecten bevatten vaak meerdere bepalingen binnen dezelfde verordening. Bij de vergelijking van deze verordeningen onderling, is de verscheidenheid aan combinaties van bepalingen opvallend. In sommige verordeningen wordt er een verplichte gescheiden aansluiting op het gemeentelijk rioleringsstelsel vermeld, maar niet altijd is de gemeente reeds uitgerust met een gescheiden stelsel. Soms is ook een buffering van grote verharde oppervlaktes in de verordening opgenomen, maar niet steeds verplichtend (grote verharde oppervlaktes ‘kunnen’ gebufferd worden). Aansluitend bij de verordening is soms een reglementering voor individuele voorbehandeling opgenomen, evenals een subsidiëring. Hetzelfde geldt voor hergebruik van het regenwater in de woning. Daar bovenop kwam het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake hemelwaterputten d.d. 29 juni 1999. Het besluit beperkt zich tot ééngezinswoningen, terwijl dit slechts een onderdeel betreft van de totale dakoppervlaktes van de bebouwing. Het besluit handelt over bouwen of herbouwen. Uitbreiden of verbouwen is niet opgenomen in het betrokken besluit. Het besluit geeft enkele richtlijnen voor de eisen waaraan een hemelwaterput dient aan te voldoen. Aan de 10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.2
verordening zijn geen subsidies verbonden. Hergebruik van het water is niet verplicht. Deze verordening is een goede start, maar het kan beter. Indien hergebruik van regenwater niet wordt opgelegd en/of aangemoedigd zorgen permanent gevulde regenwaterputten dat de verordening zijn doel compleet voorbij schiet. Uit een stand van zaken opgemaakt op 1 mei 2001, blijkt dat een twintigtal gemeenten in Vlaams-Brabant een bouwverordening hebben met toepassing van optie 10 van het milieuconvenant (waarschijnlijk heeft de meerderheid van de gemeenten deze verordening; hebben nog niet allemaal gereageerd op onze vraag). Een vijventwintigtal besturen beschikt reeds over een gemeentelijk subsidiereglement voor de bouw van een hemelwaterinstallatie. Vanuit de provinciale overheid kan er initiatief genomen worden op tweeërlei vlak: 1. Voor nieuwbouw, uitbreiding of verbouwing van andere dan ééngezinswoningen wordt een eigen provinciale verordening uitgevaardigd, dit als voorbode (en in afwachting) van een nieuw Vlaams initiatief. 2. Reeds bestaande gemeentelijke subsidiereglementen worden op basis van hun effectieve resultaten getoetst. In kader van het op te richten lokaal waterbeleidoverleg kunnen aan gemeenten die een reglement wensen in te voeren, de nodige tips gegeven worden, hierbij steeds rekening houdend met de bepalingen van optie 10 van het gemeentelijk milieuconvenant 2000-2001. Daarnaast zijn allerlei sensibilisatiecampagnes rond rationeel watergebruik reeds gepland voor dit jaar (actie 89 provinciaal milieubeleidsplan 2000 – 2004): - Grote campagne rond het gebruik van spaardouchekoppen (gericht op ganse bevolking) met de nodige randsensibilisatie over spaarzaam omgaan met water, - Uitgave van brochure ‘gebruik van hemelwater’ en ‘waterbesparende technieken’ : deze brochures worden gemaakt in een oplage van ca. 13.000 exemplaren en verspreide via de gemeenten (bibliotheek, infobalies gemeentehuizen, …) waarde geïnteresseerde burger ze kunnen meenemen - Uitgave draaiboek ‘rationeel watergebruik’ : dit zijn leidraden, opgesteld door de provincie, bestemd voor gemeenten en gemeentelijke milieuadviesraden, i.f.v. de organisatie op lokaal niveau van infovergaderingen op 2 sporen : een meer vulgariserend voor het ruime publiek en een meer technisch voor de actieve geïnteresseerden : voor het inhoudelijke luik kan men dan externe deskundigen aanspreken waarmee de provincie voorafgaandelijk afspraken heeft gemaakt (cf. de bestaande draaiboeken ‘rationeel energiegebruik’ en ‘kleinschalige waterzuivering’, ook beschikbaar op de provinciale website) 3. Afkoppelen van grote verharde oppervlakten / gebruik van doorlaatbare verhardingsmaterialen / verplichte opvang en hergebruik van regenwater Het snel afvoeren van het regenwater via verharde oppervlakten en gemengde rioleringen (afvalwater en regenwater samen in één riolering), zoals dat nu meestal gebeurt, heeft een negatieve invloed op de waterbalans. Regenwater kan niet meer infiltreren naar het grondwater, omdat er teveel verharde oppervlakte is die afstroming geeft naar de riolering. Op veel plaatsen leidt dit tot een verlaging van de grondwatertafel. Zo ontstaat een verdroging van het milieu en is er ook minder grondwater beschikbaar voor bijvoorbeeld drinkwaterproductie. Bij hevige regenval kan het rioleringsstelsel het water niet verwerken. Vervuild water uit gemengde rioleringen gaat dan overstorten in het oppervlaktewater. De inspanningen die gedaan worden om het oppervlaktewater zuiver te houden, worden zo gedeeltelijk tenietgedaan.
10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.3
Afvalwater dat verdund wordt met regenwater kan minder efficiënt gezuiverd worden. Veel bestaande rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) halen daarom een laag rendement. Ook het water dat gescheiden wordt afgevoerd, kan nog voor problemen zorgen. Regenwater dat te snel afstroomt kan stroomafwaarts voor overstromingen zorgen. Om bovenstaande redenen wil men het regenwater zoveel mogelijk afkoppelen van de riolering. De grootste voorkeur gaat steeds uit naar het ter plaatse hergebruiken van het regenwater (toiletspoeling, productiewater, schoonmaken, …). Indien dit niet mogelijk is, moet het regenwater maximaal de mogelijkheid krijgen om in de grond te dringen (infiltratie). In laatste instantie pas komt de vertraagde afvoer van het regenwater via een bij voorkeur open grachtenstelsel naar het oppervlaktewater. Voor nieuw aan te leggen verharde oppervlakten vaardigt de provincie een eigen stedenbouwkundige verordening uit. Bovendien zal bij het afleveren of vernieuwen van milieuvergunningen eveneens maximaal met voornoemde principes worden rekening gehouden. In verband met het nemen van maatregelen met betrekking tot bestaande grote verharde oppervlakken zijn er een aantal praktische moeilijkheden. Doelgroepen zijn verscheiden, alternatieven zijn vaak niet realiseerbaar of zeer duur, de impact van een aantal maatregelen op het beoogd gedrag is niet altijd duidelijk. Op basis van ervaringen voortkomend uit een aantal bestaande projecten, voornamelijk in Nederland) moet getracht worden een instrumenten-pakket voor de lokale besturen samen te stellen. Doelgerichte sensibilisering, voorstellen tot subsidiëren en desnoods fiscale reglementen moeten de gemeenten helpen eigenaars ertoe aan te zetten de nodige aanpassingen aan bestaande verharde oppervlakten aan te brengen. In het kader van het lokaal wateroverleg worden deze instrumenten aan de gemeenten voorgesteld en hun (mogelijke) impact ervan toegelicht. 4. Maatregelen m.b.t. de afvloeiing van hemelwater op landbouwgronden Landbouwgronden en akkers vormen duidelijk een heel groot probleem. Onder meer omwille van onaangepaste teelttechnieken wordt de waterafvloeiing ongunstig beïnvloed. Het hemelwater krijgt de kans niet om in de bodem te dringen, wordt langs ongewenste kanalen en geulen vaak met een geweldige kracht weggeleid, terwijl massa's slib meesleurend. Dit is het fenomeen van de watererosie, de belangrijkste vorm van bodemerosie. Andere boosdoeners (andere dan verkeerde teelt- en landbewerkingstechnieken) zijn het verwijderen van natuurlijke waterremmers, zoals bufferstroken, kleine landschapselementen … Om het erosieprobleem aan te pakken zijn brongerichte maatregelen noodzakelijk. Maatregelen kunnen betrekking hebben op: - de wijze van ploegen - het gebruik van bepaalde teelten op hellingen vanaf een bepaald percentage hellingsgraad - het gebruik van groenbemesters van onderinzaai, van bodembedekkers - de manier van inzaaien - het behoud van plaatselijke taluds en microreliëf - het aanleggen van bufferstroken dwars op de helling of langs percelen - …. Bij de aanpak van deze problematiek worden twee doelgroepen betrokken: de gemeenten en de landbouwers.
10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.4
De Vlaamse overheid, Aminal Afdeling Land, biedt via een subsidiebesluit de mogelijkheid aan gemeenten om een erosiebestrijdingsplan voor hun grondgebied op te maken en om erosiebestrijdingswerken uit te voeren. Het subsidiebesluit zal normaliter in juni 2001 gepubliceerd worden. De provincie stelt voor om ter ondersteuning en aanvulling van dit gewestelijk initiatief: - provinciale informatievergaderingen omtrent het besluit te organiseren in samenspraak met Afdeling Land via de bestaande overlegstructuren die de dienst leefmilieu heeft opgezet met de gemeenten en via het lokaal waterbeleidsoverleg; - de regiowerkers leefmilieu, die binnenkort aan de slag gaan, bij hun contacten met de gemeenten nog meer informatie te laten verspreiden over de mogelijkheden van dit besluit en meezoeken/-denken rond mogelijk projectgebieden. Erosie wordt als aandachtspunt op hun agenda geplaatst. - i.s.m. de werkgroep erosie een draaiboek voor het opmaken van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan op te maken (uitbesteden als studieopdracht, welke vereistenzet je in het bestek, welke actoren betrek je best erbij, welke overlegstructuren zet je op ..) en dit vanuit de ervaringen uit lopende projecten zoals bv.Huldenberg - het Vlaamse subsidiebesluit voor te leggen aan de werkgroep erosie met als doel de werkbaarheid ervan na te gaan en aanbevelingen voor verder provinciale initiatieven hieromtrent te formuleren - de verschillende projecten in de provincie op te volgen en de informatie erover uit te wisselen tussen de getroffen gemeenten; - via de VVP zal getracht worden erosiebestrijding op te nemen in de volgende provinciale milieuconvenant Ten aanzien van de landbouwers zullen de volgende initiatieven ontwikkeld worden: - de dienst landbouw zal in eerste instantie de geplande demonstratieprojecten toespitsen op erosiebestrijding. - daarnaast zal informatie verspreid worden naar de landbouwers zelf via de landbouwregiowerkers, en via de bestaande overlegvergaderingen, ... - samenwerking opzetten om gebruik te maken van de deskundigheid en expertise bij de belangenorganisaties van de doelgroep zelf (Boerenbond, …) Na het advies van de werkgroep erosie kunnen de volgende bijkomende maatregelen opgezet worden (met bijkomende middelen: - aansturen en meefinancieren van gemeentelijke projecten (eventueel bovengemeentelijke projecten) - zelf erosiebestrijdingsplannen opmaken voor gemeenten, dus aanwerven deskundige (noot: Vlaamse overheid zou eventueel een symbolisch bedrag bijdragen) - opzetten van informatiepunten voor landbouwers 5. Creëren van overstromingsgebieden en wachtbekkens Ruimte voor water is een essentieel beleidspunt bij het aanpakken van de overstromingsproblemen. Dit is de eerste prioriteit van de provincie. Door de waterlopen opnieuw voldoende ruimte te geven zal enerzijds de wateroverlast in zijn geheel afnemen en anderzijds kan door een gericht onder water zetten van bepaalde zones de overlast in andere, bebouwde gebieden worden beperkt. De provincie heeft in dit kader een reeks van maatregelen voor waterlopen van 2de categorie. De provincie zal evenwel via overleg en sensibilisatie trachten de gemeenten te overtuigen om dezelfde principes toe te passen voor de waterlopen van 3de categorie. De bestaande vrije ruimte in de omgeving van een waterloop wordt best gevrijwaard. De instrumenten die de provincie hiervoor zal inzetten, zijn 1. het opnieuw overstroombaar maken van de beschikbare natuurlijke overstromingsgebieden; 10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.5
2. de aankoop van gronden en/of oeverstroken voor het aanleggen van wachtbekkens of met als doel het vergroten van de komberging van de waterloop zelf; 3. een provinciale stedenbouwkundige verordening i.v.m. bouwen langsheen een waterloop met als voornaamste punten: vrijhouden van de zone langs de waterloop, vermijden van terreinophoging in de onmiddellijke omgeving van de waterloop, geen ondergrondse garages bouwen in overstromingsgevoelige gebieden, .. Bij het opnieuw overstroombaar maken van natuurlijke overstromingsgebieden worden een aantal principes gehanteerd: • Gebieden die op natuurlijke wijze, d.w.z. zonder ingrepen op het terrein zelf, eventueel wel ingrepen langs of in de waterloop, maar af en toe onder water komen zonder dat daarbij schade optreedt aan gebouwen en/of gewassen: voor deze gebieden gaat de provincie er van uit dat de natuurlijke situatie wordt hersteld. Deze gronden zullen niet worden aangekocht en er wordt evenmin een overeenkomst afgesloten met de eigenaar (of pachter). In geval van overstroming kan de eigenaar eventueel een beroep doen op het rampenfonds om de schade vergoed te krijgen. Deze gebieden gelegen langsheen waterlopen van 2de categorie zullen door de bestendige deputatie worden vastgelegd. • Gebieden die op natuurlijke wijze, d.w.z. zonder ingrepen op het terrein zelf, eventueel wel in de waterloop, regelmatig zullen onder water komen: voor deze terreinen zal de provincie de eigenaar vergoeden in geval van geleden schade. Enkel in het uitzonderlijke geval het terrein quasi-permanent onder water zal staan en dus onbruikbaar wordt, kan een overeenkomst of een aankoop van de terreinen overwogen worden. De bestendige deputatie zal deze overstromingsgebieden langsheen de provinciale waterlopen vaststellen. • Gebieden die pas onder water kunnen gezet worden mits ingrepen en constructies op het terrein zelf, de aanleg van ringdijken of ontwateringssluizen bijvoorbeeld: de nodige gedeelten van deze terreinen zullen aangekocht worden, het opleggen van erfdienstbaarheden kan ook overwogen worden. De aankoop van het volledige terrein zal pas overwogen worden indien de overstromingsfrequentie zo hoog is dat de terreinen voor de eigenaar onbruikbaar worden. De provincieraad zal op voorstel van de bestendige deputatie per overstromingsgebied vaststellen welke gronden aangekocht moeten worden. Geval 1 en 2 zijn de prioriteiten, de "quick wins", op korte termijn kan hierdoor een relatief grote winst geboekt worden langsheen de provinciale waterlopen. In deze gebieden zullen bovendien de oevers van de waterlopen niet langer hersteld worden, eventuele bressen kunnen blijven bestaan, afkalving van de oevers kan, voor zover geen bebouwing in gevaar komt. De aanleg van wachtbekkens en/of het verhogen van het bergingsvermogen van de waterloop is een tweede optie. De realisatie van een wachtbekken zal immers heel wat meer tijd vragen: aankoop van de gronden, vergunningen voor de uitvoer van de werken, opmaken van een ontwerp, … In een latere fase zal een provinciale verordening worden opgemaakt die strikte regels oplegt aan het bouwen langsheen waterlopen. Op die manier wil de provincie voorkomen dat beschikbare ruimte volledig verloren gaat en dat onnodige risico's worden genomen. De verordening zal begeleid/voorafgegaan worden door een informatiecampagne en brochure over 'wonen in de nabijheid van een waterloop" 6. Bufferen van overstorten
10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.6
Bij de bespreking van de technische plannen van Aquafinprojecten (in het bekkencomité of rechtstreeks met het studiebureau aangeduid door Aquafin) wordt door de dienst waterlopen de bouw van overstorten kritisch bestudeerd. Indien de overstortdebieten niet kunnen verwerkt worden door de waterloop, wordt de nodige buffering gevraagd en zelfs geëist in het kader van de aflevering van een machtiging. Deze buffercapaciteit zal tevens het overstorten van vervuild rioolwater en –slib in de waterloop beperken. De vraag wordt echter in eerste instantie gesteld vanuit een bezorgdheid rond waterkwantiteit en wateroverlast. (opmerking: Indien regenwater voldoende wordt afgekoppeld van het rioleringsstelsel, moeten minder overstorten gebouwd worden en/of zullen deze minder in werking treden.) Het aanleggen van bijkomende bufferbekkens of het verhogen van de buffercapaciteit van de collectoren verhoogt het budget van een project. Daarenboven worden door Aquafin vaak ten onrechte dure oplossingen voorgesteld, betonnen bakken i.p.v. open grachten. Het Vlaams gewest wenst de rioleringsbudgetten prioritair aan waterkwaliteit te besteden en niet aan waterkwantiteit. Er stelt zich op dat vlak een probleem waarover al enkele malen overleg gepleegd werd tussen provincie Vlaams-Brabant en het gewest. De provincie blijft evenwel streng en kritisch de projecten evalueren, zal haar vragen/eisen afdoende motiveren (o.a. met gegevens van modelleringstudies zie verder) en zal mee zoeken naar de goedkoopste oplossingen om de gestelde problemen aan te pakken. Dezelfde strenge analyse wordt gemaakt bij het evalueren van gemeentelijke rioleringsprojecten (via ambtelijke commissie). Ook hier zal de provincie samen met de gemeente (en het studiebureau) op zoek gaan naar de meest aangewezen oplossing. 7. Ruimen en onderhouden van provinciale waterlopen Een goed onderhoud van de waterlopen is noodzakelijk. De invulling van het begrip goed onderhouden is sterk geëvolueerd. Een van de doelstellingen bij het onderhoud van waterlopen is het vermijden van wateroverlast. De waterafvoer versnellen is echter niet steeds de beste optie. Onderhoudswerken zullen ook de waterkwaliteit gunstig beïnvloeden. De onderhoudswerken worden tevens met de nodige omzichtigheid uitgevoerd, zodat geen schade toegebracht wordt aan de natuurlijke kenmerken van de waterloop en zijn omgeving, er worden bijvoorbeeld geen machinale ruimingwerken uitgevoerd in natuurgebieden. De periode waarin bepaalde werken kunnen/mogen worden uitgevoerd, werd bepaald met het oog op een maximale bescherming van de natuur. De oppervlakkige ruimingwerken en/of de grondige ruimingen worden uitgevoerd tussen 1 oktober tot 1 maart. Maaien kan tussen 1 oktober en 31 oktober en tussen 15 juni en 15 juli. In uitvoering van het provinciaal reglement op de waterlopen wordt deze ruimingsperiode eveneens opgelegd aan de gemeenten voor het onderhoud van de waterlopen van 3de categorie. De gemeenten zullen deze informatie meedelen aan de bevolking. De provincie brengt de gemeenten op de hoogte van de uitvoering van onderhoudswerken aan waterlopen van 2de categorie in de gemeente. Tijdens het lokaal waterbeleidsoverleg zullen met de gemeenten afspraken gemaakt worden rond het doorspelen van eventuele klachten van omwonenden, zodat de reactiesnelheid kan opgevoerd worden. Gemeenten worden op vrijwillige basis uitgenodigd de provinciale werken te volgen. Er zijn meerdere soorten onderhoudswerken: oppervlakkige en grondige ruimingen van de waterloop, herstellingswerken aan de waterloop, maaien van de oever, de taluds en/of de bodem. Onder oppervlakkige ruiming verstaat men het wegnemen van hinderlijke materialen en voorwerpen (zwerfvuil, takken, …). Bij een grondige ruiming zal men eveneens het slib uit de waterloop verwijderen. De oppervlakkige ruimingwerken worden steeds uitgevoerd van stroomaf- naar stroomopwaarts. De uitvoering gebeurt enkel tijdens periodes met normale waterstand en bij 10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.7
voldoende (normale) helderheidgraad van het beekwater. Alle af te voeren ruimingproducten worden onmiddellijk verzameld en afgevoerd. Zones met water- en oeverplanten, zoals drasbermen, plasbermen en rietzones, worden niet gemaaid. Het maaien van de bodemvegetatie gebeurt alternerend, zodat een derde van de bodemvegetatie behouden blijft. Een grondige ruiming wordt pas uitgevoerd wanneer het strikt noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor de goede afvoer van de waterloop. Iedere slibruiming wordt voorafgegaan door een monstername van de te ruimen specie. Een erkend laboratorium wordt ingeschakeld om het slib te analyseren. Op basis van de analyseresultaten bepaalt de OVAM de mogelijke bestemmingen van het ruimingslib op basis van het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en Hergebruik (VLAREA). De hele procedure is vrij omslachtig en de gehanteerde normen in VLAREA zijn erg streng. De kosten voor het uitvoeren van grondige ruimingswerken zijn dan ook sterk toegenomen. Sinds de invoering van deze reglementering in 1998 wordt gewerkt aan een herziening die zowel een aantal administratieve procedures moet vereenvoudigen als de normen meer wetenschappelijk zal onderbouwen. Bij de herstellingswerken worden zoveel mogelijk de principes van NTMB (natuurtechnische milieubouw) toegepast. Alle werken worden zo intensief mogelijk gevolgd, er wordt vooral toegekeken op het toepassen van milieuvriendelijke technieken. Bij het opmaken van de bestekken zullen de voorgeschreven werken of te gebruiken technieken aangepast worden aan de omgeving (natuurgebied, woonzone, …) De provinciale beleidsopties zullen tijdens het waterbeleidsoverleg uitgebreid aan bod komen met als doel om ook de gemeenten, polders en wateringen te overtuigen deze principes toe te passen. 8. Beperken van overwelvingen en herwaarderen van open grachten Overwelfde grachten en waterlopen hebben een negatief effect op zowel de waterkwantiteit als de waterkwaliteit. Het beperken van overwelvingen en het streven naar open grachten en waterlopen is daarom reeds enkele jaren een belangrijke beleidsoptie van de provincie. Een aantal bestaande initiatieven worden verder gezet. De aanleg van nieuwe overwelvingen wordt beperkt zowel in lengte (5 m. voor een toegang tot een perceel) als in tijd (tijdelijke bestrijding van geurhinder in afwachting van de aanleg van riolering). Bij grote infrastructuurwerken (rioleringswerken, verbeteringswerken aan waterlopen) worden zoveel mogelijk oude overwelvingen weggenomen en waterlopen in open bedding aangelegd. Dit principe geldt ook bij de aanleg van gescheiden rioleringsstelsels. Waar mogelijk wordt de RWA (regenwaterafvoer) als open gracht uitgevoerd. De provincie kijkt hierop via de ambtelijke commissie nauwlettend toe en zal de gemeenten sensibiliseren en ze steunen bij de uitvoer van dergelijke projecten Nieuwe accenten hebben te maken met het verwijderen van hinderlijke overwelvingen. Tot nu toe werd streng opgetreden bij aanvragen voor de aanleg van een nieuwe overwelving. Bestaande lange en hinderlijke overwelvingen al dan niet vergund werden ongemoeid gelaten. Dit zorgt voor wrevel bij de aanvragers 'bij mijn buur kan het wel!'.
10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.8
Daarom wil de provincie initiatieven ondernemen om actief ‘hinderlijke’ overwelvingen verwijderen. In eerste instantie zal uitdrukkelijk gevraagd worden bedoelde overwelvingen weg te nemen. Daar waar nodig en mogelijk, worden de overwelvingen eigenhandig verwijderd. In andere gevallen worden juridische stappen ondernomen om de eigenaar te dwingen de hinderlijke overwelving weg te halen. 9. Modelleringstudies als onderbouwing van het waterkwantiteitsbeleid In de modelleringstudies wordt het hydrologisch (neerslag - afvoer) van een stroomgebied en het hydraulisch (debieten, waterhoogten) gedrag van de daarin gelegen waterlopen onderzocht en nagebootst. Het doel van de studies is om de huidige situatie te begrijpen en het effect van toekomstige ingrepen zoals de aanleg van overstromingszones of de bouw van riooloverstorten te kunnen begroten. Het modelleren van één enkele waterloop is minder zinvol dan een gans stroomgebied(je) in één keer aan te pakken. Het Vlaams gewest beschikt over heel wat know how op dat vlak, een samenwerking is essentieel. Een studie bestaat uit: - Detailopmetingen van waterlopen, kunstwerken en overstromingszones (provincie, gewest) - Modelleringstudies (gewest, samenwerkingsovereenkomst) - Lokaal wateroverleg - Scenarioanalyse om oplossingen te zoeken en te evalueren De bedoeling is om in samenwerking met Aminal, afdeling water, de belangrijkste stroomgebieden (probleemgebieden) in onze provincie aan te pakken. Op die manier kunnen problemen op een onderbouwde manier aangepakt worden en nieuwe problemen voorkomen worden. De lijst van de reeds uitgevoerde studies is als bijlage bijgevoegd. Voor die gebieden waar er geen interesse is vanuit het gewest zal een andere oplossing moeten uitgewerkt worden. De provincie werft twee stafmedewerkers waterlopen aan met kennis van de gebruikte modelleringstechnieken die kunnen instaan voor het verder zetten, de uitbreiding, de opvolging en de uitvoering van de resultaten van de studies. 10. Maatregelen m.b.t. de waterzuivering De hoofdbedoeling van het 10-puntenprogramma is wateroverlast bestrijden. Maar de provincie voert sedert een 6-tal jaren een integraal waterloopbeleid en wil dus ook bij de bestrijding van wateroverlast de waterkwaliteit, de structuurkenmerken van de waterloop en het leefmilieu in de nabijheid van de waterloop verbeteren en versterken. Bij elk van de hoger vermelde punten wordt maximaal rekening gehouden met kwaliteits- en ecologische eisen. Daarnaast zijn er nog een aantal specifieke initiatieven waarbij de waterkwaliteit centraal staat: - Subsidiereglement watermolens (weinig succesvol) - Subsidiereglement kleinschalige waterzuivering: dat qua procedure en inhoud zal bijgestuurd worden - Adviezen rioleringsprojecten Aquafin (via bekkencomité) en gemeenten (via ambtelijke commissie) Andere mogelijkheden die in de loop van deze legislatuur zullen worden uitgewerkt (acties uit provinciaal milieubeleidsplan): - Via overleg met de gemeenten knelpunten opsporen en aanpakken (op subsidieprogramma rioleringsprojecten met gewestbijdrage brengen…) 10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.9
-
Acties i.s.m. de gemeenten rond de verplichte aansluiting op de bestaande riolering …
10-puntenprogramma intergraal waterbeheer (versie 30.05.01)
p.10